|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
57e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
|
Europese Centrale Bank |
|
|
2014/C 188/01 |
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 188/02 |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 188/03 |
||
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
|
2014/C 188/04 |
Kennisgeving van de regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen ( 1 ) |
|
|
2014/C 188/05 |
Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij |
|
|
V Adviezen |
|
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 188/06 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.7242 — Cargill/Copersucar/JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2014/C 188/07 |
||
|
2014/C 188/08 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
AANBEVELINGEN
Europese Centrale Bank
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/1 |
Aanbeveling voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2533/98 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank
(ECB/2014/13)
(Ingediend door de Europese Centrale Bank)
(2014/C 188/01)
TOELICHTING
I. INLEIDING
Op 23 november 1998 heeft de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad (1) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 107, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap diende de ECB vooraf Aanbeveling ECB/1998/10 (2) bij de Raad in. Vervolgens diende de ECB tevens Aanbeveling ECB/2008/9 (3) in, zulks voorafgaand aan de vaststelling van Verordening (EG) nr. 951/2009 van de Raad (4). Het is derhalve aangewezen dezelfde procedure te volgen die artikel 129, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie thans voorziet en de voorgestelde wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2533/98 voor te stellen.
II. TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN
Gebruik van statistische gegevens voor de uitvoering van toezichttaken
Om de rapportagelast te minimaliseren, en gegevens aldus slechts eenmaal verzameld moeten worden, kunnen nationale centrale banken (NCB’s) thans krachtens artikel 8, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2533/98 vertrouwelijke statistische gegevens gebruiken voor de uitvoering van hun toezichttaken. Ter verduidelijking, zoals aan de NCB’s specifieke toezichttaken op het gebied van bedrijfseconomisch toezicht zijn opgedragen, zijn bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (5) specifieke toezichttaken ten aanzien van kredietinstellingen opgedragen aan de ECB die vertrouwelijke statistische gegevens mag gebruiken voor de uitvoering van deze taken.
Tegelijkertijd moet verduidelijkt worden dat voor de ondersteuning van de respectieve taken de tussen de ESCB-leden en andere autoriteiten van de lidstaten en de Unie, welke overheden verantwoordelijk zijn voor a) het toezicht op financiële instellingen, markten en infrastructuren, en b) de stabiliteit van het financiële stelsel, transmissie mag plaatsvinden van vertrouwelijke statistische gegevens naar het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Onder deze overheden vallen onder meer de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor toezicht en macoprudentieel oversight, de Europese toezichthoudende autoriteiten (6), het Europees Comité voor systeemrisico’s, alsook autoriteiten die kredietinstellingen kunnen afwikkelen.
Aanbeveling voor een
„VERORDENING VAN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.4,
Gezien de aanbeveling van de Europese Centrale Bank,
Gelet op het advies van het Europees Parlement,
Gelet op het advies van de Commissie,
Overeenkomstig de procedure van artikel 129, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 41 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad (7) is een essentieel bestanddeel van het juridische kader tot ondersteuning van de taken van de Europese Centrale Bank (ECB) inzake de verzameling van statistische gegevens, daarin bijgestaan door de nationale centrale banken. De ECB heeft zich steeds gebaseerd op deze verordening bij de uitvoering en monitoring van de gecoördineerde verzameling van statistische gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), waaronder de taak bij te dragen tot een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bepaald in artikel 127, lid 5, van het Verdrag. |
|
(2) |
Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (8) draagt de ECB specifieke taken op betreffende de beleidsvoering in verband met het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel binnen de Unie en individuele lidstaten. |
|
(3) |
Om de rapportagelast voor rapportageplichtigen te minimaliseren en de aan alle bevoegde autoriteiten opgedragen goede uitvoering van toezicht op financiële instellingen, markten en infrastructuren mogelijk te maken, alsook een goede uitvoering van de taken die zijn opgedragen aan autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de stabiliteit van het financiële stelsel, is het noodzakelijk Verordening (EG) nr. 2533/98 te wijzigen om de transmissie en het gebruik van de door het ESCB verzamelde statische gegevens tussen ESCB-leden en de betrokken autoriteiten mogelijk te maken. Deze autoriteiten moeten de bevoegde autoriteiten omvatten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op financiële instellingen, markten en infrastructuren en het macroprudentieel oversight, de Europese toezichthoudende autoriteiten (9), het Europees Comité voor systeemrisico’s, alsook autoriteiten die kredietinstellingen kunnen afwikkelen, |
HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Specifieke wijzigingen
Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
In lid 1 wordt punt d) vervangen door de volgende tekst en wordt het volgende punt e) toegevoegd:
|
|
2) |
In lid 4 wordt punt a) vervangen door:
|
|
3) |
Het volgende lid 4 bis wordt toegevoegd:
|
Artikel 2
Slotbepalingen
Deze verordening treedt op [datum] in werking.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.”.
Gedaan te Frankfurt am Main, 21 maart 2014.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8).
(2) Aanbeveling ECB/1998/10 van de Europese Centrale Bank voor een verordening van de Raad met betrekking tot de verzamenling van statistische informatie door de Europese Centrale Bank (PB C 246 van 6.8.1998, blz. 12).
(3) Aanbeveling ECB/2008/9 voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2533/98 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB C 251 van 3.10.2008, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 951/2009 van de Raad van 9 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2533/98 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 269 van 14.10.2009, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(6) De Europese toezichthouders zijn de Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
(7) Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8).
(8) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(9) De Europese toezichthouders zijn de Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/4 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang
(2014/C 188/02)
1. INLEIDING
|
1. |
Deze mededeling wil handvatten bieden voor het toetsen van overheidsfinanciering voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang aan de staatssteunregels. |
|
2. |
Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen een zeer aanzienlijke bijdrage leveren tot economische groei, banen en concurrentiekracht voor het bedrijfsleven en de economie van de Unie, omdat zij positieve overloopeffecten hebben voor de interne markt en de Uniesamenleving. |
|
3. |
Dankzij dit soort projecten kunnen kennis, deskundigheid, financiële middelen en economische spelers uit de hele Unie worden gebundeld, zodat aanzienlijk markt- of systeemfalen en grote maatschappelijke uitdagingen worden aangepakt, waarvoor er anders geen oplossing zou komen. Zij zijn ontworpen om de krachten van de publieke en de particuliere sector te bundelen voor de uitvoering van grootschalige projecten die aanzienlijke voordelen voor de Unie en haar burgers opleveren. |
|
4. |
Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen relevant zijn voor alle beleidslijnen en -initiatieven die gemeenschappelijke Europese doelstellingen vervullen, met name wat betreft de Europa 2020-doelstellingen (1), de vlaggenschipinitiatieven van de Unie en cruciale sectoren voor economische groei — zoals Key Enabling Technologies (KET’s) (2). |
|
5. |
In het initiatief voor de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) (3) wordt ervoor gepleit om staatssteun om te buigen naar doelstellingen van gemeenschappelijk Europees belang in lijn met de prioriteiten van de Europa 2020-agenda, zodat marktfalen of ander belangrijk systeemfalen kan worden aangepakt dat een hinderpaal is voor het stimuleren van groei en banen en de ontwikkeling van een geïntegreerde, dynamische en concurrerende interne markt. De uitrol van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang vergt vaak een aanzienlijke bijdrage van de overheid, omdat de markt dit soort projecten anders niet zou financieren. In deze mededeling wordt uiteengezet welke regels van toepassing zijn ingeval overheidsfinanciering van dit soort projecten staatssteun vormt. Dit moet garanderen dat er op de interne markt een gelijk speelveld behouden blijft. |
|
6. |
Regels met betrekking tot overheidsfinanciering voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang zijn nu al uitgewerkt in de O&O&I-steunkader (4) en in de richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (5) die houvast bieden voor de toepassing van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag” genoemd). Het initiatief voor de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) is een geschikte gelegenheid om de bestaande richtsnoeren bij te werken en tot één document te bundelen, zodat deze kunnen worden afgestemd op de Europa 2020-doelstellingen en de doelstellingen van het SAM-initiatief en ook kunnen worden uitgebreid tot andere sectoren waar dit toepassing kan vinden. Deze mededeling vervangt dus alle bestaande bepalingen met betrekking tot belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Zo biedt zij de lidstaten op maat gesneden en multidisciplinaire houvast dat de ontwikkeling moet stimuleren van belangrijke samenwerkingsprojecten die de gemeenschappelijke Europese belangen bevorderen. |
