ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2014.088.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 88

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
27 maart 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2014/C 088/01

Aanbeveling van de Raad van 10 maart 2014 inzake een kwaliteitskader voor stages

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 088/02

Wisselkoersen van de euro

5

2014/C 088/03

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

6

2014/C 088/04

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

7

2014/C 088/05

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

8

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)

2014/C 088/06

Aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek

9

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2014/C 088/07

Arrest van het Hof van 15 november 2013 in zaak E-10/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming door een EER-/EVA-staat — Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking))

10

2014/C 088/08

Arrest van het Hof van 15 november 2013 in zaak E-9/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen (Niet-nakoming door een EER-staat — Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens)

11

2014/C 088/09

Arrest van het Hof van 15 november 2013 in zaak E-11/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2002/92/EG van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling)

12

2014/C 088/10

Arrest van het Hof van 27 november 2013 in zaak E-6/13 — Metacom AG tegen Rechtsanwälte Zipper & Collegen (Het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten door advocaten — Richtlijn 77/249/EEG — Zelfvertegenwoordiging — Nationaalrechtelijke verplichting om zich te melden — Gevolgen van het verzuim zich te melden)

13

2014/C 088/11

Arrest van het Hof van 6 december 2013 in zaak E-15/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming door een EER-staat — Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen)

14

2014/C 088/12

Arrest van het Hof van 6 december 2013 in zaak E-16/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Niet-omzetting — Richtlijn 2008/122/EG betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling)

15

2014/C 088/13

Arrest van het Hof van 6 december 2013 in zaak E-17/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2009/44/EG — Niet-omzetting)

16

2014/C 088/14

Arrest van het Hof van 6 december 2013 in zaak E-18/13 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2001/81/EG — Niet-omzetting)

17

2014/C 088/15

Verzoek van 29 oktober 2013 om een advies van het EVA-Hof door het Staatsgerichtshof des Fürstentums Liechtenstein, in de zaak van Casino Admiral AG tegen Wolfgang Egger (Zaak E-24/13)

18

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2014/C 088/16

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.7153 — BNPP/LaSer) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 088/17

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

20

2014/C 088/18

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

25

 

Rectificaties

2014/C 088/19

Rectificatie van de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt (PB C 50 van 21.2.2014)

30

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 maart 2014

inzake een kwaliteitskader voor stages

2014/C 88/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292, in samenhang met de artikelen 153 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Jongeren zijn bijzonder hard getroffen tijdens de crisis. De jeugdwerkloosheid is de afgelopen jaren in diverse lidstaten tot recordhoogte gestegen, en een afname op korte termijn is niet in zicht. Het verbeteren van de inzetbaarheid en productiviteit van jongeren is cruciaal voor hun toegang tot de arbeidsmarkt te verschaffen.

(2)

Een soepele overgang van onderwijs naar werk is essentieel om de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten. Maatregelen voor beter onderwijs voor jongeren en een soepele overgang naar werk zijn nodig om het kerndoel van Europa 2020, een arbeidsparticipatie van 75 % voor vrouwen en mannen tussen 20 en 64 jaar oud in 2020, te verwezenlijken. In Richtsnoer 8 voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten worden de lidstaten opgeroepen regelingen in te voeren om jongeren — en meer bepaald zij die geen werk hebben noch onderwijs of een opleiding volgen — te helpen bij het vinden van een eerste baan, het opdoen van werkervaring of het volgen van aanvullend onderwijs of extra opleiding, ook door middel van stages, en snel in actie te komen wanneer jongeren werkloos worden (1).

(3)

De afgelopen twee decennia zijn stages uitgegroeid tot een belangrijk middel voor toetreding tot de arbeidsmarkt.

(4)

Wanneer stages, met name opeenvolgende stages, regulier werk vervangen, in het bijzonder instapfuncties die doorgaans aan stagiairs worden aangeboden, zijn sociaaleconomische kosten het gevolg. Bovendien leiden kwalitatief slechte stages, met name stages met weinig leerinhoud, niet tot een substantiële toename van de productiviteit en hebben ze evenmin een positieve signaalfunctie. Sociale kosten ontstaan ook in verband met onbetaalde stages, die de loopbaankansen voor jongeren uit kansarme milieus kunnen beperken.

(5)

Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van stages en het werkgelegenheidsresultaat gecorreleerd zijn. De waarde van stages bij het versoepelen van de overgang naar werk hangt af van de kwaliteit van de leerinhoud en de arbeidsvoorwaarden. Stages van goede kwaliteit leveren direct voordeel op in termen van productiviteit, zorgen voor een betere aansluiting met de arbeidsmarkt en bevorderen de mobiliteit, met name doordat de zoek- en afstemmingskosten voor zowel de ondernemingen als voor de stagiairs dalen.

(6)

In de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie (2) worden de lidstaten opgeroepen ervoor te zorgen dat alle jongeren onder 25 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voorgezette scholing, een plaats in het leerlingstelsel of een stage.

(7)

Uit diverse studies en onderzoeken is gebleken dat de kwaliteit bij een aanzienlijk deel van de stages een probleem vormt, in het bijzonder bij stages zonder betrokkenheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling die direct verantwoordelijk is voor de leerinhoud en de arbeidsvoorwaarden.

(8)

Er zijn aanwijzingen dat een groot aantal stagiairs gewoonweg wordt gevraagd ondergeschikte taken te verrichten. In een kwalitatief hoogwaardige stage moet ook deugdelijke en relevante leerinhoud worden aangeboden. Dat betekent onder meer dat te verwerven specifieke vaardigheden worden aangewezen, dat de stagiair supervisie en begeleiding ontvangt en dat zijn/haar vorderingen worden gemonitord.

(9)

Problemen blijken zich ook voor te doen bij de arbeidsvoorwaarden, zoals lange werkdagen, het ontbreken van socialezekerheidsdekking, aanwezigheid van gezondheids- en veiligheids- of beroepsrisico's, het (nagenoeg) ontbreken van beloning en/of vergoeding, onduidelijkheid over toepasselijke wettelijke regelingen en buitensporige verlenging van de duur van stages.

(10)

In sommige lidstaten en sectoren is regelgeving ten aanzien van stages momenteel onbestaand. Wanneer er wel regelgeving bestaat, is die zeer verscheiden en lopen de erin voorziene voorschriften inzake kwaliteit of uitvoeringspraktijken uiteen. Wanneer er geen regelgevend kader of instrument aanwezig is, of wanneer er geen transparantie bestaat op het gebied van arbeidsvoorwaarden en leerinhoud van stages, kunnen veel aanbieders van stages de stagiairs inzetten als goedkope of zelfs onbetaalde arbeidskrachten.

(11)

Een kwaliteitskader voor stages zal de arbeidsvoorwaarden en leerinhoud van stages helpen te verbeteren. Het belangrijkste element van het kwaliteitskader voor stages is de schriftelijke stageovereenkomst waarin de leerdoelen, passende arbeidsvoorwaarden, rechten en plichten, alsook een redelijke duur van de stage worden aangegeven.

(12)

Gebrek aan informatie is een van de oorzaken van kwalitatief slechte stages en vormt bij stages aanzienlijk vaker een probleem dan bij regulier werk. Strengere transparantieregels voor kennisgevingen of advertenties waarin stageplaatsen worden aangeboden helpen de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en grensoverschrijdende mobiliteit te stimuleren.

