ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2014.032.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 32

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
4 februari 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 032/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7111 — Mitsui/ArcelorMittal Gonvarri Brasil Produtos Siderúrgicos/M Steel Comércio de Produtos Siderúrgicos) ( 1 )

1

2014/C 032/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7112 — Sigma Alimentos/Campofrio) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2014/C 032/03

Conclusies van de Raad betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting

2

2014/C 032/04

Conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vrijheid en de pluriformiteit van de media in een digitale omgeving

6

 

Europese Commissie

2014/C 032/05

Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties: 0,25 % per 1 februari 2014 — Wisselkoersen van de euro

8

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2014/C 032/06

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie

9

2014/C 032/07

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren

13

2014/C 032/08

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU versterken: het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM)

15

2014/C 032/09

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de transparantie van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de openbare stelsels van gezondheidszorg

17

2014/C 032/10

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid betreffende een Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie: een open, veilige en beveiligde cyberspace, en inzake het voorstel van de Commissie voor een richtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen

19

2014/C 032/11

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Herschikking) en het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk

23

2014/C 032/12

Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de voorstellen voor een verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) en een verordening tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers (RTP)

25

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2014/C 032/13

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.7144 — Apollo/Fondo de Garantía de Depósitos de Entidades de Crédito/Synergy) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

30

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7111 — Mitsui/ArcelorMittal Gonvarri Brasil Produtos Siderúrgicos/M Steel Comércio de Produtos Siderúrgicos)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 32/01

Op 29 januari 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32014M7111. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7112 — Sigma Alimentos/Campofrio)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 32/02

Op 29 januari 2014 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32014M7112. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/2


Conclusies van de Raad betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting

2014/C 32/03

DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

I.   ZICH BEWUST VAN DE ERNST VAN HET JONGERENWERKLOOSHEIDSPROBLEEM IN EUROPA EN DE GEVOLGEN ERVAN:

1.

Jongerenwerkloosheid blijft een belangrijke uitdaging voor de EU en haar lidstaten. De jongerenwerkloosheid bedroeg in augustus 2013 23,3 % in de EU 28 (1), met grote onderlinge verschillen tussen lidstaten en tussen regio's binnen lidstaten (2).

2.

Jongeren zijn onevenredig hard door de economische crisis getroffen. In alle lidstaten van de EU is het werkloosheidspercentage onder jongeren over het algemeen veel hoger dan in andere leeftijdsgroepen. Eind 2012 was het percentage werkloze jongeren 2,6 keer zo hoog als het totale werkloosheidspercentage (3).

3.

Deze ontwikkelingen hebben verstrekkende gevolgen, niet alleen voor de betrokkenen, maar ook voor de maatschappij en de economie in ruimere zin. Langdurige werkloosheid kan marginalisering in de hand werken, en zo tot armoede en een groter risico op sociale uitsluiting leiden. Er zijn ook grote risico's voor gemeenschappen aan verbonden, aangezien het niet deelnemen aan de arbeidsmarkt voor sommige jongeren de aanleiding is om zich uit het maatschappelijk leven terug te trekken, wat tot nog meer sociale fragmentatie kan leiden.

4.

Een van de belangrijkste problemen waarvoor jongeren in Europa zich als gevolg van de crisis geplaatst zien, is het gebrek aan banen en werkervaring. Er is ook een groeiende kloof tussen de vaardigheden waarnaar bepaalde werkgevers op zoek zijn, en de vaardigheden waarover veel potentiële werknemers beschikken.

II.   ERAAN HERINNEREND DAT DE EUROPESE RAAD:

5.

De bestrijding van de jongerenwerkloosheid als een „bijzondere, onmiddellijke doelstelling” heeft bestempeld, en heeft benadrukt dat het belangrijk is „voldoende aandacht (te besteden) aan de deelname aan de arbeidsmarkt van groepen kwetsbare jonge mensen met specifieke problemen” (4).

III.   BENADRUKKEN HET POTENTIEEL VAN SPORT OM DEZE UITDAGINGEN AAN TE PAKKEN:

6.

Via betrokkenheid bij sport verwerven jongeren specifieke persoonlijke en professionele vaardigheden die hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt ten goede komen. Voorbeelden daarvan zijn leren leren, sociale en burgerschapscompetenties, leiderschap, communicatie, teamwerk, discipline, creativiteit, ondernemerschap. Sport biedt ook beroepsmatige kennis en vaardigheden in domeinen zoals marketing, management, openbare veiligheid en beveiliging. Al deze vaardigheden en competenties dragen actief bij aan de participatie, ontwikkeling en progressie van jongeren in onderwijs, opleiding en werk, op een voor de arbeidsmarkt relevante en toepasselijke, en door werkgevers gevraagde en gewaardeerde manier.

7.

Het organiseren, beheren en uitvoeren van sportactiviteiten in Europa berusten van oudsher op vrijwillige inzet. Volgens een Eurobarometer-enquête uit 2011 (5), is bijna een vierde van degenen die aan vrijwilligerswerk doen (24 %) op het gebied van sport actief. Vrijwilligerswerk in de sport, dat vooral op basisniveau en in clubverband gebeurt, is in sociaal, economisch en democratisch opzicht waardevol.

8.

Sport heeft een universele aantrekkingskracht en kent geen culturele of sociaaleconomische grenzen. Zij heeft een internationaal karakter en trekt een veelheid en verscheidenheid van mensen aan. Sportactiviteiten zijn daarom een uitstekend middel voor het integreren van minderheden en gemarginaliseerde groepen. Sport is emotioneel verheffend en kan in belangrijke mate bijdragen tot een gevoel van samenhorigheid; zij kan zo helpen stabiliteit, samenhang en vrede in gemeenschappen te brengen.

9.

De sportsector, en met name het vrijwilligerswerk in de sport, heeft een meetbare, belangrijke economische en sociale waarde in nationale economieën. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat sport een significante bijdrage levert aan de Europese economie en in belangrijke mate een motor is van groei en werkgelegenheid, daarbij tevens zorgt voor sociale cohesie en welzijn en aldus een onmiskenbare bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie (6).

10.

Volgens een recente studie voor de gehele EU betreffende economische groei en werkgelegenheid (7) komt het aandeel van de met sport verbonden toegevoegde waarde in de EU neer op 1,76 % (8). Het aandeel van sportgerelateerde werkgelegenheid in de EU bedraagt 2,12 %. Wordt met multiplicatoreffecten rekening gehouden, dan loopt het aandeel van sport zelfs op tot 2,98 % van de totale bruto toegevoegde waarde in de EU. Volgens deze studie is het aandeel van sport in de Europese toegevoegde waarde daarom vergelijkbaar met dat van de landbouw-, bosbouw- en visserijsectoren samen, en is elke zestigste euro die in de EU wordt gegenereerd en verdiend, sportgerelateerd.

11.

Sport is een veerkrachtige economische sector. De participatiegraad blijft in de verschillende fasen van de economische cyclus vrij stabiel. Sport wordt gestructureerd via een systeem van door sportorganisaties ingerichte sportevenementen en -activiteiten, van het basisniveau tot aan de top. Deze evenementen blijven vooral bij jonge mensen populair, ook in moeilijke economische omstandigheden. Hoewel sportevenementen door economische fluctuaties kunnen worden beïnvloed, blijft het kader voor sportevenementen en -activiteiten stabiel.

12.

Sport kan werkgelegenheid scheppen en de lokale economische ontwikkeling ondersteunen via de bouw en het onderhoud van sportvoorzieningen, de organisatie van sportevenementen, de marktactiviteiten van de sportgoederen en -dienstensector, en verwante activiteiten in andere sectoren. Wanneer infrastructuur voor sportevenementen en -activiteiten (op plaatselijk niveau) zorgvuldig wordt gepland, in een multifunctioneel perspectief en met een duidelijke visie op de toekomstige functie ervan, kan zij de economie helpen stabiliseren en stimuleren.

13.

Sport heeft overloopeffecten op andere sectoren. Sportevenementen en -kampioenschappen hebben over het algemeen positieve effecten op sectoren als toerisme, cultuur, transport, media, openbare infrastructuur, etc. Zij kunnen ook mensen samenbrengen, en een gevoel van erbij te horen en van gedeeld succes scheppen. Sport kan daarom een substantiële bijdrage leveren tot de inspanningen van de EU om de huidige economische moeilijkheden te boven te komen.

IV.   BENADRUKKEN DE VOLGENDE ESSENTIËLE BELEIDSBOODSCHAPPEN:

14.

De sportsector is belangrijk voor de economie en biedt jonge mensen — ook zeer kwetsbare en kansarme jongeren — mogelijkheden om nuttige vaardigheden en kennis te verwerven. Daarom kan sport een belangrijke rol spelen in het aanpakken van het nijpende probleem van de jongerenwerkloosheid, en een impuls geven aan het economisch herstel. Er is een breed scala van acties nodig, waarbij diverse belanghebbenden worden aangesproken, om de hiervoor geschetste uitdagingen aan te pakken.

15.

Vrijwilligerswerk kan betaalde arbeid weliswaar niet vervangen, maar kan burgers toch nieuwe vaardigheden aanreiken en zo positief bijdragen tot hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en hun gevoel van bij de maatschappij te horen, versterken. Jonge mensen kunnen door te participeren in sport, met name op basisniveau, hetzij als actieve deelnemer, hetzij als organisator of in een faciliterende rol, essentiële persoonlijke vaardigheden en competenties ontwikkelen. Vrijwillige activiteiten in sport zijn een vorm van niet-formeel en informeel leren, en helpen jonge mensen vaardigheden en competenties verwerven die complementair zijn met formeel onderwijs.

16.

Sport biedt een context waarin jonge mensen deze vaardigheden kunnen aanscherpen, om zo hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en hun toekomstige productiviteit te verbeteren, in een tijd waarin de omstandigheden op de arbeidsmarkt erg moeilijk zijn, de vooruitzichten op een baan schaars, en de kansen voor het ontwikkelen van vaardigheden op de werkplek beperkt.

17.

Het betrokken zijn bij sport, in het bijzonder op basisniveau, stelt jonge mensen in staat hun energie, hoop en aangeboren enthousiasme te kanaliseren op een wijze die constructief is en bijdraagt tot de gemeenschap waarin zij leven. Sport biedt jongeren, vooral diegenen zonder baan of zonder kansen op relevant onderwijs en opleiding, een positief, constructief, en gemeenschapsgericht perspectief en kan zo helpen maatschappelijke problemen binnen lidstaten, waaronder sociale fragmentatie en vooroordelen ten aanzien van specifieke groepen, tegen te gaan.

18.

Kleinschalige investeringen van overheidsgeld in lokale sportfaciliteiten en steun voor gemeenschapsgerichte sportclubs kunnen aanzienlijke baten opleveren in de vorm van sterkere, veiligere en hechtere gemeenschappen.

19.

Deelname aan het organiseren van nationale en internationale sportevenementen, en betrokkenheid bij het ontwikkelen en onderhouden van sportinfrastructuur, lokaal of internationaal, kan een van de sleutelfactoren zijn voor het scheppen van werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren.

V.   VERZOEKEN DE LIDSTATEN OM, ALS ANTWOORD OP DE BELANGRIJKE BELEIDSBOODSCHAPPEN, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

20.

Goede ervaringen en praktijken uit te wisselen betreffende:

het verbeteren van de deelname van jonge mensen aan sport en aan de samenleving op lokaal niveau, vooral op het moment dat zij het formele onderwijs verlaten;

de manier waarop vrijwillige betrokkenheid bij sportclubs en organisaties zachte vaardigheden en competenties kan versterken;

de manier waarop betrokkenheid bij sportactiviteiten kan bijdragen tot veiligere en hechtere gemeenschappen kan;

het organiseren van leerlingstelsels en stages in sportorganisaties, om jongeren te motiveren en de nationale en transnationale toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.

21.

Beleidsmaatregelen te propageren die erop gericht zijn via sport voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden te ontwikkelen; in dit opzicht vrijwilligersorganisaties en/of sportclubs, alsmede sportactiviteiten en/of -evenementen te ondersteunen, op basis- en/of professioneel niveau.

22.

