ISSN 1977-0995 doi:10.3000/19770995.C_2014.078.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
57e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Hof van Justitie van de Europese Unie |
|
2014/C 078/01 |
||
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Hof van Justitie van de Europese Unie
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/1 |
2014/C 78/01
Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie
Historisch overzicht van de vroegere publicaties
Deze teksten zijn beschikbaar in:
EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu
V Adviezen
GERECHTELIJKE PROCEDURES
Hof van Justitie
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/2 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Polymeles Protodikeio Athinon (Griekenland) op 2 juli 2013 — Warner-Lambert Company LLC en Pfizer Ellas AE/Sieger Pharma Anonymis Farmakeftikis Etaireias
(Zaak C-372/13)
2014/C 78/02
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Polymeles Protodikeio Athinon
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Warner-Lambert Company LLC en Pfizer Ellas AE
Verwerende partij: SiegerPharma Anonymi Farmakeftiki Etaireia
Het Hof (Derde kamer) heeft uitspraak gedaan bij met redenen omklede beschikking van 30 januari 2014.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/2 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Polymeles Protodikeio Athinon (Griekenland) op 6 augustus 2013 — Warner-Lambert Company LLC en Pfizer Ellas AE/Minerva Farmakeftikis AE
(Zaak C-462/13)
2014/C 78/03
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Polymeles Protodikeio Athinon
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Warner-Lambert Company LLC en Pfizer Ellas AE
Verwerende partij: Minerva Farmakeftiki AE
Het Hof (Derde kamer) heeft uitspraak gedaan bij met redenen omklede beschikking van 30 januari 2014.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/2 |
Beroep ingesteld op 4 december 2013 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
(Zaak C-640/13)
2014/C 78/04
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal, W. Roels, gemachtigden)
Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Conclusies
— |
vaststellen dat het Verenigd Koninkrijk, door retroactief het recht van belastingplichtigen op terugbetaling van in strijd met het Unierecht geheven belastingen te beperken, de krachtens artikel 4, lid 3, VEU op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen; |
— |
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verwijzen in de kosten. |
Nationale regeling
Section 107 van de Finance Act 2007 ontneemt belastingbetalers retroactief het recht op terugbetaling van onrechtmatig geheven belastingen.
Voornaamste argument
Wanneer het Unierecht ter zake niet in een regeling voorziet, is het een aangelegenheid van het nationale recht van elke lidstaat om de procedurele voorwaarden te bepalen met betrekking tot vorderingen waarbij burgers aanspraak maken op aan het Unierecht ontleende rechten. Procedurele autonomie is echter onderhevig aan de eerbiediging van het effectiviteitsbeginsel en het gelijkwaardigheidsbeginsel en van andere algemene rechtsbeginselen, zoals rechtszekerheid en de bescherming van het gewettigd vertrouwen. Section 107 van de Finance Act 2007 eerbiedigt deze beginselen niet en is dus onverenigbaar met artikel 4, lid 3, VEU.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 12 december 2013 — H.J. Mertens tegen Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(Zaak C-655/13)
2014/C 78/05
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Centrale Raad van Beroep
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: H.J. Mertens
Verweerder: Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Prejudiciële vraag
Moet artikel 71, lid 1, sub a-i, van verordening nr. 1408/71 (1) zo uitgelegd worden dat hiermee onverenigbaar is dat een grensarbeider, die in directe aansluiting op een fulltime dienstverband bij een werkgever in een lidstaat voor minder uren werkzaam wordt bij een andere werkgever in dezelfde lidstaat, wordt aangemerkt als een gedeeltelijk werkloze grensarbeider?
(1) Verordening van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2).
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 13 december 2013 — Surgicare — Unidades de Saúde SA/Fazenda Pública
(Zaak C-662/13)
2014/C 78/06
Procestaal: Portugees
Verwijzende rechter
Supremo Tribunal Administrativo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Surgicare — Unidades de Saúde SA
Verwerende partij: Fazenda Pública
Prejudiciële vraag
Moet de voorafgaande procedure die volgens het Portugese recht moet worden gevolgd wanneer sprake is van fiscaal misbruik, gelet op de communautaire oorsprong van de btw niet-toepasselijk worden geacht op btw-gebied wanneer de belastingadministratie vermoedt dat sprake is van misbruik dat erop gericht is teruggaaf van btw te verkrijgen?
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht München (Duitsland) op 30 december 2013 — Fliesen-Zentrum Deutschland GmbH/Hauptzollamt Regensburg
(Zaak C-687/13)
2014/C 78/07
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht München
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Fliesen-Zentrum Deutschland GmbH
Verwerende partij: Hauptzollamt Regensburg
Prejudiciële vraag
Is uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad van 12 september 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (1) geldig?
(1) PB L 238, blz. 1.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/4 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Mercantil no 3 de Barcelona (Spanje) op 27 december 2013 — Gimnasio Deportivo San Andrés, S.L., andere partijen: Gemma Atarés París en Agencia Estatal de la Administración Tributaria
(Zaak C-688/13)
2014/C 78/08
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado Mercantil de Barcelona
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Gimnasio Deportivo San Andrés, S.L.