(13)

De sociale partners spelen een sleutelrol bij de opzet, uitvoering en controle van beleid en programma's op opleidingsgebied. De samenwerking tussen de sociale partners, diensten voor levenslange loopbaanbegeleiding en de betrokken autoriteiten zou erop gericht kunnen zijn stagiairs te voorzien van gerichte informatie over loopbaankansen, vaardigheden waar vraag naar is op de arbeidsmarkt en rechten en verantwoordelijkheden van stagiairs. Daarnaast kunnen de sociale partners een faciliterende rol spelen bij de uitvoering van het kwaliteitskader voor stages, met name door eenvoudige, beknopte modelovereenkomsten voor stages op te stellen en beschikbaar te stellen, in het bijzonder ten behoeve van micro-ondernemingen en afgestemd op het specifieke gebruik dat zij ervan maken. In hun Actiekader inzake werkgelegenheid voor jongeren van juli 2013 hebben de Europese sociale partners kennis genomen van het voornemen van de Commissie een voorstel voor een aanbeveling van de Raad op dit gebied voor te leggen, en aangegeven de maatregelen van de lidstaten ter verbetering van de kwaliteit van stages te ondersteunen.

(14)

Een van de uitdagingen is het vergroten van de grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs in de Unie om de totstandkoming van een echte Europese arbeidsmarkt dichterbij te brengen. De bestaande diversiteit van regelingen vormt een belemmering voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs. Bovendien is in sommige gevallen gebleken dat in diverse gastlidstaten sprake is van administratieve en juridische obstakels voor grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs. In dit verband is informatie over het recht op grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs, en meer bepaald over de in Richtlijn 2004/38/EG (3) vervatte rechten, van belang. Het kwaliteitskader voor stages voorziet in beginselen en richtsnoeren die als referentie moeten dienen, en zal daardoor ook de toegang tot transnationale stages vergemakkelijken.

(15)

De ontwikkeling van een kwaliteitskader voor stages zal zorgen voor meer transparantie. Voorts zou daardoor de uitbreiding van Eures tot bezoldigde stages kunnen worden ondersteund, hetgeen de mobiliteit bevordert.

(16)

De programma's van de lidstaten voor het promoten en aanbieden van stages kunnen met middelen uit de Europese fondsen worden gesteund. Verder zal via het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in het kader van de Jongerengarantie steun worden verleend voor stages gericht op jongeren afkomstig uit de regio's in de Unie met de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers, met medefinanciering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) 2014 2020. Zowel het ESF als het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief kan worden gebruikt om het aantal en de kwaliteit van stageregelingen in de lidstaten te verhogen. Het betreft een mogelijke bijdrage in de kosten van stages, waaronder, onder bepaalde voorwaarden, een deel van de toelage. Daarnaast kan steun worden verleend voor de kosten van andere vormen van opleidingen die stagiairs buiten hun stage mogelijk willen volgen, zoals taalcursussen.

(17)

De Commissie heeft een speciaal hulpprogramma voor technische bijstand van het ESF gelanceerd om lidstaten te helpen stageregelingen met ESF-steun op te zetten. Dit hulpprogramma biedt strategisch, operationeel en beleidsadvies aan nationale en regionale autoriteiten die overwegen nieuwe stageregelingen op te zetten of bestaande regelingen te moderniseren.

(18)

In zijn resolutie inzake de gestructureerde dialoog over werkgelegenheid voor jongeren van mei 2011 stelde de Raad dat het wenselijk is dat de educatieve waarde van bedrijfsstages door middel van een kwaliteitshandvest wordt gewaarborgd.

(19)

In de conclusies van de Raad van 17 juni 2011 over „Bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020” werd de Commissie verzocht richtsnoeren te geven inzake de voorwaarden voor hoogwaardige stages door middel van een kwaliteitskader voor stages.

(20)

In zijn resolutie „Op weg naar een banenrijk herstel” van 14 juni 2012 verzocht het Europees Parlement de Commissie onverwijld een voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages in te dienen en minimumnormen vast te stellen ter ondersteuning van het aanbieden en aannemen van stages van goede kwaliteit.

(21)

De Europese Raad van 28-29 juni 2012 verzocht de Commissie de mogelijkheid van uitbreiding van het Eures-portaal tot stages te onderzoeken.

(22)

In zijn conclusies van 13-14 december 2012 verzocht de Europese Raad de Commissie het kwaliteitskader voor stages spoedig te voltooien.

(23)

In het kader van het Jongerenwerkgelegenheidspakket van 6-7 december 2012 startte de Commissie een raadpleging van de sociale partners over een kwaliteitskader voor stages. In hun reactie gaven de sociale partners in de EU de Commissie te kennen dat zij niet van plan waren onderhandelingen voor een autonome overeenkomst krachtens artikel 154 VWEU aan te gaan.

(24)

De Europese Raad van 27-28 juni 2013 verklaarde nogmaals dat het kwaliteitskader voor stages er begin 2014 moet komen.

(25)

Het kwaliteitskader is een belangrijk referentiepunt om te bepalen wat een deugdelijk aanbod voor stages is overeenkomstig de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie.

(26)

Volgens de jaarlijkse groeianalyse 2014 is het van essentieel belang de overgang van school naar werk te vergemakkelijken, met name door te zorgen voor meer hoogwaardige stages of leerlingplaatsen.

(27)

Voor de uitvoering van deze aanbeveling wordt onder „stage” verstaan een beperkte periode van werk in de praktijk, al dan niet bezoldigd, met een leercomponent en een opleidingscomponent, dat wordt verricht om praktische en beroepservaring op te doen teneinde de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verhogen.

(28)

Beroepspractica die deel uitmaken van curricula van formeel onderwijs of beroepsonderwijs en -opleiding, vallen niet onder deze aanbeveling. Stages waarvan de inhoud in nationale wetgeving geregeld is en waarvan de voltooiing een verplichte eis is voor toegang tot een specifiek beroep (bijvoorbeeld op het gebied van geneeskunde, architectuur e.d.) vallen niet onder deze aanbeveling.

(29)

Gezien de aard en de doelstelling ervan mag deze aanbeveling niet zodanig worden uitgelegd dat zij de lidstaten ervan zou weerhouden voor stagiairs gunstigere bepalingen te handhaven of vast te stellen dan die welke worden aanbevolen.

