|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
57e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
III Voorbereidende handelingen |
|
|
|
RAAD |
|
|
2014/C 100/01 |
||
|
2014/C 100/02 |
||
|
Verklaring van de Commissie over bijwerking van de verordening |
|
NL |
|
III Voorbereidende handelingen
RAAD
|
4.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100/1 |
STANDPUNT (EU) Nr. 4/2014 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij
Door de Raad vastgesteld op 3 maart 2014
2014/C 100/01
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad (3) zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om uitvoering te geven aan een aantal bepalingen van die verordening. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het aangewezen die bevoegdheden in overeenstemming te brengen met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). |
|
(2) |
Teneinde een doeltreffende aanpassing van bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 812/2004 aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang te verzekeren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de technische specificaties en voorwaarden met betrekking tot de signaalkenmerken en gebruikskenmerken van het gebruik van akoestische afschrikkingsmiddelen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
|
(3) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 812/2004 inzake de voorschriften voor de procedure en het sjabloon voor de verslaglegging door de lidstaten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
|
(4) |
Gezien het feit dat de lidstaten verplicht zijn de nodige maatregelen te nemen om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 812/2004 een systeem van strikte bescherming voor walvisachtigen op te zetten, en gezien de tekortkomingen van die verordening, zoals deze door de Commissie zijn vastgesteld, dienen de geschiktheid en de doeltreffendheid van de bepalingen van die verordening voor de bescherming van walvisachtigen uiterlijk op 31 december 2015 te worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie dient de Commissie, indien wenselijk, bij het Europees Parlement en bij de Raad een overkoepelend wetgevingsvoorstel in te dienen om de doeltreffende bescherming van walvisachtigen te waarborgen, mede door middel van het regionaliseringsproces. |
|
(5) |
Verordening (EG) nr. 812/2004 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 812/2004 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door: „1. De op grond van artikel 2, lid 1, gebruikte akoestische afschrikkingsmiddelen moeten voldoen aan de technische specificaties en de gebruiksvoorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II. Teneinde ervoor te zorgen dat bijlage II een weergave van de technische en wetenschappelijke vooruitgang blijft, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de signaalkenmerken en de overeenkomstige gebruikskenmerken in bijlage II te actualiseren. Bij het vaststellen van die gedelegeerde handelingen voorziet de Commissie in voldoende tijd voor de uitvoering van dergelijke aanpassingen.”. |
|
2) |
Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Uiterlijk 31 december 2015 evalueert de Commissie de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgelegde maatregelen, en dient, indien wenselijk, bij het Europees Parlement en bij de Raad een overkoepelend wetgevingsvoorstel in om een doeltreffende bescherming van walvisachtigen te waarborgen.”. |
|
3) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 Uitvoering De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere voorschriften inzake de procedure en het sjabloon voor de in artikel 6 voorziene verslaglegging. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8 ter, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”. |
|
4) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 8 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie overgedragen onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie overgedragen voor een termijn van vier jaar met ingang van … (5). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad. 5. Een op grond van artikel 3, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad kan die termijn met twee maanden worden verlengd. Artikel 8 ter Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) ingestelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te …, …
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 11 van 15.1.2013, blz. 85.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Standpunt van de Raad in eerste lezing van 3 maart 2014. Standpunt van het Europees Parlement van ….
(3) Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12).
(4) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(5) Datum van inwerkingtreding van de wijzigingsverordening.
(6) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(7) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
De Commissie heeft op 8 augustus 2012 bij de Raad een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad tot vaststelling van maatregelen betreffende de incidentele vangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98.
Het Europees Parlement heeft op 16 april 2013 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld.
Vervolgens hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie onderhandelingen gevoerd met het oog op een akkoord over het voorstel. Dat akkoord is bereikt tijdens een trialoog op 30 januari 2014. Het akkoord is vervolgens op 6 februari 2014 bekrachtigd door de Groep intern en extern visserijbeleid en op 11 februari 2014 door de Commissie visserij van het Europees Parlement.
Op 11 februari 2014 heeft de voorzitter van de Commissie visserij van het Europees Parlement de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) per brief laten weten dat, indien de Raad zijn eigen standpunt in eerste lezing als vervat in de bijlage bij die brief formeel aan het Parlement zou toezenden, hij de plenaire vergadering van het Parlement zou aanbevelen het standpunt van de Raad in eerste lezing ongewijzigd goed te keuren in de tweede lezing van het Parlement, onder voorbehoud van bijwerking door de juristen-vertalers van beide instellingen.