Andere partijen: Gemma Atarés París en Agencia Estatal de la Administración Tributaria
Prejudiciële vragen
1) |
Moet de garantie dat de schulden die uit vóór de overname van de productie-eenheid ontstane socialezekerheidsverplichtingen of uit voormalige arbeidsovereenkomsten of -verhoudingen voortvloeien, niet overgaan op de verkrijger van een onderneming in staat van faillissement of van een productie-eenheid daarvan, mits de insolventieprocedure een bescherming biedt die ten minste gelijkwaardig is aan die waarin de gemeenschapsrichtlijnen voorzien, worden geacht enkel en uitsluitend te gelden met betrekking tot de verplichtingen die rechtstreeks verband houden met de arbeidsovereenkomsten of -verhoudingen, of dient deze garantie met het oog op een volledige bescherming van de rechten van de werknemers en het behoud van de arbeidsplaatsen te worden verruimd tot vorderingen uit arbeid of socialezekerheidsschulden die vóór de overdracht aan een derde zijn ontstaan? |
2) |
Kan in ditzelfde kader van de bescherming van de rechten van de werknemers de rechter die kennis neemt van het faillissement en de overgang van de productie-eenheid toestaat, de verkrijger daarvan niet alleen een garantie bieden met betrekking tot de rechten uit arbeidsovereenkomsten, maar ook met betrekking tot eventuele vóór de overgang ontstane schulden van de gefailleerde aan werknemers van wie het dienstverband reeds is beëindigd of aan de sociale zekerheid? |
3) |
Beschikt de verkrijger van een onderneming in staat van faillissement of van een productie-eenheid daarvan, die zich verbindt tot voortzetting van alle of een gedeelte van de arbeidsovereenkomsten, waarin hij wordt gesubrogeerd, over de garantie dat hem niet kunnen worden tegengeworpen noch op hem kunnen overgaan andere verplichtingen van de vervreemder die verband houden met de arbeidsovereenkomsten of -verhoudingen waarin hij wordt gesubrogeerd, in het bijzonder eerder ontstane arbeidsgerelateerde risico’s of socialezekerheidsschulden? |
4) |
Kan richtlijn 2001/23 (1), wat de overgang betreft van productie-eenheden of van ondernemingen die langs gerechtelijke of langs administratieve weg insolvent en in staat van liquidatie zijn verklaard, aldus worden uitgelegd dat zij niet alleen de bescherming van arbeidsovereenkomsten toestaat, maar ook de zekerheid biedt dat de verkrijger niet hoeft in te staan voor schulden die zijn ontstaan voor de overgang van die productie-eenheid? |
5) |
Is artikel 149, lid 2, van de Spaanse faillissementswet, voor zover dit artikel de overgang van ondernemingen betreft, de door artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 23/2001 voor de toepassing van de uitzondering vereiste omzetting in nationaal recht? |
6) |
En, indien dit het geval is, is de beschikking van de faillissementsrechter inzake de met die garanties en waarborgen omgeven overgang onder alle omstandigheden bindend voor alle andere rechterlijke instanties of in administratieve procedures die eventueel tegen de nieuwe verkrijger kunnen worden ingeleid met betrekking tot schulden die zijn ontstaan vóór de overgangsdatum, met als gevolg dat artikel 44 van het Estatuto de los Trabajadores werking van het bepaalde in artikel 149, leden 2 en 3, van de Spaanse faillissementswet niet kan doorkruisen? |
7) |
Indien daarentegen artikel 149, leden 2 en 3, van de Spaanse faillissementswet niet als de uitwerking van de uitzondering van artikel 5 van de richtlijn kan worden beschouwd, wordt het Hof van Justitie verzocht om uitsluitsel over de vraag of de regeling van artikel 3, lid 1 van de richtlijn uitsluitend betrekking heeft op de uit de bestaande arbeidsovereenkomsten in strikte zin voortvloeiende rechten en verplichtingen, zodat rechten of verplichtingen zoals die welke voortvloeien uit socialezekerheidsbijdragen of andere verplichtingen uit hoofde van arbeidsovereenkomsten die reeds zijn beëindigd vóór de inleiding van de insolventieprocedure, in geen geval geacht kunnen worden te zijn overgegaan op de verkrijger? |
(1) Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82, blz. 16).
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/5 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Monomeles Efeteio Thrakis (Griekenland) op 27 december 2013 — Trapeza Eurobank Ergasias AE/Agrotiki Trapeza tis Ellados (ATE), Pavlos Sidiropoulos
(Zaak C-690/13)
2014/C 78/09
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Monomeles Efeteio Thrakis
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Trapeza Eurobank Ergasias AE
Verwerende partijen: Agrotiki Trapeza tis Ellados (ATE), Pavlos Sidiropoulos
Prejudiciële vragen
1) |
|
2) |
Indien het antwoord op de vragen 1a en 1b bevestigend luidt, had Griekenland dan de procedure van artikel 108 lid 3, VWEU moeten volgen zodat de bewuste voorrechten in stand konden blijven? |
3) |
Is de verwijzende rechter gehouden in het onderhavige geval de artikelen 12 en 13, lid 1, van wet nr. 4332/1929 buiten toepassing te laten wegens mogelijke strijd met de artikelen 107, lid 1, en 108, lid 3, VWEU? |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/5 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Sø- og Handelsrett (Denemarken) op 16 januari 2014 — Post Danmark A/S/Konkurrencerådet
(Zaak C-23/14)
2014/C 78/10
Procestaal: Deens
Verwijzende rechter
Sø- og Handelsretten
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Post Danmark A/S
Verwerende partij: Konkurrencerådet
Interveniënt: Bring Citymail Denmark A/S
Prejudiciële vragen
1) |
Op basis van welke richtsnoeren moet worden beslist of de toepassing door een onderneming met een machtspositie van een kortingsysteem met een gestandaardiseerde volumedrempel met de […] in de verwijzingsbeslissing genoemde kenmerken een misbruik van machtspositie in strijd met artikel 82 EG vormt? Het Hof wordt verzocht om in zijn antwoord te verduidelijken welke relevantie het heeft voor de beoordeling of de drempel van het kortingsysteem aldus wordt vastgesteld dat het kortingsysteem van toepassing is op de meerderheid van de klanten op de markt. Voorts wordt het Hof verzocht in zijn antwoord te verduidelijken welke eventuele relevantie de prijzen en kosten van de onderneming met een machtspositie hebben voor de beoordeling krachtens artikel 82 EG van een dergelijk kortingsysteem (relevantie van de test van „even efficiënte concurrent”). Tegelijk wordt het Hof verzocht te verduidelijken welke relevantie de kenmerken van de markt in deze context hebben, met name of de kenmerken van de markt kunnen rechtvaardigen dat uit ander onderzoek en andere analyses dan de test van „even efficiënte concurrent” een afschermende werking op de markt blijkt (zie punt 24 van de mededeling van de Commissie inzake artikel 82). |
2) |
Hoe waarschijnlijk en ernstig moet de mededingingsverstorende werking van een kortingsysteem met de in […] de verwijzingsbeslissing bedoelde kenmerken zijn voor toepassing van artikel 82 EG? |
3) |