Manieren te onderzoeken om onderwijstrajecten voor toekomstige professionals en vrijwilligers in sport te verbeteren, en werkplekleren te bevorderen, ter ontwikkeling van vaardigheden die binnen nationale kwalificatiekaders kunnen worden erkend. Deze nationale kwalificatiekaders kunnen eventueel worden afgestemd op het Europees kwalificatiekader, teneinde de internationale transparantie te verbeteren en de mobiliteit van de betrokken jongeren te verhogen. Ook dient de mogelijke erkenning van vaardigheden die via informeel en non-formeel leren in sportverband verworven zijn, te worden onderzocht.

23.

Strategische investeringen in sport aan te moedigen, met gebruik — waar passend — van de mogelijkheden die worden geboden door EU-financieringsinstrumenten, waaronder de EU-structuurfondsen (met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), en door financiële instrumenten van de EU, zoals financiering door de Europese Investeringsbank.

24.

Doeltreffende interne samenwerking binnen overheidsautoriteiten te bevorderen tussen sectoren die te maken hebben met sociale zaken, jongeren, werkgelegenheid en economische zaken, teneinde de bewustwording van de maatschappelijke en economische rol van sport te verhogen.

VI.   VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

25.

De sectoroverschrijdende dialoog met deskundigen inzake onderwijs, opleiding, jongeren en werkgelegenheid te bevorderen, met het oog op het onderzoeken van de ontwikkeling van vaardigheden en competenties.

26.

Ten volle gebruik te maken van het Erasmus+-programma als een kans voor het ontwikkelen van persoonlijke en beroepsmatige vaardigheden en competenties.

27.

Na te gaan hoe sport, ter bevordering van sociale inclusie en werkgelegenheid voor jongeren, uit de structuurfondsen (met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) of andere financieringsmechanismen van de EU, zoals middelen van de Europese Investeringsbank, kan worden gefinancierd; het gaat daarbij vooral om het ontwikkelen, en in voorkomend geval onderhouden, van kleinschalige sportinfrastructuur voor openbaar gebruik in gemeenten en steden, met bijzondere aandacht voor sociale achterstandsgebieden. Zo'n kleinschalige infrastructuur kan bijdragen tot het behalen van talrijke maatschappelijke doelstellingen, zoals het scheppen van werkgelegenheid, sociale inclusie en verbetering van de volksgezondheid.

28.

De dialoog en gezamenlijke initiatieven met essentiële belanghebbenden te verbeteren, in het bijzonder sportorganisaties, de sportgoederensector en jeugdorganisaties, teneinde voort te bouwen aan een gunstig klimaat om jongeren naar de sportsector aan te trekken.

29.

Na te denken over hoe de bijdrage van sport aan het ontwikkelen van vaardigheden bij jonge mensen, en aan het handhaven van sociaal inclusieve gemeenschappen in tijden van hoge jongerenwerkloosheid, het meest doeltreffend kan worden aangepakt in het kader van toekomstige werkzaamheden op EU-niveau inzake sport.

VII.   VERZOEKEN DE COMMISSIE OM ALS ANTWOORD OP DE BELANGRIJKE BELEIDSBOODSCHAPPEN:

30.

Een sectoroverschrijdende studiebijeenkomst op hoog niveau te organiseren over de bijdrage van sport aan het scheppen van werkgelegenheid en het aanpakken van werkloosheid, in het bijzonder jongerenwerkloosheid, in de EU.

31.

Een studie uit te voeren, op basis van de lopende EU-samenwerking op deskundigenniveau, over de bijdrage van sport aan de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt, in het kader van de Europa 2020-strategie.


(1)  De jongerenwerkloosheid bedraagt in sommige lidstaten meer dan 50 % en in sommige regio's meer dan 70 %; in enkele andere regio's bedraagt ze daarentegen zelfs minder dan 5 %.

(2)  http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_PUBLIC/3-30082013-BP/EN/3-30082013-BP-EN.PDF

(3)  Vgl. voetnoot 2.

(4)  Conclusies van de Europese Raad (27 en 28 juni 2013) — EUCO 104/2/13 REV 2.

(5)  Bijzondere Eurobarometer betreffende vrijwilligerswerk en solidariteit tussen de generaties, oktober 2011.

(6)  Studie van de Commissie over „de bijdrage van sport aan economische groei en werkgelegenheid in de EU” (2012).

(7)  Studie naar de bijdrage van sport aan economische groei en werkgelegenheid in de EU, in opdracht van de Europese Commissie; Consortium geleid door SportsEconAustria; Eindverslag van november 2012.

(8)  Volgens de definitie van sport van Vilnius — brede definitie: alle activiteiten die het bestaan van sport vereisen, plus alle activiteiten die sport mogelijk maken, plus de statistische definitie van sport overeenkomstig NACE 92.6 Rev 1.1.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/6


Conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vrijheid en de pluriformiteit van de media in een digitale omgeving

2014/C 32/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

NOTA NEMEND VAN HET VOLGENDE:

1.

De vrijheid en de pluriformiteit van de media zijn fundamentele waarden die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Zij vormen een essentiële pijler van de democratie, omdat de media een belangrijke rol spelen bij het zorgen voor transparantie en verantwoordingsplicht en invloed hebben op de publieke opinie en op de deelname en de bijdrage van burgers aan de besluitvormingsprocessen;

2.

In de afgelopen jaren zijn er in de Europese Unie een aantal uitdagingen geweest voor de vrijheid en de pluriformiteit van de media. Deze uitdagingen hebben betrekking op kwesties die veel aandacht hebben gekregen in rechtszaken, officiële onderzoeken en rapporten van het Europees Parlement en niet-gouvernementele organisaties, alsmede nationale en Europese parlementaire debatten;

3.

Transparantie omtrent de eigendom van de media en omtrent financieringsbronnen is essentieel voor het waarborgen van de vrijheid en de pluriformiteit van de media;

4.

Het beschermen van journalisten tegen ongewenste beïnvloeding is van cruciaal belang om de vrijheid van de media te vrijwaren en wint aan relevantie in tijden van economische crisis en transformatie van de mediasector;

5.

Het zorgen voor adequate bescherming van journalistieke bronnen vormt een sleutelelement van de vrijheid van de media;

6.

De Richtlijn audiovisuele mediadiensten, het regelgevend kader voor audiovisuele mediadiensten binnen de EU, draagt bij aan de vrijheid en de pluriformiteit van de media. De bevoegde audiovisuele regelgevende instanties in de lidstaten spelen een cruciale rol bij de handhaving van dat kader;

7.

De Commissie heeft een aantal studies, rapporten, projecten en gecoördineerde acties op het gebied van de vrijheid en de pluriformiteit van de media gefinancierd;

8.

De Raad van Europa verricht zeer belangrijk werk op het gebied van de vrijheid en de pluriformiteit van de media. In dit verband wordt in het memorandum van overeenstemming tussen de Raad van Europa en de Europese Unie van 2007 de vrijheid van meningsuiting en informatie genoemd als een van de gedeelde prioriteiten en aandachtsgebieden voor samenwerking tussen deze organisaties;

9.

Het internet maakt informatie toegankelijker en biedt burgers nieuwe mogelijkheden voor participatie, onderlinge discussies en het vormen van een mening. Dit draagt bij tot de vrijheid van meningsuiting en komt de pluriformiteit van meningen ten goede, maar doet ook nieuwe uitdagingen ontstaan in verband met de manier waarop mensen zich toegang verschaffen tot informatie en deze beoordelen; Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de mogelijke negatieve gevolgen van zowel buitensporige concentratie in de sector als de versterking van de posities van poortwachters;

10.

Gezien het mondiale karakter van het internet is het niet mogelijk om deze aangelegenheden binnen vaste geografische grenzen te houden.

ZIJN HET EENS OVER HET VOLGENDE:

11.

een hoog niveau van onafhankelijkheid en pluriformiteit van de media is niet alleen essentieel voor de democratie, maar draagt tevens bij tot de bevordering van de economische groei en tot de duurzaamheid ervan;

12.

de Raad van Europa speelt een belangrijke rol bij het bepalen van normen voor de vrijheid en de pluriformiteit van de media, en de samenwerking met deze organisatie moet worden voortgezet en versterkt;

13.

informatie over de eigendom van bepaalde media en over andere entiteiten of personen waaraan deze eigendom ten goede komt, moet voor burgers vlot toegankelijk zijn, zodat zij een gefundeerd oordeel kunnen vellen over de verstrekte informatie. In dit verband speelt mediageletterdheid een belangrijke rol;

14.

samenwerking en uitwisseling van beste praktijken tussen audiovisuele regelgevende instanties en andere relevante bevoegde autoriteiten dragen bij tot het functioneren van de eengemaakte markt van de EU, en tot een open en pluriform medialandschap;

15.

het is essentieel om een hoog niveau van vrijheid en pluriformiteit van de media te waarborgen, wil de EU in onderhandelingen met toetredende landen en in internationale fora geloofwaardig zijn.

ZIJN INGENOMEN MET:

16.

het groenboek van de Commissie — Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld (1);

NEMEN NOTA VAN:

17.

de onafhankelijke verslagen van de Groep op hoog niveau voor mediavrijheid en pluriformiteit (2), en van het Media Future Forum (3);

VERZOEKEN DE LIDSTATEN:

18.

de onafhankelijkheid van hun audiovisuele regelgevende instanties te waarborgen;

19.

passende maatregelen te nemen om daadwerkelijke transparantie omtrent de eigendom van de media tot stand te brengen;

20.

passende maatregelen te nemen om het recht van journalisten om hun bronnen te beschermen te waarborgen en journalisten tegen slechte invloeden te beschermen;

21.

afhankelijk van hun nationale context passende maatregelen te nemen om eventuele negatieve gevolgen van buitensporige concentratie van eigendom van media te voorkomen.

VERZOEKEN DE COMMISSIE, BINNEN HAAR BEVOEGDHEID:

22.

projecten te blijven steunen die erop gericht zijn de bescherming van journalisten en mediamensen te vergroten;

23.

steun te blijven verlenen aan het onafhankelijke monitoringinstrument voor het beoordelen van de risico's voor de pluriformiteit van de media in de EU (Media Pluralism Monitor), dat door het Europees Universitair Instituut van Firenze wordt geïmplementeerd, en beveelt het verdere gebruik ervan door de lidstaten en door alle betrokken belanghebbenden aan;

24.

door middel van niet-wetgevingsacties (4) de samenwerking tussen de audiovisuele regelgevende instanties van de lidstaten te versterken en beste praktijken inzake de transparantie omtrent de eigendom van de media te bevorderen;

25.

tegelijkertijd de doeltreffendheid van deze maatregelen te beoordelen om verdere stappen te overwegen.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

26.

de in het EU-Handvest van de grondrechten verankerde waarden te eerbiedigen, te bevorderen en toe te passen en in dit verband de uitdagingen voor de vrijheid en de pluriformiteit van de media in de hele EU aan te pakken, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.


(1)  Doc. 8934/13 — COM(2013) 231 final.

(2)  http://ec.europa.eu/digital-agenda/sites/digital-agenda/files/HLG%20Final%20Report.pdf

(3)  http://ec.europa.eu/information_society/media_taskforce/doc/pluralism/forum/report.pdf

(4)  De Commissie is het oneens met de verwijzing naar „niet-wetgevingsacties” en wenst een meer open formulering.


Europese Commissie

4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/8


Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties (1):

0,25 % per 1 februari 2014

Wisselkoersen van de euro (2)

3 februari 2014

2014/C 32/05

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3498

JPY

Japanse yen

137,82

DKK

Deense kroon

7,4621

GBP

Pond sterling

0,82590

SEK

Zweedse kroon

8,8318

CHF

Zwitserse frank

1,2226

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,4525

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,527

HUF

Hongaarse forint

311,76

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,2242

RON

Roemeense leu

4,4938

TRY

Turkse lira

3,0533

AUD

Australische dollar

1,5346

CAD

Canadese dollar

1,4950

HKD

Hongkongse dollar

10,5609

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6643

SGD

Singaporese dollar

1,7341

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 463,63

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,0135

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1798

HRK

Kroatische kuna

7,6525

IDR

Indonesische roepia

16 521,49

MYR

Maleisische ringgit

4,5519

PHP

Filipijnse peso

61,267

RUB

Russische roebel

47,4730

THB

Thaise baht

44,806

BRL

Braziliaanse real

3,2478

MXN

Mexicaanse peso

17,9892

INR

Indiase roepie

84,3710


(1)  Rentevoet die is toegepast op de laatst uitgevoerde transactie voor de opgegeven dag. In geval van een tender met variabele rente, verwijst deze rentevoet naar de marginale interestvoet.

