ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2014.048.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 48

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
20 februari 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 048/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7114 — JLL/DSM/JV) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2014/C 048/02

Kennisgeving ter attentie van de personen, entiteiten en lichamen waarop beperkende maatregelen in Besluit 2011/101/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/98/GBVB van de Raad, en in Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 153/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe van toepassing zijn

2

 

Europese Commissie

2014/C 048/03

Wisselkoersen van de euro

3

2014/C 048/04

Bekendmaking van de Commissie conform artikel 2, lid 3, van de Regeling tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de deelname van deze staten aan de werkzaamheden van de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

4

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2014/C 048/05

Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst in kartelzaken

6


 

V   Adviezen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 048/06

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

14


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7114 — JLL/DSM/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/C 48/01)

Op 4 februari 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32014M7114. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/2


Kennisgeving ter attentie van de personen, entiteiten en lichamen waarop beperkende maatregelen in Besluit 2011/101/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/98/GBVB van de Raad, en in Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 153/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe van toepassing zijn

(2014/C 48/02)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen, entiteiten en lichamen die voorkomen in bijlage I bij Besluit 2011/101/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/98/GBVB (1) van de Raad en in Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 153/2014 (2) betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe.

De Raad van de Europese Unie heeft bepaald dat de personen, entiteiten en lichamen die in bovengenoemde bijlage voorkomen, vermeld moeten blijven op de lijst van personen, entiteiten en lichamen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit 2011/101/GBVB en Verordening (EG) nr. 314/2004.

De betrokken personen, entiteiten en lichamen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaat of lidstaten, als vermeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 314/2004, kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 7 van de verordening).

De betrokken personen, entiteiten en lichamen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

DG C 1C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Tevens worden de betrokken personen, entiteiten en lichamen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 50 van 20.2.2014, blz. 20.

(2)  PB L 50 van 20.2.2014, blz. 1.


Europese Commissie

20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/3


Wisselkoersen van de euro (1)

19 februari 2014

(2014/C 48/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3745

JPY

Japanse yen

140,08

DKK

Deense kroon

7,4622

GBP

Pond sterling

0,82510

SEK

Zweedse kroon

8,9382

CHF

Zwitserse frank

1,2214

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3185

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,430

HUF

Hongaarse forint

313,26

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,1734

RON

Roemeense leu

4,5008

TRY

Turkse lira

3,0102

AUD

Australische dollar

1,5217

CAD

Canadese dollar

1,5051

HKD

Hongkongse dollar

10,6595

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6515

SGD

Singaporese dollar

1,7335

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 467,01

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,0484

CNY

Chinese yuan renminbi

8,3517

HRK

Kroatische kuna

7,6678

IDR

Indonesische roepia

16 153,51

MYR

Maleisische ringgit

4,5290

PHP

Filipijnse peso

61,318

RUB

Russische roebel

49,1420

THB

Thaise baht

44,739

BRL

Braziliaanse real

3,3069

MXN

Mexicaanse peso

18,2472

INR

Indiase roepie

85,5300


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/4


Bekendmaking van de Commissie conform artikel 2, lid 3, van de Regeling tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de deelname van deze staten aan de werkzaamheden van de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(2014/C 48/04)

Conform artikel 2, lid 3, van de Regeling tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de deelname van deze staten aan de werkzaamheden van de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (1), wordt de aan deze regeling gehechte lijst van Schengencomités als volgt bijgewerkt:

Lijst van bestaande comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis:

het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (2);

het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (3) en bij Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (4); dit comité staat de Europese Commissie ook bij bij de toepassing van de volgende rechtsinstrumenten:

Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (5);

Verordening (EG) nr. 1104/2008 van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (6);

Besluit 2008/839/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (7);

het comité dat is ingesteld bij Besluit 2004/201/JBZ van de Raad van 19 februari 2004 houdende procedures voor de wijziging van het Sirenehandboek (8) en Verordening (EG) nr. 378/2004 van de Raad van 19 februari 2004 houdende procedures voor de wijziging van het Sirenehandboek (9), teneinde de Europese Commissie bij te staan bij de wijziging van het Sirenehandboek;

het comité dat is ingesteld bij Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (10);

het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (11), teneinde de Europese Commissie bij te staan op het gebied van de buitengrenzen;

het comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, dat is ingesteld bij Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen;

het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (12) — het „Visumcomité”;

het comité dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (13).


(1)  PB L 103 van 13.4.2012, blz. 4.

(2)  PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1.

(3)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4.

(4)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63.

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(6)  PB L 299 van 8.11.2008, blz. 1.

(7)  PB L 299 van 8.11.2008, blz. 43.

(8)  PB L 64 van 2.3.2004, blz. 45.

(9)  PB L 64 van 2.3.2004, blz. 5.

(10)  PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48.

(11)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(12)  PB L 243 van 15.9.2009, blz. 23.

(13)  PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27.


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/6


Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst in kartelzaken

(2014/C 48/05)

A.

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-Overeenkomst” genoemd) en de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „de Toezichtsovereenkomst” genoemd).

B.

De Europese Commissie heeft een „Mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 in kartelzaken” bekendgemaakt (1). In die niet-bindende handeling wordt het kader geschetst voor het belonen van medewerking verleend in de loop van procedures die met het oog op de toepassing van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in kartelzaken zijn ingeleid (2).

C.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd) beschouwt de genoemde handeling als voor de EER relevant. Teneinde gelijke mededingingsvoorwaarden te handhaven en een eenvormige toepassing van de EER-mededingingsvoorschriften in de hele Europese Economische Ruimte (hierna „de EER” genoemd) te verzekeren, stelt de Autoriteit deze mededeling vast uit hoofde van de haar bij artikel 5, lid 2, onder b), en artikel 25, lid 1, van de Toezichtovereenkomst verleende bevoegdheid.

1.   Inleiding

(1)

Deze mededeling schetst het kader voor het belonen van medewerking verleend in de loop van procedures die met het oog op de toepassing van artikel 53 van de EER-Overeenkomst in kartelzaken (3) zijn ingeleid. Dankzij de schikkingsprocedure kan de Autoriteit met dezelfde middelen meer zaken behandelen; dit komt ten goede aan het algemene belang dat de Autoriteit daadwerkelijk en tijdig sancties oplegt, en verhoogt tegelijk het algemene afschrikkingseffect. De medewerking waarop deze mededeling ziet, verschilt van het vrijwillig verschaffen van bewijsmateriaal dat aanleiding geeft tot of bijdraagt aan een onderzoek door de Autoriteit; dit soort medewerking valt onder de toepassing van de mededeling van de Autoriteit betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (4) (hierna „de clementieregeling” genoemd). Wanneer de medewerking van een onderneming in aanmerking komt voor de toepassing van beide mededelingen van de Autoriteit, kan deze dienovereenkomstig cumulatief worden beloond (5).