Het standpunt van de Raad in eerste lezing stemt daadwerkelijk overeen met de bovenbedoelde tekst van het akkoord, zoals gewijzigd na bijwerking door de juristen-vertalers.
De Raad heeft bij zijn werkzaamheden terdege rekening gehouden met het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, dat is uitgebracht op 14 november 2012 (1).
II. DOELSTELLING
Met het voorstel wordt beoogd Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad aan te passen aan de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („het Verdrag”), waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen op grond van artikel 290, lid 1, van het Verdrag aan de Commissie overgedragen bevoegdheden om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling (gedelegeerde handelingen) en op grond van artikel 291, lid 2, van het Verdrag aan de Commissie overgedragen bevoegdheden om eenvormige voorwaarden vast te stellen ter uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Unie (uitvoeringshandelingen).
Door dit voorstel zijn de bevoegdheden die de Commissie op dit moment op grond van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad heeft, opgesplitst in gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden:
|
— |
de Commissie heeft voorgesteld dat zij zou worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de voorwaarden en technische specificaties voor het gebruik van akoestische afschrikmiddelen aan te passen; |
|
— |
de Commissie heeft tevens voorgesteld dat zij zou worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen vast te stellen ten aanzien van de procedure voor en het formaat van de de rapportageverplichtingen van de lidstaten. |
III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
A) Algemene opmerkingen
Op basis van het Commissievoorstel hebben het Europees Parlement en de Raad onderhandelingen gevoerd, die een akkoord tussen de twee medewetgevers hebben opgeleverd dat moet worden opgenomen in het standpunt van de Raad in eerste lezing. De tekst van het standpunt van de Raad vormt een volledige weergave van het compromis dat tussen de twee medewetgevers is bereikt en dat in de brief van het Parlement van 11 februari 2014 is vervat en vervolgens door de juristen-vertalers is bijgewerkt.
B) Belangrijkste punten
Het in het standpunt van de Raad in eerste lezing weerspiegelde compromis bestaat uit de volgende kernelementen:
a) Voorwaarden voor de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie
Het Europees Parlement heeft ingestemd met het voorstel van de Raad om de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie te beperken in omvang en duur:
|
— |
de omvang van de delegatie moet worden beperkt tot de mogelijkheid om de signaalkenmerken en de overeenkomstige gebruikskenmerken van akoestische afschrikkingsmiddelen aan te passen de technische en wetenschappelijke vooruitgang; |
|
— |
de duur van de delegatie moet worden beperkt tot 4 jaar, en kan stilzwijgend worden verlengd met periodes van dezelfde duur. |
b) Evaluatie
De Raad heeft ingestemd met het voorstel van het Europees Parlement om de geschiktheid en doeltreffendheid van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad voor eind 2015 door de Commissie te laten evalueren. In het licht hiervan en zo nodig, dient te Commissie te overwegen bij het Europees Parlement en de Raad een overkoepelend wetgevingsvoorstel in te dienen om de doeltreffende bescherming van walvisachtigen te waarborgen, mede door middel van het regionaliseringsproces.
IV. CONCLUSIE
Het standpunt van de Raad in eerste lezing komt volledig overeen met het compromis dat met de hulp van de Commissie tijdens de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement is bereikt.