(2)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/9


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming: http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/06

1.   Inleiding

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 5 februari 2013 heeft de Commissie twee voorstellen aangenomen: een voorstel inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (1) („de voorgestelde richtlijn”) en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (2) („de voorgestelde verordening”), hierna gezamenlijk aan te duiden als „de voorstellen”. De voorstellen zijn op 12 februari 2013 ter raadpleging aan de EDPS toegezonden.

2.

De EDPS is ingenomen met het feit dat hij door de Commissie is geraadpleegd en dat een verwijzing naar deze raadpleging is opgenomen in de preambule van het voorstel.

3.

De EDPS is voorafgaand aan de aanneming van het voorstel in de gelegenheid gesteld om informele opmerkingen bij de Commissie in te dienen. Enkele van deze opmerkingen zijn in aanmerking genomen.

1.2.   Doelstellingen en toepassingsgebied van de voorstellen

4.

In zijn algemeenheid wordt onder het witwassen van geld verstaan de omzetting van de opbrengsten van criminele activiteiten in ogenschijnlijk rechtmatig verkregen geld, doorgaans via het financiële stelsel (3), door de bronnen van het geld te verhullen, de vorm ervan te veranderen, of de gelden naar een locatie te verplaatsen waar ze minder in het oog lopen. De financiering van terrorisme is de verstrekking of verzameling van gelden en andere vermogensbestanddelen, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, met de bedoeling of wetende dat deze zullen worden gebruikt om terroristische misdrijven te plegen (4).

5.

Sinds 1991 is er op EU-niveau wetgeving ingevoerd om het witwassen van geld en financieren van terrorisme te voorkomen. Deze misdrijven moeten worden beschouwd als een bedreiging van de integriteit en stabiliteit van de financiële sector en, meer in het algemeen, als een bedreiging van de interne markt. De rechtsgrondslag van de voorstellen is artikel 114 VWEU.

6.

De EU-regelgeving ter voorkoming van het witwassen van geld zijn grotendeels gebaseerd op de normen die zijn vastgesteld door de Financial Action Task Force (FATF) (5). Met de voorstellen wordt beoogd de herziene internationale normen tegen het witwassen van geld die de FATF in februari 2012 heeft vastgesteld, in de EU door te voeren. De huidige richtlijn, de zogenoemde derde richtlijn ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering of AML-richtlijn (Anti-Money Laundering Directive) (6), is sinds 2005 van kracht en biedt een Europees kader rondom de internationale FATF-normen.

7.

De derde AML-richtlijn geldt zowel voor de financiële sector (kredietinstellingen, financiële instellingen) als voor beroepsbeoefenaren als advocaten, notarissen, accountants, makelaars, casino's en aanbieders van bedrijfsdiensten. Onder de richtlijn vallen eveneens alle aanbieders van goederen wanneer contante betalingen worden verricht van meer dan 15 000 EUR. Al deze entiteiten die onder de richtlijn vallen worden beschouwd als „meldingsplichtige entiteiten”. De richtlijn verplicht deze meldingsplichtige entiteiten ertoe cliënten en uiteindelijke begunstigden te identificeren en hun identiteit te verifiëren (het zogenoemde „cliëntenonderzoek”) en de financiële transacties van de cliënten te monitoren. Zij zijn daarbij verplicht om vermoedens van het witwassen van geld of financiering van terrorisme te melden aan de financiële inlichtingeneenheden (fie's), naast andere, flankerende verplichtingen. Daarnaast worden met de richtlijn aanvullende eisen en waarborgen ingevoerd (waaronder de eis om een verscherpt cliëntenonderzoek te verrichten) voor situaties met een hoger risico.

8.

De voorgestelde richtlijn breidt het toepassingsgebied van het huidige kader uit en beoogt deze verplichtingen te versterken, bijvoorbeeld door aanbieders van gokdiensten en handelaren in goederen aan de meldingsplichtige entiteiten toe te voegen, met een drempel van 7 500 EUR, breidt de hoeveelheid vereiste informatie over uiteindelijke begunstigden uit, verscherpt de eisen voor „politiek prominente personen” en voert eisen in voor de controle van familieleden en naaste geassocieerden van alle politiek prominente personen. De lijst van basismisdrijven (7) voor het witwassen van geld is uitgebreid met fiscale misdrijven die verband houden met directe en indirecte belastingen.

9.

De voorgestelde verordening vervangt Verordening (EG) nr. 1781/2006 van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (hierna ook aangeduid als de „verordening betreffende geldovermakingen”) die beoogt betalingen beter traceerbaar te maken. De verordening betreffende geldovermakingen vormt een aanvulling op andere AML-maatregelen en moet ervoor zorgen dat basisinformatie over de betaler van geldovermakingen onmiddellijk beschikbaar wordt gesteld aan de desbetreffende autoriteiten voor rechtshandhaving en/of vervolging als hulpmiddel bij het opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische of andere criminele activiteiten en bij het traceren van activa van terroristen.

4.   Conclusies

98.

De EDPS erkent het belang van beleid tegen het witwassen van geld voor de economische en financiële reputatie van de lidstaten. Hij benadrukt evenwel dat bij het legitieme streven naar transparantie van betalingsbronnen, gelddeposito's en overmakingen met het doel terrorisme en witwassen van geld tegen te gaan, niettemin de gegevensbeschermingsvereisten in acht genomen dienen te worden.

99.

De volgende punten moeten in beide voorstellen aan bod komen:

In beide voorstellen moet een expliciete verwijzing naar de EU-gegevensbeschermingswetgeving worden opgenomen in een materiële, afzonderlijke bepaling die in het bijzonder verwijst naar Richtlijn 95/46/EG en de nationale wetten tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG, en Verordening (EG) nr. 45/2001 voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens door EU-instellingen en -organen. Hierin moet ook uitdrukkelijk worden bepaald dat de voorstellen geen afbreuk doen aan de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving. De verwijzing in overweging 33 naar Kaderbesluit 2008/977/JBZ van 27 november 2008 moet worden geschrapt.

Aan de voorgestelde richtlijn moeten definities van „bevoegde autoriteiten” en „fie's” worden toegevoegd. Deze definities moeten waarborgen dat „bevoegde autoriteiten” niet worden opgevat als „bevoegde autoriteiten” zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van Kaderbesluit 2008/977/JBZ.

In overweging 32 moet worden verduidelijkt dat de rechtsgrondslag voor de verwerking zou bestaan in de noodzaak voor de meldingsplichtige entiteiten, bevoegde autoriteiten en fie's om aan een wettelijke verplichting te voldoen (artikel 7, onder c), van Richtlijn 95/46/EG).

Er moet aan herinnerd worden dat de verwerking uitsluitend mag plaatsvinden met als doel het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te voorkomen, en dat de gegevens niet verder mogen worden verwerkt voor onverenigbare doeleinden.

Het uitdrukkelijke verbod op de verwerking van gegevens voor commerciële doeleinden, dat thans is opgenomen in overweging 31 bij de voorgestelde richtlijn en overweging 7 bij de voorgestelde verordening, moet in een materiële bepaling worden neergelegd.

Er moet een afzonderlijke overweging worden toegevoegd om te verduidelijken dat de strijd tegen belastingontduiking slechts als basismisdrijf is opgenomen.

Wat internationale overdrachten betreft, moeten afzonderlijke materiële bepalingen worden toegevoegd over de doorgifte van persoonsgegevens, waarmee wordt voorzien in een passende rechtsgrondslag voor doorgiften binnen een groep, van betalingsdienstaanbieder naar betalingsdienstaanbieder, die in overeenstemming zou zijn met de tekst en interpretatie van artikel 26 van Richtlijn 95/46/EG, zoals ondersteund door de Groep gegevensbescherming artikel 29 van de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten. De EDPS beveelt aan de proportionaliteit van de noodzaak van massale doorgifte van persoonlijke en gevoelige gegevens aan het buitenland in het kader van de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering opnieuw te beoordelen en om te kiezen voor een proportionelere benadering.

Wat de bekendmaking van sancties betreft, beveelt de EDPS aan om alternatieve opties te overwegen die minder ingrijpend zijn dan de verplichting tot algemene bekendmaking, en om in elk geval het volgende in de voorgestelde Richtlijn te specificeren:

het doel van een dergelijke publicatie indien hieraan wordt vastgehouden;

de persoonsgegevens die moeten worden gepubliceerd;

dat betrokkenen voorafgaand aan de publicatie van het besluit op de hoogte moeten worden gesteld en dat hun rechten om in beroep te gaan tegen dit besluit voordat tot de publicatie wordt overgegaan, worden gewaarborgd;

dat betrokkenen op grond van artikel 14 van Richtlijn 95/46/EG het recht hebben zich om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen te verzetten;

aanvullende beperkingen aangaande onlinepublicatie.

Wat het bewaren van gegevens betreft, moet een materiële bepaling worden toegevoegd waarin een maximale bewaartermijn wordt vastgesteld die door de lidstaten in acht moet worden genomen, met nadere specificaties.

100.

Ten aanzien van de voorgestelde richtlijn beveelt de EDPS bovendien aan om:

een afzonderlijke bepaling toe te voegen om te wijzen op het beginsel dat betrokkenen informatie moet worden verstrekt over de verwerking van hun persoonsgegevens (overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 95/46/EG) en te specificeren wie er verantwoordelijk wordt voor deze informatieverstrekking aan betrokkenen;

het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen bij het beperken van de rechten van betrokkenen en daarom een afzonderlijke bepaling toe te voegen om te specificeren onder welke voorwaarden de rechten van betrokkenen beperkt mogen worden;

duidelijkheid te verschaffen over de vraag of voor risicobeoordelingen die door de aangewezen autoriteit en door de meldingsplichtige entiteiten worden uitgevoerd, persoonsgegevens mogen worden verwerkt; zo ja, dan moeten in de voorgestelde richtlijn de nodige waarborgen voor gegevensbescherming worden opgenomen;

een precieze lijst toe te voegen van de gegevens die wel en niet in aanmerking mogen worden genomen bij de uitvoering van het cliëntenonderzoek; te verduidelijken of gevoelige gegevens in de zin van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG al dan niet voor dit doel verzameld mogen worden; als een dergelijke verwerking noodzakelijk zou zijn, moeten de lidstaten verzekeren dat deze wordt uitgevoerd onder toezicht van een officiële autoriteit en dat passende specifieke waarborgen worden getroffen uit hoofde van de nationale wetgeving;

artikel 21 te wijzigen om duidelijker beperkingen te stellen aan de situaties waarin de risico’s zodanig zijn dat een verscherpt cliëntenonderzoek gerechtvaardigd is en om procedurele waarborgen tegen misbruik in te bouwen;

artikel 42 te wijzigen om er een verwijzing naar vertrouwelijkheid in op te nemen waaraan alle medewerkers die bij cliëntenonderzoeksprocedures betrokken zijn, zich moeten houden;

een materiële bepaling opnemen met de typen identificatiegegevens die over de uiteindelijke begunstigde verzameld mogen worden, ook wanneer er geen trusts betrokken zijn.

101.

Ten aanzien van de voorgestelde richtlijn beveelt de EDPS bovendien aan om:

ervan af te zien om het nationale identiteitsnummer zonder specifieke beperkingen en/of waarborgen als referentie te gebruiken, en om in plaats daarvan het transactienummer te gebruiken;

te wijzen op het belang dat in procedures tegen het witwassen van geld het beginsel in acht wordt genomen dat de gegevens nauwkeurig dienen te zijn, zoals bepaald in artikel 6, onder d), van Richtlijn 95/46/EG;

een bepaling toe te voegen dat de informatie alleen toegankelijk mag zijn voor aangewezen personen of categorieën van personen;

een bepaling toe te voegen over de inachtneming van verplichtingen op het gebied van vertrouwelijkheid en gegevensbescherming door werknemers die werken met persoonsgegevens over de betaler of de begunstigde;

in artikel 15 te verduidelijken dat andere externe autoriteiten of partijen die niet betrokken zijn bij de bestrijding van het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, geen toegang mogen krijgen tot de bewaarde gegevens;

artikel 21 aan te vullen door te specificeren aan welke autoriteit inbreuken op de verordening gemeld moeten worden, en door te eisen dat passende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om gegevens te beschermen tegen accidentele of onwettige vernietiging, accidenteel verlies, accidentele wijziging alsmede alle overige onwettige vormen van verwerking.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2013.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2013) 45 final.