(2)

Wanneer partijen in een procedure bereid zijn hun deelneming aan een kartel dat artikel 53 van de EER-Overeenkomst schendt — en dus ook hun aansprakelijkheid — te erkennen, kunnen zij ook de procedure helpen te bespoedigen die resulteert in de desbetreffende beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst), op de wijze en met de garanties zoals die in onderhavige mededeling nader zijn uiteengezet. Als een van de onderzoeksautoriteiten en behoedsters van de EER-Overeenkomst die gemachtigd zijn handhavingsbesluiten te nemen die aan toetsing door het EVA-Hof van Justitie zijn onderworpen, onderhandelt de Autoriteit weliswaar niet over het bestaan van een inbreuk op het EER-recht en de passende sanctie, maar zij kan wel de in deze mededeling beschreven medewerking belonen.

(3)

Hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (betreffende procedures van de Autoriteit op grond van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst) bevat de basisregels voor het praktische verloop van procedures in antitrustzaken, daaronder begrepen de procedures met schikkingen. In dat verband laat hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst aan de Autoriteit de mogelijkheid om te peilen of zij in kartelzaken al dan niet een schikkingsprocedure kan toepassen, en er toch voor te zorgen dat de keuze van de schikkingsprocedure niet kan worden opgelegd aan de partijen.

(4)

Daadwerkelijke handhaving van het EER-mededingingsrecht is verenigbaar met de volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van de partijen, een grondbeginsel van het EER-recht dat in alle omstandigheden in acht moet worden genomen, met name in antitrustprocedures die tot de oplegging van een sanctie kunnen leiden. Dit betekent dat de regels die zijn vastgesteld voor de door de Autoriteit bij het handhaven van artikel 53 van de EER-Overeenkomst te volgen procedure, dienen te garanderen dat de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen tijdens de administratieve procedure in staat worden gesteld hun standpunt met betrekking tot de juistheid en de relevantie van de door de Autoriteit gestelde feiten, bezwaren en omstandigheden nuttig kenbaar te maken (6).

2.   Procedure

(5)

De Autoriteit behoudt een ruime beoordelingsmarge om te bepalen welke zaken in aanmerking kunnen komen om te peilen of de partijen belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, alsmede om dit soort gesprekken te gaan voeren, stop te zetten of tot een definitieve schikking te komen. In dat verband kan rekening worden gehouden met de kans dat met de betrokken partijen binnen een redelijke termijn tot een gemeenschappelijke conclusie wordt gekomen betreffende de omvang van de mogelijke bezwaren; daarbij gaat het om factoren als aantal betrokken partijen, voorzienbare tegenstrijdige standpunten over de toerekening van de aansprakelijkheid, of de mate waarin de feiten worden betwist. Het vooruitzicht om, rekening houdende met de vooruitgang die tijdens de schikkingsprocedure ten algemene is geboekt, procedurele voordelen te behalen, inclusief de bewerkelijkheid van het verlenen van toegang tot niet-vertrouwelijke versies van documenten uit het dossier, komen daarbij aan bod. De Autoriteit kan ook besluiten om schikkingsgesprekken stop te zetten indien de bij de procedure betrokken partijen afstemmen om enig bewijs te verstoren of te vernietigen dat van belang is voor de vaststelling van de inbreuk (of een onderdeel daarvan) of voor de berekening van de toepasselijke geldboete. De verstoring of vernietiging van bewijs dat van belang is voor de vaststelling van de inbreuk (of enig onderdeel hiervan) kan tevens een verzwarende omstandigheid vormen in de zin van punt 28 van de richtsnoeren van de Autoriteit voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst worden opgelegd (hierna „de richtsnoeren boetetoemeting” genoemd), en kan worden beschouwd als een gebrek aan medewerking in de zin van de punten 12 en 27 van de clementieregeling. Andere punten van zorg kunnen meespelen, zoals het stellen van een mogelijk precedent. De Autoriteit kan alleen op schriftelijk verzoek van de betrokken partijen gesprekken over een schikking aangaan.

(6)

Ook al bestaat er voor de partijen in de procedure geen recht tot schikken, toch kan de Autoriteit, wanneer zij oordeelt dat een zaak — in beginsel — voor schikking in aanmerking kan komen, peilen of alle partijen in diezelfde procedure voor een schikking belangstelling hebben.

(7)

De partijen in de procedure en hun juridische vertegenwoordigers mogen de inhoud van de gesprekken of de documenten waartoe zij toegang hebben gehad met het oog op een schikking, niet onthullen aan derden in welke jurisdictie dan ook, tenzij zij daartoe de uitdrukkelijke toestemming van de Autoriteit hebben gekregen. Iedere inbreuk in dat verband kan erin resulteren dat de Autoriteit een verzoek van de onderneming om de schikkingsprocedure toe te passen, naast zich neerlegt. Een dergelijke inbreuk kan tevens een verzwarende omstandigheid vormen in de zin van punt 20 van de richtsnoeren boetetoemeting en kan worden beschouwd als een gebrek aan medewerking in de zin van de punten 12 en 27 van de clementieregeling.

2.1.   Inleiding van de procedure en verkennende stappen met het oog op een schikking

(8)

Wanneer de Autoriteit overweegt een beschikking krachtens artikel 7 en/of artikel 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst te geven, dient zij vooraf de rechtspersonen waaraan een sanctie wegens schending van artikel 53 van de EER-Overeenkomst kan worden opgelegd, te identificeren en als partijen in de procedure te erkennen.

(9)

Met het oog daarop kan de Autoriteit op elk tijdstip besluiten de procedure overeenkomstig artikel 11, lid 6, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst in te leiden met het oog op de vaststelling van een dergelijke beschikking; dit besluit dient echter te worden genomen vóór de toezending van een mededeling van punten van bezwaar ten aanzien van de betrokken partijen. In artikel 2, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst is voorts bepaald dat, mocht de Autoriteit het dienstig achten om te onderzoeken of de partijen belang hebben bij het aangaan van schikkingsgesprekken, zij de procedure inleidt uiterlijk op het tijdstip waarop zij een mededeling van punten van bezwaar doet uitgaan of het tijdstip waarop zij de partijen verzoekt schriftelijk te kennen geven dat zij belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, naar gelang van welke handeling het eerst plaatsvindt.

(10)

Nadat de procedure van artikel 11, lid 6, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst door de Autoriteit is ingeleid, verliezen de mededingingsautoriteiten van de EVA-Staten hun bevoegdheid om artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de betrokken zaak toe te passen.

