ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.328.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 328

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
12 november 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds
De 25e bijeenkomst vond plaats in Brussel (België) van 17 t/m 19 juni 2013.

2013/C 328/01

Notulen van de vergadering van maandag 17 juni 2013

1

2013/C 328/02

Notulen van de vergadering van dinsdag 18 Juni 2013

5

2013/C 328/03

Notulen van de Vergadering van woensdag 19 juni 2013

8

Verklaring van de gebruikte tekens

*

Raadplegingsprocedure

**I

Samenwerkingsprocedure, eerste lezing

**II

Samenwerkingsprocedure, tweede lezing

***

Instemmingsprocedure

***I

Medebeslissingsprocedure, eerste lezing

***II

Medebeslissingsprocedure, tweede lezing

***III

Medebeslissingsprocedure, derde lezing

(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag)

Aanwijzingen betreffende de stemmingen

Tenzij anders vermeld, hebben de rapporteurs hun standpunt inzake de amendementen schriftelijk aan de Voorzitter medegedeeld.

Afkortingen van de commissies

AFET

Commissie buitenlandse zaken

DEVE

Commissie ontwikkelingssamenwerking

INTA

Commissie internationale handel

BUDG

Begrotingscommissie

CONT

Commissie begrotingscontrole

ECON

Commissie economische en monetaire zaken

EMPL

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

ENVI

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

ITRE

Commissie industrie, onderzoek en energie

IMCO

Commissie interne markt en consumentenbescherming

TRAN

Commissie vervoer en toerisme

REGI

Commissie regionale ontwikkeling

AGRI

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

PECH

Commissie visserij

CULT

Commissie cultuur en onderwijs

JURI

Commissie juridische zaken

LIBE

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

AFCO

Commissie constitutionele zaken

FEMM

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

PETI

Commissie verzoekschriften

Naam en afkorting van de diverse fracties

PPE-DE

Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten

S&D

Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

ALDE

Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa

UEN

Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten

Verts/ALE

Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

GUE/NGL

Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links

IND/DEM

Fractie Onafhankelijkheid en Democratie

NI

Niet-ingeschrevenen

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE Paritaire Parlementaire Vergadering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds De 25e bijeenkomst vond plaats in Brussel (België) van 17 t/m 19 juni 2013.

12.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 328/1


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN MAANDAG 17 JUNI 2013

2013/C 328/01

Inhoud

Plechtige openingszitting

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

1.

Aanneming van de agenda (AP101.358)

2.

Goedkeuring van de notulen van de twee laatste vergaderingen van de 24e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PB C 158, 4 juni 2013)

3.

Mededelingen van de covoorzitters, met inbegrip van de op de vergadering van het Bureau van 16 juni 2013 genomen besluiten

4.

Verklaring van Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

5.

Vragenuur – Commissie

6.

Debat met Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling - catch-the-eye

7.

Door de Commissie gegeven gevolg aan de resoluties die zijn aangenomen op de 24e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

8.

Economische partnerschapsovereenkomsten – volgende stappen

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN 17 JUNI 2013

(De vergadering wordt om 11.00 uur geopend.)

Plechtige openingszitting

De volgende sprekers voeren het woord:

Louis Michel, covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering, Joyce Laboso, covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering, Sean Barrett, voorzitter van de Dail Eireann, het Lagerhuis van Ierland, dat het voorzitterschap van de EU bekleedt.

(De vergadering wordt om 12.00 uur geschorst en om 15.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

Bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter heet alle deelnemers welkom.

Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De covoorzitter verklaart dat de door de autoriteiten van de ACS-landen en het Europees Parlement toegestuurde lijst van leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering als bijlage bij de notulen zal worden gevoegd.

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

De covoorzitter kondigt aan dat er twee accrediteringsverzoeken van niet-parlementaire vertegenwoordigers zijn ontvangen overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de Overeenkomst van Cotonou en artikel 1, lid 2, van het reglement van de Paritaire Parlementaire Vergadering, vanwege uitzonderlijke gevallen van overmacht. Deze vertegenwoordigers worden geregistreerd en hun namen worden in de bijlage bij de notulen vermeld.

1.   Aanneming van de agenda

De agenda wordt aangenomen in de volgorde zoals blijkt uit deze notulen.

2.   Goedkeuring van de notulen van de twee laatste vergaderingen van de 24e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PB C 158, 4 juni 2013)

De notulen worden goedgekeurd.

3.   Mededelingen van de covoorzitters, met inbegrip van de op de vergadering van het Bureau van 16 juni 2013 genomen besluiten

De covoorzitter brengt verslag uit van de resultaten van de vergadering van het Bureau van 16 juni 2013.

De volgende beslissingen werden genomen:

a)

De vaste commissies stellen onderstaande verslagen op:

 

Commissie politieke zaken

De mondiale verspreiding van terrorisme: de rol van het internet en sociale media

 

Commissie sociale zaken en milieu

Winning van olie en mineralen uit de zeebodem in de context van duurzame ontwikkeling. De Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel wordt gevraagd over dit onderwerp een advies uit te brengen.

b)

In september of oktober 2013 wordt een onderzoeksmissie naar Haïti gezonden en in november of december 2013 wordt een onderzoeksmissie naar Zimbabwe gezonden.

c)

Legt ontwerpamendementen op het Reglement ter goedkeuring aan de Vergadering voor.

d)

legt de ontwerpgedragscode voor leden van de ACS-EU Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van delegaties voor verkiezingswaarneming ter goedkeuring aan de Vergadering voor.

e)

De 10e regionale vergadering vindt plaats van 17 t/m 19 juli 2013 in Abuya (Nigeria).

f)

Er wordt een verkiezingswaarnemingsmissie naar Mali gezonden in het kader van de presidentsverkiezingen van 28 juli 2013.

g)

De Vergadering neemt deel aan de driepartijenconferentie inzake verstedelijking die door VN-Habitat, het secretariaat van de ACS-staten en de Europese Commissie wordt georganiseerd en van 4 t/m 6 september wordt gehouden in Kigali (Rwanda).

h)

De 26e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering zal plaatsvinden in Addis Abeba (Ethiopië) van 25 t/m 27 november 2013.

De covoorzitter informeert de Vergadering dat het Vrouwenforum op 15 juni 2013 bijeen is gekomen.

De covoorzitter informeert de Vergadering dat op 16 juni 2013 een workshop geeft plaatsgevonden inzake "Verbetering van het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden: welke rol spelen parlementsleden?".

De covoorzitters kondigen de volgende termijnen aan:

voor amendementen op de compromisresoluties en de twee urgente ontwerpresoluties: dinsdag 18 juni 2013, 12.00 uur

voor verzoeken met betrekking tot stemmethoden: woensdag 19 juni 2013, 10.00 uur schriftelijk.

4.   Verklaring van Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling

Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling, presenteert de voornaamste conclusies en aanbevelingen van het verslag inzake de post-MDG-agenda dat is goedgekeurd door de door de secretaris-generaal van de VN benoemde deskundigengroep op hoog niveau.

5.   Vragenuur – Europese Commissie

Er worden in totaal 24 vragen gesteld aan de Europese Commissie.

De Commissie heeft de vragen van tevoren schriftelijk beantwoord. Commissaris Piebalgs geeft mondeling antwoord op de aanvullende vragen van de volgende indieners:

 

Vraag nr. 2 van Hussien Naïb (Eritrea) over de bezetting van soeverein grondgebied van Eritrea door Ethiopië.

 

Vraag nr. 4 van Joe Leinen over Mali na het conflict.

 

Vraag nr. 8 van Michael Cashman (vertegenwoordigd door David Martin) over de politieke dialoog inzake non-discriminatie.

 

Vraag nr. 11 van Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso) over de betrokkenheid van parlementen en parlementsleden bij de opstelling van de post-2015-ontwikkelingsdoelstellingen.

 

Vraag nr. 12 van Mariya Gabriel over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG) in de context van het ontwikkelingshulpbeleid van de EU.

 

Vraag nr. 3 van Olle Schmidt over mensenhandel in de Sinaï.

 

Vraag nr. 14 van Gay Mitchell over kwesties inzake sanitaire voorzieningen en hygiëne in ontwikkelingslanden.

 

Vraag nr. 15 van Zita Gurmai over seksuele en reproductieve gezondheidsrechten in het kader van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

 

Vraag nr. 16 van Catherine Bearder over EU-steun voor kleinschalige energieprojecten in ACS-staten.

 

Vraag nr. 17 van Fiona Hall (vertegenwoordigd door Catherine Bearder) over toegang tot energie in ACS-staten.

 

Vraag nr. 18 van Marielle de Sarnez over samenwerking met het oog op het bewerkstelligen van duurzaam gebruik van grondstoffen in ACS-staten.

 

Vraag nr. 19 van David Martin over voortgang inzake de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) in het licht van de intrekking van de markttoegangsverordening.

 

Vraag nr. 20 van Norbert Neuser over de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Kiribati.

 

Vraag nr. 22 van Lautafi Purcell (Samoa) over de opwerking van Samoa uit de MOL-categorie, januari 2014 en Differentiatie - EU-agenda voor verandering.

De indieners van de vragen 1, 7, 10, 13 en 24 hebben geen aanvullende vragen.

De indieners van de vragen 5, 6, 9, 21 en 23 zijn afwezig.

6.   Debat met Andris Piebalgs, Europees commissaris voor Ontwikkeling – catch-the-eye

De gedachtewisselingen hebben betrekking op onderwerpen als gender, gezondheidszorg en reproductieve rechten, hernieuwbare energie, veilige watervoorziening, begrotingssteun, Mali, Eritrea en de veiligheidssituatie in de Sahel. De leden zijn van mening dat de post-MDG-doelstellingen niet alleen van toepassing moeten zijn op de ontwikkelingslanden, maar overal ter wereld moeten worden toegepast.

Sprekers: Miguel Angel Martínez Martínez, Ana Rita Sithole (Mozambique), Christa Klass, Rajeshree Kumaree Nita Deerpalsing (Mauritius), Michele Rivasi, Piet van der Waal (Namibië), Hans-Peter Mayer, Netty Baldeh (Gambia), Jacob Oulanyah (Uganda), Olle Schmidt, Abdourahamane Chegou (Niger), Edwin Banda (Malawi), Musa Hussein Naib (Eritrea), Percy Taione (Tonga), Assarid Ag Imbarcaouane (Mali), Hassab El Rasoul Amir (Sudan), Alem Deng (Zuid-Sudan).

Commissaris Piebalgs beantwoordt de vragen van de leden volgens de "catch-the-eye" procedure.

7.   Door de Commissie gegeven gevolg aan de resoluties die zijn aangenomen op de 24e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Commissaris Piebalgs verwijst naar het document over de follow-up door de Commissie van de resoluties aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering in Paramaribo (Suriname).

8.   Economische partnerschapsovereenkomsten – volgende stappen

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

Co-rapporteurs: Edwin Banda (Malawi) en Patrice Tirolien

Patrice Tirolien en Edwin Banda (Malawi) presenteren het verslag.

Sprekers: Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Frank Engel, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), David Martin, Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Niccolò Rinaldi, Nasraddin Mohammed Omer (Sudan), Jean-Jacob Bicep, Patrick Gamedze (Swaziland), Charles W. Kakoma (Zambia), Christophe Lutundula Apala (Democratische Republiek Congo), Peter Štastný, Peter Thompson (Europese Commissie).

Enkele ACS- en EP-leden verschillen van mening over de vraag of EPO's nuttig zijn vanuit het oogpunt van zowel ontwikkeling als regionale integratie. Enkele EP-leden benadrukken dat alomvattende regionale EPO's bedoeld zijn om de economische omstandigheden in de ACS-staten te verbeteren en spreken hun bezorgdheid uit over misvattingen inzake de voordelen van EPO's. Enkele EU- en ACS-leden zijn van mening dat meer aandacht moet worden besteed aan de aanvankelijke doelstellingen van EPO's, zoals vastgelegd in de Overeenkomst van Cotonou, en dat er moet worden gestreefd naar het sluiten van voor beide partijen gunstige, regionale EPO's die verenigbaar zijn met de WTO-voorschriften.

