ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 103

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
8 april 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Centrale Bank

2014/C 103/01

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 24 februari 2014 betreffende de organisatie van voorbereidende maatregelen voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens door het Europees Stelsel van centrale banken (ECB/2014/7)

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 103/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7205 — Extra Holding/Dolphin/IDBD) ( 1 )

3


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 103/03

Wisselkoersen van de euro

4

2014/C 103/04

Besluit van de Commissie van 19 augustus 2013 tot erkenning van Consorzio Servizi Legno-Sughero, Italië, C.F. 97331520151, P.IVA 04882880962 als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

5

2014/C 103/05

Besluit van de Commissie van 19 augustus 2013 tot erkenning van NEPCon, Denemarken, als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

7

2014/C 103/06

Besluit van de Commissie van 27 maart 2014 tot erkenning van Bureau Veritas Certification Holding SAS als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

9

2014/C 103/07

Besluit van de Commissie van 27 maart 2014 tot erkenning van Control Union Certification bv, Nederland, als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

11


 

V   Adviezen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 103/08

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

13

2014/C 103/09

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

16


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Centrale Bank

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 24 februari 2014

betreffende de organisatie van voorbereidende maatregelen voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens door het Europees Stelsel van centrale banken

(ECB/2014/7)

(2014/C 103/01)

De Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.1 en het derde streepje van artikel 34.1,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 8, lid 5.

Overwegende:

(1)

Krachtens Besluit ECB/2014/6 (2), kan de Europese Centrale Bank (ECB) voor specifieke statistische doeleinden specifieke voorbereidende maatregelen toepassen teneinde binnen het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) een langetermijnkader in te voeren.

(2)

De doelmatige toepassing van dit langetermijnkader hangt af van de samenwerking tussen alle deelnemende ESCB-leden en de toepassing van gelijke kwaliteitsstandaarden door deze leden. Nationale centrale banken (NCB’s) van lidstaten die de euro niet als munt hebben, en die zich voorbereiden op deelname aan dit kader, dienen bij de toepassing van de voorbereidende maatregelen, zulks overeenkomstig Besluit ECB/2014/6 samen te werken, met de NCB’s van de lidstaten die de euro als munt hebben en met de ECB,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING GEDAAN:

I.

Definities

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt onder „gedetailleerde kredietgegevens”, hetzelfde als in Besluit ECB/2014/6 verstaan.

II.

Verstrekking van statistische gegevens

De geadresseerden van deze aanbeveling wordt verzocht de aan de NCB’s gerichte bepalingen in besluit ECB/2014/6 toe te passen.

III.

Slotbepaling

Deze aanbeveling is gericht tot de NCB’s van de lidstaten die de euro niet als munt hebben en zich voorbereiden op deelname aan het langetermijnkader voor de verzending van gedetailleerde kredietgegevens binnen het ESCB.

Gedaan te Frankfurt am Main, 24 februari 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  Besluit ECB/2014/6 van 24 februari 2014 betreffende de organisatie van voorbereidende maatregelen voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens door het Europees Stelsel van centrale banken (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/3


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7205 — Extra Holding/Dolphin/IDBD)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 103/02)

Op 28 maart 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index/htm) onder document nr. 32014M7205. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/4


Wisselkoersen van de euro (1)

7 april 2014

(2014/C 103/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3723

JPY

Japanse yen

141,65

DKK

Deense kroon

7,4658

GBP

Pond sterling

0,82710

SEK

Zweedse kroon

8,9733

CHF

Zwitserse frank

1,2202

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,2405

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,444

HUF

Hongaarse forint

306,50

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,1746

RON

Roemeense leu

4,4655

TRY

Turkse lira

2,9103

AUD

Australische dollar

1,4818

CAD

Canadese dollar

1,5084

HKD

Hongkongse dollar

10,6427

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5983

SGD

Singaporese dollar

1,7314

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 449,08

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,4744

CNY

Chinese yuan renminbi

8,5266

HRK

Kroatische kuna

7,6333

IDR

Indonesische roepia

15 510,31

MYR

Maleisische ringgit

4,4847

PHP

Filipijnse peso

61,616

RUB

Russische roebel

48,9978

THB

Thaise baht

44,581

BRL

Braziliaanse real

3,0843

MXN

Mexicaanse peso

17,9051

INR

Indiase roepie

82,6010


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/5


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2013

tot erkenning van „Consorzio Servizi Legno-Sughero”, Italië, C.F. 97331520151, P.IVA 04882880962 als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

(2014/C 103/04)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (1), en met name artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 december 2012 heeft de Europese Commissie van „Consorzio Servizi Legno-Sughero”, Italië, C.F. 97331520151, P.IVA 04882880962 een erkenningsaanvraag ontvangen waarin staat dat deze organisatie als toezichthoudende organisatie wil functioneren in Italië.

(2)

De Europese Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag op 5 december 2012 bevestigd.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 363/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 inzake de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van de toezichthoudende organisaties als bedoeld in Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (2) heeft de Europese Commissie de aanvraag op 25 januari 2013 voor advies naar de betrokken lidstaat gestuurd, die geen opmerkingen heeft gemaakt.

(4)

Op 14 maart 2013 heeft de aanvrager zijn aanvraag tijdens een vergadering van een speciaal voor de beoordeling van aanvragen voor toezichthoudende organisaties opgerichte stuurgroep van de Commissie in Brussel persoonlijk gepresenteerd.

(5)

In een e-mail van 5 april 2013 werd de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie te verstrekken.

(6)

De aanvrager heeft de gevraagde aanvullende informatie op 3 mei 2013 verstrekt en heeft zijn aanvraag dienovereenkomstig aangepast.

