ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2014.064.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 64

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
4 maart 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds
De 26e bijeenkomst vond plaats in Addis-Abeba (Ethiopië) van 25 tot en met 27 november 2013.

2014/C 064/01

Notulen van de vergadering van maandag 25 november 2013

1

2014/C 064/02

Notulen van de vergadering van dinsdag 26 november 2013

5

2014/C 064/03

Notulen van de vergadering van woensdag 27 november 2013

8

Verklaring van de gebruikte tekens

*

Raadplegingsprocedure

***

Goedkeuringsprocedure

***I

Gewone wetgevingsprocedure (eerste lezing)

***II

Gewone wetgevingsprocedure (tweede lezing)

***III

Gewone wetgevingsprocedure (derde lezing)

(De aangeduide procedure is gebaseerd op de in de ontwerptekst voorgestelde rechtsgrond.)

Aanwijzingen betreffende de stemmingen

Tenzij anders vermeld, hebben de rapporteurs hun standpunt inzake de amendementen schriftelijk aan de Voorzitter medegedeeld.

Afkortingen van de commissies

AFET

Commissie buitenlandse zaken

DEVE

Commissie ontwikkelingssamenwerking

INTA

Commissie internationale handel

BUDG

Begrotingscommissie

CONT

Commissie begrotingscontrole

ECON

Commissie economische en monetaire zaken

EMPL

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

ENVI

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

ITRE

Commissie industrie, onderzoek en energie

IMCO

Commissie interne markt en consumentenbescherming

TRAN

Commissie vervoer en toerisme

REGI

Commissie regionale ontwikkeling

AGRI

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

PECH

Commissie visserij

CULT

Commissie cultuur en onderwijs

JURI

Commissie juridische zaken

LIBE

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

AFCO

Commissie constitutionele zaken

FEMM

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

PETI

Commissie verzoekschriften

Naam en afkorting van de diverse fracties

PPE-DE

Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten

S&D

Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

ALDE

Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa

UEN

Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten

Verts/ALE

Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

GUE/NGL

Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links

IND/DEM

Fractie Onafhankelijkheid en Democratie

NI

Niet-ingeschrevenen

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds De 26e bijeenkomst vond plaats in Addis-Abeba (Ethiopië) van 25 tot en met 27 november 2013.

4.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/1


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN MAANDAG 25 NOVEMBER 2013

2014/C 64/01

Inhoud

Plechtige openingszitting

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

1.

Aanneming van de agenda (AP101.510)

2.

Goedkeuring van de notulen van de twee laatste vergaderingen van de 25e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PB C 328 van 12 november 2013)

3.

Mededelingen van de covoorzitters, met inbegrip van de op de vergadering van het Bureau van 24 november 2013 genomen besluiten

4.

Verklaring van Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

5.

„Catch-the-eye”-debat met Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

6.

Vragenuur met de Commissie

7.

Door de Commissie gegeven gevolg aan de resoluties die zijn aangenomen op de 25e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

8.

Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN MAANDAG 25 NOVEMBER 2013

(De vergadering wordt om 11.00 uur geopend.)

Plechtige openingszitting

De volgende sprekers voeren het woord:

Abadula Gemeda Dago, voorzitter van het Huis van Afgevaardigden van Ethiopië, Joyce Laboso, covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering, Patrice Tirolien, ondervoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering en Hailemariam Dessalegn, premier van Ethiopië.

(De vergadering wordt om 12.10 uur geschorst en om 15.10 uur hervat.)

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter heet alle deelnemers welkom.

Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter verklaart dat de door de autoriteiten van de ACS-landen en het Europees Parlement toegestuurde lijst van leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering als bijlage bij de notulen zal worden gevoegd.

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

De covoorzitter kondigt aan dat er twee accrediteringsverzoeken van niet-parlementaire vertegenwoordigers zijn ontvangen overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de overeenkomst van Cotonou en artikel 1, lid 2, van het Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering, vanwege uitzonderlijke gevallen van overmacht. De namen van deze vertegenwoordigers worden geregistreerd en in de bijlage bij de notulen vermeld.

1.   Aanneming van de agenda (AP101.510)

De agenda wordt aangenomen in de volgorde zoals blijkt uit deze notulen.

2.   Goedkeuring van de notulen van de twee laatste vergaderingen van de 25e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PB C 328 van 12 november 2013)

De notulen worden goedgekeurd.

3.   Mededelingen van de covoorzitters, met inbegrip van de op de vergadering van het Bureau van 24 november 2013 genomen besluiten

De covoorzitter brengt verslag uit van de resultaten van de vergadering van het Bureau van 24 november 2013.

De volgende beslissingen worden genomen:

a)

De vaste commissies stellen onderstaande verslagen op:

 

Commissie politieke zaken

Uitdagingen op het gebied van nationale verzoening in post-conflict- en post-crisis-staten

 

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

Strategische ontwikkeling van de particuliere sector, met inbegrip van innovatie voor duurzame en inclusieve ontwikkeling

 

Commissie sociale zaken en milieu

De sociale en economische gevolgen van kindersterfte en ondervoeding in de ACS-landen

b)

Ontwerpamendementen op het Reglement van orde worden ter goedkeuring aan de Vergadering voorgelegd.

c)

De 11e regionale vergadering vindt van 12 t/m 14 februari 2014 plaats in Port Louis (Mauritius).

d)

Er wordt een onderzoeksmissie naar Zimbabwe georganiseerd van 29 t/m 31 januari 2014.

e)

Er wordt een verkiezingswaarnemingsmissie naar Madagaskar gezonden in het kader van de tweede ronde van de presidents- en parlementsverkiezingen van 20 december 2013.

f)

Ontwerpamendementen over de samenwerking tussen de Vergadering en het Europees Economisch en Sociaal Comité worden voor raadpleging schriftelijk aan de Commissie politieke zaken voorgelegd.

g)

Aan de Interparlementaire Unie van de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IPU-IGAD) wordt de status verleend van waarnemer bij de Vergadering.

h)

De 27e bijeenkomst van de PPV zal in Straatsburg plaatsvinden van 17 t/m 19 maart 2014 en de 28e bijeenkomst in Vanuatu van 1 t/m 3 december 2014.

Sprekers: Michèle Rivasi en Michael Gahler

De covoorzitter kondigt de volgende termijnen aan:

voor amendementen op de compromisresoluties (over de veiligheid in het gebied van de Grote Meren en over de situatie op de Comoren): dinsdag 26 november 2013, 12.00 uur

voor verzoeken met betrekking tot stemmethoden: woensdag 27 november 2013, 10.00 uur schriftelijk.

4.   Verklaring van Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling, evalueert de vorderingen die zijn geboekt ten aanzien van het realiseren van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG) met het oog op het post-2015-ontwikkelingskader, en ten aanzien van de planning voor de komende zeven jaar. Hij benadrukt dat armoedebestrijding en de strijd voor duurzaamheid twee kanten van dezelfde medaille zijn. Er is één pakket doelstellingen nodig dat een nieuwe mondiale overeenkomst vereist waar regeringen, particulieren, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector bij worden betrokken. Commissaris Piebalgs laat weten dat de Europese Unie vastbesloten blijft alles te doen wat in haar vermogen ligt om de MDG tegen 2015 te verwezenlijken. Hij is ingenomen met de uitkomsten van het speciale evenement van de VN over de MDG dat in september 2013 in New York is gehouden.

5.   „Catch-the-eye”-debat met Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

De gedachtewisselingen hebben betrekking op onderwerpen als gender en genitale verminking van vrouwen, onderwijs en beroepsopleiding als onderdeel van de post-2015-agenda, een werkgelegenheidsstrategie, voedselzekerheid en voedsel, biobrandstoffen, ontwikkelingsfinanciering, toegang tot hernieuwbare energie, EU-donorcoördinatie, de inspanningen van Ethiopië om de kindersterfte te beperken, de verdeelsleutel en differentiatie in het kader van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), verplichtingen ten aanzien van de financiering die nodig is om de MDG te halen en de stand van zaken met betrekking tot de economische partnerschapsovereenkomsten.

Sprekers: Ana Gomes, Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Abdourahamane Chegou (Niger), Komi Selom Klassou (Togo), Michèle Rivasi, Tesfaye Daba (Ethiopië), Gay Mitchell, Nita R.K. Deerpalsing (Mauritius), Olle Schmidt, Mariya Gabriel, Maria Da Graça Carvalho, Horst Schnellhardt, Christa Klaß, Adjedoue Weidou (Tsjaad), Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Alban Sumana Kingsford Bagbin (Ghana), Odirile Motlhale (Botswana), Boniface Yehouetome (Benin), Philippe Boulland, Makhosini Hlongwane (Zimbabwe), Joseph Hyacinthe Owona Kono (Kameroen), Mo-Mamo Karerwa (Burundi) en Lucie Milebou (Gabon)

Commissaris Piebalgs beantwoordt de vragen van de leden volgens de „catch-the-eye”-procedure.

6.   Vragenuur met de Commissie

Aan de Commissie worden in totaal 21 vragen gesteld.

De Commissie heeft de vragen van tevoren schriftelijk beantwoord. Commissaris Piebalgs geeft mondeling antwoord op de aanvullende vragen van de volgende indieners:

 

Vraag 1 van Derek Vaughan over klimaatverandering en de financiering van de MDG;

 

Vraag 2 van Miguel Angel Martínez Martínez over de wijze waarop duurzame ontwikkeling en de bestrijding van klimaatverandering in de ACS-landen kunnen worden geïntegreerd in de post-2015-agenda;

 

Vraag 5 van Enrique Guerrero Salom over de EU-Afrika- en de EU-Sahel-strategie;

 

Vraag 6 van Ana Gomes over de onderdrukking van de vrijheid van de media en van afwijkende politieke opvattingen in Angola;

 

Vraag 7 van Mariya Gabriel over de strijd tegen het Verzetsleger van de Heer;

 

Vraag 8 van Olle Schmidt over mensenhandel en illegale migratie;

 

Vraag 10 door Marielle de Sarnez (vervangen door Niccolò Rinaldi) over de bestrijding van ondervoeding bij kinderen;

 

Vraag 12 van Fiona Hall over financiering van de immunisatie in Afrika;

 

Vraag 13 van Michèle Rivasi over de transparantie van publiek-particuliere partnerschappen op het gebied van vaccins;

 

Vraag 14 van Jo Leinen over landroof: uitvoering van de vrijwillige richtsnoeren van de VN voor verantwoord beheer van bodemgebruik, visserij en bosbouw;

 

Vraag 15 van Catherine Bearder over biobrandstoffen en recht op landeigendom;

 

Vraag 18 van Gay Mitchell over de veerkracht van en de beperking van het risico op rampen in de ACS-landen;

 

Vraag 19 van Lautafi F.S. Purcell (Samoa) over de toekomst van de ACS-groep van staten;

 

Vraag 20 van Patrice Tirolien over het EU-ACS-partnerschap na 2020;

 

Vraag 21 van Michael Cashman (vervangen door Derek Vaughan) over de derde herziening van de overeenkomst van Cotonou.

De indieners van vraag 3, 4, 11 en 17 hebben geen aanvullende vragen.

De indieners van vraag 9 en 16 zijn afwezig.

7.   Door de Commissie gegeven gevolg aan de resoluties die zijn aangenomen op de 25e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

In het dossier is een document opgenomen over het gevolg dat de Commissie heeft gegeven aan de resoluties die door de Paritaire Parlementaire Vergadering in Brussel zijn aangenomen.

8.   Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

Corapporteurs: Elvis Mutiri wa Bashara (Democratische Republiek Congo) en Jean-Jacob Bicep

Jean-Jacob Bicep presenteert het verslag namens de twee corapporteurs.

Sprekers: Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Andre R. Worrel (Barbados), Hans-Peter Mayer, Joseph Hyacinthe Owona Kono (Kameroen), Marlene Mizzi, Niccolò Rinaldi, Netty Baldeh (Gambia), François Alfonsi, Peter Štastný, Dharamkumar Seeraj (Guyana), Christina Gutierrrez-Cortines, Nita R.K. Deerpalsing (Mauritius), Piet Van der Walt (Namibië), Adjedoue Weidou (Tsjaad), Makhosini Hlongwane (Zimbabwe) en Peter Craig-Mcquaide (Europese Commissie)

De leden benadrukken het belang van nieuwe vormen van samenwerking waarbij opkomende landen een grotere rol kunnen spelen, gelet op de afnemende ontwikkelingshulp en de noodzaak om van hun ervaringen te leren. De leden benadrukken echter dat deze samenwerking alleen kan leiden tot duurzame ontwikkeling op de langere termijn en alleen kan bijdragen tot economische groei wanneer deze gepaard gaat met technologie- en kennisoverdracht. Ook onderzoek en innovatie dienen een sleutelrol te spelen in deze samenwerking.

(De vergadering wordt om 18.35 uur gesloten.)

Joyce LABOSO

Patrice TIROLIEN

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


4.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/5


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 26 NOVEMBER 2013

2014/C 64/02

Inhoud

1.

Urgent thema 1: veiligheid in het gebied van de Grote Meren

2.

Eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht

3.

Institutionele samenwerking tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie

4.

Sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen

5.

Naar een nieuw beheer van ontwikkelingsfinanciering

i.

Gebruik van natuurlijke hulpbronnen

ii.

Fiscale hervorming en herverdeling van rijkdom

iii.

Gedecentraliseerde samenwerking

6.

Rondvraag

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 26 NOVEMBER 2013

(De vergadering wordt om 9.15 uur geopend.)

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

1.   Urgent thema 1: veiligheid in het gebied van de Grote Meren

Jose Costa Pereira (EDEO) geeft een presentatie over de veiligheid in het gebied van de Grote Meren.

Sprekers: Mariya Gabriel, Laurent Ngon-Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek), Norbert Neuser, Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Fiona Hall, Tesfaye Daba (Ethiopië), Mo-Mamo Karerwa (Burundi), Jean-Jacob Bicep, Adjedoue Weidou (Tsjaad), Jacob Oulanyah (Oeganda), Dambert René Ndouane (Republiek Congo), Slavi Binev, Simon Vuwa Kaunda (Malawi), Hans-Peter Mayer, Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Louis Michel en Ana Gomes

De sprekers zijn ingenomen met de recente ontwikkelingen in het oostelijk deel van de Democratische Republiek Congo, en in het bijzonder met de nederlaag van de M23-beweging. De leden benadrukken echter dat een puur militaire oplossing niet volstaat en tonen zich bezorgd over de humanitaire crisis en de mensenrechtenschendingen (met name tegen vrouwen en kinderen). De sprekers merken op dat de regering van de DRC brede politieke en institutionele hervormingen moet doorvoeren, met name op veiligheidsgebied. Daarvoor is de duurzame betrokkenheid van de internationale gemeenschap nodig, als bedoeld in de in februari 2013 ondertekende kaderovereenkomst. Voorts moet worden voorkomen dat het conflict in de DRC en in het gebied van de Grote Meren oplaait door de plundering van natuurlijke hulpbronnen.

2.   Eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht

Commissie politieke zaken

Corapporteurs: Dharamkumar Seeraj (Guyana) en Filip Kaczmarek

Filip Kaczmarek en Dharamkumar Seeraj (Guyana) presenteren het verslag.

Sprekers: Mariya Gabriel, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Juan Fernando Lopez Aguilar, Laurent Ngon-Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek), Olle Schmidt, Nita R. K. Deerpalsing (Mauritius), François Alfonsi, Tesfaye Daba (Ethiopië), Alban Sumana Kingsford Bagbin (Ghana), Moses Y. Kollie (Liberia), Hans-Peter Mayer, Abdourahamane Chegou (Niger), Derek Vaughan, Adjedoue Weidou (Tsjaad), Ana Gomes, Komi Selom Klassou (Togo), Jacob Oulanyah (Oeganda), Joyce Laboso (Kenia) en Francesca Mosca (Europese Commissie)

De leden benadrukken dat het belangrijk is om de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht in evenwicht te brengen en wijzen op de gevolgen die optreden wanneer de rechtsstaat niet wordt geëerbiedigd: corruptie, een gebrek aan investeringen, en economische achteruitgang. Zij dringen aan op een onafhankelijke benoemingsprocedure en een disciplinaire regeling voor rechters en aanklagers en wijzen erop dat een deskundige rechterlijke macht het resultaat is van een langdurig proces dat stelselmatige burgerschapsvorming vereist vanaf zeer jonge leeftijd. De leden bevorderen de uitwisseling van goede praktijken tussen de ACS-landen met vergelijkbare ervaringen en verzoeken om voortgezette steun bij de capaciteitsopbouw.

Corapporteurs Dharamkumar Seeraj (Guyana) en Filip Kaczmarek ronden de discussie af.

Francesca Mosca (Europese Commissie) maakt slotopmerkingen.

3.   Institutionele samenwerking tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie

Debat over centrale onderwerpen

Erastus Mwencha, vicevoorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, geeft een presentatie over de institutionele samenwerking tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie.

Sprekers: Gay Mitchell, Ana Gomes, Olle Schmidt, Adjedoue Weidou (Tsjaad), Jean-Jacob Bicep, Slavi Binev, Peter Štastný, Jo Leinen, Tesfaye Daba (Ethiopië), Mariya Gabriel, James Kembi-Gitura (Kenia)

Hoewel de Afrikaanse Unie het model van de Europese Unie niet noodzakelijkerwijs exact hoeft te volgen, moeten kernbeginselen ervan, zoals het vergroten van de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten en solidariteit op alle niveaus, worden nagestreefd. Een aantal leden betreurt het feit dat de hulp niet doeltreffend is besteed en dat de gemeenschappelijke waarden waarop het partnerschap is gestoeld, niet in de praktijk zijn gebracht. Enkele leden wijzen op de complexiteit van meerdere platforms en wisselende locaties. De ACS-leden verzekeren hun collega's dat verbetering van de betrekkingen met nieuwe partners het langdurige partnerschap met de Europese Unie niet in de weg zal staan. De leden pleiten voorts voor nauwere samenwerking bij mondiale vraagstukken, zoals migratie en klimaatverandering.

Erastus Mwencha geeft antwoord op de vragen van de leden.

Francesca Mosca (Europese Commissie) en Jose Costa Pereira (EDEO) ronden de discussie af.

(De vergadering wordt om 12.15 uur geschorst en om 15.08 uur hervat.)

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

4.   Sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen

Commissie sociale zaken en milieu

Corapporteurs: Abdourahamane Chégou (Niger) en Fiona Hall

Fiona Hall en Abdourahamane Chégou (Niger) presenteren het verslag.

Sprekers: Boniface Yehouetome (Benin), Horst Schnellhardt, Norbert Neuser, Catherine Bearder, Michèle Rivasi, Selom Klassou (Togo), Edit Bauer, Christa Klaß, en Peter Craig-McQuaide (Europese Commissie)

De leden wijzen op het belang van de nomadische veeteelt en de bijdrage die de nomaden leveren aan de economieën van de Afrikaanse landen en op belangrijke gebieden als gezondheid, milieu en voedselzekerheid. De leden benadrukken voorts de fundamentele rol van het nomadenbestaan als manier van leven en de eeuwenoude culturele en traditionele waarden ervan.

De corapporteurs ronden de discussie af.