(11)

Mocht de Autoriteit het dienstig achten om te peilen of de partijen belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, dan stelt zij, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, en artikel 17, lid 3, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, een termijn van ten minste twee weken vast waarbinnen de partijen bij diezelfde procedure schriftelijk moeten aangeven of zij overwegen schikkingsgesprekken te gaan voeren, met als doel om eventueel in een latere fase verklaringen met het oog op een schikking in te dienen. Deze schriftelijke verklaring houdt niet in dat de partijen toegeven dat zij betrokken waren bij of aansprakelijk zijn voor een inbreuk.

(12)

Wanneer de Autoriteit procedures inleidt tegen twee of meer partijen binnen dezelfde onderneming, stelt de Autoriteit elk van hen in kennis van de andere rechtspersonen die zij binnen diezelfde onderneming identificeert en die ook bij de procedure betrokken zijn. In dat geval dienen de betrokken partijen, wanneer zij schikkingsgesprekken willen aangaan, vóór het eind van de in punt 11 vermelde termijn gemeenschappelijke vertegenwoordigers aan te stellen die zijn gemachtigd om namens hen op te treden. De aanstelling van gemeenschappelijke vertegenwoordigers heeft uitsluitend tot doel de schikkingsgesprekken te faciliëren en loopt geenszins vooruit op de toerekening van aansprakelijkheid voor de inbreuk tussen de verschillende partijen.

(13)

De Autoriteit kan een verzoek om immuniteit tegen geldboeten of om boetevermindering naast zich neerleggen omdat het is ingediend na het verstrijken van de in punt 11 vermelde termijn.

2.2.   Aanvatten van de schikkingsprocedure: schikkingsgesprekken

(14)

Indien sommige partijen in de procedure om schikkingsgesprekken verzoeken en aan de in de punten 11 en 12 vermelde vereisten voldoen, kan de Autoriteit besluiten de schikkingsprocedure toe te passen door middel van bilaterale contacten tussen de Autoriteit en de kandidaten die wensen te schikken.

(15)

De Autoriteit behoudt haar beoordelingsbevoegdheid inzake het al dan niet voeren en het tempo van de bilaterale schikkingsgesprekken met elk van de ondernemingen. In lijn met artikel 10 bis, lid 2, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst gaat het hierbij om het bepalen, in het licht van de vooruitgang die — algemeen genomen — is gemaakt bij de schikkingsprocedure, van de volgorde en het verloop van de bilaterale schikkingsgesprekken, alsmede het tijdstip waarop informatie wordt vrijgegeven, daaronder begrepen het bewijsmateriaal in het dossier van de Autoriteit dat wordt gebruikt om de voorgenomen bezwaren en de mogelijke geldboete vast te stellen (7). Informatie wordt tijdig vrijgegeven naarmate de schikkingsgesprekken vorderen.

(16)

Het feit dat in het kader van schikkingsgesprekken krachtens artikel 10 bis, lid 2, en artikel 15, lid 1 bis, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst zo vroeg gegevens vrijgegeven worden, maakt het mogelijk dat de partijen worden geïnformeerd over de belangrijkste elementen die tot dan toe in aanmerking zijn genomen, zoals de gestelde feiten, de classificatie van die feiten, de zwaarte en duur van het vermeende kartel, de toerekening van de aansprakelijkheid, een raming van de bandbreedte van de verwachte geldboeten, alsmede over het gebruikte bewijsmateriaal om de mogelijke bezwaren te staven. Een en ander stelt de partijen daadwerkelijk in staat om hun standpunten kenbaar te maken wat betreft de mogelijke bezwaren ten aanzien van hen, en biedt hun de mogelijkheid om met kennis van zaken te beslissen of zij al dan niet schikken. Op verzoek van een partij kan de Autoriteit ook toegang verlenen tot niet-vertrouwelijke versies van enig bepaald, op dat tijdstip in het dossier opgenomen, toegankelijk document, voor zover dit verzoek gerechtvaardigd is om die partij in staat te stellen haar positie ten aanzien van een bepaalde periode of enig ander aspect van het kartel te bepalen (8).

(17)

Wanneer de bij de schikkingsgesprekken geboekte vooruitgang resulteert in een gemeenschappelijke conclusie betreffende de omvang van de mogelijke bezwaren en de raming van de bandbreedte van de geldboeten die de Autoriteit naar verwachting zal opleggen en wanneer de Autoriteit zich op het voorlopige standpunt stelt dat naar verwachting procedurele voordelen kunnen worden behaald gezien de algemeen geboekte vooruitgang, kan de Autoriteit een definitieve termijn toestaan van ten minste vijftien werkdagen waarbinnen een onderneming, overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, en artikel 17, lid 3, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, een definitieve verklaring met het oog op een schikking kan indienen. Deze termijn kan worden verlengd indien daartoe een met redenen omkleed verzoek wordt ingediend. Vooraleer een dergelijke termijn wordt toegestaan, hebben de partijen het recht dat de in punt 16 bedoelde gegevens aan hen worden vrijgegeven, na een verzoek in die zin.

(18)

De partijen kunnen tijdens de schikkingsprocedure steeds een beroep doen op de raadadviseur-auditeur voor mogelijke kwesties in verband met de eerlijke procesvoering. Het is de taak van de raadadviseur-auditeur erop toe te zien dat hun wordt gegarandeerd dat zij hun rechten van de verdediging daadwerkelijk uit kunnen oefenen.

(19)

Ingeval de partijen geen verklaring met het oog op een schikking indienen, verloopt de procedure die resulteert in de eindbeschikking ten aanzien van hen volgens de algemene bepalingen, en met name artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 15, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst — in plaats van volgens de bepalingen betreffende de schikkingsprocedure.

2.3.   Verklaringen met het oog op een schikking

(20)

Partijen die voor een schikkingsprocedure kiezen, moeten een formeel schikkingsverzoek indienen in de vorm van een verklaring met het oog op een schikking. Deze in artikel 10 bis, lid 2, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst bedoelde verklaring met het oog op een schikking, bevat:

a)

een duidelijke en ondubbelzinnige erkenning van de aansprakelijkheid van de partijen voor de inbreuk die summier is beschreven wat betreft de doelstelling, de eventuele tenuitvoerlegging, de belangrijkste feiten, de juridische kwalificatie ervan, daaronder begrepen de rol van de partij, en de duur van hun betrokkenheid bij de inbreuk in overeenstemming met de uitkomsten van de schikkingsgesprekken;

b)

een indicatie (9) van het maximumbedrag van de geldboeten die de Autoriteit, naar de partijen verwachten, hun zal opleggen, en waarmee de partijen in het kader van de schikkingsprocedure kunnen instemmen;

c)

de bevestiging door de partijen dat zij afdoende zijn geïnformeerd over de bezwaren die de Autoriteit ten aanzien van hen overweegt te formuleren en dat zij voldoende gelegenheid hebben gekregen hun standpunten aan de Autoriteit kenbaar te maken;

d)

de bevestiging door de partijen dat zij, in het licht van het voorgaande, niet overwegen een verzoek om toegang tot het dossier in te dienen, noch een verzoek om opnieuw te worden gehoord in een hoorzitting, tenzij de Autoriteit hun met het oog op een schikking gedane verklaring niet in de mededeling van punten van bezwaar en de beschikking weergeeft;

e)

het akkoord van de partijen om de mededeling van punten van bezwaar en de eindbeschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst in een overeengekomen officiële taal van de Europese Gemeenschap te ontvangen.