Gelet op het antwoord op de eerste en de tweede vraag, met welke specifieke omstandigheden moet de nationale rechter rekening houden bij de beoordeling of het kortingsysteem in de in de verwijzingsbeslissing beschreven omstandigheden (kenmerken van de markt en het kortingsysteem) zo een afschermende werking op de markt in het specifieke geval heeft of kan hebben dat het misbruik in de zin van artikel 82 EG vormt? Is in deze context vereist dat de afschermende werking op de markt aanmerkelijk is? |
Gerecht
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/6 |
Arrest van het Gerecht van 6 februari 2014 — Arkema France/Commissie
(Zaken T-23/10 en T-24/10) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Europese markten voor thermische tinstabilisatoren en thermische stabilisatoren op basis van ESBO/esters - Beschikking tot vaststelling van twee inbreuken op artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst - Geldboeten - Duur van inbreuk - Verjaring - Gewettigd belang om inbreuk vast te stellen - Verzoek om herziening - Bedrag van geldboeten - Duur van inbreuken - Volledige rechtsmacht)
2014/C 78/11
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Arkema France (Colombes, Frankrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Joshua, barrister, en E. Aliende Rodríguez, advocaat, vervolgens J.-P. Gunther en C. Breuvart, advocaten) (zaak T-23/10), en CECA SA (La Garenne-Colombes, Frankrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Joshua, barrister, en E. Aliende Rodríguez, advocaat, vervolgens J.-P. Gunther en C. Breuvart, advocaten) (zaak T-24/10)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Mojzesowicz, F. Ronkes Agerbeek en J. Bourke, gemachtigden, bijgestaan door J. Holmes, barrister)
Voorwerp
Verzoeken tot nietigverklaring van beschikking nr. C(2009) 8682 definitief van de Commissie van 11 november 2009 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] en van artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.589 — Thermische stabilisatoren) of, subsidiair, tot verlaging van de aan verzoeksters opgelegde geldboeten
Dictum
1) |
De beroepen worden verworpen. |
2) |
Arkema France en CECA SA worden verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/6 |
Arrest van het Gerecht van 6 februari 2014 — AC-Treuhand/Commissie
(Zaak T-27/10) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt van hittestabilisatoren op basis van tin en markt van hittestabilisatoren op basis van ESBO/esters - Beschikking houdende vaststelling van twee inbreuken op artikel 81 EG en op artikel 53 van EER-Overeenkomst - Consultancy-onderneming die niet werkzaam is op betrokken markten - Geldboeten - Vordering tot nietigverklaring - Begrip onderneming - Legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen - Duur van inbreuk - Verjaring - Duur van administratieve procedure - Redelijke termijn - Rechten van verdediging - Onderzoeksprocedure te laat meegedeeld - Maximum van 10 % van omzet - Bestraffing van twee inbreuken in één enkele beschikking - Begrip één enkele inbreuk - Vordering tot herziening - Bedrag van geldboeten - Duur van inbreuken - Duur van administratieve procedure - Richtsnoeren van 2006 voor berekening van geldboeten - Waarde van verkopen - Symbolische geldboete - Volledige rechtsmacht)
2014/C 78/12
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: AC-Treuhand AG (Zürich, Zwitserland) (vertegenwoordigers: C. Steinle en I. Bodenstein, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Ronkes Agerbeek en R. Sauer, gemachtigden, bijgestaan door A. Böhlke, advocaat)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2009) 8682 definitief van de Commissie van 11 november 2009 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.589 — Hittestabilisatoren) of, subsidiair, tot verlaging van het bedrag van de opgelegde geldboeten
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
AC-Treuhand AG wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/7 |
Arrest van het Gerecht van 6 februari 2014 — Elf Aquitaine/Commissie
(Zaak T-40/10) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Europese markten voor thermische tinstabilisatoren en thermische stabilisatoren op basis van ESBO/esters - Beschikking tot vaststelling van twee inbreuken op artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst - Geldboeten - Verzoek tot nietigverklaring - Rechten van verdediging - Tardieve kennisgeving van onderzoek van Commissie - Duur van administratieve procedure - Aansprakelijkheid van moedermaatschappij voor inbreuken op mededingingsregels die haar dochterondernemingen hebben gemaakt - Vermoeden dat daadwerkelijk beslissende invloed is uitgeoefend - Duur van inbreuken - Verjaring - Gewettigd belang om inbreuk uit verleden vast te stellen - Aan moedermaatschappij opgelegde geldboeten verschillend van aan dochteronderneming opgelegde geldboeten - Volledige rechtsmacht)
2014/C 78/13
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Elf Aquitaine SA (Courbevoie, Frankrijk) (vertegenwoordigers: É. Morgan de Rivery, S. Thibault-Liger, A. Noël-Baron, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Van Nuffel, J. Bourke en A. Biolan, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van beschikking nr. C(2009) 8682 definitief van de Commissie van 11 november 2009 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] en van artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.589 — Thermische stabilisatoren) of, subsidiair, tot verlaging van de opgelegde geldboeten
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Elf Aquitaine SA wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/7 |
Arrest van het Gerecht van 6 februari 2014 — CEEES en Asociación de Gestores de Estaciones de Servicio/Commissie
(Zaak T-342/11) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Spaanse markt van benzinestations - Besluit tot afwijzing van klacht - Verordening (EG) nr. 1/2003 - Niet-nakoming van toezeggingen waaraan bij besluit van Commissie verbindend karakter is verleend - Heropening van procedure - Geldboeten - Dwangsommen)
2014/C 78/14
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partijen: Confederación Española de Empresarios de Estaciones de Servicio (CEEES) (Madrid, Spanje); en Asociación de Gestores de Estaciones de Servicio (Madrid) (vertegenwoordigers: A. Hernández Pardo, B. Marín Corral, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Baquero Cruz en F. Ronkes Agerbeek, gemachtigden)
Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Muñoz Pérez, vervolgens S. Centeno Huerta en tenslotte A. Rubio González, abogados del Estado); en Repsol Comercial de Productos Petrolíferos SA (vertegenwoordigers: J. Jiménez-Laiglesia Oñate en S. Rivero Mena, advocaten)
Voorwerp
Nietigverklaring van besluit C(2011) 2994 definitief van de Commissie van 28 april 2011 tot afwijzing van verzoeksters’ klacht betreffende de door REPSOL begane inbreuken op de mededingingsregels (zaak COMP/39.461).
