ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
57e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2014/C 196/01 |
||
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2014/C 196/02 |
||
2014/C 196/03 |
||
|
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
|
2014/C 196/04 |
||
2014/C 196/05 |
||
2014/C 196/06 |
|
V Adviezen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK |
|
|
Europese Commissie |
|
2014/C 196/07 |
||
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
Europese Commissie |
|
2014/C 196/08 |
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/1 |
Wisselkoersen van de euro (1)
25 juni 2014
(2014/C 196/01)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,3615 |
JPY |
Japanse yen |
138,73 |
DKK |
Deense kroon |
7,4550 |
GBP |
Pond sterling |
0,80225 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,1734 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,2168 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
8,3585 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
27,435 |
HUF |
Hongaarse forint |
307,23 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
PLN |
Poolse zloty |
4,1504 |
RON |
Roemeense leu |
4,3925 |
TRY |
Turkse lira |
2,9135 |
AUD |
Australische dollar |
1,4539 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4620 |
HKD |
Hongkongse dollar |
10,5537 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5652 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,7028 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 387,97 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
14,4494 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
8,4884 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,5765 |
IDR |
Indonesische roepia |
16 458,09 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,3902 |
PHP |
Filipijnse peso |
59,714 |
RUB |
Russische roebel |
45,9875 |
THB |
Thaise baht |
44,208 |
BRL |
Braziliaanse real |
3,0133 |
MXN |
Mexicaanse peso |
17,7689 |
INR |
Indiase roepie |
81,8704 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/2 |
Saneringsmaatregelen
Besluit tot vaststelling van een saneringsmaatregel ten aanzien van Societatea Carpatica Asig SA
(2014/C 196/02)
Openbaarmaking overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en liquidatie van verzekeringsondernemingen
Verzekeringsonderneming |
Societatea Carpatica Asig SA, met statutaire zetel te str. Nicolaus Olahus nr. 5, Turnul A, et. 3-6, Centrul de Afaceri Sibiu, Sibiu, Roemenië, ingeschreven in het handelsregister onder nr. J32/1053/29.11.1996 en met belastingnummer 8990884 |
Datum, inwerkingtreding en aard van het besluit |
Besluit nr. 183 van 16 mei 2014 tot inleiding van de financiële herstelprocedure, op basis van een financieel herstelplan, ten aanzien van Carpatica Asig SA |
Bevoegde autoriteiten |
De financiële toezichthoudende autoriteit (ASF, Autoritatea de Supraveghere Financiară), met hoofdkantoor in Splaiul Independenței nr. 15, sector 5, Boekarest, Roemenië |
Toezichthoudende autoriteit |
De financiële toezichthoudende autoriteit (ASF, Autoritatea de Supraveghere Financiară), met hoofdkantoor in Splaiul Independenței nr. 15, sector 5, Boekarest, Roemenië |
Aangewezen bewindvoerder |
— |
Toepasselijke wetgeving |
Roemenië Ordonanța de Urgență nr. 93/2012 (Spoeddecreet nr. 93/2012) betreffende de oprichting, organisatie en werking van de financiële toezichthoudende autoriteit, goedgekeurd met wijzigingen bij Wet nr. 113/2013, als gewijzigd; Wet nr. 503/2004 betreffende financieel herstel, insolventie, vrijwillige ontbinding en liquidatie van verzekeringsondernemingen, opnieuw gepubliceerd; Wet nr. 32/2000 betreffende het verzekeringsbedrijf en het toezicht op het verzekeringsbedrijf, als gewijzigd. |
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/3 |
Saneringsmaatregelen
Besluit tot vaststelling van een saneringsmaatregel ten aanzien van DIRECT Pojišťovna, a.s., in liquidatie
(2014/C 196/03)
Openbaarmaking overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen.