(De vergadering wordt om 18.20 uur gesloten.)

Joyce LABOSO

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI and

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


12.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 328/5


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 18 JUNI 2013

2013/C 328/02

Inhoud

1.

Mali - Themadebat met Tieman Hubert Coulibaly, Minister van Buitenlandse Zaken (Mali)

2.

Urgent onderwerp nr. 1: De toestand in de Centraal-Afrikaanse Republiek

3.

De bedreigingen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen en de rol van de internationale gemeenschap

4.

Geweld tegen vrouwen, kinderen en andere kwetsbare groepen

5.

Voedsel en voedselveiligheid

6.

Menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg in de ACS-landen

7.

De uitdagingen op het gebied van voedselveiligheid en klimaatverandering waarmee het landbouwbeleid wordt geconfronteerd

8.

De jeugd centraal in het nieuwe ACS-ontwikkelingsbeleid: het belang van nieuwe technologieën, onderwijs en ondernemerschap

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 18 JUNI 2013

(De vergadering wordt om 9.15 uur geopend.)

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

1.   Mali

Themadebat met Tieman Hubert Coulibaly, Minister van Buitenlandse Zaken (Mali)

Tieman Hubert Coulibaly, Minister van Buitenlandse Zaken van Mali presenteert een kort overzicht van de gebeurtenissen sinds de staatsgreep van maart 2012 en geeft een update van de huidige situatie.

Sprekers: Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Michèle Striffler, Laurent Ngon-Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek), Patrice Tirolien, Edwin Banda (Malawi), Marielle de Sarnez, Abdourahamane Chegou (Niger), Michèle Rivasi, Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Adjedoue Weidou (Tsjaad), Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Philippe Boulland, Zita Gurmai, Maria Da Graça Carvalho, Jo Leinen, Michael Gahler, Hans-Peter Mayer, Agustín Díaz De Mera García Consuegra, Peteris Ustubs (EDEO).

Tieman Hubert Coulibaly spreekt het vertrouwen uit dat in aanvaardbare mate zal worden voldaan aan de voorwaarden voor de voor 28 juli 2013 aangekondigde presidentiële verkiezingen, met name de voorwaarden als bedoeld in de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en het Europees Parlement, daarbij rekening houdend met de enorme uitdagingen (ontwapening van de rebellen, terugkeer naar en herstel van controle over het gehele grondgebied door de overheid, met inbegrip van de nationale strijdkrachten, en de organisatie van landelijke verkiezingen, ook in de vluchtelingenkampen). Hij spreekt tevens het vertrouwen uit dat een gedetailleerd akkoord met de resterende rebellen in Kidal op handen is.

2.   Urgent onderwerp nr. 1: De toestand in de Centraal-Afrikaanse Republiek

Peteris Ustubs (EDEO) houdt een presentatie over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Sprekers: Mariya Gabriel, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Norbert Neuser, Edwin Banda (Malawi), Louis Michel, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Jean-Jacop Bicep, Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Laurent Ngon-Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek), Peter Šťastný.

De sprekers benadrukken de noodzaak om de politieke, economische en maatschappelijke situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek te stabiliseren en de openbare en grondwettelijke orde te herstellen na de straatsgreep van 25 april 2013. De leden betuigen hun steun voor minister-president Nicolas Tiangaye bij zijn moeilijke taak van nationale wederopbouw, met inbegrip van ontwapening en demobilisatie van irreguliere gewapende groeperingen, hulp aan door het conflict getroffen personen en gerechtelijke vervolging van de plegers van misdaden. De leden benadrukken tevens de noodzaak van naleving van de overeenkomst van Libreville van 11 januari 2013 en de overeenkomsten die zijn goedgekeurd tijdens de Ceeac-top inzake de Centraal-Afrikaanse Republiek.

3.   De bedreigingen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen en de rol van de internationale gemeenschap

Commissie politieke zaken

Co-rapporteurs: Mariya Gabriel en Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique)

Mariya Gabriel en Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique)

Sprekers: Boniface Yehouetome (Benin), Michael Gahler, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Olle Schmidt, Isabelle Durant, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Abdourahamane Chegou (Niger), Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria), Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Filip Kaczmarek, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Piet Van der Walt (Namibië), José Costa Pereira (EDEO).

Mariya Gabriel en Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique) ronden de discussie af.

De leden benadrukken de noodzaak om alle mogelijke mechanismen in werking te stellen om militaire staatsgrepen te voorkomen, in plaats van achteraf de consequenties ervan te moeten aanpakken. Actieve solidariteit van buurlanden zou hiertoe reeds kunnen bijdragen, maar ook regionale en subregionale vroegewaarschuwingssystemen en een geïntegreerde veiligheidsstrategie zijn van belang. Enkele leden dringen aan op terughoudendheid ten aanzien van de integratie van voormalige rebellen in de strijdkrachten. Leden herinneren er tevens aan dat transparante en eerlijke verkiezingen een goede basis bieden voor een legitieme regering, zolang alle aspecten van goed bestuur worden toegepast.

4.   Geweld tegen vrouwen, kinderen en andere kwetsbare groepen

Debat zonder resolutie met Lakshmi Puri, fungerend hoofd van UN Women

Lakshmi Puri, fungerend hoofd van UN Women, legt een verklaring af over geweld tegen vrouwen, kinderen en andere kwetsbare groepen.

Sprekers: Boniface Yehouetome (Benin), Edit Bauer, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Michael Cashman, Musa Hussein Naib (Eritrea), Catherine Bearder, Isabelle Durant, Sithembile Mlotshwa (Zimbabwe), Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Abdourahamane Chegou (Niger), Attiat Mustafa Abdel Halim (Sudan), Patrick Gamedze (Swaziland), Mariya Gabriel, Christophe Lutundula (Democratische Republiek Congo), Zita Gurmai, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Michèle Striffler, Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Anna Zaborska, Nela Khan (Trinidad en Tobago), Ibrahim Bundu (Sierra Leone), Piet Van der Walt (Namibië).

Lakshmi Puri licht de werkzaamheden van UN Women toe en benadrukt het belang van gemeenschappelijke en alomvattende inspanningen om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen. Zij roept de parlementariërs op zich hier eveneens voor in te zetten.

In antwoord op vragen van leden onderstreept Lakshmi Puri het belang van preventie van geweld tegen vrouwen door middel van voorlichting, economische empowerment, autonomie en politieke participatie. Ze onderstreept dat er veel moet worden gedaan om de mentaliteit van mannen en jongens te veranderen. Ze dringt aan op het einde van straffeloosheid bij de vervolging van mensenrechtenschenders. Ze doet tot slot een oproep om aanvullende middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn voor de bescherming van slachtoffers en het waarborgen van elementaire voorzieningen.

De vergadering wordt om 13.00 uur geschorst en om 15.05 uur hervat.

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

5.   Voedsel en voedselveiligheid

Gedachtewisseling met Joe Costello, staatssecretaris van Ontwikkeling en Handel (Ierland, vertegenwoordiger van het Iers voorzitterschap van de EU)

Joe Costello geeft een inleiding over het belang van voedsel en voedselveiligheid als een middel om de eerste van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken.

Sprekers: Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Gay Mitchell, Jo Leinen, Edwin Banda (Malawi), Charles Goerens, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), François Alfonsi, Abdourahamane Chegou (Niger), Attiat Mustafa Abdel Halim (Sudan), Gabriele Zimmer, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Horst Schnellhardt, Michèle Striffler, Rajeshree Kumaree Nita Deerpalsing (Mauritius), Bernard Rey (Europese Commissie).

De sprekers erkennen dat er op dit punt vooruitgang is geboekt, maar benadrukken dat verder gecoördineerd optreden van ontwikkelings- en ontwikkelde landen nog nodig is. De leden noemen de groei van de wereldbevolking, speculatie met landbouwgrondstoffen, de productie van biobrandstoffen, grondbeleid (met inbegrip van landhervormingen, kadastrale registratie en landroof) en de klimaatverandering als enkele van de belangrijkste uitdagingen op het gebied van voedsel en voedselveiligheid.

6.   Menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg in de ACS-landen

Commissie sociale zaken en milieu

Co-rapporteurs: Charles W. Kakoma (Zambia) en Edit Bauer

Edit Bauer en Charles W. Kakoma (Zambia) presenteren hun verslag.

Sprekers: Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Horst Schnellhardt, Jutta Haug, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Catherine Bearder, Abdourahamane Chegou (Niger), Michèle Rivasi, Attiat Mustafa Abdel Halim (Sudan), Michael Peyrefitte (Belize), Alban Sumana Kingsford Bagbin (Ghana), Anna Záborská, Philippe Boulland, Christopher Knauth (Europese Commissie)

De leden bespreken de gevolgen van het tekort aan gezondheidswerkers in de ACS-landen en erkennen de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld, lokale overheden, non-profitorganisaties in de openbare gezondheidszorg en vrijwilligersorganisaties als aanvulling op de openbare gezondheidszorg. De leden dringen er bij de Commissie en de EU-lidstaten op aan zowel financiële als technische steun aan de ACS-landen te blijven verlenen met het oog op de ontwikkeling van nationale gezondheidsplannen en om een "brain drain" te voorkomen. De EU-lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun migratiebeleid de beschikbaarheid van gezondheidswerkers in derdewereldlanden niet ondermijnt.

Co-rapporteurs Edit Bauer en Charles W. Kakoma (Zambia) ronden de discussie af.

7.   De uitdagingen van voedselveiligheid en klimaatverandering waarmee het landbouwbeleid wordt geconfronteerd

Gedachtewisseling met Dacian Cioloș, Europees commissaris voor landbouw en plattelandsontwikkeling

Commissaris Dacian Cioloș benadrukt het belang van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling als factoren voor ontwikkeling en voedselveiligheid, waaraan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU globaal heeft bijgedragen.

Sprekers: Boniface Yehouetome (Benin), Hans-Peter Mayer, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Zita Gurmai, Catherine Bearder, Edwin Banda (Malawi), François Alfonsi, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Janusz Wojciechowski, Gabriele Zimmer, Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Christa Klass, Edit Bauer, Horst Schnellhardt, Michèle Striffler, Rajeshree Kumaree Nita Deerpalsing (Mauritius).

De leden benadrukken het belang van lokale landbouwproductie en de empowerment van vrouwen en kleine boeren, aangezien deze ervoor kunnen zorgen dat grondstoffen een meerwaarde genereren in het land van oorsprong. Commissaris Cioloș informeert de leden dat de geleidelijke afschaffing van de suikerquota's van de EU geen belemmering vormt voor de markttoegang die de ACS-landen in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten wordt geboden, en dat het gebruik van exportsubsidies marginaal is en beperkt blijft tot uitzonderlijke crisissituaties.

Dacian Cioloș rondt de discussie af.

8.   De jeugd centraal in het nieuwe ACS-ontwikkelingsbeleid: het belang van nieuwe technologieën, onderwijs en ondernemerschap

Gedachtewisseling met Cina Lawson, minister van Post- en Telecomdiensten (Togo)

Cina Lawson benadrukt dat de bevordering van ondernemerschap, onderwijs en beroepsopleidingen, evenals het gebruik van nieuwe technologieën onder jonge mensen in Afrika, kan worden beschouwd als een doeltreffend hulpmiddel om werkgelegenheid te stimuleren en economische groei in Afrika te bevorderen.

Sprekers: Mariya Gabriel, Zita Gurmai, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Fiona Hall, Rajeshree Kumaree Nita Deerpalsing (Mauritius), Michèle Rivasi, Boniface Yehouetome (Benin), Edit Bauer, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), Norbert Neuser, Patrick Gamedze (Swaziland), Filip Kaczmarek.