(21)

De door de partijen met het oog op een schikking erkende en bevestigde punten zijn de uitdrukking van hun toezegging om mee te werken bij de vlotte afhandeling van de zaak volgens de schikkingsprocedure. Deze erkenningen en bevestigingen, gelden echter enkel voor zover de Autoriteit het schikkingsverzoek honoreert, daaronder begrepen het verwachte maximumbedrag van de geldboete.

(22)

Schikkingsverzoeken kunnen niet eenzijdig worden herroepen door de partijen die deze hebben ingediend, tenzij de Autoriteit deze schikkingsverzoeken niet honoreert door de verklaringen met het oog op een schikking weer te geven, eerst in een mededeling van punten van bezwaar en uiteindelijk in een eindbeschikking (zie in dit verband de punten 27 en 29). De mededeling van punten van bezwaar wordt geacht de verklaringen met het oog op een schikking weer te geven indien deze de inhoud ervan wat betreft de in punt 20, onder a), vermelde aspecten weergeeft. Voorts is het zo dat een eindbeschikking enkel kan worden geacht de verklaringen met het oog op een schikking weer te geven, indien die eindbeschikking ook een geldboete oplegt die het daarin vermelde maximumbedrag niet overschrijdt.

2.4.   Mededeling van punten van bezwaar en antwoord

(23)

Volgens artikel 10, lid 1, van Hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst is het schriftelijk meedelen van een mededeling van punten van bezwaar aan elk van de partijen tegen wie bezwaren worden aangevoerd, een verplichte voorafgaande stap vooraleer een eindbeschikking kan worden gegeven. Daarom doet de Autoriteit ook in een schikkingsprocedure een mededeling van punten van bezwaar uitgaan (10).

(24)

Om de partijen hun rechten van de verdediging daadwerkelijk te laten uitoefenen, dient de Autoriteit, vooraleer zij een eindbeschikking geeft, hun standpunten te horen ten aanzien van de jegens hen aangevoerde bezwaren en het bewijsmateriaal daarvoor, en daarmee, voor zover nodig, rekening te houden door haar voorlopige analyse aan te passen (11). De Autoriteit moet niet alleen de tijdens de administratieve procedure geformuleerde relevante argumenten van de partijen kunnen aanvaarden of afwijzen, maar ook een eigen analyse van de door hen aangevoerde kwesties kunnen maken, om ongegrond gebleken bezwaren te laten vallen, of om de argumenten ter ondersteuning van de door haar gehandhaafde bezwaren zowel feitelijk als rechtens aan te vullen of aan een nieuwe beoordeling te onderwerpen.

(25)

Door een formeel schikkingsverzoek in de vorm van een verklaring met het oog op een schikking in te dienen vóór de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar, stellen de betrokken partijen de Autoriteit in staat reeds bij het opstellen van de mededeling van punten van bezwaar daadwerkelijk hun standpunt in aanmerking te nemen, in plaats van pas voordat het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities (hierna „het Adviescomité” genoemd) wordt geraadpleegd of de eindbeschikking wordt gegeven (12).

(26)

Wanneer de mededeling van punten van bezwaar de door de partijen met het oog op een schikking gedane verklaringen weergeeft, dienen de betrokken partijen binnen een door de Autoriteit overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, en artikel 17, lid 3, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst vastgestelde termijn van ten minste twee weken te antwoorden, door (in ondubbelzinnige bewoordingen) eenvoudig te bevestigen dat de mededeling van punten van bezwaar overeenstemt met de inhoud van hun met het oog op een schikking gedane verklaringen en dat zij daarom bij hun toezegging blijven de schikkingsprocedure te volgen. Bij gebreke van een dergelijk antwoord neemt de Autoriteit nota van het feit dat de partij haar toezegging niet is nagekomen en kan zij ook het verzoek van die partij om de schikkingsprocedure te volgen, naast zich neerleggen.

(27)

De Autoriteit blijft gerechtigd een mededeling van punten van bezwaar vast te stellen waarin de door de partijen met het oog op een schikking gedane verklaring niet is weergegeven. In dat geval zijn de algemene bepalingen van artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 15, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst van toepassing. De erkenningen die de partijen in hun verklaringen met het oog op een schikking hebben gegeven, gelden dan als zijnde ingetrokken en kunnen niet als bewijsmateriaal tegen een van de partijen in de procedure worden gebruikt. De betrokken partijen zijn in dat geval dan ook niet meer door hun verklaringen met het oog op een schikking gebonden en zouden, op hun verzoek, een termijn krijgen om hun verdediging opnieuw te voeren, daaronder begrepen de mogelijkheid toegang tot het dossier te krijgen en om een hoorzitting te verzoeken.

2.5.   Beschikking van de Autoriteit en beloning bij schikking

(28)

Nadat de partijen in hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar hebben bevestigd dat zij bereid zijn te schikken, biedt hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst de Autoriteit de mogelijkheid om, zonder verdere procedurele stappen, de daaropvolgende eindbeschikking krachtens de artikelen 7 en/of 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst te geven, nadat het Adviescomité overeenkomstig artikel 14 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst is geraadpleegd. Dit impliceert met name dat die partijen niet om een hoorzitting of toegang tot het dossier kunnen verzoeken zodra hun verklaringen met het oog op een schikking zijn weergegeven in de mededeling van punten van bezwaar, in lijn met artikel 12, lid 2, en artikel 15, lid 1 bis, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst.

(29)

De Autoriteit blijft gerechtigd een definitief standpunt in te nemen dat afwijkt van haar voorlopige standpunt dat werd geformuleerd in een mededeling van punten van bezwaar die de door de partijen met het oog op een schikking gedane verklaring weergeeft, hetzij in het licht van het door het Adviescomité uitgebrachte advies, hetzij wegens andere passende overwegingen gezien de uiteindelijke autonome beslissingsbevoegdheid van de Autoriteit in dit verband. Indien de Autoriteit echter ervoor kiest aldus te handelen, stelt zij de partijen hiervan in kennis en doet zij hun een nieuwe mededeling van punten van bezwaar toekomen zodat zij hun rechten van verdediging kunnen uitoefenen overeenkomstig de toepasselijke algemene procedureregels. Dit betekent dat de partijen dan het recht tot toegang tot het dossier zouden hebben, om een hoorzitting kunnen verzoeken en op de mededeling van punten van bezwaar kunnen antwoorden. De erkenningen die de partijen in hun verklaringen met het oog op een schikking hebben gegeven, gelden dan als zijnde ingetrokken en kunnen niet als bewijsmateriaal tegen een van de partijen in de procedure worden gebruikt.