Verzekeringsonderneming |
DIRECT Pojišťovna, a.s., in liquidatie Statutaire zetel:
|
|||
Datum, inwerkingtreding en aard van het besluit |
Besluit nr. 2014/2850/570 van de Tsjechische nationale bank van 18 maart 2014, dossier nr. Sp/2014/41/571, tot intrekking van een vergunning om verzekeringsactiviteiten te verrichten, dat op 1 april 2014 in werking is getreden. |
|||
Bevoegde autoriteiten |
Tsjechische nationale bank (Česká národní banka) Statutaire zetel:
|
|||
Toezichthoudende autoriteit |
Tsjechische nationale bank Statutaire zetel:
|
|||
Aangewezen bewindvoerder |
Bij Besluit nr. 2014/2738/570 van 18 maart 2014, dossier nr. Sp/2014/33/573, heeft de Tsjechische nationale bank de heer Roman Fink, Dolní Bělá — Líté 48, postcode: 331 52, geboortedatum: 24 maart 1978, als liquidateur aangewezen. |
|||
Toepasselijke wetgeving |
Het Tsjechische recht, en met name de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Wet nr. 89/2012, als gewijzigd), de wet op de handelsvennootschappen (Wet nr. 90/2012, als gewijzigd) en de verzekeringswet (Wet nr. 277/2009, als gewijzigd). |
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/4 |
Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken
(2014/C 196/04)
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:
Datum waarop het besluit is genomen |
: |
26 februari 2014 |
||||||||
Nummer van de steunmaatregel |
: |
73992 |
||||||||
Nummer van het besluit |
: |
90/14/COL |
||||||||
EVA-staat |
: |
IJsland |
||||||||
Benaming (en/of naam van de begunstigde) |
: |
havenfonds van Norðurþing |
||||||||
Rechtsgrondslag |
: |
artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst |
||||||||
Type steunmaatregel |
: |
individuele steun |
||||||||
Doelstelling |
: |
financiering van infrastructuur voor regionale ontwikkeling |
||||||||
Vorm van de steun |
: |
eigen vermogen, gemeentelijke lening en achtergestelde lening |
||||||||
Begrotingsmiddelen |
: |
969 miljoen ISK |
||||||||
Looptijd |
: |
15 jaar voor de gemeentelijke lening en 25 jaar voor de achtergestelde lening |
||||||||
Economische sectoren |
: |
haveninfrastructuur |
||||||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
: |
en
|
De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:
http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/5 |
Beknopte informatie van de EVA-staten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens het in punt 1 j) van bijlage XV van de EER-overeenkomst genoemde besluit (Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening))
(2014/C 196/05)
DEEL I
Nummer van de steunmaatregel |
GBER 2/2014/R&D |
||||
EVA-staat |
Noorwegen |
||||
Regio |
Oslo en Akershus |
||||
Steunverlenende autoriteit |
Naam |
Stad Oslo |
|||
|
Adres |
|
|||
Webpagina |
www.oslo.kommune.no |
||||
Benaming van de steunmaatregel |
Regionaal innovatieprogramma 2014 |
||||
Nationale rechtsgrondslag (referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Voorstel 1 S (2012-2013) http://www.regjeringen.no/nb/dep/fin/dok/regpubl/prop/2012-2013/prop-1-s-20122013--20122013.html?id=703367 |
||||
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel |
http://www.akershus.no/ansvarsomrader/neringsutvikling/innovasjon%20og%20nettverk/regionalt-innovasjonsprogram/ |
||||
Type steunmaatregel |
Steunregeling |
Ja |
|||
Looptijd |
Steunregeling |
1.1.2014 - 31.12.2014 |
|||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren die voor steun in aanmerking komen |
Alle sectoren |
|||
Soort begunstigde |
Kmo |
Ja |
|||
|
Grote ondernemingen |
Ja |
|||
Begrotingsmiddelen |
Totaal gepland jaarbudget in het kader van de regeling |
Totaalbedrag (2014): 1 351 250 EUR |
|||
Steuninstrument (artikel 5) |
Subsidie |
Ja |
DEEL II
Algemene doelstellingen (lijst) |
Doelstellingen (lijst) |
Maximale steunintensiteit in % of maximaal steunbedrag in NOK |
Kmo—verhogingen in % |
Kmo-steun ten behoeve van consultancy en deelneming aan beurzen (artikel 26-27) |
Kmo-steun ten behoeve van consultancy (artikel 26) |
50 % |
|
Steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (artikel 30-37) |
Steun voor jonge innoverende ondernemingen (artikel 35) |