De leden benadrukken dat de verbetering van onderwijs en beroepsopleidingen, onder meer door middel van het Erasmus Mundus-programma en een inter-Afrikaanse mobiliteitsregeling voor studenten belangrijke beleidsmaatregelen zijn die ondersteuning verdienen. De leden zijn zeer verheugd over het voorstel om een ACS-EU-"ondernemerschapslaboratorium" op te richten teneinde de mobiliteit van studenten uit beide regio's te bevorderen.

Cina Lawson rondt de discussie af.

(De vergadering wordt om 17.40 uur gesloten.)

Joyce LABOSO en

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaji Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


12.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 328/8


NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN WOENSDAG 19 JUNI 2013

2013/C 328/03

Inhoud

1.

Verklaring van Olebile Gaborone, onderminister van Huisvesting en Grond (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-raad

2.

Verklaring van Joe Costello, staatssecretaris van Ontwikkeling en Handel (Ierland), fungerend voorzitter van de Raad van de EU

3.

Vragenuur - Raad

4.

Debat met de Raad - catch-the-eye

5.

Natuurlijke hulpbronnen ter bevordering van ontwikkeling

6.

Goedkeuring van de notulen van maandag 17 juni 2013 en dinsdag 18 juni 2013, ochtend

7.

Urgent onderwerp nr. 2: De situatie in de Republiek Guinee

8.

Verslag over de 9e regionale vergadering (Caraïbisch gebied), gehouden in Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) van 14 t/m 16 februari 2013 – verslag van de covoorzitters

9.

Samenvattend verslag van de werkgroep

10.

Verslag van de economische en sociale partners

11.

Stemming over de ontwerpresoluties in de door de drie vaste commissies ingediende verslagen

12.

Stemming over dringende ontwerpresoluties

13.

Stemming over amendementen op het Reglement van Orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering

14.

Stemming over de ontwerpgedragscode voor leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van verkiezingswaarnemingsdelegaties

15.

Rondvraag

16.

Toespraak van Martin Schulz, Voorzitter van het Europees Parlement

17.

Goedkeuring van de notulen van dinsdag 18 juni 2013, middag

18.

Datum en plaats van de 26e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Bijlage I

Alfabetische lijst van de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Bijlage II

Presentielijst van de bijeenkomst van 17 t/m 19 juni in Brussel (België)

Bijlage III

Accreditering van niet-parlementaire vertegenwoordigers

Bijlage IV

Aangenomen teksten

Resolutie over de bedreigingen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen, en de rol van de internationale gemeenschap (ACP-EU/101.355/def.)

Resolutie over de Economische Partnerschapsovereenkomst – volgende stappen (ACP-EU/101.293/def.)

Resolutie over menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg in de ACS-landen (ACP-EU/101 294/def.)

Resolutie over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (ACP-EU/101.376/def)

Resolutie over de situatie in de Republiek Guinee (ACP-EU/101 377/def.)

Amendementen op het Reglement van Orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering (AP101.347)

Gedragscode voor leden van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van verkiezingswaarnemingsdelegaties (DV/1003463)

NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN 19 juni 2013

(De vergadering wordt om 9.03 uur geopend.)

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

1.   Verklaring van Olebile Gaborone, onderminister van Huisvesting en Grond (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-raad

Olebile Gaborone gaat in op de lessen die zijn getrokken uit de tenuitvoerlegging van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling sinds 2000. Hij verklaart dat het nieuwe post-2015-kader gericht moet zijn op cruciale kwesties, met inbegrip van vastomlijnde en meetbare streefdoelen die van toepassing zijn op alle landen, waarbij rekening wordt gehouden met nationale bijzonderheden, en moet beantwoorden aan de behoeften van minderheden en kwetsbare groepen. Voorts presenteerde hij een aantal basisbeginselen waarop de post-2015-MDG's gebaseerd moeten zijn.

2.   Verklaring van Joe Costello, staatssecretaris van Ontwikkeling en Handel (Ierland), fungerend voorzitter van de Raad van de EU

Joe Costello doet verslag van de uitvoering door de EU-Raad van de verzoeken die zijn neergelegd in tijdens de 24e bijeenkomst aangenomen resoluties. Hij geeft een toelichting op de verbeterde situatie in Mali, Somalië en de Democratische Repuliek Congo. Hij gaat in op de voorbereidingen voor de VN-conferentie over de post-2015-MDG's in september 2013 in New York en op de conclusies inzake voedsel en voedselveiligheid die in mei 2013 door de Raad zijn goedgekeurd. Hij verwijst tevens naar de recente goedkeuring door de Raad van het 11e EOF.

3.   Vragenuur - Raad

Olebile Gaborone (Botswana) beantwoordt uit naam van de ACS-raad de volgende vragen en aanvullende vragen:

 

Vraag nr. 1 van Horst Schnellhardt over een internationaal wapenhandelsverdrag.

 

Vraag nr. 3 van Mussa Hussien Naib (Eritrea) over aanslagen met brandbommen op drie gemeenschapscentra in Zweden.

 

Vraag nr. 5 van Olle Schmidt over de task force voor politieke gevangenen.

 

Vraag nr. 6 door Michael Cashman over het post-2015-ontwikkelingskader.

 

Vraag nr. 7 van Gay Mitchell over Nigeria.

 

Vraag nr. 9 van Fiona Hall over nomaden in ACS-landen.

 

Vraag nr. 10 van David Martin over parlementaire betrokkenheid bij de EPO-onderhandelingen.

 

Joe Costello beantwoordt uit naam van de Raad van de EU de volgende vragen en aanvullende vragen:

 

Vraag nr. 14 van Mussa Hussien Naib (Eritrea) over aanslagen met brandbommen op drie gemeenschapscentra in Zweden.

 

Vraag nr. 15 van Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso) over de betrokkenheid van parlementen en parlementsleden bij de opstelling van de post-2015-ontwikkelingsdoelstellingen.

 

Vraag nr. 18 van Horst Schnellhardt over een internationaal wapenhandelsverdrag.

 

Vraag nr. 20 van Catherine Bearder over de gebrekkige handhaving van de Cites-bepalingen inzake in het wild gevangen dieren en dierenprojecten.

 

Vraag nr. 21 van Patrice Tirolien over het mobiliseren van EU-landen voor het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria.

 

Vraag nr. 23 van Françoise Castex over het demografische dividend en de inclusieve groei in ACS-landen.

 

Vraag nr. 25 van Jo Leinen over samenwerking bij de bestrijding van belastingfraude.

 

Vraag nr. 26 van David Martin over visumvrijstelling voor het Caribisch gebied.

 

De indieners van de vragen 6, 15 en 18 hebben geen aanvullende vragen.

 

De indieners van de vragen 2, 4, 8, 11, 12, 13, 16, 17, 19, 22, 24 en 27 zijn niet aanwezig.

4.   Debat met de Raad - catch-the-eye

Olevile Gaborone en Joe Costello beantwoorden vragen over onder meer: problemen met visa voor functionarissen uit Afrikaanse landen die naar landen reizen waar de EU-instellingen zijn gevestigd; verkiezingen in Madagascar; begrotingssteun; vluchtelingen uit Somalië; infiltratie van terroristen in Mali; handhaving van anti-homowetgeving in ACS-landen; steun voor infrastructuur in ACS-landen; economische partnerschapsovereenkomsten; hulp voor gehandicapten in de post-2015-ontwikkelingsstrategie.

Sprekers: Netty Baldeh (Gambia), Ibrahim Bundu (Sierra Leone), Philippe Boulland, Catherine Bearder, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), James Kembi-Gitura (Kenia), Patrice Tirolien, Olle Schmidt, Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Fitz Jackson (Jamaica), Michael Cashman, Abdourahamane Chegou (Niger), Dharamkumar Seeraj (Guyana).

5.   Natuurlijke hulpbronnen ter bevordering van ontwikkeling

Debat zonder resolutie

Sprekers: Boniface Yehouetome (Benin), Anna Záborská, Bobbo Hamatoukour (Kameroen), Patrice Tirolien, Musa Hussein Naib (Eritrea), Catherine Bearder, Edwin Banda (Malawi), Lautafi Fio Selafi Purcell (Samoa), Abdourahamane Chegou (Niger), Charles W. Kakoma (Zambia), Charles Mwando Nsimba (Democratische Republiek Congo), Derek Vaughan, Achille Marie Joseph Tapsoba (Burkina Faso), James Kembi-Gitura (Kenia), Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique), Peter Naholo (Namibië), Mohammed Mukhtar Ahmed (Nigeria).

De leden zijn het eens over het belang van de rol van natuurlijke hulpbronnen voor de bevordering van ontwikkeling. Goed bestuur, transparantie en verantwoordelijkheid worden genoemd als belangrijke onderdelen van een beleidskader voor goed beheer van natuurlijke hulpbronnen. De sprekers benadrukken dat in dit opzicht versterking van nationale wetgeving en technische bijstand van de EU nodig zijn.

Peter Craig-Mcquaide (Europese Commissie, DG DEVCO) leidt het debat in.

6.   Goedkeuring van de notulen van maandag 17 juni 2013 en dinsdag 18 juni 2013, ochtend

De notulen worden goedgekeurd.

7.   Urgent onderwerp nr. 2: De situatie in de Republiek Guinee

Sean Doyle (Europese Dienst voor extern optreden) leidt het debat in.

Sprekers: Assarid Ag. Imbarcaouane (Mali), Maria Da Graça Carvalho, Patrice Tirolien, Netty Baldeh (Gambia), Olle Schmidt, Louis Michel, Hans-Peter Mayer, Peter Štastný, Guillome Albert Gomez (Republiek Guinee).

De leden zijn verheugd over de verwachting dat de overgang naar democratie op korte termijn zal worden voltooid met het houden van parlementsverkiezingen en dringen erop aan dat de overeenkomst van 9 juni 2013 tussen alle politieke partijen over het tijdschema van de verkiezingen wordt uitgevoerd en geëerbiedigd. Zij benadrukken de noodzaak van vrije en transparante verkiezingen om het democratiseringsproces te consolideren. Leden benadrukken tevens het belang van een vrije oppositie met gevestigde, gerespecteerde rechten en plichten, en van een onafhankelijke rechterlijke macht en onafhankelijke media. Leden dringen er tot slot bij de politieke partijen op aan trouw te blijven aan hun poging om hun geschillen uitsluitend met vreedzame middelen te beslechten.

(De vergadering wordt om 12.45 uur geschorst en om 15.00 uur hervat.)

Joyce LABOSO en

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Louis MICHEL

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Covoorzitters

Cosecretarissen-generaal

VOORZITTER: Joyce LABOSO

Covoorzitter

8.   Verslag over de 9e regionale vergadering (Caraïbisch gebied), gehouden in Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) van 14 t/m 16 februari 2013 – verslag van de covoorzitters

Covoorzitter Louis Michel en de destijds als covoorzitter fungerende Nita K.R. Deerpalsing doen mondeling verslag van de 9e regionale vergadering en besteden onder meer aandacht aan het proces van regionale integratie en samenwerking in het Caraïbisch gebied, de stand van zaken inzake de tenuitvoerlegging van de uitgebreide economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Cariforum, de vooruitgang bij de totstandbrenging van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom, en EOF-financiering.

Sprekers: Nita K. R. Deerpalsing (Mauritius) and Fitz Jackson (Jamaica).

9.   Samenvattend verslag van de werkgroep

Gay Mitchell, rapporteur, doet mondeling verslag van de workshop "Bevordering van het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden". De belangrijkste conclusies zijn dat ontwikkeling van de private sector van essentieel belang is voor duurzame groei en dat het de rol van de publieke sector is om te voorzien in een gunstig en afdwingbaar juridisch kader en om een betekenisvolle publiek-private dialoog tot stand te brengen.

10.   Verslag van de economische en sociale partners

Presentatie door Xavier Verboven, voorzitter van het follow-upcomité van de ACS, Europees Economisch en Sociaal Comité

De presentatie van Xavier Verboven heeft betrekking op de veiligheid en de risico's voor democratie, voedselzekerheid en veerkracht, het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en de sociale-zekerheidsstelsels in ACS-landen.