(30)

Het eindbedrag van de geldboete in een bepaalde zaak wordt bepaald in de beschikking waarin, overeenkomstig artikel 7 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, wordt vastgesteld dat inbreuk werd gemaakt en, overeenkomstig artikel 23 van datzelfde hoofdstuk, een geldboete wordt opgelegd.

(31)

Overeenkomstig de praktijk van de Autoriteit wordt het feit dat een onderneming op grond van deze mededeling tijdens de administratieve procedure met de Autoriteit heeft meegewerkt, in de eindbeschikking vermeld, om op deze manier de hoogte van de geldboeten mede te verklaren.

(32)

Indien de Autoriteit besluit een partij in het kader van onderhavige mededeling wegens schikking te belonen, verlaagt zij het bedrag van de op te leggen geldboete met 10 % nadat het 10 %-plafond overeenkomstig de richtsnoeren boetetoemeting (op grond van artikel 23, lid 2, onder a), van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst) is toegepast. Wanneer ten aanzien van hen met het oog op afschrikking een specifieke verhoging wordt toegepast (13), bedraagt de vermenigvuldigingsfactor ten hoogste twee.

(33)

Wanneer in zaken waarin wordt geschikt, ook clementieverzoekers betrokken zijn, wordt de boetevermindering die hun wegens de schikking wordt toegekend, gevoegd bij de hun in het kader van de clementieregeling toegekende beloning.

3.   Algemene overwegingen

(34)

Deze mededeling is van toepassing op alle zaken die bij de Autoriteit in behandeling zijn op of na het tijdstip van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(35)

Toegang tot met het oog op schikking gedane verklaringen wordt alleen verleend aan de adressaten van een mededeling van punten van bezwaar die niet om schikking hebben verzocht, mits zijzelf — en hun raadslieden die namens hen toegang krijgen — zich ertoe verbinden geen kopie te maken met mechanische of elektronische middelen van informatie in de met het oog op schikking gedane verklaring waartoe zij toegang krijgen, en te verzekeren dat de via de met het oog op schikking gedane verklaring verkregen informatie uitsluitend wordt gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met het oog op de toepassing van de EER-mededingingsregels die in de desbetreffende administratieve procedure in het geding zijn. Andere partijen zoals klagers krijgen geen toegang tot met het oog op schikking gedane verklaringen.

(36)

Indien dergelijke informatie in de loop van de procedure voor andere doeleinden wordt gebruikt, kan zulks worden beschouwd als gebrek aan medewerking in de zin van de punten 12 en 27 van de clementieregeling. Voorts kan de Autoriteit, wanneer dergelijk gebruik van informatie plaatsvindt nadat de Autoriteit in de procedure reeds een verbodsbeschikking heeft gegeven, in een juridische procedure voor het EVA-Hof van Justitie, het Hof verzoeken de geldboete voor de verantwoordelijke onderneming te verhogen. Mocht de informatie op enig tijdstip voor een ander doel worden gebruikt, en is daarbij een externe raadsman betrokken, dan kan de Autoriteit het incident ter kennis brengen van de balie van die raadsman, met het oog op disciplinaire maatregelen.

(37)

Verklaringen die in het kader van deze mededeling met het oog op een schikking zijn gedaan, worden, overeenkomstig artikel 12 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, alleen doorgegeven aan mededingingsautoriteiten van de EVA-Staten indien aan de voorwaarden van de mededeling betreffende het EVA-netwerk van mededingingsautoriteiten (14) is voldaan en mits de door de ontvangende mededingingsautoriteit verleende bescherming tegen onthulling gelijkwaardig is aan die welke de Autoriteit biedt.

(38)

Op vraag van een partij die om toepassing van de schikkingsprocedure verzoekt, kan de Autoriteit ermee instemmen dat verklaringen met het oog op schikking mondeling worden afgelegd. Mondelinge, met het oog op schikking gedane verklaringen worden door de Autoriteit opgenomen en getranscribeerd in de lokalen van de Autoriteit. Overeenkomstig artikel 19 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en artikel 3, lid 3, en artikel 17, lid 3, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst krijgen ondernemingen die mondelinge verklaringen met het oog op schikking afleggen, onverwijld de gelegenheid de technische getrouwheid te controleren van de opname, die beschikbaar is in de lokalen van de Autoriteit, en de inhoud van hun mondelinge verklaringen te corrigeren.

(39)

De Autoriteit zendt met het oog op schikking gedane verklaringen alleen met de toestemming van de betrokken verzoekers aan nationale rechters, overeenkomstig de mededeling van de Autoriteit betreffende de samenwerking tussen de Autoriteit en de rechterlijke instanties van de EVA-Staten bij de toepassing van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst (15).

(40)

De Autoriteit is van mening dat openbaarmaking aan het publiek van documenten en geschreven of opgenomen verklaringen (daaronder begrepen met het oog op schikking gedane verklaringen) die in het kader van deze mededeling zijn ontvangen, over het algemeen afbreuk zou doen aan bepaalde publieke en particuliere belangen, bijvoorbeeld de bescherming van het doel van inspecties en onderzoeken in de zin van artikel 4 van Beschikking nr. 300/12/COL van de Autoriteit van 5 september 2012 tot vaststelling van herziene regels inzake de toegang van het publiek tot documenten en tot intrekking van Beschikking 407/08/COL (16), zelfs nadat de beschikking is gegeven.

(41)

Krachtens hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst gegeven eindbeschikkingen van de Autoriteit zijn, overeenkomstig artikel 36 van de Toezichtsovereenkomst, aan de rechtsmacht van het EVA-Hof van Justitie onderworpen. Bovendien heeft het EVA-Hof van Justitie, overeenkomstig artikel 35 van de Toezichtsovereenkomst en artikel 31 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, volledige rechtsmacht terzake van beroep tegen op grond van artikel 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst opgelegde geldboeten.

Overzicht procedure leidend tot een (schikkings) beschikking overeenkomstig de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst

I.   Onderzoek zoals gebruikelijk

Partijen kunnen belangstelling laten blijken voor hypothetische schikking.

II.   Verkennende stappen voor een schikking

Brief aan alle ondernemingen (en EVA-Staten) dat besloten werd de schikkingsprocedure in te leiden (artikel 11, lid 6), en verzoek om hun belangstelling voor een schikking te laten blijken.