5.   Naar een nieuw beheer van ontwikkelingsfinanciering

Debat zonder resolutie

i.   Gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Sprekers: Louis Michel, Boniface Yehouetome (Benin), Horst Schnellhardt, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Patrice Tirolien, Joseph Hyacinthe Owona Kono (Kameroen), Fiona Hall, Tesfaye Daba (Ethiopië), Michèle Rivasi, Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Slavi Binev, Abdourahamane Chegou (Niger), Christa Klaß, Adjedoue Weidou (Tsjaad), Makhosini Hlongwane (Zimbabwe) en Peter Craig-McQuaide (Europese Commissie)

De leden roepen de parlementen op hun regeringen ter verantwoording te roepen om de burgers maximaal te laten profiteren van de winning van natuurlijke hulpbronnen. Bovendien benadrukken zij dat het belangrijk is om de transparantie te vergroten en goed bestuur te bevorderen om corruptie, belastingontduiking en andere illegale geldstromen te bestrijden.

ii.   Fiscale hervorming en herverdeling van rijkdom

Anthony Mothae Maruping, commissaris van de Afrikaanse Unie voor Economische Zaken, geeft een presentatie over fiscale hervorming en de herverdeling van rijkdom.

Sprekers: Edit Bauer, Ole Christensen, Niccolò Rinaldi, François Alfonsi, Abdikadir Aden (Kenia), Slavi Binev, Abdourahamane Chegou (Niger), Virgilio de Fontes Pereira (Angola), Makhosini Hlongwane (Zimbabwe), Louis Michel, Ana Gomes en Peter Craig-McQuaide (Europese Commissie)

De leden benadrukken dat moet worden gezorgd voor doeltreffende belastingstelsels en wetshandhaving om ervoor te zorgen dat de inkomsten op efficiënte en billijke wijze worden geïnd, verantwoord en toegewezen ten bate van de burgers, en roepen op tot het bevorderen van duurzame, inclusieve groei en de uitroeiing van armoede.

Anthony Mothae Maruping rondt de discussie af.

iii.   Gedecentraliseerde samenwerking

Jalal Abdel-Latif van de Economische Commissie voor Afrika van de VN geeft een presentatie over gedecentraliseerde samenwerking.

De leden wijzen op de toegevoegde waarde van gedecentraliseerde samenwerking om participatieve aanpakken te bevorderen die zijn gericht op het stimuleren van eigendom en zelfredzaamheid, bijvoorbeeld door het maatschappelijk middenveld in zijn verschillende vormen te betrekken. Daarnaast benadrukken zij de belangrijke bijdrage die deze samenwerking aan de armoedebestrijding en het halen van de MDG heeft geleverd, met minder middelen dan de multilaterale en bilaterale donoren. Om gedecentraliseerde samenwerking te laten slagen, is echter sterke en duurzame politieke steun vereist. Gedecentraliseerde begrotingssteun wordt genoemd als instrument dat voor de verdeling van steun kan worden gebruikt wanneer de begrotingssteun aan de centrale regering wordt opgeschort.

Sprekers: Horst Schnellhardt, Myriam Ouedraogo Zare (Burkina Faso), Norbert Neuser, Catherine Bearder, Abdikadir Aden (Kenia), Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Abdourahamane Chegou (Niger), Peter Šťastný, Selom Klassou (Togo) en Louis Michel

Peter Craig-Mcquaide (Europese Commissie) sluit het debat.

6.   Rondvraag

Covoorzitter Louis Michel maakt bekend dat de twee covoorzitters toestemming hebben gekregen om op 27 november 2013 een gevangenis in Addis Abeba te bezoeken.

(De vergadering wordt om 18.30 uur gesloten.)

Joyce LABOSO

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


4.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 64/8


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN WOENSDAG 27 NOVEMBER 2013

2014/C 64/03

Inhoud

1.

De rol van een groenegroei-economie bij het garanderen van duurzame ontwikkeling in Ethiopië

2.

Verklaring van Rolandas Kriščiūnas, onderminister van Buitenlandse Zaken van Litouwen en fungerend voorzitter van de Raad van de EU

3.

Verklaring van Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo, vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en Handel van Samoa en fungerend voorzitter van de ACS-Raad

4.

Vragenuur – Raad

5.

„Catch-the-eye”-debat met de Raad

6.

Urgent thema 2: De situatie op de Comoren

7.

Goedkeuring van de notulen van de vergadering van maandag 25 november 2013

8.

Verslag over 10e regionale vergadering (West-Afrikaanse regio) die is gehouden in Abuja (Nigeria) van 17 t/m 19 juli 2013 – verslag van de covoorzitters

9.

Samenvattende verslagen van de werkgroepen

10.

Goedkeuring van de notulen van de ochtend- en de middagvergadering van dinsdag 26 november 2013

11.

De strijd tegen genitale verminking van vrouwen

12.

Het halen van de MDG in Afrika

13.

Verslag van de economische en sociale partners

14.

Stemming over de ontwerpresoluties in de door de drie vaste commissies ingediende verslagen

15.

Stemming over dringende ontwerpresoluties

16.

Stemming over de amendementen op het Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU

17.

Rondvraag

18.

Datum en plaats van de 27e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Bijlage I

Alfabetische lijst van leden van de paritaire parlementaire vergadering

Bijlage II

Presentielijst van de bijeenkomst in addis abeba (ethiopië) van 25 t/m 27 November 2013

Bijlage III

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

Bijlage IV

Aangenomen teksten

Resolutie over de eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht (ACS-EU/101.521/13/def.)

Resolutie over Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen (ACS-EU/101.516/13/def.)

Resolutie over de sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen (ACS-EU/101.526/13/def.)

Resolutie over de veiligheid in het gebied van de Grote Meren (ACS-EU/101.541/13/def.)

Amendementen op het Reglement van orde van de PPV (AP101.347)

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN WOENSDAG 27 NOVEMBER 2013

(De vergadering wordt om 9.10 uur geopend.)

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

1.   De rol van een groenegroei-economie bij het garanderen van duurzame ontwikkeling in Ethiopië

Gedachtewisseling met Dessalegne Mesfin (adjunct-directeur-generaal van de Ethiopische Milieubeschermingsautoriteit)

Dessalegne Mesfin schetst de voornaamste uitdagingen voor Ethiopië bij de vermindering van de koolstofemissies en presenteert de door de Ethiopische regering genomen maatregelen om de gevolgen van klimaatverandering in het land te beperken en een groene economie te bevorderen. De leden feliciteren Ethiopië met de ambitieuze plannen tegen klimaatverandering, maar benadrukken ook dat de regering maatregelen moet nemen die de rechten van de Ethiopische bevolking eerbiedigen.

Sprekers: Gay Mitchell, Jo Leinen, Fiona Hall, Michèle Rivasi, Edit Bauer, Ana Gomes en Louis Michel

Dessalegne Mesfin rondt de discussie af.

2.   Verklaring van Rolandas Kriščiūnas, onderminister van Buitenlandse Zaken van Litouwen en fungerend voorzitter van de Raad van de EU

Rolandas Kriščiūnas presenteert de prioriteiten van het Litouwse voorzitterschap van de Europese Unie: de Sahel, Somalië en de conflicten in het gebied van de Grote Meren en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Hij benadrukt dat de EU- en de ACS-partners moeten samenwerken op het gebied van gemeenschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering, en moeten nadenken over de voortzetting van de betrekkingen na het verstrijken van de overeenkomst van Cotonou in 2020. Hij gaat nader in op de nationale en regionale programmering van het 11e EOF.

3.   Verklaring van Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo, vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en Handel van Samoa en fungerend voorzitter van de ACS-Raad

Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo is ingenomen met de gezamenlijke respons van de EU en de ACS-leden op de terrorismedreiging die ontstond na de aanslag op het Westgate-winkelcentrum in Nairobi (Kenia). Hij noemt met nadruk een aantal terreinen waarop beide partijen nauw moeten samenwerken: klimaatverandering, migratie en de wereldwijde handelsregelingen. Daarnaast benadrukt hij het belang van de landbouwproductie en voedselzekerheid en merkt hij op dat deze onderwerpen een prioriteit moeten zijn in het post-2015-ontwikkelingskader.

4.   Vragenuur – Raad

Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo (Samoa) beantwoordt uit naam van de ACS-Raad de volgende vragen en aanvullende vragen:

 

Vraag 1 van Enrique Guerrero Salom over de EU-Afrika- en de EU-Sahel-strategie;

 

Vraag 2 van Horst Schnellhardt over de dreigende destabilisering in Kenia;

 

Vraag 3 van Jean-Jacob Bicep over illegaal goudwassen in Guyana: een gedeelde verantwoordelijkheid?;

 

Vraag 4 van Fiona Hall over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, en vraag 6 van Filip Kaczmarek over het post-2015-ontwikkelingskader;

 

Vraag 5 van Ana Gomes over de onderdrukking van de vrijheid van de media en van afwijkende politieke opvattingen in Ethiopië;

 

Vraag 8 van Olle Schmidt over de vrijheid van meningsuiting in de ACS-landen.

De indieners van vraag 1, 2 en 3 hebben geen aanvullende vragen.

De indieners van vraag 7 en 9 zijn afwezig.

Rolandas Kriščiūnas beantwoordt uit naam van de Raad van de EU de volgende vragen en aanvullende vragen:

 

Vraag 10 van Enrique Guerrero Salom over de EU-Afrika- en de EU-Sahel-strategie;

 

Vraag 11 van Marielle de Sarnez (vervangen door Fiona Hall) over Europese coördinatie van de maatregelen tegen piraterij voor de Somalische kust;

 

Vraag 12 van Horst Schnellhardt over de dreigende destabilisering in Kenia;

 

Vraag 13 van Gay Mitchell over voedselonzekerheid en ondervoeding in de Sahelregio;

 

Vraag 15 van Michèle Rivasi over bezorgdheid over de situatie in Madagaskar en de komende verkiezingen;

 

Vraag 16 van Patrice Tirolien over de overgangsperiode tussen het 10e en het 11e EOF;

 

Vraag 19 van Jo Leinen over het Groen Klimaatfonds;

 

Vraag 20 van Catherine Bearder over trofeeën van wilde dieren;

 

Vraag 21 van Ana Gomes over de onderdrukking van de vrijheid van de media en van afwijkende politieke opvattingen in Ethiopië.

De indiener van vraag 16 heeft geen aanvullende vragen.

De indieners van vraag 14, 17 en 18 zijn afwezig.

5.   „Catch-the-eye”-debat met de Raad

Sprekers: Olle Schmidt, Catherine Bearder, Tesfaye Daba (Ethiopië), James Kemi-Gitura (Kenia), Michèle Rivasi, Laurent Ngon-Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek), Ana Gomes, Manuel Jimenez (Dominicaanse Republiek), Elmi Obsieh Wais (Djibouti), Ibrahim Bundu (Sierra Leone), Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Kennedy Hamudulu (Zambia), Moses Y. Kollie (Liberia), Louis Michel, Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo) en Abdurahamane Chegou (Niger)

Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo en Rolandas Kriščiūnas beantwoorden vragen en discussiëren mee over verschillende onderwerpen, waaronder de tragedie op Lampedusa, migratie, Kenia en het Internationaal Strafhof, de opneming van het EOF in de EU-begroting, de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek, de betrekkingen tussen de organisaties van het maatschappelijk middenveld en de lokale bevolking, en de politieke en mensenrechtensituatie in Ethiopië.

6.   Urgent thema 2: De situatie op de Comoren

Sprekers: Vincent Ringenberg (EDEO), Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Philippe Boulland, Patrice Tirolien, Netty Baldeh (Gambia), Michèle Rivasi, Olle Schmidt, Moses Y. Kollie (Liberia), Djaé Ahamada Chanfi (Comoren) en Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria)

De EP-leden wijzen op verschillende ontwikkelingen en uitdagingen in de Unie van de Comoren. De ACS-leden uiten scherpe kritiek op de aanhoudende Franse heerschappij op Mayotte, de organisatie van referenda over dit onderwerp op het eiland en de status ervan als departement binnen de Franse Republiek. Daarbij verwijzen de ACS-leden naar een reeks VN-resoluties over deze onderwerpen en naar standpunten over andere kwesties inzake territoriale soevereiniteit. Zij spreken zich ook uit tegen de status van ultraperifere regio van de EU, die per 1 januari 2014 op Mayotte van toepassing wordt.

7.   Goedkeuring van de notulen van de vergadering van maandag 25 november 2013

De notulen worden goedgekeurd.

De zitting sloot om 12.30 uur en werd hervat om 15.15 uur.

Joyce LABOSO en

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

8.   Verslag over 10e regionale vergadering (West-Afrikaanse regio) die is gehouden in Abuja (Nigeria) van 17 t/m 19 juli 2013 – verslag van de covoorzitters

Covoorzitter Joyce Laboso en Michèle Rivasi doen mondeling verslag van de voornaamste conclusies van de regionale vergadering in Abuja van 17 t/m 19 juli 2013 en wijzen op de belangrijkste onderwerpen die aan bod zijn gekomen.

Sprekers: Alban Sumana Kingsford Bagbin (Ghana), Sangoné Sall (Senegal), Boniface Yehouetome (Benin), Mohamed Abdallahi Ould Guelaye (Mauritanië), Michèle Rivasi en Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria)

De leden uiten hun bezorgdheid over het bunkeren van olie en over een voorgesteld traceringssysteem om de controle op olie en de eindbestemming ervan op de markt te vergroten.

9.   Samenvattende verslagen van de werkgroepen

Catherine Bearder doet mondeling verslag van de workshop over het woningbouwprogramma dat stedelijke duurzaamheid moet garanderen.

Tutai Tura (Cookeilanden) doet mondeling verslag van de workshop over het scheppen van werkgelegenheid voor jongeren en vrouwen via de ontwikkeling van micro- en kleine ondernemingen.

10.   Goedkeuring van de notulen van de ochtend- en de middagvergadering van dinsdag 26 november 2013

De notulen worden goedgekeurd.

11.   De strijd tegen genitale verminking van vrouwen

Debat zonder resolutie met Bogaletch Gebre, oprichter van KMG Ethiopië

Bogaletch Gebre presenteert de door haar geïnitieerde en geleide werkzaamheden tegen genitale verminking van vrouwen.

Sprekers: Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Mariya Gabriel, Idriss Amaoud Ali (Djibouti), Maria Muniz de Urquiza, Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Nyasha Eunice Chikwinya (Zimbabwe), Michèle Rivasi, James Kembi-Gitura, Edit Bauer, Nita R. K. Deerpalsing (Mauritius), Louis Michel, Vincent Ringenberg (EDEO) en Ana Gomes

In een tijdsbestek van tien jaar is de genitale verminking van vrouwen via dialoog met de gemeenschappen teruggebracht van 100 % tot ongeveer 3 %. Ook de ontvoering van bruiden en huiselijk geweld zijn verminderd. De leden prijzen de inzet en de methode van Bogaletch Gebre en de resultaten die zij heeft geboekt en roepen op tot wetgeving, onderwijs en andere maatregelen ter ondersteuning en uitbreiding van de strijd tegen genitale verminking van vrouwen.

Bogaletch Gebre rondt de discussie af.

12.   Het halen van de MDG in Afrika

Debat zonder resolutie

Sprekers: Peter Craig-McQuaide (Europese Commissie), Boniface Yehouetome (Benin), Filip Kaczmarek, Mo-Mamo Karerwa (Burundi), Ole Christiansen, Mohamed Abdirahman Abdillahi (Djibouti), Catherine Bearder, Abadula Gemeda Dago (Ethiopië), Jean-Jacob Bicep, Netty Baldeh (Gambia), Sàbado Teresa Malendza (Mozambique), Abdourahamane Chegou (Niger), Edit Bauer, Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Philippe Boulland, Mariya Gabriel, Komi Selom Klassou (Togo), Makhosini Hlongwane (Zimbabwe), Simon Vuwa Kaunda (Malawi), James Kembi-Gitura (Kenya) en Mussa Azzan Zungu (Tanzania)

De leden merken op dat de armoedebestrijding achterloopt op de buitengewone groei die Afrika de afgelopen vijf jaar heeft doorgemaakt en wordt gehinderd door ongelijkheid. Ofschoon er aanzienlijke vorderingen zijn geboekt ten opzichte van de MDG op het gebied van de gezondheid van kinderen en moeders, heeft Afrika nog steeds het grootste aandeel in kinder- en moedersterfte. De leden concluderen dat de landen van elkaar moeten blijven leren en dat de landen die duurzame en billijke groei koppelen aan politieke stabiliteit en op menselijke ontwikkeling gerichte beleidsmaatregelen, goede resultaten boeken ten aanzien van de meeste doelstellingen.

Peter Craig-Mcquaide (Europese Commissie) sluit het debat.

13.   Verslag van de economische en sociale partners

Presentatie door Xavier Verboven, voorzitter van het follow-upcomité van de ACS, Europees Economisch en Sociaal Comité

Xavier Verboven geeft een presentatie over de onmisbare rol van het maatschappelijk middenveld op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Sprekers: Netty Baldeh (Gambia), Michèle Rivasi, Adjedoue Weidou (Tsjaad) en Kennedy K. Hamudulu (Zambia)

De leden bespreken de voorwaarden die in bepaalde landen gelden voor de activiteiten van het maatschappelijk middenveld.

Xavier Verboven rondt de discussie af.

De covoorzitter dankt de leden hartelijk voor de uitstekende samenwerking tijdens haar termijn als vicevoorzitter en laat de Vergadering weten dat Fitz A. Jackson (Jamaica) haar zal opvolgen.

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

De covoorzitter dankt covoorzitter Joyce Laboso en wenst haar het allerbeste voor de toekomst.

14.   Stemming over de ontwerpresoluties in de door de drie vaste commissies ingediende verslagen

The covoorzitter herinnert de Vergadering aan de stemprocedures.

Eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht (ACS-EU/101.521/13/A/def)

Commissie politieke zaken

Verslag van Dharamkumar Seeraj (Guyana) en Filip Kaczmarek

Er worden geen amendementen ingediend.

De resolutie wordt met algemene stemmen aangenomen.

Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen (ACS-EU/101.516/13/A/def.)

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

Verslag van Elvis Mutiri wa Bashara (Democratische Republiek Congo) en Jean-Jacob Bicep

Aangenomen amendement: 1

De aldus gewijzigde resolutie wordt met algemene stemmen aangenomen.

Sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen (ACS-EU/101.526/13/A/def.)

Commissie sociale zaken en milieu

Verslag van Abdourahamane Chégou (Niger) en Fiona Hall

Er worden geen amendementen ingediend.

De resolutie wordt met algemene stemmen aangenomen.

15.   Stemming over dringende ontwerpresoluties

Veiligheid in het gebied van de Grote Meren (ACS-EU/101.541/13/def.)

Aangenomen amendementen: 1, 3, 4, mondelinge amendementen 1, 6

Verworpen amendement: 2

Vervallen amendementen: 5

De aldus gewijzigde resolutie wordt aangenomen.

De situatie op de Comoren (ACS-EU/101.542/13/def.)

Er wordt verzocht om een gescheiden stemming.

Ingetrokken amendement: 4

Afgewezen amendementen: 1, 2, 3, 5

De resolutie wordt verworpen.

16.   Stemming over de amendementen op het Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU

De amendementen op het Reglement van de PPV die overeenkomstig artikel 35 van het Reglement door het Bureau zijn ingediend, worden met algemene stemmen aangenomen.

17.   Rondvraag

Covoorzitter Louis Michel doet verslag van het bezoek dat hij eerder die middag met covoorzitter Joyce Laboso aan de Kaliti-gevangenis heeft gebracht.

Sprekers: Michèle Rivasi, covoorzitter Louis Michel, Mohammed Abdallahi Ould Guelaye (Mauritanië), Ana Gomes en Jacob Oulanyah (Oeganda)

18.   Datum en plaats van de 27e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De 27e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering zal van 17 t/m 19 maart 2014 plaatsvinden in Straatsburg (Frankrijk).