|
7. |
Volgens artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag kan steun om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd. Daarom wordt in deze mededeling het nodige houvast geboden ten aanzien van de criteria die de Commissie zal toepassen bij het beoordelen van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Eerst wordt het toepassingsgebied van deze mededeling afgebakend, om daarna een lijst van criteria te geven die de Commissie voor de toepassing van artikel 107, lid 3, onder b), zal hanteren om de aard en het belang van dit soort projecten te beoordelen. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de Commissie overheidsfinanciering voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang op hun verenigbaarheid met de staatssteunregels zal beoordelen. |
|
8. |
Deze mededeling sluit niet uit dat steun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang ook op grond van andere Verdragsbepalingen, en met name artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, met de interne markt verenigbaar kan worden verklaard. Het raamwerk van staatssteunregels wordt momenteel gemoderniseerd om lidstaten ruimere mogelijkheden te bieden voor het subsidiëren van belangrijke projecten die marktfalen en cohesieproblemen op verschillende terreinen willen aanpakken, en zo bij te dragen tot duurzame groei en banen. Die bepalingen geven echter misschien geen volledig antwoord op omvang, specifieke kenmerken en aspecten van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, waarvoor mogelijk specifieke bepalingen inzake subsidiabiliteit, procedures en verenigbaarheid nodig zijn, die in deze mededeling worden uiteengezet. |
2. TOEPASSINGSGEBIED
|
9. |
Deze mededeling is van toepassing op belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang in alle economische sectoren. |
|
10. |
Deze mededeling is niet van toepassing op:
|
3. CRITERIA OM IN AANMERKING TE KOMEN
|
11. |
Om te bepalen of een project onder artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag valt, zullen de volgende criteria worden toegepast. |
3.1. Definitie van een project
|
12. |
Het steunvoornemen betreft één project dat duidelijk is omschreven wat betreft de doelstellingen en de uitvoeringsvoorwaarden ervan, met inbegrip van alle deelnemers en de financiering ervan (8). |
|
13. |
De Commissie kan ook een „geïntegreerd project” als in aanmerking komend beschouwen. Daarbij gaat het om een groep afzonderlijke projecten die zijn opgenomen in een gemeenschappelijke structuur, routekaart of programma die of dat op dezelfde doelstelling is gericht en op een coherente, systemische benadering is gebaseerd. De afzonderlijke onderdelen van het geïntegreerde project mogen betrekking hebben op verschillende niveaus van de leveringsketen, maar moeten complementair en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de belangrijke Europese doelstelling (9). |
3.2. Gemeenschappelijk Europees belang
3.2.1. Algemene cumulatieve criteria
|
14. |
Het project moet concreet, duidelijk en aanwijsbaar bijdragen tot één of meer Uniedoelstellingen en moet een aanzienlijk effect hebben op het concurrentievermogen van de Unie, op duurzame groei, op het aangaan van maatschappelijke uitdagingen of waardecreatie in de hele Unie. |
|
15. |
Het project moet een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Unie, doordat het bijvoorbeeld van majeur belang is voor de Europa 2020-strategie, de Europese onderzoeksruimte, de Europese KET’s-strategie (10), de Energiestrategie voor Europa (11), het kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030 (12), de Europese strategie voor energiezekerheid (13), de Europese strategie voor micro- en nano-elektronische onderdelen en systemen, de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie of de vlaggenschipinitiatieven van de Unie zoals de Innovatie-Unie (14), de Digitale Agenda voor Europa (15), het hulpbronnenefficiënte Europa (16) of het geïntegreerde industriebeleid in een tijd van mondialisering (17). |
|
16. |
Bij het project moet in de regel meer dan één lidstaat betrokken zijn (18) en de voordelen ervan mogen niet beperkt blijven tot de financierende lidstaten, maar moeten een aanzienlijk deel van de Unie bestrijken. De voordelen van het project moeten duidelijk zijn afgebakend op een concrete en aanwijsbare wijze (19). |
|
17. |
De voordelen van het project mogen niet beperkt blijven tot de betrokken ondernemingen of sectoren, maar moeten een bredere relevantie hebben en op ruimere schaal in de Europese economie of samenleving kunnen worden toegepast via duidelijk, concreet en aanwijsbaar omschreven positieve overloopeffecten (zoals dat zij systemische effecten hebben op meerdere niveaus van de waardeketen of op up- of downstreammarkten, of alternatieve toepassingen bieden in andere sectoren of voor de modale shift). |
|
18. |
Het project moet cofinanciering door de begunstigde behelzen. |
|
19. |
Het project moet het beginsel in acht nemen van de uitfasering van milieuschadelijke subsidies, zoals dat is herhaald in het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa (20) en in diverse conclusies van de Raad (21). |
3.2.2. Algemene positieve indicatoren
|
20. |
Naast de cumulatieve criteria van onderdeel 3.2.1 zal de Commissie zich positiever opstellen wanneer:
|
3.2.3. Specifieke criteria
|
21. |
O&O&I-projecten moeten bijzonder innovatief zijn of in termen van O&O&I aanzienlijke toegevoegde waarde opleveren in het licht van de huidige stand van de techniek in de betrokken sector. |
|
22. |
Projecten die industriële toepassing omvatten, moeten de ontwikkeling mogelijk maken van een nieuw product of een nieuwe dienst met een sterke onderzoeks- en innovatiecomponent en/of de ontwikkeling van een fundamenteel innovatief productieproces. Regelmatige bijwerkingen zonder innovatieve dimensie van bestaande faciliteiten en de ontwikkeling van nieuwere versies van bestaande producten kwalificeren niet als belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. |
|
23. |
Milieu-, energie- of vervoersprojecten moeten van groot belang zijn, hetzij voor de strategie van de Unie op het gebied van milieu, energie (met inbegrip van de voorzieningszekerheid) of vervoer, hetzij door hun aanzienlijke bijdrage tot de interne markt, onder meer voor die specifieke sectoren. |
3.3. Een belangrijk project
|
24. |
Om als belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang te kunnen worden aangemerkt, moet een project kwantitatief of kwalitatief belangrijk zijn. Het dient bijzonder groot in omvang of reikwijdte te zijn en/of een zeer aanzienlijke technologische of financiële risicograad te vertonen. |
4. VERENIGBAARHEIDSCRITERIA
|
25. |
Wanneer de Commissie steun ter verwezenlijk van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag op zijn verenigbaarheid met de interne markt onderzoekt, zal zij rekening houden met de hierna genoemde criteria (23). |
|
26. |
De Commissie zal een afwegingstoets uitvoeren om na te gaan of de verwachte positieve effecten opwegen tegen de eventuele negatieve effecten, zoals hierna uiteengezet. |
|
27. |
Gezien de aard van het project kan de Commissie oordelen dat marktfalen of ander belangrijk systeemfalen, alsmede de bijdrage tot een gemeenschappelijk Europees belang, mag worden aangenomen wanneer het project de in deel 3 beschreven verenigbaarheidscriteria vervult. |
4.1. Noodzaak en evenredigheid van de steun
|
28. |
De steun mag niet de projectkosten subsidiëren die een onderneming sowieso zou moeten maken, noch mag deze een vergoeding zijn voor het normale zakelijke risico van een economische activiteit. De verwezenlijking van het project dient zonder de steun onmogelijk te zijn of het project dient te worden verwezenlijkt in beperktere omvang of op beperktere schaal of op een andere manier die de van het project verwachte voordelen aanzienlijk zou beperken (24). Steun zal alleen als evenredig worden beschouwd indien hetzelfde resultaat niet met minder steun zou kunnen worden behaald. |
|
29. |
De lidstaten moeten de Commissie afdoende informatie verschaffen over het gesteunde project, alsmede een uitgebreide beschrijving van het nulscenario (counterfactual) dat overeenstemt met de situatie waarin door lidstaten geen steun wordt verleend. Het nulscenario kan bestaan in het ontbreken van een alternatief project of in een helder omschreven en voldoende voorspelbaar alternatief project waarmee de begunstigde bij zijn interne besluitvorming heeft rekening gehouden, en kan betrekking hebben op een alternatief project dat geheel of ten dele buiten de Unie wordt uitgevoerd. |
|
30. |
Indien er geen alternatief project is, zal de Commissie zich ervan vergewissen dat het steunbedrag niet hoger uitkomt dan het minimum dat voor het gesteunde project noodzakelijk is om voldoende winstgevend te zijn, doordat daarmee bijvoorbeeld een interne opbrengstvoet (IRR) kan worden behaald die overeenstemt met de sectorale of ondernemingsspecifieke benchmark of hurdle rate. Voor dat doel kan ook worden gebruikgemaakt van normale rendementspercentages die de begunstigde in andere vergelijkbare investeringsprojecten projecten verlangt, van zijn kapitaalkosten als geheel of van de rendementspercentages die doorgaans in de betrokken sector zijn waar te nemen. Alle desbetreffende verwachte kosten en baten moeten voor de hele levensduur van het project in aanmerking worden genomen. |
|
31. |