(7)

Op basis van alle door de aanvrager overgelegde documenten heeft de stuurgroep op 20 juni 2013 geconcludeerd dat de aanvraag voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 en dat de aanvrager door de Commissie als toezichthoudende organisatie kan worden erkend.

(8)

De Europese Commissie heeft op basis van alle overgelegde bewijsstukken beoordeeld of de aanvrager aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet, en is van oordeel dat „Consorzio Servizi Legno-Sughero”, Italië, C.F. 97331520151, P.IVA 04882880962 voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010,

BESLUIT:

Artikel 1

„Consorzio Servizi Legno-Sughero”, Italië, C.F. 97331520151, P.IVA 04882880962 wordt overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 995/2010 als toezichthoudende organisatie erkend.

Artikel 2

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Milieu wordt opgedragen ervoor te zorgen dat de aanvrager en de bevoegde competente autoriteiten in alle lidstaten van dit besluit in kennis worden gesteld en dat dit besluit onverwijld op de website van de Commissie wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2013.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.

(2)  PB L 115 van 27.4.2012, blz. 12.


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/7


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2013

tot erkenning van NEPCon, Denemarken, als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

(2014/C 103/05)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (1), en met name artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 maart 2012 heeft de Europese Commissie van NEPCon, Denemarken, een erkenningsaanvraag ontvangen waarin staat dat deze organisatie als toezichthoudende organisatie wil functioneren in alle lidstaten met uitzondering van Italië.

(2)

De Europese Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag op 22 maart 2012 bevestigd.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 363/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 inzake de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van de toezichthoudende organisaties als bedoeld in Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (2) heeft de Europese Commissie de aanvraag op 31 oktober 2012 voor advies naar de betrokken lidstaten gestuurd. Duitsland, Frankrijk, Zweden en Nederland hebben binnen de vastgestelde termijn van een maand opmerkingen gemaakt.

(4)

In een e-mail van 28 januari 2013 werd de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie te verstrekken.

(5)

De aanvrager heeft de gevraagde aanvullende informatie verstrekt en op 7 februari 2013 een herziene aanvraag ingediend.

(6)

Op 14 maart 2013 heeft de aanvrager zijn aanvraag tijdens een vergadering van een speciaal voor de beoordeling van aanvragen voor toezichthoudende organisaties opgerichte stuurgroep van de Commissie in Brussel persoonlijk gepresenteerd.

(7)

In een e-mail van 26 maart 2013 werd de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie en verduidelijkingen te verstrekken.

(8)

De aanvrager heeft de gevraagde aanvullende informatie en verduidelijkingen verstrekt en de aanvraag op 29 april 2013 dienovereenkomstig gewijzigd.

(9)

Op basis van de door de aanvrager overgelegde documenten heeft de stuurgroep op 20 juni 2013 geconcludeerd dat de aanvraag voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 en dat de aanvrager door de Commissie als toezichthoudende organisatie kan worden erkend.

(10)

De Europese Commissie heeft op basis van alle overgelegde bewijsstukken beoordeeld of de aanvrager aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet, en is van oordeel dat NEPCon, Denemarken, Guldsmedgade 34, 1, 8000 Århus C, voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010,

BESLUIT:

Artikel 1

NEPCon, Denemarken, Guldsmedgade 34, 1, 8000 Århus C, wordt overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 995/2010 als toezichthoudende organisatie erkend.

Artikel 2

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Milieu wordt opgedragen ervoor te zorgen dat de aanvrager en de bevoegde competente autoriteiten in alle lidstaten van dit besluit in kennis worden gesteld en dat dit besluit onverwijld op de website van de Commissie wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2013.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.

(2)  PB L 115 van 27.4.2012, blz. 12.


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

tot erkenning van Bureau Veritas Certification Holding SAS als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

(2014/C 103/06)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (1), en met name artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 december 2012 heeft de Europese Commissie van Bureau Veritas Certification Holding SAS een erkenningsaanvraag ontvangen waarin staat dat deze organisatie als toezichthoudende organisatie wil functioneren in alle lidstaten.

(2)

Op 22 januari 2013 heeft de aanvrager een bijgewerkte aanvraag ingediend.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 363/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 inzake de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van de toezichthoudende organisaties als bedoeld in Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (2) heeft de Europese Commissie de aanvraag op 9 juli 2013 voor advies naar de betrokken lidstaten gestuurd. Er is binnen de voorgeschreven termijn van één maand geen commentaar ontvangen.

(4)

Op 12 september 2013 heeft de aanvrager zijn aanvraag tijdens een vergadering van een speciaal voor de beoordeling van aanvragen voor toezichthoudende organisaties opgerichte stuurgroep van de Commissie in Brussel persoonlijk gepresenteerd.

(5)

In een e-mail van 19 oktober 2013 is de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie te verstrekken.

(6)

Op 25 oktober 2013 heeft de aanvrager de gevraagde aanvullende informatie en uitleg verstrekt.

(7)

Op basis van de door de aanvrager overgelegde documenten heeft de stuurgroep op 19 december 2013 geconcludeerd dat de aanvraag aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet en dat de aanvrager door de Commissie als toezichthoudende organisatie kan worden erkend.

(8)

De Europese Commissie heeft op basis van alle overgelegde bewijsstukken beoordeeld of de aanvrager aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet en is van oordeel dat Bureau Veritas Certification Holding SAS, 67-71 Boulevard du Château, 92200 Neuilly-sur-Seine, Frankrijk, met identificatienummer 775 690 621 R.C.S. Nanterre, aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet,

BESLUIT:

Artikel 1

Bureau Veritas Certification Holding SAS, 67-71 Boulevard du Château, 92200 Neuilly-sur-Seine, Frankrijk, met identificatienummer 775 690 621 R.C.S. Nanterre, wordt overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 995/2010 als toezichthoudende organisatie erkend.