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

1.

de kwaliteit van stages verbeteren, in het bijzonder wat betreft leer- en opleidingsinhoud en arbeidsvoorwaarden, teneinde de overgang van onderwijs, werkloosheid of inactiviteit naar werk te vergemakkelijken door de volgende beginselen voor een kwaliteitskader voor stages toe te passen:

Sluiten van een schriftelijke stageovereenkomst

2.

voorschrijven dat stages zijn gebaseerd op een bij aanvang van de stage tussen de stagiair en de stageaanbieder te sluiten schriftelijke overeenkomst;

3.

voorschrijven dat stageovereenkomsten informatie bevatten over leerdoelen, arbeidsvoorwaarden, de eventuele verstrekking van een toelage of vergoeding door de stageaanbieder aan de stagiair, en de rechten en plichten van de partijen krachtens toepasselijke EU- en nationale wetgeving en de duur van de stage, zoals bedoeld in de aanbevelingen 4-12;

Leer- en opleidingsdoelen

4.

beste praktijken inzake leer- en opleidingsdoelen bevorderen teneinde stagiairs te helpen praktische ervaring op te doen en relevante vaardigheden te verwerven; de stagiair dient zodanige taken toegewezen te krijgen dat deze doelen kunnen worden verwezenlijkt;

5.

stageaanbieders aanmoedigen aan stagiairs een stagebegeleider toe te wijzen die de stagiair bij de uitvoering van de toegewezen taken begeleidt, toeziet op zijn of haar vorderingen en deze evalueert;

Arbeidsvoorwaarden van stagiairs

6.

toezien op de eerbiediging van de rechten en arbeidsvoorwaarden van stagiairs krachtens toepasselijke EU- en nationale wetgeving, waaronder limieten voor de maximale wekelijkse arbeidstijd, de minimale dagelijkse en wekelijkse rusttijden en, indien van toepassing, het minimumaantal vakantiedagen;

7.

stageaanbieders aanmoedigen om te verduidelijken of zij dekking bieden in het kader van ziekte- en ongevallenverzekeringen en ziekteverlof;

8.

voorschrijven dat in stageovereenkomsten wordt verduidelijkt of een toelage of vergoeding wordt verstrekt en zo ja, ten belope van welk bedrag;

Rechten en plichten

9.

de betrokkenen aanmoedigen ervoor te zorgen dat in de stageovereenkomst rechten en plichten van zowel de stagiair als de stageaanbieder worden vastgelegd, en onder meer dat in toepasselijke gevallen het geheimhoudingsbeleid van de stageaanbieder en het eigenaarschap van intellectuele-eigendomsrechten worden geregeld;

Redelijke duur

10.

erop toezien dat de stageduur redelijk is: in beginsel duurt een stage ten hoogste zes maanden, behalve in gevallen waarin een langere duur is gerechtvaardigd, rekening houdend met nationale praktijken;

11.

duidelijkheid verschaffen over de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder een stage na afloop van de oorspronkelijke stageovereenkomst kan worden verlengd of door een nieuwe stage kan worden gevolgd;

12.

aanmoedigen dat in de stageovereenkomst wordt vermeld dat zowel de stagiair als de stageaanbieder de overeenkomst schriftelijk kan beëindigen, waarbij wordt voorzien in een passende opzeggingstermijn afhankelijk van de duur van de stage en de betrokken nationale praktijk;

Passende erkenning van stages

13.

de erkenning en validering van de tijdens stages verworven kennis, vaardigheden en competenties stimuleren, en stageaanbieders ertoe aanmoedigen deze door middel van een certificaat te bevestigen op basis van een evaluatie;

Vereisten inzake transparantie

14.

stageaanbieders ertoe aanmoedigen in hun vacaturemeldingen en wervingsadvertenties informatie op te nemen over de voorwaarden van de stage, en met name aan te geven of er sprake is van een toelage en/of vergoeding alsook van een ziekte- en ongevallenverzekering, en stageaanbieders ertoe aanmoedigen informatie te verstrekken over hun wervingsbeleid, onder meer over het aandeel stagiairs dat in de afgelopen jaren is aangeworven;

15.

diensten voor arbeidsvoorziening en andere diensten voor loopbaanbegeleiding ertoe aanmoedigen om bij het verstrekken van informatie over stages transparantievoorschriften in acht te nemen;

Grensoverschrijdende stages

16.

grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs in de Europese Unie bevorderen door, onder andere, duidelijkheid te verschaffen over het nationale juridische kader voor stages, duidelijke regels voor het ontvangen van stagiairs uit en het uitzenden van stagiairs naar andere lidstaten vast te stellen en administratieve formaliteiten te beperken;

17.

nagaan of gebruik kan worden gemaakt van het uitgebreide Eures-netwerk en of informatie over bezoldigde stages via het Eures-portaal kan worden uitgewisseld;

Gebruik van Europese structuur- en investeringsfondsen

18.

gebruik maken van de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, voor de komende programmeringsperiode 2014-2020, en, voor zover van toepassing, van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief om het aantal stages en de kwaliteit ervan te verhogen, onder andere via doeltreffende partnerschappen met alle relevante belanghebbenden;

Uitvoering van het kwaliteitskader voor stages

19.

passende maatregelen nemen om zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan het kwaliteitskader voor stages;

20.

de Commissie uiterlijk eind 2015 informatie verstrekken over de maatregelen die overeenkomstig deze aanbeveling zijn genomen;

21.

de actieve betrokkenheid van de sociale partners bij de uitvoering van het kwaliteitskader voor stages bevorderen;

22.

de actieve betrokkenheid van diensten voor arbeidsvoorziening, onderwijsinstellingen en aanbieders van opleidingen bij de uitvoering van het kwaliteitskader voor stages bevorderen;

NEEMT ER KENNIS VAN DAT DE COMMISSIE VOORNEMENS IS:

23.

nauwer met de lidstaten, de sociale partners en andere belanghebbenden samen te werken met het oog op een vlotte uitvoering van deze aanbeveling;

24.

in samenwerking met de lidstaten, en met name via het Comité voor de werkgelegenheid, toe te zien op de uitvoering van het kwaliteitskader voor stages overeenkomstig deze aanbeveling, en het effect van genomen beleidsmaatregelen te analyseren;

25.

op basis van door de lidstaten verstrekte informatie verslag uit te brengen over de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van deze aanbeveling;

26.

met de lidstaten, sociale partners, diensten voor arbeidsvoorziening, jongerenorganisaties en organisaties voor stagiairs alsook andere belanghebbenden samen te werken om deze aanbeveling onder de aandacht te brengen;

27.

de lidstaten aan te moedigen en te helpen om, onder andere via het bevorderen van de onderlinge uitwisseling van beste praktijken, gebruik te maken van het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling of andere Europese fondsen voor de programmeringsperiode 2014-2020, teneinde het aantal stages en de kwaliteit ervan te verhogen;

28.

samen met de lidstaten na te gaan of bezoldigde stages in Eures kunnen worden opgenomen en of een speciale webpagina over nationale rechtskaders voor stages tot stand kan worden gebracht.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

I. VROUTSIS


(1)  Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 308, 24.11.2010, blz. 46).