(2)  COM(2013) 44 final.

(3)  Zie artikel 1, lid 2, van de voorgestelde richtlijn.

(4)  Zie artikel 1, lid 4, van de voorgestelde richtlijn.

(5)  De FATF is de wereldwijde normsteller voor maatregelen ter bestrijding van het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en (sinds kort) de financiering van proliferatie. De FATF is een intergouvernementele actiegroep die 36 leden telt en waaraan meer dan 180 landen deelnemen. De Europese Commissie behoort tot de oprichtende leden van de FATF. Bovendien zijn 15 lidstaten van de EU zelf lid van de FATF.

(6)  Richtlijn 2005/60/EG van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

(7)  Een basismisdrijf is elk misdrijf waarvan de opbrengsten worden gebruikt voor het plegen van een ander misdrijf. In dit verband kan het witwassen van geld bijvoorbeeld een basismisdrijf zijn voor fraude, corruptie, drugshandel en andere ernstige misdrijven.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/13


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming EDPS http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/07

I.   Inleiding

I.1.   Achtergrond van de raadpleging van de EDPS

1.

Op 21 januari 2013 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren (hierna: „het voorstel”) (1). Het voorstel werd dezelfde dag ter advies naar de EDPS gestuurd.

2.

Het voorstel omvat de tekst van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake drugsprecursoren (hierna: „de overeenkomst”) (2). Bijlage II van de overeenkomst bevat een lijst van omschrijvingen en beginselen aangaande gegevensbescherming (hierna: „gegevensbeschermingbeginselen”) (3).

3.

De EDPS was eerder geraadpleegd door de Commissie. Het onderhavige advies bouwt voort op het destijds gegeven advies en op het advies van de EDPS ten aanzien van de wijzigingen van de verordeningen over de handel in drugsprecursoren binnen de Gemeenschap en tussen de Gemeenschap en derde landen (4).

I.2.   Doel van de Overeenkomst

4.

De overeenkomst beoogt een verdere versterking van de samenwerking tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de voorkoming van misbruik van rechtmatige handel in stoffen voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen (hierna: „drugsprecursoren”).

5.

Op basis van het VN-Verdrag van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (hierna „het Verdrag van 1988”) (5), zal de overeenkomst voorzien in de coördinatie van procedures inzake toezicht op de handel en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde instanties van de partijen (de Europese Unie en de Russische Federatie), samen met technische en wetenschappelijke samenwerking en het opzetten van een gemengde follow-up-deskundigengroep.

IV.   Conclusies

35.

De EDPS is ingenomen met de bepalingen voor de bescherming van persoonsgegevens in de tekst van de overeenkomst en de opneming in de bijlage van gegevensbeschermingsbeginselen die de partijen dienen na te leven.

36.

De EDPS stelt opneming voor van een expliciete verwijzing naar de toepasselijkheid van nationale EU-wetten ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EC op de overdrachten van persoonsgegevens door de EU aan de Russische autoriteiten en op de verwerking van persoonsgegevens door EU-autoriteiten. Hij stelt ook opneming voor van verwijzingen naar artikelen 7 en 8 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

37.

Hij beveelt ook aan dat in artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 3, alle categorieën persoonsgegevens die zouden kunnen worden uitgewisseld, worden gespecificeerd. Verder moeten aanvullende waarborgen, zoals kortere bewaringstermijnen en strengere veiligheidsmaatregelen in de overeenkomst of in bijlage II worden opgenomen voor gegevens betreffende verdachte transacties. Andere doelen voor gegevensverwerking volgens artikel 5, lid 3, moeten uitdrukkelijk in de overeenkomst worden vermeld en dienen verenigbaar te zijn met het oorspronkelijke doel van de gegevensoverdracht.

38.

De EDPS is ook ingenomen met het in artikel 5, lid 2, van de overeenkomst vervatte verbod op het langer dan nodig bewaren van gegevens, maar beveelt aan om ten minste maximale bewaartermijnen te specificeren.

39.

De EDPS is ingenomen met de opneming van verplichte gegevensbeschermingsbeginselen. Hij beveelt echter aan deze als volgt aan te vullen:

toevoeging van de bepalingen betreffende „gegevensbeveiliging” en de specifieke vereisten voor de verwerking van „gevoelige gegevens”;

specificering van de procedures ter toepassing van de beginselen van „transparantie” en „recht om toegang te krijgen tot gegevens en deze te rectificeren, te wissen en af te schermen” in de tekst van de overeenkomst of in de bijlage;

ten aanzien van „verdere doorgifte” moet worden toegevoegd dat de bevoegde autoriteiten van de partijen geen persoonsgegevens naar andere nationale ontvangers mogen doorgeven, tenzij de ontvanger voor afdoende bescherming zorgt, en voor het doel waarvoor de gegevens zijn overgedragen;

wat het beginsel van „verhaalmogelijkheden” betreft, moet worden gespecificeerd dat de term „bevoegde autoriteiten”, die in de rest van de overeenkomst in een andere context wordt gebruikt, hier betrekking heeft op autoriteiten die bevoegd zijn ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens en het toezicht op de verwerking daarvan;

de ter zake bevoegde autoriteiten en de praktische informatie over bestaande voorzieningen moeten in de overeenkomst worden vermeld, of ten minste in de briefwisseling tussen de partijen, of in documenten waarvan de overeenkomst vergezeld gaat;

wat betreft het beginsel betreffende „uitzonderingen op de rechten op transparantie en rechtstreekse toegang”, moet worden gespecificeerd dat in gevallen waarbij het recht op toegang niet aan betrokkenen kan worden verleend, er moet worden gezorgd voor niet-rechtstreekse toegang via nationale gegevensbeschermingsautoriteiten in de EU.

41.

Er moet ook worden gespecificeerd dat de toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten van de partijen gezamenlijk de tenuitvoerlegging van de overeenkomst dienen te evalueren, hetzij in het kader van de gemengde follow-up-deskundigengroep, hetzij afzonderlijk. Indien de onafhankelijkheid van de relevante toezichthoudende Russische autoriteit onvoldoende is vastgesteld, dient er bovendien te worden gespecificeerd dat gegevensbeschermingsautoriteiten in de EU betrokken moeten zijn bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst door Russische autoriteiten. De resultaten van de evaluatie moeten ter kennis worden gebracht van het Europees Parlement en de Raad; waar nodig dient volledige vertrouwelijkheid te worden betracht.

42.

De EDPS beveelt ook aan artikel 12 van de overeenkomst aan te vullen met een clausule waarmee een partij de overeenkomst kan opschorten of beëindigen indien de andere partij haar verplichtingen krachtens de overeenkomst schendt, ook waar het gaat om naleving van de gegevensbeschermingsbeginselen.

Gedaan te Brussel, 23 april 2013.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2013) 4 definitief.

(2)  Bijlage bij het Voorstel.

(3)  Bijlage II van de overeenkomst.

(4)  Advies van de EDPS inzake het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren en het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren, in het bijzonder blz. 9-10, beschikbaar op http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2013/13-01-18_Drug_precursors_EN.pdf

(5)  VN-Verdrag van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, aangenomen in Wenen op 19 december 1988, beschikbaar op http://www.unodc.org/pdf/convention_1988_en.pdf


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/15


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: „Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU versterken: het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM)”

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS): http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/08

1.   Inleiding

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 7 December 2012 heeft de Commissie de mededeling „Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU versterken: het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM)” (hierna: „de mededeling”) uitgebracht (1). Op dezelfde dag heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht een verslag over de uitvoering van het Besluit van de Raad 2008/615/JBZ van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prüm-Besluit”) (2). Dit verslag zal niet afzonderlijk in dit advies worden becommentarieerd, maar wordt hier vermeld om de achtergrond beter te begrijpen.

2.

Voordat de mededeling werd goedgekeurd kreeg de EDPS de gelegenheid om informele opmerkingen te maken. Het doet de EDPS deugd dat een aantal van zijn opmerkingen in de mededeling is verwerkt.

1.2.   Achtergrond en doelstellingen van de mededeling

3.

Het programma van Stockholm (3) heeft tot doel om aan toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verder te versterken met acties die zich toespitsen op de belangen en behoeften van de burgers. Het programma stelt de prioriteiten van de EU op het gebied van justitie en binnenlandse zaken voor de periode 2010-2014 vast en omschrijft strategische richtsnoeren voor wetgevende en operationele planning op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, overeenkomstig artikel 68 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) (4).

4.

In het bijzonder wordt in het programma van Stockholm erkend dat er bij de ontwikkeling van het informatiebeheer en de informatie-uitwisseling op het gebied van interne veiligheid in de EU behoefte is aan samenhang en consolidatie, en wordt de Raad en de Commissie verzocht een strategie voor het beheer van rechtshandhavingsinformatie voor interne veiligheid in de EU met een stevige gegevensbeschermingsregeling in de JBZ-sector uit te voeren. Het programma van Stockholm verzoekt de Commissie in dit kader tevens na te gaan of er een Europees model voor informatie-uitwisseling (EIDXM) nodig is dat gebaseerd is op de evaluatie van de huidige instrumenten op het gebied van informatie-uitwisseling in de EU. Deze evaluatie moet helpen te bepalen of deze instrumenten volgens de opzet functioneren en beantwoorden aan de doelen van de informatiemanagementstrategie (5).

5.

In vervolg op het programma van Stockholm publiceerde de Commissie in juli 2010 (6) een mededeling (hierna: de „mededeling van 2010”) met voor het eerst een volledig overzicht van alle EU-maatregelen op het gebied van de verzameling, de opslag en de grensoverschrijdende uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op rechtshandhaving en migratiebeheer die al zijn ingevoerd, die nu worden ingevoerd of waarover wordt gesproken.

6.

In antwoord op het verzoek van het programma van Stockholm en voortbouwend op de mededeling van 2010, heeft deze mededeling tot doel om te inventariseren hoe grensoverschrijdende informatie-uitwisseling in de praktijk werkt en om mogelijke verbeteringen aan te bevelen.

3.   Conclusies

37.

De EDPS waardeert de algemene aandacht voor gegevensbescherming in de mededeling. Daarin wordt de nadruk gelegd op een hoge gegevenskwaliteit, gegevensbeveiliging en gegevensbescherming en wordt eraan herinnerd dat, ongeacht in welke combinatie of opeenvolging er informatie wordt uitgewisseld, de regels betreffende gegevensbescherming, gegevensbeveiliging en gegevenskwaliteit, alsmede het doel waarvoor de instrumenten worden gebruikt, moeten worden geëerbiedigd.

38.