Artikel 2

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Milieu wordt opgedragen ervoor te zorgen dat de aanvrager en de bevoegde autoriteiten in alle lidstaten van dit besluit in kennis worden gesteld en dat dit besluit onverwijld op de website van de Commissie wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 295 van 12.11. 2010, blz. 23.

(2)  PB L 115 van 27.4.2012, blz. 12.


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

tot erkenning van Control Union Certification bv, Nederland, als toezichthoudende organisatie krachtens Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

(2014/C 103/07)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (1), en met name artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 juni 2012 heeft de Europese Commissie van Control Union Certification bv, Nederland, een erkenningsaanvraag ontvangen waarin staat dat deze organisatie als toezichthoudende organisatie wil functioneren in alle lidstaten.

(2)

De Europese Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag op 6 juni 2012 bevestigd.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 363/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 inzake de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van de toezichthoudende organisaties als bedoeld in Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (2) heeft de Europese Commissie de aanvraag op 31 oktober 2012 voor raadpleging naar de betrokken lidstaten gestuurd. Duitsland, Frankrijk, Zweden en Nederland hebben binnen de vastgestelde termijn van een maand commentaar geleverd.

(4)

In een e-mail van 30 januari 2013 werd de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie te verstrekken.

(5)

De aanvrager heeft de gevraagde aanvullende informatie verstrekt en op 25 februari 2013 een herziene aanvraag ingediend.

(6)

Op 14 maart 2013 heeft de aanvrager in Brussel zijn aanvraag tijdens een vergadering van een speciaal voor de beoordeling van aanvragen voor toezichthoudende organisaties opgerichte stuurgroep van de Commissie persoonlijk gepresenteerd.

(7)

In een e-mail van 5 april 2013 werd de aanvrager overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie en verduidelijkingen te verstrekken.

(8)

Op 3 mei heeft de aanvrager de gevraagde aanvullende informatie en verduidelijkingen verstrekt.

(9)

In een e-mail van 18 juli 2013 werd de aanvrager voor de derde maal overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie en verduidelijkingen te verstrekken.

(10)

In een e-mail van 3 september 2013 heeft de aanvrager de vragen beantwoord en de gevraagde aanvullende informatie verstrekt.

(11)

In een e-mail van 4 december 2013 werd de aanvrager voor de laatste maal overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 363/2012 verzocht aanvullende informatie en verduidelijkingen te verstrekken.

(12)

In een e-mail van 4 december 2013 heeft de aanvrager de vragen beantwoord en relevante informatie verstrekt ter onderbouwing van de antwoorden.

(13)

Op basis van de door de aanvrager overgelegde documenten heeft de stuurgroep op 19 december 2013 geconcludeerd dat de aanvraag voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 en dat de aanvrager door de Commissie als toezichthoudende organisatie kan worden erkend.

(14)

De Europese Commissie heeft op basis van alle overgelegde bewijsstukken beoordeeld of de aanvrager aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010 voldoet, en is van oordeel dat Control Union Certification bv, Nederland, Meeuwenlaan 4-6, 8011 BZ Zwolle, voldoet aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 995/2010,

BESLUIT:

Artikel 1

Control Union Certification bv, Nederland, Meeuwenlaan 4-6, 8011 BZ Zwolle, wordt overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 995/2010 als toezichthoudende organisatie erkend.

Artikel 2

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Milieu wordt opgedragen ervoor te zorgen dat de aanvrager en de bevoegde autoriteiten in alle lidstaten van dit besluit in kennis worden gesteld en dat dit besluit onverwijld op de website van de Commissie wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 295 van 12.11. 2010, blz. 23.

(2)  PB L 115 van 27.4.2012, blz. 12.


V Adviezen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/13


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2014/C 103/08)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

„PESCABIVONA”

EG-nummer: IT-PGI-0005-01139-31.7.2013

BGA ( X ) BOB (   )

1.   Naam

„Pescabivona”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De benaming „Pescabivona” verwijst naar de hieronder opgesomde vier ecotypen perzikboom, afkomstig uit het productiegebied en daar verder ontwikkeld:

Murtiddara (ook wel: Primizia Bianca), Bianca, Agostina, Settembrina.

Op het moment waarop ze worden aangeboden dienen „Pescabivona”-vruchten BGA te voldoen aan de geldende normen voor het in de handel brengen van perziken en nectarines. Ze dienen verder de volgende eigenschappen te hebben:

Pavieperzikken, met wit, niet smeltend vruchtvlees, rond van vorm, deels rood van kleur („blos”) tegen een wit tot groengele achtergrond (vruchten van het ecotype Settembrina vertonen een rode lijn langs de naad van de huid);

de blos op de huid mag niet meer dan 50 % van het totale oppervlak in beslag nemen;

in de onderstaande tabel worden voor elk ecotype de minimumwaarden van de fysieke en chemische parameters vermeld:

Ecotype

Oplosbare droge stof

Verhouding oplosbare droge stof/totaal gehalte aan zuren

Consistentie vruchtvlees

Murtiddara of Primizia Bianca

> 10

> 1,20

> 3

Bianca

> 10

> 1,20

> 3

Agostina

> 10

> 1,20

> 3

Settembrina

> 10

> 1,20

> 3,5

Het gehalte aan oplosbare droge stof wordt uitgedrukt in ° B. De verhouding oplosbare droge stof/titreerbare zuren wordt uitgedrukt in ° B/meq in 100 ml. De consistentie van het vruchtvlees wordt gemeten met behulp van een priem van 8 mm en wordt uitgedrukt in kg/0,5 cm2.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle productiefasen, van productie tot oogst, dienen plaats te vinden in het afgebakende geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Op het etiket dienen binnen hetzelfde gezichtsveld de volgende elementen zichtbaar te zijn: de vermelding „Beschermde Geografische Aanduiding”, het symbool van de Europese Unie, en het hieronder weergegeven logo dat het product als „Pescabivona” identificeert.