(2)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

(3)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/5


Wisselkoersen van de euro (1)

26 maart 2014

2014/C 88/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3791

JPY

Japanse yen

141,25

DKK

Deense kroon

7,4651

GBP

Pond sterling

0,83360

SEK

Zweedse kroon

8,9032

CHF

Zwitserse frank

1,2216

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3320

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,459

HUF

Hongaarse forint

312,27

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,1803

RON

Roemeense leu

4,4717

TRY

Turkse lira

3,0445

AUD

Australische dollar

1,4934

CAD

Canadese dollar

1,5398

HKD

Hongkongse dollar

10,6995

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6018

SGD

Singaporese dollar

1,7479

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 482,41

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,7398

CNY

Chinese yuan renminbi

8,5631

HRK

Kroatische kuna

7,6645

IDR

Indonesische roepia

15 736,96

MYR

Maleisische ringgit

4,5498

PHP

Filipijnse peso

61,857

RUB

Russische roebel

48,8965

THB

Thaise baht

44,945

BRL

Braziliaanse real

3,1784

MXN

Mexicaanse peso

18,0986

INR

Indiase roepie

82,8850


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/6


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

2014/C 88/03

Image

Nationale zijde van de nieuwe, voor circulatie bestemde herdenkingsmunt van twee euro die door Letland wordt uitgegeven

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat: Letland

Onderwerp van de herdenkingsmunt: Riga — culturele hoofdstad van Europa voor 2014

Beschrijving van het ontwerp: Het centrale beeld van de munt is de skyline van Riga en het historische stadscentrum dat door de Unesco als werelderfgoed is erkend. Boven de afbeelding staat het opschrift „EIROPAS KULTURAS GALVASPILSETA” (culturele hoofdstad van Europa); onderaan staan de naam van de stad en het jaar van uitgifte, „RIGA — 2014”, met daaronder „LV”, de aanduiding van de uitgevende staat.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage: 1 miljoen

Verwachte datum van uitgifte: september 2014


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/7


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

2014/C 88/04

Image

Nationale zijde van de nieuwe, voor circulatie bestemde herdenkingsmunt van twee euro die door Portugal wordt uitgegeven

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat: Portugal

Onderwerp van de herdenkingsmunt: 40e verjaardag van de 25 aprilrevolutie

Beschrijving van het ontwerp: De twee bogen stellen de vorm van een anjer voor, de bloem die symbool staat voor de revolutie en er ook haar naam aan heeft gegeven. De naam van de uitgevende staat, „PORTUGAL”, en het wapenschild worden bovenaan de bloem weergegeven. Centraal in de afbeelding staat de datum van de revolutie, „25 DE ABRIL” (25 april), met daaronder het aantal jaren dat sindsdien is verstreken, „40 ANOS” (40 jaar), en het jaar van uitgifte, „2014”. De vorm van de letters en de cijfers is geïnspireerd op het lettertype dat 40 jaar geleden op posters en andere dragers van politieke informatie werd gebruikt en staat symbool voor de euforie in de periode net na deze gebeurtenis.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage:

Datum van uitgifte: april 2014


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/8


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

2014/C 88/05

Image

Nationale zijde van de nieuwe, voor circulatie bestemde herdenkingsmunt van twee euro die door Portugal wordt uitgegeven

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Europese Unie een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, en dat onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee euro, maar hebben aan de nationale zijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat: Portugal

Onderwerp van de herdenkingsmunt: internationaal jaar van de gezinslandbouw

Beschrijving van het ontwerp: Centraal in de afbeelding worden de typische werktuigen weergegeven die in de traditionele landbouw worden gebruikt en een aantal landbouwproducten: in het midden een kip met daarrond pompoenen, een mand met aardappelen en andere groenten en bloemen. Aan de linkerkant staat in een halve cirkel het onderwerp van de herdenking, „AGRICULTURA FAMILIAR” (gezinslandbouw), en aan de rechterkant, eveneens in een halve cirkel, de naam van de uitgevende staat, „PORTUGAL”, gevolgd door het jaar van uitgifte, „2014”. Links onderaan bevindt zich het muntteken „INCM”.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage:

Datum van uitgifte: oktober 2014


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1, voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de Aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/9


AANKONDIGING VAN ALGEMEEN VERGELIJKEND ONDERZOEK

2014/C 88/06

Het Europees Bureau voor Personeelsselectie (EPSO) organiseert het volgende algemeen vergelijkend onderzoek:

EPSO/AD/278/14 — Administrateurs (AD 7) op de volgende vakgebieden:

1.

Digitaal forensisch onderzoek

2.

Operationele analyse

De aankondiging van het vergelijkend onderzoek wordt in 24 talen bekendgemaakt in Publicatieblad C 88 A van 27 maart 2014.

Aanvullende informatie is beschikbaar op de website van EPSO: http://blogs.ec.europa.eu/eu-careers.info/


GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/10


ARREST VAN HET HOF

van 15 november 2013

in zaak E-10/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming door een EER-/EVA-staat — Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking))

2014/C 88/07

In zaak E-10/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de juiste omzetting in zijn nationale wetgeving van artikel 2, lid 1, onder a) tot en met d), en artikel 2, lid 2, onder a) en b), van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 21b van bijlage XVIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking)), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 15 november 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de juiste omzetting in zijn nationale wetgeving van artikel 2, lid 1, onder a) tot en met d), en artikel 2, lid 2, onder a) en b), van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 21b van bijlage XVIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking)), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/11


ARREST VAN HET HOF

van 15 november 2013

in zaak E-9/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen

(Niet-nakoming door een EER-staat — Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens)

2014/C 88/08

In zaak E-9/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen — VERZOEK om een verklaring dat het Koninkrijk Noorwegen, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen of het niet onverwijld kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 16a van hoofdstuk II van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij (behalve wat betreft lid 3 van bijlage II bij de richtlijn betreffende technische certificaten, dat pas op 31 december 2013 moet zijn uitgevoerd), zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 15 november 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat het Koninkrijk Noorwegen, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 16a van hoofdstuk II van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij (behalve wat betreft lid 3 van bijlage II bij de richtlijn betreffende technische certificaten, dat pas op 31 december 2013 moet zijn uitgevoerd), zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst het Koninkrijk Noorwegen in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/12


ARREST VAN HET HOF

van 15 november 2013

in zaak E-11/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2002/92/EG van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling)

2014/C 88/09

In zaak E-11/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door geen juiste uitvoering te geven aan artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 10 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 13b van bijlage IX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president en rechter-rapporteur, Per Christiansen en Páll Hreinsson, rechters, op 15 november 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door niet binnen de gestelde termijn juiste uitvoering te geven aan artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 10 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 13b van bijlage IX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/13


ARREST VAN HET HOF

van 27 november 2013

in zaak E-6/13

Metacom AG tegen Rechtsanwälte Zipper & Collegen

(Het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten door advocaten — Richtlijn 77/249/EEG — Zelfvertegenwoordiging — Nationaalrechtelijke verplichting om zich te melden — Gevolgen van het verzuim zich te melden)

2014/C 88/10

In zaak E-6/13, Metacom AG tegen Rechtsanwälte Zipper & Collegen — VERZOEK van het Fürstliche Landgericht des Fürstentums Liechtenstein (Prinselijke rechtbank, Liechtenstein) aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, inzake de uitlegging van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 27 november 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

Een advocaat die in eigen naam een procedure inleidt in een andere EER-staat dan die waarin hij is gevestigd, kan zich beroepen op Richtlijn 77/249/EEG indien hij handelt in het kader van zijn beroepsactiviteiten en indien in de nationale rechtsorde van de staat van ontvangst is vastgesteld dat een advocaat in eigen naam mag handelen in de hoedanigheid van advocaat in gerechtelijke procedures.

2.

Een nationaal voorschrift, zoals artikel 59 van de Liechtensteinse wet betreffende de advocatuur, krachtens hetwelk een in een andere EER-staat gevestigde advocaat onder alle omstandigheden en ambtshalve niet alleen documenten moet overleggen tot staving van zijn bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep van advocaat, maar de bevoegde autoriteiten van de staat van ontvangst vooraf ook moet melden dat hij diensten in die staat wil verrichten en krachtens hetwelk die melding jaarlijks moet worden hernieuwd, is in strijd met artikel 7, lid 1, van Richtlijn 77/249/EEG en artikel 36 EER.