De EDPS:

is ingenomen met de conclusie in de mededeling dat noch nieuwe gegevensbanken ter rechtshandhaving op EU-niveau, noch nieuwe EU-instrumenten voor informatie-uitwisseling nodig zijn;

benadrukt de noodzaak van een volledige evaluatie van de instrumenten en initiatieven op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, waarvan de uitkomsten moeten leiden tot een breed, geïntegreerd en goed gestructureerd EU-beleid inzake informatie- en uitwisselingsbeheer en moedigt de Commissie aan de evaluatie van andere huidige instrumenten voort te zetten;

moedigt de Commissie aan na te denken over i) de doeltreffendheid van gegevensbeschermingsbeginselen in het licht van technologische veranderingen, ontwikkelingen met betrekking tot grootschalige IT-systemen, het toenemende gebruik van gegevens die in eerste instantie zijn verzameld met een ander oogmerk dan verband houdende met misdaadbestrijding, alsmede over ii) de doeltreffendheid voor de openbare veiligheid van de huidige tendens om niet-verdachte personen op grote schaal, systematisch en proactief te volgen en het werkelijke nut daarvan voor de misdaadbestrijding; de uitkomsten van deze gedachtewisselingen moeten leiden tot een breed, geïntegreerd, en goed gestructureerd EU-beleid inzake informatie- en uitwisselingsbeheer op dit gebied;

onderstreept dat de voortgaande discussies over het voorstel voor een richtlijn de Commissie er niet van mogen weerhouden staat op te maken van de problemen en risico’s op het gebied van gegevensbescherming, en van mogelijke verbeteringen binnen het huidige juridische kader, en beveelt aan gebruik te maken van deze discussies, in het bijzonder over het onderscheid tussen de verwerking van gegevens van verdachten en niet-verdachten voor de verdere ontwikkeling van het Europees model voor informatie-uitwisseling;

onderschrijft ten volle de noodzaak bestaande instrumenten te evalueren om ze in overeenstemming te brengen met de voorgestelde richtlijn en moedigt de Commissie aan tot verdere actie;

moedigt de Commissie aan de evaluatie van huidige instrumenten voort te zetten, tijdens en na hun volledige invoering;

beveelt aan dat er in de richtsnoeren die de Raad is verzocht te geven ten aanzien van de keuze van het kanaal, rekening wordt gehouden met de gevolgen in termen van doelbinding en verantwoordelijkheden;

moedigt de Commissie aan de keuze voor het Europolkanaal met gebruikmaking van de SIENA-instrumenten als standaardkanaal duidelijker te motiveren en na te gaan of deze keuze in overeenstemming is met het beginsel van ingebouwde privacy;

merkt tot zijn tevredenheid op dat er in de mededeling aan wordt herinnerd dat informatie alleen daadwerkelijk mag worden uitgewisseld en gebruikt indien dit wettelijk is toegestaan, wat onder meer naleving van regels op het gebied van gegevensbescherming inhoudt, en verzoekt de Commissie een begin te maken met een harmonisering van de voorwaarden voor SPOCS, om te zorgen voor eensluidende vereisten in alle lidstaten en effectieve bescherming van alle personen;

beveelt opneming aan van opleidingen op het gebied van informatiebeveiliging en gegevensbescherming, zowel in de door de Commissie voorgenomen Regeling, als in de opleidingen waarin de lidstaten worden verzocht te voorzien.

Gedaan te Brussel, 29 april 2013.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2012) 735 definitief.

(2)  COM(2012) 732 definitief.

(3)  Het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, Raadsdocument 5731/10 van 3.3.2010.

(4)  Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, (PB C 83 van 30.3.2010, blz. 47).

(5)  Het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, Raadsdocument 5731/10 van 3.3.2010, Deel 4.2.2.

(6)  Mededeling van 20 juli 2010 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — „Overzicht van het informatiebeheer op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht”, COM(2010) 385 definitief.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/17


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de transparantie van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de openbare stelsels van gezondheidszorg

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming: http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/09

1.   Inleiding

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 18 maart 2013 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel voor een richtlijn betreffende de transparantie van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de openbare stelsels van gezondheidszorg (hierna „de voorgestelde richtlijn” genoemd) vastgesteld (1). Dit voorstel is op 19 maart 2013 ter raadpleging aan de EDPS toegezonden.

2.

De EDPS verwelkomt het feit door de Commissie te zijn geraadpleegd en is verheugd dat in de preambule van het instrument een verwijzing naar het onderhavige advies is opgenomen. De EDPS betreurt het echter dat de Commissie hem niet heeft geraadpleegd tijdens de voorbereiding van, of ten minste na de vaststelling van het oorspronkelijke voorstel op 1 maart 2012 (2).

1.2.   Doelstellingen en toepassingsgebied van het voorstel

3.

In de toelichting bij de voorgestelde richtlijn verklaart de Commissie dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de organisatie van hun gezondheidszorg en voor de verstrekking van gezondheidsdiensten en medische zorg, inclusief de allocatie van de daaraan toegewezen middelen. In dit kader kan elke lidstaat maatregelen nemen om het geneesmiddelengebruik te beheren, hun prijzen te reguleren of de voorwaarden voor overheidssteun vast te stellen. Een geneesmiddel waarvoor vergunning is verleend in overeenstemming met de EU-wetgeving op basis van de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid ervan kan daarom onderworpen worden aan bijkomende wettelijke eisen op het niveau van de lidstaten vóór het in de handel kan worden gebracht of in het kader van het openbare stelsel van gezondheidszorg aan patiënten kan worden verstrekt.

4.

Voorts legt de Commissie uit dat Richtlijn 89/105/EEG (3) is vastgesteld zodat marktdeelnemers kunnen verifiëren dat de nationale maatregelen inzake prijsstelling en vergoedingen van geneesmiddelen niet in strijd zijn met het beginsel van het vrije verkeer van goederen. Hiertoe schrijft Richtlijn 89/105/EEG een reeks procedurele vereisten voor om te zorgen voor transparantie van de door de lidstaten genomen maatregelen inzake prijsstelling en vergoedingen. Sinds de vaststelling van deze richtlijn zijn de marktomstandigheden echter fundamenteel gewijzigd, bijvoorbeeld met de opkomst van generieke geneesmiddelen, waardoor er goedkopere uitvoeringen van bestaande producten zijn, of de ontwikkeling van steeds meer innovatieve (doch vaak dure), op onderzoek gebaseerde geneesmiddelen. Parallel hieraan heeft de constante stijging van overheidsuitgaven voor farmaceutische producten in de laatste decennia de lidstaten ertoe aangezet om op termijn meer complexe en innovatieve stelsels voor prijsstelling en vergoedingen te ontwikkelen.

5.

Het voorstel voor een richtlijn tot intrekking van Richtlijn 89/105/EEG is door de Commissie op 1 maart 2012 vastgesteld. De Commissie heeft verklaard dat onderhandelingen in de Groep farmaceutische producten en medische hulpmiddelen van de Raad moeizaam verliepen wegens de politiek gevoelige aard van het dossier.

6.

Het Europees Parlement heeft op 6 februari 2013 zijn standpunt in eerste lezing bepaald. Als gevolg van de stemming in de plenaire vergadering, en rekening houdend met het standpunt van de lidstaten in de Raad, heeft de Commissie besloten haar voorstel te wijzigen door de voorgestelde richtlijn vast te stellen, en om de EDPS te raadplegen.

1.3.   Doel van het advies van de EDPS

7.

Dit advies zal zich concentreren op de volgende aspecten van de voorgestelde richtlijn die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens: de toepasbaarheid van de gegevensbeschermingswetgeving, de openbaarmaking van persoonsgegevens van deskundigen en leden van bepaalde organen en instanties, de potentiële verwerking van gezondheidsgegevens van patiënten via de toegang tot gegevens die tijdens de vergunningsprocedure voor het in de handel brengen zijn gegenereerd, en de voorgestelde mogelijkheid om gegevensbanken op het niveau van de EU/de lidstaten op te zetten.

3.   Conclusies

De EDPS doet de volgende aanbevelingen:

in een inhoudelijk artikel van de voorgestelde richtlijn verwijzingen naar de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving opnemen. Een dergelijke verwijzing zou er in algemene zin in moeten voorzien dat Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de voorgestelde richtlijn. Voorts stelt de EDPS voor om in de verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG te vermelden dat de bepalingen van toepassing zullen zijn overeenkomstig de nationale voorschriften ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG;

de noodzaak beoordelen van het in artikel 16 van de voorgestelde richtlijn voorgestelde systeem voor de verplichte openbaarmaking van de namen en belangenverklaringen van deskundigen, leden van besluitvormingsorganen en leden van instanties die verantwoordelijk zijn voor de rechtsmiddelenprocedures, en controleren of de openbaarmakingsverplichting niet verder gaat dan nodig is om het nagestreefde doel van algemeen belang te verwezenlijken en of er minder restrictieve maatregelen kunnen worden genomen om hetzelfde doel te bereiken. Afhankelijk van het resultaat van deze evenredigheidstoetsing, de openbaarmakingsverplichting in elk geval gepaard laten gaan met passende waarborgen voor de eerbiediging van de rechten van de betrokken personen, de beveiliging/juistheid van de gegevens en de verwijdering ervan na een passende tijdsperiode;

in artikel 13 van de voorgestelde richtlijn inzake de toegang tot gegevens die tijdens de vergunningsprocedure voor het in de handel brengen zijn gegenereerd een verwijzing naar artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG opnemen indien het voornemen bestaat om persoonsgegevens met betrekking tot de gezondheid van de betrokkene te verwerken, en een bepaling in voorgestelde richtlijn opnemen waarin duidelijk wordt omschreven in welke situaties en onderworpen aan welke waarborgen informatie met gezondheidsgegevens van patiënten zullen worden verwerkt;

in artikel 13 van de voorgestelde richtlijn een vereiste opnemen om patiëntgegevens die zijn opgenomen in de gegevens die tijdens de vergunningsprocedure voor het in de handel brengen zijn gegenereerd, volledig te anonimiseren voordat deze worden doorgegeven aan de bevoegde autoriteit voor verdere verwerking ten behoeve van het nemen van besluiten over prijsstelling en vergoedingen;

een effectbeoordeling van de gegevensbescherming uitvoeren voordat verdere actie wordt ondernomen in verband met het opzetten van een nieuwe gegevensbank.

Gedaan te Brussel, 30 mei 2013.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2013) 168 definitief/2.

(2)  COM(2012) 84 definitief.

(3)  Richtlijn 89/105/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de doorzichtigheid van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de nationale stelsels van gezondheidszorg (PB L 40 van 11.2.1989, blz. 8).


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/19


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid betreffende een Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie: een open, veilige en beveiligde cyberspace, en inzake het voorstel van de Commissie voor een richtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming EDPS http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/10

1.   Inleiding

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 7 februari 2013 hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid een gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s aangenomen betreffende een „Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie: een open, veilige en beveiligde cyberspace” (1) (hierna: „de gezamenlijke mededeling”, „de strategie inzake cyberbeveiliging” of „de strategie” genoemd).

2.

Op dezelfde datum heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (2) (hierna de „voorgestelde richtlijn” of „het voorstel” genoemd). Dit voorstel is op 7 februari 2013 voor raadpleging naar de EDPS gestuurd.

3.

Voordat de gezamenlijke mededeling en het voorstel werden aangenomen, werd de EDPS de mogelijkheid geboden informele opmerkingen te maken bij de Commissie. Het verheugt hem dat enkele van zijn opmerkingen zijn opgenomen in de gezamenlijke mededeling en het voorstel.

4.   Conclusies

74.

Het verheugt de EDPS dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid een brede strategie inzake cyberbeveiliging naar voren hebben gebracht, aangevuld door een voorstel houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging (NIB) in de Unie te waarborgen. De strategie vormt een aanvulling op reeds door de EU ontwikkelde beleidsacties op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging.

75.

Het verheugt de EDPS dat de strategie verder gaat dan de gebruikelijke benadering waarbij beveiliging tegenover privacy wordt geplaatst, door te voorzien in de uitdrukkelijke erkenning dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van gegevens kernwaarden zijn die als richtsnoer moeten dienen voor het cyberbeveiligingsbeleid in de EU en daarbuiten. De EDPS merkt op dat de strategie inzake cyberbeveiliging en de voorgestelde NIB-richtlijn een fundamentele rol kunnen spelen in het helpen waarborgen van de rechten van personen op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer en van hun gegevens in een online-omgeving. Tegelijkertijd moet er voor worden gezorgd dat een en ander niet leidt tot maatregelen die onwettige inperkingen inhouden van de rechten van personen op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van hun gegevens.

76.

De EDPS is ook ingenomen met het feit dat gegevensbescherming in verscheidene onderdelen van de strategie wordt vermeld en dat hiermee rekening wordt gehouden in de voorgestelde NIB-richtlijn. Hij betreurt echter dat in de strategie en de voorgestelde richtlijn geen grotere nadruk wordt gelegd op de bijdrage aan beveiliging van bestaande en aankomende gegevensbeschermingswetgeving en dat wordt nagelaten volledig te waarborgen dat verplichtingen voortvloeiend uit de voorgestelde richtlijn of andere onderdelen van de strategie een aanvulling vormen op gegevensbeschermingsverplichtingen en elkaar niet overlappen of in tegenspraak met elkaar zijn.

77.