Image

Het is toegestaan te verwijzen naar particuliere merken, mits die vermelding een kleiner formaat heeft dan het Pescabivona-logo, en de handelsnamen niet lovend van aard zijn en de consument niet kunnen misleiden.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebeid van de BGA „Pescabivona” omvat delen van de gemeente Bivona (AG) en andere, daaraan grenzende gemeenten, zoals Alessandria della Rocca (AG), S. Stefano Quisquina (AG), S. Biagio Platani (AG) en Palazzo Adriano (PA).

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het gebied in het geografisch hart van Sicilië bestaat uit heuvels en bergen, beschermd door het Sicani-bergmassief. Het ligt binnen het afwateringsgebied van de Magazzolo-rivier. Het klimaat is er zacht gedurende de herfst, winter en lente, met in de winter voldoende lage temperaturen om de nodige koelte te garanderen, en de zomers zijn droog en zeer warm. Het gebied wordt gekenmerkt door regosolen, bruine bodems en vertisolen. De bodems zijn van een gemiddelde dikte, poreus, waterdoorlatend, met neutrale of subalkalische organische bestanddelen.

5.2.   Specificiteit van het product

De specifieke eigenschappen van „Pescabivona” zijn de beperkte omvang van de dominante rode blos (die niet meer dan 50 % van het totale oppervlak mag beslaan), het uiterst zoete, zeer vlezige vruchtvlees en het hoge suikergehalte (afgezet tegen de zuren). Wanneer de vruchten rijp zijn, hangt af van het ecotype, variërend van de eerste helft van juni tot eind oktober.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het verzoek tot erkenning van „Pescabivona” als BGA is gebaseerd op de faam van het product, dat door de consument wordt geassocieerd met de typerende beperkte omvang van de dominante rode blos (die niet meer dan 50 % van het totale oppervlak mag beslaan), de zeer aangename zoete smaak (hoog suikergehalte, lage zuurgraad) en het vlezige vruchtvlees. Het feit dat elk ecotype op een ander moment tot rijpheid komt, maakt het mogelijk perziken van zeer goede kwaliteit te produceren in die perioden van het jaar waarin er om voornamelijk klimatologische redenen minder en minder goede perziken worden aangeboden.

De teelt van perziken in het hierboven omschreven gebied dateert van het begin van de jaren vijftig. De eerste gespecialiseerde perzikboomgaarden zijn aangelegd in het noorden van de gemeente Bivona, waarbij men voor de vermeerdering van het bestand gebruik heeft gemaakt van de beste lokale variëteiten. Onder de diverse typen heeft er één bijzondere populariteit verworven, welke de Agostina is gedoopt, naar de maand waarin de vruchten tot rijpheid komen. Toen men zich in het gebied begon te specialiseren in de perzikenteelt hebben de landbouwers drie andere ecotypen geselecteerd: Murtiddara en Bianca, met een gemiddelde rijpingsperiode, en Settembrina, een type dat laat tot rijping komt.

Ook op cultureel vlak kan men factoren herkennen die het verband tussen „Pescabivona” en het geografische gebied staven. De geschiedenis, de traditie en de economie van het gebied zijn door de reputatie van „Pescabivona” beïnvloed. Getuigen daarvan zijn de gunstige ontvangst van het product door de consumenten op de beurs die sinds 1984 in Bivona wordt georganiseerd, publicaties in wetenschappelijke literatuur en artikelen in de pers. Volgens een artikel met de titel „A Bivona c’è una pesca a polpa bianca che…” (In Bivona zijn er perziken met wit vruchtvlees die ...) (gepubliceerd in het tijdschrift „L'Informatore Agrario”, Verona, XXXVIII (24), 1982), behoort „Pescabivona” tot de beste Siciliaanse perzikvariëteiten met wit vruchtvlees. Deze perzik kan dankzij haar organoleptische eigenschappen rekenen op een eigen markt in de grote Siciliaanse steden. In een artikel getiteld „„Vecchie” varietà per una nuova peschicoltura in Sicilia” („Oude” variëteiten voor een nieuwe perzikteelt) (gepubliceerd in het supplement van „L'Informatore Agrario” 27/2006) wordt een vergelijking gemaakt tussen de eigenschappen van de Siciliaanse perziken en die van andere, internationale variëteiten. De specifieke ecotypen van „Pescabivona” worden in dat artikel vermeld, waarbij ook aandacht wordt besteed aan het feit dat de landbouwers zich bijzondere inspanningen getroosten voor de exploitatie van autochtone variëteiten. Tot slot zijn er de artikelen in toeristische tijdschriften, waarin gewezen wordt op de specifieke roeping van Sicilië als het gaat om de perzikteelt. Vermeld wordt ook hoe belangrijk de perzik is voor Bivona — bijgenaamd „de hoofdstad van de perzik” — en dat deze plaats verantwoordelijk is voor de benaming en de faam van de „Pescabivona” (Terre del vino, „Ha il sapore dell'autunno la pesca di Bivona” (perziken uit Bivona — de smaak van de herfst), blz. 80, nummer 10, oktober 2007; laRepubblica.it — „In gita a Bivona per fare un pieno di pesche doc” (Op weg naar Bivona om een flinke hoeveelheid perziken met gecontroleerde oorsprongsbenaming te kopen) van 24.8.2012; http://www.lafrecciaverde.it — „Agroalimentare: Pescabivona-una storia nata lungo il Magazzolo” (Agroalimentaire: Pescabivona — een geschiedenis die begint langs de oevers van de Magazzolo) van 20.11.2010).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd op de internetsite: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of

door rechtstreeks de homepage van de site van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Levensmiddelen en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (kwaliteit en zekerheid) (rechtsboven in het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all'esame dell'UE” (productdossiers die ter controle aan de EU zijn voorgelegd).


