ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 319

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
17 september 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 319/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7300 — COFCO/Noble Agri) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 319/02

Wisselkoersen van de euro

2

2014/C 319/03

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 maart 2014 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39610(1) Stroomkabels — Rapporteur: Denemarken

3

2014/C 319/04

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 31 maart 2014 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39610(2) Stroomkabels — Rapporteur: Denemarken

4

2014/C 319/05

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Stroomkabels (AT.39610)

5

2014/C 319/06

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 2 april 2014 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39610 — Stroomkabels) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2139 final)

10

 

Rekenkamer

2014/C 319/07

Speciaal verslag nr. 10/2014 De doeltreffendheid van de steun van het Europees Visserijfonds voor aquacultuur

16

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2014/C 319/08

Oproep tot het indienen van sollicitaties voor de selectie van op persoonlijke titel te benoemen deskundigen

17

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2014/C 319/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7392 — Advent International/Corialis) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

22

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 319/10

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7300 — COFCO/Noble Agri)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 319/01

Op 12 september 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32014M7300. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/2


Wisselkoersen van de euro (1)

16 september 2014

2014/C 319/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2949

JPY

Japanse yen

138,67

DKK

Deense kroon

7,4448

GBP

Pond sterling

0,79920

SEK

Zweedse kroon

9,2376

CHF

Zwitserse frank

1,2085

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,2790

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,555

HUF

Hongaarse forint

314,35

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,1956

RON

Roemeense leu

4,4145

TRY

Turkse lira

2,8635

AUD

Australische dollar

1,4340

CAD

Canadese dollar

1,4297

HKD

Hongkongse dollar

10,0370

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5866

SGD

Singaporese dollar

1,6326

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 341,66

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,1811

CNY

Chinese yuan renminbi

7,9578

HRK

Kroatische kuna

7,6200

IDR

Indonesische roepia

15 483,02

MYR

Maleisische ringgit

4,1745

PHP

Filipijnse peso

57,327

RUB

Russische roebel

50,0160

THB

Thaise baht

41,748

BRL

Braziliaanse real

3,0322

MXN

Mexicaanse peso

17,1260

INR

Indiase roepie

79,0867


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/3


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 maart 2014 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39610(1) Stroomkabels

Rapporteur: Denemarken

2014/C 319/03

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de mededingingsbeperkende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen vormen in de zin van artikel 101 VWEU.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie van de omvang van de product- en de geografische markt waarop de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, hebben deelgenomen aan een enkele en voortdurende inbreuk in de zin van artikel 101 VWEU met betrekking tot ondergrondse en onderzeese hoogspanningskabels.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot doel hadden de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar ongunstig konden beïnvloeden.

6.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de Commissie territoriaal bevoegd is tot toepassing van artikel 101 VWEU.

7.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie van de duur van de inbreuk (1).

8.

Het Adviescomité is het eens met het ontwerpbesluit van de Commissie wat de adressaten van het besluit betreft.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

10.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


(1)  Nadat de Commissie tijdens de tweede bijeenkomst van het Adviescomité toelichtingen had gegeven, trok de mededingingsautoriteit van één lidstaat haar eerdere onthouding met betrekking tot vraag 7 in.


17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/4


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 31 maart 2014 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39610(2) Stroomkabels

Rapporteur: Denemarken

2014/C 319/04

(1)

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie bepaalde waarde van de verkopen.

(2)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de tijdvakken die in aanmerking moeten worden genomen voor het opleggen van de geldboeten.

(3)

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie vastgestelde basisbedragen van de geldboeten.

(4)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de in deze zaak van toepassing zijnde verzachtende en verzwarende omstandigheden.

(5)

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste vermindering van de geldboeten op grond van de clementieregeling van 2006.

(6)

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie van het verzoek wegens onvermogen om te betalen.

(7)

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie vastgestelde definitieve bedragen van de geldboeten.

(8)

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Stroomkabels

(AT.39610)

2014/C 319/05

I.   INLEIDING

1.

De zaak betreft een nagenoeg wereldwijd kartel op de markten voor onderzeese en ondergrondse stroomkabels, waarbij de volgende ondernemingen betrokken zijn: Nexans (2); Prysmian en haar vroegere moedermaatschappijen, Pirelli en Goldman Sachs (3); JPS en haar moedermaatschappijen in de gemeenschappelijke onderneming, Hitachi en Sumitomo (4); Viscas en haar moedermaatschappijen in de gemeenschappelijke onderneming, Furukawa en Fujikura (5); ABB (6); Brugg (7); Silec, haar huidige moedermaatschappij, General Cable, en haar voorgangster en vroegere moedermaatschappij, Safran (8); EXSYM en haar moedermaatschappijen van de gemeenschappelijke onderneming, Showa en Mitsubishi (9); LS Cable (10); Taihan (11); en NKT (12) (samen „de adressaten van het besluit”).

II.   PROCEDURE

1.   Onderzoek

2.

Het onderzoek werd ingeleid op basis van een verzoek om immuniteit dat op 17 oktober 2008 door ABB werd ingediend op grond van de clementieregeling (13). ABB kreeg voorwaardelijke immuniteit op 22 december 2008. De Commissie voerde onaangekondigde inspecties uit in de kantoren van Nexans en Prysmian van 28 januari tot en met 3 februari 2009. Op 2 februari 2009 en 20 april 2009 verzochten JPS (samen met haar moedermaatschappijen Sumitomo en Hitachi) en Mitsubishi respectievelijk om vermindering van de geldboeten overeenkomstig de clementieregeling. Op 29 juni 2011 deelde de Commissie aan Mitsubishi mee dat zij tot de voorlopige conclusie was gekomen dat Mitsubishi geen bewijsmateriaal had verstrekt dat een significant toegevoegde waarde had vergeleken met het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte.

3.

Prysmian en Nexans dienden bij het Gerecht beroepen tot nietigverklaring van de inspectiebeschikkingen van de Commissie in. Bij arresten van 14 november 2012 (14) stelde het Gerecht vast dat de Commissie vóór de vaststelling van de inspectiebeschikking wel over voldoende ernstige aanwijzingen beschikte om een inspectie te gelasten die betrekking had op onderzeese en ondergrondse hoogspanningskabels en de daarmee verband houdende apparatuur. Het Gerecht verklaarde derhalve de inspectiebeschikkingen met betrekking tot Nexans en Prysmian nietig voor zover die betrekking hadden op andere stroomkabels dan onderzeese en ondergrondse stroomkabels en de daarmee verband houdende apparatuur. Op 15 maart 2013 stelde Nexans een hogere voorziening in tegen het arrest van het Gerecht in zaak T-135/09 (15). Op het moment waarop dit verslag wordt geschreven, is die hogere voorziening nog steeds hangende.

2.   Mededeling van punten van bezwaar

4.

Op 30 juni 2011 zond de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan de adressaten van het besluit en naar één andere partij (samen „de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar”).

5.

De Commissie stelde dat van 18 februari 1999 tot en met 28 januari 2009 de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar deelnamen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen om markten en afnemers onder elkaar te verdelen en prijzen te handhaven die hoger waren dan het concurrentieniveau voor projecten met onderzeese en ondergrondse stroomkabels. Volgens de voorlopige bevindingen van de Commissie spraken de Europese en de Aziatische producenten af om niet met elkaar te concurreren op elkaars grondgebied en verdeelden de Europese leveranciers voor projecten binnen de EER grondgebieden en afnemers onder elkaar. Die gedraging werd beschouwd als een complexe, enkele en voortdurende inbreuk in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

3.   Toegang tot het dossier/vertrouwelijkheid

6.

In juli 2011 kregen de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar toegang tot het dossier via een access-to-file dvd (16) en tot de ondernemingsverklaringen van de verzoekers om immuniteit en clementie in de kantoren van het directoraat-generaal Concurrentie („DG Concurrentie”).

a)   Verzoeken om aanvullende toegang tot het dossier

7.

DG Concurrentie behandelde verzoeken om aanvullende toegang tot het dossier van LS Cable, Goldman Sachs, Nexans en nkt.

8.

Ik ontving drie verzoeken om aanvullende toegang tot het dossier van Goldman Sachs die DG Concurrentie had afgewezen. Die hadden betrekking op delen van het antwoord van Prysmian op een verzoek om inlichtingen van de Commissie van 20 oktober 2009 en bepaalde daarbij gevoegde documenten. Ik willigde twee van die verzoeken volledig in en één gedeeltelijk. Omdat ik een verzoek had ingewilligd, stelde ik een besluit vast overeenkomstig artikel 8 van Besluit 2011/695/EU, waarbij ik beval dat Goldman Sachs toegang kreeg tot het antwoord van Prysmian op één vraag van het verzoek om inlichtingen van 20 oktober 2009.

b)   Documenten die door de Spaanse mededingingsautoriteit waren verstrekt

9.

In oktober 2011 ontving ik een verzoek van Nexans voor, onder meer, toegang tot documenten die de Commissie had ontvangen van de Spaanse mededingingsautoriteit („CNC”) na een inspectie die CNC had uitgevoerd in de sector van de stroomkabels in Spanje. Nexans was in het bezit van een besluit van CNC waarin haar was meegedeeld dat de in beslag genomen documenten aan de Commissie waren overgedragen. Nexans had die documenten niet in het dossier van de Commissie gevonden en voerde daarom aan dat het dossier onvolledig was. DG Concurrentie wees het verzoek van Nexans af op grond van het argument dat de documenten van CNC (de „Spaanse documenten”) geen deel uitmaakten van het dossier, omdat ze geen informatie bevatten die relevant was voor het onderzoek in zaak AT.39610.

10.

Ik stelde mij op het standpunt dat de Spaanse documenten deel uitmaakten van het dossier van de Commissie in zaak AT.39610 en dat de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar er daarom toegang tot moesten krijgen. In punt 8 van de mededeling betreffende de regels voor toegang tot het dossier (17) is bepaald dat het dossier van de Commissie bestaat uit alle documenten die „door het directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie tijdens het onderzoek zijn verkregen, overgelegd en/of verzameld”. De Commissie had de Spaanse documenten verkregen na een verzoek aan CNC overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (18) in het kader van het onderzoek in zaak AT.39610.

11.

Omdat het om een groot aantal documenten ging, besloot DG Concurrentie dat die eerst in onbewerkte vorm aan de externe juridische adviseurs van de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar zouden worden gegeven, zodat die adviseurs daarin relevant bewijsmateriaal voor de verdediging van hun cliënten zouden kunnen selecteren. Daarna zouden niet-vertrouwelijke versies van de geselecteerde documenten aan de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar worden gegeven. Die procedure via enkel de externe juridische adviseurs duurde van november 2011 tot januari 2012 en had als resultaat dat meer dan 1 300 documenten werden geselecteerd. In februari 2012 ontvingen de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar niet-vertrouwelijke versies van de geselecteerde documenten en op basis daarvan dienden zij schriftelijke opmerkingen in tussen februari en april 2012.

12.

Sommige adressaten van de mededeling van punten van bezwaar dienden verzoeken om aanvullende toegang tot de Spaanse documenten in. DG Concurrentie willigde vrijwel al die verzoeken in. Ik ontving één verzoek van Prysmian, dat ik gedeeltelijk inwilligde.