3.

De niet-inachtneming van een nationaal voorschrift zoals artikel 59 van de Liechtensteinse wet betreffende de advocatuur kan geen relevante overweging zijn bij de beoordeling van de mogelijkheid om honoraria te vorderen in verband met de grensoverschrijdende dienstverlening door een advocaat.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/14


ARREST VAN HET HOF

van 6 december 2013

in zaak E-15/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming door een EER-staat — Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen)

2014/C 88/11

In zaak E-15/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen of het niet onverwijld kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 7d van bijlage XIX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 6 december 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 7d van bijlage XIX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/15


ARREST VAN HET HOF

van 6 december 2013

in zaak E-16/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Niet-omzetting — Richtlijn 2008/122/EG betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling)

2014/C 88/12

In zaak E-16/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen of het niet onverwijld kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 7b van bijlage XIX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president en rechter-rapporteur, Per Christiansen en Páll Hreinsson, rechters, op 6 december 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn correct uitvoering te geven aan het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 7b van bijlage XIX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/16


ARREST VAN HET HOF

van 6 december 2013

in zaak E-17/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2009/44/EG — Niet-omzetting)

2014/C 88/13

In zaak E-17/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen of het niet onverwijld kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 2 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 16b, eerste streepje, van bijlage IX en punt 4, eerste streepje, van bijlage XII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 6 december 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 2 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 16b, eerste streepje, van bijlage IX en punt 4, eerste streepje, van bijlage XII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/17


ARREST VAN HET HOF

van 6 december 2013

in zaak E-18/13

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Richtlijn 2001/81/EG — Niet-omzetting)

2014/C 88/14

In zaak E-18/13, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen of het niet onverwijld kennis geven aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 21ar van bijlage XX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld als volgt: Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 6 december 2013 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 21ar van bijlage XX bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van dat besluit en van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst IJsland in de kosten van de procedure.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/18


Verzoek van 29 oktober 2013 om een advies van het EVA-Hof door het Staatsgerichtshof des Fürstentums Liechtenstein, in de zaak van Casino Admiral AG tegen Wolfgang Egger

(Zaak E-24/13)

2014/C 88/15

Bij brief van 6 november 2013, ingekomen ter griffie van het Hof op 8 november 2013, heeft het Staatsgerichtshof des Fürstentums Liechtenstein het EVA-Hof om een advies verzocht in de zaak Casino Admiral AG tegen Wolfgang Egger, betreffende onderstaande vragen:

1.

Welke algemene vereisten zijn neergelegd in het EER-recht en het Europees recht (met name de artikelen 43 en 49 EG en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting) betreffende de procedure voor gunning van casinoconcessies?

2.

Is het krachtens het EER-recht of het Europees recht verplicht dat een autoriteit die een concessie wil gunnen op het ogenblik dat zij haar aankondiging publiceert, meedeelt hoe zij voornemens is de in de akte en de regelgeving vastgestelde vereisten aan te vullen en nader te specificeren?

3.

Bestaat er in het kader van de betrokken aanbestedingsprocedure met name een algemene verplichting om vooraf mee te delen welk het relatieve gewicht zal zijn van de verschillende criteria voor de gunning van de concessie? Zo ja, welke vereisten worden er door het EER-recht en het Europees recht opgelegd met betrekking tot de inhoud van de informatie die in deze voorafgaande mededeling moet worden opgenomen?

4.

Is er in het onderhavige geval voldaan aan de vereisten van het EER-recht en het Europees recht?

5.

Indien het EVA-Hof van oordeel is dat de aanbestedingsprocedure niet in overeenstemming is met de vereisten van het EER-recht en het Europees recht:

a)

zijn er volgens het EER-recht en het Europees recht specifieke juridische gevolgen verbonden aan dergelijke procedurefouten?

b)

kunnen dergelijke procedurefouten worden rechtgezet? Zo ja, onder welke voorwaarden?

c)

is in het onderhavige geval voldaan aan de voorwaarden om de gehele aanbestedings- en concessiegunningsprocedure te annuleren?


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.7153 — BNPP/LaSer)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 88/16

1.

Op 18 maart 2014 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat BNP Paribas SA („BNPP”, Frankrijk), via haar dochteronderneming BNP Paribas Personal Finance („BNPP PF”, Frankrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over LaSer SA („LaSer”, Frankrijk) door de verwerving van aandelen. LaSer staat momenteel onder de gezamenlijke zeggenschap van BNP PF en Galerie Lafayette SA

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

BNP Paribas: internationaal actief op de markt voor retailbankdiensten en financiële diensten (waarin BNPP PF actief is), financieringen en beleggingen, alsook activabeheer en verzekeringen,

LaSer: aanbieder van voornamelijk consumentenkrediet, met name aankoopfinancieringen, persoonlijke leningen, doorlopende kredieten, alsook betaaloplossingen in Frankrijk, Polen, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen en Nederland. De onderneming biedt ook loyaliteitsprogamma's en diensten op het gebied van relatiemarketing aan.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.7153 — BNPP/LaSer, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/20


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2014/C 88/17

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„COPPA PIACENTINA”

EG-nummer: IT-PDO-0117-01102-08.04.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige (nader aan te geven)

2.   Aard van de wijziging

Wijziging van het enige document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en ook geen samenvatting is bekendgemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die door de overheid is opgelegd (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

De zin in de samenvatting (punt 4.2. Beschrijving) waarin staat dat varkensbouten moeten worden gebruikt voor de productie van „Coppa Piacentina” is geschrapt. Met deze wijziging wordt een inconsistentie gecorrigeerd tussen de samenvatting die werd gepubliceerd in PB C 311/20 van 16 november 2010 en het productdossier. De vereisten in artikel 3 van het productdossier betreffende de voor de productie van „Coppa Piacentina” te gebruiken grondstof, bepaalden altijd dat spiervlees van het bovenste nekstuk van Italiaanse zware varkens moet worden gebruikt, en niet de varkensbouten zoals kon worden afgeleid uit de samenvatting.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Het schrappen van de verplichting om de nekspier af te snijden terwijl ze nog warm is — dit blijft wel nog een optie — zorgt ervoor dat dergelijke handelingen ook kunnen worden uitgevoerd in speciale uitsnijderijen die betere resultaten garanderen bij de verwerking van de grondstof die nodig is voor productie.

De invoering van het gebruik van nitrieten, binnen de bij wet vastgestelde grenzen, is nodig omdat de aanwezigheid van nitrieten en nitraten het product meer weerstand biedt tegen ziekteverwekkers en oxidatie tijdens de productie van de BOB „Coppa Piacentina”.

We vragen dat suiker wordt toegevoegd aan het zoutmengsel opdat het product stabieler blijft tijdens het rijpingsproces. De maximaal toegestane hoeveelheid suiker is 1,5 kg per 100 kg vers vlees.