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vgl. voetnoot 2.


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/16


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2014/C 103/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„CROTTIN DE CHAVIGNOL”/„CHAVIGNOL”

EG-nr. FR-PDO-0217-01004-15.06.2012

BGA (   ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige [nader aan te geven]

2.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het enige document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is [artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006]

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

Dankzij de aangebrachte preciseringen kunnen de kenmerken van het product behouden blijven en afwijkingen worden voorkomen:

het gemengde karakter van de wrongel, die vooral uit melkzuur bestaat, wordt nader beschreven;

de vorm van de „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” wordt nader beschreven (ronde randen, de middendiameter is groter dan de boven- en onderdiameter). Dat komt doordat de kaas in de vorm moet worden gekeerd;

de droge stof en het vetgehalte hebben een zeer grote invloed op de organoleptische eigenschappen van het product. Het gehalte droge stof krijgt een vaste waarde (tussen 37 g en 45 g per kaas);

het was nodig een maximumgewicht voor de kazen vast te stellen (90 g), omdat het gewicht ook invloed heeft op het rijpingsproces (en dus op de organoleptische eigenschappen) via de verhouding oppervlakte/volume.

Het type kaas dat „repassé” wordt genoemd, is geïntroduceerd om rekening te houden met de praktijken van bepaalde kaasrijpers en boerenbedrijven, die besloten hebben de rijpingstijd van bepaalde kazen te verlengen, hoewel dat volgens het productdossier niet is vereist; daarbij passen zij de traditionele kennis over rijping in gesloten atmosfeer toe. Dit betreft slechts een klein percentage van de op de markt gebrachte „Crottin de Chavignol”/„Chavignol”, maar de aanvragende groepering heeft deze mogelijkheid in het productdossier willen opnemen om deze praktijk, die de smaak van de kazen gunstig beïnvloedt, te laten voortbestaan. De kenmerken van de aldus verkregen kaas worden als volgt beschreven: de kleur kan donkerder, zelfs bruin, worden en de textuur van de kaas is zacht.

Bewijs van de oorsprong

In het licht van de nationale ontwikkelingen op wet- en regelgevingsgebied werd de rubriek „Éléments prouvant que le produit est originaire de l’aire géographique” (de elementen die bewijzen dat het product uit het geografische gebied afkomstig is) geconsolideerd; deze bevat met name de aangifteverplichtingen en de verplichte registers met betrekking tot de traceerbaarheid van het product en de follow-up van de productievoorwaarden. Het toezicht op het productdossier van de oorsprongsbenaming vindt plaats aan de hand van een controleplan dat door een controle-instantie is opgesteld.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Kudde, ras, fokken, voeding

Aangegeven wordt dat de kudde uiterlijk vanaf 1 januari 2017 enkel nog mag bestaan uit geiten van het ras Alpine. De gewone Sancerrois-geit die in het verleden in groten getale aanwezig was, is nu verdwenen. Het Alpine-ras lijkt er nog het meest op, zowel qua lichaamsbouw als wat betreft zijn lage productiviteit en het vermogen zich aan te passen aan een heuvelachtige omgeving met struiken. Andere grotere geitenrassen met een hogere productiviteit gedijen op vlak terrein en zijn niet geschikt voor het meer geaccidenteerde gebied van de oorsprongsbenaming. Dit ras werd al bij de erkenning van de oorsprongsbenaming in 1976 gebruikt, maar destijds waren hiervoor nog geen regels opgesteld.

Om een ecosysteem te handhaven dat gunstig is voor de ontwikkeling van een natuurlijke microbiële flora in de melk en om het dierenwelzijn te verbeteren, zijn de vereiste oppervlakten met stro gedefinieerd en minimumeisen voor de omvang van bewegingsruimten vastgesteld. Vanaf 1 januari 2017 beschikken geiten die permanent in een geitenstal verblijven, over ten minste 2 m2 stro per geit; geiten die de weide ingaan, beschikken dan over ten minste 1,5 m2 en geiten die een ruimte hebben waar ze vrij kunnen rondlopen, beschikken over ten minste 1,5 m2 en een bewegingsruimte van ten minste 1,5 m2.

De regels voor de voeding van de kudde zijn nader bepaald:

In de voeding van de kuddes is een centrale plaats ingeruimd voor lokaal ruwvoer om op die manier het verband met het geografische gebied te versterken. Het voer omvat ten minste 50 % van de droge stof van het dagelijkse rantsoen en bestaat uit minimaal 70 % vers gras, hooi of baalvoer. Het rantsoen van de geiten mag geen ingekuild voer bevatten. Om ervoor te zorgen dat de bedrijven over voldoende voedergewassen beschikken, vooral in geval van een vochtig voorjaar, is baalvoer toegestaan, zij het tot maximaal 50 % van de droge stof van het dagelijkse voer. De voedergewassen worden uiterlijk op 1 januari 2017 volledig in het geografische gebied „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” geproduceerd.