De EDPS merkt verder op dat door het gebrek aan aandacht en aan volledige rekenschap van andere, parallelle initiatieven van de Commissie en voortgaande wetgevingsprocedures, zoals de gegevenbeschermingshervorming en de voorgestelde verordening betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten, de strategie inzake cyberbeveiliging nalaat te voorzien in een werkelijk alomvattende en holistische kijk op cyberbeveiliging in de EU en een gefragmenteerde en verdeelde aanpak dreigt te bestendigen. De EDPS merkt voorts op dat de voorgestelde NIB-richtlijn evenmin ruimte biedt voor een alomvattende benadering van beveiliging in de EU en dat de verplichting die in de gegevensbeschermingswetgeving is vervat waarschijnlijk het breedste netwerk en de breedste beveiligingsverplichting op grond van EU-wetgeving is.

78.

De EDPS betreurt ook dat evenmin afdoende aandacht is besteed aan de belangrijke rol van gegevensbeschermingsautoriteiten in de tenuitvoerlegging en de handhaving van gegevensbeschermingsverplichtingen en in het verbeteren van cyberbeveiliging.

79.

Wat de strategie inzake cyberbeveiliging betreft, benadrukt de EDPS dat:

een duidelijke omschrijving van de termen „veerkrachtige cyberspace”, „cybercriminaliteit” en „cyberdefensie” bijzonder belangrijk is omdat deze termen worden gebruikt als rechtvaardiging voor bepaalde speciale maatregelen die een inperking inhouden van grondrechten, waaronder de rechten op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op gegevensbescherming. De omschrijvingen van „cybercriminaliteit” in de strategie en in het Verdrag inzake cybercriminaliteit zijn erg breed gehouden. Het is aan te raden om een duidelijke en goed afgebakende omschrijving van „cybercriminaliteit” te hebben, in plaats van een te verreikende;

gegevensbescherming moet gelden voor alle acties van de strategie indien zij betrekking hebben op maatregelen die de verwerking van persoonsgegevens inhouden. Hoewel gegevensbeschermingswetgeving niet specifiek wordt vermeld in de paragrafen die betrekking hebben op cybercriminaliteit en cyberdefensie, onderstreept de EDPS dat veel van de geplande inspanningen op die gebieden de verwerking van persoonsgegevens inhouden en daardoor vallen binnen de reikwijdte van de gegevensbeschermingswetgeving. Hij merkt voorts op dat veel acties bestaan uit het opzetten van coördinatiemechanismen. Deze vereisen dat er passende gegevensbeschermingswaarborgen worden verwezenlijkt aangaande de modaliteiten voor de uitwisseling van persoonsgegevens;

gegevensbeschermingsautoriteiten een belangrijke rol spelen binnen cyberbeveiliging. Als hoedsters van de rechten op bescherming van zowel de persoonlijke levenssfeer als van persoonsgegevens, zijn gegevensbeschermingsautoriteiten actief betrokken bij de bescherming van persoonsgegevens, zowel offline als online. Ze moeten daarom als toezichthoudende organen naar behoren worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van maatregelen die de verwerking van persoonsgegevens inhouden (zoals de lancering van een EU-proefproject ter bestrijding van botnets en malware). Andere spelers op het gebied van cyberbeveiliging moeten ook met hen samenwerken bij de uitvoering van hun taken, bijvoorbeeld de uitwisseling van beste praktijken en bewustmakingsacties. De EDPS en nationale gegevensbeschermingsautoriteiten moeten op passende wijze worden betrokken bij de conferentie op hoog niveau die in 2014 wordt belegd om de voortgang met de tenuitvoerlegging van de strategie te evalueren.

80.

Wat de voorgestelde NIB-richtlijn betreft, adviseert de EDPS de wetgevers om:

in artikel 3, lid 8, meer duidelijkheid en zekerheid te verschaffen over de omschrijving van de marktdeelnemers die vallen binnen de reikwijdte van het voorstel, en om een uitgebreide lijst op te stellen die alle relevante belanghebbenden omvat, teneinde te zorgen voor een volledig geharmoniseerde en geïntegreerde aanpak van beveiliging binnen de EU;

in artikel 1, lid 2, onder c) te verduidelijken dat de voorgestelde richtlijn van toepassing is op EU-instellingen en organen, en in artikel 1, lid 5, van het voorstel een verwijzing op te nemen naar Verordening (EG) nr. 45/2001;

een meer horizontale rol voor dit voorstel ten aanzien van beveiliging toe te kennen, door in artikel 1 expliciet te bepalen dat het onverminderd van toepassing is op bestaande of toekomstige, meer uitgebreide regels op specifieke gebieden (zoals uit te vaardigen regels ten aanzien van aanbieders van vertrouwensdiensten in de voorgestelde verordening betreffende elektronische identificatie);

een overweging toe te voegen waarin de noodzaak wordt uitgelegd om specifiek ingebouwde en standaard-gegevensbescherming in te bedden, en zulks reeds in een vroeg ontwerpstadium van de in het voorstel vastgestelde mechanismen en gedurende de gehele levenscyclus van betrokken processen, procedures, organisaties, technieken en infrastructuren, met inachtneming van de voorgestelde verordening gegevensbescherming;

de omschrijvingen „netwerk- en informatiesysteem” in artikel 3, lid 1, en van „incident” in artikel 3, lid 4 te verduidelijken en in artikel 5, lid 2 de verplichting om een „risicobeoordelingsplan” vast te stellen te vervangen door „het opzetten en in stand houden van een risicobeheerskader”;

in artikel 1, lid 6, te specificeren dat de verwerking van persoonsgegevens gerechtvaardigd is uit hoofde van artikel 7, onder e), van Richtlijn 95/46/EG voor zover het nodig is om de in de voorgestelde richtlijn nagestreefde doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken. De eerbiediging van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid dient echter te worden gewaarborgd, zodat alleen de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om de doelstelling te verwezenlijken worden verwerkt;

in artikel 14 de voorwaarden waaronder een melding vereist is vast te leggen, alsmede de inhoud en het formaat van de melding, waaronder de soorten persoonsgegevens die moeten worden gemeld en of de melding en haar ondersteunende documenten al dan niet en zo ja in welke mate bijzonderheden bevat van persoonsgegevens waarop een specifiek beveiligingsincident betrekking heeft (zoals IP-adressen). Er moet rekenschap worden gegeven van het feit dat bevoegde NIB-autoriteiten alleen persoonsgegevens in het kader van een beveiligingsincident mogen verzamelen en verwerken wanneer dit strikt noodzakelijk is. Er moeten passende waarborgen in het voorstel worden opgenomen om te zorgen voor adequate bescherming van de gegevens die door de bevoegde NIB-autoriteiten worden verwerkt;

in artikel 14 te verduidelijken dat incidentmeldingen zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, onverminderd vallen onder de meldingsplicht van inbreuken in verband met persoonsgegevens, ingevolge toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving. In het voorstel moeten de voornaamste aspecten worden opgenomen van de procedure voor samenwerking van bevoegde NIB-autoriteiten met gegevensbeschermingsautoriteiten in gevallen waarbij het beveiligingsincident betrekking heeft op een inbreuk in verband met persoonsgegevens;

artikel 14, lid 8, zodanig te wijzigen dat de uitsluiting van micro-ondernemingen van de werkingssfeer van de melding niet geldt voor deelnemers die een cruciale rol spelen in de levering van informatiemaatschappijdiensten, bijvoorbeeld gezien de aard van de informatie die zij verwerken (bijvoorbeeld biometrische of gevoelige gegevens);

bepalingen aan het voorstel toe te voegen ter regulering van verdere uitwisselingen van persoonsgegevens door bevoegde NIB-autoriteiten met andere ontvangers, om ervoor te zorgen dat i) persoonsgegevens alleen worden vrijgegeven aan ontvangers indien verwerking nodig is voor de uitvoering van hun taken volgens een deugdelijke rechtsgrondslag en ii) dergelijke samenwerking beperkt blijft tot wat nodig is voor de uitvoering van hun taken. Er moet ook worden gelet op de wijze waarop organisaties die gegevens leveren aan het netwerk voor informatie-uitwisseling zorgen voor naleving van het beginsel van doelafbakening;

een tijdlimiet aan te geven voor het bewaren van persoonsgegevens voor de in de voorgestelde richtlijn vermelde doelen, in het bijzonder als het gaat om het bewaren van dergelijke gegevens door bevoegde NIB-autoriteiten en binnen de beveiligingsinfrastructuur van het samenwerkingsnetwerk;

de bevoegde NIB-autoriteiten te herinneren aan hun plicht om betrokkenen deugdelijke informatie te verschaffen over de verwerking van persoonsgegevens, bijvoorbeeld door een privacybeleid op hun website te publiceren;

een bepaling toe te voegen ten aanzien van het beveiligingsniveau waaraan bevoegde NIB-autoriteiten dienen te voldoen met betrekking tot verzamelde, verwerkte en uitgewisselde informatie. Er moet een specifieke verwijzing naar de beveiligingsvereisten van artikel 17 van Richtlijn 95/46/EG worden opgenomen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens door bevoegde NIB-autoriteiten;

in artikel 9, lid 2, te verduidelijken dat de criteria voor de deelname van lidstaten aan het beveiligde informatie-uitwisselingsnetwerk ervoor moeten zorgen dat het niveau van beveiliging en veerkracht door alle deelnemers aan informatie-uitwisselingssystemen in alle verwerkingsstadia worden gewaarborgd. Deze criteria moeten passende maatregelen op het gebied van vertrouwelijkheid en beveiliging omvatten, overeenkomstig artikelen 16 en 17 van Richtlijn 95/46/EG en artikelen 21 en 22 van Verordening (EG) nr. 45/2001. De Commissie dient uitdrukkelijk gebonden te zijn aan deze criteria voor wat betreft haar deelname als voor de gegevensverwerking verantwoordelijke in het beveiligde informatie-uitwisselingssysteem;

in artikel 9 een beschrijving toe te voegen van de taken en verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten bij het opzetten, gebruiken en in stand houden van het informatie-uitwisselingssysteem en te bepalen dat het systeem moet worden ontworpen volgens de beginselen van ingebouwde en standaard-gegevensbescherming en van ingebouwde beveiliging; en

in artikel 13 toe te voegen dat elke overdracht van persoonsgegevens aan ontvangers in landen buiten de EU dient te geschieden in overeenstemming met de artikelen 25 en 26 van Richtlijn 95/46/EG en artikel 9 van Verordening (EG) Nr. 45/2001.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2013.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  JOIN(2013) 1 def.

(2)  COM(2013) 48 def.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/23


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Herschikking) en het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming: http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/11

1.   Inleiding

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 27 maart 2013 heeft de Commissie twee wetgevingsvoorstellen vastgesteld op het gebied van handelsmerken: een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Herschikking) (1) en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (2) (hierna gezamenlijk aan te duiden als „de voorstellen”). Deze voorstellen zijn op dezelfde datum naar de EDPS gezonden.

2.

De EDPS neemt er nota van dat het voornaamste doel van deze voorstellen erin bestaat, alle aspecten van het materiële merkenrecht, evenals de procedureregels binnen de EU, verder te harmoniseren. Hoewel deze voorstellen op het eerste gezicht geen aanmerkelijke gevolgen lijken te hebben op het gebied van gegevensbescherming, merkt hij evenwel op dat beide instrumenten bepaalde verwerkingsactiviteiten behelzen die mogelijk consequenties hebben voor het recht van individuele personen op privacy en gegevensbescherming. De EDPS betreurt het dan ook dat hij voorafgaand aan de vaststelling van deze voorstellen niet informeel is geraadpleegd.

3.

Ingevolge artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 wil de EDPS in het hiernavolgende enkele specifieke punten onder de aandacht brengen die van belang zijn vanuit het oogpunt van de gegevensbescherming. De EDPS raadt aan om in de preambule van beide voorstellen een verwijzing op te nemen naar de raadpleging van de EDPS.

1.2.   Algemene achtergrond

4.

Het doel van de voorgestelde richtlijn is verdere harmonisatie van de materiële regelgeving op het gebied van handelsmerken binnen de EU — alsmede verduidelijking van de aan een handelsmerk verbonden rechten en de toepasselijke regels voor collectieve merken — en procedurele aspecten zoals inschrijving, taksen en procedures aangaande oppositie, vervallen- of nietigverklaring. De richtlijn bevat ook bepalingen ter verbetering van de administratieve samenwerking van nationale centrale diensten voor intellectuele eigendom onderling en met het Agentschap voor merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie (artikelen 52 en 53).