De covoorzitter bedankt de Ethiopische autoriteiten voor de uitstekende voorzieningen en de doeltreffende organisatie van de bijeenkomst en bedankt het cosecretariaat en al het personeel voor hun inzet.

De covoorzitter deelt de Vergadering mede dat er brieven zijn verzonden naar de Griekse autoriteiten en de EU-instellingen om de grote teleurstelling te laten blijken over het feit dat het Grieks voorzitterschap geen gastheer wil zijn van de volgende bijeenkomst.

(De vergadering wordt om 18.20 uur gesloten.)

Joyce LABOSO en

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


BIJLAGE I

ALFABETISCHE LIJST VAN LEDEN VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING

ACS-vertegenwoordigers

EP-vertegenwoordigers

LABOSO, (KENIA), covoorzitter

MICHEL, covoorzitter

ANGOLA

ALFONSI

ANTIGUA EN BARBUDA

ALVES

BAHAMA'S

BAUER

BARBADOS

BEARDER

BELIZE

BICEP

BENIN

BULLMANN

BOTSWANA

CALLANAN

BURKINA FASO

CARVALHO

BURUNDI

CASA

KAMEROEN (ondervoorzitter)

CASINI

KAAPVERDIË

CASPARY

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

CASTEX

TSJAAD

CHRISTENSEN

COMOREN

COELHO

CONGO (Democratische Republiek)

DE KEYSER

CONGO (Republiek) (ondervoorzitter)

DELVAUX

COOKEILANDEN

DE MITA

IVOORKUST

DE SARNEZ

DJIBOUTI (ondervoorzitter)

DURANT

DOMINICA

ENGEL

DOMINICAANSE REPUBLIEK (ondervoorzitter)

ESTARÀS FERRAGUT

ERITREA

FERREIRA, Elisa

ETHIOPIË

FERREIRA, João

FIJI

FORD

GABON

GABRIEL

GAMBIA

GAHLER

GHANA

GOERENS (ondervoorzitter)

GRENADA (ondervoorzitter)

GRIESBECK

GUINEE

GUERRERO SALOM

GUINEE-BISSAU

HALL

GUYANA

HÄNDEL

HAÏTI

HANNAN

JAMAICA

HAUG

KIRIBATI

JENSEN

LESOTHO

JOLY

LIBERIA

KACZMAREK

MADAGASKAR

KLASS (ondervoorzitter)

MALAWI (ondervoorzitter)

KORHOLA

MALI

KUHN

MARSHALLEILANDEN (Republiek der)

KURSKI

MAURITANIË (ondervoorzitter)

LEGUTKO

MAURITIUS (ondervoorzitter)

LE PEN

MICRONESIË (de Gefedereerde Staten van)

LÓPEZ AGUILAR

MOZAMBIQUE (ondervoorzitter)

LÖVIN

NAMIBIË

McMILLAN-SCOTT

NAURU

MANDERS

NIGER (ondervoorzitter)

MARTIN

NIGERIA

MARTÍNEZ MARTÍNEZ

NIUE

MATO ADROVER

PALAU

MAYER

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

MITCHELL

RWANDA

MIZZI

SAINT KITTS EN NEVIS

MOREIRA

SAINT LUCIA

NEUSER

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

NICHOLSON (ondervoorzitter)

SAMOA (ondervoorzitter)

OMARJEE (ondervoorzitter)

SAO TOMÉ EN PRINCIPE

OUZKÝ (ondervoorzitter)

SENEGAL

RIVASI (ondervoorzitter)

SEYCHELLEN

ROITHOVÁ (ondervoorzitter)

SIERRA LEONE

RONZULLI (ondervoorzitter)

SALOMONSEILANDEN

SCHLYTER

SOMALIË

SCHMIDT

ZUID-AFRIKA

SCHNELLHARDT

SURINAME

SCOTTÀ

SWAZILAND

SENYSZYN

TANZANIA

SPERONI (ondervoorzitter)

OOST-TIMOR

ŠŤASTNÝ (ondervoorzitter)

TOGO

STRIFFLER

TONGA

STURDY

TRINIDAD EN TOBAGO

TIROLIEN

TUVALU

TOIA

OEGANDA

VAUGHAN (ondervoorzitter)

VANUATU (ondervoorzitter)

VLASÁK

ZAMBIA

WEBER

ZIMBABWE

WIELAND

 

ZANICCHI

 

ZIMMER


COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN

ACS-leden

EP-leden

PURCELL (SAMOA), covoorzitter

CASA, covoorzitter

HONGWANE (ZIMBABWE), ondervoorzitter

KORHOLA, ondervoorzitter

MILEBOU-AUBUSSON (GABON), ondervoorzitter

CASTEX, ondervoorzitter

ANTIGUA EN BARBUDA

ALFONSI

YEHOUETOME (BENIN)

CALLANAN

NGON-BABA (CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK)

CASINI

NDOUANE (CONGO, Republiek)

DE KEYSER

TOURE (IVOORKUST)

DURANT

WAÏSS (DJIBOUTI)

FERREIRA, Elisa

ERITREA

GABRIEL

DAGO (ETHIOPIË)

GAHLER

USAMATE (FIJI)

GRIESBECK

GUINEE

HANNAN

DHARAMKUMAR (GUYANA)

HÄNDEL

HAÏTI

KACZMAREK

JACKSON (JAMAICA)

LE PEN

KIRIBATI

LÓPEZ AGUILAR

KOLLIE (LIBERIA)

MANDERS

MALI

MARTÍNEZ MARTÍNEZ

MOZAMBIQUE

MOREIRA

PALAU

NICHOLSON

TOZAKA (SALOMONSEILANDEN)

ROITHOVÁ

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

SCHMIDT

DLAMINI (SWAZILAND)

SPERONI

KLASSOU (TOGO)

STRIFFLER

OULANYAH (OEGANDA)

WIELAND


COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL

ACS-leden

EP-leden

SALL (SENEGAL), covoorzitter

CARVALHO, covoorzitter

LENGKON (VANUATU), ondervoorzitter

LEGUTKO, ondervoorzitter

VAN DER WALT (NAMIBIË), ondervoorzitter

ALVES, ondervoorzitter

DE FONTES PEREIRA (ANGOLA)

BICEP

WORREL (BARBADOS)

BULLMANN

WA BASHARA (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO)

CASPARY

 

ENGEL

KINGSFORD BAGBIN (GHANA)

FORD

MESSU (EQUATORIAAL-GUINEA)

GOERENS

KEMBI-GITURA (KENIA)

GUERRERO SALOM

SOFONIA (LESOTHO)

JENSEN

VUWA-KAUNDA (MALAWI)

KUHN

MARSHALLEILANDEN

MARTIN

OULD GUELAYE (MAURITANIË)

MATO ADROVER

DEERPALSING (MAURITIUS)

MAYER

AHMED (NIGERIA)

McMILLAN-SCOTT

POLISI (RWANDA)

MICHEL

SAINT KITTS EN NEVIS

MITCHELL

LONG (SAINT LUCIA)

MIZZI

SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE

OMARJEE

POOL (SEYCHELLEN)

SCHLYTER

SIERRA LEONE

ŠŤASTNÝ

AMIN ABDEL MAGID (SUDAN)

STURDY

PANKA (SURINAME)

TIROLIEN

HAVEA TAIONE (TONGA)

WEBER

KHAN (TRINIDAD EN TOBAGO)

ZANICCHI

TUVALU

 


COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU

ACS-leden

EP-leden

NDUGAI (TANZANIA), covoorzitter

RIVASI, covoorzitter

WEIDOU (TSJAAD), ondervoorzitter

BAUER, ondervoorzitter

GRENADA, ondervoorzitter

SCHNELLARDT, ondervoorzitter

BAHAMA'S

BEARDER

BELIZE

CHRISTENSEN

BOSTWANA

COELHO

TAPSOBA (BURKINA FASO)

DELVAUX

KARERWA (BURUNDI)

DE MITA

OWONA KONO (KAMEROEN)

DE SARNEZ

KAAPVERDIË

ESTARÀS FERRAGUT

DJAE (COMOREN)

FERREIRA, João

TURA (COOKEILANDEN)

HALL

DOMINICA

HAUG

DOMINICAANSE REPUBLIEK

JOLY

BALDEH (GAMBIA)

KLASS

GUINEE-BISSAU

KURSKI

MADAGASKAR

LÖVIN

MICRONESIA, DE FEDERALE STATEN VAN

NEUSER

NAURU

OUZKÝ

CHEGOU (NIGER)

RONZULLI

TAGELAGI (NIUE)

SCOTTÀ

KOIM (PAPOEA-NIEUW-GUINEA)

SENYSZYN

SOMALIË

TOIA

ZUID-AFRIKA

VAUGHAN

OOST-TIMOR

VLASÁK

HAMUDULU (ZAMBIA)

ZIMMER


BIJLAGE II

PRESENTIELIJST VAN DE BIJEENKOMST IN ADDIS ABEBA (ETHIOPIË) VAN 25 T/M 27 NOVEMBER 2013

LABOSO, (Kenia), covoorzitter

MICHEL, covoorzitter (3), (4)

DE FONTES PEREIRA (Angola)

ALFONSI

WORRELL (Barbados)

ATTARD-MONTALTO (2), (3) (vervangt MOREIRA, V.)

YEHOUETOME (Benin)

BEARDER

MOTLHALE (Botswana)

BINEV (vervangt SPERONI, F. E.)

TAPSOBA (Burkina Faso)

BOUILLAND (vervangt DE MITA, L.)

KARERWA (Burundi)

CALLANAN

OWONA KONO (Kameroen) (ondervoorzitter)

CARVALHO (2)

NGON-BABA (Centraal-Afrikaanse Republiek)

CHRISTENSEN

WEIDOU (Tsjaad)

DE SARNEZ (2)

DJAE (Comoren)

GABRIEL

LUTUNDULA APALA (Congo, Democratische Republiek)

GOMES (vervangt FERREIRA, E.)

NDOUANE (Congo, Republiek)

GRIESBECK (2)

TURA (Cookeilanden)

GUERRERO SALOM

TOURE (Ivoorkust)

GUTIERREZ-CORTINES (vervangt MATO, G.)

WAISS (Djibouti) (ondervoorzitter)

HALL

JIMENEZ (Dominicaanse Republiek) (ondervoorzitter)

KACZMAREK

USAMATE (Fiji)

KLASS (ondervoorzitter)

MILEBOU AUBUSSON (Gabon)

KORHOLA

BALDEH (Gambia)

LEINEN (vervangt TOIA, P.)

BAGBIN (Ghana)

LOPEZ AGUILAR

SEERAJ (Guyana)

MARTINEZ MARTINEZ (2)

RAKOTOMIANDRISOA (Madagaskar)

MAYER

VUWA-KAUNDA (Malawi)

MITCHELL

OULD GUELAYE (Mauritanië)

MIZZI

SITHOLE (Mozambique) (ondervoorzitter)

MUNIZ DE URQUIZA (vervangt CASTEX, F.)

VAN DER WALT (Namibië)

NEUSER

CHEGOU (Niger) (ondervoorzitter)

NICOLAI (vervangt MANDERS, T.)

AHMED (Nigeria)

RINALDI (2), (3) (vervangt JENSEN, E.)

TAGELAGI (Niue)

RIVASI

KOIM (Papoea-Nieuw-Guinea)

SCHMIDT

KANAI (Palau)

SCHNELLHARDT

LONG (Saint Lucia)

STASTNY

PURCELL (Samoa) (ondervoorzitter)

TIROLIEN (3), (4)

SALL (Senegal)

VAUGHAN

POOL (Seychellen)

VANHECKE (2) (vervangt SCOTTA, G.)

BUNDU (Sierra Leone)

VLASAK (2)

TOZAKA (Salomonseilanden)

WIELAND

SWART (Zuid-Afrika)

WLOSOWICZ (3), (4) vervangt KURSKI, J.)

PANKA (Suriname)

 

DLAMINI (Swaziland)

 

NDUGAI (Tanzania) (ondervoorzitter)

 

KLASSOU (Togo)

 

TAIONE (Tonga)

 

KHAN (Trinidad en Tobago)

 

OULANYAH (Oeganda)

 

KALTALIO (Vanuatu) (1)

 

HAMUDULU (Zambia)

 

HLONGWANE (Zimbabwe)

 

Eveneens aanwezig:

ANGOLA

TEIXEIRA

GUNGA

CHINLINGUTILA

TCHIKANHA

da Silva. PEREIRA

AVELINO

BARBADOS

CHANDLER

BENIN

DAYORI

HOUNGNIGBO

AGNIDOZAN

BOTSWANA

MANGOLE

MOTSHOME

CHINGAPANE

LENGWADIBE

BURKINA FASO

DOAMBA

OUEDRAOGO ZARE

BAKIO

BURUNDI

MWIDOGO

KAREKEZI

NIYUBAHWE

KAMEROEN

GBERI

AWUDU MBAYA

ESSOMBA ATANGANA

DAOUDA

FOKOU

NGOUNGOURE EPSE SAMBA

NDOUMBA NGONO

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

NOUGANGA

TSJAAD

ADJI

TEKILO

DINGAOMAIBE

NGARSOULEDE

AFFONO

GUELPINA

CONGO (Democratische Republiek)

MABAYA GIZI AMINE

BASIALA MAKA

wa BASHARA

KAT MUSHITU

OTSHUMAMPITA ALOKI

NGOY SALIBOKO

LONTANGE BONGIMA

EBUA LIHAU

NGINDU KABUNDI BIDUAYA

MUKENDI

BOKO MUKE

LUKUKA

CONGO (Republiek)

IBOVI

KOURISSA

NGAMELLA

APATOUL

BOUNDA

IVOORKUST

F. TOURE

S. TOURE

KRA

CUBA

SHELTON

MARICHAL

DJIBOUTI

WAIS

GOUMANEH

ABDILLAHI

WARSAMA

SAID

HASSAN

BILIL

SAID

DAOUD

FARAH

EQUATORIAAL GUINEE

NGUEMA MANANA

NOHAME ELA

CHEVOL ABOMALA

SANGO WILASI

ETHIOPIË

DABA

TOGA CHANAKA

TESSEMA

ESHETE

MELESE BELAY

TADESSE

DESTA

FIJI

VOCEA

GABON

DAMAS OZIMO

ONGOUORI NGOUBILI

RISSONGA

KOUMBA

GAMBIA

SILLAH

KEBBEH

CAMARA

GHANA

ASAMOAH

BROWN

SARKU

ALIFO

GUINEE

NOUNKE

GUYANA

GOMES

KENIA

WA KABANDO

ADEN

WERU

ONGUKA

MOGERE

NDINDIRI

MUNYUA

WAIGANJO

LESOTHO

MAHASE-MOILOA

MAPHIKE

LIPHOLO

LEBOTSA

MOKOALELI

MADAGASKAR

NORBERT RICHARD

SETILAHY

MALAWI

KAUNDA

KAMLONGERA

CHISALA

CHINYAMA

MAKANDE

MAURITANIË

MINT HAMA

MOZAMBIQUE

MALENDZA

MANUEL

MATE

DAVA

NAMIBIË

NAHOLO

NGHILEEDELE

MUCHILA

NIGER

OUSMANE

FOUKORI

TONDY

MAINA

CAZALICA

NIGERIA

IVVEJUO

AHMED

AUDU

ABDULLAHI

ALHASSAN

AKPAN

TILLEY-GYADO

ISIYAK

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

BALANGETUMA

MARO

SAMOA

LUTERU

SENEGAL

TALL

DIALLO

FALL

LO

SECK

SEYCHELLEN

VEL

SAMSON

SIERRA LEONE

LEWALLY

KUYEMBEH

SORIE

SOEDAN

AMIR ABDELMAGID

NASR-ADEEN

ISMAIEL ALBAGIER

SURINAME

CASTELEN

TARNADI

NELSON

SWAZILAND

MASUKU

TANZANIA

AZZAN ZUNGU

YAKUBU

NZOWA

TRINIDAD EN TOBAGO

JOSEPH

JOHNSTON

OEGANDA

BIHANDE

AKOL

NABBANJA

KAWEESA

KAGORO

VANUATU

LENGKON

JOY

RURU

ZAMBIA

KABWE

NGULUBE

MUBANGA

MAYONDI

ZIMBABWE

CHIKWINYA

MPARIWA

MUCHADA

CHIPARE

CHIKURI

MASARA

ACS-RAAD

Fonotoe Luafesili Pierre Lauofo, vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en Handel van Samoa en fungerend voorzitter van de ACS-Raad

RAAD VAN DE EU

Rolandas Kriščiūnas, onderminister van Buitenlandse Zaken van Litouwen en vertegenwoordiger van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie

EUROPESE COMMISSIE

PIEBALGS, Europees commissaris voor Ontwikkeling

EDEO

COSTA PEREIRA, afdelingshoofd, Pan-Afrika

EESC

VERBOVEN

COMESA

NKANAGU

AU

MWENCHA

OIF

BARARUNYERETSE

ACS-SECRETARIAAT

MUMUNI, cosecretaris-generaal

EU-SECRETARIAAT

AGUIRIANO NALDA, cosecretaris-generaal


(1)  Land vertegenwoordigd door een niet-parlementslid

(2)  Aanwezig op 25 november 2013

(3)  Aanwezig op 26 november 2013

(4)  Aanwezig op 27 november 2013


BIJLAGE III

ACCREDITERING VAN NIET-PARLEMENTAIRE VERTEGENWOORDIGERS

Fiji

John Usamate,

minister van Werkgelegenheid en Industriële Betrekkingen en hoofd van de delegatie van Fiji

Madagaskar

Jean Ernest Rakotomiandrisoa,

lid van het Nationale Overgangscongres en hoofd van de delegatie van Madagaskar


BIJLAGE IV

AANGENOMEN TEKSTEN

Resolutie over de eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht

(ACS-EU/101.521/13/def.)

Resolutie over Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen

(ACS-EU/101.516/13/def.)

Resolutie over de sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen

(ACS-EU/101.526/13/def.)

Resolutie over de veiligheid in het gebied van de Grote Meren

(ACS-EU/101.541/13/def.)