Het krachtvoer, dat geconcentreerde en/of gedroogde bestanddelen bevat, vormt ten hoogste 50 % van de droge stof van het dagelijkse rantsoen en bestaat uit grondstoffen die in een positieve lijst zijn vastgelegd. Dit voer wordt ten minste voor de helft in het geografische gebied geproduceerd.

Dit betekent dat uiterlijk op 1 januari 2017 ten minste 75 % van de droge stof van het totale dagelijkse rantsoen van het melkvee in het geografische gebied wordt geproduceerd.

Tevens is een bepaling over het binnen het bedrijf beschikbare voederareaal ingevoerd: uiterlijk op 1 januari 2017 is het minimale jaarlijkse voor het geitenbestand gebruikte voederareaal 1 hectare per 12 geiten. Dit terrein moet dan binnen het geografische gebied liggen. Het graasoppervlak op het bedrijf moet ten minste 1 ha per 24 geiten bedragen. Om aan deze eis te voldoen, mag echter ook voer uit het geografische gebied worden ingekocht. In dat geval wordt een vergelijkbare oppervlakte vastgesteld op basis van 4 ton droge stof = 1 hectare voederareaal. Dit geldt slechts voor de helft van de jaarlijkse consumptie van de kudde.

Gebruikte melk

Aangegeven wordt dat de gebruikte melk een volle rauwe, niet-gehomogeniseerde geitenmelk is die geen enkele warmtebehandeling heeft ondergaan. Op die manier blijft de natuurlijke microbiële flora van de melk behouden. De melk kan slechts beperkte tijd worden opgeslagen en moet binnen 24 uur na de laatste melking worden gebruikt.

Fabricage

De stremming vindt plaats binnen vaste kaders en het gemengde karakter van de wrongel, die vooral uit melkzuur bestaat, blijft bewaard. Het voorrijpen heeft tot doel de flora voor het aanzuren van de melk te vermenigvuldigen. De temperatuur en tijdsduur van deze stremmingstechniek moesten nader worden omschreven.

Het vooraf uitlekken op een doek gevolgd door uitlekken in een conische vorm, waarbij de kaas ten minste eenmaal wordt gekeerd, is een wezenlijke fase in de bereiding van de „Crottin de Chavignol”/„Chavignol”. Dit heeft gevolgen voor de textuur en de vorm van de kaas.

Invriezen van de wrongel is toegestaan als aanvulling op de inspanningen om de productie te spreiden en in de winter tijdens de eindejaarsfeesten aan de vraag te kunnen voldoen. Het vooraf uitlekken op een doek is verenigbaar met het invriezen van de wrongel. Uit onderzoeken blijkt dat het invriezen van de wrongel geen effect heeft op de organoleptische eigenschappen van de kazen, wanneer niet meer dan 50 % van de gebruikte wrongel ingevroren is geweest. De ingevroren wrongel mag ten hoogste 15 maanden worden bewaard om te voorkomen dat de eigenschappen van de wrongel tijdens de opslag veranderen. Kaas verkregen uit ingevroren wrongel mag niet de term „fermier” of enige andere aanduiding bevatten waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de kaas van een boerderij afkomstig is. De aangebrachte precisering komt overeen met het huidige gebruik.

Er wordt beschreven hoe het zouten moet plaatsvinden: er moet droog zout worden gebruikt en de kaas moet volledig of aan de buitenkant worden gezout. De hoeveelheid zout wordt afgestemd op de ontwikkeling van de eigenschappen van de wrongel.

Rijping, conditionering

Aanzuren door middel van complexe oppervlakteflora's is toegestaan (gisten en schimmels). Het gaat hierbij om rijpings- of oppervlakteflora's die bestaan uit flora's die van nature in rauwe melk aanwezig zijn, flora's die zich ontwikkelen in serums van kaasmakerijen en in de handel verkrijgbare flora's van schimmels van het geslacht geotrichum en penicillium en van gisten.

Het eerder overgelegde productdossier bevat een fout. Daarin wordt namelijk gesproken over een berekening van de rijpingstijd vanaf het moment dat de kaas uit de vorm wordt gehaald. In de corresponderende nationale tekst wordt naar de dag van de bereiding verwezen (voor de producenten is dat de dag dat de wrongel in de vorm wordt geplaatst). Om deze bepaling te verduidelijken, wordt voorgesteld aan te geven dat de rijpingstijd wordt berekend vanaf de datum dat de wrongel in de vorm wordt geplaatst. Er is in geen geval sprake van verkorting van de rijpingstijd.

De rijping speelt een bijzonder belangrijke rol in de ontwikkeling van de organoleptische eigenschappen van het product. De omstandigheden tijdens het drogen (temperatuur van ruim 10 °C en relatieve vochtigheid van meer dan 70 %) en de snelheid daarvan reguleren de groei van de oppervlakteflora's die bepalend zijn voor het vervolg van de rijping. Tijdens een tweede fase, waarvan de parameters ter beoordeling van de kaasmaker worden gelaten, behalve dat de temperatuur boven nul moet zijn, leidt de rijping tot het ontstaan van de zogenaamde „repassé”-kazen. In dat geval worden de kazen in een gesloten atmosfeer gerijpt na een traditionele rijpingsfase waarin zij aan de oppervlakte een blauwachtige kleur hebben gekregen.

De kazen mogen gedurende maximaal 72 uur bij een temperatuur beneden 10 °C (maar wel boven nul) worden bewaard, om de kaasrijpers de mogelijkheid te bieden de niet-gerijpte kazen te verzamelen.