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
De Confederación Española de Empresarios de Estaciones de Servicio (CEEES) en de Asociación de Gestores de Estaciones de Servicio dragen hun eigen kosten en die van de Europese Commissie. |
3) |
Het Koninkrijk Spanje draagt zijn eigen kosten. |
4) |
Repsol Comercial de Productos Petrolíferos SA draagt zijn eigen kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/8 |
Arrest van het Gerecht van 4 februari 2014 — Mega Brands/BHIM — Diset (MAGNEXT)
(Zaken T-604/11 en T-292/12) (1)
(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk MAGNEXT en gemeenschapswoordmerk MAGNEXT - Ouder nationaal woordmerk MAGNET 4 - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Overeenstemmende tekens - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)
2014/C 78/15
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Mega Brands International, Luxembourg, Zweigniederlassung Zug (Zug, Zwitserland) [vertegenwoordigers: A. Nordemann, advocaat (zaak T-604/11) en T. Boddien, advocaat (zaak T-292/12)]
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Diset, SA (Barcelona, Spanje)
Voorwerp
Twee beroepen tegen de beslissingen van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 27 september 2011 (zaak R 1695/2010-4) en van 24 april 2012 (zaak R 1722/2011-4) inzake twee oppositieprocedures tussen Diset, SA en Mega Brands International, Luxembourg, Zweigniederlassung Zug.
Dictum
1) |
De zaken T-604/11 en T-292/12 worden gevoegd voor het onderhavige arrest. |
2) |
In zaak T-604/11 wordt de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 27 september 2011 (zaak R 1695/2010-4) vernietigd. |
3) |
In zaak T-604/11 wordt het beroep verworpen voor het overige. |
4) |
In zaak T-292/12 wordt het beroep verworpen. |
5) |
In zaak T-604/11 zal het BHIM zijn eigen kosten dragen alsmede de kosten van Mega Brands International, Luxembourg, Zweigniederlassung Zug. |
6) |
In zaak T-292/12 zal Mega Brands International, Luxembourg, Zweigniederlassung Zug haar eigen kosten dragen alsmede de kosten van het BHIM. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/8 |
Arrest van het Gerecht van 4 februari 2014 — Free/BHIM — Noble Gaming (FREEVOLUTION TM)
(Zaak T-127/12) (1)
(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk FREEVOLUTION TM - Eerder nationaal beeldmerk free LA LIBERTÉ N’A PAS DE PRIX en eerdere nationale woordmerken FREE en FREE MOBILE - Relatieve weigeringsgronden - Geen verwarringsgevaar - Geen overeenstemmende tekens - Artikel 8, lid 1, sub b, en lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009)
2014/C 78/16
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Free SAS (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: Y. Coursin, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Noble Gaming Ltd (Praag, Tsjechische Republiek)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 13 december 2011 (zaak R 2326/2010-2) inzake een oppositieprocedure tussen Free SAS en Noble Gaming Ltd
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Free SAS wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/9 |
Arrest van het Gerecht van 4 februari 2014 — Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad
(Gevoegde zaken T-174/12 en T-80/13) (1)
(Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden - Aanpassing van conclusies - Termijn - Kennelijke beoordelingsfout - Motiveringsplicht - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Rechten van verdediging)
2014/C 78/17
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Syrian Lebanese Commercial Bank SAL (Beiroet, Libanon) (vertegenwoordigers: P. Vanderveeren, L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Étienne en S. Cook, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van, ten eerste, uitvoeringsverordening (EU) nr. 55/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van artikel [32], lid 1, van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 19, blz. 6), ten tweede, uitvoeringsbesluit 2012/37/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van besluit 2011/782/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 19, blz. 33), ten derde, besluit 2012/739/GBVB van de Raad van 29 november 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië en houdende intrekking van besluit 2011/782 (PB L 330, blz. 21), ten vierde, uitvoeringsverordening (EU) nr. 1117/2012 van de Raad van 29 november 2012 tot uitvoering van artikel 32, lid 1, van verordening nr. 36/2012 (PB L 330, blz. 9), ten vijfde, de „in brieven vervatte besluiten” van de Raad van 24 januari 2012 en 30 november 2012 waarbij de haar betreffende beperkende maatregelen aan verzoekster ter kennis zijn gebracht, ten zesde, besluit 2013/109/GBVB van de Raad van 28 februari 2013 houdende wijziging van besluit 2012/739 (PB L 58, blz. 8), ten zevende, uitvoeringsverordening (EU) nr. 363/2013 van de Raad van 22 april 2013 houdende uitvoering van verordening nr. 36/2012 (PB L 111, blz. 1), ten achtste, besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 147, blz. 14), voor zover die handelingen de situatie van verzoekster ongunstig beëinvloeden
Dictum
1) |
De beroepen worden verworpen. |
2) |
Syrian Lebanese Commercial Bank SAL wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/9 |
Arrest van het Gerecht van 4 februari 2014 — Gandia Blasco/BHIM — Sachi Premium-Outdoor Furniture (Kubusvormige fauteuil)
(Zaak T-339/12) (1)
(Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat kubusvormige fauteuil weergeeft - Ouder model - Nietigheidsgrond - Eigen karakter - Andere algemene indruk - Artikel 6 en artikel 25, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 6/2002)
2014/C 78/18
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Gandia Blasco, SA (Valencia, Spanje) (vertegenwoordiger: I. Sempere Massa, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Sachi Premium-Outdoor Furniture, Lda (Estarreja, Portugal) (vertegenwoordigers: M. Oehen Mendes en M. Paes, advocaten)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 25 mei 2012 (zaak R 970/2011-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Gandia Blasco, SA en Sachi Premium-Outdoor Furniture, Lda
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Gandia Blasco, SA wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/10 |
Arrest van het Gerecht van 4 februari 2014 — Sachi Premium-Outdoor Furniture/BHIM — Gandia Blasco (Fauteuil)
(Zaak T-357/12) (1)
(Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat fauteuil weergeeft - Ouder model - Nietigheidsgrond - Geen eigen karakter - Artikel 6 en artikel 25, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 6/2002)
2014/C 78/19
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Sachi Premium-Outdoor Furniture, Lda (Estarreja, Portugal) (vertegenwoordiger: M. Oehen Mendes, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Gandia Blasco, SA (Valencia, Spanje) (vertegenwoordiger: I. Massa, advocaat)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 27 april 2012 (zaak R 969/2011-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen Gandia Blasco, SA en Sachi Premium-Outdoor Furniture, Lda
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Sachi Premium-Outdoor Furniture, Lda wordt verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM). |
3) |
Gandia Blasco, SA wordt verwezen in haar eigen kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/10 |
Beschikking van het Gerecht van 23 januari 2014 — Confederación de Cooperativas Agrarias de España en CEPES/Commissie
(Zaak T-156/10) (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Staatssteun - Spaanse wetgeving die voorziet in maatregelen ten gunste van landbouwcoöperaties naar aanleiding van stijging van brandstofprijzen - Besluit waarbij steun onverenigbaar met interne markt wordt verklaard - Beroepsverenigingen - Geen individuele geraaktheid - Geen terugvordering - Verdwijnen van procesbelang - Niet-ontvankelijkheid)
2014/C 78/20
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partijen: Confederación de Cooperativas Agrarias de España (Madrid, Spanje) en Confederación Empresarial Española de la Economía Social (CEPES) (Madrid) (vertegenwoordigers: M. Araujo Boyd en M. Muñoz de Juan, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal en C. Urraca Caviedes, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Asociación de Empresarios de Estaciones de Servicio de la Comunidad Autónoma de Madrid (Aeescam) (vertegenwoordigers: R. Ortega Bueno en M. Delgado Echevarría, advocaten)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/473/EU van de Commissie van 15 december 2009 betreffende de maatregelen die door Spanje ten gunste van de agrarische sector ten uitvoer zijn gelegd naar aanleiding van de stijging van de brandstofprijzen (PB 2010, L 235, blz. 1).
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
Confederación de Cooperativas Agrarias de España en Confederación Empresarial Española de la Economía Social (CEPES) zullen hun eigen kosten dragen, alsook die van de Europese Commissie. |
3) |
Asociación de Empresarios de Estaciones de Servicio de la Comunidad Autónoma de Madrid (Aeescam) zal haar eigen kosten dragen. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van het Gerecht van 21 januari 2014 — Bricmate/Raad
(Zaak T-596/11) (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Dumping - Invoer van keramische tegels van oorsprong uit China - Definitief antidumpingrecht - Niet individueel geraakt - Regelgevingshandeling die uitvoeringsmaatregelen meebrengt - Niet-ontvankelijkheid)
2014/C 78/21
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Bricmate AB (Stockholm, Zweden) (vertegenwoordigers: C. Dackö, A. Willems en S. De Knop, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J.-P. Hix en B. Driessen, gemachtigden, aanvankelijk bijgestaan door G. Berrisch en A. Polcyn, vervolgens door A. Polcyn, advocaten)
Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. França en A. Stobiecka-Kuik, gemachtigden); Cerame-Unie AISBL (Brussel, België); Asociación Española de Fabricantes de Azulejos y Pavimentos Cerámicos (ASCER) (Castellón de la Plana, Spanje); Confindustria Ceramica (Sassuolo, Italië); Casalgrande Padana SpA (Casalgrande, Italië), en Etruria Design Srl (Modena, Italië) (vertegenwoordigers: V. Akritidis en Y. Melin, advocaten)
Voorwerp
Verzoek om nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad van 12 september 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 238, blz. 1)
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. |
2) |
Bricmate AB zal haar eigen kosten dragen alsook de kosten die zijn opgekomen aan de Raad van de Europese Unie. |
3) |
De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen. |
4) |
Cerame-Unie AISBL, Asociación Española de Fabricantes de Azulejos y Pavimentos Cerámicos (ASCER), Confindustria Ceramica, Casalgrande Padana SpA en Etruria Design Srl zullen hun eigen kosten dragen. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van het Gerecht van 23 januari 2014 — Pro-Duo/BHIM — El Corte Inglés (GO!)