VOORZITTER: Louis MICHEL

Covoorzitter

11.   Stemming over de ontwerpresoluties in de door de drie vaste commissies ingediende verslagen

The covoorzitter herinnert de Vergadering aan de stemprocedures.

De bedreigingen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen en de rol van de internationale gemeenschap (ACP-EU/101.355/13/def)

Commissie politieke zaken

Verslag van Mariya Gabriel en Ana Rita Geremias Sithole (Mozambique)

Goedgekeurde amendementen: 1, 2, 3, 4, 5, 8.

Ingetrokken amendementen: 6,7.

De aldus gewijzigde resolutie wordt met algemene stemmen aangenomen.

De Economische partnerschapsovereenkomst – volgende stappen (ACP-EU/101.293/13/def)

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel

Verslag van Edwin Banda (Malawi) en Patrice Tirolien

Goedgekeurde amendementen: 1, 2, 5, 7 (eerste deel), 8.

Verworpen amendementen: 3, 4 (de PPE-Fractie en de ALDE-Fractie verzoeken om een gescheiden stemming), 6, 7 (tweede deel), mondelinge amendementen 1, 9, 10.

De PPE-Fractie en de ALDE-fractie verzoeken om een stemming in onderdelen over lid 5; het eerste deel van het lid wordt verworpen. Het tweede deel van het lid wordt aangenomen.

De PPE-Fractie en de ALDE-fractie verzoeken om een gescheiden stemming over lid 7; het eerste deel van het lid wordt aangenomen. Het tweede deel van het lid wordt verworpen.

De PPE-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming over lid 8; het lid wordt verworpen.

De S&D-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming en de PPE-Fractie en de ALDE-fractie verzoeken om een stemming in onderdelen over lid 11; het lid wordt verworpen.

De ALDE-Fractie verzoekt om een stemming in onderdelen en de PPE-Fractie en de ALDE-fractie verzoeken om een gescheiden stemming over lid 15. Het eerste deel van het lid wordt aangenomen, het tweede deel wordt verworpen.

De PPE-Fractie verzoekt om een stemming in onderdelen en de ALDE-fractie verzoekt om een gescheiden stemming over lid 24; het eerste deel van het lid wordt verworpen.

De PPE-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming en een stemming in onderdelen over overweging H; beide delen van de overweging worden aangenomen.

De PPE-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming over overweging J; de overweging wordt aangenomen.

De PPE-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming over overweging K; de overweging wordt aangenomen.

De PPE-Fractie en de ALDE-Fractie verzoeken om een gescheiden stemming over de aldus gewijzigde resolutie; de resolutie wordt aangenomen.

Gezondheidswerkers in ACS-landen (ACP-EU/101.294/13/def)

Commissie sociale zaken en milieu

Verslag van Charles W. Kakoma (Zambia) en Edit Bauer

Er worden geen amendementen ingediend.

De PPE-Fractie verzoekt om een gescheiden stemming over lid 8. Het eerste deel van het lid wordt aangenomen, het tweede deel wordt verworpen.

De aldus gewijzigde resolutie wordt met algemene stemmen aangenomen.

12.   Stemming over dringende ontwerpresoluties

Ontwerpresolutie over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (ACP-EU/101.376/13/def.)

Goedgekeurde amendementen: 1, 4, 6, 9, 10, 13, mondeling amendement op lid 16.

Verworpen amendement: 7.

Ingetrokken amendementen: 3, 5, 8, 11, 12.

Vervallen amendementen: 2.

Ontwerpresolutie over de situatie in de Republiek Guinee (ACP-EU/101.377/13/def.)

Goedgekeurde amendementen: 1, 3, 4, 5, 6, 8, 11, 12, 14, 15, 17, amendement 18 met een mondelinge wijziging, 21, 22, 23, 24, 25.

Verworpen amendementen: 2, 7, 9, 10, 16, 19, 20.

Vervallen amendementen: 13, 18.

De aldus gewijzigde resolutie wordt aangenomen.

13.   Stemming over amendementen op het Reglement van Orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering (AP101.260)

De amendementen op het Reglement van de Paritaire Parlementaire Vergadering die overeenkomstig artikel 35 van het Reglement door het Bureau zijn ingediend, worden met algemene stemmen aangenomen. Amendement 4 wordt aangenomen met een mondelinge wijziging.

14.   Stemming over de ontwerpgedragscode voor leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van verkiezingswaarnemingsdelegaties (DV/940953)

De gedragscode voor leden van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van verkiezingswaarnemingsdelegaties wordt met algemene stemmen aangenomen.

15.   Rondvraag

Covoorzitter Louis Michel informeert de leden over het antwoord van Juan Fernando López Aguilar, voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, inzake de problemen die de leden van de Vergadering en hun delegaties ondervinden bij het reizen naar de Europese Unie.

Laurent Ngon Baba (Centraal-Afrikaanse Republiek) bedankt de Vergadering voor de toezeggingen in de resolutie over de Centraal-Afrikaanse Republiek, en geeft een update over de positieve ontwikkeling van de situatie in zijn land.

Assarid Ag Imbarcaouane (Mali) maakt bekend dat er een overeenkomst is ondertekend tussen de verschillende milities in het noorden en de regering van Mali.

Guillaume Albert Gomez (Guinee) bedankt de Vergadering voor de constructieve resolutie over Guinee.

De covoorzitters informeren de Vergadering over twee verklaringen van de covoorzitters, één over de situatie in Madagascar en één over Eritrea naar aanleiding van een speciaal verslag van de VN-Mensenrechtenraad.

Covoorzitter Joyce Laboso informeert de Vergadering over de tijdens de recente verkiezingen gevolgde modaliteiten, in het licht van de betwisting van de resultaten in de media.

Sprekers: Catherine Bearder, Musa Hussein Naib (Eritrea) en Olle Schmidt.

16.   Toespraak van Martin Schulz, Voorzitter van het Europees Parlement

De Voorzitter van het Europees Parlement, Martin Schulz, wijst onder meer op het belang van de eerbiediging van democratie, mensenrechten en het parlementair systeem in een veranderende wereld. Hij onderstreept tevens dat de inclusie van alle burgers in het democratische politieke stelsel van essentieel belang is, mede om de groeiende economische ongelijkheid tegen te gaan.

Sprekers: Louis Michel, Ismail Elhag Musa (Sudan), Assarid Ag Imbarcaouane (Mali), Alban Sumana Kingsford Bagbin (Ghana), Charles W. Kakoma (Zambia), Adjedoue Weidou (Tsjaad), Joyce Laboso (Kenia) en Martin Schulz.

17.   Goedkeuring van de notulen van dinsdag 18 juni 2013, middag

De notulen worden goedgekeurd.

18.   Datum en plaats van de 26e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering

De 26e bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering zal van 25 t/m 27 november 2013 plaatsvinden in Addis Abeba (Ethiopië).

(De vergadering wordt om 17.45 uur gesloten.)

Joyce LABOSO en

Louis MICHEL

Covoorzitters

Alhaj Muhammad MUMUNI en

Luis Marco AGUIRIANO NALDA

Cosecretarissen-generaal


BIJLAGE I

ALFABETISCHE LIJST VAN DE LEDEN VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING

ACS-vertegenwoordigers

EP-vertegenwoordigers

LABOSO, (KENIA), Covoorzitter

MICHEL, covoorzitter

ANGOLA

ALFONSI

ANTIGUA EN BARBUDA

ALVES

BAHAMA'S

BAUER

BARBADOS

BEARDER

BAHAMA’S

BICEP

BENIN

BULLMANN

BOTSWANA

CALLANAN

BURKINA FASO

CARVALHO

BURUNDI

CASA

KAMEROEN (ondervoorzitter)

CASINI

KAAPVERDIË

CASPARY

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

CASTEX

TSJAAD

CHRISTENSEN

COMOREN

COELHO

CONGO (Democratische Republiek)

DE KEYSER

CONGO (Republiek) (ondervoorzitter)

DE SARNEZ

COOKEILANDEN

DE MITA

IVOORKUST

DOMINICA

DJIBOUTI (ondervoorzitter)

DURANT**

HLOPE (SWAZILAND)

ENGEL

DOMINICAANSE REPUBLIEK (ondervoorzitter)

GHANA ENGEL

EQUATORIAAL-GUINEA

FERREIRA, Elisa

DE MITA

FERREIRA, Elisa

ETHIOPIË

FORD

DELVAUX

GABRIEL

GABON

GAHLER

GAMBIA

GOERENS (ondervoorzitter)

GHANA

GRIESBECK

GRENADA (ondervoorzitter)

GUERRERO SALOM

GUINEE

HALL

GUINEE-BISSAU

HÄNDEL

GUYANA

HÄNDEL

HAÏTI

HAUG

KAAPVERDIË

JENSEN

MARSHALLEILANDEN

JOLY

LESOTHO

KACZMAREK

LIBERIA

KLASS (ondervoorzitter)

MADAGASKAR

KORHOLA

MALAWI (ondervoorzitter)

KUHN

MALI

KURSKI

MARSHALLEILANDEN (Republiek der)

LEGUTKO

MAURITANIË (ondervoorzitter)

LE PEN

MAURITIUS (ondervoorzitter)

LÓPEZ AGUILAR

MICRONESIË (de Gefedereerde Staten van)

LÖVIN

MOZAMBIQUE (ondervoorzitter)

McMILLAN-SCOTT**

NAMIBIË

MANDERS

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

MARTIN

NIGER (ondervoorzitter)

MARTÍNEZ MARTÍNEZ

NIGERIA

MATO ADROVER

RAMOTAR (GUYANA)

MAYER

MWANSA (ZAMBIA)

MITCHELL

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

MIZZI

RWANDA

MOREIRA

SAINT KITTS EN NEVIS

NEUSER

SAINT LUCIA

NICHOLSON (ondervoorzitter)

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

OMARJEE (ondervoorzitter)

SAMOA (ondervoorzitter)

OUZKÝ (ondervoorzitter)

SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE

RIVASI (ondervoorzitter)

SENEGAL

ROITHOVÁ (ondervoorzitter)

SEYCHELLEN

RONZULLI (ondervoorzitter)

SIERRA LEONE

SCHLYTER

SALOMONSEILANDEN

SCHMIDT

SOMALIË

SCHNELLHARDT

ZUID-AFRIKA

SCOTTÀ

SOEDAN

SENYSZYN

SWAZILAND

SPERONI (ondervoorzitter)

SWAZILAND

ŠŤASTNÝ (ondervoorzitter)

TANZANIA

STRIFFLER

OOST-TIMOR

STURDY

TOGO

TIROLIEN

TSJAAD

TOIA

TRINIDAD EN TOBAGO

VAUGHAN (ondervoorzitter)

VAIPULU (TONGA)

VLASÁK**

OEGANDA

WEBER

VANUATU (ondervoorzitter)

WIELAND

ZAMBIA

ZANICCHI

ZIMBABWE

ZIMMER


COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN

ACS-leden

EP-leden

PURCELL (SAMOA), Covoorzitter

CASA, Covoorzitter

MNKANDHLA (ZIMBABWE), ondervoorzitter

KORHOLA, ondervoorzitter

MANGOUALA (GABON), ondervoorzitter

CASTEX, ondervoorzitter

ANTIGUA EN BARBUDA

ALFONSI

YEHOUETOME (BENIN)

CALLANAN

NGON-BABA (CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK)

CASINI

CONGO (Republiek)

DE KEYSER

DIOMANDE (IVOORKUST)

DURANT

WAÏSS (DJIBOUTI)

FERREIRA, Elisa

NAIB (ERITREA)

GABRIEL

WAKJIRA (ETHIOPIË)

GAHLER

VOCEA (FIJI)

GRIESBECK

GUINEE

HÄNDEL

DHARAMKUMAR (GUYANA)

HÄNDEL

DERILUS (HAITI)

KACZMAREK

JACKSON (JAMAICA)

LE PEN

MARSHALLEILANDEN

LÓPEZ AGUILAR

LIBERIA

MANDERS

IMBARCAOUANE (MALI)