De wijziging die het gebruik toestaat van omhulsels gemaakt van varkensdarmen en niet alleen van de buikwand van varkens zorgt ervoor dat geschikte omhulsels kunnen worden gebruikt tijdens de productie als reactie op reële wijzigingen in de marktsituatie die het erg moeilijk maken (en in sommige marktomstandigheden zelfs onmogelijk) om het specifieke omhulsel te vinden dat aanvankelijk was voorgeschreven.

We vonden het nodig om de optie in te voeren waarbij een net in plaats van touw als omhulsel kan worden gebruikt zodat het product gelijkmatiger kan drogen en dus een hogere kwaliteit kan bereiken.

De invoering van een foutmarge van + 10 % voor de vochtigheidsparameters tijdens het rijpen helpt de kwaliteit van de BOB te verbeteren. De moderne consument wil producten die langer gerijpt hebben, langer dan de minimale periode die in het productdossier staat vermeld. In dergelijke gevallen hebben we vastgesteld dat de langere rijpingsperiode ertoe kan leiden dat lucht in het product binnendringt en oxidatie veroorzaakt als de atmosfeer niet voldoende vochtig is. Daarom moet meer flexibiliteit worden toegestaan ten aanzien van de vochtigheidsparameters voor de rijpingskamer.

Wij achtten het nodig te vermelden dat, behalve kelders, ook andere rijpingsruimtes kunnen worden gebruikt, op voorwaarde dat de rijpingsvoorwaarden op het vlak van verseluchttoevoer optimaal zijn. Het feit dat het product, gedurende een niet-gespecificeerde periode, niet in kelders wordt bewaard, heeft geen negatieve gevolgen voor het traditionele rijpingsproces. De kenmerkende factor bij de rijping van „Coppa Piacentina” is de duur, m.a.w. minstens zes maanden. Tijdens deze periode dragen de vochtige omgevingsomstandigheden en de vaardigheden van de producent in het bepalen van de juiste vochtigheid en temperatuur in elke fase van het productieproces en in het optimaliseren van de kruiding van het product bij aan de uitstekende kwaliteit van de BOB. Het is de ervaring van de producenten uit het gebied die ervoor zorgt dat de optimale rijpingsomstandigheden worden gegarandeerd, ongeacht of de rijping in een kelder plaatsvindt, zonder daarbij het verband met het milieu uit het oog te verliezen.

Tot slot stemt de vermindering van de minimale hoeveelheid as van 4 % naar 1 % overeen met de minimaal toegestane hoeveelheid zout, waarvan de hoeveelheid as sterk afhangt, en met de tendens om het zoutgehalte in levensmiddelen te beperken.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (3)

„COPPA PIACENTINA”

EG-nummer: IT-PDO-0117-01102-08.04.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Coppa Piacentina”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2. —

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Coppa Piacentina” is een gezouten en op natuurlijke wijze gerijpt product van varkensvlees, dat rauw wordt gegeten. Het wordt bereid van het spiervlees van het bovenste nekstuk. Het eindproduct heeft een cilindrische vorm, die aan het uiteinde iets smaller is, en een compacte, niet elastische textuur. Een afgesneden plak heeft een gelijkmatige rode kleur, onderbroken door het rozewit van de vetdelen.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

„Coppa Piacentina” is afkomstig van varkens die in Emilia Romagna en Lombardije zijn geboren, gehouden en geslacht. De naam „Coppa Piacentina” maakt gebruik van de in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde afwijking.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Er moeten precieze regels worden nageleefd op het vlak van het gebruik en de samenstelling van het voeder. De voeding van de varkens omvat twee fasen en is hoofdzakelijk gebaseerd op graanproducten afkomstig uit het in punt 3.3 afgebakende macrogebied. De gemiddelde portie bestaat hoofdzakelijk uit maïskoeken, aangevuld met gerst, zemelen, soja en mineraalsupplementen. De bijproducten van de kaasmakerij (wei, wrongel en karnemelk) worden hoofdzakelijk geleverd door de kaasmakerijen in het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle fasen van de productie, het zouten, omwikkelen met touw, drogen en rijpen van „Coppa Piacentina” vinden plaats in het hieronder in punt 4 bedoelde gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Het verpakken, in plakken snijden en portioneren moet plaatsvinden onder toezicht van de aangewezen controledienst en uitsluitend in het in punt 4 bedoelde productiegebied. Om te garanderen dat het product zijn oorspronkelijke en specifieke kenmerken behoudt, moet het verpakken, in plakken snijden en portioneren worden uitgevoerd in het productiegebied door mensen met speciale kennis over het product. Als het in plakken gesneden of geportioneerde product zonder omhulsel in contact komt met lucht en wordt blootgesteld aan onaangepaste omgevingsomstandigheden, kan oxidatie optreden. Dat zorgt ervoor dat de plakken of het snijvlak bruin kleuren en dat de kenmerkende felrode kleur van mager vlees verdwijnt, het vet ranzig wordt en het aroma wordt aangetast.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Op het moment dat het product aan de consument wordt geleverd, moet het de vermelding „Coppa Piacentina” dragen.

Het etiket moet de benaming „Coppa Piacentina” bevatten in duidelijke, onuitwisbare letters die goed te onderscheiden zijn van alle andere vermeldingen, onmiddellijk gevolgd door de vermelding „Denominazione di Origine Protetta” (Beschermde Oorsprongsbenaming).

Iedere andere beschrijving die niet uitdrukkelijk is toegestaan, is verboden.

Het gebruik van aanduidingen die naar namen, bedrijfsnamen en particuliere handelsmerken verwijzen is echter toegestaan, op voorwaarde dat zij niet lovend van aard zijn en de consument niet kunnen misleiden, zoals namen van varkenshouderijen waarvan het product afkomstig is.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied omvat het hele grondgebied van de provincie Piacenza, maar wel slechts die delen ervan die minder dan 900 meter boven de zeespiegel gelegen zijn.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De productie van „Coppa Piacentina” begon tijdens de Romeinse periode en werd in de loop der tijd overgeleverd, vooral in het geografische gebied van de provincie Piacenza.

Het belang van het productiegebied van „Coppa Piacentina” houdt verband met de ontwikkeling van een typische plattelandstraditie die voorkomt in de hele Povlakte waar de grondstoffen worden verzameld (Emilia Romagna en Lombardije). In het gebied waaruit de grondstof afkomstig is, is de ontwikkeling van de veehouderij verbonden met de wijdverbreide graanteelt en de werkmethoden in de zeer gespecialiseerde zuivelsector die het gebied bijzonder geschikt maken voor de varkenshouderij.

Producenten in de provincie Piacenza hebben in de loop der tijd hun specifieke vaardigheden in het selecteren en verwerken van de stukken vlees ontwikkeld en overgeleverd. De exploitanten hebben speciale vakkennis nodig om de stukken vlees zodanig te snijden dat vetafval en kleine stukken mager vlees worden verwijderd. Dit zorgt ervoor dat de spiermassa op een correcte manier wordt voorbereid om te worden gezouten en omwikkeld.

De aanwezigheid van koele, waterrijke valleien en bosrijke heuvels heeft een positieve invloed op de rijpingsomstandigheden.