(Zaak T-141/12) (1)
(Gemeenschapsmerk - Oppositie - Intrekking oppositie - Afdoening zonder beslissing)
2014/C 78/22
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Pro-Duo NV (Gent, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk T. G. Alkin, vervolgens T. G. Alkin en C. Hall, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Geroulakos, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: El Corte Inglés, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: J. L. Rivas Zurdo, E. Seijo Veiguela en I. Munilla Muñoz, advocaten)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 19 januari 2012 (zaak R 1373/2011-4) inzake een oppositieprocedure tussen El Corte Inglés, SA en Pro-Duo NV
Dictum
1) |
Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist. |
2) |
Verzoekster en interveniënte worden verwezen in hun eigen kosten en elk in de helft van verweerders kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van het Gerecht van 22 januari 2014 — Faktor, B. i W. Gęsina/Commissie
(Zaak T-468/12) (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Beroepstermijn - Te laat ingesteld beroep - Geen overmacht of toeval - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
2014/C 78/23
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Firma Handlowa Faktor B. i W. Gęsina, Gęsina Wojciech (Warschau, Polen) (vertegenwoordiger: H. Mackiewicz, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Keppenne en M. Owsiany-Hornung, gemachtigden)
Voorwerp
Beroep tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 554/2012 van de Commissie van 19 juni 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 166, blz. 20)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Firma Handlowa Faktor B. i W. Gęsina, Gęsina Wojciech wordt verwezen in de kosten. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/12 |
Beschikking van het Gerecht van 21 januari 2014 — EPAW/Commissie
(Zaak T-168/13) (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Privaatrechtelijke rechtspersoon - Geen bewijs van bestaan rechtens - Artikel 44, lid 5, sub a, van Reglement voor de procesvoering van het Gerecht - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
2014/C 78/24
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: European Platform Against Windfarms (EPAW) (vertegenwoordiger: C. Kiss, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk K. Herrmann en P. Oliver, vervolgens L. Pignataro Nolin, K. Herrmann en J. Tomkin, gemachtigden)
Voorwerp
Beroep tot nietigverklaring van de mededeling van de Commissie van 6 juni 2012 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld „Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt”, alsook van het besluit van de Commissie van 21 januari 2013 waarbij het verzoek van verzoeker tot herziening van die mededeling niet-ontvankelijk is verklaard
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
European Platform Against Windfarms (EPAW) zal zijn eigen kosten dragen, alsook die van de Europese Commissie. |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/12 |
Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2013 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 23 oktober 2013 in zaak F-93/12, D’Agostino/Commissie
(Zaak T-670/13 P)
2014/C 78/25
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en G. Gattinara, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Luigi D’Agostino (Luxemburg, Luxemburg)
Conclusies
De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 23 oktober 2013 in zaak F-93/12, D’Agostino/Commissie, te vernietigen; |
— |
het door D’Agostino in zaak F-93/12 ingestelde beroep ongegrond te verklaren; |
— |
te beslissen dat elke partij haar eigen kosten van deze procedure zal dragen; |
— |
D’Agostino te veroordelen in de kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken; |
— |
de procedure op te schorten totdat het arrest in zaak T-368/12 P, Commissie/Macchia, zal zijn gewezen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.
1) |
Eerste middel, ontleend aan een inhoudelijke fout en een verkeerde opvatting van de feiten, doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) zijn arrest van 13 juni 2012, Macchia/Commissie (F-63/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), heeft toegepast op de situatie van een arbeidscontractant die niet om verlenging van zijn overeenkomst heeft verzocht. |
2) |
Tweede middel, ontleend aan verkeerde rechtsopvattingen, onderverdeeld in drie onderdelen gebaseerd op:
|
3) |
Derde middel, ontleend aan schending van de motiveringsplicht (betreffende de punten 57 en 59 van het bestreden arrest). |
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/13 |
Beroep ingesteld op 20 december 2013 — Colomer Italy/BHIM — Farmaca International (INTERCOSMO ESTRO)
(Zaak T-681/13)
2014/C 78/26
Taal van het verzoekschrift: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Colomer Italy SpA (Sala Bolognese, Italië) (vertegenwoordigers: M. Ricolfi, F. Tarocco en C. Mezzetti, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Farmaca International SpA (Turijn, Italië)
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het onderhavige beroep toe te wijzen en dientengevolge de beslissing van de eerste kamer van beroep van 3 oktober 2013, betekend op 17 oktober 2013, in zaak R 1186/2012-1 te vernietigen; |
— |
de oppositie van Farmaca International SpA tegen de inschrijving van het merk „INTERCOSMO ESTRO” af te wijzen en inschrijving toe te staan; |
— |
te verklaren dat de kosten van de onderhavige procedure geheel aan verzoekster worden vergoed. |
Middelen en voornaamste argumenten
Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster
Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk met het woordelement „INTERCOSMO ESTRO” voor waren van klasse 3
Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Farmaca International SpA
Oppositiemerk of -teken: niet-ingeschreven beeldmerk „ESTRO” voor haarcosmetica
Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie
Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep
Aangevoerde middelen: schending en onjuiste toepassing van artikel 8, lid 4, artikel 7, lid 1, en artikel 75 van verordening (EG) nr. 207/2009
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/13 |
Beroep ingesteld op 24 december 2013 — Lidl Stiftung/BHIM — Horno del Espinar (Castello)
(Zaak T-715/13)
2014/C 78/27
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Lidl Stiftung & Co. KG (Neckarsulm, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Wolter, M. Kefferpütz en A. Marx, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Horno del Espinar, SL (El Espinar, Spanje)
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 oktober 2013 in zaak R 2338/2012-2 te vernietigen; |
— |
verweerder te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster
Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk met het woordelement „Castello” voor waren van de klassen 29, 30 en 31 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 6 819 941
Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep
Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerkinschrijving nr. 4 199 907 voor waren en diensten van de klassen 30, 35 en 39 en Spaanse merken voor waren en diensten van de klassen 30, 35 en 39
Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie
Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep
Aangevoerde middelen: schending van de artikelen 75, 79 en 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/14 |
Beroep ingesteld op 14 januari 2014 — José Manuel Baena Grupo/BHIM — Neuman y Galdeano del Sel (weergave van een zittend figuur)
(Zaak T-28/14)
2014/C 78/28