13.

In juli 2012 werd de externe juridische adviseurs die toegang hadden gekregen tot de Spaanse documenten in onbewerkte vorm, gevraagd om die ofwel te vernietigen ofwel aan DG Concurrentie terug te geven, alsook alle kopieën. Die advocaten werd ook meegedeeld dat de documenten in het dossier van de Commissie zouden blijven en dat zij in een latere fase een verder onderzoek zouden kunnen vragen indien zij meenden dat dit gerechtvaardigd zou zijn in de uitoefening van de rechten van verdediging van hun cliënten.

c)   Toegang tot de antwoorden van andere partijen op de mededeling van punten van bezwaar vóór de hoorzitting

14.

Op verzoek verleende DG Concurrentie sommige moedermaatschappijen, dochterondernemingen en partners van de gemeenschappelijke onderneming toegang tot delen van elkaars antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar (Prysmian en Pirelli, Prysmian en Goldman Sachs, Mitsubishi en Showa/EXSYM) betreffende de aansprakelijkheid van de moedermaatschappijen (19). Ze kregen ook de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen.

15.

In dit verband ontving ik een verzoek van Goldman Sachs om toegang tot drie bijlagen bij het antwoord van Prysmian op de mededeling van punten van bezwaar, met daarin notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur van Prysmian. Na onderzoek van de inhoud daarvan concludeerde ik dat twee van de bijlagen passages bevatten die potentieel ontlastend waren voor Goldman Sachs. Om ervoor te zorgen dat de potentieel ontlastende passages correct zouden worden gelezen in hun context, besloot ik dat Goldman Sachs toegang moest krijgen tot de volledige inhoud van de twee bijlagen, waardoor de Commissie meteen ook die bijlagen in haar besluit zou kunnen gebruiken. Omdat Prysmian bezwaar maakte, stelde ik in die omstandigheden een besluit vast overeenkomstig artikel 8 van Besluit 2011/695/EU waarbij ik beval dat Goldman Sachs toegang kreeg tot de documenten.

16.

Daarnaast ontving ik verzoeken van Nexans en nkt om toegang tot het ontlastende bewijs in de antwoorden van andere adressaten op de mededeling van punten van bezwaar. Nadat ik de kwestie met DG Concurrentie had besproken, gaf DG Concurrentie op 16 mei en 1 juni 2012 toegang tot het potentieel ontlastend bewijsmateriaal uit de antwoorden van ABB, JPS/Sumitomo/Hitachi, LS Cable, EXSYM en Viscas aan de betrokken adressaten van de mededeling van punten van bezwaar. Daarnaast deelde DG Concurrentie bij brief van 1 juni 2012 de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar mee dat er na onderzoek van de antwoorden bepaalde feitelijke onjuistheden in de mededeling van punten van bezwaar waren vastgesteld, waardoor niet langer toegang hoefde te worden gegeven tot de passages van die antwoorden waarin op die onjuistheden was gewezen. De adressaten van de mededeling van punten van bezwaar kregen de gelegenheid ofwel mondeling op de hoorzitting ofwel schriftelijk na de hoorzitting opmerkingen in te dienen.

4.   Termijnen voor het antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar

17.

De Commissie stelde een termijn van tien weken vast om te reageren op de mededeling van punten van bezwaar, die in september 2011 zou aflopen. Bijna alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar verzochten om verlenging van de termijn. Overeenkomstig artikel 10 van Besluit 2001/462/EG (20), dat op dat ogenblik van kracht was, behandelde ik die verzoeken rechtstreeks.

18.

Ik stond een verlenging van drie weken toe om rekening te houden met de zomerperiode bij de voorbereiding van de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar. Het is immers gebruikelijk dat extra tijd wordt verleend indien de termijn voor het antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar geheel of gedeeltelijk in de maand augustus valt (21).

19.

Ik kende een extra verlenging van een week toe voor bepaalde Aziatische adressaten van de mededeling van punten van bezwaar op grond van het feit dat zij ter voorbereiding van hun verdediging belangrijke documenten moesten laten vertalen en tolken nodig hadden om met hun externe juridische adviseurs te communiceren. Andere redenen waarom ik verlengingen toestond, waren dat een adressaat van de mededeling van punten van bezwaar na de vervanging van zijn IT-systeem historische gegevens moest herstellen en opzoeken, dat een adressaat van de mededeling van punten van bezwaar geconfronteerd werd met het vertrek van zijn bedrijfsjurist die zich met de zaak had beziggehouden, en dat sommige adressaten van de mededeling van punten van bezwaar vertraging hadden opgelopen door een technische vervanging van de acces-to-file dvd (22).

20.

Ten gevolge van mijn besluiten liepen de termijnen om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar af tussen eind september 2011 en midden november 2011.

21.

Zoals hierboven vermeld (23), kregen de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar in februari en maart 2012 de gelegenheid aanvullende schriftelijke opmerkingen in te dienen, waardoor zij hun eerste antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar konden aanvullen of wijzigen op grond van de Spaanse documenten waartoe zij toegang hadden gekregen.

22.

Bepaalde adressaten van de mededeling van punten van bezwaar verzochten om verlenging van de termijn om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar totdat zij hun onderzoek van de Spaanse documenten konden afronden (24). Ik wees die verzoeken af om verschillende redenen. Om te beginnen hadden sommige adressaten op het ogenblik van hun verzoek al hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar ingediend. Als de adressaten die hun antwoorden nog niet hadden ingediend, een verlenging zouden krijgen, zou er sprake kunnen zijn van ongelijke behandeling. In de tweede plaats had Nexans de kwestie van de Spaanse documenten pas laat in de termijn om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar onder mijn aandacht gebracht (25). In de derde plaats waren de rechten van verdediging volledig gewaarborgd, aangezien de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar aanvullende opmerkingen konden indienen en hun eerste antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar konden wijzigen (26) nadat zij toegang hadden gekregen tot de Spaanse documenten. In de vierde plaats had deze benadering het voordeel dat de procedurele vertragingen ten gevolge van de aanvullende toegang tot het dossier werden beperkt, omdat het caseteam vroeger met het onderzoek van de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar kon beginnen. Bovendien zouden de Spaanse documenten wellicht niet leiden tot een radicale wijziging van de verdediging van de adressaten. Alle aanvullende opmerkingen die werden ingediend lagen inderdaad in de lijn van de argumenten die de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar in hun eerste antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar hadden ingediend. Ten slotte ging het wellicht enige tijd vergen om de toegang tot de Spaanse documenten te organiseren, omdat het om zoveel documenten ging.

5.   Gebruik van talen

23.

Brugg, een onderneming gevestigd in het Duitstalige Zwitserse kanton Aargau, vroeg of zij in het Duits kon antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar, die zij in het Engels had ontvangen. DG Concurrentie willigde dit verzoek van Brugg in. In dit verband merkte ik op dat in het procedurehandboek van DG Concurrentie is bepaald dat ondernemingen die buiten de EER zijn gevestigd, bij voorkeur in een EU-taal worden aangesproken die zij verstaan, en dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan kennisgevingen van besluiten aan Zwitserse ondernemingen, omdat een van de drie talen kan worden gebruikt, afhankelijk van het kanton waarin de onderneming is gevestigd (27). Gelet op deze specifieke vermelding in het procedurehandboek vestigde ik de aandacht van DG Concurrentie op het feit dat alle toekomstige besluiten aan Brugg in het Duits moeten worden gericht.

6.   Hoorzitting

24.

De hoorzitting duurde zes dagen, van 11 tot 18 juni 2012. Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar namen deel, met uitzondering van Furukawa (28).

7.   Aanvullende toegang tot het dossier na de hoorzitting

a)   Toegang tot de antwoorden van andere partijen op verzoeken om inlichtingen

25.

Na de hoorzitting onderzocht DG Concurrentie de kwestie van de aansprakelijkheid van de moedermaatschappijen nader. In dit verband werden verzoeken om inlichtingen gericht aan: Prysmian en Goldman Sachs; Fujikura, Furukawa en Viscas; Mitsubishi, Showa en EXSYM. Binnen elke groep van entiteiten verleende DG Concurrentie de partijen toegang tot elkaars antwoorden op de verzoeken om inlichtingen en bood het hun de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen. In dit verband verleende DG Concurrentie ook Goldman Sachs toegang tot de schriftelijke opmerkingen van Prysmian en de gelegenheid daar verdere opmerkingen over te maken.

b)   Aanvullende toegang tot de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar

26.

In mei 2013 herhaalde Nexans haar eerdere verzoek om toegang tot potentieel ontlastend bewijsmateriaal in de antwoorden van de andere partijen op de mededeling van punten van bezwaar (29). Na afwijzing van het verzoek door DG Concurrentie legde Nexans de vraag aan mij voor. Na mijn tussenkomst verleende DG Concurrentie Nexans toegang tot de niet-vertrouwelijke versie van een bijlage bij het antwoord van een andere adressaat op de mededeling van punten van bezwaar. Die bijlage bevatte de beëdigde verklaring van een werknemer van dat bedrijf, waarin sprake was van contacten met Nexans. Nadat daartoe toegang was verleend, deelde ik Nexans mee dat ik geen aanwijzingen had dat er in de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar nog andere informatie was waartoe zij toegang moest krijgen overeenkomstig de desbetreffende rechtspraak (30).

27.

In mei 2013 verleende DG Concurrentie ook Goldman Sachs toegang tot de aanvullende opmerkingen die Prysmian in maart 2012 had ingediend nadat zij toegang had gekregen tot de Spaanse documenten (31).

8.   Letter of facts

28.

In september 2013 stuurde DG Concurrentie letters of facts aan Fujikura, Furukawa, Goldman Sachs, Mitsubishi en Showa, waarin werd meegedeeld op welke informatie en welk bewijsmateriaal het besluit inzake de aansprakelijkheid van de moedermaatschappijen zou worden gebaseerd, en een termijn van twee weken werd vastgesteld voor de indiening van hun schriftelijke opmerkingen.

29.

Nadat zij van DG Concurrentie een verlenging van drie dagen had gekregen, vroeg Mitsubishi mij om een aanvullende termijn van negen dagen. Ik besloot de termijn met twee dagen te verlengen om rekening te houden met het feit dat de termijn om te antwoorden op de letter of facts overlapte met de datum van een bijeenkomst van Mitsubishi met de Commissie waarop de stand van zaken zou worden besproken.

30.

In het antwoord op de letter of facts voerde Mitsubishi aan dat de termijn om te antwoorden op de letter of facts ondanks de toegestane verlengingen te kort was om haar rechten van verdediging daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. Na onderzoek van het antwoord van Mitsubishi vind ik geen aanwijzingen dat Mitsubishi haar rechten van verdediging niet daadwerkelijk heeft kunnen uitoefenen. Het antwoord van Mitsubishi op de letter of facts lijkt integendeel een gedetailleerde analyse van het bij de letter of facts gevoegde bewijsmateriaal te bevatten.

31.