5.2.   Specificiteit van het product

„Coppa Piacentina” wordt gekenmerkt door zijn cilindrische vorm, die aan de uiteinden iets smaller is. Zijn consistentie is compact en niet elastisch. Zijn zoete, delicate smaak wordt sterker naarmate het rijpingsproces vordert. De buitenkant is bedekt met een dunne laag schimmel die zich tijdens het rijpen ontwikkelt. Een afgesneden plak heeft een gelijkmatige rode kleur, onderbroken door het rozewit van de vetdelen.

Het spierweefsel dat wordt gebruikt voor de productie van „Coppa Piacentina” is afkomstig van Italiaanse zware varkens.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De eisen die aan „Coppa Piacentina” worden gesteld, kunnen worden teruggevoerd op milieuomstandigheden en natuurlijke en menselijke factoren. De kenmerken van de grondstof in het bijzonder zijn nauw verbonden met het afgebakende geografische gebied waaruit de grondstof afkomstig is en waar technieken werden ontwikkeld om Italiaanse zware varkens te kweken die de kwaliteit van de stukken vlees bepalen die worden gebruikt voor de productie van „Coppa Piacentina”.

Het feit dat „Coppa Piacentina” wordt geproduceerd in de provincie Piacenza houdt bovendien verband met de lokale producenten die in de loop der tijd hun vaardigheden hebben geperfectioneerd om de stukken vlees te snijden zodat het product zijn kenmerkende vorm heeft die aan de uiteinden iets smaller is.

Deze vaardigheden, samen met de kennis over het beste rijpingsproces voor de „Coppa Piacentina”, getuigen van de band tussen het product en zijn gebied.

De milieuomstandigheden hangen nauw samen met de eigenschappen van het productiegebied, en in het bijzonder met het klimaat, dat een doorslaggevende invloed heeft op de kenmerken van het eindproduct en bijdraagt tot een geslaagde rijping van de „Coppa Piacentina”.

De combinatie van „grondstof — product — benaming” houdt bijgevolg verband met de sociaaleconomische ontwikkeling van het gebied en heeft specifieke kenmerken die elders niet kunnen worden herschapen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4))

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd op de volgende internetsite:

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

ofwel

door rechtstreeks de homepage van de site van het Italiaanse Ministerie van Landbouw, Levensmiddelen en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (rechtsboven in het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all'esame dell'UE”.


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(4)  Vgl. voetnoot 3.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/25


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2014/C 88/18

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„SALAME PIACENTINO”

EG-nummer: IT-PDO-0117-01104-08.04.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige (nader aan te geven)

2.   Aard van de wijziging

Wijziging van het enig document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en ook geen samenvatting is bekendgemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enig document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

De zin in de samenvatting (punt 4.2 Beschrijving), waarin wordt gesteld dat verse hammen van varkens moeten worden gebruikt voor „Salame Piacentino”, is geschrapt. Het doel van deze wijziging is het corrigeren van een inconsistentie tussen de samenvatting zoals die is bekendgemaakt in PB C 122/17 van 11 mei 2010 en het productdossier. De eisen in artikel 3 van het productdossier met betrekking tot de grondstof die wordt gebruikt om „Salame Piacentino” te maken, waren in feite altijd dat verschillende delen vlees van Italiaanse zware varkens worden gebruikt, en niet hammen van varkens zoals zou kunnen worden afgeleid uit de samenvatting.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De toevoeging van het gebruik van nitrieten, binnen de wettelijke grenzen, is noodzakelijk, omdat de aanwezigheid van nitrieten en nitraten de salami beter bestand maakt tegen ziektes en oxidatie tijdens de productiefase van „Salame Piacentino” BOB.

De toevoeging van nootmuskaat aan het kruidenmengsel wordt aangevraagd om te voorzien in een hedendaags alternatief voor het traditionele productierecept.

De wijziging om het gebruik van zuursel toe te staan is bedoeld om ervoor te zorgen dat het fermentatieproces goed op gang komt, wat tegenwoordig steeds moeilijker wordt door het ontbreken van bacteriën in de lucht en de machines als gevolg van de moderne voorschriften op het gebied van hygiëne.

We hebben de maximale afmeting van „Salame Piacentino” BOB opgenomen om te garanderen dat de traditionele wijze van produceren wordt nageleefd. Traditioneel is „Salame Piacentino” klein, en daarom vonden wij het passend om nadrukkelijk de maximale afmeting van de salami vast te leggen, zodat de rijpingsperiode die is vermeld in het productdossier optimaal is voor de traditionele afmeting, waardoor de rijping op uniforme en ideale wijze verloopt. Door de maximale afmeting van het product te beperken, kunnen we bovendien garanderen dat de toename van het maximaal toegestane gewicht tot 2 kg voor salami die is bedoeld om te worden gesneden, de kwaliteitskenmerken op geen enkele wijze beïnvloedt. Daarmee is gegarandeerd dat de plakken hetzelfde uiterlijk en dezelfde uniformiteit van rijping hebben als het in zijn geheel verkochte product.

De salami die is bedoeld om te worden gesneden is verpakt in een elastisch net om het snijden te vergemakkelijken, omdat dit net voor het snijden makkelijker kan worden verwijderd.

De toevoeging van een foutmarge van + 10 % voor de vochtigheidsparameters tijdens het rijpingsproces draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van de BOB. De hedendaagse consumenten willen dat producten langer rijpen, zelfs langer dan de in het productdossier vermelde minimumperiode. We hebben in dergelijke gevallen geconstateerd dat de langere rijpingsperiode ertoe kan leiden dat er lucht in het product komt, waardoor oxidatie kan plaatsvinden als de omringende lucht niet vochtig genoeg is. Het is daarom passend om meer flexibiliteit in de vochtigheidsparameters van de rijpingsruimte mogelijk te maken.

We vonden het noodzakelijk om het maximaal toegestane gewicht voor salami die is bedoeld om te worden gesneden te verhogen, om problemen met betrekking tot de hoeveelheid geproduceerd afval op te lossen en omdat er bij het snijden van een kleiner product weinig afval ontstaat.

De verlaging van het minimale asgehalte van 4 % tot 1,5 % is in overeenstemming met het minimaal toegestane zoutgehalte, waarvan het asgehalte sterk afhankelijk is, en is ook in overeenstemming met de trend om de hoeveelheid zout in voedingsmiddelen te verlagen.