III.   Bilaterale rondes van schikkingsgesprekken

Vrijgave en uitwisseling argumenten terzake van mogelijke bezwaren, aansprakelijkheid, bandbreedte geldboeten.

Vrijgave bewijsmateriaal gebruikt voor bepalen mogelijke bezwaren, aansprakelijkheid, geldboeten.

Vrijgave andere, niet-vertrouwelijke versies van documenten in het dossier, voor zover gerechtvaardigd.

IV.   Afwikkeling

Voorwaardelijke verklaringen van de ondernemingen met het oog op schikking, in voorkomend geval gemeenschappelijk vertegenwoordigd.

De Autoriteit zendt ontvangstbevestiging.

V.   „Geschikte” mededeling van punten van bezwaar

Kennisgeving gestroomlijnde mededeling van punten van bezwaar met, in voorkomend geval, weergave verklaringen van de onderneming met het oog op schikking.

Onderneming antwoordt op mededeling van punten van bezwaar en bevestigt duidelijk dat in die mededeling van punten van bezwaar haar verklaringen met het oog op schikking zijn weergegeven.

VI.   „Schikkings”-beschikking overeenkomstig de artikelen 7 en 23 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst

Adviescomité over ontwerp gestroomlijnde eindbeschikking.

Indien College eens:

Vaststelling gestroomlijnde eindbeschikking.


(1)  In die mededeling wordt verwezen naar Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (thans de artikelen 101 en 102 VWEU), PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1.

(2)  De bevoegdheid om individuele zaken die onder de toepassing van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst vallen, te behandelen, is verdeeld tussen de Toezichthoudende Autoriteit en de Europese Commissie volgens de regels vastgesteld in artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Elke zaak kan slechts door één autoriteit worden behandeld.

(3)  Kartels zijn overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen twee of meer concurrenten met als doel hun concurrerend handelen op de markt te coördineren en/of de relevante concurrentieparameters te beïnvloeden via praktijken zoals het afspreken van aan- of verkoopprijzen of andere contractuele voorwaarden, de toewijzing van productie- of verkoopquota, de verdeling van markten met inbegrip van offertevervalsing, het beperken van invoer of uitvoer en/of mededingingsverstorende maatregelen tegen andere concurrenten. Dergelijke praktijken behoren tot de zwaarste schendingen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

(4)  PB C 294 van 3.12.2009, blz. 7 en EER-Supplement nr. 64 van 3.12.2009, blz. 1.

(5)  Zie punt 33.

(6)  Cf. arrest van 13 februari 1979, Hoffmann-La Roche & Co. AG Commissie, Jurispr. 1979, blz. 461, punten 9 en 11. De Autoriteit moet de naleving garanderen van de procedurele rechten van de partijen zoals uiteengezet in de Toezichtsovereenkomst en de rechtspraak van het EVA-Hof van Justitie en het EU-Hof van Justitie; zie arrest van 18 april 2012, zaak E-15/10, Posten Norge AS / Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Jurispr. EVA-Hof 2012, blz. 246, punten 85 t/m 92.

(7)  De vermelding „mogelijke geldboeten” in artikel 10 bis, lid 2, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst biedt de Autoriteit de mogelijkheid de bij schikkingsgesprekken betrokken partijen te informeren over een raming van hun mogelijke geldboete op basis van de aanwijzingen daarover in de richtsnoeren boetetoemeting, de bepalingen van onderhavige mededeling en van de clementieregeling, voor zover van toepassing.

(8)  De partijen ontvangen daartoe een lijst met alle op dat tijdstip toegankelijke documenten in het dossier.

(9)  Dit indicatieve bedrag resulteert uit de in de punten 16 en 17 bedoelde gesprekken.

(10)  In het kader van schikkingsprocedures zou de mededeling van punten van bezwaar de gegevens moeten bevatten die partijen nodig hebben om te kunnen bevestigen dat deze hun met het oog op een schikking gedane verklaringen weergeeft.

(11)  In lijn met vaste rechtspraak doet de Autoriteit haar beschikkingen slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de partijen opmerkingen hebben kunnen maken, en daartoe hebben de partijen het recht tot inzage van het dossier van de Autoriteit, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun bedrijfsgevoelige informatie niet aan de openbaarheid prijs worden gegeven.

(12)  Zoals vereist krachtens, onderscheidenlijk, artikel 11, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en artikel 27, lid 1, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst.

(13)  Punt 22 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtovereenkomst worden opgelegd (PB C 314 van 21.12.2006, blz. 84 en EER-Supplement nr. 63 van 21.12.2006, blz. 44).

(14)  Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de samenwerking binnen het EVA-netwerk van mededingingsautoriteiten, (PB C 227 van 21.9.2006, blz. 10 en EER-Supplement nr. 47 van 21.9.2006, blz. 1).

(15)  PB C 305 van 14.12.2006, blz. 19 en EER-Supplement nr. 62 van 14.12.2006, blz. 21.

(16)  Beschikking nr. 300/12/COL van de Toezichthoudende Autoriteit, op de website van de Autoriteit beschikbaar onder: http://www.eftasurv.int/press–publications/rules-on-access-to-documents/


V Adviezen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

20.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/14


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2014/C 48/06)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

Image” (KAFAE DOI TUNG)

EG-nummer: TH-PGI-0005-0814-27.05.2010

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam

Image” („Kafae Doi Tung”)

2.   Lidstaat of derde land

Thailand

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.8:

Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Kafae Doi Tung” verwijst naar arabicakoffiebonen geoogst van koffieplanten die groeien in het Nang Non-gebergte in de provincie Chiang Rai, op 800-1 200 meter boven de zeespiegel, in de streek van het Doi Tung Development Project (hierna „Doi Tung-project”) dat 2 amphur (districten) bestrijkt: het district Mae Fah Luang en het district Mae Sai van 20°13′45″ tot 20°26′39″ noorderbreedte en van 99°43′18″ tot 99°52′52″ oosterlengte (hierna „het afgebakende geografische gebied” genoemd). „Kafae Doi Tung” is uitsluitend afkomstig van koffieplanten die zijn verkregen door kruising van commerciële arabicahybriden: Catimor, Caturra en Catuai.

„Kafae Doi Tung” is een originekoffie. De koffieplanten groeien in de schaduw van groene bossen en krijgen in elk stadium van de verwerking aandacht en zorg. De koffie wordt zorgvuldig verwerkt vanaf de plantage tot het branden en verpakken. „Kafae Doi Tung” bevat geen toxines of ochratoxine. Daardoor heeft Kafae Doi Tung een unieke, uitgebalanceerde smaak met een fruitigzoete geur/aroma, een milde zuurheid zonder scherpte en een mooi en vrij vol mondgevoel.