In het antwoord op de letter of facts voerde Goldman Sachs aan dat haar rechten van verdediging waren geschonden, omdat de Commissie haar pas na de hoorzitting, dat wil zeggen in mei 2013, toegang verleende tot de aanvullende opmerkingen van Prysmian van maart 2012 op de Spaanse documenten (32). Ik ben niet van oordeel dat Goldman Sachs haar recht te worden gehoord, niet daadwerkelijk heeft kunnen uitoefenen, omdat zij pas na de hoorzitting toegang heeft gekregen tot de opmerkingen van Prysmian van maart 2012. Goldman Sachs heeft ruimschoots de gelegenheid gehad schriftelijke opmerkingen in te dienen over de argumenten van Prysmian in de loop van de procedure. Na de hoorzitting diende Goldman Sachs met name in juni en september 2013 schriftelijke opmerkingen in.

III.   HET ONTWERPBESLUIT

32.

Na de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar schriftelijk en mondeling te hebben gehoord, besloot de Commissie de beschuldigingen aan het adres van één partij te laten vallen (33). Met betrekking tot drie adressaten van de mededeling van punten van bezwaar, verminderde zij de duur van de inbreuk met respectievelijk ongeveer één jaar en negen maanden, één jaar en tien maanden, en twee jaar.

33.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend de bezwaren betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

34.

Alles samengenomen, concludeer ik dat alle partijen hun procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk hebben kunnen uitoefenen.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2014.

Wouter WILS


(1)  Overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Nexans SA en Nexans France SAS (samen „Nexans”).

(3)  Prysmian S.p.A. en Prysmian Cavi e Sistemi Energia S.r.l. (samen „Prysmian”); Pirelli & C. S.p.A.; The Goldman Sachs Group, Inc.

(4)  J-Power Systems Corporation; Hitachi Metals Ltd; Sumitomo Electric Industries, Ltd.

(5)  VISCAS Corporation; Furukawa Electric Co. Ltd; Fujikura Ltd.

(6)  ABB AB en ABB Ltd (samen „ABB”).

(7)  Brugg Kabel AG en Kabelwerke Brugg AG Holding (samen „Brugg”).

(8)  Silec Cable, SAS en General Cable Corporation (samen „Silec”); Safran SA.

(9)  EXSYM Corporation; SWCC Showa Holdings Co. Ltd; Mitsubishi Cable Industries, Ltd.

(10)  LS Cable & System Ltd.

(11)  Taihan Electric Wire Co., Ltd.

(12)  nkt cables GmbH en NKT Holding A/S (samen „NKT”).

(13)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17).

(14)  Zaak T-135/09, Nexans France SAS en Nexans SA/Europese Commissie, en zaak T-140/09, Prysmian Spa en Prysmian Cavi e Systemi Energia Srl/Europese Commissie (nog niet gepubliceerd).

(15)  Zaak C-37/13 P, Nexans France SAS en Nexans SA/Europese Commissie (PB C 101 van 6.4.2013, blz. 10).

(16)  Vanwege bepaalde technische problemen werd de access-to-file dvd later vervangen door een nieuwe dvd.

(17)  Mededeling van de Commissie betreffende de regels voor toegang tot het dossier van de Commissie overeenkomstig de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-overeenkomst en Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (PB C 325 van 22.12.2005, blz. 7).

(18)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(19)  Mededeling van de Commissie inzake goede praktijken voor procedures op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU (PB C 308 van 20.10.2011, blz. 6), punt 103.

(20)  Zie Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21). Dat besluit werd ingetrokken bij Besluit 2011/695/EU.

(21)  Zie het XIIIe verslag over het mededingingsbeleid (1993), punt 207.

(22)  Zie voetnoot 16.

(23)  Zie punt 11.

(24)  Zie de punten 9 en 10.

(25)  Nexans bracht de kwestie van de Spaanse documenten onder mijn aandacht bijna drie maanden nadat zij toegang kreeg tot het dossier.

(26)  Zie punt 11.

(27)  Zie Antitrust Manual of Procedures, module 27, „Use of languages in antitrust proceedings”, blz. 3/7, te vinden op http://ec.europa.eu/competition/antitrust/antitrust_manproc_3_2012_en.pdf

(28)  […].

(29)  Zie punt 16.

(30)  Zie bv. zaak T-133/07, Mitsubishi Electric Corp./Europese Commissie, Jurispr. 2011, blz. II-4219, punten 41-44.

(31)  Zie punt 11.

(32)  Zie punt 27.

(33)  Zie punt 4.


17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/10


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 2 april 2014

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39610 — Stroomkabels)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2139 final)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Franse, de Duitse en de Italiaanse taal zijn authentiek)

2014/C 319/06

Op 2 april 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit bekend, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Op 2 april 2014 heeft de Europese Commissie een besluit vastgesteld tegen 26 rechtspersonen wegens inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (hierna „het besluit” genoemd). Het besluit betreft een kartel in de sector stroomkabels, waarbij de belangrijkste producenten van ondergrondse en onderzeese stroomkabels nagenoeg wereldwijd de markten en de afnemers onder elkaar verdeelden.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De betrokken producten

(2)

De kartelafspraken hadden betrekking op alle typen van ondergrondse stroomkabels van 110 kV en daarboven en onderzeese stroomkabels van 33 kV en daarboven, en op alle producten, werkzaamheden en diensten die daarbij aan een afnemer werden verkocht in het kader van een stroomkabelproject.

2.2.   Procedure

(3)

Nadat ABB op grond van de clementieregeling van 2006 een verzoek om immuniteit had ingediend, voerde de Commissie in januari 2009 inspecties uit. Vervolgens ontving de Commissie clementieverzoeken van Sumitomo, Hitachi en JPS en van Mitsubishi.

(4)

Op 30 juni 2011 nam de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan. Alle adressaten dienden een antwoord op de mededeling van punten van bezwaar in en alle adressaten, op Furukawa na, namen deel aan een hoorzitting die van 11 tot 18 juni 2012 plaatsvond. Op 11 september 2013 stuurde de Commissie letters of facts aan Fujikura, Furukawa, Goldman Sachs, Mitsubishi en Showa met betrekking tot informatie die na de mededeling van punten van bezwaar was ontvangen.

(5)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht een gunstig advies uit op 17 maart 2014 en 31 maart 2014.

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(6)

De belangrijkste producenten namen deel aan een netwerk van multilaterale en bilaterale ontmoetingen en contacten, met de bedoeling de mededinging voor ondergrondse en onderzeese stroomkabelprojecten in specifieke gebieden te beperken door de markten en de afnemers onder elkaar te verdelen, waardoor de normale mededinging werd vervalst.

(7)

Vanaf februari 1999 verdeelden de belangrijkste producenten onder elkaar projecten volgens geografische regio of afnemer. Daarnaast wisselden zij informatie uit over prijzen en andere commercieel gevoelige informatie om ervoor te zorgen dat de aangewezen leverancier van stroomkabels de laagste offerte zou indienen, en de andere ondernemingen een hogere of geen offerte zouden indienen of een offerte die voor de afnemer niet interessant was. Er werden rapportageverplichtingen ingevoerd om te kunnen controleren of de afgesproken verdelingen waren nageleefd. Ten slotte werden aanvullende praktijken toegepast om het kartel te versterken, zoals de collectieve weigering om aan bepaalde concurrenten toebehoren of technische bijstand te leveren, om ervoor te zorgen dat de afgesproken verdelingen werden nageleefd.

(8)

Het kartel had twee belangrijke configuraties:

a)

Enerzijds had het tot doel gebieden en afnemers onder elkaar te verdelen. Dat werd de „A/R kartelconfiguratie” genoemd. Op grond van die configuratie dongen de Japanse en de Koreaanse producenten niet mee voor projecten op het Europese grondgebied, terwijl de Europese producenten uit Japan en Korea zouden wegblijven. Daarnaast verdeelden zij projecten nagenoeg overal ter wereld onder elkaar en gebruikten zij gedurende een zekere tijd een quotaregeling.

b)

Anderzijds was er de „Europese kartelconfiguratie”, waarbij de Europese producenten voor projecten binnen het Europese grondgebied of projecten die aan de Europese producenten waren toegewezen, de gebieden en de afnemers onder elkaar verdeelden.

(9)

Om ervoor te zorgen dat de kartelafspraken werden nageleefd, kwamen de belangrijkste producenten periodiek bijeen en hielden zij contact via e-mail, telefoon of fax.

2.4.   Adressaten en duur van de inbreuk

(10)

De volgende rechtspersonen worden aansprakelijk gesteld voor deelname, in de aangegeven perioden, aan een enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst in de sector hoogspanningskabels:

a)   ABB AB: 1 april 2000 tot 17 oktober 2008

b)   ABB Ltd (als moedermaatschappij van ABB AB): 1 april 2000 tot 17 oktober 2008

c)   Brugg Kabel AG: 14 december 2001 tot 16 november 2006

d)   Kabelwerke Brugg AG Holding (als moedermaatschappij van Brugg Kabel AG): 14 december 2001 tot 16 november 2006

e)   Nexans France SAS: 13 november 2000 tot 28 januari 2009

f)   Nexans SA (als moedermaatschappij van Nexans France SAS): 12 juni 2001 tot 28 januari 2009

g)   nkt cables GmbH: 3 juli 2002 tot 17 februari 2006

h)   NKT Holding A/S (als moedermaatschappij van nkt cables GmbH): 3 juli 2002 tot 17 februari 2006

i)   Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l.: 18 februari 1999 tot 28 januari 2009

j)   Pirelli & C. S.p.A. (als moedermaatschappij van Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l.): 18 februari 1999 tot 28 juli 2005

k)   Prysmian S.p.A. (als moedermaatschappij van Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l.).: 29 juli 2005 tot 28 januari 2009

l)   The Goldman Sachs Group, Inc. (als moedermaatschappij van Prysmian S.p.A.): 29 juli 2005 tot 28 januari 2009

m)   Safran SA (voorheen Sagem SA): 12 november 2001 tot 29 november 2005

n)   Silec Cable, SAS: 30 november 2005 tot 16 november 2006

o)   Safran SA (als moedermaatschappij van Silec Cable, SAS): 30 november 2005 tot 21 december 2005

p)   General Cable Corporation (als moedermaatschappij van Silec Cable, SAS): 22 december 2005 tot 16 november 2006

q)   Sumitomo Electric Industries, Ltd: 18 februari 1999 tot en met 30 september 2001 en van 1 oktober 2001 tot 10 april 2008 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

r)   Hitachi Metals, Ltd: 18 februari 1999 tot en met 30 september 2001 en van 1 oktober 2001 tot 10 april 2008 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

s)   J-Power Systems Corporation: 1 oktober 2001 tot 10 april 2008

t)   Furukawa Electric Co. Ltd: 18 februari 1999 tot en met 30 september 2001 en van 1 oktober 2001 tot woensdag 28 januari 2009 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

u)   Fujikura Ltd: 18 februari 1999 tot en met 30 september 2001 en van 1 oktober 2001 tot 28 januari 2009 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

v)   VISCAS Corporation: 1 oktober 2001 tot 28 januari 2009

w)   SWCC SHOWA HOLDINGS CO., LTD.: van 5 september 2001 tot en met 30 juni 2002 (voor die periode is SWCC SHOWA HOLDINGS CO., Ltd niet aansprakelijk voor de Europese configuratie) en van 1 juli 2002 tot 28 januari 2009 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

x)   Mitsubishi Cable Industries, Ltd: van 5 september 2001 tot en met 30 juni 2002 (voor die periode is Mitsubishi Cable Industries, Ltd niet aansprakelijk voor de Europese configuratie) en van 1 juli 2002 tot 28 januari 2009 (in het kader van een gemeenschappelijke onderneming)

y)   EXSYM Corporation: 1 juli 2002 tot 28 januari 2009

z)   LS Cable & System Ltd: 15 november 2002 tot 26 augustus 2005 (LS Cable & System Ltd is niet aansprakelijk voor de inbreuk wat betreft onderzeese (extra) hoogspanningskabels)

aa)   Taihan Electric Wire Co., Ltd: 15 november 2002 tot 26 augustus 2005 (Taihan Electric Wire Co., Ltd is niet aansprakelijk voor de inbreuk wat betreft onderzeese (extra) hoogspanningskabels)

2.5.   Rechtsmiddelen

(11)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 (2) en de clementieregeling van 2006 toegepast (3).