1 miljoen EUR |
|
|
Steun voor innovatieadviesdiensten en voor diensten inzake innovatieondersteuning (artikel 36) |
200 000 EUR per begunstigde over een periode van drie jaar |
|
Opleidingssteun (artikel 38-39) |
Specifieke opleiding (artikel 38, lid 1) |
25 % |
|
|
Algemene opleiding (artikel 38, lid 2) |
60 % |
|
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/7 |
Beknopte informatie van de EVA-staten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens het in punt 1 j) van bijlage XV van de EER-overeenkomst genoemde besluit (Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening))
(2014/C 196/06)
DEEL I
Nummer van de steunmaatregel |
GBER 3/2014/TRA |
|||
EVA-staat |
Noorwegen |
|||
Steunverlenende autoriteit |
Naam |
Innovatie Noorwegen |
||
Adres |
|
|||
Webpagina |
www.innovationnorway.com |
|||
Benaming van de steunmaatregel |
Steunregeling voor bio-energie |
|||
Nationale rechtsgrondslag (referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Rijksbegroting, Groenboek 1 S (2013-2014) Voorstel aan het Parlement (voorstel voor parlementaire resolutie), hoofdstuk 1150, post 50, blz. 115 en hoofdstuk 1149, post 73, blz. 110 (1) http://www.regjeringen.no/pages/38489957/PDFS/PRP201320140001LMDDDDPDFS.pdf |
|||
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel |
http://www.innovasjonnorge.no/Landbruk/Tjenester/Bioenergi/Bioenergiprogrammet/ |
|||
Type steunmaatregel |
Steunregeling |
Ja |
||
Wijziging van een bestaande steunmaatregel |
De opgenomen steunregeling zal vervallen. |
GBER 3/2009/TRA is op 1.1.2014 vervallen. |
||
Looptijd |
Steunregeling |
1.2.2014-31.12.2014 |
||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren die voor steun in aanmerking komen |
Ja |
||
Soort begunstigde |
Kmo |
Ja |
||
Grote ondernemingen |
Ja |
|||
Begrotingsmiddelen |
Totaal gepland jaarbudget in het kader van de regeling |
2 miljoen NOK per jaar |
||
Steuninstrument (artikel 5) |
Subsidie |
Ja |
DEEL II
Algemene doelstellingen (lijst) |
Doelstellingen (lijst) |
Maximale steunintensiteit in % of maximaal steunbedrag in NOK |
Kmo-verhogingen in % |
Opleidingssteun (artikel 38-39) |
Specifieke opleiding (artikel 38, lid 1) |
25 % |
|
Algemene opleiding (artikel 38, lid 2) |
60 % |
|
(1) Prop. 1 S (2013-2014) Proposisjon til Stortinget (forslag til stortingsvedtak) Kap. 1150 post 50, side 115 og Kap 1149 post 73, side 110.
V Adviezen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK
Europese Commissie
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/9 |
Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Volksrepubliek China en Taiwan
(2014/C 196/07)
De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van koudgewalste platte producten van roestvrij staal uit de Volksrepubliek China en Taiwan.
1. Klacht
De klacht werd op 13 mei 2014 ingediend door EUROFER („de klager”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van koudgewalste platte producten van roestvrij staal in de Unie voor hun rekening nemen.
2. Onderzocht product
Dit onderzoek heeft betrekking op gewalste platte producten van roestvrij staal, enkel koud gewalst („het onderzochte product”).
3. Bewering dat er sprake is van dumping
Bij het product dat met dumping zou worden ingevoerd, gaat het om het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7219 31 00, 7219 32 10, 7219 32 90, 7219 33 10, 7219 33 90, 7219 34 10, 7219 34 90, 7219 35 10, 7219 35 90, 7220 20 21, 7220 20 29, 7220 20 41, 7220 20 49, 7220 20 81 en 7220 20 89, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan („de betrokken landen”). Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.
Aangezien de Volksrepubliek China ingevolge de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening niet als een land met een markteconomie wordt beschouwd, heeft de klager de normale waarde voor de invoer uit de Volksrepubliek China vastgesteld op basis van de prijs in een derde land met een markteconomie, namelijk de Verenigde Staten van Amerika. De bewering dat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het naar de Unie wordt uitgevoerd.