Taal van het verzoekschrift: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: José Manuel Baena Grupo, SA (Santa Perpètua de Mogoda, Spanje) (vertegenwoordiger: A. Canela Giménez, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Herbert Neuman y Andoni Galdeano del Sel (Tarifa, Spanje)
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de beslissing van het BHIM te vernietigen; |
— |
het BHIM te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ingeschreven gemeenschapsmodel waarvan nietigverklaring wordt gevorderd: ingeschreven gemeenschapsmodel nr. 426 895-002 voor „versiering voor hemdjes, versiering voor petten, versiering voor stickers, versiering voor drukwerk, waaronder reclamewerk”
Houder van het gemeenschapsmodel: verzoekster
Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmodel vordert: Herbert Neuman y Andoni Galdeano del Sel
Merkrecht van de partij die nietigverklaring vordert: gemeenschapsbeeldmerk nr. 1312651, voor waren van de klassen 25, 28 en 32 van de classificatie van Nice
Beslissing van de nietigheidsafdeling: toewijzing van het beroep en nietigverklaring van het model
Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke afwijzing van het beroep
Aangevoerde middelen: onjuiste uitlegging van verordening nr. 6/2002
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/14 |
Beroep ingesteld op 20 januari 2014 — Sales & Solutions/BHIM — Wattline (WATTLINE)
(Zaak T-46/14)
2014/C 78/29
Taal van het verzoekschrift: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Sales & Solutions GmbH (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: K. Gründig-Schnelle, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Wattline GmbH (Ruderting, Duitsland)
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de bestreden beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 18 november 2013 in zaak R 1668/2012-4 te vernietigen, de oppositie volledig toe te wijzen en de gemeenschapsmerkaanvraag af te wijzen; |
— |
de interveniërende partij te verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de kosten van de procedure voor de kamer van beroep. |
Middelen en voornaamste argumenten
Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Wattline GmbH
Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „WATTLINE” voor diensten van de klassen 35, 36 en 42 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 8 908 345
Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster
Oppositiemerk of -teken: het Duitse woord- en beeldmerk en het gemeenschapswoord- en beeldmerk „Watt” voor diensten van de klassen 35, 39 en 42
Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie
Beslissing van de kamer van beroep vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling en afwijzing van de oppositie
Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, en lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009, alsook schending van regel 20, lid 7, sub c, en regel 50 van verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/15 |
Beroep ingesteld op 21 januari 2014 — Pfizer/Commissie en EMA
(Zaak T-48/14)
2014/C 78/30
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Pfizer Ltd (Sandwich, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: K. Bacon en M. Schaefer, barristers, I. Dodds-Smith, C. Stothers en J. Mulryne, solicitors)
Verwerende partijen: Europese Commissie en Europees Geneesmiddelenbureau
Conclusies
— |
het in de brieven van 11 november 2013 en 15 november 2013 vervatte besluit van de Commissie en het EMA om de nalevingsverklaring niet af te geven, nietig verklaren; |
— |
de Commissie en het EMA verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van het beroep voert de verzoekster één middel aan: door te stellen dat de nalevingsverklaring voor verzoeksters vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Vfend niet kan worden afgegeven tot de in het plan voor pediatrisch onderzoek uiteengezette onderzoeken zijn beoordeeld voor de nieuwe profylaxe-indicatie, heeft het EMA artikel 28, lid 3, van de pediatrische verordening (1) onjuist uitgelegd.
(1) Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1768/92, richtlijn 2001/20/EG, richtlijn 2001/83/EG en verordening (EG) nr. 726/2004 (PB L 378, blz. 1).
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/15 |
Beroep ingesteld op 20 januari 2014 — Demp/BHIM (TURBO DRILL)
(Zaak T-50/14)
2014/C 78/31
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Demp BV (Vianen, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Gehweiler, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 22 november 2013 in zaak R 1254/2013-4 te vernietigen met betrekking tot de waren van klasse 6 (bouwmaterialen van metaal, slotenmakerswaren, kleinijzerwaren, bevestigingsmateriaal, montagemateriaal, schroeven, onderdelen en toebehoren voor alle voornoemde waren, alle voornoemde waren van metaal), klasse 19 (bouwmaterialen, bevestigingsmateriaal, montagemateriaal, schroeven, onderdelen en toebehoren voor alle voornoemde waren, alle voornoemde waren niet van metaal) en klasse 20 (bevestigingsmateriaal, montagemateriaal, schroeven); |
— |
verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „TURBO DRILL” voor waren van de klassen 6, 7, 8, 19 en 20 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 11 695 145
Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag
Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep
Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/16 |
Beroep ingesteld op 21 januari 2014 — Genossenschaftskellerei Rosswag-Mühlhausen/BHIM (Lembergerland)
(Zaak T-55/14)
2014/C 78/32
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Genossenschaftskellerei Rosswag-Mühlhausen eG (Vaihingen an der Enz, Duitsland) (vertegenwoordiger: H. Steffan, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Conclusies
— |
de beslissing van de kamer van beroep van 14 november 2013 in zaak R 566/2013-1 betreffende gemeenschapsmerkaanvaar nr. 11 134 947 vernietigen, |
— |
wat de beslissing van de kamer van beroep van 14 november 2013 in zaak R 566/2013-1 betreft, verweerder te gelasten het aangevraagde merk in te schrijven, |
— |
verweerder verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „Lembergerland” voor waren van klasse 33 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 11 134 947
Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag
Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep
Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub j, van verordening nr. 207/2009
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/16 |
Beroep ingesteld op 29 januari 2014 — Iran Insurance/Raad
(Zaak T-63/14)
2014/C 78/33
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Iran Insurance Company (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: D. Luff, advocaat)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
Punt 2 van de bijlage bij besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 306, blz. 18) nietig verklaren; |
— |
Punt 2 van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van de Raad van 15 november 2013 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 306, blz. 3) nietig verklaren; |
— |
verklaren dat artikel 20, lid 1, sub c, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad (1), zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad (2) van 23 januari 2012, en de artikelen 23, lid 2, sub d, en 46, lid 2, van verordening nr. 267/2012 (3) van 23 maart 2012 niet van toepassing zijn op verzoekster; |
— |
verweerder verwijzen in verzoeksters kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Tot staving van haar beroep voor verzoekster zes middelen aan.