2.5.1.   Basisbedrag van de geldboete

(12)

Om een aantal in het besluit uiteengezette redenen werden de verkoopcijfers voor het jaar 2004 gebruikt voor de vaststelling van de relevante waarde van de verkopen van de hierboven in punt 2.1 beschreven producten.

(13)

Omdat de verkopen van sommige ondernemingen in de EER hun aandeel in de inbreuk niet adequaat weergeven, paste de Commissie punt 18 van de richtsnoeren inzake geldboeten toe en wees zij de totale verkopen in de EER met betrekking tot de inbreuk aan elke onderneming toe volgens haar respectieve aandeel van de verkopen waarop de inbreuk betrekking heeft wereldwijd, met uitzondering van de verkopen in de Verenigde Staten. De verkopen in de Verenigde Staten werden uitgesloten omdat dit het enige gebied is waarvoor de Commissie over duidelijk bewijs beschikte dat het niet onder het nagenoeg wereldwijde kartel viel waarop het besluit betrekking heeft.

(14)

De moedermaatschappijen van de gemeenschappelijke ondernemingen werden aansprakelijk gesteld voor hun directe deelname aan het kartel voorafgaand aan de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen en voor hun blijvende betrokkenheid via hun respectieve gemeenschappelijke ondernemingen nadat die waren opgericht. Om rekening te houden met de economische sterkte en het aandeel van elke moedermaatschappij van de gemeenschappelijke ondernemingen in de periode voorafgaand aan de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen, werden de voor de gemeenschappelijke ondernemingen vastgestelde verkopen verdeeld onder de moedermaatschappijen in verhouding tot de individuele verkopen die elke moedermaatschappij had gerealiseerd in het volledige ondernemingsjaar voorafgaand aan de oprichting van hun gemeenschappelijke onderneming.

(15)

Rekening houdend met de aard van de inbreuken, hun geografische reikwijdte en het gecombineerde marktaandeel van de producenten werd het percentage voor het variabele bedrag van de geldboete en het aanvullende bedrag vastgesteld op 17 % van de waarden van de verkopen van Sumitomo, Hitachi, JPS, Furukawa, Fujikura, VISCAS, Showa, Mitsubishi, EXSYM, LS Cable, Taihan en de ondernemingen die gezamenlijk en hoofdelijk met hen aansprakelijk worden gesteld. Dit percentage werd vastgesteld op 19 % voor Nexans, Prysmian, ABB, Brugg, Sagem/Silec, nkt en de ondernemingen die gezamenlijk en hoofdelijk met hen aansprakelijk werden gesteld.

(16)

Voor elke onderneming werd het basisbedrag vermenigvuldigd met het aantal jaren dat aan de inbreuk was deelgenomen, naar beneden afgerond op maandbasis, wat resulteerde in de volgende vermenigvuldigingsfactoren voor de duur van deelname:

ABB AB, ABB Ltd

8,5

Brugg Kabel AG, Kabelwerke Brugg AG Holding

4,91

Nexans France SAS

8,16

Nexans SA

7,58

nkt cables GmbH, NKT Holding A/S

3,58

Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l.

9,91

Pirelli & C. S.p.A.

6,41

Prysmian S.p.A.

3,5

The Goldman Sachs Group, Inc.

3,5

Safran SA— 4

Silec Cable, SAS

0,91

Safran SA (moedermaatschappij)

0,057

General Cable Corporation

0,853

Sumitomo Electric Industries, Ltd — voor de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

2,58

Hitachi Metals, Ltd — voor de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

2,58

J-Power Systems Corporation, Sumitomo Electric Industries, Ltd, Hitachi Cable Ltd

6,5

Furukawa Electric Co. Ltd — voor de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

2,58

Fujikura Ltd voor — de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

2,58

VISCAS Corporation, Furukawa Electric Co. Ltd, Fujikura Ltd

7,25

SWCC SHOWA HOLDINGS CO., LTD. — voor de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

0,75

Mitsubishi Cable Industries, Ltd — voor de periode voorafgaand aan de gemeenschappelijke onderneming

0,75

EXSYM Corporation, SWCC SHOWA HOLDINGS CO., LTD., Mitsubishi Cable Industries, Ltd

6,5

LS Cable & System Ltd

2,75

Taihan Electric Wire Co., Ltd

2,75

2.5.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(17)

Op 24 januari 2007 werd ABB Ltd aansprakelijk gesteld voor een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag in de beschikking van de Commissie in zaak COMP/F/38.899 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal. Bijgevolg werd het basisbedrag van de geldboeten voor ABB en ABB Ltd verhoogd met een factor van 50 %.

(18)

Nexans, Pirelli/Prysmian, JPS, Sumitomo, Hitachi, Furukawa, Fujikura en VISCAS werden geacht te behoren tot de kerngroep van het kartel. Voor deze adressaten werden geen verzachtende omstandigheden vastgesteld.

(19)

Uit het bewijsmateriaal blijkt dat ABB, EXSYM, Sagem/Safran/Silec en Brugg in een andere mate betrokken waren dan de kerngroep, reden waarom zij een vermindering van de geldboete met 5 % kregen, gelet op hun wezenlijk kleinere betrokkenheid bij de inbreuk.

(20)

Uit het bewijsmateriaal blijkt dat Mitsubishi and Showa (voorafgaand aan de oprichting van EXSYM), LS Cable, Taihan en nkt in die mate betrokken waren dat zij konden worden beschouwd als kleinere bieders, reden waarom zij een vermindering van de geldboete met 10 % kregen, gelet op hun wezenlijk beperkte betrokkenheid bij de inbreuk.

(21)

Daarnaast kregen Mitsubishi en Showa, voor de periode voorafgaand aan de oprichting van EXSYM, LS Cable en Taihan een extra vermindering van 1 % voor hun gebrek aan besef van en aansprakelijkheid voor delen van de enkele en voortgezette inbreuk.

(22)

Mitsubishi kreeg een vermindering met 3 % van de geldboete die was vastgesteld voor de periode van haar eigen deelname aan de inbreuk, op grond van daadwerkelijke medewerking buiten het kader van de clementieregeling.

2.5.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(23)

De definitieve bedragen van de individuele geldboeten (vóór de toepassing van de clementieregeling van 2006) bedragen minder dan 10 % van de wereldwijde omzet voor alle ondernemingen.

2.5.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: vermindering van de geldboeten

(24)

ABB verstrekte als eerste onderneming inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. De op te leggen geldboete werd met 100 % verminderd.

(25)

Uitsluitend op basis van bewijs dat door JPS, Sumitomo en Hitachi werd verstrekt, kon de Commissie aanvullende feiten vaststellen die het bestaan van het kartel bewijzen vanaf 18 februari 1999 tot 1 maart 2001. Overeenkomstig punt 26 van de clementiemededeling werd die periode daarom niet in aanmerking genomen voor JPS, Sumitomo en Hitachi bij de vaststelling van de geldboete.

(26)

Voor de rest van hun deelname aan het kartel kregen JPS, Sumitomo en Hitachi een vermindering van de geldboeten met 45 %.

(27)

De Commissie concludeerde dat Mitsubishi niet in aanmerking kwam voor een vermindering van de geldboeten.

2.5.5.   Onvermogen om te betalen

(28)

Eén onderneming heeft zich beroepen op haar onvermogen om te betalen overeenkomstig punt 35 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006. De Commissie onderzocht dit argument en analyseerde zorgvuldig de financiële situatie van de onderneming en de specifieke sociale en economische context. Op grond van die analyse wees de Commissie het argument af.

3.   GELDBOETEN DIE BIJ HET BESLUIT ZIJN OPGELEGD

(29)

Voor de enkele en voortgezette inbreuk met betrekking tot de sector stroomkabels werden de volgende geldboeten opgelegd:

ABB AB en ABB Ltd gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR

Brugg Kabel AG en Kabelwerke Brugg AG Holding gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 8 490 000 EUR

Nexans France SAS en Nexans SA gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 65 767 000 EUR

Nexans France SAS: 4 903 000 EUR

nkt cables GmbH en NKT Holding A/S gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 3 887 000 EUR

Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l, Prysmian S.p.A. en The Goldman Sachs Group, Inc., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 37 303 000 EUR

Prysmian Cavi e Sistemi S.r.l. en Pirelli & C. S.p.A. gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 67 310 000 EUR

Safran SA: 8 567 000 EUR

Silec Cable, SAS en General Cable Corporation gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 1 852 500 EUR

Silec Cable SAS en Safran SA gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 123 500 EUR

Sumitomo Electric Industries, Ltd: 2 630 000 EUR

Hitachi Metals, Ltd: 2 346 000 EUR

J-Power Systems Corporation, Sumitomo Electric Industries, Ltd en Hitachi Metals, Ltd gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 20 741 000 EUR

Furukawa Electric Co. Ltd: 8 858 000 EUR

Fujikura Ltd: 8 152 000 EUR

VISCAS Corporation, Furukawa Electric Co. Ltd en Fujikura Ltd gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 34 992 000 EUR

SWCC SHOWA HOLDINGS CO., LTD.: 844 000 EUR

Mitsubishi Cable Industries, Ltd: 750 000 EUR

EXSYM Corporation, SWCC SHOWA HOLDINGS CO., LTD. en Mitsubishi Cable Industries, Ltd gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 6 551 000 EUR

LS Cable & System Ltd: 11 349 000 EUR

Taihan Electric Wire Co., Ltd: 6 223 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(3)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17.


Rekenkamer

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/16


Speciaal verslag nr. 10/2014 „De doeltreffendheid van de steun van het Europees Visserijfonds voor aquacultuur”

2014/C 319/07

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 10/2014 „De doeltreffendheid van de steun van het Europees Visserijfonds voor aquacultuur” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Publicaties (PUB)

12, rue Alcide De Gasperi

1615 Luxemburg

LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: eca-info@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU Bookshop.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/17


Oproep tot het indienen van sollicitaties voor de selectie van op persoonlijke titel te benoemen deskundigen

2014/C 319/08

1.   Achtergrond

Bij besluit (1) van 7 december 2011, heeft de directeur-generaal een deskundigengroep opgezet voor de landbouwmarkten, met name betreffende aspecten die vallen onder de integrale-GMO-Verordening (E02730), subgroep olijfolie, hierna te noemen „de groep”.