Kenmerken van de producten

Koffie: arabica verkregen door kruising van hybriden (Catimor, Caturra en Catuai) om een stabiele kwaliteit te handhaven.

Fysische kenmerken van „Kafae Doi Tung”:

groene koffiebonen: groene bonen van „Kafae Doi Tung”-kwaliteit zijn blauwgroen of groen van kleur en hebben een vochtgehalte van 10-12 %;

gebrande koffie: gebrande koffie van „Kafae Doi Tung”-kwaliteit is matig zuur en heeft een vrij volle smaak. De bonen kunnen licht, maar ook matig tot zeer donker worden gebrand. De gebrande koffie is bruinachtig tot donkerbruin van kleur en heeft een unieke, uitgebalanceerde smaak met een fruitigzoete geur/aroma, een milde zuurheid zonder scherpte en een vrij volle smaak.

„Kafae Doi Tung” heeft in 2006 ook een geografische aanduiding gekregen van het Thaise ministerie van Handel, afdeling Intellectuele Eigendom, waardoor de merknaam „Kafae Doi Tung” alleen mag worden gebruikt voor de originekoffie die wordt geteeld op een hoogte van 800-1 200 meter boven de zeespiegel.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

1.

De koffiebessen zijn afkomstig uit de streek van het Doi Tung-project;

2.

De groene koffie, afkomstig van verse bessen van koffieplanten in het Doi Tung-projectgebied, wordt verwerkt door de branderij van het Doi Tung-project die ressorteert onder de Mae Fah Luang Foundation.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

Niet van toepassing.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Aanplanting

1.

Er worden zaden gekozen van planten met een hoge opbrengst die vrij zijn van ziekten en schadelijke organismen en die veel knoppen vormen. De zaden moeten worden geselecteerd door het ministerie van Landbouw onder toezicht van de Mae Fah Luang Foundation.

2.

De plantages liggen op 800-1 200 meter boven de zeespiegel, in de natuurlijke schaduw van groene bossen. De schaduw en de heuvelachtige hellingen van de streek zorgen ervoor dat de bessen langzaam rijpen zodat ze een complexe, volle, intense smaak krijgen.

3.

De planten worden op ongeveer 2 × 2 meter uit elkaar gezet.

4.

Tijdens het jaar wordt er regelmatig gras gemaaid en gewied. Het gemaaide gras wordt gebruikt om het plantgat aan de voet van de plant te bedekken.

5.

Op gezette tijden worden er meststoffen gebruikt om de bladeren, vruchten en bodem voedsel te geven.

6.

Er worden geen chemische stoffen ingezet om schadelijke organismen te voorkomen of te bestrijden.

7.

Takken worden gesnoeid volgens de norm van de Mae Fah Luang Foundation om de knoppen te behouden die voor nieuwe takken zorgen.

Oogst en productie van hoornschilkoffie

1.

De jaarlijkse oogstperiode valt rond oktober-februari.

2.

Alleen rijpe bessen worden zorgvuldig met de hand geplukt.

3.

De geplukte bessen worden nog dezelfde dag overgebracht naar de fabriek.

4.

Bij het wassen worden hoogwaardige machines gebruikt om de bladeren te verwijderen en de onrijpe bessen die bovendrijven af te zonderen en te verwijderen. De bessen van goede kwaliteit worden vervolgens ontpulpt om vruchtvlees en zaad van elkaar te scheiden.

5.

De geselecteerde bonen worden in een centrifuge gedaan die de slijmachtige resten verwijdert. Daarna worden de bonen ongeveer 36 uur in water gefermenteerd om ervoor te zorgen dat alle slijmachtige resten volledig verwijderd zijn. Dit is ook van invloed op de ontwikkeling van het unieke aroma en de unieke smaakkenmerken van de bonen.

6.

Na de fermentatie worden de bonen gewassen in vers stromend water en vervolgens in de zon gedroogd op een cementvloer, waarbij ze om het halfuur worden gekeerd. Dit wordt elke dag herhaald totdat het vochtgehalte nog 10-12 % bedraagt.

Verpakking en opslag van de hoornschilkoffie

De droge hoornschilkoffie met 10-12 % vochtgehalte wordt verpakt in jute zakken en op pallets opgeslagen, in een goed verluchte ruimte en uit de zon.

Productie van groene bonen

Dit proces bestaat uit vier stappen. Het endocarp wordt gescheiden van de droge hoornschil en vervolgens door een blazer gevoerd om eventuele resterende bezinksels te verwijderen. De groene bonen worden op grootte (diameter) en vervolgens met behulp van de zwaartekracht op gewicht gesorteerd. Middels dit proces worden de groene bonen van „Kafae Doi Tung”-kwaliteit, namelijk de bonen van de klassen Peaberry, Extra Fancy, Fancy, No 1 en Prime, verkregen. Ze zijn blauwgroen of grijsgroen van kleur en hebben een vochtgehalte van 10-12 %.

Productie van gebrande koffie

De groene bonen worden door ervaren branders gebrand in koffieroostmachines van hoge kwaliteit. De bonen worden gebrand in verschillende graden, gaande van licht over matig tot zeer donker. Eerst wordt een kleine partij gebrand. Na enkele smaaktests worden grotere partijen gebrand. Elke partij wordt na het branden aan een smaaktest onderworpen en er wordt een zorgvuldige procedure toegepast om het koolzuurgas te verwijderen, waarbij er zorg voor wordt gedragen dat het koffiearoma behouden blijft. Gewoonlijk duurt het branden ongeveer 12-15 minuten.

De gebrande koffie van diverse groottefracties en kwaliteit wordt dan gemengd volgens de verschillende formules.

Gebrande koffie wordt in drie gradaties gemalen: grof, gemiddeld en fijn.

Bewijs van de oorsprong

Alle productieprocessen worden gecontroleerd en gevolgd via de registratie van de aangesloten koffieplantages. De controle wordt uitgevoerd door de Mae Fah Luang Foundation. Het bovenvermelde productieproces moet worden gedocumenteerd om de „Kafae Doi Tung” te kunnen traceren.

Het productieproces van „Kafae Doi Tung” moet worden geïnspecteerd volgens het internecontrolesysteem („ICS”) dat is opgezet door de Mae Fah Luang Foundation. Deze mag de productie- en opslagprocessen van „Kafae Doi Tung” op ieder ogenblik inspecteren zonder voorafgaande kennisgeving.

Landbouwers, koffieplukkers, verwerkers, verpakkers en verdelers van „Kafae Doi Tung” die de geografische aanduiding „Kafae Doi Tung” willen gebruiken, moeten zich registreren bij het registratiebureau van de Mae Fah Luang Foundation. Ze moeten een dossier samenstellen dat hun standaardwerkwijze beschrijft en dit voorleggen aan het registratiebureau.