1) |
Eerste middel: de specifieke reden voor de plaatsing van Iran Insurance Company op de lijst is ongegrond. Verzoekster heeft duidelijk ontkend dat zij de Iraanse regering financieel heeft gesteund. Bovendien heeft verzoekster Iran geen nucleaire ondersteuning verleend. Om die reden is niet voldaan aan de vereisten van artikel 20, lid 1, sub c van besluit 2010/413/GBVB van de Raad (zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012, artikel 1, lid 8, van besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 en artikel 1, lid 2, van besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012), en de vereisten van artikel 23, lid 2, sub d, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 11, van verordening nr. 1263/2012 van de Raad van 21 december 2012). |
2) |
Tweede middel: door Iran Insurance Company sancties op te leggen op de enkele grond dat zij eigendom is van de Staat, heeft de Raad verzoekster gediscrimineerd ten opzichte van andere vennootschappen die eigendom zijn van de Iraanse Staat en waaraan geen sancties zijn opgelegd. Daardoor heeft de Raad de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en behoorlijk bestuur geschonden. |
3) |
Derde middel: ontoereikende motivering door de Raad van zijn besluit om verzoekster te handhaven op de lijst van entiteiten waarvoor sancties gelden. Hoewel de Raad verwijst naar het „effect van de maatregelen in de context van de beleidsdoelstellingen van de Unie”, heeft hij verzuimd te specificeren naar welk soort effect hij verwijst en hoe de maatregelen een dergelijk effect kunnen bewerkstellingen. |
4) |
Vierde middel: door verzoekster te handhaven op de lijst van ondernemingen waarvoor sancties gelden, heeft de Raad zijn bevoegdheden misbruikt. De Raad heeft in de praktijk geweigerd het arrest van het Gerecht in zaak T-12/11 na te leven. De Raad heeft de institutionele constructie van de Europese Unie ondermijnd, evenals het recht van verzoekster om haar recht te halen en het toegepast te zien. De Raad is tevens zijn eigen verantwoordelijkheden en verplichtingen uit hoofde van besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van 15 november 2013 uit de weg gegaan, zoals het Gerecht deze duidelijk ten aanzien van de Raad in bovengenoemd arrest heeft gespecificeerd. |
5) |
Vijfde middel: schending door de Raad van het beginsel van gewettigd vertrouwen door niet-naleving van een arrest van het Gerecht in een zaak waarin de Raad de tegenpartij van verzoekster vormde en die hij heeft verloren, door het verzuim zelfs de ratio en de motivering van het arrest na te leven, door een foute feitelijke beoordeling van verzoeksters activiteiten en haar veronderstelde rol ten aanzien van de Iraanse regering, door zelfs niet marginaal verzoeksters werkelijke rol en activiteiten in Iran te onderzoeken, ofschoon dit volgens het Gerecht een belangrijk aspect vormde van de door de EU ingestelde sanctieregeling tegen Iran, en door de handhaving van de sancties na 20 januari 2014, datum waarop de EU heeft ingestemd met inkomstengenererende activiteiten voor Iran daar Iran niet langer wordt geacht betrokken te zijn bij activiteiten inzake nucleaire proliferatie. |
6) |
Zesde middel: schending door de Raad van het evenredigheidsbeginsel. |
(1) Besluit van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39).
(2) Besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22).
(3) Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1).
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/17 |
Beschikking van het Gerecht van 22 januari 2014 — Gap granen & producten/Commissie
(Zaak T-437/10) (1)
2014/C 78/34
Procestaal: Nederlands
De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Beschikking van het Gerecht van 27 januari 2014 — Commissie/BHIM — Ten ewiv (TEN)
(Zaak T-658/11) (1)
2014/C 78/35
Procestaal: Duits
De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Beschikking van het Gerecht van 27 januari 2014 — Commissie/BHIM — European Alliance for Solutions and Innovations (EASI European Alliance Solutions Innovations)
(Zaak T-659/11) (1)
2014/C 78/36
Procestaal: Duits
De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Beschikking van het Gerecht van 22 januari 2014 — EDF/Commissie
(Zaak T-389/12) (1)
2014/C 78/37
Procestaal: Engels
De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Beschikking van het Gerecht van 21 januari 2014 — Xeda International e.a./Commissie
(Zaak T-415/12) (1)
2014/C 78/38
Procestaal: Engels
De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
Gerecht voor ambtenarenzaken
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/19 |
Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 21 januari 2014 — Van Asbroeck/Parlement
(Zaak F-102/12) (1)
(Openbare dienst - Indeling in rang - Kandidaten die vóór statutaire hervorming van 2004 op reservelijst zijn geplaatst van vergelijkend onderzoek voor overgang van categorie - Compensatievergoeding - Besluit om ambtenaren die deze compensatievergoeding genieten opnieuw in te delen)
2014/C 78/39
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Van Asbroeck (Dilbeek, België) (vertegenwoordigers: C. Bernard-Glanz en S. Rodrigues, advocaten)
Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: V. Montebello-Demogeot en S. Seyr, gemachtigden, vervolgens V. Montebello-Demogeot en M. Ecker, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoeker met terugwerkende kracht te herindelen in de rang AST5, salaristrap 3
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Het Europees Parlement zal zijn eigen kosten dragen en wordt verwezen in de kosten van Van Asbroeck. |
(1) PB C 366 van 24.11.2012, blz. 41.
15.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/19 |
Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 21 januari 2014 — Jelenkowska-Luca/Commissie
(Zaak F-114/12) (1)
(Openbare dienst - Ambtenaren - Bezoldiging - Ontheemdingstoelage - Voorwaarden van artikel 4, lid 1, sub b, van bijlage VII bij Statuut - Nationaliteit van staat op grondgebied waarvan standplaats zich bevindt - Vaste verblijfplaats)
2014/C 78/40
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Jelenkowska-Luca (Rome, Italië) (vertegenwoordiger: P. K. Rosiak, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Herrmann en V. Joris, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek om nietigverklaring van het besluit om de verzoekende partij niet de ontheemdingstoelage toe te kennen
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Jelenkowska-Luca zal haar eigen kosten dragen en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie. |
(1) PB C 26 van 26.1.2013, blz. 71.