Amendementen op het Reglement van orde van de PPV (AP101.347)

RESOLUTIE (1)

over de eerbiediging van de rechtsstaat en de rol van een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen te Addis-Abeba (Ethiopië) van 25 tot en met 27 november 2013,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 2 en artikel 21, leden 1 en 2,

gezien de overeenkomst van Cotonou, en met name artikel 8, lid 4, artikel 9, artikel 33, lid 1, en artikel 96,

gezien het Afrikaanse Handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur, aangenomen op 30 januari 2007, en met name artikel 2, leden 2, 5, 6 en 9, artikel 3, leden 1, 2, 5, 7, 8 en 9, en de artikelen 4, 10, 12, 15, 17, 27, 32 en 33,

gezien het Caricom-handvest voor het maatschappelijk middenveld van 19 februari 1997, en met name artikel XVII,

gezien de Verklaring inzake democratie en politieke, economische en corporate governance van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid van 8 juli 2002, en met name de artikelen 7 en 14,

gezien het Verdrag van de Afrikaanse Unie inzake de preventie en bestrijding van corruptie van 11 juli 2003, en met name de artikelen 3 en 17 (2)

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 16 maart 2012 over het actieprogramma ter versterking van de rechtsstaat op nationaal en internationaal niveau,

gezien de VN-basisbeginselen inzake de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht,

gezien protocol A/SP1/12/01 van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten over democratie en goed bestuur, dat op 21 december 2001 in Dakar werd goedgekeurd,

gezien het verslag van de Commissie politieke zaken (ACS-EU/101.521/A/def.),

A.

overwegende dat de eerbiediging van de rechtsstaat en de scheiding der machten (uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht) een absolute voorwaarde is voor de invoering en de werking van een stabiele democratie – een gemeenschappelijk doel in het hart van de EU-ACS-samenwerking – en een wezenlijk onderdeel vormt van goed bestuur, en een eerste vereiste is voor de bevordering van een rechtvaardige staat en van een duurzame politieke, economische en maatschappelijke ontwikkeling op basis waarvan de parlementaire democratie beter functioneert;

B.

overwegende dat alleen met een effectieve, stabiele en duidelijke scheiding der machten het bestaan van een daadwerkelijk onpartijdige, onafhankelijke en toegankelijke rechterlijke macht kan worden gewaarborgd;

C.

overwegende dat het rechtsbestel een evenwicht dient te waarborgen tussen de drie constitutionele machten die onafhankelijk moeten zijn van de personen die bepaalde posten bekleden;

D.

overwegende dat een vrij en ethisch persnetwerk en een maatschappelijk middenveld waarvan de rechten worden geëerbiedigd en waarmee in de politieke besluitvorming rekening wordt gehouden, kunnen bijdragen aan een correct evenwicht tussen de constitutionele machten;

E.

overwegende dat zowel de EU als de ACS-landen een sterk gemeenschappelijk belang hebben bij de voortdurende ontwikkeling van democratie en de invoering van goed functionerend constitutionalisme;

F.

overwegende dat een onpartijdige, onafhankelijke en toegankelijke rechterlijke macht een wezenlijk onderdeel vormt van de rechtsstaat in alle staten, waarmee wordt toegezien op de naleving van de wet door iedereen, en dat deze essentieel is voor duurzame economische groei en de versterking van het vertrouwen van burgers in hun regering, hetgeen bijdraagt aan politieke stabiliteit en veiligheid;

G.

overwegende dat corruptie in de justitiële sector een schending betekent van het beginsel van non-discriminatie, toegang tot de rechter en het recht op een eerlijk proces en op een effectief rechtsmiddel, die belangrijk zijn voor de handhaving van alle andere mensenrechten, en overwegende dat corruptie de onafhankelijkheid, bekwaamheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht en van het openbaar bestuur ernstig in het geding brengt, en zo het wantrouwen in openbare instellingen bevordert, de rechtsstaat ondermijnt en geweld in de hand werkt;

H.

overwegende dat de aanwerving op objectieve en eerlijke gronden van toereikend en goed opgeleid personeel essentieel is voor de goede werking van de rechterlijke macht en de politie;

I.

overwegende dat het vertrouwen van de burgers in het rechtsstelsel van hun land en de legitimiteit van de rechtbanken gestoeld is op een eerlijk, transparant, integer en efficiënt justitieel apparaat;

J.

overwegende dat een integer overheidsoptreden en een integer beheer van overheidsmiddelen van cruciaal belang zijn voor goed bestuur en de rechtsstaat, en tot een afname van corruptie leiden; overwegende dat politieke leiders zowel politiek als juridisch verantwoording dienen af te leggen voor de particuliere toe-eigening van overheidsmiddelen; overwegende dat door de wijdverbreide corruptie en het gebrek aan transparantie, aan toegang tot informatie en aan inclusieve deelname aan besluitvorming, burgers ervan weerhouden worden rekenschap te verlangen van overheden en politieke vertegenwoordigers, om te verzekeren dat inkomsten in verband met hulpbronnen en de verkenning van de markt worden gebruikt voor waarborging van hun mensenrechten; overwegende dat overheden de taak hebben alles in het werk te stellen om corruptie binnen zowel publieke als private bedrijven te bestrijden;

K.

overwegende dat het beginsel van goed bestuur, dat bij de samenwerking tussen de EU en de ACS-landen centraal staat, kan worden omschreven als een proces voor verandering op lange termijn, gebaseerd op universele doelstellingen en beginselen en op gemeenschappelijke oogmerken die moeten worden toegepast bij de fundamentele taken van de soevereine overheid en bij de interactie tussen overheidsinstellingen en burgers (3);

L.

overwegende dat onderwijs, in het bijzonder burgerschapsvorming, van jongs af aan, en een algemeen burgerlijk bewustzijn van een cultuur van vrede, mensenrechten, democratie, de rechtsstaat en burgerlijke vrijheden essentieel zijn voor de bevordering van een saamhorigheidsgevoel van burgers en van hun inzet in de samenleving, alsook voor de verankering van de eerbiediging van de rechtsstaat;

M.

overwegende dat dezelfde beginselen algemeen dienen te gelden en niet ondergeschikt dienen te worden gemaakt aan specifieke nationale of regionale „normen”, maar dat de beginselen wel al naar gelang de landen verschillend mogen worden toegepast;

1.

herinnert eraan dat elk democratisch stelsel gefundeerd is op een grondwet en een hieraan verbonden rechtsstelsel, en benadrukt in dit verband het belang van het beginsel van een onafhankelijke rechtspraak;

2.

dringt erop aan dat de relevante artikelen over de rechtsstaat, de scheiding der machten en een onafhankelijke rechterlijke macht opgenomen in verdragen, handvesten, overeenkomsten en verklaringen van internationale organisaties, zoals de VN, de Afrikaanse Unie, de EU en regionale organisaties, daadwerkelijk worden aangenomen en toegepast;

3.

roept de internationale en regionale organisaties ertoe op hun invloed aan te wenden om nationale parlementen te ondersteunen bij het uitoefenen van hun bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op de uitvoerende macht; moedigt in dit opzicht de uitwisseling van goede praktijken tussen de parlementen van de ACS-landen en de landen van de EU aan;

4.

is verheugd over de start van regionale bestuursinitiatieven, zoals het Afrikaanse peer-review-mechanisme (APRM), en pleit ervoor om soortgelijke instrumenten in de justitiële sector te ontwikkelen;

5.

beveelt aan de regels inzake de scheiding der machten en het bijbehorende institutionele kader duidelijk op te nemen in grondwetten of fundamentele grondwettelijke documenten; spreekt in dit verband reserves uit over de waarneembare grondwettelijk bedenkelijke praktijk waarin meerderheden op nationaal niveau grondwetswijzigingen kunnen doorvoeren die de rechten van minderheden kunnen beknotten die ten behoeve van politieke controle zijn vastgesteld; onderstreept dat herzieningen van de grondwet een uitzonderlijk karakter moeten hebben en niet aan politieke, maar aan institutionele behoeften moeten beantwoorden; roept in dit verband op tot de invoering van politieke controlemechanismen en mechanismen voor controle door een onafhankelijke constitutionele rechter voorafgaand aan een herziening van de grondwet;

6.

benadrukt dat de toepassing van effectieve rechten voor parlementaire minderheden in combinatie met strenge regels betreffende de financiering van politieke partijen, die zorgen voor een grote transparantie, een voorwaarde vormt voor democratisch toezicht, een juist machtsevenwicht en duurzame democratie;

7.

benadrukt nogmaals dat het maatschappelijk middenveld een positieve en proactieve rol speelt bij de interactie tussen nationale autoriteiten, politieke partijen en burgers en bij de preventie van staatsgrepen of schendingen van de rechtsstaat;

8.

benadrukt het belang van vrije en onafhankelijke pluralistische media, met beschermde rechten op grond van de wetgeving inzake de vrijheid van informatie, die een bijdrage kunnen leveren aan democratisch toezicht en een juist machtsevenwicht in staten; roept op een einde te maken aan de intimidatie van journalisten die hun werk op onafhankelijke wijze, zonder angst voor geweld en tegenbeschuldiging moeten kunnen uitvoeren, en eist de onmiddellijke vrijlating van alle journalisten en bloggers die vanwege hun werk onterecht zijn opgesloten; verzoekt om een aanpassing van de wetgeving betreffende anti-terrorisme en anti-extremisme en wetgeving inzake nationale veiligheid, verraad of subversie die kan worden gebruikt om journalisten te vervolgen en op te sluiten;

9.

beveelt ten sterkste de versterking van staatsstructuren en -instellingen aan, in het bijzonder bij de rechterlijke macht; roept nationale autoriteiten ertoe op hiervoor de noodzakelijke middelen uit te trekken; merkt op dat door justitie besloten straffen en veroordelingen niet kunnen worden toegepast zonder een gevangeniswezen dat geloofwaardig is, terdege gefinancierd wordt en de mensenrechten eerbiedigt;

10.

is van mening dat de EU meer aandacht moet besteden aan de situatie van „verzwakte staten”, in overeenstemming met de beginselen van de OESO voor goed internationaal engagement in fragiele staten en situaties;

11.

verzoekt om duidelijke en transparante wetgeving op economisch gebied, hetgeen in combinatie met een onafhankelijke rechterlijke macht, het beleggersvertrouwen versterkt en zo aanzienlijk kan bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling; verzoekt in dit verband om bijzondere aandacht voor eigendomsregels en benadrukt het belang van implementatie van het recht op participatie en het recht op toegang tot informatie en de mechanismen van publieke verantwoording, zoals open data, als kernbeginselen van de democratie;

12.

benadrukt de noodzaak om door middel van opleiding en herscholing de wezenlijke vaardigheden van actoren bij het rechtsstelsel (constitutioneel hof, onafhankelijke nationale kiescommissies, rechters, aanklagers, recherche) te versterken en om interne controlemechanismen voor integriteit te institutionaliseren;

13.

beveelt de invoering aan van een tuchtrechtspraak voor het personeel dat werkzaam is in het rechtsstelsel, teneinde de onafhankelijkheid van de rechters te waarborgen met het oog op mogelijke loopbaanontwikkeling en benoemingen;

14.

benadrukt het grote belang van de bestrijding van alledaagse problemen, zoals armoede, gebrek aan betaalbare gezondheidszorg en corruptie, die het beeld van burgers dat de democratie de leefomstandigheden niet verbetert, versterken;

15.

is van mening dat een sterk rechtsstelsel dat over voldoende middelen beschikt een dam opwerpt tegen endemische corruptie; is in dit verband van mening dat de personeelsleden van de rechterlijke en politiemacht naar behoren beloond moeten worden en beschermd moeten zijn tegen elke vorm van druk die een bedreiging vormt voor hun integriteit of een beperking vormt voor de uitoefening van hun beroep;

16.

onderstreept het belang van een hoogwaardige rechterlijke en politieopleiding die gegrondvest is op waarden en een humanistische ethiek en gestoeld is op democratische beginselen, beginselen van goed bestuur en de rechtsstaat;

17.

pleit voor de oprichting van parlementaire instellingen en mechanismen die een verandering in het maatschappelijke bewustzijn inleiden om te zorgen voor een effectieve bescherming tegen corruptie en patronage; is ingenomen met de verklaring van Jakarta van november 2012 over de beginselen voor agentschappen voor corruptiebestrijding; benadrukt de noodzaak om verbetering te brengen in de weinig doeltreffende bestrijding van corruptie door de instanties voor corruptiebestrijding die in veel landen zijn opgericht, vooral als gevolg van hun institutionele opzet, het ontbreken van operationele onafhankelijkheid van de uitvoerende macht, gebrek aan politieke steun, hun financieringsbronnen, hun regels voor de selectie en benoeming van ambtenaren en hun handhavingsbevoegdheden; vraagt om de intergouvernementele ontwikkeling van internationale normen inzake de onafhankelijkheid en de effectiviteit van instanties voor corruptiebestrijding, met als doel de definitieve goedkeuring door de Algemene Vergadering van de VN, en gelijkwaardig aan, en met hetzelfde robuuste toepassingsgebied als de beginselen van Parijs voor de nationale instellingen voor de mensenrechten; benadrukt dat deze beginselen moeten worden gebruikt als criteria voor het afleggen van verantwoording door middel van intercollegiale prestatiebeoordelingen;

18.

steunt de oprichting van een internationale commissie tegen corruptie, op basis van een internationaal verdrag of een protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, hetgeen aanleiding zou geven tot een internationaal orgaan van opsporingsambtenaren met gelijkwaardige bevoegdheden inzake nationale rechtshandhaving en vervolgingsinstanties die corruptiemisdaden op het grondgebied van de ondertekenende staten kunnen onderzoeken en vervolgen, en ook particulieren bij de nationale strafrechtelijke gerechtshoven kunnen aanklagen;

19.

onderstreept dat de beginselen en praktijken van goed bestuur op het gebied van justitie op lokaal niveau verankerd moeten zijn, met name via de ontwikkeling van een hoogwaardige gerechtelijke infrastructuur die het gehele grondgebied bestrijkt;

20.

moedigt initiatieven voor hervormingen van de rechtsstelsels aan en is van mening dat de betrokken Europese delegaties, hun verschillende partners en het maatschappelijk middenveld volledig bij dergelijke hervormingen betrokken moeten worden;

21.

beveelt de opname in nationale onderwijsprogramma's aan van burgerschapvorming, vanaf de laagste klassen, om een cultuur te bevorderen waarin burgers zich verantwoordelijk voelen en kennis hebben van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, met name om endemische corruptie te bestrijden;

22.

beveelt de opname van lokale elementen aan in de organisatie van de rechterlijke macht en in de algemene democratische structuur van staten, om ervoor te zorgen dat burgers zich sterker betrokken voelen, met volledige eerbiediging van democratische regels en beginselen; onderstreept in dit opzicht het belang van dialoog op lokaal niveau en van wijkpolitie voor het voorkomen van delicten en misdaden, en ter bevordering van de eerbiediging en bescherming van de rechtsstaat en het rechtsstelsel door de burgers;

23.

onderstreept de belangrijke rol van het Internationaal Strafhof (ICC) bij het treffen van doeltreffende maatregelen in de bestrijding van straffeloosheid; wijst er in dit verband op dat het ICC geen vervanging is voor een doeltreffend nationaal strafrechtsysteem; pleit voor de oprichting van een institutioneel mechanisme voor een regelmatige dialoog tussen het ICC en de regeringen, met name met de staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie, teneinde het huidige optreden van het Strafhof te verbeteren, rekening houdend met de punten van zorg van de verschillende partijen bij het statuut van Rome;

24.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de instellingen van de Afrikaanse Unie en de Europese Unie, de ACS-Raad, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit, de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

RESOLUTIE (4)

over Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen in Addis-Abeba van 25 tot en met 27 november 2013,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (5) (de „overeenkomst van Cotonou”), voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (6) en voor de tweede maal gewijzigd te Ouagadougou op 22 juni 2010 (7),

gezien artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) waarin wordt bepaald dat „het hoofddoel van het beleid van de Unie op [het gebied van ontwikkelingssamenwerking] is de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking”,

gezien de door de Paritaire Parlementaire Vergadering in Boedapest (mei 2011) goedgekeurde verklaring inzake het 4e forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in Busan (Zuid-Korea) 2011 (8),

gezien de verklaring van de 7e top van de staatshoofden en regeringsleiders in Malabo, met name lid 18, waarin ertoe wordt opgeroepen bijzondere aandacht te schenken aan Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking om een einde te maken aan de afhankelijkheid van ontwikkelingshulp (9),

gezien het partnerschap van Busan voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking, overeengekomen op 1 december 2011 (10),

gezien de Verklaring van Parijs over doeltreffendheid van ontwikkelingshulp van 2 maart 2005 en de Actieagenda van Accra van 4 september 2008 (11),

gezien de conclusies van de 3166e bijeenkomst van de Raad van de Europese Unie (Buitenlandse Zaken/Ontwikkeling) van 14 mei 2012 betreffende „Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering” (12),

gezien de mededeling van de secretaris-generaal van de VN betreffende een kader voor operationele richtsnoeren inzake de steun van de Verenigde Naties voor Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking (SSC/17/3) van 12 april 2012 (13),

gezien het symposium van ACS-OIF betreffende de versterking van de Zuid-Zuid-samenwerking: kansen en uitdagingen voor de ACS-groep (14),

gezien het definitieve document van de bouwsteenbijeenkomst over Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking van 5 en 6 maart 2012 in Brussel (15),

gezien de conclusies van de beleidsdialoog over driehoekssamenwerking in Lissabon op 16 en 17 mei 2013, die werd georganiseerd door de OESO en de Portugese regering (16),

gezien het slotdocument van Nairobi dat werd goedgekeurd door de Conferentie van de Verenigde Naties op hoog niveau betreffende Zuid-Zuid-samenwerking (17),

gezien het verslag over de Gezamenlijke vergadering van de Uitvoerende Raden van UNDP/UNFPA/UNOPS, UNICEF, UN Women en het WFP van 4 februari 2013 in New York over de hefboomwerking van Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking (18),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (19), gezien de millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000,

gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel inzake Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking: kansen en uitdagingen voor ACS-landen (AP101.516/13/def.),

A.

overwegende dat het eerste decennium van de 21e eeuw werd gekenmerkt door snelle economische groei in de belangrijkste opkomende landen van het zuiden (China, India, Brazilië, Argentinië, Indonesië, Zuid-Afrika, enz.), die zich in toenemende mate vestigen als belangrijke ontwikkelingsspelers door volgens ramingen van de OESO in 2010 nagenoeg 50 % van het wereldwijde BBP voor hun rekening te nemen in vergelijking met 36 % tien jaar geleden;

B.

overwegende dat de ACS-landen in dit verband en in het licht van de met ontwikkeling samenhangende uitdagingen gaandeweg een aanpak zijn gaan hanteren die Zuid-Zuid-partnerschap met zich meebrengt, en die niet alleen financiële stromen inhoudt, maar ook de uitwisseling van ervaring, de overdracht van technologie, preferentiële markttoegang en onderling steunende benaderingen van de handel;

C.

overwegende dat de toekomst van Zuid-Zuid-samenwerking berust op collectieve maatregelen die bijdragen aan de ontwikkeling van alle deelnemende landen en die een reactie vormen op gemeenschappelijke uitdagingen;

D.

overwegende dat de economische partnerschapsovereenkomsten die door de ACS-landen worden geratificeerd bindmiddelen moeten zijn voor de ontwikkeling van de partnerlanden van de EU, met name via de diversificatie van hun economieën en de versterking van de samenwerking tussen de ACS-landen;

E.

overwegende dat de ACS-landen steeds meer aandacht hebben gegeven aan nieuwe manieren om te streven naar de uitroeiing van de armoede en het bewerkstelligen van duurzame ontwikkeling op een meer regionale schaal en via horizontale partnerschappen;

F.

overwegende dat driehoekssamenwerking een proces is waarbij Zuid-Zuid-samenwerking betrokken is met de steun van een land in het noorden, en dat dit niet hetzelfde is als louter technische samenwerkingsprogramma's omdat elke actor zijn bijdrage vaststelt op basis van zijn eigen comparatieve voordelen en aldus een stuk van de verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingsresultaten op zich neemt;

G.

overwegende dat de Zuid-Zuid-samenwerking transparanter moet zijn en dat het de betrokkenheid van het plaatselijke maatschappelijk middenveld moet vergroten;

H.

overwegende dat er weliswaar aanmerkelijke vooruitgang is geboekt op weg naar het behalen van de in de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling vastgestelde streefcijfers maar dat die vooruitgang bijzonder ongelijk is;

I.

overwegende dat landen uit het noorden gevestigde belangen hebben bij een geslaagde Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking;

J.

overwegende dat buitenlandse directe investeringen (BDI) tussen ontwikkelingslanden in 2010 16 % uitmaakten van het wereldwijde totaal (ongeveer 210 miljard USD in vergelijking met 187 miljard USD in 2008) en dat er nog altijd een onaangeboord potentieel bestaat voor grotere grensoverschrijdende economische Zuid-Zuid-integratie;

K.