Het maximale steunpeil zal worden bepaald aan de hand van de vastgestelde financieringskloof afgezet tegen de in aanmerking komende kosten. Indien dit door de analyse van de financieringskloof wordt gerechtvaardigd, kan de steunintensiteit oplopen tot 100 % van de in aanmerking komende kosten. Met de financieringskloof wordt het verschil bedoeld tussen de positieve en negatieve kasstromen gedurende de levensduur van de investering, contant gemaakt op basis van een passende disconteringsfactor waarin het rendement tot uiting komt dat de begunstigde verlangt om het project uit te voeren, met name gelet op de daaraan verbonden risico’s. De in aanmerking komende kosten zijn de in bijlage I vastgestelde kosten (25). |
|
32. |
Wanneer wordt aangetoond (bijv. aan de hand van bedrijfsinterne documenten) dat de begunstigde van de steun een duidelijke keuze heeft om óf een project met steun uit te voeren óf een alternatief project zonder steun, zal de Commissie de verwachte netto contante waarde van de investering in het gesteunde project en van het als nulscenario gehanteerde project vergelijken, rekening houdende met de waarschijnlijkheid dat verschillende businessscenario’s kunnen spelen. |
|
33. |
Bij die beoordeling zal de Commissie naar de volgende elementen kijken: a) precieze omschrijving van de beoogde verandering: : de van de staatssteun verwachte gedragswijziging — lancering van een nieuw project, of uitbreiding van de omvang, reikwijdte of uitvoeringssnelheid van een project — moet door de lidstaat duidelijk worden omschreven. De gedragswijziging moet in kaart worden gebracht door een vergelijking te maken van de verwachte uitkomst en het beoogde activiteitenvolume mét en zonder steun. Het verschil tussen deze beide scenario’s geeft aan welke impact de steunmaatregel heeft en wat het stimulerende effect ervan is; b) mate van winstgevendheid: : wanneer de uitvoering van een project op zich onvoldoende winstgevend is om door een particuliere onderneming te worden uitgevoerd, maar wel belangrijke voordelen zou opleveren voor de samenleving, is de kans groter dat de steun een stimulerend effect heeft. |
|
34. |
Om daadwerkelijke of potentiële, rechtstreekse of indirecte verstoringen van het internationale handelsverkeer aan te pakken, kan de Commissie rekening houden met het feit dat buiten de Unie gevestigde concurrenten — al dan niet rechtstreeks — voor vergelijkbare projecten steun met een gelijkwaardige intensiteit (in de voorbije drie jaar) hebben ontvangen of deze zullen ontvangen. Wanneer verstoringen van het internationale handelsverkeer zich echter waarschijnlijk pas na meer dan drie jaar voordoen, kan, gelet op het specifieke karakter van de betrokken sector, de referentieperiode dienovereenkomstig worden verlengd. Voor zover mogelijk, zal de betrokken lidstaat de Commissie voldoende informatie verschaffen om haar in staat te stellen de situatie te beoordelen, met name wat betreft de noodzaak rekening te houden met het concurrentievoordeel dat een concurrent in een derde land geniet. Indien de Commissie niet over bewijsmateriaal betreffende de toegekende of voorgenomen steun beschikt, kan zij haar besluit ook op indirect bewijsmateriaal baseren. |
|
35. |
Voor het vergaren van bewijsmateriaal kan de Commissie gebruikmaken van haar onderzoeksbevoegdheden (26). |
|
36. |
De keuze van het steuninstrument moet ook gebeuren met het oog op het marktfalen of ander belangrijk systeemfalen waarvoor dit een oplossing probeert te bieden. Wanneer bijvoorbeeld het onderliggende probleem onvoldoende toegang tot externe financiering is, dienen lidstaten normaal gesproken gebruik te maken van steun in de vorm van liquiditeitssteun, zoals een lening of garantie (27). Wanneer het ook nodig is om de onderneming in bepaalde mate in het risico te doen delen, dient een terugbetaalbaar voorschot normaal gesproken het te kiezen steuninstrument te zijn. Terugbetaalbare steuninstrumenten zullen over het algemeen als een positieve indicator worden beschouwd. |
|
37. |
De doelstellingen inzake energiezekerheid en energie-efficiëntie moeten, waar dat relevant is, in de analyse mee in rekening worden genomen. |
|
38. |
De Commissie zal gunstiger oordelen over projecten die een aanzienlijke eigen bijdrage van de begunstigden of van onafhankelijke particuliere investeerders omvatten. Een inbreng van materiële en immateriële activa, maar ook van gronden, moet tegen marktprijs worden verrekend. |
|
39. |
De selectie van begunstigden via een concurrerende, transparante en niet-discriminerende tender zal als een positieve aanwijzing worden beschouwd. |
4.2. Voorkoming van ongewenste concurrentieverstoringen en afwegingstoets
|
40. |
De lidstaat dient het bewijs te leveren dat de voorgenomen steunmaatregel het geschikte beleidsinstrument is om de doelstelling van het project te verwezenlijken. Een steunmaatregel zal alleen als geschikt worden beschouwd indien dezelfde uitkomst niet met andere, minder verstorende beleidsinstrumenten of andere, minder verstorende soorten steuninstrumenten kan worden behaald. |
|
41. |
Wil de steun verenigbaar zijn, dan moeten de negatieve effecten van de steunmaatregel in termen van mededingingsdistorsies en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten beperkt zijn en moeten de positieve effecten ervan, in termen van bijdrage aan de doelstelling van gemeenschappelijk Europees belang, opwegen tegen die negatieve effecten. |
|
42. |
Bij de beoordeling van de negatieve effecten van de steunmaatregel zal de Commissie haar analyse toespitsen op de voorzienbare gevolgen die de steun kan hebben op de concurrentie tussen ondernemingen op de betrokken productmarkten, met inbegrip van upstream- of downstreammarkten, en het risico op overcapaciteit. |
|
43. |
De Commissie zal het risico op marktafscherming en marktdominantie nagaan, met name in het geval van geen of beperkte verspreiding van de onderzoeksresultaten. Projecten waarbij het om de bouw van infrastructuur gaat (28), moeten een open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur en niet-discriminerende prijsstelling garanderen (29). |
|
44. |
De Commissie zal een beoordeling maken van de potentiële negatieve effecten op het handelsverkeer, met inbegrip van het risico op een subsidiewedloop tussen lidstaten die zich kan voordoen met name wat betreft de keuze van een locatie. |
4.3. Transparantie
|
45. |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de volgende informatie op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau, wordt gepubliceerd:
|
|
46. |
Van dat vereiste kan ontheffing worden verleend ten aanzien van individuele steunverleningen van minder dan 500 000 EUR. Dit soort informatie moet worden bekendgemaakt nadat de subsidiebeschikking is gegeven, moet ten minste tien jaar worden bewaard en moet zonder beperkingen beschikbaar zijn voor het brede publiek (31). lidstaten zullen de bovengenoemde informatie pas vanaf 1 juli 2016 moeten verschaffen. |
5. SLOTBEPALINGEN
5.1. Aanmeldingsverplichting
|
47. |
Overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag moeten lidstaten de Commissie van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen op de hoogte brengen, met inbegrip van steun voor een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang. |
|
48. |
Lidstaten die bij hetzelfde belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang zijn betrokken, wordt verzocht om, voor zover mogelijk, bij de Commissie een gemeenschappelijke aanmelding in te dienen. |
5.2. Doorlichting achteraf en verslaglegging
|
49. |
Over de tenuitvoerlegging van het project moet op regelmatige tijdstippen verslag worden gedaan. In voorkomend geval kan de Commissie vragen dat een doorlichting achteraf wordt uitgevoerd. |
5.3. Inwerkingtreding, geldigheidsduur en herziening
|
50. |
Deze mededeling zal worden toegepast van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020. |
|
51. |
De Commissie zal de in deze mededeling uiteengezette beginselen toepassen op alle aangemelde steunvoornemens waarover zij zich moet uitspreken na de bekendmaking van deze mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie, ook wanneer die voornemens vóór de bekendmaking van deze mededeling zijn aangemeld. |
|
52. |
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (32) zal de Commissie in het geval van niet-aangemelde steun deze mededeling toepassen indien de steun werd toegekend nadat deze mededeling in werking is getreden, en in alle overige gevallen de regels die van toepassing waren op het tijdstip dat de steun werd toegekend. |
|
53. |
De Commissie kan te allen tijde besluiten deze mededeling te wijzigen wanneer zulks noodzakelijk mocht zijn om met het mededingingsbeleid verband houdende redenen of om rekening te houden met andere takken van Uniebeleid, met internationale verplichtingen, met ontwikkelingen op de markten, of om iedere andere gerechtvaardigde reden. |
(1) Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 final van 3.3.2010.
(2) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — een brug naar groei en banen”, COM(2012) 341 final van 26.6.2012.
(3) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „De modernisering van het EU-staatssteunbeleid”, COM(2012) 209 final van 8.5.2012.
(4) Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1).
(5) Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1).
(6) Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2). Zoals uiteengezet in lid 20 van die richtsnoeren, kan een onderneming in moeilijkheden, aangezien haar bestaan zelf in het gedrang is, niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd.
(7) Zie bv. arrest van 19 september 2000, zaak -C-156/98,- Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857, punt 78, en arrest van 22 december 2008, zaak C-333/07, Société Régie Networks/Direction de contrôle fiscal Rhône-Alpes Bourgogne, Jurispr. 2008, blz. I-10807, punten 94 t/m 116.