MARTÍNEZ MARTÍNEZ

SITHOLE (MOZAMBIQUE)

MOREIRA

MWANSA (ZAMBIA)

NICHOLSON

TOZAKA (SALOMONSEILANDEN)

ROITHOVÁ

SLATER (SAINT VINCENT EN DE GRENADINES)

SCHMIDT

SWAZILAND

SPERONI

TOGO

STRIFFLER

OULANYAH (OEGANDA)

WIELAND


COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL

ACS-leden

EP-leden

SALL (SENEGAL), covoorzitter

CARVALHO, covoorzitter

LENGKON (VANUATU), ondervoorzitter

LEGUTKO, ondervoorzitter

VAN DER WALT (NAMIBIË), ondervoorzitter

ALVES, ondervoorzitter

DE FONTES PEREIRA (ANGOLA)

BICEP

CHANDLER (BARBADOS)

BULLMANN

MUTIRI WA BASHARA (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO)

CASPARY

KINGSFORD BAGBIN(GHANA)

ENGEL

EQUATORIAAL-GUINEA

FORD

KEMBI-GITURA(KENIA)

GOERENS

SOFONIA (LESOTHO)

GUERRERO SALOM

BANDA (MALAWI)

JENSEN

MARSHALEILANDEN

KUHN

OULD GUELAYE (MAURITANIË)

MARTIN

MAURITIUS

MATO ADROVER

AHMED (NIGERIA)

MAYER

OULD GUELAYE (MAURITANIË)

McMILLAN-SCOTT**

SAINT KITTS EN NEVIS

MICHEL

LONG (SAINT LUCIA)

MITCHELL

SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE

MIZZI

POOL (SEYCHELLEN)

OMARJEE

BUNDU (SIERRA LEONE)

SCHLYTER

BUTI MANAMELA (ZUID-AFRIKA)

SCICLUNA

ELHAG MUSA (SUDAN)

STURDY

PARMESSAR (SURINAME)

TIROLIEN

HAVEA TAIONE (TONGA)

WEBER

KHAN (TRINIDAD EN TOBAGO)

ZANICCHI

LEUELU (TUVALU)

 


COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU

ACS-leden

EP-leden

NDUGAI (TANZANIA), covoorzitter

RIVASI, covoorzitter

WEIDOU (TSJAAD), ondervoorzitter

BAUER, ondervoorzitter

GRENADA, ondervoorzitter

SCHNELLARDT, ondervoorzitter

BAHAMA'S

BEARDER

PEYREFITTE (BELIZE)

CHRISTENSEN

MOTLHALE (BOSTWANA)

COELHO

BRATHWAITE (BARBADOS )

DE SARNEZ

KARERWA (BURUNDI)

DE MITA

HAMATOUKOUR (KAMEROEN)

DOMINICA

RAMOS (KAAPVERDIË)

GHANA ENGEL

DJABIR (COMORES)

FERREIRA, Elisa

MARSTERS (COOKEILANDEN)

HALL

HLOPE (SWAZILAND)

HAUG

JIMÉNEZ (DOMINICAANSE REPUBLIEK)

JOLY

KIRIBATI

KLASS

MANIRAKIZA (BURUNDI)

KURSKI

RAVELOSON (MADAGASCAR)

LÖVIN

YOSIWO (MICRONESIË, de Gefedereerde Staten van)

NEUSER

PAPOEA-NIEUW-GUINEA

OUZKÝ

CHEGOU (NIGER)

RONZULLI

RAMOTAR (GUYANA)

SCOTTÀ

AIMO (PAPOEA-NIEUW-GUINEA)

SENYSZYN

SOMALIË

TOIA

ZUID-AFRIKA

VAUGHAN

OOST-TIMOR

VLASÁK**

KAKOMA (ZAMBIA)

ZIMMER


BIJLAGE II

PRESENTIELIJST VAN DE BIJEENKOMST VAN 17 T/M 19 JUNI IN BRUSSEL (BELGIË)

LABOSO, (Kenia)covoorzitter

MICHEL, covoorzitter

DE FONTES PEREIRA (Angola)

ALFONSI (2), (4)

CHANDLER (Barbados)

AYLWARD (3)

PEYREFITTE (Belize)

BAUER

YEHOUETOME (Benin)

BEARDER

MOTLHALE (Botswana)

BICEP

OUEDRAOGO ZARE (Burkina Faso)

BOULLAND (3), (4) (vervangt KUHN, W.)

KARERWA (Burundi)

CARVALHO

HAMATOUKOUR (Kameroen) (ondervoorzitter)

CASA (4)

NGON-BABA (Centraal-Afrikaanse Republiek)

CASTEX

WEIDOU (Tsjaad)

CASHMAN (4) (vervangt TOIA, P.)

MWANDO NSIMBA (Congo, Democratische Republiek)

DE KEYZER (3), (4)

NDOUANE (Congo, Republiek)

DE SARNEZ (2), (3)

MARSTERS (Cookeilanden)

DIAZ DE MERA GARCIA-CONSUEGRA (3) (vervangt DELVAUX, A.)

DIOMANDE (Ivoorkust)

ENGEL (2), (4)

WAISS (Djibouti) (ondervoorzitter)

GHANA ENGEL

JIMÉNEZ (Dominicaanse Republiek) (ondervoorzitter)

FISAS AYXELA Santiago (3), (4) (vervangt CASINI, C.)

JEAN MARIE (Saint Lucia)

GABRIEL

DABA WAKJIRA (Ethiopië)

GAHLER

MANGOUALA (Gabon)

GOEBBELS (vervangt WEBER, H.)

KOLLIE (Liberia) (ondervoorzitter)

GOMES (2) (vervangt LÓPEZ AGUILAR, J. F.)

BAGBIN (Ghana)

GUERRERO SALOM

GOMEZ (Guinea)

GURMAI (vervangt FERREIRA, E.)

SEERAJ (Guyana)

HALL (3), (4)

DERILUS (Haïti)

HAUG

JACKSON (Jamaica)

HANDZLIK Malgorzata (4) (vervangt ZANICCHI, E.)

KEMBI-GITURA(Kenia)

KACZMAREK

SOFONIA (Lesotho)

KIIL-NIELSEN (3)

RAVELOSON (Madagascar) (1)

KLASS (VP) (2), (3)

BANDA (Malawi)

LEINEN (vervangt OLE, C.)

ASSARID AG. IMBARCAOUANE (Mali)

MANDERS (3)

DEERPALSING (Mauritius) (ondervoorzitter)

MARTIN

GEORGE (Micronesië - Federale Staten van)

MARTÍNEZ MARTÍNEZ (3), (4)

SITHOLE (Mozambique) (ondervoorzitter)

MAYER

VAN DER WALT(Namibië)

MITCHELL (3), (4)

CHEGOU (Niger) (ondervoorzitter)

MUNIZ DE URQUIZA (4) (vervangt LÓPEZ AGUILAR, J.

AHMED (Nigeria)

NEUSER (3), (4)

AIMO (Papoea-Nieuw-Guinea)

OMARJEE (ondervoorzitter) (4)

POLISI (Rwanda) (ondervoorzitter)

PIEPER (4) (vervangt KLASS, C.)

SLATER (Saint Vincent en de Grenadines)

PROTASIEWICZ (4) (vervangt COELHO, C.)

PURCELL (Samoa)(VP)

RAPKAY (3) (vervangt BULLMANN, U.)

SOUBANE (Djibouti)

RINALDI (2)

POOL (Seychellen)

RIVASI (ondervoorzitter) (3)

TAHA (Sudan)

ROITHOVÁ (ondervoorzitter) (2)

TOSAKA (Salomonseilanden)

RONZULLI (ondervoorzitter) (4)

IKAR (Somalië)

SCHLYTER (3)

DENG (Zuid-Sudan)

SCHMIDT

MUSA (Sudan)

SCHNELLHARDT (3), (4)

PARMESSAR (Suriname)

SPERONI (ondervoorzitter) (3)

GAMEDZE (Swaziland)

ŠŤASTNÝ (ondervoorzitter)

NDUGAI (Tanzania) (ondervoorzitter)

STRIFFLER (3), (4)

CORBAFO (Oost-Timor)

STURDY (3), (4)

KLASSOU (Togo)

THUN Róża Maria Gräfin von (4) (vervangt DE MITA, L.)

TAIONE (Tonga)

TIROLIEN (3), (4)

KHAN (Trinidad en Tobago)

VAUGHAN (ondervoorzitter) (4)

OULANYAH (Oeganda)

WIELAND (3)

LENGKON (Vanuatu) (1)

WOJCIECHOWSKI (3) (vervangt NICHOLSON, J.)

KAKOMA (Zambia)

ZABORSKA (voor KORHOLA, E.R.)

MNKANDHLA (Zimbabwe)

ZIMMER (3)

Eveneens aanwezig:

BARBADOS

BRATHWAITE

BENIN

HOUNGNIGBO

BOTON

LOKOSSOU

BOTSWANA

MOTLHALE

BURKINA FASO

DOAMBA

OUEDRAOGO ZARE

KERE

CISSE

TAPSOBA

KAMEROEN

NJIPENDI KUOTU

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

NOUGANGA

TSJAAD

AFFONO

TEKILO

ADJI

CONGO (Democratische Republiek)

LUTUNDULA APALA

MOLIWA MOLEKO

BASIALA MAKA

LUKUKA

JAV

KAT MUSHITU

NGINDU KABUNDI BIDUAYA

MUKENDI

PIKA FWELO

MENGE

CONGO (Republiek)

DOUMA

MVOUAMA BANDOUBOULA

MAKAYA

ODZOKI

NKONTA

IVOORKUST

TOURE

TOURE

DIOMANDE

OUSSEINE

DE MITA

TEKLE

ETHIOPIË

DABA

DESTA

GABON

MILEBOU

MAKITA NGADI

RISSONGA

OFOUNDA

GAMBIA

JAGNE

GHANA

ASAMOAH

KEDDEY

ASAMOAH

BROWN

ALIFO

OSEI-MENSAH

GUINEE

SYLLA

DIALLO

KAAPVERDIË

CLARKE

KENIA

ADEN

KABANDO

ONGUKA

OLOO

WERU

NDINDIRI

CHABITY

NJIRU

HAGGAI

NGALI

MADAGASKAR

RAZAFISON

MALAWI

MWACHANDE

KAUNDA

MAKANDE

MAURITANIË

ZAMEL

OULD HAMOUD

FATOU

MINT BILAL

GUELADIO

MAURITIUS

KOONJUL

MOTLHALE (BOTSWANA)

ALLEN

MOZAMBIQUE

MALENDZA

MATE

MALENDZA

DAVA

NAMIBIË

NAHOLO

NGHILEEDELE

NIGER

OUSMANE

TONDY

MAINA

NIGERIA

MADWATTE

OKORIE

DALHATU

BURAIMO

IBRAHIM

ABDULLAHI

ALHASSAN

AKPAN

AHMED

OLADIPO

ABIMBOLA

IRABOR

SAINT VINCENT EN DE GRENADINES

WALLAST

SAMOA

LUTERU

SENEGAL

SALL

TALL

LO

SEYCHELLEN

SAMSON

VEL

SIERRA LEONE

LEWALLY

SOMALIË

AWALE

HASSAN

ALI

SOUTH SUDAN

DENG

GUALDIT

ABER

SOLOMON

KONG

NYANG

ARIKO

YOKWE

DEBREF

MOU

SOEDAN

ABDEL HALIM

OMER

AMIR

SWAZILAND

CHRISTOPHER

NELSON

SWAZILAND

NHLEKO

TANZANIA

MWANJELWA

TRINIDAD EN TOBAGO

KING-ROUSSEAU

JOSEPH

RAMSUBAGH

OEGANDA

NABBANJA

AKOL

ZAMBIA

MBEWE

KASHINKA

NGULUBE

KACHALI

MUBANGA

CHOOBE

PHIRI

ZIMBABWE

MLOTSHWA

SAMASUWO

RUKOBO

MLOTSHWA

RATSAKATIKA

ZANZA

CHIDAWANYIKA

MUCHADA

JURU

NYAMUKAPA

ACS-RAAD

Olebile Gaborone, onderminister van Huisvesting en Grond (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-raad

EU-RAAD

Sean Barrett, voorzitter van de Dail Eireann, het Lagerhuis van Ierland

EUROPESE COMMISSIE

RUDISCHHAUSER, adjunct-directeur-generaal, DG DEVCO

EDEO

COSTA PEREIRA, afdelingshoofd, Pan-Afrika

PETERIS USTUBS

EESC

KING, voorzitter - ACS-begeleidingscomité

TCLP

BOTO, vestigingsdirecteur, Brussel

ter attentie van:

MAIGA, verbindingsfunctionaris, Verbindingsbureau met de Europese Unie en België

ACS-SECRETARIAAT

MUMUNI cosecretaris-generaal

EU-SECRETARIAAT

AGUIRIANO NALDA, cosecretaris-generaal


(1)  Land vertegenwoordigd door een niet-parlementslid.