De verlaging van de pH-waarde van het eindproduct van 5,4 naar 5,2 hangt samen met de toevoeging van zuursel in de hiervoor genoemde wijziging. De wijziging van de minimale pH-waarde met 0,2 heeft geen invloed op de kwaliteit en de organoleptische eigenschappen van het product.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (3)

„SALAME PIACENTINO”

EG-nummer: IT-PDO-0117-01104-08.04.2013

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Salame Piacentino”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Salame Piacentino” is een gezouten en op natuurlijke wijze gerijpt product dat in varkensdarm wordt gestopt en rauw wordt gegeten. „Salame Piacentino” wordt bereid van mager varkensvlees waaraan 10 % à 30 % varkensvet wordt toegevoegd. Het eindproduct heeft een cilindrische vorm; het snijvlak is felrood met kleine witroze vetdeeltjes. Het aroma is typisch, zeer intens, eerder zacht, met een karakteristieke saucijzengeur.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

„Salame Piacentino” wordt gemaakt van varkens die geboren, gehouden en geslacht worden in Emilia Romagna en in Lombardije. De afwijking zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is van toepassing op de naam „Salame Piacentino”.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Er moeten gedetailleerde regels worden nageleefd met betrekking tot het gebruik en de samenstelling van het rantsoen. Het voederen van de varkens verloopt in twee fasen en het rantsoen is voornamelijk gebaseerd op graanproducten afkomstig uit het in punt 3.3 afgebakende macrogebied. Het gemiddelde rantsoen bestaat voornamelijk uit een maïsmengsel en verder uit gerst, zemelen, soja en mineralensupplementen. Bijproducten die ontstaan bij het maken van kaas (wei, gestremde melk en karnemelk) zijn voornamelijk afkomstig van kaasproducenten uit het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle stappen in het productieproces, te weten zouten, kneden, van een omhulsel voorzien, drogen en rijpen van „Salame Piacentino”, vinden plaats in het gebied dat is omschreven in punt 4 hieronder.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Het verpakken, snijden en portioneren dienen plaats te vinden onder de supervisie van het aangewezen controleorgaan, uitsluitend in het in punt 4 benoemde productiegebied. Om te garanderen dat de originele en specifieke kenmerken van het product behouden blijven, dienen het verpakken, snijden en portioneren plaats te vinden in het productiegebied door personen met specifieke kennis van het product. Als het gesneden of geportioneerde product zonder omhulsel in aanraking komt met lucht en wordt blootgesteld aan ongunstige omgevingsomstandigheden kan dat leiden tot oxidatie, waardoor de plakken of de snijvlakken bruin kunnen kleuren. Dit leidt ertoe dat de kenmerkende felrode kleur van het magere vlees verdwijnt, het vet ranzig wordt en het aroma verandert.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Op het product dat in de handel wordt gebracht, moet de vermelding „Salame Piacentino” zijn aangebracht.

De benaming „Salame Piacentino” moet op het etiket zijn vermeld in duidelijke en onuitwisbare lettertekens die ook duidelijk te onderscheiden moeten zijn van iedere andere op het etiket aangebrachte vermelding, en moet direct worden gevolgd door de aanduiding „Denominazione di Origine Protetta” (beschermde oorsprongsbenaming).

Geen enkele kwalificatie waarin niet uitdrukkelijk is voorzien, mag worden toegevoegd.

Vermeldingen die verwijzen naar namen, firmanamen of particuliere handelsmerken zijn wel toegestaan, op voorwaarde dat ze niet lovend van aard zijn en de consument niet kunnen misleiden. Ook de naam van de varkenshouderij waar het product vandaan komt, mag eventueel worden vermeld.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied van de „Salame Piacentino” omvat heel het grondgebied van de provincie Piacenza. Wegens de vereiste bijzondere klimaatomstandigheden geldt evenwel een beperking tot de gedeelten die zich op minder dan 900 m boven de zeespiegel bevinden.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De productie van „Salame Piacentino” dateert uit de Romeinse tijd en is tot de dag van vandaag overgeleverd, en is geconcentreerd in het geografische gebied van de provincie Piacenza.

Het belang van het productiegebied van „Salame Piacentino” hangt samen met de ontwikkeling van een typische plattelandscultuur die kenmerkend is voor de hele Povlakte, waaruit de grondstof afkomstig is (Emilia Romagna en Lombardije). In het gebied waaruit de grondstof afkomstig is, is de ontwikkeling van de veeteelt mede bepaald door de aanwezigheid van vele graanteeltbedrijven en door de verwerkingssystemen van de sterk gespecialiseerde zuivelindustrie, die het gebied bijzonder geschikt hebben gemaakt voor de varkenshouderij.

Producenten in de provincie Piacenza hebben specifieke vaardigheden ontwikkeld voor het selecteren van de te gebruiken delen van het vlees en het verwerken van de magere en vette delen. Deze vaardigheden hebben zij van generatie op generatie overgeleverd. Bovendien heeft de aanwezigheid van koele, waterrijke valleien en beboste heuvels een positieve invloed op de omstandigheden voor het rijpingsproces.

5.2.   Specificiteit van het product

„Salame Piacentino” wordt gekenmerkt door het zoete, intense aroma, dat zich ontwikkelt naarmate de salami rijpt. Het snijvlak is felrood van kleur, met kleine witte vetdeeltjes. De grondstof van „Salame Piacentino” bestaat uit verschillende delen vlees, vakkundig gesneden en geselecteerd, van varkens met de specifieke kenmerken van de Italiaanse zware varkens.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Zijn kenmerken ontleent de „Salame Piacentino” aan omgevingsomstandigheden en aan natuurlijke en menselijke factoren. Met name de kenmerken van de grondstof hangen nauw samen met het afgebakende geografische gebied waaruit het afkomstig is. In dit gebied zijn technieken ontwikkeld voor het fokken van Italiaanse zware varkens, die bepalend zijn voor de kwaliteit van de stukken vlees die worden gebruikt voor het produceren van „Salame Piacentino”.

Het feit dat de productie van „Salame Piacentino” plaatsvindt in de provincie Piacenza hangt bovendien samen met de lokale producenten, die in de loop der tijd hun vaardigheden voor het selecteren van magere delen vlees en het mengen ervan met het vet en de kruiden geperfectioneerd hebben. Deze vaardigheden, tezamen met de kennis over de beste wijze om „Salame Piacentino” te laten rijpen, wijzen op het verband tussen het product en het gebied.

De omgevingsfactoren hangen sterk samen met de kenmerken van het productiegebied en in het bijzonder het klimaat, dat een bepalende invloed heeft op de kenmerken van het eindproduct en bijdraagt aan de succesvolle rijping van „Salame Piacentino”.

De combinatie van „grondstof — product — benaming” is verbonden met de specifieke sociaaleconomische ontwikkeling van de betrokken regio waar bijzondere omstandigheden heersen die elders niet kunnen worden geïmiteerd.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (4)

De volledige tekst van het productdossier is beschikbaar op de volgende website:

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of anders

door rechtstreeks naar de homepage te gaan van het ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) en te klikken op „Qualità e sicurezza” (rechts boven in het scherm), en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(4)  Vgl. voetnoot 3.


Rectificaties

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/30


Rectificatie van de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

( Publicatieblad van de Europese Unie C 50 van 21 februari 2014 )

2014/C 88/19

Bladzijde 12, de tekst betreffende steunmaatregel SA.37391 wordt geschrapt en vervangen door het volgende:

„Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

Datum waarop het besluit is genomen

18.11.2013

Nummer van de steunmaatregel

SA.37391 (2013/N)

Lidstaat

Letland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Prolongation of RDP measure ‘Natura 2000 payments (to forest owners)’

Rechtsgrondslag

Ministru kabineta noteikumu projekts „Noteikumi par valsts un Eiropas Savienības lauku attīstības atbalsta piešķiršanu, administrēšanu un uzraudzību vides un lauku ainavas uzlabošanai”

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Natura 2000-betalingen en betalingen in verband metRichtlijn 2000/60/EG

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Maximale steunintensiteit

0 %

Looptijd (periode)

1.1.2014 - 31.12.2014

Economische sectoren

LANDBOUW, BOSBOUW EN VISSERIJ

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Lauku atbalsta dienests

Republikas laukums 2 LV-1981

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm”.