(8) In het geval van onderzoek en ontwikkeling, moeten twee of meer projecten, wanneer zij niet duidelijk van elkaar te scheiden zijn, en met name wanneer zij onafhankelijk van elkaar geen kansen op technologisch succes hebben, als één project worden beschouwd. Steun voor een project dat alleen tot een verplaatsing van de locatie van het project binnen de Europese Economische Ruimte (EER) leidt, zonder veranderingen aan de aard, omvang of schaal van het project, zal niet als verenigbaar worden beschouwd.
(9) Hierna worden de begrippen „één project” en „geïntegreerd project” kortweg „project” genoemd.
(10) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën — een brug naar groei en banen”, COM(2012) 341 final van 26.6.2012.
(11) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Energie 2020 — Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie”, COM(2010) 639 final van 10.11.2010.
(12) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030”, COM(2014) 15 final van 22.1.2014.
(13) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Parlement „Europese strategie voor energiezekerheid”, COM(2014) 330 final van 28.5.2014.
(14) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie”, COM(2010) 546 final van 6.10.2010.
(15) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een digitale agenda voor Europa”, COM(2010) 245 final/2 van 26.8.2010.
(16) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Efficiënt gebruik van hulpbronnen. Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie”, COM(2011) 21 final van 26.1.2011.
(17) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering. Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen”, COM(2010) 614 final van 28.10.2010.
(18) Met uitzondering van onderling verbonden onderzoeksinfrastructuur en TEN-T-projecten die van fundamenteel transnationaal belang zijn omdat zij deel uitmaken van een fysiek verbonden grensoverschrijdend netwerk of die van wezenlijk belang zijn om grensoverschrijdende verkeersleiding of interoperabiliteit te versterken.
(19) Het enkele feit dat het project door ondernemingen in verschillende landen wordt uitgevoerd of dat onderzoeksinfrastructuur nadien wordt gebruikt door ondernemingen die in verschillende landen zijn gevestigd, is niet voldoende om een project als een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang aan te merken. De Unierechter heeft het beleid van de Commissie bevestigd om een project slechts als van gemeenschappelijk Europees belang in de zin van artikel 107, lid 3, onder b), te beschouwen wanneer het project deel uitmaakt van een transnationaal Europees programma dat door de regeringen van verschillende lidstaten gezamenlijk wordt gesteund, of ook nog wanneer het een onderdeel vormt van een initiatief waartoe verschillende lidstaten in onderling overleg hebben besloten om het hoofd te bieden aan een gemeenschappelijke dreiging; zie arrest van 8 maart 1988, gevoegde zaken 62/87 en 72/87, Exécutif régional wallon en SA Glaverbel/Commissie, Jurisprudentie 1988, blz. 1573, rechtsoverweging 22.
(20) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa”, COM(2011) 571 final van 20.9.2011.
(21) Zo wordt bijvoorbeeld in de conclusies van de Europese Raad van 23 mei 2013 bevestigd dat ecologisch of economisch schadelijke subsidies, met name die voor fossiele brandstoffen, geleidelijk moeten worden afgeschaft, om investeringen in nieuwe en intelligente energie-infrastructuur te bevorderen.
(22) Centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere instanties van de Unie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten staat, vormt geen staatssteun.
(23) Volgens het Hof van Justitie beschikt de Commissie over een discretionaire bevoegdheid wanneer het erom gaat belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang op hun verenigbaarheid te beoordelen; zie gevoegde zaken 62/87 en 72/87, Exécutif régional wallon en SA Glaverbel/Commissie, reeds aangehaald, punt 21.
(24) De steunaanvraag moet plaatsvinden vóór de aanvang van de werkzaamheden, d.w.z. vóór hetzij de start van de bouwwerkzaamheden van de investering, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorlopige haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd.
(25) In het geval van een geïntegreerd project moeten de in aanmerking komende kosten worden uitgesplitst op het niveau van elk van de afzonderlijke projecten.
(26) Zie artikel 1, lid 3, van Verordening (EU) nr. 734/2013 van de Commissie van maandag 22 juli 2013 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 204 van 31.7.2013, blz. 15).
(27) Steun in de vorm van garanties moet in de tijd beperkt zijn, terwijl voor steun in de vorm van leningen aflossingstermijnen moeten gelden.
(28) Voor alle duidelijkheid zij erop gewezen dat pilotlijnen niet als infrastructuur worden beschouwd.
(29) Wanneer het project energie-infrastructuur behelst, moet het onderworpen zijn aan de tarief- en toegangsregulering en de ontbundelingseisen overeenkomstig interne-marktwetgeving.
(30) Met uitzondering van bedrijfsgevoelige en andere vertrouwelijke informatie, in goed onderbouwde gevallen en na toestemming van de Commissie; zie de mededeling van de Commissie C(2003) 4582 van 1 december 2003 over geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun (PB C 297 van 9.12.2003, blz. 6).
(31) Deze informatie moet worden bekendgemaakt binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun. In het geval van onrechtmatige steun zullen lidstaten ervoor moeten zorgen dat deze informatie achteraf wordt bekendgemaakt, uiterlijk zes maanden vanaf de datum van het besluit van de Commissie. Deze informatie moet beschikbaar worden gesteld in een standaard waarmee de gegevens kunnen worden doorzocht, opgehaald en gemakkelijk op internet kunnen worden bekendgemaakt, bijv. in CSV- of XML-formaat.
(32) Mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22).
BIJLAGE
IN AANMERKING KOMENDE KOSTEN
|
a) |
Haalbaarheidsstudies, met inbegrip van voorbereidende technische studies, en de kosten voor het verkrijgen van de voor de uitvoering van het project vereiste vergunningen. |
|
b) |
Kosten van apparatuur en uitrusting (met inbegrip van installaties en vervoermiddelen) voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd. |
|
c) |
Kosten van de verwerving (of bouw) van gebouwen, infrastructuur en gronden voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt. Wanneer deze kosten worden bepaald ten opzichte van de commerciële overdrachtswaarde of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten — in plaats van de afschrijvingskosten — dient de financieringskloof — vooraf of achteraf — te worden verminderd met de restwaarde van de grond, het gebouw of de infrastructuur. |
|
d) |
Kosten van andere materialen, leveranties en dergelijke producten die voor het project nodig zijn. |
|
e) |
Kosten verbonden aan de verkrijging, validering en verdediging van octrooien en andere immateriële activa Kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden ingekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt |
|
f) |
Personeelskosten en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten) die rechtstreeks uit O&O&I-activiteiten voortvloeien, met inbegrip van met de eerste industriële toepassing (1) verband houdende O&O&I-activiteiten, of die, in het geval van een infrastructuurproject, bij de bouw van de infrastructuur worden gemaakt. |
|
g) |
In het geval van steun voor een project voor de eerste industriële toepassing zijn kapitaaluitgaven (CAPEX) en exploitatiekosten (OPEX) opgenomen, zolang de industriële toepassing aansluit op een O&O&I-activiteit (2) en deze zelf een zeer belangrijke O&O&I-component bevat die integrerend deel uitmaakt van en een noodzakelijk onderdeel is voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het project. De exploitatiekosten moeten op die component van het project betrekking hebben. |
|
h) |
Andere kosten kunnen, indien dat gerechtvaardigd is, worden geaccepteerd en wanneer deze onlosmakelijk verband houden met de uitvoering van het project, met uitsluiting van exploitatiekosten die niet onder punt g) vallen. |
(1) Met „eerste industriële toepassing” wordt het opschalen van pilotfaciliteiten bedoeld, of de allereerste uitrusting en faciliteiten die de fasen nà de pilotlijn - met inbegrip van de testfase - omvatten, doch niet de massaproductie of de commerciële activiteiten.