De taak van de groep bestaat erin de Commissie bij te staan:

a)

bij de voorbereiding van wetgeving of bij de beleidsvorming op het gebied van olijfolie (chemie en normalisatie),

b)

bij het versterken van de controle op de naleving van de chemische, organoleptische en authenticiteitsvereisten voor olijfolie,

c)

bij het coördineren met de lidstaten, het plegen van overleg.

De groep bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale overheid en deskundigen die door de Commissie op persoonlijke titel worden benoemd.

De Commissie doet daarom een oproep tot het indienen van sollicitaties met als doel de leden van de groep op persoonlijke titel te benoemen en een reservelijst vast te stellen.

2.   Kenmerken van de groep

2.1.   Samenstelling

Naast vertegenwoordigers van de nationale overheid moeten tien wetenschappers en andere deskundigen met vakkennis op het gebied van de chemie van olijfolie zitting hebben in de groep. Deze leden worden op persoonlijke titel door de Commissie benoemd en zullen onafhankelijk, vakkundig en technisch advies aan de Commissie geven.

De groep moet uit het oogpunt van deskundigheid, geslacht, en geografische oorsprong van de leden evenwichtig zijn samengesteld.

De Commissie zal ook een reservelijst opstellen van kandidaten die niet als permanente leden konden worden benoemd, hoewel zij tijdens de selectieprocedure geschikt werden geacht voor een functie in de groep. Er zullen maximaal vijf deskundigen worden geselecteerd voor deze lijst.

De reservelijst kan worden gebruikt om vervangers van de leden van de groep te benoemen.

2.2.   Looptijd van de benoeming

De leden van de groep worden benoemd voor een hernieuwbare ambtstermijn van vijf jaar. Zij blijven in functie tot hun ambtstermijn afloopt.

De samenstelling van de groep en van de reservelijst kan om de vijf jaar worden herzien.

2.3.   Onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid

De leden geven de Commissie los van elke externe beïnvloeding advies en voldoen aan de bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering van de Verdragen vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (2).

Zij moeten zich ertoe verbinden onafhankelijk en in het algemene belang te handelen. Zij vermelden op elke vergadering alle specifieke belangen die geacht kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid met betrekking tot de op de agenda voorkomende punten.

2.4.   Transparantie

De namen van de op persoonlijke titel benoemde leden van de groep worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie.

De persoonsgegevens van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

2.5.   Deelname aan de vergaderingen

Kandidaten dienen bereid te zijn op regelmatige basis vergaderingen bij te wonen, actief bij te dragen tot de discussies in de groep, documenten te bestuderen en op te stellen en op ad-hocbasis te fungeren als „rapporteur”.

De groep vergadert normaliter ten kantore van de (diensten van de) Commissie, op de wijze en volgens het tijdschema die door de Commissie worden bepaald.

Behalve de fysieke bijeenkomsten kunnen er echter ook elektronische werkgroepen worden ingesteld om snellere vooruitgang te boeken in het werk.

Reis- en verblijfkosten die de leden in het kader van werkzaamheden voor de groep maken, worden door de Commissie overeenkomstig de statutaire bepalingen die bij de Commissie van kracht zijn, vergoed binnen de grenzen van het jaarlijks budget dat door de verantwoordelijke diensten van de Commissie wordt toegewezen.

Leden ontvangen geen vergoeding voor hun taken.

De meeste werkdocumenten worden in het Engels opgesteld en de vergaderingen worden normaliter gehouden met vertolking in meerdere officiële talen van de EU.

Kandidaten dienen er rekening mee te houden dat de vergaderingen gewoonlijk moeten worden voorbereid.

3.   Sollicitatieprocedure

Belangstellenden moeten hun sollicitatie indienen bij de Europese Commissie.

Een sollicitatie wordt alleen als ontvankelijk beschouwd indien zij vergezeld gaat van de hieronder vermelde documenten.

1.

een begeleidend schrijven waarin met name wordt verklaard waarom de sollicitant gehoor geeft aan deze oproep;

2.

het selectieformulier (zie de bijlage) waarin de sollicitant zijn beroepservaring en deskundigheid beschrijft op basis van de in deze oproep vermelde criteria;

3.

een curriculum vitae (bij voorkeur niet langer dan drie bladzijden) waarin de sollicitant zijn beroepservaring en deskundigheid met bewijsstukken staaft. Alle cv’s dienen te worden ingediend in het Europese formaat:

http://europass.cedefop.europa.eu/europass/home/vernav/Europass+Documents/Europass+CV.csp

Sollicitaties moeten worden gedaan in het Engels of het Frans.

4.   Vereisten

A.   Ontvankelijkheidscriteria

1.

Een volledige universitaire opleiding van ten minste drie jaar afgerond met een diploma op het gebied van chemie.

2.

Op het moment van de indiening van de sollicitatie ten minste vijf jaar technische en/of wetenschappelijke beroepservaring in dat vakgebied sinds het behalen van het onder punt 1 bedoelde diploma.

3.

Grondige kennis van de Engelse taal (4).

4.

De kandidaten moeten op de datum van bekendmaking van deze oproep onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie.

5.

De kandidaten dienen de in hoofdstuk 3 („Sollicitatieprocedure”) bedoelde documenten voor te leggen.

B.   Selectiecriteria

Voor de selectie op basis van kwalificaties zal rekening worden gehouden met de volgende criteria:

Aangetoonde ervaring en vakkennis op het gebied van chemie in het algemeen en de chemie van olijfolie in het bijzonder.

Beroepservaring met wetgeving, beleid en normen op het gebied van de chemie van olijfolie.

Beroepservaring bij de instantie/organisatie waarvoor de kandidaat heeft gewerkt en de duur van de periode dat hij/zij er heeft gewerkt.

Beroepservaring bij andere instanties/organisaties waarvoor de kandidaat in het verleden heeft gewerkt.

Beroepservaring met algemene chemische laboratoriumtechnieken, met inbegrip van massaspectrometrie, chromatografische scheiding, analysetechnieken (GC, HPLC met verschillende detectoren, GC-MS, HPLC-MS) enz.

Beroepservaring met de validering van analysemethoden en vergelijking tussen laboratoria.

Specifieke projecten en/of taken waaraan de kandidaat in een internationale context heeft deelgenomen.

Taken die de kandidaat heeft uitgevoerd op het gebied van deze oproep (lesgeven, deelname aan deskundigengroepen, publicaties …).

Belangrijke professionele uitdagingen op het gebied van olijfolie voor de nabije toekomst.

Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.

5.   Selectieprocedure

De selectieprocedure verloopt in vier fasen:

1.

verificatie van de toelatings- en ontvankelijkheidscriteria;

2.

beoordeling van de sollicitaties op basis van de selectiecriteria;

3.

opstelling van een lijst van meest geschikte kandidaten;

4.

benoeming van de leden van de groep en opstelling van de reservelijst.

6.   Sluitingsdatum voor het indienen van sollicitaties

Sollicitaties dienen uiterlijk op 31 oktober 2014 om 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) te worden ingediend:

per aangetekende brief (datum poststempel geldt als bewijs) naar het volgende adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Eenheid C.2 — Wijn, gedistilleerde dranken, tuinbouwproducten en gespecialiseerde teelten

Wetstraat 130, 7/66

1049 Brussel

BELGIË

of

per e-mail (datum van het e-mailbericht geldt als verzenddatum). Per e-mail ingediende sollicitaties moeten worden gestuurd naar het volgende adres: agri-c2@ec.europa.eu

Op de enveloppe of in het onderwerpveld van het e-mailbericht moet het volgende worden vermeld: Subgroep olijfolie — Oproep tot het indienen van sollicitaties.

De Commissie behoudt zich het recht voor geen rekening te houden met na deze datum ontvangen sollicitaties.

Persoonlijk overhandigde sollicitaties worden niet in aanmerking genomen.

Meer informatie kunt u inwinnen via de functionele mailbox:

agri-c2@ec.europa.eu

7.   Benoeming van de leden

Alle kandidaten die gehoor geven aan deze oproep tot het indienen van sollicitaties zullen op de hoogte worden gebracht van het resultaat van de selectieprocedure.


(1)  Ares (2011) 1319969, 7.12.2011.

(2)  Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  Onder „uitstekende beheersing” wordt verstaan een niveau dat overeenkomt met niveau B2 of hoger (d.w.z. de niveaus C1 en C2) zoals omschreven in het referentiedocument van de Raad van Europa voor het Europees Taalportfolio Moderne Vreemde Talen („Gemeenschappelijk Europees Referentiekader: Leren, Onderwijzen en Beoordelen”). Zie voor meer informatie http://www.coe.int/t/dg4/linguistic/Source/Framework_en.pdf


BIJLAGE

Selectieformulier (1)

Selectiecriteria

Uw opmerkingen (2)

Aangetoonde ervaring en vakkennis op het gebied van chemie in het algemeen en de chemie van olijfolie in het bijzonder

 

Beroepservaring met wetgeving, beleid en normen op het gebied van de chemie van olijfolie

 

Beroepservaring bij de instantie/organisatie waarvoor de kandidaat heeft gewerkt en de duur van de periode dat hij/zij er heeft gewerkt

 

Beroepservaring bij andere instanties/organisaties waarvoor de aanvrager in het verleden heeft gewerkt

 

Beroepservaring in algemene chemische laboratoriumtechnieken met inbegrip van massaspectrometrie, chromatografische scheiding, analysetechnieken (GC, HPLC met verschillende detectoren, GC-MS, HPLC-MS,) enz.

 

Beroepservaring in de validering van analysemethoden en vergelijking tussen laboratoria

 

Specifieke projecten en/of taken waaraan de kandidaat in een internationale context heeft deelgenomen

 

Taken die de kandidaat heeft uitgevoerd op het gebied van deze oproep (lesgeven, deelname aan deskundigengroepen, publicaties …)

 

Belangrijke professionele uitdagingen op het gebied van olijfolie voor de nabije toekomst

 

Aanspreektitel: …

Achternaam: …

Datum: …

Handtekening: …


(1)  Dit formulier dient te worden ingevuld, ondertekend en met de sollicitatie teruggezonden.

(2)  Gelieve in deze kolom uw beroepservaring aan te geven op elk van de in de kolom „Selectiecriteria” opgesomde gebieden.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/22


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.7392 — Advent International/Corialis)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 319/09

1.

Op 10 september 2014 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Advent International Corporation („Advent”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over het concern Corialis („Corialis”, België) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Advent: internationale private-equityonderneming die investeringen beheert in meer dan 70 landen in verschillende industriesectoren en gebieden;

—   Corialis: houdt zich bezig met aluminiumextrusiediensten en bouwsystemen en -profielen met aluminiumcoating voor ramen, deuren, serres en gordijngevels.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7392 — Advent International/Corialis, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

17.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/23


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2014/C 319/10

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag (1).