|
4.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100/6 |
STANDPUNT (EU) Nr. 5/2014 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik
Door de Raad vastgesteld op 3 maart 2014
2014/C 100/02
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (2) moeten producten voor tweeërlei gebruik aan een doeltreffende controle worden onderworpen bij uitvoer uit of doorvoer door de Unie, of bij aflevering aan een derde land als gevolg van tussenhandeldiensten die worden verleend door een in de Unie ingezeten of gevestigde tussenhandelaar. |
|
(2) |
Om de lidstaten en de Unie in staat te stellen aan hun internationale verplichtingen te voldoen, is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 de gemeenschappelijke lijst vastgesteld van producten voor tweeërlei gebruik die in de Unie aan controle zijn onderworpen. Besluiten over de producten die aan controle zijn onderworpen, worden genomen in het kader van de Australiëgroep, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen, de Groep van nucleaire exportlanden, het Wassenaar Arrangement en het Verdrag inzake chemische wapens. |
|
(3) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 bepaalt dat de in bijlage I bij die verordening vastgestelde lijst van producten voor tweeërlei gebruik wordt bijgewerkt overeenkomstig de desbetreffende verplichtingen en verbintenissen en alle wijzigingen daaraan waarmee de lidstaten hebben ingestemd als partij bij de internationale regelingen inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen. |
|
(4) |
De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 vastgestelde lijst van producten voor tweeërlei gebruik moet regelmatig worden bijgewerkt zodat aan de verplichtingen inzake internationale veiligheid wordt voldaan, transparantie wordt gewaarborgd en het concurrentievermogen van de exporteurs behouden blijft. Vertraging bij de bijwerking van die lijst van producten voor tweeërlei gebruik kan ongunstige gevolgen hebben voor de veiligheid en de internationale inspanningen inzake non-proliferatie, en voor de economische activiteiten van exporteurs in de Unie. Tegelijkertijd vergen de technische aard van de wijzigingen en het feit dat die wijzigingen moeten stroken met besluiten die zijn genomen in het kader van de internationale regelingen voor uitvoercontrole dat een versnelde procedure wordt gevolgd om de noodzakelijke bijwerkingen in de Unie van kracht te doen worden. |
|
(5) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 stelt algemene uitvoervergunningen van de Unie in als een van de vier soorten uitvoervergunningen waarin die verordening voorziet. Op grond van algemene uitvoervergunningen van de Unie kunnen in de Unie gevestigde exporteurs onder de in die vergunningen gestelde voorwaarden bepaalde met name genoemde producten uitvoeren naar bepaalde met name genoemde bestemmingen. |
|
(6) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 428/2009 bevat de thans in de Unie geldende algemene uitvoervergunningen van de Unie. Gelet op de aard van die algemene uitvoervergunningen van de Unie kan het nodig zijn bepaalde bestemmingen uit het toepassingsgebied van die vergunningen te halen, in het bijzonder wanneer uit gewijzigde omstandigheden blijkt dat steunregelingen voor uitvoer voor een bepaalde bestemming op grond van een algemene uitvoervergunning van de Unie niet langer mogen worden toegestaan. Een dergelijke uitsluiting van een bestemming van het toepassingsgebied van een algemene uitvoervergunning van de Unie mag een exporteur niet beletten op grond van de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 428/2009 een ander soort uitvoervergunning te vragen. |
|
(7) |
Teneinde te garanderen dat de gemeenschappelijke lijst van producten voor tweeërlei gebruik regelmatig en tijdig wordt bijgewerkt overeenkomstig de verplichtingen en verbintenissen die de lidstaten in het kader van de internationale regelingen voor uitvoercontrole zijn aangegaan, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en binnen het toepassingsgebied van artikel 15 van die verordening handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. |
|
(8) |
Teneinde een snel antwoord van de Unie op gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de beoordeling van de gevoeligheid van uitvoer op grond van algemene uitvoervergunningen van de Unie mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 428/2009 met betrekking tot de uitsluiting van bestemmingen en/of producten van het toepassingsgebied van de algemene uitvoervergunningen van de Unie. Daar dergelijke wijzigingen enkel mogen worden aangebracht naar aanleiding van een beoordeling volgens welke de relevante uitvoer een verhoogd risico meebrengt en dat het verdere gebruik van algemene uitvoervergunningen voor die uitvoer onmiddellijk een ongunstige weerslag kan hebben op de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, mag de Commissie een spoedprocedure gebruiken. |
|
(9) |
De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
|
(10) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 428/2009 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
Aan artikel 9, lid 1, worden de volgende alinea's toegevoegd: „Om ervoor te zorgen dat enkel transacties die weinig risico opleveren onder de in bijlagen IIa tot IIf beschreven algemene uitvoervergunningen van de Unie vallen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 23 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bestemmingen van het toepassingsgebied van die algemene uitvoervergunningen van de Unie uit te sluiten als dergelijke bestemmingen onder een wapenembargo komen te vallen als bedoeld in artikel 4, lid 2. Indien in het geval van dergelijke wapenembargo's dwingende redenen van urgentie vereisen dat bepaalde bestemmingen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van een algemene uitvoervergunning van de Unie, is de procedure van artikel 23 ter van toepassing op de gedelegeerde handelingen die worden vastgesteld op grond van dit lid.”. |
|
2) |
Aan artikel 15 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de bijwerking van de lijst van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I. Bijlage I wordt bijgewerkt binnen de perken van lid 1 van dit artikel. Indien het bijwerken van bijlage I betrekking heeft op producten voor tweeërlei gebruik die tevens zijn opgelijst in de bijlagen IIa tot en met IIg en IV, worden die bijlagen dienovereenkomstig gewijzigd.”. |
|
3) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 23 bis 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van … (3). De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend voor termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn bezwaar maakt tegen een verlenging. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 23 ter 1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure. 2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 23 bis, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te …,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 (PB C 68 E van 7.3.2014, blz. 112) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 3 maart 2014. Standpunt van het Europees Parlement van … [en besluit van de Raad van …].