overwegende dat Zuid-Zuid-ontwikkelingssamenwerking volgens het verslag van de secretaris-generaal van de VN snel is toegenomen en in 2008 een bedrag van 16,2 miljard USD heeft bereikt, een stijging van 63 % ten opzichte van 2006;

1.

is van mening dat Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking, hoewel ze verschillen van aard en toepassingsgebied, nieuwe fora en nieuwe manieren van samenwerking tot stand brengen, waardoor opkomende landen in het zuiden de ervaring van hun successen en de uit hun mislukkingen geleerde lessen kunnen doorgeven aan minder ontwikkelde landen, met name de minst ontwikkelde landen, en deze van ontwikkelingshulp kunnen voorzien;

2.

stelt vast dat de opkomende landen (China, India, Brazilië, Turkije, Marokko, de landen van de Perzische Golf, enz.) zwaar investeren in de ACS-landen en moeten worden aangemoedigd om hun rol op te nemen bij het aanpakken van belangrijke internationale vraagstukken, gaande van het economisch herstel tot voedselzekerheid, mensenrechten en klimaatverandering;

3.

erkent dat de ACS-landen beschikken over technische knowhow die eigen is aan hun gebied, dankzij geografische nabijheid en toenemende regionale complementariteiten, hoewel er op het vlak van handel nog onevenwichtigheden bestaan, zoals in het geval van China met betrekking tot Afrika;

4.

betreurt de handelsstructuur tussen de ACS-landen en de opkomende economieën, die op kwalitatief gebied niet verandert, waarbij de ACS-landen de bron blijven van grondstoffen die worden gebruikt om de industriële groei in andere landen aan te drijven; dringt er bij die landen op aan te laten zien dat zij nieuwe vormen van ontwikkelingsmechanismen en mobilisatie van middelen kunnen bevorderen zodat de economische relaties met opkomende landen de structurele diversificatie van de economie kunnen ondersteunen;

5.

verzoekt de bestaande handelspartners bijstand te verlenen aan opleiding en investering in industrieën die waarde toevoegen aan de producten van de ACS-landen en andere landen in het zuiden om vaardigheden op te bouwen en uit hun hulpbronnen de beste waarde te puren, met het oog op een duurzame toekomstige groei;

6.

verzoekt de EU daarom steun te verlenen aan Zuid-Zuid-ontwikkelingssamenwerking die volledig in de lijn ligt van de beginselen van wederzijds belang en gelijkheid, en daarbij rekening te houden met de onevenwichtigheden tussen de twee partijen in de partnerschappen; meent dat de loutere uitverkoop van grondstoffen moet worden voorkomen en dat eerlijke handel in hulpbronnen, en met name de intensieve overdracht van onderwijs, kennis en technologie, moet worden ondersteund;

7.

is van mening dat driehoekssamenwerkingsprojecten de EU een bijkomende kans geven om duurzame partnerschappen met de ACS-landen te bevorderen;

8.

moedigt de ontwikkeling van innovatieve financiering aan, zoals de mogelijkheid een koolstofheffing in te voeren op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt, aangezien de ontwikkelde en opkomende landen vaak een grote – hoewel niet de enige – oorzaak zijn van CO2-emissies ten gevolge van hun snelle industrialisatie; looft in dit verband de EU-lidstaten voor hun inspanningen om het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen in overeenstemming met de internationale toezeggingen van de Unie om de klimaatverandering te bestrijden, en moedigt de driehoekssamenwerking aan om zich te concentreren op de bevordering van het gebruik van hernieuwbare en groene technologieën als onderdeel van een duurzame energiemix;

9.

verzoekt de Commissie en de Europese Investeringsbank hun financiële middelen voor driehoekssamenwerkingsinitiatieven, vooral tussen landen met een gemeenschappelijke grens, op te trekken;

10.

moedigt alle belanghebbenden aan de versterking van de capaciteiten van de ACS-landen op de lange termijn te bevorderen via de tenuitvoerlegging van driehoekssamenwerking die de comparatieve voordelen en complementariteiten tussen verschillende ontwikkelingsactoren benut, landen doet samenwerken aan het gemeenschappelijke doel om de armoede in de hele wereld uit te roeien en duurzame ontwikkeling te bevorderen;

11.

is van mening dat Zuid-Zuid-samenwerking en driehoekssamenwerking ook aandacht moeten besteden aan de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme met het oog op een duurzame economische ontwikkeling die gestoeld is op de rechtsstaat;

12.

is van mening dat Zuid-Zuid-samenwerking en driehoekssamenwerking moeten bijdragen aan het duurzame en economisch leefbare gebruik van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen;

13.

herinnert eraan dat Zuid-Zuid-samenwerking en driehoekssamenwerking voor de burgers slechts tastbare voordelen opleveren als ze worden ontwikkeld in aanvulling op proactieve overheids-, privé- en gezamenlijke investeringen in openbare diensten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, vervoer, energie – met name elektriciteitsvoorziening en toegang tot elektriciteit – en ICT-infrastructuur, en als ze gepaard gaan met een reeks beleidsmaatregelen van de overheid die de groei bevorderen, waaronder een passend fiscaal regime en een passend niveau van decentralisatie dat de regionale en lokale gemeenschappen de nodige bevoegdheden verleent;

14.

erkent dat, gezien de slechte mobilisatie van interne middelen en het dalende volume van de ontwikkelingshulp, de financiering die via Zuid-Zuid-samenwerking wordt verkregen een reddingslijn is voor vele ACS-landen die enorme behoeften aan middelen hebben; betreurt niettemin dat die financiering wordt gekenmerkt door een sterke concentratie in sectoren zoals de ontginning van natuurlijke en minerale hulpbronnen;

15.

meent dat ontwikkelingshulp en samenwerkingsprojecten zich meer moeten richten op de bevordering van een beter gebruik van interne middelen van de ACS-landen;

16.

moedigt de uitbreiding van Zuid-Zuid- en driehoekssamenwerking aan naar gebieden die de duurzame ontwikkeling zouden bevorderen, zoals goed bestuur;

17.

dringt erop aan de capaciteit van de ACS-landen te versterken om wetgeving te formuleren en toe te passen voor wederzijds ondersteunende ontwikkeling die de eerbiediging van de mensenrechten, goed bestuur, sociale rechtvaardigheid, billijkheid, democratie en respect voor en bescherming van het milieu garandeert;

18.

meent dat de ACS-landen in staat moeten zijn om milieuproblemen, zoals de klimaatverandering, energie, aantasting van het milieu en verlies aan biodiversiteit, aan te pakken, met name door gebruik te maken van financiering die bedoeld is voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, die op duurzame wijze moet gebeuren;

19.

voert aan dat het wereldwijde partnerschap voor daadwerkelijke ontwikkelingssamenwerking een forum kan verschaffen aan partners die dezelfde beginselen zijn toegedaan en wier toezeggingen correct zijn vastgesteld, om te komen tot tastbare ontwikkelingsresultaten, door comparatieve voordelen en complementariteiten te onderzoeken en de transparantie te verbeteren met betrekking tot uitgaven, begunstigden en de verantwoordingsplicht van de lokale en regionale actoren die betrokken zijn bij de desbetreffende processen;

20.

beklemtoont dat de traditionele donors de belangrijkste verschaffers van bijstand aan de ACS-landen en de handelspartners blijven, waarbij de EU en haar lidstaten hun toezegging hebben herbevestigd om 0,7 % van hun bruto nationaal inkomen bij te dragen om de voortgang naar het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in 2015 en daarna te versnellen;

21.

moedigt de vorming van partnerschappen op specifieke gebieden en voor specifieke maatregelen aan om een groter effect te sorteren op internationale besluiten; roept de belanghebbenden op om aandacht te geven aan de duurzaamheid van deze nieuwe samenwerkingsvormen en daarbij de centrale vraagstukken in verband met de overdracht van kennis en technologie en de milieubescherming over hun grenzen heen in aanmerking te nemen;

22.

meent dat nieuwe vormen van territoriale integratie de overdracht van ontwikkelingsprojecten aan lokale en regionale actoren noodzakelijk maken;

23.

dringt aan op de noodzaak om een belangrijke rol in te ruimen voor onderzoek en innovatie door, in de context van internationale relaties, te onderhandelen over regelingen die gunstig zijn voor onderzoek ten behoeve van ontwikkeling;

24.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Ministerraad van de ACS-EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement, de regionale en nationale parlementen en de regionale ACS-organisaties.

RESOLUTIE (20)

over de sociale en ecologische gevolgen van nomadische veeteelt in ACS-landen

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen te Addis-Abeba (Ethiopië) van 25 tot en met 27 november 2013,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gezien het beleidskader van de Afrikaanse Unie betreffende nomadische veeteelt in Afrika, ter veiligstelling, bescherming en verbetering van het leven, de bestaansmiddelen en rechten van nomadische gemeenschappen, aangenomen in oktober 2010 door de Conferentie van Afrikaanse ministers van landbouw en goedgekeurd door de 18e gewone vergadering van de Uitvoerende Raad, Addis-Abeba, januari 2011 (doc. EX.CL/631 XVIII),

gezien de Verklaring van N'Djamena van 29 mei 2013 betreffende de bijdrage van nomadische veeteelt aan veiligheid en ontwikkeling,

gezien het kader en de richtsnoeren inzake het grondbeleid in Afrika, die in 2009 zijn goedgekeurd door de Gemeenschappelijke conferentie van de ministers van landbouw, land en veeteelt van de Afrikaanse Unie,

gezien besluit A/DEC.5/10/98 van de staatshoofden van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) dat de transhumance tussen de Ecowaslanden regelt,

gezien het landbouwbeleid van de Ecowaslanden dat op 19 januari 2005 in Abuja werd goedgekeurd,

gezien het landbouwbeleid van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (Waemu) dat op 10 december 2001 werd goedgekeurd bij Aanvullend besluit nr. 03/2001,

gezien het ontwerpbeleidskader van december 2009 van de Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika (Comesa) betreffende voedselzekerheid in gebieden met nomadische veeteelt,

gezien het regionale beleidskader voor diergezondheid en handel van de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD), dat in december 2009 werd goedgekeurd,

gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de ACS en de EU (de „overeenkomst van Cotonou”) en met name artikel 32, lid 1, betreffende het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, artikel 32A betreffende de klimaatverandering, artikel 31 betreffende gendervraagstukken en artikel 23 betreffende de ontwikkeling van de economische sector inzake strategieën voor het platteland en landbouwproductie,

gezien de mededeling van de Commissie van maart 2013, met als titel „Betere voeding voor moeders en kinderen in het kader van de buitenlandse hulp: een Europees beleidskader” (COM(2013)0141),

gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012, getiteld „De EU-aanpak inzake weerbaarheid: lessen uit de voedselzekerheidscrises” (COM(2012)0586),

gezien de mededeling van de Commissie van 31 maart 2010 betreffende een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen (COM(2010)0127),

gezien de door de EU geleide initiatieven AGIR en SHARE om voedsel- en voedingscrises aan te pakken,

gezien het verslag van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO), getiteld „World Livestock 2011. Livestock in food security”,

gezien de VN-Verklaring inzake de rechten van inheemse volken die in 2007 door de Algemene Vergadering werd aangenomen (A/RES/66/142),

gezien de conclusies van de Europese Raad van 18 november 2002 betreffende inheemse volken (13466/02),

gezien de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling die in 2000 door de VN zijn aangenomen,

gezien het verslag van de Commissie sociale zaken en milieu (ACS-EU/101.526/13/def.),

A.

overwegende dat er in heel Afrika ongeveer 268 miljoen nomadische veehouders leven en overwegende dat de nomadische veeteelt in bepaalde regio's de belangrijkste bron van bestaan is; overwegende dat de beweidingsgebieden ongeveer 40 % van het Afrikaanse continent uitmaken, en overwegende dat nomadische veeteelt in bepaalde regio's de voornaamste activiteit is – Niger bijvoorbeeld heeft ongeveer 2 000 miljard CFA-frank aan veekapitaal – en dat de inkomsten van de sector 21 % bijdragen aan de uitvoer van het land;

B.

overwegende dat nomadische veehouders een gedegen inheemse kennis hebben en zowel sociale netwerken als nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (NICT's) gebruiken om het voedzaamste grasland te zoeken in droge en halfdroge gebieden en hun vee daar strategisch naartoe te brengen, waarbij ze nuttig gebruik maken van onbewerkt land dat niet geschikt is voor andere doeleinden;

C.

overwegende dat er weinig statistieken bekend zijn over de bijdrage van de nomadische veeteelt aan de nationale economieën, hoewel deze belangrijk is voor de voorziening van vee en de totstandkoming van een netwerk van bijbehorende diensten;

D.

overwegende dat nomadische veeteelt in droge en halfdroge gebieden op het vlak van de productie van vlees per hectare en calorieën per hectare productiever is dan sedentaire veeteelt, en overwegende dat nomadische veeteelt daardoor helpt bij het voeden van gemeenschappen, de voedsel- en voedingszekerheid verbetert en de weerbaarheid bevordert;

E.

overwegende dat rondtrekkend grazen in droge en halfdroge gebieden samen met het potentieel voor koolstofvastlegging van de beweidingsgebieden, positieve effecten voor het milieu kan sorteren; overwegende dat, anderzijds, het grazen van kudden die niet worden verplaatst, leidt tot overbegrazing en verlies aan biodiversiteit omdat planten geen kans krijgen om voldoende te herstellen;

F.

overwegende dat de klimaatverandering nomadische veehouders kwetsbaarder maakt voor voedselonzekerheid en armoede, ondanks het feit dat ze zich dankzij hun mobiliteit gemakkelijker aan de klimaatverandering kunnen aanpassen dan sedentaire veehouders;

G.

overwegende dat de bevolkingsgroei de behoefte aan landbouwgrond en verstedelijking in Afrika doet toenemen, factoren die het wellicht moeilijker maken om met dieren rond te trekken, en overwegende dat zorgvuldig beheer en de totstandbrenging van grondgebruiksregels en -plannen daarom bijzonder belangrijk zijn om het rondtrekken met dieren te kunnen behoeden;

H.

overwegende dat een regionale aanpak van het beheer van grensoverschrijdende mobiliteit oplossingen kan bieden voor conflicten tussen gemeenschappen die te maken hebben met de toegang tot water en land;

I.

overwegende dat nomadische veehouders die door afgelegen gebieden trekken een positieve veiligheidsrol kunnen spelen;

J.

overwegende dat bepaalde nomadische veehouders hun inkomen kunnen verhogen door hun activiteiten te diversifiëren;

K.

overwegende dat nomadische veehouders het moeilijk kunnen hebben om toegang te krijgen tot passende, hoogwaardige gezondheidszorg voor henzelf en hun dieren, opleiding en water, en overwegende dat de problemen om hen op te nemen in volkstellingsgegevens kunnen leiden tot hun politieke marginalisering;

L.

overwegende dat het beleidskader voor nomadische veeteelt van de AU ernaar streeft de bestaansmiddelen van nomadische veehouders te beschermen, hen te helpen het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd, hun rechten te behoeden en hun bijdrage tot de economie te versterken;

1.

dringt er bij de ACS-landen en de lokale overheden op aan om hun nationale, regionale en lokale beleidsmaatregelen af te stemmen op het AU-kader, en nomadische veehouders te betrekken bij het vaststellen van de aan te wenden strategieën;

2.

roept de EU op om nomadische veeteelt te erkennen als een waardevol productiestelsel en de ACS-landen te steunen bij de tenuitvoerlegging van het kader;

3.

wijst op de nood aan passende maatregelen inzake diergezondheid en -hygiëne om de verspreiding van dierziekten te voorkomen, de nomadische veeteelt te behoeden en de volksgezondheid te beschermen; merkt op hoe belangrijk het is dat de nomadische veehouders beschikken over kennis van de preventie en behandeling van dierziekten;

4.

verzoekt de ACS-landen om lokale, nationale, bilaterale en regionale initiatieven, wetten en codes voor nomadische veeteelt, transhumance en grondgebruik in het leven te roepen en ten uitvoer te leggen; verzoekt de ACS-landen ook om innovatieve toeleveringsconcepten te ontwikkelen op gebieden zoals onderwijs en volksgezondheid om beter te kunnen zorgen voor rondtrekkende bevolkingsgroepen;

5.

dringt er bij de overheid en bij particuliere actoren op aan ervoor te zorgen dat grenzen geen negatief effect hebben op de veilige mobiliteit en toegang tot hulpbronnen voor nomadische veehouders en dat zij hun kudden nog kunnen laten grazen op plaatsen waar de grond geprivatiseerd is;

6.

beveelt aan dat de ACS-landen nomadische vrouwen steun en advies verlenen in verband met hun economische emancipatie;

7.

verzoekt de ACS-landen om hun bestuursstructuren te versterken met het oog op een betere vertegenwoordiging van de nomadische veehouders, onder meer door traditionele instellingen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld bevoegdheden te verlenen, om ervoor te zorgen dat de passende middelen worden aangewend om de volgende doelstellingen te behalen:

(a)

veilige toegang tot natuurweiden en bufferzones voor droge seizoenen;

(b)

behoud van traditionele kennis en genetische hulpbronnen bij het verwerven van nieuwe kennis in verband met diergezondheid, het milieu en het veiligstellen van hulpbronnen;

(c)

toegang tot passend, hoogwaardig onderwijs, gezondheidszorg voor mens en dier, en water op een manier die aangepast is aan het nomadenleven;

(d)

het verstrekken en het gebruik van technologieën, hygiënediensten, systemen voor droogtebeheer, marktinformatie en financiële diensten;

(e)

uitbreiding en verbetering van infrastructuur voor verwerking en klaarmaken voor de markt en van marketingroutes;

8.

verzoekt de ACS-landen om bijzondere aandacht te schenken aan het onderwijs van meisjes in nomadische gemeenschappen en om voorzieningen in te richten zodat zij toegang krijgen tot onderwijs;

9.

verzoekt de ACS-landen en de EU nomadische veehouders te betrekken bij de besluitvorming en hen steun te verlenen bij het oplossen van conflicten, waarbij – indien dit passend en mogelijk is – gebruikelijke middelen moeten worden aangewend, en de toegang tot juridische diensten te verbeteren;

10.

verzoekt de ACS-landen om steun en advies te geven aan nomadische veehouders die hun beroep niet langer willen uitoefenen;

11.

beveelt aan dat de ACS-landen verder gegevens verzamelen over nomadische veehouders om hun bijdrage aan de economie beter te kunnen beoordelen en dat zij socio-economisch onderzoek verrichten om de kwetsbaarheid van nomadische veehouders voor bijvoorbeeld klimaatverandering, conflicten, veranderingen in grondgebruik en voedselonzekerheid beter in kaart te brengen;

12.

verzoekt de EU- en ACS-landen alles in het werk te stellen om de klimaatverandering te bestrijden, gezien de verwoestende invloed daarvan op nomadische bevolkingsgroepen; beklemtoont in dit verband dat het belangrijk is om niet alleen steun te verlenen voor aanpassing aan de klimaatverandering en voor de verbetering van de weerbaarheid van nomadische veehouders in de ACS-landen, maar ook om een ambitieuze agenda te verdedigen inzake de aanpak van de broeikasgasuitstoot in de EU- en de ACS-landen;

13.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Ministerraad van de ACS-EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement, de regionale en nationale parlementen en de regionale ACS-organisaties.