Leden die zich willen terugtrekken of gegevens willen wijzigen, moeten dit melden aan het registratiebureau van de Mae Fah Luang Foundation. Als deze melding niet gebeurt, wordt hun lidmaatschap automatisch stopgezet.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

De verpakking bevat een versheidsventiel dat lucht van binnen naar buiten laat maar voorkomt dat lucht van buitenaf in de verpakking terechtkomt. „Kafae Doi Tung” wordt verpakt in 3 formaten: 200 gram, 500 gram en 1 000 gram. Om de kwaliteit en oorsprong te garanderen, moet het verpakkingsproces onder toezicht van de Mae Fah Luang Foundation worden verricht.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

1.

De verpakking moet de woorden „

Image

” en/of „KAFAE DOI TUNG” vermelden;

2.

Het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) heeft toestemming gegeven om zijn zegel te gebruiken op de verpakking. Dit is facultatief;

3.

Het Thai GI-logo en het EU-logo (na Europese registratie) zijn eveneens verplicht.

Image

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied waar alle operationele productieprocessen plaatsvinden, is het gebied Doi Tung dat ligt op de grens van het district Mae Fah Luang en het district Mae Sai in de provincie Chiang Rai. Het beslaat een oppervlakte van 93 515 rai of 149,62 vierkante kilometer van 20°13′45″ tot 20°26′39″ noorderbreedte en 99°43′18″ tot 99°52′52″ oosterlengte.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied bestaat voor het merendeel uit hoge bergketens die zich in het oostelijke en westelijke deel van het gebied uitstrekken van het noorden naar het zuiden, zodat zich daartussen een smalle vallei vormt. Het Doi Tung-projectgebied omvat een complex bergmassief dat bestaat uit verschillende soorten gesteente die meestal even erosiebestendig zijn. Het steile terrein wordt doorsneden door tal van watergeulen en stromen zoals de Nam Puen, Huay Pueng, Huey Jalaw, Huay Pa Kluey, Huey Nam Rin, Mae Nam Rai en 1Nam Dang. De streek wordt gekenmerkt door zware regenval. Het regent er niet minder dan 120 dagen per jaar. De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt 2 266 millimeter en de gemiddelde temperatuur schommelt rond de 22 graden Celsius. De bodem bestaat vooral uit leem, kleileem, zandleem en klei, en neemt slechts met mate water op.

5.2.   Specificiteit van het product

Groene bonen

De groene bonen van „Kafae Doi Tung”-kwaliteit, namelijk de bonen van de klassen Peaberry, Extra Fancy, Fancy, No 1 en Prime, worden via dit proces verkregen. Ze zijn blauwgroen of grijsgroen van kleur en hebben een vochtgehalte van 10-12 %. De groene bonen van Doi Tung-kwaliteit worden verkregen via vier productiestappen. Ten eerste wordt het endocarp gescheiden van de droge hoornschil. Ten tweede worden met behulp van een blazer eventuele bezinksels en andere vreemde stoffen, zoals gebroken en onvolledige bonen, verwijderd. Ten derde worden de groene bonen gesorteerd op grootte, en tot slot worden ze verder gesorteerd op gewicht met behulp van de zwaartekracht om bonen met gebreken en kiezels te verwijderen.

Gebrande koffie

De groene bonen worden door ervaren branders gebrand in koffieroostmachines van hoge kwaliteit. Dit gebeurt in het Doi Tung-projectgebied. De bonen worden gebrand in verschillende graden, gaande van licht over matig tot zeer donker. Eerst wordt een kleine partij gebrand. Na enkele smaaktests worden grotere partijen gebrand. Na het branden ondergaat elke partij een smaaktest. De procedure om het koolzuurgas te verwijderen wordt zorgvuldig uitgevoerd, waarbij er zorg voor wordt gedragen dat het koffiearoma behouden blijft. De gebrande koffie van diverse groottefracties en kwaliteit wordt dan gemengd volgens de verschillende formules.

Daarna wordt de gebrande koffie verpakt in hermetisch gesloten zakjes van aluminiumfolie met een versheidsventiel dat het koolzuurgas afvoert en voorkomt dat er lucht van buiten in het zakje terechtkomt. De eigenschappen van gebrande „Kafae Doi Tung” koffie staan hieronder vermeld.

Vochtgehalte: minder dan 5 %

Invertsuiker: niet minder dan 1,5 %

Totaal asgehalte: 3 tot 6 % droog gewicht

In water oplosbare as: niet minder dan 75 % van het totale asgehalte

Cafeïne: niet minder dan 1 %

Petroleumetherextract: 8-28 %

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het Doi Tung-project is een koninklijk initiatief dat in 1988 is opgestart om de herbebossing te bevorderen en de opiumteelt te bestrijden. Arabicakoffie was een van de gewassen die door de bergstammen werd gekozen als vervanging voor de papaverteelt. Dit door de koninklijke familie opgestarte project heeft banen gecreëerd en verschaft de plaatselijke bevolking een stabiel inkomen, zodat ze in de eigen behoeften kan voorzien.

Het Doi Tung-project ontving het UNODC-zegel voor gebruik op de verpakking van „Kafae Doi Tung”.

Daarnaast wordt „Kafae Doi Tung” geteeld als onderdeel van een herbebossingscampagne. Alle koffieplanten groeien in de schaduw van groene bossen. De schaduw en de ligging op grote hoogte, in combinatie met het gebruik van organische meststoffen, zorgen ervoor dat de bessen langzaam rijpen, wat aan de Doi Tung-koffiebonen een uniek en intens smaakprofiel verleent. De afgevallen bladeren van de groene bossen zijn een natuurlijke meststof die het nutriëntengehalte van de bodem verbetert. Tegelijkertijd zorgt de schaduw van grote bomen voor een evenwichtig ecosysteem dat de natuurlijke habitat vormt van tal van vogels, dieren en verschillende soorten bomen.

Natuurlijke en menselijke factoren hebben grote effecten op de productie van „Kafae Doi Tung”. De Doi Tung is een berg die zich 800-1 200 meter boven de zeespiegel verheft — een middelhoog gelegen standplaats die geschikt is voor de teelt van arabicakoffie. De natuurlijke schaduw waarin de arabicakoffieplanten groeien, zorgt ervoor dat de koffiebessen langzaam rijpen en een complexe, volle, intense smaak en aroma krijgen. Deze omgevingsfactoren worden aangevuld door de nauwkeurige selectie van koffierassen, zorgvuldig onderhoud, complexe oogstprocedures en een gestandaardiseerd productieproces.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.

(3)  Vgl. voetnoot 2.