(2) De eerste industriële toepassing hoeft niet noodzakelijk te worden uitgevoerd door dezelfde entiteit als die welke de O&O&I-activiteiten verrichtte, zolang eerstgenoemde de rechten verkrijgt om de resultaten van de voorgaande O&O&I-activiteit te gebruiken én de O&O&I-activiteit en de eerste industriële toepassing beiden onder het project vallen en tezamen worden aangemeld.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/13 |
Wisselkoersen van de euro (1)
19 juni 2014
(2014/C 188/03)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,3620 |
|
JPY |
Japanse yen |
138,82 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4564 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,79985 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,0885 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,2170 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
|
|
NOK |
Noorse kroon |
8,3140 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
27,435 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
305,31 |
|
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,1326 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,3940 |
|
TRY |
Turkse lira |
2,9025 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4478 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4749 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
10,5566 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5622 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,7003 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 387,13 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
14,5054 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
8,4881 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,5755 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
16 254,03 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,3813 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
59,588 |
|
RUB |
Russische roebel |
46,6940 |
|
THB |
Thaise baht |
44,330 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
3,0426 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
17,6774 |
|
INR |
Indiase roepie |
81,7677 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/14 |
Kennisgeving van de regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/C 188/04)
Aankondiging door het Verenigd-Koninkrijk van de 14e vergunningsronde voor onshore (landward) olie- en gaswinning
Ministerie van Energie en Klimaatverandering
De Petroleum Act 1998
Onshore-vergunningsronde
|
1. |
De minister van Energie en Klimaatverandering nodigt belangstellenden uit om een aanvraag in te dienen voor vergunningen voor de exploratie en productie van koolwaterstoffen binnen een bepaald gebied op het vasteland van Groot-Brittannië. Dit is de 14e „landward”-vergunningsronde. |
|
2. |
Alle details over deze aanbesteding, met inbegrip van kaarten van de aangeboden blokken en richtsnoeren met betrekking tot de vergunningen, de vergunningsvoorwaarden en de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend, zijn beschikbaar op de gov.uk-website: https://www.gov.uk/oil-and-gas-licensing-rounds |
|
3. |
Alle aanvragen worden beoordeeld in overeenstemming met de bepalingen van de Hydrocarbons Licensing Directive Regulations 1995 (S.I. 1995 nr. 1434) en in het licht van de permanente behoefte aan snelle, grondige, efficiënte en veilige exploratie om de olie- en gasvoorraden op het continentaal plat van Groot-Brittannië vast te stellen, rekening houdend met de milieuaspecten. |
|
4. |
De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgend criteria:
|
|
5. |
De aanvragers moeten een milieuverklaring indienen met betrekking tot hun kennis van de onshore-milieuwetgeving van het VK en de algemene milieugevoeligheid van het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft. |
|
6. |
De minister zal geen vergunning verlenen tenzij hij tegelijk zijn goedkeuring kan hechten aan de door de aanvrager voorgestelde exploitant. |
Richtsnoeren
|
7. |
Verdere richtsnoeren met uitgebreide informatie over dit aanbod zijn te vinden op de gov.uk-website: https://www.gov.uk/oil-and-gas-licensing-rounds |
Vergunningen
|
8. |
Wanneer de minister overeenkomstig deze uitnodiging een vergunning verleent, zal het desbetreffende aanbod binnen een termijn van twaalf tot achttien maanden na deze kennisgeving gebeuren. |
|
9. |
De minister is niet aansprakelijk voor eventuele kosten met betrekking tot het indienen van een vergunningsaanvraag. |
Strategische milieueffectbeoordeling
|
10. |
Het ministerie heeft voor alle in deze vergunningsronde aangeboden gebieden een strategische milieueffectbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s. Deze beoordeling en daarmee verband houdende documenten zijn te vinden op de gov.uk-website: https://www.gov.uk/oil-and-gas-licensing-rounds The gov.uk-website: https://www.gov.uk/oil-and-gas-licensing-rounds |
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/16 |
Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij
(2014/C 188/05)
Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:
|
Datum en tijdstip van sluiting |
22.5.2014 |
|
Looptijd |
22.5.2014 - 31.12.2014 |
|
Lidstaat |
Denemarken |
|
Bestand of groep bestanden |
SAN/234_2 |
|
Soort |
Zandspiering (Ammodytes spp.) |
|
Gebied |
EU-wateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 2 |
|
Vissersvaartuigtype(s) |
— |
|
Referentienummer |
06/TQ43 |
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
V Adviezen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/17 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.7242 — Cargill/Copersucar/JV)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/C 188/06)
|
1. |
Op 13 juni 2014 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Cargill, Incorporated („Cargill”, Verenigde Staten) en Copersucar SA („Copersucar”, Brazilië) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte vennootschap die een gemeenschappelijke onderneming is („JV”, Spanje). |
|
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Cargill: particuliere onderneming die zich bezighoudt met de productie en verhandeling van levensmiddelen op internationaal niveau, agrarische en risicobeheerproducten en –diensten, — Copersucar: particuliere onderneming waarvan haar kapitaal in handen is van 24 productiegroepen die zich bezighouden met de productie van suiker en ethanol in Brazilië, — JV: zal de handel in suiker van Cargill en Copersucar combineren op internationaal niveau en zich bezighouden met de handel in financiële derivaten op het gebied van suiker en fysieke handel in suiker. |
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
|
4. |
De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (naar nummer +32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.7242 — Cargill/Copersucar/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/18 |
Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2014/C 188/07)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag (1).
WIJZIGINGSAANVRAAG
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2)
WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9
„MANTEQUILLA DE SORIA”
EG-nr.: ES-PDO-0105-01110 — 19.04.2013
BGA ( ) BOB ( X )
1. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft
—
—
—
—
—
—
—
—
—
2. Aard van de wijziging(en)
— ☒. Wijziging van het enige document of de samenvatting
— ☐. Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt
— ☐. Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is [artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006]
— ☐. Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)
3. Wijziging(en)
Bewijs van de oorsprong
Dit deel is herschreven omdat de verschillende onderdelen van de controle ter waarborging van de kwaliteit en oorsprong van de boter met de beschermde oorsprongsbenaming moesten worden gepreciseerd. Overbodige zaken zijn geschrapt.
De initiële evaluaties van de ondernemers zijn geschrapt, in overeenstemming met de voorschriften van de dienstenrichtlijn.
Ook de verwijzingen naar de toestemming van of controle door de Consejo Regulador (regelgevende raad) zijn geschrapt, om beperking van het vrije verkeer te vermijden.
Werkwijze voor het verkrijgen van het product
In de eerste paragraaf van dit punt is voor de veehouders die melk produceren die voor de bereiding van de onder de beschermde oorsprongsbenaming vallende boter is bestemd, een voorschrift inzake de voeding van de dieren geïntroduceerd.
Gebleken is dat het proces van de afroming niet juist werd beschreven. Bij de rechtzetting hiervan is tevens de methode voor het verkrijgen van het product grondig herzien.
Zo zijn de verwijzingen naar de interne controles die de fabriek bij de ontvangst van de melk desgewenst zelf uitvoert, geschrapt, omdat zij niet in het productdossier thuishoren.
Diverse vermeldingen omtrent het koelen met behulp van platen zijn geschrapt, daar de methode van koelen die wordt gebruikt niet van belang is, en rekening houdend met eventuele technologische vooruitgang op dit vlak.
Bepaalde temperatuurmarges die onnodig strikt bleken te zijn, zoals het zeer nauwe bereik van 2 tot 4 °C voor het bewaren van de melk, het wassen van het vet met water enz. zijn gewijzigd, omdat een bereik van 1 tot 6 °C volgens de deskundigen voldoende zekerheid biedt voor behoud van de eigenschappen van het product tijdens het gehele verwerkingsproces, geen veranderingen in het eindproduct tot gevolg heeft en nauwkeuriger afstemming mogelijk maakt met de door de gebruikte technologie en apparatuur bepaalde parameters. Een bovengrens voor de temperatuur van 6 °C moet dus volstaan.
Zoals aangegeven is de alinea over de afroming geheel vervangen, omdat de beschrijving niet helemaal klopte. Onderstaande alinea:
„De melk wordt met behulp van een platenwarmtewisselaar gethermiseerd (verhitting gedurende 15 seconden tot een temperatuur tussen 57 en 68 °C) en vervolgens in een centrifuge afgeroomd, zodat room wordt verkregen die aan de hygiënische eisen voldoet. De room, die een temperatuur heeft tussen 30 en 40 °C, moet totdat hij wordt gepasteuriseerd een vetgehalte tussen 38 en 45 % m/m en een zuurgraad van minder dan 13 °Dornic hebben. Na te zijn afgekoeld wordt de room bij een temperatuur tussen 2 en 4 °C bewaard totdat hij wordt gepasteuriseerd.”
„De melk wordt gethermiseerd alvorens te worden afgeroomd, zodat room wordt verkregen die aan de hygiënische eisen voldoet. Tijdens dit proces, wanneer de temperatuur tussen 40 en 55 °C ligt, wordt de room door middel van centrifugering aan de melk onttrokken. Deze room moet een vetgehalte tussen 38 en 45 % m/m en een zuurgraad van minder dan 13 °Dornic of gelijkwaardig hebben. Na te zijn afgekoeld wordt de room bij een temperatuur van ten hoogste 6 °C bewaard totdat hij wordt gepasteuriseerd.”