RESOLUTIE (21)

over de veiligheid in het gebied van de Grote Meren

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

bijeen in Addis-Abeba van 25 tot en met 27 november 2013,

gezien artikel 18, lid 2, van haar Reglement,

gezien de partnerschapsovereenkomst 2000/483/EG tussen de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten anderzijds, ondertekend in Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 en achtereenvolgens herzien in 2005 en 2010,

gezien resolutie 2098 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over de Democratische Republiek Congo (DRC),

gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de situatie van instabiliteit en onveiligheid in de regio van de Grote Meren en met name in het oosten van de DRC, aangenomen tijdens haar bijeenkomst in Paramaribo (Suriname) van 29 november 2012,

gezien de verklaring van 14 november 2013 door de Voorzitter van de VN-Veiligheidsraad over de situatie betreffende de DRC,

gezien het Pact inzake veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling in de regio van de Grote Meren, in december 2006 ondertekend in Nairobi (Kenia) door de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Internationale conferentie over de regio van de Grote Meren (ICGLR),

gezien het Kader voor vrede, veiligheid en samenwerking voor de Democratische Republiek Congo en de regio, ondertekend op 24 februari 2013 in Addis-Abeba (Ethiopië) door elf staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de ICGLR en de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC),

gezien de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de ICGLR-bijeenkomst in Kampala (Uganda) op 5 september 2013 betreffende de veiligheidssituatie in de provincie Noord-Kivu in de DRC,

gezien het slotcommuniqué van de gezamenlijke top van de SADC en de ICGLR, gehouden in Pretoria op 4 november 2013,

gezien het besluit van de Raad voor Vrede en Veiligheid van de Afrikaanse Unie (AU) betreffende de situatie in het oostelijke deel van de DRC, genomen op 14 november 2013 tijdens zijn 406e bijeenkomst,

gezien de gezamenlijke verklaringen van 9 september 2013, 4, 6 en 11 november 2013 van de speciale gezanten en vertegenwoordigers van de EU, VN, AU en VS voor de regio van de Grote Meren,

gezien de verklaringen van Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Europese Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, van 30 augustus 2013 over de situatie in Noord-Kivu en van 7 juni 2012 en 10 juli 2012 over de situatie in oostelijk Congo,

gezien eerdere resoluties van het Europees Parlement over de DRC, met name die van 17 december 2009, 13 december 2012 en 12 september 2013,

gezien de verklaring van Kristalina Georgieva, de Europese commissaris voor Internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding, van 26 juni 2012 over de verslechterende humanitaire situatie in de DRC,

gezien artikel 3 van het Verdrag van Genève van 1949, en Protocol II hierbij, dat standrechtelijke executies, verkrachting, gedwongen rekrutering en andere gruweldaden verbiedt,

gezien het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, waarin met name het betrekken van kinderen bij gewapende conflicten verboden wordt,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens uit 1948 en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten uit 1966,

gezien het Afrikaanse Handvest voor mensenrechten en volkerenrechten, dat door de Democratische Republiek Congo (DRC) in 1982 is geratificeerd,

A.

overwegende dat zij ernstig bezorgd is over het aanhoudende geweld, de massale schendingen van de mensenrechten, misdaden van allerlei aard (willekeurige aanhoudingen, afpersing, plundering, dwangarbeid, seksueel geweld, de gedwongen rekrutering van kinderen, marteling en executies) en onveiligheid in de regio van de Grote Meren;

B.

overwegende dat de aanwezigheid en de activiteiten van gewapende groepen in de regio van de Grote Meren in het algemeen en de oostelijke DRC in het bijzonder de kernoorzaak vormen van de voortdurende onveiligheid in de regio en dat zij een aanhoudende bedreiging inhouden voor de vrede, veiligheid, stabiliteit, de economische en sociale ontwikkeling en de samenwerking tussen de landen van de regio;

C.

overwegende dat de aanhoudende illegale exploitatie en plundering van de natuurlijke hulpbronnen en delfstoffen van de DRC, met name in het oosten van het land, een van de belangrijkste oorzaken van onveiligheid in de regio van de Grote Meren blijft; overwegende dat de toenemende werkloosheid en armoede, de voedselcrisis en de ontoereikende sociale basisdiensten ook bijdragen tot de heropleving van geweld en tot instabiliteit in de regio;

D.

overwegende dat gevechtshandelingen in het voorbije jaar meer dan 100 000 mensen op de vlucht hebben doen slaan, wat de aanhoudende humanitaire crisis in de regio heeft verergerd, aangezien ongeveer 2,6 miljoen binnenlandse ontheemden en 6,4 miljoen mensen behoefte hebben aan voedsel en noodhulp, een situatie die voornamelijk te wijten is aan de opstand van M23 en de misdadige activiteiten van andere gewapende groepen in het oosten van de DRC;

E.

overwegende dat de strijdkrachten van de DRC (FADRC), na het militaire offensief dat eind oktober 2013 werd ingezet met de steun van de interventiebrigade van MONUSCO, een einde hebben gemaakt aan de opstand van M23 en het mogelijk hebben gemaakt dat de plaatselijke besturen van het land in de door de rebellen bezette gebieden gaandeweg werden hersteld;

F.

gezien de verklaring van 5 november 2013 van de leiders van M23 waarin zij het einde van hun opstand aankondigden en hun bereidheid om de doelstellingen van hun beweging uitsluitend met politieke middelen na te streven;

G.

overwegende dat, ondanks deze overwinning van de FARDC en ondanks de geleverde inspanningen en de middelen die de internationale gemeenschap in de regio van de Grote Meren, met name in het oostelijke deel van de DRC, heeft doen gelden, het geweld en de ernstige schendingen van de mensenrechten, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid begaan door gewapende groepen, en de illegale exploitatie en plundering van de natuurlijke hulpbronnen van de DRC nog lang niet voorbij zijn; overwegende dat het daarom belangrijk is dat de inspanningen om vrede en veiligheid in de regio te consolideren worden voortgezet;

H.

betreurt dat de gesprekken in Kampala tussen de regering van de DRC en M23, ondanks de reeds geboekte vooruitgang, niet snel konden worden afgerond door moeilijkheden die voortkwamen uit onenigheid over de aard en titel van een definitieve tekst waarin deze gesprekken bindend zouden worden gemaakt;

I.

overwegende dat het dringend noodzakelijk is om een definitief einde te stellen aan de activiteiten van alle andere negatieve krachten die werkzaam zijn in de oostelijke DRC, onder meer de Democratische strijdkrachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR), de Geallieerde democratische strijdkrachten/Nationale strijdkrachten voor de bevrijding van Uganda (ADF/NALU) en de verschillende Mai-Mai-groepen, en op die manier snel vrede en veiligheid te brengen in de regio van de Grote Meren;

J.

overwegende dat het betreurenswaardig is dat niet alle betrokken partijen zich gehouden hebben aan de toezeggingen die werden gedaan in de eerdergenoemde, in Addis-Abeba op 24 februari 2013 ondertekende overeenkomst;

K.

overwegende dat de voorzitter van de Wereldbank tijdens zijn bezoek in mei 2013 aan de regio van de Grote Meren samen met de secretaris-generaal van de VN heeft aangekondigd dat de Wereldbank 1 miljard USD zou bijdragen aan ontwikkelingsprojecten in de regio, naast de inspanningen die momenteel door de internationale gemeenschap worden geleverd om duurzame vrede te brengen in de regio van de Grote Meren;

1.

veroordeelt eens te meer, in de sterkst mogelijke bewoordingen, de gewelddaden, misdaden, schendingen van de mensenrechten, verkrachtingen, en de rekrutering van kindsoldaten die hebben plaatsgevonden en herhaalt haar steun aan de bevolking van de regio van de Grote Meren die aan de oorlogsgruwelen zijn blootgesteld; moedigt de landen aan om dialoog, bemiddeling en onderhandeling voor de oplossing van interne conflicten te bevorderen als middel om de oorzaken van onenigheid weg te nemen die leiden tot pogingen om democratisch verkozen regeringen af te zetten;

2.

verzoekt de regering van de DRC om al haar bevoegdheden uit te oefenen op het hele grondgebied van de DRC en om het algemene bestuur van het land te verbeteren, ook op het vlak van de mensenrechten, en om passende middelen vast te stellen en uit te voeren om ervoor te zorgen dat alle lagen van de Congolese maatschappij dezelfde rechten hebben;

3.

verzoekt de parlementen van de regio van de Grote Meren om met hun regering en politieke partijen samen te werken om de sociale rechtvaardigheid te bevorderen en aldus te komen tot een duurzame vrede;

4.

verzoekt de parlementen en regeringen te zorgen voor gelijke participatie van alle maatschappelijke gelederen, ook vrouwen en jongeren, minderheden en kwetsbare groepen, aan het democratische proces en bestuur;

5.

verzoekt de internationale gemeenschap, onder meer de AU, de EU en de VN, om substantiële, gecoördineerde en doeltreffender hulp te blijven verlenen aan mensen die getroffen zijn door de veiligheidssituatie in de regio van de Grote Meren en zich klaar te houden om te reageren op de humanitaire ramp in de regio;

6.

bevestigt opnieuw haar vastberaden engagement voor de soevereiniteit, onafhankelijkheid, territoriale integriteit en nationale eenheid van de landen uit de regio van de Grote Meren in het algemeen en de DRC in het bijzonder, en beklemtoont dat deze moeten worden geëerbiedigd om de vrede, veiligheid en ontwikkeling van de regio van de Grote Meren te bevorderen;

7.

bevestigt opnieuw het onvervreemdbare recht van alle volkeren in de regio om ten volle te profiteren van hun nationale rijkdommen en er op volledig soevereine wijze over te beschikken in overeenstemming met hun eigen wetten;

8.

uit haar steun voor het Kader voor vrede, veiligheid en samenwerking voor de Democratische Republiek Congo en de regio, dat in Addis-Abeba werd ondertekend, en verzoekt alle ondertekenende partijen om hun toezeggingen snel en te goeder trouw na te komen; verzoekt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties derhalve om passende maatregelen te nemen uit hoofde van paragraaf 6 van zijn Resolutie 2098 (2013) met betrekking tot partijen die zich niet houden aan de in dat kader vastgestelde toezeggingen;

9.

is ingenomen met de steun van de EU voor de kaderovereenkomst en moedigt haar aan om, samen met andere internationale organisaties, alles in het werk te stellen om de vrede te bevorderen en de samenwerking tussen de DRC, Uganda, Rwanda, Burundi en Tanzania te verbeteren;

10.

drukt haar steun uit aan alle maatregelen die streven naar het herstellen van vrede en veiligheid in de regio van de Grote Meren en die op gang worden gebracht en uitgevoerd door de VN, de AU, de EU, de ICGLR en de SADC, en dringt er bij hen op aan om hun inspanningen voort te zetten en met name een programma voor de harmonieuze ontwikkeling van de regio op te zetten om jongeren en de bevolking van de regio van de Grote Meren in het algemeen een alternatief voor oorlog te bieden dat hen een mooiere toekomst zal bezorgen;

11.

is verheugd over Resolutie 2098 (2013) van de VN-Veiligheidsraad over de DRC en roept de leiders in de regio van de Grote Meren en de gehele internationale gemeenschap dringend op inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat die resolutie op passende wijze en volledig ten uitvoer wordt gelegd;

12.

is ingenomen met de inzet in Noord-Kivu van troepen uit de interventiebrigade die in het kader van die resolutie binnen MONUSCO is opgericht; juicht de actieve betrokkenheid van de brigade bij het neerslaan van de M23-opstand toe en verzoekt de brigade om steun te blijven verlenen aan de Congolese regeringstroepen, met het oog op de ontbinding van alle andere gewapende groepen op het grondgebied van de DRC en om een einde te maken aan hun criminele activiteiten in de regio van de Grote Meren;

13.

dringt er bij de internationale gemeenschap, en met name donors, op aan om de inspanningen van de DRC-autoriteiten te steunen die, na de militaire overwinning op M23, institutionele, politieke, economische en sociale structurele hervormingen zullen doorvoeren, met name op het vlak van defensie, veiligheid en justitie, met het oog op de versterking van de democratie, de rechtsstaat en goed bestuur op alle overheidsniveaus;

14.

verzoekt de DRC en haar buurlanden om een nauwere en doeltreffender regionale samenwerking aan te gaan teneinde de gevolgen van de terugkerende conflicten in de regio gezamenlijk aan te pakken en niet alleen vraagstukken in verband met veiligheid en politiek te behandelen, maar ook de economische ontwikkeling in de regio van de Grote Meren te bevorderen; verzoekt de internationale gemeenschap, met name de ICGLR, de AU, de EU, de VN en de VS om dergelijke samenwerking te steunen;

15.

beklemtoont met het oog hierop dat het nodig is de Economische gemeenschap van de landen van de Grote Meren nieuw leven in te blazen en haar te voorzien van de nodige middelen om vrede, integratie, economische groei en het scheppen van banen te bevorderen om aldus de mensen in de regio een beter bestaan te bezorgen;

16.

is verheugd over de vooruitgang die geboekt is in de onderhandelingen van Kampala onder de auspiciën van de ICGLR en dringt er bij de bemiddelaar en alle partijen op aan om die gesprekken snel af te ronden en dringende aangelegenheden te regelen zoals de uitlevering van voormalige M23-rebellen die naar buurlanden zijn gevlucht en van mensen die worden gedagvaard voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en ernstige schendingen van de mensenrechten;

17.

roept op tot de demobilisatie, ontwapening, rehabilitatie en re-integratie (DDRR) van voormalige rebellen in strikte overeenstemming met zowel de internationale basisnormen op dit vlak als de specifieke eisen van het soldatenleven, als bedoeld in de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de dreiging van militaire coups voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen, en de rol van de internationale gemeenschap;

18.

neemt kennis van het nationale overleg in de DRC tussen de presidentiële meerderheid, de politieke oppositie en het maatschappelijk middenveld dat door president Joseph Kabila is bijeengeroepen en moedigt de autoriteiten van de DRC aan om te handelen naar de conclusies en aanbevelingen van dat overleg, met het oog op de bevordering van de nationale verzoening en om voor eens en voor altijd de kernoorzaken van de terugkerende politieke crises in de DRC uit de weg te ruimen;

19.

beklemtoont dat de identificatie, met de hulp van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en het internationale Rode Kruis, van voormalige M23-rebellen en Congolese vluchtelingen in Rwanda en Uganda zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden, zodat zij vrijwillig naar hun land van herkomst kunnen worden gerepatrieerd en iedereen die dat wenst deel kan uitmaken van het DDRR-programma;

20.

beklemtoont dat er een einde moet komen aan de straffeloosheid en dat dit een van de voorwaarden is voor het herstellen van vrede en veiligheid in de regio van de Grote Meren; herhaalt haar oproep aan de rechterlijke instanties van de lidstaten van de ICGLR en aan het Internationaal Strafhof om de daders van schendingen van de mensenrechten, misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden, verkrachting en de rekrutering van kindsoldaten in de regio van de Grote Meren te vervolgen en te straffen;

21.

dringt erop aan dat alle gewapende groepen die door de regio van de Grote Meren zwerven de wapens moeten neerleggen als ze dit nog niet gedaan hebben en dat zij opnieuw een normaal burgerleven moeten gaan leiden in hun respectieve landen;

22.

dringt er bij alle landen uit de regio van de Grote Meren die burger- of militaire vluchtelingen uit andere landen hebben opgenomen op aan om zich strikt te houden aan de bepalingen van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE) van 1967 betreffende specifieke aspecten van vluchtelingenproblemen in Afrika, meer bepaald het verbod op politieke en militaire activiteiten van dergelijke personen die gericht zijn tegen hun land van herkomst;

23.

verzoekt de Wereldbank zich te houden aan de belofte die door zijn voorzitter op 22 mei 2013 in Kinshasa werd gedaan om een bedrag van 1 miljard USD te investeren in ontwikkelingsprojecten in de regio van de Grote Meren, en beveelt aan om deze financiering bij voorrang te oormerken voor de door de conflicten getroffen gebieden;

24.

dringt er bij de AU, de ICGLR en de lidstaten ervan, de VN en de EU op aan om resolute en doeltreffende stappen te ondernemen bij de bestrijding van de illegale exploitatie van en handel in natuurlijke hulpbronnen van de DRC en andere landen in de regio van de Grote Meren, en om meer bepaald boetes op te leggen aan bedrijven die bij dergelijke praktijken betrokken zijn, in overeenstemming met de op internationaal niveau afgesproken transparantiebeginselen;

25.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Afrikaanse Unie, de ACS-EU-Raad, de Raad en de Commissie van de Europese Unie, de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de VN, diens speciale gezant voor de regio van de Grote Meren, de lidstaten van de Internationale conferentie over de regio van de Grote Meren en de presidenten, staatshoofden en regeringsleiders en parlementen van de betrokken staten.

Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Artikel 1

Paritaire Parlementaire Vergadering

1.   De ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering (hierna: „de Vergadering”) wordt opgericht krachtens artikel 17 van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds.

2.   De Vergadering bestaat uit twee kamers samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de ACS-staten. De leden van de Vergadering zijn enerzijds leden van het Europees Parlement en anderzijds Parlementsleden of, bij ontstentenis daarvan en in uitzonderlijke gevallen, zoals overmacht, waarvan het Bureau van de Vergadering zoals bedoeld in artikel 2 (hierna: „het Bureau”) op voorhand schriftelijk in kennis moet worden gesteld, vertegenwoordigers die door het Parlement van iedere ACS-staat zijn aangewezen. Indien een ACS-staat geen parlement heeft, moet de deelneming zonder stemrecht van een vertegenwoordiger van die ACS-staat vooraf door de Vergadering worden goedgekeurd.

3.   De geloofsbrieven van de leden der Vergadering bestaan uit een benoemingsbrief, die voor de vertegenwoordigers van de ACS wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van hun respectieve staten en voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement door de Voorzitter van deze instelling.

Artikel 2

Het Bureau

1.   Elke kamer kiest volgens haar eigen regels haar leden van het Bureau.

2.   Het Bureau bestaat uit twee gelijkgerechtigde covoorzitters en 24 ondervoorzitters. De leden van het Bureau worden voor de helft benoemd door de vertegenwoordigers van de ACS-staten en voor de helft door de vertegenwoordigers van het Europees Parlement volgens een procedure die door elk van de twee kamers wordt vastgesteld.

3.   Het Bureau bereidt de werkzaamheden van de Vergadering voor, volgt de verdere behandeling van de activiteiten en de resoluties van de Vergadering en legt de noodzakelijke contacten met de ACS-EU-Raad van Ministers en het ACS-EU-Comité van Ambassadeurs.

4.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de coördinatie van de werkzaamheden van de Vergadering. Het Bureau kan een aantal van zijn leden benoemen tot ondervoorzitters verantwoordelijk voor specifieke kwesties, met inachtneming van het beginsel van pariteit tussen leden van de parlementen van de ACS-staten en leden van het Europees Parlement.

5.   Het Bureau komt op verzoek van de covoorzitters ervan minstens viermaal per jaar bijeen; twee van die vergaderingen vinden plaats tijdens de dagen voorafgaand aan de bijeenkomsten van de Vergadering.

6.   Het Bureau legt aan de Vergadering de ontwerpagenda voor de beraadslagingen voor. Het heeft tot taak erop toe te zien dat, voor zover mogelijk, de helft van de agendapunten zaken van gemeenschappelijk belang betreft.

Het kan voorstellen de spreektijd tijdens de beraadslagingen te beperken.

7.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de samenstelling en de bevoegdheden van de in artikel 25 bedoelde vaste commissies („de vaste commissies”).

8.   Het Bureau verleent toestemming voor de opstelling van verslagen en ontwerpresoluties door de vaste commissies.

9.   Het Bureau kan tevens een vraagstuk doorverwijzen naar een vaste commissie, die vervolgens kan verzoeken om een verslag over een specifiek onderwerp op te stellen.