Bij gebrek aan betrouwbare gegevens over binnenlandse prijzen voor Taiwan is de bewering dat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd gebaseerd op de vergelijking van de door berekening vastgestelde normale waarde (productiekosten, verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten (VAA-kosten) en winst) met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de EU.
De aldus berekende dumpingmarges zijn voor de twee betrokken landen aanzienlijk.
4. Bewering dat er sprake is van schade en oorzakelijk verband
De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit de betrokken landen zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.
Uit het door de klager verstrekte voorlopige bewijsmateriaal blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product werd ingevoerd onder meer een negatieve invloed hebben gehad op het marktaandeel, het verkoopvolume en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van de bedrijfstak aanzienlijk zijn verslechterd en arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan.
5. Procedure
Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten heeft vastgesteld dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.
Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit de betrokken landen met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.
5.1. Procedure voor het vaststellen van dumping
Producenten-exporteurs (2) van het onderzochte product uit de betrokken landen worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie deel te nemen.
5.1.1. Onderzoek van de producenten-exporteurs
5.1.1.1.
a) Steekproef
Gezien het potentieel grote aantal producenten-exporteurs in de betrokken landen dat bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact op te nemen met de Commissie. Zij moeten contact opnemen binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van de betrokken landen en eventueel ook met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.
Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.
Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de betrokken landen en de verenigingen van producenten-exporteurs, indien nodig via de autoriteiten van de betrokken landen, mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de betrokken landen.
Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.
Onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening worden ondernemingen die hebben ingestemd met hun mogelijke opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) zal het antidumpingrecht dat kan worden toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (3).
b) Individuele dumpingmarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken om voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. De producenten-exporteurs die om een individuele dumpingmarge willen verzoeken, moeten een vragenlijst aanvragen en deze, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef naar behoren ingevuld terugzenden. De Commissie zal onderzoeken of hun een individueel recht overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kan worden toegekend. De producenten in het land zonder markteconomie die van mening zijn dat zij het onderzochte product op marktvoorwaarden produceren en verkopen, kunnen in dit verband een naar behoren onderbouwde aanvraag om behandeling als marktgerichte onderneming (BMO-aanvraag) indienen, en deze naar behoren ingevuld terugsturen, binnen de in punt 5.1.1.2, onder b), vermelde termijnen.
Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.
5.1.1.2.
a) Selectie van een derde land met een markteconomie
De normale waarde van de invoer uit de Volksrepubliek China zal, met inachtneming van de bepalingen van punt 5.1.2.2, onder b), overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De voorlopige keuze van de Commissie is op de Verenigde Staten van Amerika gevallen. Belanghebbenden wordt hierbij verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze binnen tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, zijn andere leveranciers van de Unie uit landen met een markteconomie onder andere gevestigd in India, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en Taiwan. Om uiteindelijk het derde land met een markteconomie te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het onderzochte product er wordt geproduceerd.
b) Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (4) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.
De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China die voor de steekproef zijn geselecteerd, evenals aan alle niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, aan alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs, en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China. De Commissie zal enkel de BMO-aanvraagformulieren beoordelen die zijn ingediend door voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs en door niet voor de steekproef geselecteerde medewerkende producenten-exporteurs waarvan het verzoek om berekening van een individuele dumpingmarge is aanvaard.
Alle producenten-exporteurs die een BMO willen aanvragen, moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef dan wel van de beslissing geen steekproef samen te stellen een ingevuld BMO-aanvraagformulier indienen.
5.1.2. Onderzoek van de niet-verbonden importeurs (5) (6)
Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit de betrokken landen in de Unie invoeren, wordt verzocht aan het onderzoek mee te werken.
Gezien het potentieel grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, worden alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact op te nemen met de Commissie. Zij moeten dat — tenzij anders aangegeven — uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage II bij dit bericht gevraagde informatie over hun ondernemingen verstrekken.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.
Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.
Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve verkoopvolume van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.
5.2. Procedure voor het vaststellen van schade en voor het onderzoek van de producenten in de Unie
De vaststelling van de schade vindt plaats op basis van positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van de omvang van de invoer met dumping, het effect ervan op de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden, wordt de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.
Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening samengesteld.
De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt hierbij verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.6). Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact opnemen met de Commissie.
Belanghebbenden die andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.
De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.
5.3. Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie
Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen niet in strijd is met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht contact op te nemen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.
Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.
5.4. Andere schriftelijke opmerkingen
Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.
5.5. Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord
Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Voor een hoorzitting over kwesties in verband met de initiële fase van het onderzoek dient het verzoek te worden ingediend binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vaststelt.
5.6. Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie
Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (7).
Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan verstrekt met de vereiste vorm en kwaliteit, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra de contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
||||
Directoraat-generaal Handel |
||||
Directoraat H |
||||
Kamer N105 08/020 |
||||
1049 Brussel |
||||
BELGIË |
||||
E-mail: |
||||
|
6. Niet-medewerking
Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, kan deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.
Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op basis van de beschikbare gegevens worden getrokken, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan als hij wel medewerking had verleend.
Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten mee zou brengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.
7. Raadadviseur-auditeur
Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur voor het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende houden en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.
Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Voor een hoorzitting over kwesties in verband met de initiële fase van het onderzoek dient het verzoek te worden ingediend binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.
De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hoorzitting vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.
Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/degucht/contact/hearing-officer/).
8. Tijdschema voor het onderzoek
Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.
9. Verwerking van persoonsgegevens
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8).
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit de betrokken landen die het onderzochte product vervaardigt en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.
(3) Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges en marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.
(4) De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van ondernemingen en de door hen gemaakte kosten een reactie op marktsignalen zijn, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke instantie wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden, en v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.
(5) Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.
(6) Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.
(7) Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(8) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
BIJLAGE I
BIJLAGE II
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
26.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 196/20 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2014/C 196/08)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2)
„WESTFÄLISCHER PUMPERNICKEL”
EG-nummer: DE-PGI-0005-01095 — 22.2.2013
BGA ( X ) BOB ( )
1. Naam
„Westfälischer Pumpernickel”
2. Lidstaat of derde land
Duitsland
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 2.4. Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Algemene beschrijving: Bruin of heel donker volkorenbrood zonder korst, gemaakt van roggemeel. De graanstructuur van de roggekorrel is duidelijk zichtbaar in het kruim. Het brood heeft een heel specifieke, bitterzoete smaak.
De typische vormen zijn rechthoekig of rond. Het erg compacte en vochtige kruim en de typen suiker die worden gevormd tijdens de extreem lange baktijd waarbij het zetmeel in de rogge wordt afgebroken, zorgen ervoor dat individuele sneetjes „Westfälischer Pumpernickel” makkelijk aan elkaar kleven.
Samenstelling: Volkorenbrood bestaande uit minstens 90 % grof gemalen roggemeel of volkorenrogge of een mengeling van beide, water, zout, gist, en vooraf gebakken „Westfälischer Pumpernickel”-brood; optioneel: andere ingrediënten op basis van graan (zoals mout) of suikerbiet (bv. bietenstaartjes (= stroop) of andere verwerkte producten). Er mogen geen conserveermiddelen worden toegevoegd.
Chemische/microbiologische kenmerken
De chemische samenstelling van „Westfälischer Pumpernickel” verschilt van ander volkorenbrood omdat zijn lange baktijd ervoor zorgt dat de zetmeelenzymen (polysacchariden) worden afgebroken in aanzienlijk grote hoeveelheden mono-, di- en oligosacchariden.
Alleen al het feit dat „Westfälischer Pumpernickel” een puur roggebrood is, onderscheidt het van de meeste andere broodsoorten. Daarom verschillen de eigenschappen ook van de meeste andere broodsoorten. Dat komt omdat de hoeveelheid pentosanen in het roggedeeg (6 tot 8 % in rogge tegenover 2 tot 3 % in tarwe) ervoor zorgt dat de gluten geen glutenskelet met hechtende eigenschappen kunnen vormen. Roggedeeg bevat dus minder gas dan tarwedeeg. Dat betekent dat roggebrood zwaarder is dan tarwebrood en een compactere kruim heeft. Als gevolg van deze speciale bakeigenschappen van rogge, die vaak ongewenst zijn, wordt brood veelal geproduceerd op basis van een mengeling van tarwe en rogge, terwijl puur roggebrood zeldzaam is.