(2)  Aanwezig op 17 juni 2013

(3)  Aanwezig op 18 juni 2013

(4)  Aanwezig op 19 juni 2013


BIJLAGE III

ACCREDITERING VAN NIET-PARLEMENTAIRE VERTEGENWOORDIGERS

Fiji

De heer Viliame Naupoto,

Minister van Jeugd en Sport, Hoofd van de delegatie van Fiji

Madagaskar

M. Jean Constant Raveloson,

Voorzitter van de Commissie Juridische Zaken en Wetgeving van het Overgangscongres, Hoofd van de delegatie van Madagaskar


BIJLAGE IV

AANGENOMEN TEKSTEN

Resolutie over de bedreigingen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen, en de rol van de internationale gemeenschap

(ACS-EU/101.355/fin.)

Resolutie over de Economische Partnerschapsovereenkomst – volgende stappen

(ACS-EU/101.293/fin.)

Resolutie over menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg in de ACS-landen

(ACS-EU/101.294/fin.)

Resolutie over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek

ACS-EU/101.376/fin.)

Resolutie over de situatie in de Republiek Guinee

ACPEU/101.377/fin)

Amendementen op het Reglement van Orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering

Gedragscode voor leden van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering die deel uitmaken van delegaties voor verkiezingswaarneming (DV/1003463)

RESOLUTIE (1)

over de bedreigingen voor de democratie en politieke stabiliteit in de ACS-landen die opnieuw uitgaan van militaire staatsgrepen, en de rol van de internationale gemeenschap

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

vergadering in Brussel van 17 tot 19 juni 2013,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien de Overeenkomst van Cotonou,

gezien zijn resolutie van 29 november 2012 over de situatie in Mali,

gezien de resoluties van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over de militaire staatsgreep in Guinee-Bissau (2012/2660(RSP)), van 20 april 2012 over de situatie in Mali (2012/2603(RSP)), van 9 juni 2011 over de situatie in Madagaskar (2011/2712(RSP)) en van 4 september 2008 over de staatsgreep in Mauritanië (2008/2623(RSP)),

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989,

gezien de in maart 2011 aangenomen EU-strategie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel,

gezien de Lomé-verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) van 12 juli 2000,

gezien de Oprichtingsakte van de Afrikaanse Unie (AU), die in 2000 tijdens de top van Lomé (Togo) werd goedgekeurd en sinds 2001 van kracht is,

gezien het communiqué van de Afrikaanse staatshoofden van 14 juli 2012 over de situatie in Mali (PSC/AHG/COMM/1, Besluit van de Algemene Vergadering van de Afrikaanse Unie van 1 juli 2011 over de situatie in Madagaskar (Assembly/AU/369), Besluit van de Raad voor de vrede en de veiligheid van de Afrikaanse Unie van 17 april 2012 over de situatie in Guinee-Bissau en de resolutie van de Raad voor de vrede en de veiligheid van de Afrikaanse Unie van 6 februari 2009 over de situatie in Mauritanië,

gezien het Afrikaans Handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur (het Handvest inzake democratie), dat op 30 januari 2007 door de Afrikaanse Unie werd goedgekeurd in Addis Abeba (Ethiopië) en sinds 15 februari 2012 van kracht is,

gezien het ECOWAS-protocol A/SP1/12/01 over democratie en goed bestuur, dat op 21 december 2001 in Dakar werd goedgekeurd,

gezien het verslag van de Commissie politieke zaken (ACS-EU 101.355),

A.

overwegende dat democratieën gekenmerkt worden door het organiseren van vrije en transparante verkiezingen waarbij de macht voor een bepaalde periode wordt overgedragen aan de personen aan wie het volk via de stemmingsgang de legitimiteit heeft verleend; overwegende dat democratieën gekenmerkt worden door de eerbiediging van de rechtsstaat, een evenwichtige verhouding tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht en persvrijheid; overwegende dat democratische machtswisseling een essentiële stap is voor de versterking van de democratie;

B.

overwegende dat de aanneming van rechtsinstrumenten tegen een ongrondwettelijke regeringswissel op het niveau van de Afrikaanse Unie en ECOWAS onvoldoende is geweest om de toename van militaire staatsgrepen te voorkomen;

C.

overwegende dat ongrondwettelijke regeringswissels ontegenzeggelijk een groot obstakel en probleem vormen voor het waarborgen van vrede, veiligheid en ontwikkeling van de samenleving in de staten en naties die ermee te maken krijgen;

D.

overwegende dat in een democratische staat, waar het beginsel van de rechtsstatelijkheid van kracht is, de politie en het rechtssysteem zorgen voor de toepassing van de wet binnen de landsgrenzen en de strijdkrachten van het leger instaan voor de externe veiligheid van de staat;

E.

overwegende dat de sterke onderlinge afhankelijkheid van staten, de doordringbaarheid van grenzen, onder meer op het gebied van wapensmokkel, en de transnationale activiteiten van terroristische groeperingen om een regionale oplossing vragen om te voorkomen dat zich soortgelijke situaties zouden voordoen in de buurlanden;

F.

overwegende dat de herstructurering van nationale legers in ACS-landen na conflicten, waarbij rebellen worden opgenomen in en zich mengen onder de reguliere strijdkrachten, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met objectieve rekruteringscriteria of met de eigenlijke middelen waarover de staten beschikken om de strijdkrachten in stand te houden, het professionele karakter en de elitaire aard van elk republikeins leger ondermijnen en zo omstandigheden creëren die bevorderlijk zijn voor muiterij, toenemende rebellie en militaire staatsgrepen, die de democratische processen in de ACS-landen in de weg staan;

G.

overwegende dat staatsgrepen en interne spanningen binnenlandse of buitenlandse terroristische groeperen kansen bieden om hun invloedssfeer uit te breiden en een permanente bedreiging vormen voor de stabiliteit op het regionale niveau en ook ver daarbuiten;

H.

overwegende dat interne en lokale factoren zoals de invloed van de militaire macht op het openbare leven, corruptie, nalatig beheer van natuurlijke hulpbronnen, politisering en instrumentalisering van etnische of religieuze spanningen, rivaliteit in het leger en binnen de veiligheidstroepen en externe inmenging de kwetsbaarheid van de staat aanzienlijk vergroten en crisis en conflicten in de hand werken, waardoor er een reële kans is op maatschappelijke, politieke en veiligheidsproblemen;

I.

overwegende dat militaire staatsgrepen en ongrondwettelijke regeringswissels een bedreiging vormen voor de plaatselijke bevolking en het vermogen om de burgerlijke vrijheden en de mensenrechten te vrijwaren;

J.

overwegende dat een sterke bevolkingsgroei tegen een achtergrond van armoede een andere factor is die de kwetsbaarheid van de staat aanzienlijk vergroot en die kan worden aangescherpt door de versnelling van het verstedelijkingsproces en zo kan zorgen voor wijdverbreide werkloosheid en de voedselzekerheid in het gedrang kan brengen, wat leidt tot sociale onlusten en mogelijk tot een opstand of een staatsgreep;

K.

overwegende dat staten, in een context van extreem geweld tegen de bevolking door leger- of gewapende rebellengroepen, te maken krijgen met grootschalige verplaatsingen van ontheemden en dat de meesten in het land blijven of vluchten naar de dichtstbijzijnde buurstaat omdat ze het zich niet kunnen veroorloven om verder te gaan;

L.

overwegende dat de verplaatsing van ontheemden, binnen en buiten conflictstaten, met name vrouwen, ouderen en kinderen treft, wat hen bijzonder kwetsbaar maakt;

M.

overwegende dat corruptie een democratie kwetsbaarder maakt voor militaire staatsgrepen en de versterking van stabiele democratische staatsinstellingen in gevaar brengt en de inspanningen ondermijnt om gezonde betrekkingen tussen het leger en de burgers te bevorderen;

N.

overwegende dat een actieve betrokkenheid van de volledige internationale gemeenschap om staatsgrepen en ongrondwettelijke wissels in het algemeen te voorkomen en uit te bannen van essentieel belang is voor de overwinning van de democratische waarden, de stabilisatie van staten in ontwikkeling en de bestendiging van de vrede overal ter wereld;

1.

roept alle politieke en militaire actoren op om het internationaal recht te eerbiedigen, in het bijzonder met betrekking tot de mensenrechten, democratisch bestuur, de rechtsstatelijkheid en gendergelijkheid;

2.

is de mening toegedaan dat er lessen moeten worden getrokken uit recente staatsgrepen om de rol van het leger in het opbouwen van een democratische staat, de eerbiediging van de rechtsstaat en de openbare orde en defensie te bekijken en zo een klimaat te creëren dat duurzame ontwikkeling in de hand werkt;

3.

roept alle politieke actoren op om een democratisch bestuur tot stand te brengen en te verzekeren dat is gebaseerd op politiek pluralisme, de empowerment van de burgers, de nodige eerbied voor een duidelijke scheiding tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, rekenschap en transparantie en eerbied voor de mensenrechten;

4.

gelooft dat om een democratische samenleving op te bouwen en te zorgen voor politieke stabiliteit vooral een sterke politieke wil en een ambitieuze visie van de politieke leiders, zowel in de regering als in de oppositie, nodig is, met als doel politieke instellingen op te bouwen die de mensenrechten en sociale, economische en milieurechten van de bevolking garanderen;

5.

dringt erop aan dat het rechtsbeginsel van een ongrondwettelijke regeringswissel waarin de Raad voor de vrede en de veiligheid van de Afrikaanse Unie en de Commissie van de Afrikaanse Unie hebben voorzien via hun oprichtingsverdrag, het PSC-protocol, de Lomé-verklaring en het Afrikaans Handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur, en waarin het kader van definities, sancties en de terugkeer naar constitutionaliteit wordt vastgelegd, daadwerkelijk wordt goedgekeurd en toegepast;

6.

onderstreept de rol van gerichte, internationaal en regionaal gecoördineerde, politieke en economische sancties tegen de daders van ongrondwettelijke regeringswissels en militaire staatsgrepen, en de bevordering van een onmiddellijke terugkeer naar de constitutionele orde en de rechtsstaat;

7.

wijst erop dat de herintegratie van rebellen en leden van milities moet worden verzekerd door hen op te nemen in de reguliere strijdkrachten of hen te ontwapenen en te begeleiden bij hun terugkeer naar een leven als burger, wat ook inhoudt dat zij een normaal salaris moeten krijgen en kwartierarrest moeten krijgen; wijst erop dat het professionalisme van de gewapende strijdkrachten moet worden bevorderd in het nationale rechtskader, via opleidingsmissies die de militaire deontologie van burgerbescherming en patriottische waarden uitdragen, en bevestigt dat een weerspiegeling van de diversiteit van een land in het leger en bij de politie de nationale samenhang ten goede komt;

8.

beveelt aan om bij de hervorming van het leger in staten na een conflict bijzondere aandacht te schenken aan het profiel van de mensen die men wil rekruteren of opnemen en om daarbij rekening te houden met de specifieke eisen waaraan een soldaat moet voldoen en met de beschikbare middelen en de werkelijke behoeften van elke betrokken staat;