10.   Het Bureau is verantwoordelijk voor het toezicht op de follow-up van de resoluties en besluiten van de Vergadering. In het geval van door vaste parlementaire commissies ingediende resoluties kan het deze verantwoordelijkheid delegeren aan de voorzitter en de rapporteur van de vaste parlementaire commissie.

11.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de behandeling, met gesloten deuren, van individuele mensenrechtenkwesties.

12.   De vergaderingen van het Bureau zijn niet openbaar.

Artikel 3

Aanwezigheid van andere instellingen

1.   De Raad van Ministers, zoals bedoeld in artikel 15 van de Partnerschapsovereenkomst, wordt uitgenodigd om zijn jaarlijks verslag over de uitvoering van de overeenkomst te presenteren aan de Vergadering. Deze presentatie wordt gevolgd door een debat.

2.   De Raad van Ministers van de ACS, het Comité van Ambassadeurs van de ACS, alsmede de Raad van de Europese Unie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) en de Europese Commissie kunnen, op uitnodiging van het Bureau, aan de bijeenkomsten van de Vergadering deelnemen.

3.   De Raad van Ministers van de ACS, alsmede de Raad van de Europese Unie, de hoge vertegenwoordiger en de Europese Commissie kunnen, op uitnodiging van het Bureau, vergaderingen van het Bureau bijwonen met betrekking tot onderwerpen die tot hun respectieve taken behoren.

Artikel 4

Waarnemers en andere gasten

1.   De volgende staten mogen, als permanente waarnemers, een vertegenwoordiger sturen om bijeenkomsten van de Vergadering bij te wonen:

(a)

staten die bezig zijn met de bekrachtigingsprocedure van de partnerschapsovereenkomst;

(b)

staten die lid zijn van de ACS-groep.

De permanente waarnemers mogen het woord voeren tijdens de bijeenkomsten van de Vergadering.

2.   Andere organisaties of organen mogen bijeenkomsten van de Vergadering, vergaderingen van de vaste commissies en regionale parlementaire vergaderingen bijwonen als waarnemers op uitnodiging van de covoorzitters, met toestemming van het Bureau.

Zij kunnen met toestemming van de Vergadering of van het Bureau van de betrokken commissie, die per geval beslissen, het woord voeren voor respectievelijk de bijeenkomsten van de Vergadering of de commissievergaderingen.

3.   Waarnemers, permanent of niet, hebben geen stemrecht.

4.   Deelname, met een raadgevende status, van andere gasten, zoals vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, aan de bijeenkomsten van de Vergadering, vergaderingen van de vaste commissies en regionale parlementaire bijeenkomsten van de Vergadering, wordt per geval door het Bureau toegestaan.

Artikel 5

Bijeenkomsten van de Vergadering

1.   De Vergadering komt tweemaal per jaar drie dagen bijeen en wordt bijeengeroepen door haar covoorzitters; de bijeenkomsten vinden afwisselend plaats in een ACS-staat en in een lidstaat van de Europese Unie, indien mogelijk in het land dat bij toerbeurt het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt.

2.   Bij de vaststelling van de plaats van bijeenkomst wordt erop toegezien dat ieder der regio's van de ACS-groep van staten en ieder der lidstaten van de Europese Unie afwisselend aan de beurt komen.

3.   De Vergadering kan op verzoek van het Bureau of de ACS-EU-Raad van Ministers door haar covoorzitters in buitengewone bijeenkomst bijeen worden geroepen.

Artikel 6

Regionale bijeenkomsten van de Vergadering

1.   De Vergadering houdt , overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de partnerschapsovereenkomst, regionale parlementaire bijeenkomsten. Daartoe wordt besloten op verzoek van het Bureau of van de betrokken regio's.

2.   Met het oog op de toepassing van dit Reglement van orde worden onder „regio's” eenheden verstaan die door de nationale parlementen van de ACS-staten worden gedefinieerd. Elke aldus gedefinieerde eenheid moet door de Vergadering definitief worden goedgekeurd.

3.   Eén parlementslid van iedere ACS-staat van de regio en een gelijk aantal Europese Parlementsleden nemen aan regionale bijeenkomsten deel.

4.   De Vergadering houdt jaarlijks ten hoogste drie regionale bijeenkomsten, elk met een duur van maximaal drie dagen. Indien er meer dan twee worden gehouden, vindt één daarvan plaats in de marge van de bijeenkomst van de Vergadering die in een ACS-staat wordt gehouden. Bij deze bijeenkomsten worden conclusies aangenomen in de vorm van een communiqué. Dit Reglement van orde is mutatis mutandis van toepassing op regionale bijeenkomsten.

5.   Regionale bijeenkomsten concentreren zich op zaken van regionaal en actueel belang, in het bijzonder op regionale- en landenstrategiedocumenten voor de betrokken regio. Met betrekking tot elke regionale bijeenkomst wordt aan de Vergadering een vervolgverslag voorgelegd ter behandeling op haar eerstvolgende bijeenkomst.

6.   Vóór elke regionale bijeenkomst wordt een verslag over elke ACS-regio opgesteld, dat wordt besproken in de context van deze regionale bijeenkomst.

Artikel 7

Agenda

1.   Het Bureau stelt de ontwerpagenda van de bijeenkomst op. Dit ontwerp wordt door de covoorzitters aan de Vergadering ter goedkeuring voorgelegd. De agendapunten hebben betrekking op de ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Unie en de ACS-staten in het kader van de partnerschapsovereenkomst.

De ontwerpagenda van iedere bijeenkomst omvat de volgende categorieën onderwerpen:

i)

verslagen die worden ingediend door de vaste commissies. Dit zijn er maximaal drie per bijeenkomst. De lengte van de ontwerpresoluties in verslagen is vastgelegd in bijlage II van dit Reglement van orde;

ii)

urgente onderwerpen die worden voorgesteld door een vaste commissie of die worden ingediend door het Bureau zelf. Urgente onderwerpen worden bij wijze van uitzondering op de agenda geplaatst en het zijn er maximaal twee per bijeenkomst. Andere onderwerpen worden doorverwezen naar de bevoegde vaste commissie.

iii)

centrale onderwerpen voor een beraadslaging op hoog niveau.

2.   Een vertegenwoordiger van de ACS-staten, een fractie of tien leden kunnen een ontwerpresolutie over een urgent onderwerp indienen. De ontwerpresoluties hebben uitsluitend betrekking op de urgente onderwerpen die op de ontwerpagenda van de bijeenkomst zijn geplaatst en mogen de in bijlage II vastgelegde lengte niet overschrijden. De ontwerpresoluties moeten uiterlijk vier weken voor het begin van de bijeenkomst waarin zij behandeld en in stemming gebracht zullen worden, worden ingediend.

3.   In urgente gevallen kunnen de covoorzitters de ontwerpagenda tussen vergaderingen van het Bureau actualiseren door middel van de schriftelijke procedure en/ of de stilzwijgende procedure.

4.   De ontwerpresoluties over urgente onderwerpen worden voorgelegd aan het Bureau.n Dit gaat na of iedere ontwerpresolutie voldoet aan de in lid 2 gestelde voorwaarden, of het onderwerp op de agenda staat en of de ontwerpresolutie beschikbaar is in het Engels en het Frans. De voorstellen van het Bureau worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vergadering.

5.   Het Bureau stuurt de ontwerpresoluties over urgente onderwerpen ter informatie door naar de bevoegde commissie.

Artikel 8

Quorum

1.   Het quorum van de Vergadering is bereikt wanneer een derde van zowel de vertegenwoordigers van de ACS-staten als van die van het Europees Parlement aanwezig is.

2.   Alle stemmen zijn geldig ongeacht het aantal stemmers, tenzij de voorzitter, vóór het begin van een stemming, nadat daarom door ten minste tien leden is verzocht, vaststelt dat het quorum niet is bereikt. Indien blijkt dat het quorum niet is bereikt, wordt de stemming op de agenda van de volgende vergadering geplaatst.

Artikel 9

Voorzitterschap van de vergaderingen

1.   De covoorzitters besluiten in onderling overleg wie van beiden elk van de vergaderingen van de Vergadering zal voorzitten.

2.   De voorzitter opent, schorst en sluit de vergaderingen van de Vergadering. De voorzitter zorgt voor de naleving van het Reglement van orde, handhaaft de orde, verleent het woord, verklaart de beraadslagingen voor gesloten, brengt de voorstellen in stemming en maakt de uitslag van de stemmingen bekend.

3.   De voorzitter kan bij een beraadslaging alleen het woord voeren om de stand van zaken vast te stellen en sprekers tot de orde te roepen. Indien hij zelf aan een beraadslaging wil deelnemen, verlaat hij de voorzitterszetel.

4.   De beide covoorzitters kunnen zich als voorzitter door een der ondervoorzitters laten vervangen.

Artikel 10

Verdeling van de zitplaatsen

De zitplaatsen der leden worden naar alfabetische volgorde verdeeld. Deze volgorde wordt voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement bepaald door hun naam en voor de vertegenwoordigers van de ACS door de naam van hun land, waarbij per bijeenkomst telkens met de volgende letter van het alfabet wordt begonnen.

Artikel 11

Officiële talen

1.   De officiële talen van de Vergadering zijn: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Kroatisch , Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds.

Voor alle bijeenkomsten in de gebruikelijke werkplaatsen van het Europees Parlement wordt gezorgd voor voorzieningen voor vertolking in alle werktalen van de aanwezige leden van het Europees Parlement. Voor alle bijeenkomsten buiten de gebruikelijke werkplaatsen van het Europees Parlement wordt gezorgd voor voorzieningen voor vertolking, in overeenstemming met de desbetreffende interne regels van het Europees Parlement, die zijn opgenomen in het reglement over de bijeenkomsten van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering en de organen ervan, als bepaald in het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 10 februari 2003 (22). Tijdens elke bijeenkomst wordt gezorgd voor vertaaldiensten in het Engels en Frans.

2.   De door de Vergadering vastgestelde besluiten worden in de officiële talen gepubliceerd. De voorbereidende documenten en werkdocumenten worden in ten minste het Engels en het Frans gepubliceerd.

Artikel 12

Openbaarheid van de beraadslagingen

De bijeenkomsten van de Vergadering zijn openbaar, tenzij deze anders beslist.

Artikel 13

Notulen

1.   De notulen van elke vergadering bevatten de besluiten van de Vergadering en de namen van de sprekers en worden op de volgende vergadering rondgedeeld.

2.   De notulen worden door het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie en door het ACS-Secretariaat in een vorm die het passend acht, openbaar gemaakt. De notulen van de laatste vergadering van de bijeenkomst worden aan het begin van de daaropvolgende bijeenkomst ter goedkeuring voorgelegd, en eventuele correcties van de notulen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij worden eveneens door het ACS-Secretariaat gepubliceerd, in een vorm die het passend acht.

Article 14

Verklaringen en persmededelingen van de covoorzitters

1.   De covoorzitters kunnen gezamenlijk en op korte termijn, waar mogelijk na overleg met de leden van het Bureau door middel van de schriftelijke procedure en/of de stilzwijgende procedure, verklaringen afleggen over kwesties met betrekking tot het ACS-EU-partnerschap. Dergelijke verklaringen moeten zijn gebaseerd op eventuele bestaande resoluties en verklaringen. Na aflegging van een verklaring stellen de covoorzitters het Bureau in kennis van de verklaring met het oog op bespreking ervan, waarna zij zo spoedig mogelijk alle leden van de Vergadering verwittigen.

2.   Persmededelingen worden opgesteld in het Engels en het Frans. Deze documenten hebben geen officieel karakter.

Artikel 15

Verlening van het woord

1.   Een lid van de Vergadering kan alleen het woord voeren, indien de voorzitter het hem heeft verleend. De in de resoluties of tijdens beraadslagingen genoemde vertegenwoordigers van landen mogen binnen de hun toebedeelde spreektijd reageren.

2.   De spreektijd tijdens de beraadslagingen in de Vergadering wordt gelijkelijk over de vertegenwoordigers van het Europees Parlement en die van de ACS-staten verdeeld. Op voorstel van de voorzitter kan de Vergadering besluiten de spreektijd te beperken. Leden kunnen ter aanvulling van hun verklaringen schriftelijke bijdragen van ten hoogste 2 000 tekens indienen. Schriftelijke bijdragen worden in de originele taal ervan gearchiveerd.

3.   Voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement wordt de spreektijd toegewezen volgens het systeem-d'Hondt.

4.   Aan de leden van de ACS-EU-Raad van Ministers of hun terzake aangewezen vertegenwoordigers, alsmede aan de vertegenwoordigers van de in artikel 3, lid 2 genoemde organen en instellingen wordt op hun verzoek het woord verleend.

5.   Het secretariaat-generaal van het Europees Parlement en het secretariaat-generaal van het ACS-Secretariaat kunnen het woord voeren tijdens de bijeenkomsten van het Bureau en tijdens de zittingen van de Vergadering wanneer ze hiervoor naar behoren gemachtigd zijn door hun respectievelijke kamers en wanneer de covoorzitter die deze bijeenkomsten en zittingen voorzit hierom verzoekt.

6.   Behoudens de in lid 6 genoemde gevallen kan een spreker alleen door de voorzitter in de rede worden gevallen, indien hij zijn spreektijd overschrijdt.

7.   Indien een spreker van het onderwerp afdwaalt, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de spreker volhardt, kan de voorzitter hem het woord ontnemen zolang hij zulks gegrond acht.

Artikel 16

Stemrecht en wijze van stemmen

1.   Ieder lid met stemrecht heeft slechts één stem, welke niet overdraagbaar is.

2.   De normale wijze van stemmen van de Vergadering is die bij handopsteken. Indien de uitslag van de stemming bij handopsteken twijfelachtig is, stemt de Vergadering opnieuw met gekleurde kaarten of elektronisch.

3.   Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste tien leden schriftelijk een desbetreffend verzoek is ingediend, is de stemming in de Vergadering geheim.

4.   Een besluit wordt slechts geacht te zijn aangenomen indien het een meerderheid van de uitgebrachte stemmen heeft behaald. Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste vijf leden een verzoek is ingediend om een gescheiden stemming, vindt een stemming plaats waarbij de leden van de parlementen van de ACS-staten en de leden van het Europees Parlement gescheiden en in afwisselende volgorde stemmen. In dit geval wordt de tekst in kwestie slechts geacht te zijn aangenomen indien deze de meerderheid heeft behaald van de uitgebrachte stemmen van zowel de leden van de parlementen van de ACS-staten als de leden van het Europees Parlement.

5.   Bij staking van stemming is het voorstel niet aangenomen. Het kan tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van de Vergadering opnieuw worden ingediend.

6.   Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste vijf leden een daartoe strekkend verzoek wordt ingediend, stemt de Vergadering over afzonderlijke delen van de tekst van een paragraaf of een amendement.

7.   Een overeenkomstig de leden 3, 4 en 6 ingediend verzoek kan op elk moment vóór de stemming door de auteurs ervan worden ingetrokken.

Artikel 17

Stemverklaringen

Bij de slotstemming kan ieder lid een mondelinge stemverklaring van ten hoogste anderhalve minuut of een schriftelijke stemverklaring van ten hoogste tweehonderd woorden afleggen. Schriftelijke verklaringen worden in de originele taal ervan gearchiveerd.

Artikel 18

Resoluties van de Vergadering

1.   De Vergadering stemt over de overeenkomstig artikel 7 door de vaste commissies in het kader van verslagen ingediende ontwerpresoluties.

2.   De Vergadering stemt eveneens over de overeenkomstig artikel 7 ingediende ontwerpresoluties over urgente onderwerpen.

3.   De voorzitter verzoekt de opstellers van resoluties over aanverwante urgente onderwerpen een gezamenlijke resolutie op te stellen. Na de beraadslaging worden iedere gezamenlijke resolutie en de erop ingediende amendementen aan een stemming in de Vergadering onderworpen. Zodra een gezamenlijke resolutie is aangenomen, komen alle overige resoluties over hetzelfde onderwerp te vervallen.

4.   De door de Vergadering aangenomen resoluties worden toegezonden aan de Europese Commissie, de ACS-EU-Raad van Ministers, alsmede aan alle andere betrokken partijen. De Europese Commissie en de ACS-EU-Raad van Ministers brengen op de volgende bijeenkomst verslag uit over het aan de aangenomen resoluties gegeven gevolg.

Artikel 19

Amendementen

1.   Een vertegenwoordiger van een ACS-staat met stemrecht, een fractie of tien leden kunnen amendementen indienen. Amendementen moeten betrekking hebben op de te wijzigen tekst en schriftelijk worden ingediend. De voorzitter beoordeelt hun ontvankelijkheid op basis van deze criteria.

2.   De termijn voor de indiening van amendementen wordt bij de aanvang van de bijeenkomst bekendgemaakt.

3.   Amendementen worden vóór de tekst waarop zij betrekking hebben in stemming gebracht.

4.   Indien amendementen betrekking hebben op hetzelfde gedeelte van de tekst wordt het amendement dat het verst van de oorspronkelijke tekst afwijkt, het eerst in stemming gebracht. Alleen mondelinge amendementen die technische of taalkundige verbeteringen behelzen, kunnen in behandeling worden genomen. Over alle overige mondelinge amendementen beslist de Vergadering. Een mondeling amendement wordt niet in behandeling genomen indien tien leden, door op te staan, zich daartegen verzetten.

Artikel 20

Vragen met verzoek om schriftelijk antwoord

1.   Ieder lid van de Vergadering kan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie vragen stellen met verzoek om schriftelijke beantwoording.

2.   De vragen worden schriftelijk ingediend bij het Bureau. Indien dit de vragen ontvankelijk verklaart, doet het deze naargelang het geval toekomen aan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie. De ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie wordt verzocht de vragen binnen twee maanden na kennisgeving schriftelijk te beantwoorden.

3.   De vragen waarop een antwoord is ontvangen, worden met het antwoord door het Europees Parlement openbaar gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en door de ACS-staten op de door ieder van hen geschikt geachte wijze.

4.   De vragen die niet binnen de vastgestelde termijn zijn beantwoord, worden op dezelfde wijze openbaar gemaakt, met de vermelding dat zij tot dusver onbeantwoord zijn gebleven.

Artikel 21

Vragenuur

1.   Het vragenuur met de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie wordt tijdens iedere bijeenkomst gehouden op de tijdstippen waartoe het Bureau besluit, teneinde de aanwezigheid van beide instellingen op het hoogste niveau te verzekeren.

2.   Ieder lid van de Vergadering kan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie beide één vraag stellen. Vragen die door meerdere leden zijn ondertekend, worden telkens door één lid gesteld.

3.   De vragen worden binnen de door het Bureau vastgestelde termijn schriftelijk bij het Bureau ingediend.

4.   In dringende gevallen kunnen de covoorzitters of het Bureau met goedvinden van de instelling waaraan de vragen zijn gericht, besluiten een vraag op de agenda te plaatsen, ook al is de door het Bureau vastgestelde termijn reeds verstreken.

5.   De covoorzitters van de Vergadering beslissen over de ontvankelijkheid van de vragen. De ontvankelijkheid wordt bepaald door toepassingsgebied en inhoud van de partnerschapsovereenkomst. Vragen met betrekking tot onderwerpen die reeds op de agenda zijn opgenomen om te worden besproken met de betrokken instelling, worden niet-ontvankelijk verklaard. Van de vragen die ontvankelijk zijn verklaard, wordt mededeling gedaan aan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie. De covoorzitters beslissen over de volgorde waarin deze worden behandeld. De vraagsteller wordt onmiddellijk van hun besluit op de hoogte gesteld.