(2) Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).
(3) De datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
Op 7 november 2011 heeft de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel ingediend voor een verordening een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (1).
Het Europees Parlement heeft op 23 oktober 2012 zijn standpunt in eerste lezing aangenomen (2).
Het pakket „algemene wetten inzake de handel”, waarover op dat moment werd onderhandeld, bevatte ook voorstellen voor gedelegeerde handelingen die relevant waren voor het onderhavige voorstel. Met het oog op de samenhang tussen deze verordeningen en het onderhavige voorstel is besloten het resultaat met betrekking tot het pakket „algemene wetten inzake de handel” af te wachten.
Over het pakket „algemene wetten inzake handel” is in juni 2013 een compromis bereikt (3). Daarna zijn de onderhandelingen voortgezet teneinde met betrekking tot dit voorstel tot een „akkoord in vervroegde tweede lezing” te komen (4).
Tijdens de laatste informele dialoogvergadering, op 17 december 2013, hebben de medewetgevers een voorlopig akkoord bereikt over een compromispakket.
Op 21 januari 2014 heeft de Commissie internationale handel van het Europees Parlement (INTA) het resultaat van de trialoogonderhandelingen goedgekeurd.
Op 21 januari 2014 heeft de voorzitter van die commissie het voorzitterschap per brief laten weten dat, indien de Raad het standpunt als vervat in de bijlage bij die brief formeel aan het Parlement toezendt, hij de plenaire vergadering zal aanbevelen het standpunt van de Raad ongewijzigd te aanvaarden.
Op basis daarvan heeft de Raad op 11 februari 2014 (via het Coreper op 29 januari 2014) een politiek akkoord over de verordening bereikt (5).
Gelet op dit akkoord en de daaropvolgende juridische en taalkundige bijwerking heeft de Raad op 3 maart 2014 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld, overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure van artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
II. DOEL
De voorgestelde verordening heeft ten doel te garanderen dat de EU-controlelijst van producten voor tweeërlei gebruik regelmatig en tijdig wordt bijgewerkt overeenkomstig de verplichtingen en verbintenissen die de lidstaten in het kader van de internationale regelingen voor uitvoercontrole zijn aangegaan.
Teneinde een snel antwoord van de EU op gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de beoordeling van de gevoeligheid van uitvoer op grond van algemene EU-uitvoervergunningen mogelijk te maken, wordt bovendien voorzien in de mogelijkheid om bestemmingen van het toepassingsgebied van die vergunningen uit te sluiten mocht dit in bepaalde gevallen nodig zijn om ervoor te zorgen dat alleen transacties die weinig risico opleveren onder de verordening vallen.
III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
De Raad was het op hoofdlijnen eens met het voorstel wat de procedure voor het actualiseren van de EU-controlelijst (bijlage I) door middel van gedelegeerde handelingen betreft. De voornaamste punten die werden gewijzigd, zijn:
|
— |
het expliciteren van het bereik van de gedelegeerde handelingen waarbij bestemmingen van het toepassingsgebied van de algemene uitvoervergunningen van de Unie worden uitgesloten, d.w.z. wanner die bestemmingen onder een wapenembargo komen te vallen; |
|
— |
de duur van de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie is vastgesteld op vijf jaar, met stilzwijgende verlenging; |
|
— |
indien de actualisering van de EU-controlelijsten (bijlage I) betrekking heeft op producten voor tweeërlei gebruik die ook voorkomen op de lijsten in andere bijlagen van de verordening, worden die bijlagen dienovereenkomstig gewijzigd. |
Voorts onderkenden het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in een gezamenlijke verklaring het belang van de voortdurende verbetering van de doeltreffendheid en de samenhang van de EU-regeling voor controle op de uitvoer van strategische producten, waarbij een hoog niveau van veiligheid en voldoende transparantie worden gewaarborgd zonder dat er wordt geraakt aan het concurrentievermogen en de legitieme handel in producten voor tweeërlei gebruik. Hieraan zal ook aandacht worden besteed in het kader van de lopende toetsing van het beleid van de EU inzake uitvoercontrole op producten voor tweeërlei gebruik.