9.

roept de ACS-landen op om in alle actieplannen die zijn gericht op de instelling en versterking van democratische verantwoordingsplichtige instellingen maatregelen op te nemen voor de hervorming van de veiligheidssector;

10.

verzoekt om de regionale politieke samenwerking te versterken en het risico op staatsgrepen en terrorisme te vermijden;

11.

herinnert eraan dat de ontwapening van rebellen en de regulering en beheersing van de wapenhandel noodzakelijk zijn om de politieke stabiliteit te verzekeren, met name aangezien deze handel ook wordt gebruikt om maffia-achtige organisaties, rebellenbewegingen en terroristische groeperingen te financieren; verzoekt de internationale en regionale organisaties om passende wapenbeheersingsprogramma's in te voeren;

12.

verzoekt de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om de prioriteit te verlenen aan en te voorzien in een follow-up van steun voor vrije verkiezingen die het mogelijk maken om instellingen op te richten die de bevolking werkelijk vertegenwoordigen;

13.

roept de Europese Commissie en de EDEO op om voldoende prioriteit te verlenen aan hervormingen van de veiligheidssector en de inspanningen op het gebied van training, versterking van staatsstructuren en -instellingen en wederopbouw na een conflict voort te zetten teneinde de weerbaarheid en duurzaamheid van de democratische werking van de ACS-landen te versterken;

14.

is van mening dat om de democratische stabiliteit in de ACS-landen te verzekeren, ontwikkelingsbeleid een centrale plaats moet krijgen in de conflictbeheersingsstrategieën en is tevens van mening dat de politieke leiders, de organisaties uit het maatschappelijk middenveld, de religieuze leiders en de vrouwenverenigingen tot een nationale consensus moeten komen over passende, geschikte instellingen en beproefde, overeengekomen procedures om democratische praktijken in te voeren;

15.

verzoekt de Europese Commissie en de EDEO om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de EU-verkiezingswaarnemingsmissies in staten die een overgangsproces doormaken wordt gevolgd, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de bepalingen inzake de hervorming van de veiligheidssector;

16.

roept de Europese Commissie, de EDEO en de regionale en internationale partners op om zich in te zetten voor een betere coördinatie van het externe optreden en een snellere internationale interventie in landen die te lijden hebben onder ongrondwettelijke regeringswissels of militaire staatsgrepen en waar alle aandacht is gericht op de opbouw en de versterking van de rechtsstaat en de staat en op nationale verzoening;

17.

veroordeelt het gebruik van verkrachting als oorlogswapen in veel conflictgebieden en vraagt om dit te erkennen als misdrijf tegen de menselijkheid; vraagt om bijzondere hulp te verlenen aan de slachtoffers van verkrachting;

18.

veroordeelt het gebruik van kindsoldaten en roept op tot de strafrechtelijke vervolging van rebellenleiders die kindsoldaten inzetten; benadrukt dat de herintegratie van kindsoldaten van prioritair belang is om de politieke stabiliteit en sociale samenhang op de lange termijn te verzekeren; herinnert er in dat verband aan dat voormalige kindsoldaten toegang moeten krijgen tot onderwijs;

19.

wijst op de positieve en proactieve rol die vrouwen kunnen spelen in de vredesprocessen en de processen van wederopbouw, stabilisatie, democratisering en nationale verzoening in het algemeen; en roept de Europese Commissie, de EDEO, de ACS-landen en de regionale en internationale partners op om de vertegenwoordiging van vrouwen in politieke en economische besluitvormingsfuncties, het beginsel van gendergelijkheid en vrouwenrechten te bevorderen;

20.

spoort de overheidsinstanties van de ACS-landen en hun regionale en internationale partners ertoe aan om wetgevingsstrategieën en programma's uit te werken en in te voeren om werkloosheid onder jongeren te bestrijden en de inclusie van jongeren in de politieke en economische besluitvorming te bevorderen;

21.

verzoekt de betrokken staten en hun technische en financiële partners om hervormingen door te voeren in de rechterlijke macht, waarbij de nadruk moet liggen op de opleiding van het rechterlijke personeel;

22.

herinnert aan het belang van duurzame wederopbouw na conflicten en erkent in dat verband dat er inspanningen moeten worden geleverd om een betere, duurzame verstedelijking in de ACS-landen te ondersteunen en zo bij te dragen tot het beperken van de wijdverbreide werkloosheid en de voedselonzekerheid en de risico's van sociale spanningen te verkleinen;

23.

beveelt de internationale donoren, de ACS-landen en hun regionale partners aan om alle nodige maatregelen te treffen om onderwijs, en met name burgerschapsvorming, te bevorderen vanaf zeer prille leeftijd en om de bevolking bewust te maken van een cultuur van vrede, mensenrechten, democratie, rechtsstaat en burgerlijke vrijheden;

24.

roept de Europese Commissie en de EDEO op om actief te werken aan steunprogramma's in post-conflictsituaties met het oog op een betere coördinatie van de maatregelen op het gebied van noodhulp en langetermijnontwikkeling;

25.

roept op om de daders van en medeplichtigen aan staatsgrepen en ongrondwettelijke machtswissels voor de rechtbank te brengen;

26.

pleit voor een daadkrachtiger optreden van het Internationaal Strafhof om straffeloosheid effectief te bestrijden;

27.

beveelt aan dat continentale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie, en de regionale economische gemeenschappen sterke politieke en economische banden tussen hun lidstaten verder bevorderen teneinde gemeenschappelijke problemen, zoals terrorisme, illegale handel en georganiseerde misdaad, en religieus fundamentalisme samen aan te pakken;

28.

beveelt aan dat regionale organisaties en hun lidstaten de preventie van militaire staatsgrepen bevorderen door de rol en de verantwoordelijkheden van de militaire en politieke elite duidelijk te definiëren teneinde verantwoorde politieke besluitvorming en een verantwoordelijk defensiebeleid te stimuleren;

29.

beveelt aan dat continentale organisaties zoals de Afrikaanse Unie en regionale organisaties, zoals ECOWAS, hun vroege waarschuwingssystemen gebruiken om in een vroeg stadium eventuele conflicten tussen hun lidstaten, maar ook binnen hun landsgrenzen, te voorkomen en te ontmijnen;

30.

roept de internationale donorgemeenschap op om hulp te verlenen aan de burgerbevolkingen die zijn getroffen door de gevolgen van militaire staatsgrepen en andere ongrondwettelijke regeringswissels en daarbij met name aandacht te besteden aan kwetsbare groepen zoals ontheemden, vrouwen, ouderen en kinderen;

31.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de instellingen van de Afrikaanse Unie en de Europese Unie, de ACS-Raad, Ecowas, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD), de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC), de Gemeenschap van Portugeestalige landen, de Francophonie, het Gemenebest en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

RESOLUTIE (2)

over de Economische partnerschapsovereenkomst – volgende stappen

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

vergadering in Brussel van 17 tot 19 juni 2013,

gelet op artikel 21, lid 1, en artikel 21, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou (3)), in het bijzonder de artikelen 36 en 37, en de herzieningen van de Overeenkomst van Cotonou van 2005 en 2010 (4),

gezien de resoluties van het Europees Parlement van 26 september 2002 over de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Commissie inzake de sluiting van overeenkomsten inzake economisch partnerschap met ACS-regio's en -landen (5), van 23 maart 2006 over de invloed van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) (6) op de ontwikkeling, van 23 mei 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten (7), van 12 december 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten (8) en van 5 februari 2009 over de invloed van economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) op de ontwikkeling (9),

gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (10) en de resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het voorstel betreffende de toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties (11),

gezien de resoluties van het Europees Parlement van 13 september 2012 (12) en van 16 april 2013 (13) over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad, met betrekking tot het schrappen van sommige landen van de lijst van regio’s of staten die onderhandelingen hebben afgesloten,

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2010 (14) over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten,

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2011 (15),

gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 19 februari 2004 over economische partnerschapsovereenkomsten: problemen en vooruitzichten (16) en van 23 november 2006 over de herziening van de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) (17),

gezien de Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (18), van 25 maart 2009 over de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de staten in de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap anderzijds (19), van 25 maart 2009 over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (20), van 25 maart 2009 over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (21), van 25 maart 2009 over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Centraal-Afrika anderzijds (22), van 25 maart 2009 over de tussentijdse overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en staten in Oostelijk en Zuidelijk Afrika anderzijds (23), van 25 maart 2009 over een tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds (24), van 25 maart 2009 over de overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, anderzijds (25) en van 19 januari 2011 over de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de EG en de staten in de Stille Oceaan (26),

gezien de eerste vergadering van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU van 17 mei 2010 in Madrid, Spanje en de tweede vergadering van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EU van 26 oktober 2012 in Brussel,

gezien de resolutie van de 95e bijeenkomst van de Raad van ACS-ministers in Port Vila, Vanuatu, van 10 tot 15 juni 2012 over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) (27),

gezien de Verklaring van Sipopo die op 13-14 december 2012 door de staatshoofden en regeringsleiders van de ACS-landen werd goedgekeurd op de zevende top in Equatoriaal-Guinea (28),

gezien de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), en in het bijzonder artikel XXIV, en de Ministeriële Verklaringen die zijn goedgekeurd tijdens de vierde bijeenkomst van de Ministeriële Conferentie van de WTO op 14 november 2001 in Doha en de zesde bijeenkomst van de Ministeriële Conferentie van de WTO op 18 december 2005 in Hongkong,

gezien de mededeling van de Europese Commissie van 28 november 2006 getiteld "tot wijziging van de richtsnoeren voor de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten met de ACS-landen en –regio's" (COM(2006)0673) en de mededeling van de Europese Commissie van 23 oktober 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten (COM(2007)0635),

gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van april 2006, oktober 2006, mei 2007, oktober 2007, november 2007 en mei en juni 2008,

gezien het communiqué dat werd afgegeven bij de sluiting van de drieëndertigste regelmatige bijeenkomst van de conferentie van staatshoofden en regeringsleiders van de Caraïbische Gemeenschap die werd gehouden van 4 tot 6 juli 2012 in Gros Islet, Saint Lucia,

gezien de resultaten van de bijeenkomst van de leiders van de ACS-staten in de Stille Oceaan in Rarotonga, Cookeilanden, op 28 augustus 2012,

gezien het besluit inzake het stimuleren van de inter-Afrikaanse handel en het stroomlijnen van de vrijhandelsruimte op het continent (doc. Assembly/AU/11(XIX)) van de negentiende gewone bijeenkomst van de Vergadering van staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie in Addis Abeba, Ethiopië, van 15 tot 16 juli 2012,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2012 over Handel, groei en ontwikkeling – Afstemming van het handels- en investeringsbeleid op de meest behoeftige landen (COM(2012)0022 definitief),

gezien de Europese resolutie van 16 april 2013 over bevordering van ontwikkeling via handel (29),

gezien de resolutie over economische partnerschapsovereenkomsten en andere handelsaangelegenheden van de 97e bijeenkomst van de Raad van ACS-ministers in Brussel van 3 tot 5 juni 2013,

gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel (AP101.293/13/A/fin.),

A.

overwegende dat het hoofdstuk van de Overeenkomst van Cotonou over handelssamenwerking, waarin de EU niet-wederkerige handelspreferenties verleende aan ACS-landen, op 31 december 2007 is verstreken en de ACS-landen en de EU onderhandelingen hebben aangevat over economische partnerschapsovereenkomsten die moeten fungeren als handels- en ontwikkelingsinstrument voor de ACS-landen, waarvan de meeste tot de minst ontwikkelde landen behoren;

B.

overwegende dat de EPO-onderhandelingen volgens de Overeenkomst van Cotonou moeten worden gevoerd op een niveau dat door de ACS-landen geschikt wordt geacht en overeenkomstig procedures die door de ACS-groep zijn aanvaard; overwegende dat in deze onderhandelingen ook rekening moet worden gehouden met lopende, veelbelovende regionale-integratieprocessen tussen ACS-landen en met de beleidskeuzes en ontwikkelingsprioriteiten waarop deze processen betrekking hebben;