6.   De vraag mag niet langer zijn dan 100 woorden en moet de vorm van een vraag hebben en niet de vorm van een verklaring.

7.   De Vergadering trekt gedurende iedere bijeenkomst een bepaalde tijd uit voor de behandeling van vragen aan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie. Vragen die wegens tijdgebrek onbeantwoord blijven, worden schriftelijk beantwoord, tenzij de vraagsteller zijn vraag intrekt.

8.   Een vraag wordt alleen beantwoord indien de vraagsteller aanwezig is of wanneer hij de covoorzitters voor het begin van het vragenuur schriftelijk de naam van zijn plaatsvervanger heeft meegedeeld.

9.   Wanneer de vraagsteller noch zijn plaatsvervanger aanwezig is, wordt de vraag schriftelijk beantwoord.

10.   De ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie geven vooraf schriftelijk antwoord. Er mag één korte aanvullende vraag worden gesteld door de steller van de oorspronkelijke vraag indien hij aanwezig is, of door zijn plaatsvervanger, voor zover de steller van de oorspronkelijke vraag de covoorzitters voor het begin van het vragenuur schriftelijk de naam van deze plaatsvervanger heeft meegedeeld. De voorzitter kan alle vragen die geen verband houden met de oorspronkelijke vraag afwijzen. Indien daartoe voldoende tijd beschikbaar is, mogen er vervolgens andere vragen worden gesteld aan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie volgens de „catch-the-eye”-procedure.

11.   Op verzoek van ten minste tien leden van de Vergadering kan het antwoord van de ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie worden gevolgd door een beraadslaging. De duur van deze beraadslaging wordt door de voorzitter bepaald.

Artikel 22

Verslag over de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst door de ACS-EU-Raad van Ministers

Het verslag over de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst door de ACS-EU-Raad van Ministers, dat onder andere handelt over de maatregelen die genomen zijn om gevolg te geven aan door de Vergadering aangenomen resoluties en aanbevelingen, wordt in de officiële talen vermenigvuldigd en rondgedeeld met het oog op een jaarlijks debat in de Vergadering.

Artikel 23

Controle op de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst

Onverminderd de in artikel 6 genoemde regionale verslagen, kan de Vergadering, op voorstel van het Bureau, één ACS- en één EU-corapporteur benoemen voor het opstellen van een verslag over een specifieke regio, of over andere aangelegenheden die betrekking hebben op de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst.

Artikel 24

Verzoeken van de ACS-EU-Raad van Ministers om advies

1.   Tot de Vergadering gerichte verzoeken om advies over een besluit of ontwerpbesluit, -resolutie, -aanbeveling of -advies van de ACS-EU-Raad van Ministers worden naar het Bureau verwezen, dat deze, voorzien van een aanbeveling, aan de Vergadering doet toekomen.

2.   Indien de ACS-EU-Raad van Ministers de aangelegenheid urgent verklaart, kan het Bureau zelf een definitieve uitspraak doen.

Artikel 25

Vaste commissies

1.   De Vergadering stelt drie vaste commissies (23) in die in het kader van de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomst worden belast met:

bevordering van de democratische processen door middel van dialoog en overleg;

economische, financiële en handelszaken en de tenuitvoerlegging van het Europees Ontwikkelingsfonds;

sociale en milieuzaken.

2.   Overeenkomstig de algemene regeling betreffende de werking van de Vergadering, worden de vaste commissies samengesteld uit leden van de Vergadering, overeenkomstig artikel 1, en functioneren zij op strikt paritaire wijze.

3.   De vaste commissies beschikken over een reglement van orde dat, op voorstel van het Bureau, door de Vergadering wordt vastgesteld.

Artikel 26

Tijdelijke follow-up commissies

1.   Het Bureau kan, op voorstel van de Vergadering, overgaan tot instelling van tijdelijke follow-up commissies voor een specifiek onderwerp dat betrekking heeft op de partnerschapsovereenkomst of zaken die onder de partnerschapsovereenkomst vallen. Tegelijkertijd kunnen niet meer dan twee van dergelijke commissies operationeel zijn. Follow-up commissies moeten hun werkzaamheden binnen 1 jaar voltooien.

2.   Het Bureau stelt hun bevoegdheden, samenstelling en mandaat vast.

Artikel 27

Workshops

1.   Om het begrip tussen de volkeren van de Europese Unie en de ACS-staten te vergroten en de publieke opinie bewuster te maken van ontwikkelingsvraagstukken, organiseert de Vergadering regelmatig workshops, zowel in de Europese Unie als in de ACS-staten.

2.   De workshops worden georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het Bureau en bieden met name de mogelijkheid om personen uit te nodigen die de Vergadering op de hoogte kunnen stellen van de politieke, economische, sociale en culturele situaties waarover bezorgdheid heerst.

3.   Op de dag vóór de opening van elke bijeenkomst van de Vergadering worden maximaal drie workshops georganiseerd. Elke rapporteur brengt kort mondeling verslag uit aan de bijeenkomst, eventueel gevolgd door een debat.

Artikel 28

Missies en delegaties

1.   Het Bureau kan, afhankelijk van de begrotingssituatie, besluiten een onderzoeksmissie te zenden naar een ACS-staat of een EU-lidstaat of naar internationale organisaties. Het Bureau of de Paritaire Vergadering kan ook besluiten op uitnodiging van het betrokken land paritaire waarnemersdelegaties te sturen naar presidents- of parlementsverkiezingen, voor zover er geen veiligheidsrisico’s bestaan en mits dit, voor wat betreft de leden van het Europees Parlement, verenigbaar is met de interne regels van het Europees Parlement. Uit hoofde van de nauwe samenwerking als bedoeld in artikel 29 kan het Bureau bovendien delegaties sturen naar vergaderingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité en van de sociale partners, zelfs wanneer die bijeenkomsten niet in Brussel plaatsvinden.

Hierover wordt een verslag voorgelegd aan het Bureau en aan de Vergadering ter behandeling tijdens haar eerstvolgende bijeenkomst. Op de eerstvolgende vergadering van het Bureau wordt een concrete follow-up gegeven van de gedane aanbevelingen.

2.   De covoorzitters of hun ondervoorzitters kunnen ontmoetingen op hoog niveau bijwonen of vergaderingen van internationale parlementaire organen wanneer zij, individueel of gezamenlijk, in hun officiële hoedanigheid worden uitgenodigd daaraan namens de Vergadering deel te nemen. Zulke missies dienen de Vergadering in haar geheel te vertegenwoordigen en de ermee gemoeide activiteiten moeten beantwoorden aan een door de ACS en de EU gedeeld belang.

Artikel 29

Overleg met het maatschappelijk middenveld

De Vergadering zorgt voor regelmatig contact en overleg van de ACS-staten en de Europese Unie met vertegenwoordigers van de economische en sociale partners van de ACS-EU en andere vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld om hun standpunten te vernemen over de verwezenlijking van de doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst. De vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld kunnen de regionale bijeenkomsten en de vergaderingen van de vaste commissies bijwonen en kunnen deelnemen aan de workshops. Het Bureau gaat per geval na onder welke voorwaarden de betrokkenen worden uitgenodigd.

Artikel 30

Erevoorzitter

Op voorstel van het Bureau en in uitzonderlijke gevallen kan de Vergadering aan een van haar voormalige covoorzitters de titel van erevoorzitter verlenen. Deze eretitel wordt verleend als blijk van waardering van de Vergadering voor de voortreffelijke diensten die de betrokkene in de loop van zijn mandaat de Vergadering heeft bewezen.

Artikel 31

Secretariaat

De secretaris-generaal van het Europees Parlement en de secretaris-generaal van het Secretariaat van de ACS treffen de nodige maatregelen om de Vergadering bij te staan en om de werkzaamheden vlot te doen verlopen. Ze mogen een hoge ambtenaar van hun respectievelijke secretariaten benoemen om hen te vertegenwoordigen als cosecretaris-generaal van de Vergadering. Zij zijn verantwoording schuldig aan het Bureau.

Artikel 32

Financieel reglement

De Vergadering stelt aan de hand van voorstellen van het Bureau haar financieel reglement vast.

Artikel 33

Interpretatie van het Reglement van orde

De voorzitter of, op diens verzoek, het Bureau beslist over de interpretatie van dit Reglement van orde.

Artikel 34

Moties van orde

1.   Elk lid kan een beroep doen op het Reglement van orde of een motie van orde indienen en krijgt daartoe bij voorrang het woord. Het beroep of de motie kan door de betrokkene gedurende maximaal twee minuten spreektijd worden toegelicht.

2.   Op verzoek verleent de voorzitter voor ten hoogste twee minuten het woord aan een tegenstander van de motie.

3.   Over dit punt wordt verder aan niemand het woord verleend.

4.   De voorzitter doet mededeling van zijn besluit inzake het beroep op het Reglement of de motie van orde. Hij kan daarover tevoren het Bureau horen.

Artikel 35

Wijziging van het Reglement van orde

1.   Dit Reglement van orde wordt door de Vergadering aan de hand van voorstellen van het Bureau gewijzigd, na raadpleging van de Commissie politieke zaken.

2.   Wijzigingsvoorstellen zijn aangenomen indien deze de meerderheid van de stemmen van elk van beide paritaire groepen hebben behaald.

3.   Behoudens uitzonderingen waarover op het moment van de stemming wordt beslist, treden wijzigingen van dit Reglement van orde in werking op de eerste dag van de bijeenkomst die volgt op de vaststelling daarvan.

BIJLAGE I

Bevoegdheden, taken, lidmaatschap en procedures van de vaste parlementaire commissies

Artikel 1

Er worden drie vaste parlementaire commissies ingesteld met de volgende bevoegdheden en taken:

I.

COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

politieke dialoog (artikel 8 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst), institutionele ontwikkeling en institutionele zaken;

2.

eerbiediging en bevordering van de mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur (artikel 9 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing (artikel 11 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

migratie (artikel 13 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

betrekkingen van de Vergadering met belangrijke internationale organisaties.

Zij coördineert de werkzaamheden van onderzoeksmissies en waarnemingsmissies bij verkiezingen in overeenstemming met artikel 28 van het Reglement van orde van de Vergadering.

II.

COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

economische ontwikkeling en handelssamenwerking, alsmede capaciteitopbouw voor ontwikkeling en partnerschap;

2.

macro-economische en structurele hervormingen, ontwikkeling van de economische sector en toerisme (artikelen 22 tot en met 24 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

nieuwe ACS-EU-handelsafspraken, toegang tot de markt en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie (artikelen 34 tot en met 37 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

handel en arbeidsnormen (artikel 50 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

plattelandsontwikkeling, visserij en veiligheid van de voedselvoorziening(artikelen 53 en 54 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

6.

alle vraagstukken betreffende financiële samenwerking met inbegrip van de follow-up van de tenuitvoerlegging van het Europees Ontwikkelingsfonds.

III.

COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

sociale en menselijke ontwikkeling;

2.

sociale infrastructuur en diensten, met inbegrip van kwesties die de gezondheidszorg en het onderwijs betreffen (artikel 25 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

jeugdzaken en cultuur (artikelen 26 en 27 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

gendervraagstukken (artikel 31 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

milieu en natuurlijke hulpbronnen (artikel 32 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst).

Artikel 2

1.   Elk lid van de Vergadering kan lid van een van de vaste commissies zijn.

2.   De commissies worden samengesteld uit 52 leden en zullen een gelijk aantal leden van het Europees Parlement enerzijds, en parlementsleden van ACS-staten anderzijds tellen. Indien het aantal ACS-staten toeneemt, neemt het aantal plaatsen in de vaste commissies naar verhouding toe.

3.   De leden kunnen ook vergaderingen bijwonen van commissies waarvan zij geen lid zijn, in de hoedanigheid van adviseur of indien het te bespreken onderwerp hun land of regio betreft en mits zij daartoe door het commissiebureau zijn uitgenodigd.

4.   De deelneming van vertegenwoordigers die geen parlementslid zijn, is alleen toegestaan indien het te behandelen onderwerp hun land of regio betreft, maar zij hebben geen stemrecht.

5.   Tenzij een commissie anders besluit, zijn alle vergaderingen openbaar.

Artikel 3

1.   De samenstelling van de commissies moet zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de samenstelling van de Vergadering.

2.   De commissies kiezen uit hun leden een commissiebureau voor de periode van één jaar.

3.   Het commissiebureau bestaat uit twee covoorzitters (een als vertegenwoordiger van het Europees Parlement en een als vertegenwoordiger van de ACS-staten) en vier co-ondervoorzitters (twee vertegenwoordigers van de ACS-staten en twee vertegenwoordigers van het Europees Parlement).

4.   De commissies worden gezamenlijk voorgezeten door een lid van het Europees Parlement en een parlementslid van een ACS-staat.

5.   De commissies kunnen rapporteurs benoemen om specifieke onderwerpen die onder hun bevoegdheid vallen, te behandelen en verslagen op te stellen die aan de Vergadering worden voorgelegd, na toestemming van het Bureau, overeenkomstig artikel 2 van het Reglement van orde.

De ontwerpresoluties in verslagen mogen vergezeld gaan van een toelichting, die niet langer mag zijn dan vier bladzijden.

6.   De vaste commissies kunnen andere agendapunten behandelen zonder een verslag op te stellen en het Bureau schriftelijk ervan in kennis stellen dat deze onderwerpen zijn behandeld.

7.   De commissies dragen overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de partnerschapsovereenkomst ook bij tot de dialoog met niet-gouvernementele actoren, in het bijzonder in het kader van hoorzittingen.

8.   De commissies brengen aan de Vergadering verslag uit van hun activiteiten.

Artikel 4

1.   De commissies komen, na convocatie door hun covoorzitters, bijeen voor maximaal vier bijeenkomsten per jaar, waarvan er twee plaatsvinden tijdens de bijeenkomst van de Vergadering.

2.   Ieder lid kan amendementen voor behandeling in een commissie indienen. Met betrekking tot de procedure zijn de artikelen 3 (aanwezigheid van andere instellingen), 4 (waarnemers), 8 (quorum), 9 (voorzitterschap van de vergaderingen), 16 (stemrecht en wijze van stemmen) en 29 (overleg met het maatschappelijk middenveld) van het Reglement van orde van de Vergadering mutatis mutandis van toepassing op de commissievergaderingen.

BIJLAGE II

Lengte van teksten

Op ter vertaling en distributie aangeboden teksten zijn de volgende maxima van toepassing:

toelichtingen, voorbereidende werkdocumenten en verslagen van studie- en informatiereizen: zes bladzijden,

ontwerpresoluties in verslagen en ontwerpresoluties over urgente onderwerpen: vier bladzijden, inclusief overwegingen, exclusief visa.

Onder bladzijde wordt verstaan een tekst van 1 500 gedrukte tekens, spaties niet meegerekend.

Deze bijlage kan krachtens een besluit van het Bureau worden gewijzigd.

BIJLAGE III

Vergaderingen van politieke fracties

Politieke fracties van het Europees Parlement, alsook leden van het Europees Parlement en van de parlementen van ACS-staten kunnen, overeenkomstig hun politieke overtuiging, vergaderen in de marge van de bijeenkomsten van de Vergadering, maar niet tegelijkertijd met de bijeenkomsten zelf. Er wordt voorzien in faciliteiten voor vertolking voor dergelijke vergaderingen.

BIJLAGE IV

Regels van het Europees Parlement inzake vertaal- en tolkendiensten (artikel 11 van dit reglement van orde)

Vertaal- en tolkendiensten (24)

(a)

Voor elke bijeenkomst in de gebruikelijke vergaderplaatsen van het Europees Parlement wordt voorzien in:

i)

vertolking in de werktalen van de effectief aanwezige Europese leden van de PPV;

ii)

effectief aanwezig in de zin van dit artikel betekent deelneming aan alle vergaderingen van een zitting alsmede aan de vergaderingen van het Bureau en van de vaste commissies door de desbetreffende leden;

iii)

vertaling in het Engels en het Frans tijdens de vergadering zelf.

(b)

Voor elke bijeenkomst die plaatsvindt buiten de gebruikelijke vergaderplaatsen van het Europees Parlement:

i)

wordt voor de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU als algemene regel voorzien in faciliteiten voor vertolking in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en Portugees; vertolking in andere talen kan in uitzonderlijke omstandigheden worden overwogen voor bijzondere bijeenkomsten (bijvoorbeeld in de taal van het Raadsvoorzitterschap);

Indien twee weken vóór een geplande bijeenkomst wordt vastgesteld dat deze zal worden bijgewoond door minder dan drie leden die een van deze talen gebruiken, dan wordt niet voorzien in vertolking in de betroffen taal/talen.

Deelneming aan de bijeenkomst wordt op de volgende wijze bevestigd:

voor bijeenkomsten buiten de Europese Unie: door reservering van een vliegtuigticket bij het officieel door het Europees Parlement aangewezen reisbureau, of

voor bijeenkomsten binnen de Europese Unie: op basis van de door de fracties aan het cosecretariaat meegedeelde lijsten met reservering van een vervoerbewijs en/of een hotelkamer;

ii)

als de bijeenkomst eenmaal is begonnen, wordt gezorgd voor vertolking in de voorziene talen, zelfs als de bijeenkomst wordt bijgewoond door minder dan drie leden die gebruik maken van een van deze talen;

iii)

indien na toepassing van de regels onder punt (i) de taal van het gastland niet tot de talen behoort waarin tijdens de bijeenkomst van de PPV getolkt zal worden, dan kan vertolking in en uit deze taal toch plaatsvinden, mits het een communautaire taal betreft;

iv)

vertaling in het Engels en het Frans tijdens de vergadering zelf.


(1)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 27 november 2013 in Addis-Abeba (Ethiopië).

(2)  http://en.wikipedia.org/wiki/African_Union_Convention_on_Preventing_and_Combating_Corruption-cite_note-1#cite_note-1

(3)  COM(2006)0421.

(4)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 27 november 2013 in Addis Abeba (Ethiopië).

(5)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(6)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.

(7)  PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3.

(8)  PB C 327 van 10.11.2011, blz. 11.

(9)  http://www.acp.int/content/outcome-documents-7th-summit-acp-heads-state-and-government-and-96th-acp-council-ministers

(10)  http://www.oecd.org/dac/effectiveness/49650173.pdf

(11)  http://www.oecd.org/development/effectiveness/34428351.pdf

(12)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/foraff/130243.pdf

(13)  http://ssc.undp.org/content/dam/ssc/documents/HLC%20Reports/Framework%20of%20Operational%20Guidelines_all%20languages/SSC%2017_3E.pdf

(14)  Eindverslag (2011), 4.5.2011.

(15)  Definitief document (2012), 20.3.2012.

(16)  http://www.oecd.org/dac/dac-global-relations/dialogue-triangular-cooperation.htm

(17)  A/RES/64/222 A-RES-64-222f.doc

(18)  http://www.undp.org/content/dam/undp/library/corporate/Executive%20Board/2013/English/B-11712E-2013-JBM-Leveraging%20South-South%20cooperation%20and%20triangular%20cooperation.pdf

(19)  COM(2011) 840 van 7.12.2011.

(20)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 27 november 2013 in Addis Abeba (Ethiopië).

(21)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 27 november 2013 in Addis Abeba (Ethiopië).

(22)  Zie bijlage IV.

(23)  Zie voor nadere bepalingen bijlage I.

(24)  Zie ook de gedragscode meertaligheid, met name de artikelen 2, lid 2 en 8, lid 2.