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

Wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 9

„OSSAU-IRATY”

EG-nr. FR-PDO-0417-01096 — 15.2.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

    Naam van het product

    Beschrijving van het product

    Geografisch gebied

    Bewijs van de oorsprong

    Werkwijze voor het verkrijgen van het product

    Verband

    Etikettering

    Nationale eisen

    Overige [nader aan te geven]

2.   Aard van de wijziging(en)

    Wijziging van het enige document of de samenvatting

    Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt

    Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

    Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

1.   „Beschrijving van het product”

Er is een nadere productbeschrijving toegevoegd: de kaas wordt uitsluitend gemaakt van niet-gestandaardiseerde schapenmelk als zodanig, wordt gezouten en gerijpt en heeft een cilindrische vorm.

De verschillende formaten (vormgrootte, gewicht) zijn duidelijker beschreven.

De volgende bepaling is toegevoegd:

„„Ossau-Iraty” mag voorverpakt in stukken worden verkocht, mits elk stuk een deel met korst bevat — aangezien de korst kenmerkend is voor de oorsprongsbenaming — en hierop een etiket is aangebracht met de in punt 8 omschreven vermeldingen.”.

Zo is de „Ossau-Iraty” beter te onderscheiden van andere in hetzelfde gebied geproduceerde harde kazen die zonder etiket mogen worden verkocht.

2.   „Elementen die bewijzen dat het product uit het geografische gebied afkomstig is”

Er zijn leden toegevoegd betreffende verplichte registers en identificatie, alsmede betreffende de aangifteverplichtingen van ondernemers. Deze bepalingen schrijven voor welke registraties moeten plaatsvinden en aan welke verplichtingen ondernemers die een BOB voeren, moeten voldoen met het oog op de traceerbaarheid van het product.

Er is een lid betreffende de identificatie van het product toegevoegd:

„Elke kaas moet verplicht kunnen worden geïdentificeerd. Daartoe wordt de korst van de kaas bij het vormen voorzien van een markering. Bij gedeclasseerde kazen wordt de markering weggeschraapt.”

De identificatie is een middel om kaas die een BOB zal krijgen, zo vroeg mogelijk in het verwerkingsproces, nog voor hij van een etiket wordt voorzien, te onderscheiden van andere kazen.

3.   „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”

De voorwaarden voor het onderhoud van het voederareaal zijn nader omschreven: „Bemesting met de volgende organische stoffen is toegestaan: compost, mest, gier, drijfmest van agrarische oorsprong, compost uit groenafval, slib van afvalwater, afval van zuivelbedrijven. Op bergweiden is alleen de verspreiding toegestaan van dierlijke mest die afkomstig is van daar geplaatste boxen. De verspreiding van slib van afvalwater is slechts onder voorwaarden toegestaan: directe inbreng in de grond, latentieperiode na verspreiding van ten minste acht weken, analytisch onderzoek per perceel. Bemesting met minerale meststoffen is voor graslanden beperkt tot een jaarlijks gemiddelde van 100 eenheden stikstof, 60 eenheden fosfor en 100 eenheden kalium per hectare.”.

Het doel van deze maatregelen is intensivering te beperken en overmatige bemesting te voorkomen, omdat dat het evenwicht van de natuurlijke flora van de graslanden en bergweiden kan verstoren en de waterlopen kan vervuilen. De verspreiding van slib van afvalwater wordt slechts onder voorwaarden toegestaan, omdat met dit slib ongewenste stoffen in de grond kunnen terechtkomen, die weer door de voedergewassen kunnen worden opgenomen.

De definities van de kudde (alle gezamenlijke schapen op het veebedrijf die bestemd zijn voor de melkproductie) en het schaap (ooi die op 1 november ouder is dan zes maanden) zijn nader omschreven.

De volgende bepaling is toegevoegd: „Genetisch gemodificeerde dieren zijn verboden.”, om te voorkomen dat de rassen hun lokale karakter verliezen.

Er is toegevoegd: „Voor de gehele kudde geldt dat de melkperiode niet langer dan 265 dagen per jaar mag duren. Melken is verboden in september en oktober.”

Deze maatregel bevestigt het seizoensgebonden karakter van de melkproductie, om te voorkomen dat deze ook buiten de seizoenen gaat plaatsvinden, en stelt een verplichte droogzettingsperiode in, die nodig is om de schapen in een goede conditie voor het lammeren te brengen.

Er is toegevoegd: „Voor één melkperiode (tussen 1 november en 31 oktober van het volgende jaar) mag de gemiddelde hoeveelheid melk van een kudde niet meer bedragen dan 300 liter per schaap bij een gemiddeld nuttig drogestofgehalte van meer dan 110 g per liter melk.”.

De productie van „Ossau-Iraty” is van nature gebaseerd op extensieve veehouderij. De melkproductie per schaap is derhalve beperkt om te voorkomen dat te intensieve veehouderij plaatsvindt. Door een minimum nuttig drogestofgehalte in te stellen, wil men ervoor zorgen dat de veehouders dieren selecteren die hoogwaardige melk produceren en niet dieren die vooral veel melk produceren.

   Er is toegevoegd: „Het is verboden op het veebedrijf genetisch gemodificeerde organismen te telen. Dit geldt voor alle gewassen die binnen het veebedrijf als voeder kunnen worden gebruikt en voor alle geteelde gewassen die het voeder kunnen verontreinigen.”.

Het doel hiervan is de risico’s van verontreiniging van voedergewassen te beperken. Daarom zijn voeders waarin transgene variëteiten zijn verwerkt verboden voor de herkauwers op het veebedrijf. Zo moet het traditionele karakter van het voeder dat aan de basis staat van deze kaas, met zijn sterke reputatie van een uit bergstreken afkomstig product, behouden blijven.

   Wat betreft het diervoeder is de bepaling „de dieren voeden zich in eerste instantie met het voeder van de bergweiden die zij in de lactatieperiode begrazen en daarna met secundair voeder en graan”, vervangen door de volgende leden:

„Het voeder van de kudde voldoet aan de volgende bepalingen:

het voeder is hoofdzakelijk afkomstig uit het afgebakende geografische gebied. Voor voeder anders dan weidegras dat niet afkomstig is uit dit gebied, geldt per periode een gemiddeld drogestofgehalte per schaap per jaar van 280 kg;

per periode zullen de schapen ten minste 240 dagen grazen;

tijdens de melkperiode ontvangen de schapen op de dagen dat zij niet grazen een dagelijks rantsoen van ten minste 600 g droge stof afkomstig uit het in punt 3 hierboven beschreven geografisch gebied.”

Om het geografische verband te benadrukken is het merendeel van het voeder dat de schapen krijgen toegediend, afkomstig uit het geografische gebied. Zonder de bepaling van een dagelijks minimum, zou het mogelijk zijn gedurende vier maanden geen voeder uit het geografische gebied toe te dienen, wat nog zou toenemen in de productiepiek.

Door het vee een minimum aantal dagen te laten grazen, wordt het verband tussen het product en zijn geografische gebied versterkt en wordt de traditionele houderijmethode in het gebied in ere gehouden. De plaatselijke rassen zijn namelijk bij uitstek aangepast om in elk seizoen te grazen en zij hebben de beweging die zij daarbij krijgen nodig om gezond te blijven. De gekozen tijdsduur van acht van de twaalf maanden komt overeen met de omstandigheden in de bergen.

—   Er is toegevoegd:

„—

het basisrantsoen bestaat uit weidegras, vers, droog en gedroogd langvezelig voeder, stro en gefermenteerd voer. Het stro wordt niet met ammoniak behandeld. In de schaapskooi mag vers voeder worden toegediend, te weten voederbieten, rapen, knollen, voederkolen, voederraapzaad en gras. Groenvoeder moet op de juiste wijze worden geoogst en in verse toestand naar de boerderij worden gebracht. Het mag niet worden opgewarmd voordat het aan het vee wordt toegediend. Voederbakken moeten van resten worden ontdaan alvorens met nieuw groenvoeder te worden gevuld.”.

Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het voeder uit bestanddelen bestaat die geschikt zijn om te herkauwen, zodat het vee zijn karakter van herkauwer behoudt. Het voeder wordt in eerste instantie bepaald door de samenstelling van het basisrantsoen en in tweede instantie door de samenstelling van aanvullingen en concentraten.

—   Er is toegevoegd:

„—

gefermenteerd voer in het voeder van de kudde tijdens de melkperiode: tot en met 31 januari 2018 is de toevoeging van gefermenteerd voer beperkt tot gemiddeld 1,5 kg bruto maiskuilvoer en 1 kg bruto baalgras of graskuilvoer per dag per schaap; baalgras moet een drogestofgehalte hebben van ten minste 70 %. Met ingang van 1 februari 2018 is de toevoeging van kuilvoer verboden. De toevoeging van baalgras is toegestaan tot maximaal gemiddeld 1 kg bruto per dag per schaap, mits het een drogestofgehalte heeft van ten minste 70 %.”.

Het doel hiervan is de melkeigenschappen te behouden. Het gebruik van gefermenteerd voer, dat tot bacteriële besmetting kan leiden, is aldus aan banden gelegd. Baalgras vormt qua oogstwijze een alternatief voor hooi, dat onder regenachtige omstandigheden van het land wordt gehaald. Voor de tenuitvoerlegging van de maatregel moet een termijn worden gesteld waarin de melkproducenten een voedersysteem tot stand kunnen brengen waarin geen kuilvoer meer wordt toegevoegd in de melkperiode.

Er is toegevoegd:

„—

de vermenging van voeders door de producent op het veebedrijf is onder bepaalde voorwaarden toegestaan:

vermenging van voeders van de lijst in punt 5.2.6;

vermenging van voeders van het basisrantsoen met voeders van de lijst in punt 5.2.6, indien die plaatsvindt op de dag van toediening;

de toediening van vermengde voeders verkregen door vermenging van voeders van het basisrantsoen en voeders van de lijst van grondstoffen die zijn goedgekeurd als aanvulling op het basisrantsoen als bedoeld in punt 5.2.6, is verboden.”.

Deze maatregel moet het gebruik verbieden van volledig uit de handel afkomstig voeder, want de herkomst en dikwijls ook de samenstelling van dergelijk voedsel zijn voor de veehouder onbekend en het bevordert een niet-grondgebonden houderijmethode die geen verband houdt met het geografische gebied.

—   Er is toegevoegd: „Er mag qua concentraten per schaap gemiddeld maximaal 800 g aan droge stof aan het dagelijks rantsoen worden toegevoegd. Per periode mag qua concentraten per schaap gemiddeld maximaal 150 kg aan droge stof worden toegevoegd.”.

Deze beperking heeft als doel het karakter van herkauwer van het schaap te behouden. Samen met de maatregelen betreffende de minimaal vereiste graasdagen en de minimale hoeveelheid voeder die uit het gebied afkomstig moet zijn, bevestigt deze beperking het verband met het geografische gebied, dat met name te danken is aan het diervoeder. Het gebruik van zowel een jaarlijkse als een dagelijkse limiet maakt het mogelijk rekening te houden met de sterke seizoensgebonden variatie in voedergewassen en met de cyclus van het schaap.

Bovendien is een lijst van toegestane voeders toegevoegd om in eerste instantie gebruik te maken van producten die voortvloeien uit de kennis van de veehouders. Dit is tevens het middel om te achterhalen welke grondstoffen de samengestelde voeders precies bevatten.