Etikettering

Elke kaas of elke partij kaas moet zijn voorzien van een etiket met een aantal verplichte vermeldingen.

Het BOB-symbool van de Europese Unie moet op het etiket staan en het „INAO”-logo wordt verwijderd.

Er worden nadere aanwijzingen gegeven met betrekking tot het gebruik van de naam en de termen die op etiketten, in reclameuitingen, op facturen en in handelsdocumenten zijn toegestaan.

Nationale eisen

Een tabel met daarin de belangrijkste te controleren punten wordt toegevoegd.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (3)

„CROTTIN DE CHAVIGNOL”/„CHAVIGNOL”

EG-nr. FR-PDO-0217-01004-15.06.2012

BGA (   ) BOB ( X )

1.   Naam

„Crottin de Chavignol”/„Chavignol”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3. — Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Kaas met de beschermde oorsprongsbenaming „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” wordt verkregen via stremming met behulp van zuursel van volle rauwe geitenmelk, met toevoeging van een kleine hoeveelheid stremsel. De wrongel lekt vooraf op een doek uit. De minimale rijpingstijd is tien dagen vanaf de datum waarop de wrongel in de vorm wordt geplaatst. De kaas heeft een dunne ivoorkleurige korst met of zonder witte of blauwe schimmels; de zogenaamde „repassé”-kazen zijn iets donkerder, tot zelfs bruin: de „repassé” is bedekt met blauwe penseelschimmel en in een gesloten atmosfeer gerijpt waardoor hij een zachte textuur krijgt. De „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” heeft een platte cilindrische vorm met aan de rand zeer lichte bollingen. De kaas heeft ronde randen. De middendiameter is groter dan de boven- en onderdiameter.

De „Crottin de Chavignol”/„Chavignol”-kazen hebben de volgende analytische kenmerken:

het totale gehalte droge stof ligt tussen 37 g en 45 g per kaas;

het vetgehalte bedraagt minimaal 45 % van de droge stof;

bij het verlaten van het productiebedrijf weegt de kaas tussen 60 g en 90 g.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

De gebruikte melk moet uiterlijk vanaf 1 januari 2017 uitsluitend afkomstig zijn van een kudde die enkel en alleen bestaat uit geiten van het ras Alpine.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Het voer omvat ten minste 50 % van de droge stof van het dagelijkse rantsoen en bestaat uit minimaal 70 % vers gras, hooi of baalvoer.

Het baalvoer blijft beperkt tot maximaal 50 % van de droge stof van het dagelijkse voer. Ingekuild voer is verboden.

De voedergewassen worden uiterlijk vanaf 1 januari 2017 volledig in het geografische gebied geproduceerd.

Het krachtvoer, dat geconcentreerde en/of gedroogde bestanddelen bevat, vormt ten hoogste 50 % van de droge stof van het dagelijkse rantsoen en bestaat uit grondstoffen die in een positieve lijst zijn vastgelegd.

Dit voer wordt ten minste voor de helft in het geografische gebied geproduceerd.

Dit betekent dat uiterlijk op 1 januari 2017 ten minste 75 % van de droge stof van het totale dagelijkse rantsoen van het melkvee in het in punt 4 beschreven geografische gebied wordt geproduceerd.

Verder behelst het minimale jaarlijkse voor het geitenbestand gebruikte voederareaal uiterlijk op 1 januari 2017 1 hectare per 12 geiten. Dit terrein moet dan binnen het in punt 4 beschreven geografische gebied liggen. Het graasoppervlak op het bedrijf moet ten minste 1 ha per 24 geiten bedragen. Om aan deze eis te voldoen, mag echter ook voer uit het geografische gebied worden ingekocht. In dat geval wordt een vergelijkbare oppervlakte vastgesteld op basis van 4 ton droge stof = 1 hectare voederareaal. Dit geldt slechts voor de helft van de jaarlijkse consumptie van de kudde.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie en de fabricage en de rijping van de kazen vinden plaats in het in punt 4 beschreven geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Geen.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Het etiket van elke kaas of elke partij kaas met de oorsprongsbenaming „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” bevat de volgende vermeldingen:

de naam van de oorsprongsbenaming, in letters ter grootte van minimaal twee derde van de grootste letters op het etiket;

de vermelding „Appellation d'Origine Protégée”;

het BOB-symbool van de Europese Unie.

Afgezien van de voor alle kazen geldende verplichte vermeldingen zijn op etiketten, in reclameuitingen, op facturen en in handelsdocumenten geen andere termen of vermeldingen bij de oorsprongsbenaming toegestaan, uitgezonderd:

het fabrieks- of handelsmerk;

aanduidingen die op de rijping betrekking hebben.

Elke kaas die door een tussenhandelaar wordt verkocht, moet een afzonderlijk etiket dragen.

De naam „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” gevolgd door de vermelding „Appellation d'origine protégée” moet op alle facturen en handelsdocumenten komen te staan.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

De melkproductie en de fabricage en de rijping van de kazen vinden plaats in het geografische gebied, dat zich uitstrekt over de agrarische regio Pays-Fort Sancerrois en naburige gebieden en dat bestaat uit gemeenten binnen de volgende departementen:

—   Cher:

De kantons: Aix-d'Angillon, Baugy, La Chapelle-d'Angillon, Henrichemont, Léré, Levet, Mehun-sur-Yèvre, Nérondes, Saint-Doulchard, Saint-Martin-d'Auxigny, Sancergues, Sancerre, Vailly-sur-Sauldre: alle gemeenten

En de volgende gemeenten: Argent-sur-Sauldre, Aubigny-sur-Nère, Blancafort, Bourges, Bussy, Cerbois, Civray, Corquoy, Lantan, Lazenay, Limeux, Lunery, Mareuil-sur-Arnon, Morthomiers, Nançay, Neuvy-sur-Barangeon, Oizon, Osmery, Plou, Poisieux, Preuilly, Primelles, Quincy, Raymond, Saint-Denis-de-Palin, Saint-Florent-sur-Cher, Saint-Germain-des-Bois, Saint-Laurent, Serruelles, Le Subdray, Villeneuve-sur-Cher, Vouzeron.