Deze wijziging is gerechtvaardigd omdat de thermisatietemperatuur (57-68 °C) pas in het eindstadium, na het onttrekken van de room, wordt bereikt; deze parameter heeft dus geen betekenis voor het verkrijgen van de room en evenmin voor het latere bereidingsproces van de boter. Daarnaast ligt de temperatuur voor het onttrekken van de room veelal tussen 40 en 55 °C, de marge die door de fabrikanten van de apparatuur wordt aanbevolen omdat daarbij het proces van afroming beter verloopt en wordt voorkomen dat de vetbolletjes door mechanische werking openbarsten, zodat lipaseactiviteit en afbraakprocessen worden beperkt. Bewijs voor het bovenstaande is te vinden in de volgende publicaties: Ralph Early, Technology of dairy products (Blackie Academia & Professional); T. Bøgh-Sørensen, „Cream pasteurization technology”, hoofdstuk 7 in IDF-bulletin nr. 271, Pasteurization of Cream; Carlos Gandolfo, „Tratamiento específico para diferentes tipos de nata” (Specifieke behandelingen voor verschillende soorten room) (www.agroterra.es); en Manual de Industrias Lácteas (Handboek voor de zuivelindustrie), hoofdstuk 8 (Tetra Pack Processing Systems AB, 2003).
Daarnaast wordt de ruimte gelaten om de zuurgraad van de room in de toekomst te bepalen aan de hand van parameters die evenzeer bruikbaar kunnen zijn, zoals de pH-waarde.
Wat de fase van pasteurisatie van de room betreft, zijn de procesparameters geschrapt, daar deze reeds besloten liggen in de definitie van deze warmtebehandeling, die voor de fabriek bovendien een van de kritieke controlepunten is.
Wat de fase van het zuren van de room betreft, is de zuurgraad tussen 18 en 28 °Dornic komen te vervallen als parameter om te bepalen wanneer het zuringsproces moet worden onderbroken, aangezien de parameter voor het afremmen van dit proces niet de zuurgraad is, maar het tijdsverloop sinds het begin van het proces (12-15 uur) en dus de inwerktijd van de melkzuurbacteriën.
Voor deze fase is ook het voorschrift geschrapt om de room gedurende vier uur af te koelen, aangezien de tijd die voor het afkoelen van de room ongeveer nodig is, afhangt van de omvang van de partij en dus variabel is. Bovendien wordt de temperatuur van de room in de zuurtank continu stabiel gehouden en heeft het aantal uren dat de room in de zuurtank blijft dus geen invloed op de samenstelling of kwaliteit.
Wat de fase van het kneden betreft, is de verplichting om het vochtgehalte van de boter te controleren met een infraroodweegschaal geschrapt om het gebruik van andere controletechnieken mogelijk te maken.
Etikettering
De verwijzingen naar de toestemming van of controle door de regelgevende raad zijn geschrapt om beperking van het vrije verkeer te vermijden.
Er is een afbeelding van het logo van de benaming ingevoegd, al is de verplichting om het logo op het etiket aan te brengen geschrapt.
Nationale eisen
De geldende wetgeving inzake beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen wordt bijgewerkt.
Controlestructuur
De bevoegde controle-instantie is thans het Instituto Tecnológico Agrario de Castilla y León (Instituut voor landbouwtechnologie van Castilla y León).
De groepering die de voorgestelde wijzigingen heeft aangevraagd is de regelgevende raad voor de beschermde oorsprongsbenaming „Mantequilla de Soria”, een instantie die zowel de productie- als de verwerkingssector in de provincie Soria vertegenwoordigt. Deze groepering wordt geacht een rechtmatig belang te hebben bij de wijziging van het productdossier.
ENIG DOCUMENT
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (3)
„MANTEQUILLA DE SORIA”
EG-nr.: ES-PDO-0105-01110 — 19.04.2013
BGA ( ) BOB ( X )
1. Naam
„Mantequilla de Soria”
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.5. Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Boter uit melkvet verkregen uit van melkveebedrijven in bepaalde gemeenten in de provincie Soria afkomstige melk van koeien van het ras Frisona, het ras Pardo-Alpina (Zwitsers bruinvee) of een kruising van die rassen.
De bescherming van de benaming „Mantequilla de Soria” betreft de drie traditionele soorten van boter: natuurlijke, gezouten en gezoete boter.
De fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen van elk van deze soorten zijn:
|
1. |
Natuurlijke boter: Fysisch-chemische eigenschappen: — vetgehalte: minimaal 82 massaprocenten — gehalte aan vetvrije droge stof: maximaal 2 massaprocenten — vochtgehalte: maximaal 16 massaprocenten Organoleptische eigenschappen: ivoorkleurig tot strogeel. Zwakke tot matige diacetylgeur. Zeer licht zurige smaak. Smelt matig snel in de mond. Middelmatige viscositeit. Aroma van verse room. Middellange nasmaak. |
|
2. |
Gezouten boter: Fysisch-chemische eigenschappen: — vetgehalte: minimaal 80 massaprocenten — gehalte aan vetvrije droge stof: maximaal 4 massaprocenten — vochtgehalte: maximaal 16 massaprocenten — zoutgehalte: maximaal 2,5 massaprocenten Organoleptische eigenschappen: been- tot ivoorkleurig. Licht korrelig op het snijvlak. Geur van enigszins rijpe room. Intens zoute smaak. Smelt matig snel in de mond. Middelmatige viscositeit. Aroma van room. Korte nasmaak. |
|
3. |
Gezoete boter: Fysisch-chemische eigenschappen: — vetgehalte: minimaal 39 massaprocenten — gehalte aan vetvrije droge stof: maximaal 35 massaprocenten — vochtgehalte: maximaal 25 massaprocenten — sacharosegehalte: tussen 20 en 35 massaprocenten — additieven: b-caroteen en/of cochenille-extract als kleurstof in de als versiering aangebrachte bovenlaag Organoleptische eigenschappen: beenkleurig, met uitzondering van de als versiering aangebrachte bovenlaag, die oranje of roze gekleurd is. Het snijvlak biedt de aanblik van min of meer open maar compact schuim, met onregelmatige holten ter grootte van een korrel kristalsuiker of een rijstkorrel, naargelang van het geval. Diacetylgeur met tonen van karamelsuiker. Intens zoete en licht zure smaak. Smelt matig snel tot snel in de mond. Middelmatige viscositeit. Aroma van room met een licht kruidig accent. Nasmaak middellang tot lang. |
3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
De melk die voor de bereiding van de boter wordt gebruikt, is afkomstig van melkveebedrijven in het afgebakende geografische gebied, dat een deel van de provincie Soria omvat, te weten het hoogstgelegen en koudste deel, waar van oudsher melk wordt geproduceerd en dat zich kenmerkt door schraal en droog weiland met een karakteristieke flora. Aan deze vegetatie zijn bepaalde specifieke eigenschappen van de melk te danken, die ook in de boter terug te vinden zijn.
3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)
De voeding van de dieren, die mede afhankelijk is van de klimatologische omstandigheden en de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, berust grotendeels op beweiding in de gebruikelijke perioden. Het overige gedeelte van de voeding, voor zover mogelijk afkomstig uit het afgebakende gebied, bestaat uit ingekuild voer, hooi, gemalen graansoorten en/of diervoeders.
3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De melk wordt geproduceerd in het afgebakende geografische gebied, waar ook de verwerking tot boter plaatsvindt.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.
—
3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering
De opschriften of etiketten op de verpakkingen van de onder de beschermde oorsprongsbenaming vallende boter moeten de vermeldingen „Denominación de Origen Protegida” („Beschermde oorsprongsbenaming”) en „Mantequilla de Soria” bevatten.
De voor consumptie bestemde boter met de beschermde oorsprongsbenaming wordt voorzien van het conformiteitsmerk van de benaming, een beveiligd en niet-herbruikbaar controle-etiket, dat vóór de verzending van het product wordt aangebracht.