De volgende paragraaf wordt toegevoegd om het traditionele karakter van het voeder in stand te houden:

„Uitsluitend gewassen, bijproducten en aanvullend voer afkomstig van niet-transgene producten mogen deel uitmaken van het voeder voor op het veebedrijf aanwezige kleine herkauwers.”.

Teneinde, zoals dat ook voor volwassen dieren gebeurt, het voeder van jonge dieren te stroomlijnen, is een positieve lijst van toegestane voeders toegevoegd:

„Toegestane voeders voor lammeren vóór het spenen: melkproducten, gist, conserveermiddelen en johannesbroodmeel. Uitsluitend medische behandelingen die genezing tot doel hebben, zijn toegestaan.”.

De volgende bepaling is toegevoegd:

„De bereiding is verboden in september en oktober.”.

Dit bevestigt het seizoensgebonden karakter van de bereiding van „Ossau-Iraty”. Deze bereiding gaat namelijk gelijk op met de melkproductie, die plaatsvindt van november/december tot juni/juli en soms augustus.

De bewoordingen „rauw verwerkt voor de boerenkaas” zijn vervangen door:

„Het is verboden de melk te concentreren door het gedeeltelijk verwijderen van het waterige deel vóór de stremming. Verhitting is toegestaan voor kaas anders dan boerenkaas.”

Deze bepaling bevestigt dat de melk als zodanig moet worden verwerkt zonder een andere behandeling dan verhitting te ondergaan, die verboden blijft voor boerenkaas. Dit is thans ook het geval.

   De bepaling „De wrongelkorrels worden geroerd en in de bak opgewarmd tot een temperatuur tussen 36 en 44 °C” wordt vervangen door:

„De bereiding omvat uitsluitend de volgende onderdelen:

voor boerenkaas is een zeving op brandnetels toegestaan;

de enige toegestane melktoevoegingen zijn: stremsel, calciumchloride (maximaal 3 cm3 per 10 liter melk), water, onschadelijke bacterieculturen, gisten en schimmels, mits niet genetisch gemanipuleerd;

de stremming vindt plaats binnen 40 uur na de eerste melkbeurt voor de boerenkaas en binnen 48 uur na de eerste melkbeurt voor niet-boerenkaas. Om te stremmen is een temperatuur vereist tussen 28 en 35 °C en wordt per 10 liter melk maximaal 3 cm3 stremsel toegevoegd voor een stremselreferentie van 520 mg lebferment per liter. Het toevoegen van water om het stremsel te verdunnen, is geoorloofd;

de stremming, het versnijden, het roeren, het opwarmen en het opnieuw opwarmen vinden plaats bij een temperatuur van 44 °C of lager. Er mag niet langer dan een uur worden geroerd. De verkregen korrels zijn 1 cm3 of kleiner;

het afscheiden van melksuiker is uitsluitend geoorloofd voor kaas anders dan boerenkaas: de hoeveelheid verkregen wei bedraagt 25 % of minder van de verwerkte melk, de aan de wrongel toegevoegde hoeveelheid drinkwater mag niet hoger zijn dan 25 % van de verwerkte melk en de temperatuur van dit water moet tussen 25 en 60 °C liggen;

de vorming vindt plaats in geperforeerde vormen met doek of in microgeperforeerde vormen (van 25,5 tot 26 cm in doorsnede en 9 tot 12 cm hoog, of kleinere vormen met een diameter van 18 tot 20 cm en een hoogte van 7 tot 10 cm. De boerenkaas kan worden bereid in vormen van 24 tot 28 cm in doorsnede en 9 tot 15 cm hoog);

tijdens het persen wordt de boerenkaas ten minste één keer gekeerd;

de kaas wordt uit de vorm genomen vanaf het moment dat de pH 5,5 of minder is;

de kaas wordt gezouten met droog zout of pekel. De zouting met droog zout vindt plaats bij een omgevingstemperatuur van 15 °C of lager en mag per kg kaas niet langer dan 24 uur duren. De pekel bestaat uit water en zout (330 g per liter of minder) en kan azijnzuur of melkzuur bevatten. Zijn pH is 5,5 of lager. Het pekelen mag per kilogram kaas niet langer dan 12 uur duren. De temperatuur mag daarbij de 15 °C niet overschrijden. Filtering van de pekel is toegestaan.”.

Daar de beschrijving van de fase van roeren en opwarmen van de wrongelkorrels in de bak onvolledig was wat betreft de beschrijving van de methode voor het verkrijgen van het product, is elke stap van de kaasbereiding vanaf de verwerking van de melk tot aan de zouting nader omschreven. De streefwaarden voor met name de in acht te nemen termijnen en temperaturen worden vastgesteld overeenkomstig de huidige gebruiken voor kaasfabricage. Daar in het huidige productdossier bovendien geen melding wordt gemaakt van de voorwaarden voor het afscheiden van melksuiker, is deze techniek, die uitsluitend wordt toegepast bij de kaasbereiding in zuivelbedrijven omdat ze is bedoeld voor melkmengsels, opgenomen in termen van maximale hoeveelheid verkregen wei, maximale hoeveelheid toegevoegd water en temperatuur.

Het gebruik van behandelingen en toevoegingen voor kazen maakte overigens deel uit van algemene voorschriften. Gebleken is dat nieuwe technieken, waarvan een aantal betrekking heeft op behandelingen en toevoegingen, gevolgen zouden kunnen hebben voor de kenmerken van „Ossau-Iraty”.

Daarom is het nodig gebleken in het productdossier de huidige praktijk van het gebruik van behandelingen en toevoegingen voor melk en de bereiding van „Ossau-Iraty” nader te omschrijven, teneinde te voorkomen dat toekomstige, ongeoorloofde praktijken de kenmerken zouden kunnen schaden.

De volgende bepalingen zijn toegevoegd:

„Bewaring van grondstoffen, halffabricaten, wrongel of verse kaas bij temperaturen onder nul (graden Celsius) is verboden.

De vacumeringstechniek is toegestaan, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

verse kazen moeten worden gevacumeerd binnen tien dagen nadat zij zijn gepekeld of gezouten;

gedurende de gehele vacumering moet de bewaartemperatuur tussen 0 °C en 4 °C liggen;

de vacumering mag maximaal tien maanden duren en alle in een jaar geproduceerde kazen moeten uiterlijk 20 december van datzelfde jaar uit hun vacuüm worden gehaald;

de rijpingstijd van de kaas wordt in geval van vacumering gerekend vanaf de dag dat de kaas uit zijn vacuüm is gehaald.”

Invriezen van de kaas is verboden, omdat daardoor zijn organoleptische eigenschappen veranderen. Dankzij vacumering kan de kaas het hele jaar door rijpen en in de handel worden gebracht, ondanks dat de melkproductie en daarmee de kaasbereiding seizoensgebonden zijn. De kaas wordt vers gevacumeerd bewaard en zal in die tijd niet rijpen. Deze bewaartijd valt dan ook niet onder de rijpingstijd.

   De bepaling „De rijping vindt in het gebied van de oorsprongsbenaming plaats gedurende 90 dagen, welke duur tot 60 dagen kan worden teruggebracht voor de kleine „Ossau-Iraty”” wordt vervangen door het volgende:

„De minimale rijpingsduur in het geografische gebied bedraagt 120 dagen voor kazen van 4 tot 7 kg en 80 dagen voor kazen van 2 tot 3 kg. De rijpingstemperatuur ligt tussen 6 °C en 15 °C. In de rijpingskamer is de luchtvochtigheid hoger dan 75 %.”

Een langere rijpingsduur verbetert de productkenmerken. De rijpingsvoorwaarden zijn overigens nader omschreven om deze beter te kunnen stroomlijnen.

De volgende bepaling met een beschrijving van de traditionele zorg die aan de kazen wordt besteed, is toegevoegd:

„Tijdens de rijping worden de kazen gekeerd en geborsteld. Voor de borsteling kunnen water, zout, oppervlakterijpingsfermenten en een rode pigmentmassa gebruikt worden.”.

Om het traditionele karakter van de kazen sterker tot uiting te brengen, is het verboden op het oppervlak kleurstof(fen) voor de korst en natamycine aan te brengen. Voordat het verbod op het gebruik van polyvinylacetaat ingaat, moeten de gezamenlijke ondernemers tot 1 november 2014 de tijd krijgen om een alternatieve oplossing te implementeren.

4.   „Specifieke onderdelen betreffende de etikettering”

In de nieuwe versie worden in duidelijkere bewoordingen de etikettering van het product en een lettergrootte verplicht gesteld.

De verplichting om het INAO-logo te gebruiken, wordt ingetrokken en vervangen door de verplichting om het BOB-symbool van de Europese Unie aan te brengen. Daarnaast mag de vermelding „Beschermde oorsprongsbenaming” eveneens worden aangebracht.

De mogelijkheid om de vermeldingen „fermier” (van boerenherkomst) en „montagne” (afkomstig uit de bergen) aan te brengen, alsmede de voorwaarden voor het gebruik ervan, zijn geschrapt omdat deze bepalingen niet langer passend zijn.

5.   „Nationale eisen”

Toevoeging van de belangrijkste controlepunten van het productdossier.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (3)

„OSSAU-IRATY”

EG-nr. FR-PDO-0417-01096 — 15.2.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Ossau-Iraty”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3. Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Ossau-Iraty” is een kaas die uitsluitend wordt gemaakt van niet-gestandaardiseerde, gestremde schapenmelk als zodanig. De kaas is gezouten en gerijpt, heeft een cilindrische vorm, is halfhard en ongekookt, heeft een rechte of enigszins bolle opstaande kant, bevat ten minste 50 % vetstof op het totale drogestofgehalte en mag per 100 g kaas niet minder dan 58 g droge stof bevatten. „Ossau-Iraty” wordt als boerenkaas uitsluitend bereid uit rauwe melk.

Vormafmetingen en kaasgewichten:

vormen van 25,5 tot 26 cm in doorsnede en 9 tot 12 cm hoog voor een gerijpt kaasgewicht van 4 tot 5 kg;

of vormen van 18 tot 20 cm in doorsnede en 7 tot 10 cm hoog voor een gerijpt kaasgewicht van 2 tot 3 kg.

„Ossau-Iraty” kan als boerenkaas in de hiervoor beschreven vormen worden gemaakt of voor het grotere formaat in vormen van 24 tot 28 cm in doorsnede en 9 tot 15 cm hoog voor een gewicht tot 7 kg.

De kaas heeft een kleur die afhankelijk van de rijping varieert van ivoorwit tot amber-crème. De kaas is glad en varieert van stevig tot smeuïg. De kaas kan enkele kleine gaatjes vertonen.

De kleur van de korst varieert van oranjegeel tot grijs.

Voor kazen met een gewicht van 2 tot 3 kg geldt een rijpingsduur van minimaal 80 dagen, terwijl voor kazen met een gewicht van 4 tot 7 kg een rijpingsduur van 120 dagen geldt.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Voor „Ossau-Iraty” wordt uitsluitend schapenmelk gebruikt afkomstig van schapen van de rassen Basco-Béarnaise of Manech tête noire of Manech tête rousse.