„Westfälischer Pumpernickel” wordt gekenmerkt door een heel lange houdbaarheid. Verpakt in krimpfolie is het verschillende maanden houdbaar en in blik zelfs tot twee jaar.
3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Minstens 90 % grof gemalen roggemeel of volkorenrogge of een mengeling van beide, water, zout, gist, en vooraf gebakken „Westfälischer Pumpernickel”-brood dat voldoet aan de specificaties; optioneel: andere ingrediënten op basis van graan (zoals mout) of suikerbiet (bv. bietenstaartjes (= stroop) of andere verwerkte producten).
3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)
—
3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Het productieproces, van het mengen van het deeg tot en met het bakken, moet plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied. Als vooraf gebakken pompernikkelbrood als ingrediënt wordt toegevoegd, moet het ook „Westfälischer Pumpernickel”-brood zijn dat overeenkomstig deze specificatie en in het afgebakende gebied werd geproduceerd. Dankzij de toevoeging van vooraf gebakken pompernikkelbrood blijft het product langer vers en wordt de smaak intenser. Dit ingrediënt moet afkomstig zijn uit het geografische gebied omdat „Westfälischer Pumpernickel” traditioneel altijd werd gemaakt met vooraf gebakken „Westfälischer Pumpernickel”-brood en afnemers het toevoegen van ander brood als bedrog zouden opvatten. Verklaring: Dit ingrediënt is niets meer dan het „gebruik van restjes”, bijvoorbeeld restjes gesneden brood, andere restjes afkomstig van de productie van pompernikkel of onverkochte, verhandelbare pompernikkel.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.
Als „Westfälischer Pumpernickel” wordt verkocht als een gesneden, voorverpakt product, moet het worden gesneden en verpakt in de onderneming die het heeft geproduceerd. Omdat „Westfälischer Pumpernickel” geen korst heeft, is het product bijzonder vatbaar voor microbiologische besmetting, bv. door schimmelsporen. Het transport van de onderneming waar het product is vervaardigd naar een andere locatie voor verdere verwerking, zou bijgevolg een onaanvaardbaar risico op besmetting vormen.
3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering
—
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het productiegebied maakt deel uit van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, namelijk het gebied van Westfalen-Lippe, met uitzondering van het district Lippe.
5. Verband met het geografische gebied
Het product heeft een kenmerkend voorkomen dat verband houdt met zijn oorsprong. De lokale producenten beschikken over speciale vaardigheden dankzij de lange productietraditie die teruggaat tot 1570. Deze vaardigheden dragen bij tot het hoge aanzien van het product.
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
Westfalen behoort tot Noord-Duitsland, met uitzondering van het zuidelijke deel van Westfalen, dat samen met Sauerland deel uitmaakt van het Duitse middelgebergte. Dankzij het overheersend maritieme klimaat dat wordt beïnvloed door de Noordzee (veel regen verspreid over veel regendagen, zomers die niet te heet zijn, eerder milde winters), is rogge een traditionele teelt in dit gebied. De bakeigenschappen van rogge verschillen van die van tarwe. De wijdverspreide roggeteelt in Westfalen heeft dan ook al vrij vroeg geleid tot de productie van speciale broodsoorten, waaronder de „Westfälischer Pumpernickel”.
5.2. Specificiteit van het product
„Westfälischer Pumpernickel” heeft een lange traditie en een speciaal uitzicht dat verband houdt met die traditie. „Westfälischer Pumpernickel” heeft zijn kenmerkende reputatie tot op de dag van vandaag behouden. Het bestaan van werken als „Pumpernickel — Das schwarze Brot der Westfalen” en „Kulinarische Randgebiete neu entdeckt — Band 1 Pumpernickel” zijn tekenen van de hoge waardering die men in Westfalen nog steeds heeft voor „Westfälischer Pumpernickel”. Dit blijkt tevens uit het feit dat bijna alle Duitse supermarktketens „Westfälischer Pumpernickel” verkopen.