Op de controle-etiketten staan het logo van de benaming en een alfanumerieke code die de traceerbaarheid van het product garandeert en die is aangebracht tegen een goudkleurige achtergrond voor natuurlijke boter, een roze achtergrond voor gezoete boter en een blauwe achtergrond voor gezouten boter.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het gebied waar de melk wordt geproduceerd en de boter met de benaming „Mantequilla de Soria” wordt gemaakt, omvat de volgende 169 gemeenten in de provincie Soria:
Abejar; Adradas; Ágreda; Alconaba; Alcubilla de Avellaneda; Aldealafuente; Aldealices; Aldealpozo; Aldealseñor; Aldehuela de Periáñez; Aldehuelas, Las; Alentisque; Aliud; Almajano; Almaluez; Almarza; Almazán; Almazul; Almenar de Soria; Arancón; Arcos de Jalón; Arévalo de la Sierra; Ausejo de la Sierra; Barca; Bayubas de Abajo; Bayubas de Arriba; Beratón; Berlanga de Duero; Blacos; Bliecos; Borjabad; Borobia; Buberos; Buitrago; Burgo de Osma-Ciudad de Osma; Cabrejas del Campo; Cabrejas del Pinar; Calatañazor; Caltojar; Candilichera; Cañamaque; Carabantes; Carrascosa de Abajo; Carrascosa de la Sierra; Casarejos; Castilfrío de la Sierra; Castillejo de Robledo; Castilruiz; Centenera de Andaluz; Cerbón; Cidones; Cigudosa; Cihuela; Ciria; Cirujales del Río; Coscurita; Covaleda; Cubilla; Cubo de la Solana; Cueva de Ágreda; Dévanos; Deza; Duruelo de la Sierra; Escobosa de Almazán; Espeja de San Marcelino; Espejón; Estepa de San Juan; Frechilla de Almazán; Fresno de Caracena; Fuentearmegil; Fuentecambrón; Fuentecantos; Fuentelmonge; Fuentelsaz de Soria; Fuentepinilla; Fuentes de Magaña; Fuentestrún; Garray; Golmayo; Gómara; Gormaz; Herrera de Soria; Hinojosa del Campo; Langa de Duero; Losilla, La; Magaña; Maján; Matalebreras; Matamala de Almazán; Medinaceli; Miño de San Esteban; Molinos de Duero; Momblona; Monteagudo de las Vicarías; Montenegro de Cameros; Morón de Almazán; Muriel de la Fuente; Muriel Viejo; Nafría de Ucero; Narros; Navaleno; Nepas; Nolay; Noviercas; Ólvega; Oncala; Pinilla del Campo; Portillo de Soria; Póveda de Soria, La; Pozalmuro; Quintana Redonda; Quintanas de Gormaz; Quiñoneria, La; Rábanos, Los; Rebollar; Recuerda; Renieblas; Reznos; Rioseco de Soria; Rollamienta; Royo, El; Salduero; San Esteban de Gormaz; San Felices; San Leonardo de Yagüe; San Pedro Manrique; Santa Cruz de Yanguas; Santa María de Huerta; Santa María de las Hoyas; Serón de Nájima; Soliedra; Soria; Sotillo del Rincón; Suellacabras; Tajahuerce; Tajueco; Talveila; Tardelcuende; Taroda; Tejado; Torlengua; Torreblacos; Torrubia de Soria; Trévago; Ucero; Vadillo; Valdeavellano de Tera; Valdegeña; Valdelagua del Cerro; Valdemaluque; Valdenebro; Valdeprado; Valderrodilla; Valtajeros; Velamazán; Velilla de La Sierra; Velilla de los Ajos; Viana de Duero; Villaciervos; Villanueva de Gormaz; Villar del Ala; Villar del Campo; Villar del Río; Villares de Soria, Los; Villaseca de Arciel; Vinuesa; Vizmanos; Vozmediano; Yanguas.
5. Verband met het geografische gebied
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
De kenmerken van de boter uit Soria zijn te danken aan het feit dat deze wordt bereid uit de melk van koeien die worden gevoed met producten uit een gebied met uiteenlopende kenmerken wat betreft hoogte en klimaat.
De provincie Soria heeft een gemiddelde hoogte van 1 026 m boven zeeniveau en is een van de hoogstgelegen en meest geaccidenteerde provincies van de hoogvlakte, met mede daardoor een uiterst ruw klimaat.
Te onderscheiden zijn: hooggelegen gebieden boven 1 500 m, met voornamelijk zomerweiden; gebieden op gemiddelde hoogte, tussen maximaal 1 000 en 1 500 m, veelal bebost, maar met weilanden die van voorjaar tot najaar begraasd kunnen worden; overgangsgebieden op een hoogte tussen 900 en 1 000 m die vanwege het beperkte landbouwpotentieel vrijwel het gehele jaar door worden begraasd; en gebieden beneden 900 m die hoofdzakelijk worden bebouwd. De meest voorkomende gewassen zijn graan en voedergewassen, die op niet-geïrrigeerde landbouwgrond worden verbouwd, en mais, die wordt geteeld op de geïrrigeerde arealen in de lager gelegen dalen in het zuiden van de provincie. De warmere, minder hoog gelegen gebieden in het zuiden van de provincie kennen geen traditie van productie en verwerking; zij behoren niet tot het afgebakende gebied.
Het beeld van vrij grazende runderen in de velden is kenmerkend voor het landschap van Soria.
De schrale en droge weilanden met hun karakteristieke flora verlenen de melk haar bijzondere eigenschappen, die ook in de boter terug te vinden zijn.
Vroeger werd de boter ambachtelijk bereid in een „manzadero” (karnton); vandaag de dag wordt een volgens een discontinuprocedé werkende karnkneder gebruikt. Beide methoden doen de vetbolletjes samenklonteren, op min of meer dezelfde manier. In de manzadero werd een stok met de hand als een soort zuiger op en neer bewogen om samenklontering van de vetbolletjes te bewerkstelligen; in de thans gebruikte karnkneder wordt (volgens een discontinu procedé) een vergelijkbaar effect verkregen door de druk die de beweging van de kuip veroorzaakt.
5.2. Specificiteit van het product
Kenmerkend voor de bereiding van deze boter is dat pas drie of vier uur na het begin van de zuringsfase melkzuurbacteriën worden toegevoegd, waardoor het afwerken beter verloopt en het product een onderscheidend karakter krijgt.
De stroop voor de gezoete variant wordt volgens de oude formules bereid en de aanbiedingsvorm van het product is nog steeds die van vroeger.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
Tal van historische referenties getuigen van de geschiedenis van „Mantequilla de Soria”. Het betreft onder andere beoordelingen, nieuwsberichten, mededelingen, gegevens enz. die teruggaan tot 1845 en waaruit blijkt dat deze boter ontegenzeggelijk kan bogen op een rijke historie en traditie. Het product geniet onder de geografische naam dan ook voldoende faam en bekendheid.
Deze faam, die zich heeft ontwikkeld ondanks het feit dat het gebied zeer dun bevolkt is en dus weinig tot de verspreiding en bekendheid van de geografische naam heeft kunnen bijdragen, kan enkel te danken zijn aan de bijzondere kenmerken van de melk en het verwerkingsproces, die er samen voor zorgen dat de boter door de consument als onderscheidend wordt gezien.
De orografie van het gebied is bepalend voor de extreme klimatologische omstandigheden die er heersen; deze zijn op hun beurt van invloed op de typologie en begroeiing van de weiden en op de gewassen die voor de voeding van het vee worden gebruikt. Aan deze voeding dankt het vet van de melk zijn vetzuursamenstelling en zijn bijzondere kenmerken, die ook in de boter terug te vinden zijn.
Daarnaast vormen met de regio verbonden tradities zoals het gebruik van de manzadero en de volgens een discontinuprocédé werkende karnkneder een bijzondere methode voor het verkrijgen van het product, die eveneens van invloed is op de kenmerken daarvan.
Een andere traditie die uitsluitend in deze regio voorkomt, is de bereiding door banketbakkers van gezoete boter uit natuurlijke boter.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4))
http://www.itacyl.es/opencms_wf/opencms/informacion_al_ciudadano/calidad_alimentaria/4_condiciones_DOP/index.html
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.
(3) Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.
(4) Vgl. voetnoot 3.
|
20.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 188/24 |
Bekendmaking op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1898/2006 van het enige document inzake een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding geregistreerd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/96 in overeenstemming met artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad
(2014/C 188/08)
ENIG DOCUMENT
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)
„PROSCIUTTO DI SAN DANIELE”
EG-Nr. IT-PDO-0117-01149 — 19.8.2013
BGA ( ) BOB ( X )
1. Naam
„Prosciutto di San Daniele”
2. Lidstaat of derde land
Italië
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„Prosciutto di San Daniele” is een ham in de vorm van een gitaar en omvat het distale deel van de poot (voet). Het gewicht van een volledige „Prosciutto di San Daniele”, met inbegrip van het bot, ligt doorgaans tussen 8 en 10 kg, en bedraagt in ieder geval nooit minder dan 7,5 kg. Het vlees is stevig, mals en soepel, terwijl het vet volledig wit is en in de juiste verhouding staat tot het magere deel van het vlees, dat rood en roze is met een aantal vetstroken. De ham heeft een licht zoete smaak met een meer uitgesproken nasmaak. De ham heeft een aangename, kenmerkende geur die verandert naargelang de rijpingstijd.
„Prosciutto di San Daniele” wordt gekenmerkt door de volgende chemische parameters:
|
— |
het vochtgehalte mag niet lager zijn dan 57 % of hoger dan 63 %; |
|
— |
de coëfficiënt van de verhouding tussen het natriumchloridegehalte en het vochtgehalte mag niet lager zijn dan 7,8 of hoger dan 11,2; |
|
— |
de coëfficiënt van de verhouding tussen het vochtgehalte en het totale eiwitgehalte mag niet lager zijn dan 1,9 of hoger dan 2,5; |
|
— |
de proteolyse-index (percentage van stikstofdeeltjes oplosbaar in trichloorazijnzuur (TCA) in verhouding tot het totale stikstofgehalte) mag niet groter zijn dan 31. |
Bovenstaande chemische parameters verwijzen naar de gehaltesamenstelling van een fractie van de spier biceps femoris, gemeten alvorens het logo is aangebracht.
„Prosciutto di San Daniele” mag uitgebeend, in qua omvang en gewicht variërende porties of in plakjes op de markt worden gebracht voor consumptie. Het logo is aanwezig op alle producttypen.