In één melkperiode (tussen 1 november en 31 oktober van het volgende jaar) geeft een kudde gemiddeld niet meer dan 300 liter melk per schaap. De melkproductie is seizoensgebonden: de kudde mag maximaal 265 dagen per jaar worden gemolken en het melken is verboden in september en oktober.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

De kudde wordt gevoed met voeder dat hoofdzakelijk afkomstig is uit het afgebakende geografische gebied. Voor voeder anders dan weidegras dat niet afkomstig is uit dit gebied, geldt per periode een gemiddeld drogestofgehalte per schaap van 280 kg.

Het basisrantsoen bestaat uit weidegras, vers, droog en gedroogd voeder, stro en gefermenteerd voer. Voor de samenstelling van het voeder moet een positieve lijst van grondstoffen worden gehanteerd, zowel voor het basisrantsoen als voor de aanvullingen. Het voeder moet afkomstig zijn van niet-transgene producten.

De schapen grazen ten minste 240 dagen per jaar. Tijdens de melkperiode ontvangen de schapen op de dagen dat zij niet grazen een dagelijks rantsoen van ten minste 600 g droge stof afkomstig uit het geografische gebied.

Voor de samenstelling van het voeder in de melkperiode geldt het volgende:

tot en met 31 januari 2018 is de toevoeging van gefermenteerd voer beperkt tot gemiddeld 1,5 kg bruto maiskuilvoer en 1 kg bruto baalgras of graskuilvoer per dag per schaap;

met ingang van 1 februari 2018 is de toevoeging van kuilvoer verboden en is de toevoeging van baalgras toegestaan tot maximaal gemiddeld 1 kg bruto per dag per schaap.

Voor deze twee bepalingen geldt dat het gras een drogestofgehalte moet hebben van ten minste 70 %.

Er mag qua concentraten per schaap gemiddeld maximaal 800 g aan droge stof aan het dagelijks rantsoen worden toegevoegd. Per periode mag qua concentraten per schaap gemiddeld maximaal 150 kg aan droge stof worden toegevoegd.

Het is verboden op gronden van een veebedrijf transgene gewassen te telen als op dit bedrijf melk wordt geproduceerd die voor BOB-producten wordt gebruikt. Dit verbod geldt voor alle gewassen die binnen het veebedrijf als voeder kunnen worden gebruikt en voor alle geteelde gewassen die het voeder kunnen verontreinigen.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De schapenmelkproductie, de fabricage en de rijping van de kazen vinden plaats in het geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

„Ossau-Iraty” mag voorverpakt in stukken worden verkocht, mits elk stuk een deel met korst bevat — die immers kenmerkend is voor de oorsprongsbenaming — en hierop een etiket is aangebracht met de in punt 3.7 omschreven vermeldingen.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Afgezien van de voor alle kazen geldende verplichte vermeldingen, moet op het etiket van elke kaas de naam van de oorsprongsbenaming worden vermeld, in letters die minstens zo groot zijn als twee derde van de grootste tekens op het etiket.

Het gebruik van het BOB-symbool van de Europese Unie is verplicht op de etiketten van de kazen.

Daarnaast mag de vermelding „beschermde oorsprongsbenaming” op de verpakking worden aangebracht.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied wordt gevormd door de volgende gemeenten of delen van gemeenten:

die van het departement Pyrénées-Atlantiques:

alle gemeenten van de kantons Accous, Anglet, Aramits, Arudy, Biarritz, Bidache, Espelette, Hasparren, Hendaye, Iholdy, Laruns, Lasseube, Mauléon-Licharre, Navarrenx, Nay, Oloron, Saint-Etienne-de-Baïgorry, Saint-Jean-de-Luz, Saint-Jean-Pied-de-Port, Saint-Palais, Sauveterre-de-Béarn, Tardets-Sorholus en Ustaritz;

de gemeenten Aressy, Assat, Auterrive, Ayherre, Bellocq, Bérenx, Bosdarros, Briscous, Carresse-Cassaber, Castagnède, Castetner, Cuqueron, Escos, Gan, Gelos, Hours, Isturits, Jurançon, Laà-Mondrans, La-Bastide-Clairence, Labastide-Villefranche, Labatmale, Lahonce, Lahourcade, Lanneplaà, Léren, Loubieng, Lucgarier, Lucq-de-Béarn, Mazères-Lezons, Meillon, Monein, Mouguerre, Mourenx, Narcastet, Noguères, Ozenx-Montestrucq, Parbayse, Rontignon, Saint-Dos, Saint-Faust, Saint-Pé-de-Léren, Saint-Pierre-d’Irube, Salies-de-Béarn, Salles-Mongiscard, Sarpourenx, Sauvelade, Uzos, Vielleségure en Villefranque;

delen van de gemeenten Abos, Abidos, Arbus, Argagnon, Artigueloutan, Artiguelouve, Barzun, Bayonne, Bésingrand, Biron, Bizanos, Castétis, Denguin, Espoey, Gomer, Idron, Lacq, Labastide-Cézeracq, Lagor, Lahontan, Laroin, Lée, Lescar, Livron, Lons, Maslacq, Mont, Nousty, Orthez, Os-Marsillon, Ousse, Pardies, Pau, Pontacq, Siros, Soumoulou, Tarsacq, Urcuit en Urt.

De kaarten van deze gemeenten zijn op het stadhuis gedeponeerd.

Deze gemeenten zijn gelegen op de linkeroever van de Ousse en vervolgens van de Gave de Pau, de Gaves réunis en de Adour na hun samenvloeiing. Een deel van de gemeente Lons is gelegen op de rechteroever van de Gave de Pau.

die van het departement Hautes-Pyrénées grenzend aan het departement Pyrénées-Atlantiques: Arbéost, Arrens-Marsous en Ferrières.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het geografische gebied van de oorsprongsbenaming omvat het gebergte en de vlakte van Baskenland en Béarn.

De natuurlijke omstandigheden van het geografische gebied, zijn zeeklimaat met een aanzienlijke, regelmatige hoeveelheid neerslag (minimaal 1 200 tot 1 800 mm/jaar) en zijn relatief geringe temperatuurschommelingen zijn gunstig voor de weiden en daarmee voor de melkveehouderij met schapen. Ook het reliëf, de heuvels, het laag- en middelgebergte en de hoogte hebben in het gebied de basis gelegd voor — hoofdzakelijk extensieve — veehouderij.

De voor de melkproductie gebruikte schapenrassen zijn traditionele rassen. Het betreft de plaatselijke rassen Manech tête noire, Manech tête rousse en Basco-Béarnaise, die zeer goed zijn aangepast aan de omstandigheden in het geografische gebied: voeder op basis van gras en hooi en een zeer regenachtig klimaat waartegen hun „dichte” wollen vacht bescherming biedt. De schapen grazen elke dag, zelfs in de winter, behalve als er sneeuw valt of onder extreme omstandigheden. Zij zijn gewend aan verweiding, waar driekwart van de kudde aan meedoet. Deze plaatselijke rassen geven uitsluitend in de winter, het voorjaar en aan het begin van de zomer melk.

De werkwijze voor het verkrijgen van het product is op deze seizoensgebonden melkproductie gebaseerd: het melken en het bereiden van kaas is dan ook verboden in september en oktober.

De uit het geografische gebied afkomstige schapenmelk is bijzonder rijk van samenstelling. Daardoor is op basis van de werkwijze een gemiddeld nuttig drogestofgehalte (vetgehalte + eiwit) van meer dan 110 g per liter melk gegarandeerd.

De productiemethoden en -parameters zijn op deze rijke samenstelling de melk afgestemd. Zo kan de kaas vanaf het moment dat die in de kelder wordt gelegd veranderingen, lipolyse en proteolyse, ondergaan, die tijdens de rijping plaatsvinden.

De handelingen van de kaasmaker tijdens de rijping (keren, borstelen, wering van fungiciden) dragen bij aan de totstandkoming van de verschillende oppervlakteflora die voor de ontwikkeling van de aroma’s zorgen.

5.2.   Specificiteit van het product

„Ossau-Iraty” is een halfharde kaas van schapenmelk in een Tomme-vorm met een rechte of enigszins bolle opstaande kant. Zijn harde korst is enkele millimeters dik en zijn kleur varieert van oranjegeel tot grijs. „Ossau-Iraty” weegt ten minste 2 kg en kan daardoor lang rijpen: afhankelijk van het formaat minimaal 80 à 120 dagen.

De kaas heeft een kleur die afhankelijk van de rijping varieert van ivoorwit tot amber-crème. Zijn textuur is glad en vast, smelt op de tong en is smeuïg tot hard in de mond. De kaas kan enkele kleine gaatjes vertonen.

Uit zijn subtiele geur komt soms een vleugje van bloemen of fruit naar voren. Zijn smaak vindt een evenwicht tussen zurig en vettig en is intens, zonder een overdaad aan zout, en dikwijls met de aroma’s van hazelnoot en fruit.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het geografische gebied wordt gevormd door het gebergte en de vlakte van Baskenland en Béarn die grotendeels bedekt zijn met natuurlijke of tijdelijke graslanden, hetzij de bergweiden waar het merendeel van de kudden elke zomer verblijft, hetzij op de veebedrijven waar de veehouders de voorkeur geven aan voederproductie voor begrazing en voor het hooien.

Met deze vegetatie is de productie mogelijk van voeder dat afkomstig is uit het geografische gebied en hoofdzakelijk bestaat uit hooi, nagras en weidegras in verschillende variëteiten.

Deze voedergewassen worden gebruikt binnen een veehouderij met uitsluitend plaatselijke schapenrassen (Manech tête noire, Manech tête rousse en Basco-béarnaise).

Het gebruik van deze plaatselijke rassen, de toediening van voeder dat gebaseerd is op weidegras en hooi en voorwaarden die intensivering van de veehouderij beperken staan garant voor melk die zich zeer goed leent voor het maken van kaas.

Bekend is dat in het westelijke deel van de Pyreneeën al minstens sinds de Middeleeuwen schapenkaas wordt geproduceerd. Uit deelpachtovereenkomsten uit de 14e eeuw en uit notariële stukken van het begin van de 15e eeuw blijkt dat in deze regio schapenkaas werd geproduceerd.

Doordat het vervoer tussen de hoger gelegen weilanden of bergweiden en de dalen moeilijk was, waren de herders al snel gedwongen de melk ter plaatse te verwerken tot een kaas die gemakkelijk naar het dal kon worden gebracht om te worden verkocht.

„Ossau-Iraty” behoort tot de categorie „harde, ongekookte” kazen: de massa van meerdere kilogrammen, de hardheid, de vorm en de langdurige rijping waardoor een relatief harde korst ontstaat, maken van deze kaas een gemakkelijk te vervoeren product. Omdat de kaas goed kon worden bewaard, konden de herder en zijn gezin het hele jaar door over eiwitrijke voeding beschikken.

Hoewel het vervoer tegenwoordig gemakkelijker is, is de traditionele langdurige rijping in stand gehouden. De eigenschappen van de kazen met hun gevarieerde aroma’s ontstaan door een samenspel van alle kenmerkende onderdelen van de productie, en met name de langdurige rijping van de kazen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4))

https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCOssau-Iraty.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(4)  Zie voetnoot 3.