5.

De voorgestelde verordening wijzigt het huidige regelgevingskader voor het Gemeenschapsmerk, zoals uiteengezet in Verordening (EG) nr. 207/2009. Het Harmonisatiebureau voor de interne markt („BHIM”) krijgt de nieuwe naam „Agentschap voor merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie” („het agentschap”). De voorgestelde verordening verduidelijkt de materiële en procedurele regelgeving die van toepassing is op het Gemeenschapsmerk. De verordening voorziet in de instelling door het agentschap van een register en een elektronische gegevensbank (artikel 87). De verordening verduidelijkt daarnaast de rol en taken van het agentschap, met name op het terrein van de samenwerking met de nationale centrale diensten voor intellectuele eigendom in de EU (artikel 123).

3.   Conclusies

27.

Hoewel deze voorstellen draaien om de harmonisatie van het materiële merkenrecht en de procedureregels binnen de EU en, op het eerste gezicht, geen aanmerkelijke gevolgen lijken te hebben op het gebied van de gegevensbescherming, behelzen ze echter wel bepaalde verwerkingsactiviteiten die mogelijk consequenties hebben voor het recht van individuele personen op privacy en gegevensbescherming.

28.

De EDPS beklemtoont dat de centrale diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het agentschap bij het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens in het kader van de vervulling van hun taken, de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, en in het bijzonder de nationale wetten tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001, in acht moeten nemen.

29.

Ten aanzien van de voorgestelde richtlijn beveelt de EDPS aan:

een materiële bepaling op te nemen waarin wordt onderstreept dat verwerking van persoonsgegevens door nationale diensten voor intellectuele eigendom moet plaatsvinden met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, in het bijzonder nationale wetten tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG, en in een overweging te verwijzen naar de voorgestelde Algemene verordening gegevensbescherming;

in een materiële bepaling te benadrukken dat verwerking van persoonsgegevens door het agentschap in het kader van de samenwerking tussen nationale diensten en het agentschap, plaatsvindt met inachtneming van de regels die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 45/2001;

in een materiële bepaling duidelijk aan te geven of ten behoeve van de gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken waarin artikel 52 en overweging 37 voorzien, persoonsgegevens zullen worden verwerkt, het toepassingsgebied en de doelen van deze gegevensbanken te omschrijven, en in het bijzonder om per gegevensbank en portaalsite te vermelden of deze naast de oorspronkelijke doelen ook nevendoelen hebben, en zo ja, wat de rechtsgrondslag van deze nevendoelen is;

in een materiële bepaling duidelijk vast te stellen wat de regels zijn voor de uitwisseling van informatie via de gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken en portaalsites, met name door te bepalen wie de geautoriseerde ontvangers van persoonsgegevens zijn, om welke typen gegevens het gaat, wat het doel van dergelijke uitwisselingen is en hoe lang de gegevens in die IT-systemen mogen worden bewaard.

30.

Ten aanzien van de voorgestelde verordening beveelt de EDPS aan:

de regels voor de verwerking van persoonsgegevens in het register en de elektronische gegevensbank uiteen te zetten in een materiële bepaling van het voorstel, en niet in gedelegeerde handelingen;

een materiële bepaling op te nemen waarin wordt gespecificeerd welke soorten persoonsgegevens in het register en in de elektronische gegevensbank zullen worden verwerkt, wat het doel van de gegevensverwerking is, de categorieën ontvangers die toegang krijgen tot de gegevens (waarbij dient te worden gespecificeerd om welke gegevens het gaat), de bewaartermijn(en) en de regels ten aanzien van de informatievoorziening aan de betrokkenen en de uitoefening van hun rechten;

in artikel 123 quater duidelijk te vermelden of tussen het agentschap en de nationale diensten ook persoonsgegevens worden uitgewisseld, en zo ja, welke. In de voorgestelde verordening dient ook te worden vermeld i) dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen het agentschap en nationale diensten moet plaatsvinden met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, en in het bijzonder Verordening (EG) nr. 45/2001 waar het gegevensverwerking door het agentschap betreft, en van Richtlijn 95/46/EG waar het nationale diensten betreft; ii) wat het doel van dergelijke uitwisselingen is, of de gegevensbanken en portaalsites naast hun oorspronkelijke doel nog nevendoelen hebben en zo ja, wat de rechtsgrondslag van deze nevendoelen is, en iii) welke soorten gegevens worden uitgewisseld, wie de geautoriseerde ontvangers van de gegevens zijn, en hoe lang de gegevens in deze IT-systemen mogen worden bewaard;

de noodzaak en evenredigheid van het vrijgeven van persoonsgegevens in het kader van de openbaarmaking van informatie uit de elektronische gegevensbank te beoordelen. Indien de wetgevers de intentie hebben persoonsgegevens uitsluitend voor zorgvuldig afgewogen doelen ter beschikking te stellen, beveelt de EDPS aan daartoe expliciete bepalingen op te nemen in de voorgestelde verordening. In ieder geval dient in een materiële bepaling te worden vermeld welke soort persoonsgegevens openbaar mag worden gemaakt en voor welk(e) doeleinde(n).

in een materiële bepaling duidelijk aan te geven of de wijze van samenwerken ook de publicatie van gerechtelijke uitspraken met betrekking tot handelsmerken zou inhouden. Zo ja, dan dient in deze materiële bepaling te worden vastgelegd onder welke voorwaarden gerechtelijke uitspraken openbaar mogen worden gemaakt. In dit verband beveelt de EDPS aan de openbaarmaking van arresten op het internet door het Agentschap en/of nationale centrale diensten voor intellectuele eigendom te laten plaatsvinden op voorwaarde dat de indexering van arresten (en de daarin aanwezige persoonsgegevens) door externe internetzoekmachines technisch onmogelijk wordt gemaakt, of anders te overwegen om de arresten eerst te anonimiseren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2013.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2013) 162 definitief.

(2)  COM(2013) 161 definitief.


4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/25


Samenvatting van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de voorstellen voor een verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) en een verordening tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers (RTP)

(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op de website van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming: http://www.edps.europa.eu)

2014/C 32/12

I.   Inleiding

I.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 28 februari 2013 heeft de Commissie de volgende voorstellen vastgesteld (hierna „de voorstellen” genoemd):

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden (hierna „het EES-voorstel” genoemd) (1);

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers (RTP) (hierna „het RTP-voorstel” genoemd) (2);

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) (hierna „het wijzigingsvoorstel” genoemd) (3).

2.

Op dezelfde datum zijn de voorstellen ter raadpleging naar de EDPS gezonden. Voorafgaand aan de vaststelling van de voorstellen was de EDPS door de Commissie in de gelegenheid gesteld om informele opmerkingen te maken.

3.

De EDPS verwelkomt de verwijzing naar de raadpleging van de EDPS in de preambule van zowel het EES-voorstel als het RTP-voorstel.

I.2.   Achtergrond

4.

In de mededeling van de Commissie getiteld „De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie” van 2008 werden nieuwe instrumenten voorgesteld voor het toekomstig beheer van de Europese grenzen, waaronder een inreis-uitreissysteem (hierna „EES” genoemd) voor de elektronische registratie van de datum van inreis en uitreis van onderdanen van derde landen en een programma voor geregistreerde reizigers om grensoverschrijding voor bonafide reizigers te vergemakkelijken (hierna „RTP” genoemd). Ook werd in de mededeling overwogen een elektronisch systeem voor reisvergunningen (ESTA) in te voeren voor niet-visumplichtige onderdanen van derde landen.

5.

Deze voorstellen zijn door de Europese Raad van december 2009 bekrachtigd in het programma van Stockholm (4). In haar mededeling uit 2011 over slimme grenzen nam de Commissie (5) echter het standpunt in dat de invoering van een ESTA voorlopig buiten beschouwing moest worden gelaten „omdat de mogelijke vergroting van de veiligheid van de lidstaten niet kan rechtvaardigen dat persoonsgegevens op die schaal worden verzameld, en niet in verhouding staat tot de kostprijs en de gevolgen voor de internationale betrekkingen” (6). De Commissie kondigde daarnaast aan dat zij voornemens was om in de eerste helft van 2012 voorstellen te presenteren voor een EES en een RTP.

6.

De Europese Raad van juni 2011 verzocht daarop de Commissie snel vooruitgang te boeken met de werkzaamheden op het gebied van „slimme grenzen” en vroeg om de invoering van het EES en het RTP (7).

7.

De Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (Groep artikel 29) bracht zijn opmerkingen over de mededeling van de Commissie over slimme grenzen, die voorafging aan de voorstellen, in een brief van 12 juni 2012 over aan commissaris Malmström (8). Meer recentelijk, op 6 juni 2013, bracht de groep een advies uit waarin men de noodzaak van het slimmegrenzenpakket in twijfel trok (9).

8.

Voor het onderhavige advies zijn deze standpunten als uitgangspunt genomen, naast een eerder advies van de EDPS (10) inzake de mededeling van de Commissie uit 2011 over migratie (11) en de voorlopige opmerkingen van de EDPS (12) over drie mededelingen over grensbeheer (2008) (13). Ook is er gebruikgemaakt van input die is geleverd tijdens de rondetafelbijeenkomst van de EDPS over het Pakket Slimme Grenzen en de gevolgen daarvan op het vlak van de gegevensbescherming (14).

I.3.   Doel van de voorstellen

9.

Het doel van het EES-voorstel wordt uiteengezet in artikel 4. Het voorstel beoogt het beheer van de buitengrenzen, de bestrijding van onregelmatige migratie, de uitvoering van het geïntegreerde grensbeheerbeleid en de samenwerking en het overleg tussen grens- en immigratieautoriteiten te verbeteren. Het voorziet in een systeem dat:

a)

de controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen zou verscherpen en onregelmatige immigratie zou tegengaan;

b)

de toegestane verblijfsduur van onderdanen van derde landen die worden toegelaten voor een kort verblijf zou berekenen en in het oog houden;

c)

de identificatie mogelijk zou maken van personen die niet, of niet langer aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de lidstaten voldoen;

d)

de nationale autoriteiten van de lidstaten in staat zou stellen vast te stellen welke personen de toegestane verblijfsduur hebben overschreden en gepaste maatregelen te treffen;

e)

gegevens over de inreis en uitreis van onderdanen van derde landen zou verzamelen voor analyse.

10.

Het systeem zou moeten helpen de toegestane verblijfsduur in het oog te houden door snel nauwkeurige informatie te verstrekken aan grenswachters en reizigers. Het zou in de plaats komen van het huidige systeem van het handmatig afstempelen van paspoorten, dat als traag en onbetrouwbaar wordt beschouwd, en zo de doelmatigheid van het grensbeheer verbeteren (15).

11.

Doordat in het EES biometrische gegevens worden opgeslagen zou het systeem ook moeten helpen bij het identificeren van personen die niet voldoen aan de voorwaarden om de EU binnen te komen of er te verblijven, vooral wanneer ze niet beschikken over identiteitspapieren. Daarnaast zou het EES een nauwkeurig beeld geven van de reizigersbewegingen en van het aantal personen dat de toegestane verblijfsduur overschrijdt, waardoor er op feiten gebaseerd beleid kan worden ontwikkeld, bijvoorbeeld op het terrein van de visumplicht. De in artikel 4 genoemde statistieken worden voor dit laatstgenoemde doel gebruikt.

12.

Het EES zou de basis vormen voor het RTP, dat grensoverschrijding voor frequente, vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen reizigers uit derde landen moet vergemakkelijken. Geregistreerde reizigers zouden beschikken over een token met daarop een unieke identificatiecode die zij bij aankomst en vertrek langs de automatische grenspoort halen. De gegevens op het token, de vingerafdrukken en eventueel het nummer van de visumsticker zouden worden vergeleken met de informatie in het centrale register en andere gegevensbanken. Bij een succesvol verloop van al deze controles zou de reiziger de automatische poort kunnen passeren. Bij problemen zou de reiziger worden geholpen door een grenswachter.

13.