—   Loiret:

Het kanton Châtillon-sur-Loire: alle gemeenten.

En de volgende gemeenten: Bonny-sur-Loire, Cerdon, Coullons, Faverelles, Ousson-sur-Loire, Poilly-lès-Gien, Saint-Brisson-sur-Loire, Saint-Martin-sur-Ocre, Thou.

—   Nièvre:

De kantons: Cosne-Cours sur Loire Nord en Cosne-Cours sur Loire Sud: alle gemeenten

En de volgende gemeenten: Arquian, Bulcy, Donzy, Garchy, La Charité-sur-Loire, Mesves-sur-Loire, Narcy, Pouilly-sur-Loire, Raveau, Saint-Andelain, Saint-Laurent-l'Abbaye, Saint-Martin-sur-Nohain, Saint-Quentin-sur-Nohain, Suilly-la-Tour, Saint-Vérain, Tracy-sur-Loire, Varennes-lès-Narcy.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het geografische gebied ligt grotendeels in de agrarische regio Pays-Fort Sancerrois en strekt zich tevens uit over de naburige regio's Champagne Berrichonne, Coteaux de la Loire en Sologne, die worden gekenmerkt door de aanwezigheid van weilanden op (kalkachtige) kleibodems, waar de geiten voedsel kunnen vinden.

Dit gebied was vanouds een arme agrarische regio waar de mensen leefden van gemengde akkerbouw, de productie van voedergewassen, wijnbouw, boomgaarden en het fokken van kleine robuuste herkauwers. Op de desbetreffende bedrijven was het houden van de geiten en de verwerking tot kaas een taak van de vrouwen. Mede dankzij het uitlekken vooraf hoefden de vrouwen niet langer te wachten totdat de wrongel in de vorm moest worden geplaatst. Ze konden dit tot een later moment uitstellen, zodat ze hun andere huishoudelijke en professionele werkzaamheden zo efficiënt mogelijk konden organiseren. Op deze gemengde bedrijven hadden de vrouwen talrijke taken te vervullen.

De term „crottin” zou afkomstig zijn van de Berrichonse term „crot”, wat gat betekent en die vooral verwees naar de oevers van de rivieren waar de vrouwen de was deden. De kleigrond die bij deze „crots” te vinden was, werd door de boeren voor het pottenbakken gebruikt. Eerst maakten ze er olielampjes van en later kleine kaasvormen.

Het houden van geiten en de kaasproductie vormen dus al sinds ten minste de zeventiende eeuw een aanvullende bron van inkomsten voor de landbouwers in het geografische gebied. In Berry werden deze kleine kazen vaak op de akkers of in de wijngaarden door de arbeiders of dagloners genuttigd. Afhankelijk van het seizoen en van de hoeveelheid melk had de „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” al dan niet witte of blauwe schimmels. In de winter werd soms de „repassé” bereid.

De productietechnieken die vandaag de dag gehanteerd worden, zijn voortgevloeid uit de technieken van vroeger. De kaas wordt verkregen via stremming met behulp van zuursel van volle rauwe geitenmelk, met toevoeging van een kleine hoeveelheid stremsel. Tijdens de bereiding moet de wrongel verplicht vooraf op een doek uitlekken. Vervolgens wordt de wrongel in een conische vorm met vaste afmetingen geplaatst, waarbij de kaas ten minste eenmaal wordt gekeerd. De rijping duurt ten minste tien dagen bij een gecontroleerde temperatuur en luchtvochtigheid. Na de minimale rijpingstijd kan de „repassé” in een gesloten atmosfeer worden bereid.

5.2.   Specificiteit van het product

De „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” is een kleine kaas van volle rauwe geitenmelk met een platte cilindrische vorm en met zeer lichte bollingen op de middendiameter. Hij heeft een dunne korst met of zonder witte of blauwe schimmels.

De kaas van het type „repassé” is bedekt met blauwe penseelschimmel en heeft een zachte textuur.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Door het gebruik van een conische kaasvorm met vaste afmetingen krijgt de „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” zijn kenmerkende vorm, die wordt geaccentueerd doordat de kaas halverwege het uitlekken wordt gekeerd. De vorm van de „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” wordt bovendien mede bepaald door een productieschema op grond waarvan de wrongel vooraf wordt uitgelekt.

Het vooraf uitlekken, waardoor de verse kaas de verwachte vochtigheidsgraad krijgt op het moment dat hij uit de vorm wordt genomen, en de vorm (verhouding gewicht/oppervlakte) zorgen tijdens de rijping voor een flora die de „Crottin de Chavignol”/ „Chavignol” zijn karakteristieke eigenschappen geeft. De uiteindelijke vorm van de kaas wordt tevens bepaald door het gebruik van een kaasvorm van aantoonbaar lokale oorsprong.

De „Crottin de Chavignol”/„Chavignol” wordt verder gekenmerkt door zijn gevarieerde uiterlijk (dunne korst, met of zonder witte of blauwe schimmels en een bruine kleur met blauwe schimmels voor de „repassé”).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4))

https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCChavignol.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(4)  Zie voetnoot 3.