IV. CONCLUSIE
Het standpunt van de Raad in eerste lezing weerspiegelt het compromis dat is bereikt in de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement, welke door de Commissie werden gefaciliteerd. Dit compromis werd bekrachtigd door de aanneming van een politiek akkoord door de Raad op 11 februari 2014, via het Coreper op 29 januari 2014.
De voorzitter van de Commissie internationale handel (INTA) van het Europees Parlement heeft het voorzitterschap per brief van 21 januari 2014 laten weten dat, indien de Raad de bij die brief gevoegde tekst formeel als zijn standpunt aan het Parlement doet toekomen, hij de plenaire vergadering zal aanbevelen het standpunt van de Raad, na bijwerking door de juristen-vertalers, zonder amendementen in de tweede lezing van het Parlement aan te nemen.
(1) Document 16726/11.
(2) Document 15611/12.
(3) Document 13284/13.
(4) Documenten 11454/13 en 12203/13.
(5) Document 5480/14.
Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de toetsing van het controlesysteem voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie onderkennen het belang van een voortdurende verbetering van de doeltreffendheid en de samenhang van de EU-regeling voor controle op de uitvoer van strategische producten, waarbij een hoog niveau van veiligheid en voldoende transparantie worden gewaarborgd zonder dat er wordt geraakt aan het concurrentievermogen en de legitieme handel in producten voor tweeërlei gebruik.
De drie instellingen vinden dat modernisering en verdere convergentie van het systeem noodzakelijk zijn om gelijke tred te kunnen houden met nieuwe dreigingen en snelle technologische veranderingen, verstoringen te beperken, een echte gemeenschappelijke markt voor producten voor tweeërlei gebruik (gelijk speelveld voor uitvoerders) tot stand te brengen en te blijven fungeren als uitvoercontrolemodel voor derde landen.
Daartoe is het van essentieel belang dat het proces voor bijwerking van de controlelijsten (bijlagen bij de verordening) wordt gestroomlijnd, de risicobeoordeling en de uitwisseling van informatie worden versterkt, verbeterde industrienormen worden ontwikkeld en ongelijkheden bij de uitvoering worden beperkt.
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie onderkennen de kwesties met betrekking tot de uitvoer van bepaalde informatie- en communicatietechnologieën (ICT) die kunnen worden gebruikt in verband met mensenrechtenschendingen of om de veiligheid van de EU te ondermijnen, met name wat betreft technologieën die worden gebruikt voor grootschalige bewaking, monitoring, nasporen, traceren en censureren, of om zwakke plekken in software uit te buiten.
Er is hierover technisch overleg gestart, onder meer in het kader van het collegiale bezoek inzake producten voor tweeërlei gebruik van de EU, de Coördinatiegroep tweeërlei gebruik, en de regelingen voor uitvoercontrole, en er worden verdere maatregelen genomen om noodsituaties aan te pakken met sancties (overeenkomstig artikel 215 VWEU), of nationale maatregelen. Er zullen ook meer inspanningen worden gedaan om multilaterale overeenkomsten in de context van uitvoercontroleregelingen te stimuleren, en er zal worden nagegaan hoe deze kwestie kan worden aangepakt in de context van de lopende evaluatie van het beleid van de EU inzake uitvoercontrole op producten voor tweeërlei gebruik, en de opstelling van een mededeling van de Commissie. In dit verband hebben de drie instellingen nota genomen van de overeenkomst van 4 december 2013 van de deelnemende lidstaten aan het Wassenaar Arrangement om controles op complexe bewakingsinstrumenten die toegang zonder toestemming tot computersystemen mogelijk maken, en op IP-netwerkbewakingssystemen goed te keuren.
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hechten ook aan de verdere ontwikkeling van het bestaande vangnetmechanisme voor producten voor tweeërlei gebruik die niet onder bijlage I bij de verordening vallen, teneinde het uitvoercontrolesysteem en de toepassing daarvan op de Europese eengemaakte markt verder te versterken.
Verklaring van de Commissie over gedelegeerde handelingen
In het kader van deze verordening herinnert de Commissie aan haar toezegging in punt 15 van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie, namelijk dat zij in het kader van de opstelling van gedelegeerde handelingen het Parlement alle informatie en documentatie over haar bijeenkomsten met nationale deskundigen zal verstrekken.
Verklaring van de Commissie over bijwerking van de verordening
Teneinde een meer geïntegreerde, doeltreffende en coherente Europese aanpak van het vervoer (uitvoer, overbrenging, tussenhandel en doorvoer) van strategische producten te waarborgen, zal de Commissie met een nieuw voorstel komen om de verordening zo spoedig mogelijk bij te werken.