3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
De productie van „Prosciutto di San Daniele” is onderworpen aan onderstaande voorschriften:
De gebruikte dieren moeten varkens van de traditionele rassen Large White en Landrace zijn of dieren die afstammen van deze rassen (veredelde rassen volgens het Italiaanse stamboek).
|
— |
Daarnaast zijn varkens toegestaan die afstammen van het ras Duroc (een veredeld ras volgens het Italiaanse stamboek). |
|
— |
Varkens van andere rassen, kruisingen of hybriden worden tevens toegelaten, mits deze voortkomen uit selectie- of kruisingssystemen waarvan de doelstellingen niet onverenigbaar zijn met die van het Italiaanse stamboek voor de productie van zware varkens. |
|
— |
Trouw aan de traditie worden dieren met antithetische eigenschappen uitgesloten, met name die dieren die stressgevoelig zijn (PSS). |
|
— |
Ook dieren van de rassen Belgian Landrace, Hampshire, Pietrain, Duroc en Spotted Poland zijn uitgesloten. |
|
— |
Beren en fokzeugen zijn niet toegestaan. |
|
— |
De gebruikte genetische soorten moeten ervoor zorgen dat hoge gewichten en tevredenstellende efficiëntie worden bereikt en, in ieder geval, een levend gewicht per dier van 160 kg plus of min 10 %. |
De bouten van varkens die worden ingezet voor de bereiding van „Prosciutto di San Daniele” op basis van karkassen van zware varkens binnen klasse „U”, „R” of „O” overeenkomstig het communautaire indelingsschema voor varkenskarkassen, moeten ten minste 11 kg wegen.
De vetlaag op de buitenkant van een verse bijgekante ham, verticaal in de richting van de dij gemeten waarbij de bout en het buitenoppervlak ervan in een horizontale positie liggen, moet ten minste 15 mm dik zijn, met inbegrip van het zwoerd, afhankelijk van de grootte.
Er mogen geen bouten worden gebruikt van varkens met duidelijke tekenen van de spierziekten PSE of DFD of met duidelijke complicaties van eerdere ontstekingen en trauma’s.
Er mogen geen bouten worden verwerkt van varkens die minder dan 24 uur of meer dan 120 uur ervoor zijn geslacht of die bevroren zijn.
3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)
Er moeten gedetailleerde voorschriften worden nageleefd inzake het gebruik en de samenstelling van het voeder. Voeder moet bij voorkeur worden toegediend in vloeibare vorm (watergruwel of nat mengvoer), traditioneel met toegevoegde wei.
3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Alle fasen in de productie van „Prosciutto di San Daniele”, van het bijkanten van de verse bouten tot het einde van de rijpingsperiode, moeten plaatsvinden binnen de gemeente San Daniele del Friuli, in de provincie Udine (Italië).
3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.
Het gesneden product wordt uitsluitend verpakt in het geografische productiegebied van „Prosciutto di San Daniele”.
3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering
„Prosciutto di San Daniele” is onderworpen aan specifieke voorschriften inzake productidentificatie die van toepassing zijn op het productieproces (grondstof) en wanneer het eindproduct wordt bereid en op de markt gebracht.
De volgende identificatievereisten zijn van toepassing bij het productieproces van „Prosciutto di San Daniele”:
|
— |
de fokker moet één of meerdere merken aanbrengen; |
|
— |
de slachter moet een slachtmerk aanbrengen op de verse bouten; |
|
— |
de producent moet een zegel aanbrengen op de verse bouten; |
|
— |
een brandmerk van conformiteit moet worden aangebracht op het zwoerd van de ham onder toezicht en in aanwezigheid van een controleorgaan. |
De etikettering van volledige, met het bot verkochte „Prosciutto di San Daniele” moet de volgende gegevens bevatten:
|
— |
„Prosciutto di San Daniele”, gevolgd door „denominazione di origine protetta” (beschermde oorsprongsbenaming); |
|
— |
de adresgegevens van de producent. |
De etikettering van uitgebeende „Prosciutto di San Daniele” die in één stuk, in verschillende porties of plakjes wordt verkocht, moet de volgende gegevens bevatten:
|
— |
„Prosciutto di San Daniele”, gevolgd door „denominazione di origine protetta”; |
|
— |
de adresgegevens van de verpakker; |
|
— |
de productiedatum (aanvang van de verwerking), in elk geval wanneer het zegel niet langer zichtbaar is. |
Op de verpakking van „Prosciutto di San Daniele” in plakjes moeten de grafische reproductie van het logo en het identificatienummer van de verpakker staan.
Het betreft hier hetzelfde logo als wordt aangebracht op het zwoerd van de gerijpte ham en dat ziet er als volgt uit:
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
„Prosciutto di San Daniele” moet worden geproduceerd binnen de gemeente San Daniele del Friuli, in de provincie Udine (Italië).
Het geografische gebied voor het fokken en slachten van de voor de productie van „Prosciutto di San Daniele” bestemde varkens beslaat het grondgebied van de volgende regio’s: Friuli-Venezia Giulia, Veneto, Lombardije, Piemonte, Emilia-Romagna, Umbrië, Toscane, Marche, Abruzzo en Lazio.
5. Verband met het geografische gebied
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
Het productiegebied van „Prosciutto di San Daniele” is geografisch gelegen in de gemeente San Daniele del Friuli in centraal Friuli, langs de Tagliamento-rivier, waarachter de eerste uitlopers van de Karnische Alpen verschijnen.
De bodem van het gebied is van morenische oorsprong en wordt gekenmerkt door veel fijne kiezel. De bodem is uiterst hygroscopisch en er is dan ook sprake van een voortdurende drainage van vocht.
Naast dit drainage-effect van de bodem koelen warme winden die opstijgen uit de Adriatische Zee geleidelijk af als zij over de rivier de Tagliamento waaien en frontaal botsen met koudere winden die in een rechte stroom neerkomen uit de Alpen via het Canale del Ferro van Tarvisano, stroomopwaarts van de Tagliamento. Hierdoor ontstaat een permanent microklimaat dat voortdurend zorgt voor zachte luchtverplaatsing in het gebied. In combinatie met de goed gedraineerde bodem zorgt dit voor een omgeving met een laag vochtgehalte, die ideaal is voor het rijpen van ham. Door dit microklimaat was het dan ook geen toeval dat de productie van „Prosciutto di San Daniele” zich in de loop der tijd uitsluitend concentreerde in de gemeente waarnaar de ham is genoemd en tegelijk is deskundigheid ontwikkeld in de verwerking van bouten die traditioneel van fokkerijen kwamen in streken met voornamelijk varkensboerderijen. Het bijkanten van de bouten is een van de voornaamste activiteiten die wordt uitgevoerd door de gespecialiseerde werknemers. Deze procedure bestaat uit het verwijderen van het overtollige vet- en spierweefsel van de verse bout waardoor een specifieke vorm ontstaat die in de kenmerkende gitaarvorm kan worden geperst. Daarnaast bevordert het persen van de bouten na bijkanting en pekeling het osmotische proces dat de rijping van het vlees optimaliseert.
5.2. Specificiteit van het product
Een typisch kenmerk van de „Prosciutto di San Daniele” is dat de voet, d.w.z. het distale deel van de bout, in tegenstelling tot de meeste ham op de markt, niet wordt verwijderd. Het behoud van de voet tijdens de verwerking zorgt ervoor dat consumenten een volledige „Prosciutto di San Daniele” onmiddellijk kunnen herkennen. Daarnaast komen de kenmerkende gitaarvorm, verfijnde smaak en de aangename geur van „Prosciutto di San Daniele” voort uit de specifieke manier waarop de ham wordt bereid, namelijk het bijkanten en persen van de bouten, het toevoegen van uitsluitend zeezout aan het begin van het productieproces en de lange rijpingstijd van het vlees.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
„Prosciutto di San Daniele” komt uit het geografische gebied San Daniele del Friuli en de eigenschappen ervan zijn voornamelijk te danken aan het geografische productiegebied en de milieu- en menselijke kenmerken ervan.
Het bijzondere microklimaat dat wordt gevormd door de kenmerken van het terrein en de bodem in het geografische productiegebied zorgt voor een doorgaans lage vochtigheid en luchtcirculatie, wat ideaal is voor het rijpen van ham en essentieel is voor de smaak en geur van „Prosciutto di San Daniele”.
Uiterst belangrijk is de ervaring van rijpdeskundigen die rijpkamers gebruiken met veel vensters waarin zij de ham dwars t.o.v. de binnenkomende luchtstroom hangen zodat de „Prosciutto di San Daniele” traag kan rijpen en zijn kenmerkende geur krijgt.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (2))
De tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd op de volgende website: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3339
of:
door rechtstreeks de homepage van de website van het Ministerie van Landbouw-, Levensmiddelen- en Bosbouwbeleid (www.politicheagricole.it) te openen en op „Qualità e sicurezza” (rechts bovenaan op het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione prodotti DOP, IGP e STG” te klikken.
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.
(2) Zie voetnoot 1.