Het doel van het wijzigingsvoorstel, ten slotte, is het aanpassen van Verordening (EG) nr. 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (hierna „de Schengengrenscode” genoemd) aan de nieuwe EES- en RTP-voorstellen.

I.4.   Context en structuur van het onderhavig advies

14.

Het initiatief om een elektronisch systeem te ontwikkelen dat moet controleren wie wanneer het grondgebied van de EU betreedt en verlaat is niet nieuw. In de verschillende bovengenoemde mededelingen van de Commissie is reeds de weg bereid voor de nu voorliggende voorstellen. Het Pakket Slimme Grenzen moet dan ook worden beoordeeld tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de volgende elementen.

15.

In het Programma van Stockholm heeft de Commissie het strategische besluit genomen om na te gaan of er behoefte is aan een Europees model voor informatie-uitwisseling dat gebaseerd is op de evaluatie van de huidige instrumenten. Dit model wordt onder andere gebaseerd op een stevige gegevensbeschermingsregeling, gerichte gegevensverzameling en de rationalisatie van de verschillende instrumenten, waaronder de vaststelling van een bedrijfsplan voor grote IT-systemen. In het Programma van Stockholm wordt eraan herinnerd dat de invoering en het beheer van de verschillende informatie-instrumenten moeten aansluiten op de strategie voor de bescherming van persoonsgegevens en het bedrijfsplan voor grote IT-systemen (16).

16.

Een uitgebreide analyse is des te noodzakelijker gegeven het bestaan en de verdere ontwikkeling en invoering van grootschalige IT-systemen, zoals Eurodac (17), VIS (18) en SIS II (19). Een regeling met slimme grenzen is een extra instrument om enorme hoeveelheden persoonsgegevens te verzamelen in het kader van de grenscontrole. Deze globale benadering is recentelijk bevestigd door de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, die onderstreepte dat er van de ervaringen met SIS moet worden geleerd door met name te kijken naar de stijging van de kosten (20). De EDPS heeft tevens opgemerkt dat „een Europees informatiemodel niet op technologische overwegingen mag stoelen”, gezien de bijna onbegrensde mogelijkheden van nieuwe technologieën. Informatie mag uitsluitend worden verwerkt op basis van concrete beveiligingsbehoeften (21).

17.

De analyse van het EES en het RTP vanuit het oogpunt van de privacy en de gegevensbescherming moet plaatsvinden aan de hand van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (22) (hierna „het Handvest” genoemd), en in het bijzonder de artikelen 7 en 8 daarvan. Artikel 7, dat vergelijkbaar is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (23) (EVRM), geeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn familie- en gezinsleven, en beschermt het individu tegen bemoeienis van overheidsinstanties, terwijl artikel 8 van het Handvest bepaalt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt onder bepaalde gespecificeerde voorwaarden. De twee benaderingen zijn verschillend en vullen elkaar aan. Het Pakket Slimme Grenzen zal aan de hand van deze twee benaderingen worden beoordeeld.

18.

De focus van het onderhavige advies ligt sterk op het EES-voorstel — aangezien dat het meest relevant is vanuit het oogpunt van privacy en gegevensbescherming — en is als volgt opgebouwd:

Deel II bevat een algemene beoordeling van het inreis-uitreissysteem en is gericht op de naleving van zowel artikel 7 als artikel 8 van het Handvest;

Deel III bevat opmerkingen over meer specifieke bepalingen van het EES met betrekking tot de verwerking van biometrische gegevens en de toegankelijkheid van deze gegevens voor rechtshandhavingsinstanties;

Deel IV bevat opmerkingen over andere punten die in het EES naar voren komen;

Deel V behandelt het RTP;

Deel VI bespreekt de noodzaak van aanvullende waarborgen op het gebied van gegevensbescherming;

Deel VII bevat de conclusies.

VII.   Conclusies

102.

Het Pakket Slimme Grenzen beoogt de instelling van een nieuw, grootschalig IT-systeem dat een aanvulling moet vormen op de bestaande grenscontrolemechanismen. Het wettige karakter van dit systeem moet worden getoetst aan de beginselen van het Handvest, in het bijzonder artikel 7 over het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven en artikel 8 over de bescherming van persoonsgegevens, met het doel te beoordelen in hoeverre de nieuwe regeling strijdig is met de grondrechten, maar ook om de waarborgen op het gebied van gegevensbescherming in de voorstellen aan een beoordeling te onderwerpen.

103.

In dit verband bevestigt de EDPS dat de voorgestelde EES-regeling inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van het privé, gezins- en familieleven. De EDPS verwelkomt weliswaar de waarborgen in de voorstellen en erkent het feit dat de Commissie zich in dat opzicht moeite heeft getroost, maar concludeert dat noodzaak het essentiële punt blijft: de kosten/doelmatigheid van het systeem staan op het spel, niet alleen financieel gezien, maar ook ten aanzien van de grondrechten, bekeken in de algemene context van bestaande regelingen en het bestaande grenscontrolebeleid.

104.

De EDPS beveelt voor het EES het volgende aan:

De noodzakelijkheid en evenredigheid van het systeem kunnen pas worden aangetoond met inachtneming van artikel 7 van het Handvest als er een duidelijk Europees beleid is ontwikkeld voor het beheer van personen die de toegestane verblijfsduur hebben overschreden, en als het systeem wordt geëvalueerd tegen de meer globale achtergrond van bestaande grootschalige IT-systemen.

De beginselen op het gebied van gegevensbescherming dienen in overeenstemming met artikel 8 als volgt te worden verbeterd:

De doeleinden dienen te worden begrensd en het ontwerp mag niet vooruitlopen op de toekomstige evaluatie aangaande mogelijke toegang tot de gegevens in het EES voor rechtshandhavingsinstanties.

De rechten van betrokkenen dienen te worden versterkt, met name als het gaat om het recht op informatie en verhaalmogelijkheden, rekening houdend met de behoefte aan specifieke waarborgen op het gebied van automatische beslissingen die worden genomen in verband met het berekenen van de verblijfsduur.

Het toezicht dient te worden aangevuld met een helder beeld van de toebedeling van bevoegdheden op nationaal niveau, om ervoor te zorgen dat betrokkenen bij de juiste instantie aanspraak maken op hun rechten.

Het gebruik van biometrische gegevens dient te worden onderworpen aan een gerichte effectbeoordeling en indien dit noodzakelijk wordt gedacht, dienen voor de verwerking van dergelijke gegevens specifieke waarborgen te gelden ten aanzien van het inschrijvingsproces, het correctheidsniveau en de noodzaak van een procedure om op terug te vallen. Daarnaast plaatst de EDPS grote vraagtekens bij het afnemen van tien vingerafdrukken in plaats van twee of vier, wat in elk geval genoeg zou moeten zijn voor controledoeleinden.

Er dient uitgebreider te worden ingegaan op de redenen waarom de overdracht van gegevens uit het EES aan derde landen noodzakelijk is voor de terugkeer van ingezetenen van derde landen.

105.

Hoewel het RTP niet dezelfde wezenlijke vragen oproept ten aanzien van de verenigbaarheid met fundamentele rechten als het EES, vraagt de EDPS toch de aandacht van de wetgever voor de volgende aspecten:

De vrijwillige basis van het systeem wordt erkend, maar instemming mag uitsluitend worden beschouwd als een geldige rechtsgrond voor het verwerken van de gegevens als men uit vrije wil instemt, waaruit volgt dat het RTP niet het enige alternatief mag worden voor lange rijen en administratieve rompslomp.

Het risico op discriminatie dient te worden uitgesloten: het enorme aantal reizigers dat niet vaak genoeg reist om zich te laten registreren of wier vingerafdrukken onleesbaar zijn, mag niet „de facto” onder de categorie „hoog risico” worden geschaard.

Het controleproces dat tot inschrijving leidt, dient te worden gebaseerd op selectieve toegang tot duidelijk aangeduide gegevensbanken.

106.

Ten aanzien van de veiligheidsaspecten is de EDPS van mening dat voor het EES en het RTP een bedrijfscontinuïteitsplan en praktijken voor risicobeheer bij informatiebeveiliging dienen te worden ontwikkeld om risico’s te in te schatten en te prioriteren. Bovendien dient er te worden gezorgd voor een nauwe samenwerking tussen het agentschap en de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2013.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2013) 95 definitief.

(2)  COM(2013) 97 definitief.

(3)  COM(2013) 96 definitief.

(4)  „Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger” (PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1).

(5)  Mededeling van 25 oktober 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over „Slimme grenzen — opties en te volgen weg” (COM(2011) 680 definitief).

(6)  Bovengenoemde mededeling van de Commissie over slimme grenzen, blz. 7.

(7)  EUCO 23/11.

(8)  De Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (Groep artikel 29), die is ingesteld bij Richtlijn 95/46/EG, bestaat uit een vertegenwoordiger van elke nationale autoriteit op het gebied van gegevensbescherming, de EDPS en een vertegenwoordiger van de Commissie. De Groep heeft adviserende bevoegdheid en is onafhankelijk. De brief met dagtekening 12 juni 2012 van de Groep aan mevrouw Cecilia Malmström over slimme grenzen is in te zien op http://ec.europa.eu/justice/data-protection/article-29/documentation/other-document/files/2012/20120612_letter_to_malmstrom_smart-borders_en.pdf

(9)  Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. http://ec.europa.eu/justice/data-protection/article-29/documentation/opinion-recommendation/files/2013/wp206_en.pdf

(10)  Advies van de EDPS van 7 juli 2011, beschikbaar op http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2011/11-07-07_Migration_EN.pdf

(11)  Mededeling van 4 mei 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake migratie (COM(2011) 248/3).

(12)  Voorlopige opmerkingen van de EDPS van 3 maart 2008, beschikbaar op http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Comments/2008/08-03-03_Comments_border_package_EN.pdf

(13)  Mededelingen van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld „De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie” (COM(2008) 69 definitief); „Onderzoek naar de mogelijkheden tot instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)” (COM(2008) 68 definitief); en „Verslag over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap”, COM(2008) 67 definitief.

(14)  EDPS Round Table on the Smart borders package and data protection implications, Brussel, 10 april 2013, locatie: EDPS-gebouw, Rue Montoyer 30, Brussel. Zie samenvatting op: http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/EDPS/PressNews/Events/2013/13-04-10_Summary_smart_borders_final_EN.pdf

(15)  Zie de Toelichting bij het EES-voorstel.

(16)  Het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1).

(17)  Zie Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

(18)  Zie Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(19)  Zie Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).

(20)  Zie Raadsdoc. nr. 8018/13, Note of the Presidency to the Strategic Committee on Immigration, Frontiers and Asylum/Mixed Committee (UE-Iceland/Liechtenstein/Norway/Switzerland), 28 maart 2013 over het Pakket Slimme Grenzen. http://www.statewatch.org/news/2013/apr/eu-council-smart-borders-8018-13.pdf

(21)  Advies van de EDPS van 10 juli 2009 inzake de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger (PB C 276 van 17.11.2009, blz. 8).

(22)  PB C 83 van 30.3.2010, blz. 389.

(23)  Europese Raad, ETS nr. 5, 4.11.1950.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

4.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/30


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.7144 — Apollo/Fondo de Garantía de Depósitos de Entidades de Crédito/Synergy)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 32/13

1.

Op 24 januari 2014 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat aan Apollo Management L.P. („Apollo”, Verenigde Staten) en Fondo de Garantía de Depósitos de Entidades de Crédito („FGD”, Spanje) gelieerde ondernemingen in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Synergy Industry and Technology, SA („Synergy”, Spanje) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Apollo: beheer van beleggingsfondsen die beleggen in ondernemingen die actief zijn in verschillende bedrijfstakken over de hele wereld, zoals chemie, cruiselijnvaart, logistieke dienstverlening, papier, verpakkingsmateriaal en metalen,

FGD: fonds dat wordt gefinancierd door zowel retailbanken, coöperatieve banken en spaarbanken als de Spaanse centrale bank en dat deposito's bij Spaanse banken dekt,

Synergy: houdstermaatschappij van Aernnova Group en aandeelhouder van Aeroblade SA en Orisol Corporación Energética SA; houdt zich bezig met de productie van machines voor de lucht- en ruimtevaart.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.7144 — Apollo/Fondo de Garantía de Depósitos de Entidades de Crédito/Synergy, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).