De opvallende, objectieve bijzonderheden van „Westfälischer Pumpernickel” zijn dat het volledig uit rogge bestaat en alleen al om die reden verschilt van de meeste andere broodsoorten en dat het ten minste 16 uur wordt gebakken in een stoomoven of een wagenbakoven in afgesloten bakblikken. In Duitsland wordt een grote diversiteit aan broodsoorten aangeboden, waaronder heel wat verschillende soorten bruin brood. „Westfälischer Pumpernickel” is echter het enige brood dat gedurende 16 uur wordt gebakken. Geen enkel ander brood heeft zo een lange baktijd. De baktemperatuur activeert de enzymen in het graan, die later na ten minste 16 uur in de oven weer worden gedeactiveerd. Het zijn in de eerste plaats de amylasen die de amylosen (zetmelen) in het graan doen ontbinden in hun afzonderlijke bestanddelen, namelijk diverse monosacchariden en disacchariden (verschillende soorten suiker), die voor de typische smaak zorgen. De geproduceerde suikers worden gekaramelliseerd naarmate het bakproces vordert. De donkere kleur is het gevolg van de „Maillardreactie”. Deze „afbraak” van zetmelen betekent dat er niet voldoende zetmeel over is voor gelatinering (voor het soort versoepeling dat wenselijk is in alle andere broodsoorten). Alle andere processen om brood te maken zijn erop gericht om de bovengenoemde enzymen te onderdrukken. De combinatie van het activeren en onderdrukken van de enzymen in het graan door middel van een dergelijk lang bakproces is uniek en levert een volledig ander type productie op. Het bakken van „Westfälischer Pumpernickel” heeft niets gemeen met de traditionele manier om andere soorten bruin brood te bakken.
Dit unieke proces geeft het brood zijn typische, bitterzoete smaak en zijn donkerbruine, bijna zwarte kruimkleur. Deze typische smaak die tegelijk lichtjes zoet, soms een beetje scherp met een zurige toets, en toch mild aromatisch is, is kenmerkend voor deze specialiteit.
Deze objectieve kenmerken, die specifiek zijn voor dit gebied en het gevolg zijn van de speciale productiemethode, beïnvloeden ook het typische voorkomen van „Westfälischer Pumpernickel”, dat tevens het resultaat is van de speciale vaardigheden van de lokale bakkers. Het regelen van de temperatuur gedurende een bakperiode van minstens 16 uur, vereist heel wat ervaring, die in dit gebied werd verworven dankzij de lange traditie. De lengte van het bakproces is specifiek voor dit gebied. Als in dat gebied al pompernikkel wordt gemaakt, wordt dat gedurende 12 tot 16 uur gebakken: onvoldoende om de speciale eigenschappen te verkrijgen die typisch zijn voor „Westfälischer Pumpernickel”.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
De speciale reputatie, het speciale voorkomen en de speciale smaak van het product zijn terug te voeren op de speciale productiemethode die diep geworteld zit in het productiegebied en in de loop van een lange traditie van roggeteelt werd ontwikkeld. Het bakken van „Westfälischer Pumpernickel” gedurende 16 uur is een heel ongebruikelijk procedé dat een grote invloed heeft op de chemische en fysische eigenschappen van het brood. Deze manier om pompernikkel te produceren, is bijzonder zeldzaam buiten Westfalen. De methode vindt haar oorsprong in het gebied en is er wijdverspreid, waardoor de consument dit proces en het resulterende product — „Westfälischer Pumpernickel” — associeert met Westfalen. Rond 1900 was deze populaire reclameslogan te zien op postkaarten van Westfaalse steden:
„Seht Ihr von fern Westfalen’s Pforte winken, [Ziet u in de verte de poorten van Westfalen lonken,]
das Land der Pumpernickel und der Schinken? [het land waar ham en pompernikkel pronken?]
Seid froh willkommen Hier auf Eurer Reise, [U bent van harte welkom tijdens uw reizen,]
und esst mit uns des schönen Landes Speise! [om samen met ons te genieten van ’s lands heerlijke spijzen!]”
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))
https://register.dpma.de/DPMAregister/geo/detail.pdfdownload/38550
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen bij Verordening (EU) nr. 1151/2012.
(3) Zie voetnoot 2.