C.

overwegende dat de belangrijkste in de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou vastgestelde doelstelling van de samenwerking tussen de EU en de ACS-landen voor de economische, sociale en culturele ontwikkeling van de ACS-landen erin bestaat armoede te bestrijden en uiteindelijk uit te roeien en bij te dragen tot de vrede en veiligheid en de politieke en democratische stabiliteit in de ACS-landen, om zo geleidelijk aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) te verwezenlijken; overwegende dat het verband tussen handelsliberalisering en vermindering van armoede niet automatisch is; overwegende dat aangepaste handelsmaatregelen evenwel een grote drijvende kracht kunnen zijn achter groei en ontwikkeling en tegelijkertijd de positie van kleine en kleinschalige ondernemingen versterken;

D.

overwegende dat de Overeenkomst van Cotonou gebaseerd is op gelijkheid tussen de partners en inspraak in de ontwikkelingsstrategieën;

E.

overwegende dat economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) als doel moeten hebben regionale integratie te ondersteunen door middel van handel, duurzame groei en armoedevermindering terwijl de geleidelijke integratie van de economieën van de ACS-landen in de wereldeconomie wordt bevorderd;

F.

overwegende dat kan worden opgemerkt dat de Europese Commissie streeft naar brede, omvattende overeenkomsten over verregaande integratie, die niet alleen de liberalisering van de handel in goederen omvatten, maar ook die van investeringen, overheidsopdrachten en de handel in diensten, naast verbintenissen ten aanzien van intellectuele-eigendomsrechten en handelsbevordering; overwegende dat de onderhandelingsrichtsnoeren van de ACS-landen hoofdzakelijk zijn toegespitst op het verbeteren van de samenwerking om de economische en handelscapaciteiten van de ACS-landen te versterken, om hen zo te helpen om duurzame ontwikkeling te bevorderen en armoede uit te bannen en tegelijkertijd hun aandeel in de wereldhandel te vergroten;

G.

overwegende dat tot nu toe enkel de Cariforum-regio een volledige EPO heeft gesloten en toepast, terwijl andere regio's tussentijdse overeenkomsten hebben uitgevoerd of uitvoeren maar zich er wel toe hebben verbonden om de onderhandelingen over hangende kwesties af te ronden;

H.

overwegende dat EPO's bedoeld zijn als regionale overeenkomsten die de integratie van kleine en versnipperde ACS-markten in sterkere regionale economieën kunnen ondersteunen, maar dat een aantal ACS-landen die zich onder druk gezet voelden om individuele overeenkomsten af te sluiten andere handelsregelingen met de EU hebben getroffen dan hun buurlanden en zo de regionale integratie hebben ondermijnd;

I.

overwegende dat de Commissie heeft voorgesteld om de tussentijdse EPO's te herzien in het kader van de lopende onderhandelingen over definitieve EPO's;

J.

overwegende dat op de zevende top van staatshoofden en regeringsleiders van ACS-landen van december 2012 is verklaard dat de EPO's na tien jaar onderhandelingen niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd en dat de regio's die de EPO's eind 2007 hadden ondertekend of gestart, dat hoofdzakelijk hadden gedaan om het risico op verstoringen van de handel af te wenden en dat er twistpunten zijn blijven bestaan die de beleidsruimte aanzienlijk hebben ingeperkt of het evenwicht tussen de rechten en plichten van de ACS-landen hebben verstoord;

K.

overwegende dat de afschaffing van tarieven een ernstige kloof kan slaan in de begroting van veel ACS-landen, die voor een groot deel van hun overheidsinkomsten afhankelijk zijn van invoerrechten en uitvoerheffingen;

L.

overwegende dat de ACS-landen mogelijk extra middelen nodig hebben om de aanpassingskosten veroorzaakt door EPO's te dekken, bijvoorbeeld vanwege dalende inkomsten en sterkere concurrentie, en om hun infrastructuur en productiecapaciteit te verbeteren, diversifiëringsinspanningen te ondersteunen en hun concurrentiepositie te verbeteren om te kunnen profiteren van toegang tot de EU-markten en de intraregionale, regionale en mondiale markten;

M.

overwegende dat Verordening (EG) nr. 1528/2007 is gewijzigd om die landen die voor 1 oktober 2014 niet de nodige stappen hebben ondernomen om hun EPO's te ratificeren uit het toepassingsgebied van de verordening te schrappen (wat de DFQF-toegang tot de markt betreft);

N.

overwegende dat de ACS-regio's hun bezorgdheid hebben geuit over een aantal twistpunten die volgens hen de beleidsruimte aanzienlijk inperken en het evenwicht tussen rechten en plichten in de EPO's verstoren;

O.

overwegende dat de ACS-groep zich nogmaals volledig bereid heeft verklaard om de onderhandelingen af te ronden voor zover de resultaten van die onderhandelingen tegemoet komen aan hun zorgen en ontwikkelingsdoelstellingen;

P.

overwegende dat de recente hervormingen van het SAP door de EU een einde zullen maken aan de eenzijdige handelspreferenties voor bepaalde ACS-landen;

1.

benadrukt dat de sluiting en vlotte tenuitvoerlegging van omvattende en evenwichtige EPO's dient bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de ACS-landen en eveneens dient te gebeuren met inachtneming van de beleidskeuzes en ontwikkelingsprioriteiten van deze landen en de versterking van de regionale integratie; is van mening dat overheidscapaciteitsopbouw eveneens een gezamenlijke, gedeelde doelstelling van de ACS-landen en de EU dient te zijn;

2.

roept de Europese Unie op om haar verbintenis tot beleidssamenhang voor ontwikkeling in de praktijk te brengen om de samenhang tussen haar beleid inzake handel, landbouw, belastingen, klimaatverandering, investeringen, toegang tot grondstoffen en ontwikkeling te vergroten en zo de verandering van de ACS-landen in zelfredzame economieën te bevorderen;

3.

is van mening dat de verschillende crises en de economische ontwikkelingen van het afgelopen decennium in aanmerking moeten worden genomen bij de onderhandeling van de EPO's;

4.

herinnert eraan dat het vertrouwen moet worden hersteld en dat er een constructieve dialoog tot stand moet worden gebracht in alle gesprekken met de ACS-regio's; dringt er daarom bij alle partijen bij de EPO-onderhandelingen op aan om dezelfde politieke wil en een zekere mate van flexibiliteit en pragmatisme aan de dag te leggen om de kloof te dichten met betrekking tot een aantal hete hangijzers en om de lopende onderhandelingen over omvattende EPO's snel en naar wederzijdse tevredenheid af te sluiten;

5.

herinnert eraan dat de regionale integratie van ACS-landen een van de uitdrukkelijke doelstellingen van de EPO-onderhandelingen is;

6.

wijst erop dat EPO's en andere handelsregelingen moeten voortbouwen op het acquis van de handelsbetrekkingen tussen de ACS-landen en de EU en herhaalt daarom dat geen enkel ACS-land aan het eind van het EPO-proces in een slechtere situatie mag verkeren dan onder eerdere handelsregelingen tussen de ACS-landen en de EU; roept op tot transparante, billijke, eerlijke handels- en investeringsovereenkomsten met ACS-landen die de doelstelling van ontwikkeling dienen te ondersteunen via een reeks sociale en milieucriteria;

7.

herinnert aan het oorspronkelijke standpunt van het Europees Parlement over de verordening inzake markttoegang (Verordening nr. 1528/2007) om meer tijd te bieden zodat er volledige EPO's kunnen worden gesloten, ondertekend en uitgevoerd om zo een stabiele, voorspelbare en ruimere toegang tot de markt te verzekeren voor ACS-uitvoerproducten die onder de EPO's vallen;

8.

steunt de lopende gesprekken over de oprichting van regionale EPO-fondsen, die kunnen helpen om de middelen van de EU-donoren sneller op hun plaats te krijgen en financiële ondersteuning kunnen verschaffen, met name om de beperkingen aan de aanbodzijde en de problemen op het gebied van productiecapaciteit aan te pakken, het concurrentievermogen te versterken en initiatieven voor de diversificatie van inkomsten, fiscale hervormingen en goed bestuur te ondersteunen;

9.

schaart zich achter de oproep van de staatshoofden van de ACS-landen om te zorgen voor meer samenhang in de regionale integratie-agenda, de EPO's en de verbintenissen van de Doha-ronde door te werken aan een sterkere coördinatie tussen de onderhandelaars op deze drie niveaus;

10.

schaart zich achter het voorstel van de Commissie om met haar hulp voor handel een benadering te hanteren die nauwer aansluit op de behoeften en waarin sterker de nadruk wordt gelegd op de minst ontwikkelde landen en laag-inkomenslanden; roept op om in die landen meer nadruk te leggen op capaciteitsopbouw op het vlak van infrastructuur en deskundigheid en om goed werkende handelsinstrumenten te bevorderen;

11.

verzoekt de Europese Commissie om enige flexibiliteit aan de dag te leggen wat de overblijvende twistpunten betreft, om deze zo snel mogelijk op te lossen en de ACS-landen en -regio's de gelegenheid te bieden om industrialisering, de ontwikkeling van opkomende industrieën en het creëren van toegevoegde waarde aan te moedigen, het vergaren van inkomsten te bevorderen, met name in de context van de zuid-zuidhandel, en de beschikbare beleidsruimte optimaal te benutten voor ontwikkelingsdoeleinden;

12.

roept de onderhandelende partijen ertoe op om er tijdens de onderhandelingen en vooral tijdens de tenuitvoerlegging voor te zorgen dat de uit hoofde van een EPO aangegane verbintenissen en het daaruit voortvloeiende beleid effectief bijdragen tot de armoedebestrijding, de economische ontwikkeling van de ACS-landen en de milieuduurzaamheid;

13.

wijst op het belang van de handel tussen de ACS-landen en de EU, de zuid-zuidhandel, de intraregionale handel en de regionale integratie van de verschillende ACS-landen onderling en van de ACS-landen en de Europese overzeese gebieden, die van essentieel belang zijn voor een duurzame sociale en economische ontwikkeling die actief moet worden ondersteund door individuele, subregionale en regionale EPO's;

14.

roept de EU en de ACS-landen op om samen een strategie uit te werken om het concurrentievermogen van de ACS-landen op het gebied van landbouw te versterken en om daarbij verder te kijken dan markttoegang en eveneens aandacht te besteden aan kwesties als plattelandsontwikkeling, beperkingen aan de aanbodzijde en toegang tot microfinanciering, om zo het levensonderhoud van kleine landbouwers te vrijwaren en te zorgen voor voedselsoevereiniteit en -zekerheid;

15.

benadrukt dat de toegang tot micro-financiering, een krediet-, verzekerings- en spaarinstrument dat ondernemers moet ondersteunen en zo duurzame ontwikkeling en de ontwikkeling van de plaatselijke economie ten goede komt, in de EPO's moet worden bevorderd en aangemoedigd;

16.

is ingenomen met de verbintenis van de staatshoofden en regeringsleiders van de ACS-landen om de onderhandelingen te blijven versnellen om EPO's te sluiten die de economische en sociale ontwikkeling van de ACS-landen en de regionale integratie binnen de ACS-groep zullen bevorderen;

17.

wijst erop dat EPO's, om effectief te kunnen zijn vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling, onderworpen moeten zijn aan grondig toezicht, zowel tijdens de onderhandelings- als tijdens de tenuitvoerleggingsfase;

18.

verzoekt de onderhandelende partijen om te overwegen om samen een toezichtmechanisme voor de EPO's in te stellen om te evalueren welke vorderingen zijn geboekt en welke obstakels nog moeten worden overwonnen in de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van EPO's;

19.

moedigt de overheidsinstanties in de ACS-landen ertoe aan om ervoor te zorgen dat de handelsbeloften die in de EPO's gedaan zijn, stroken met de nationale ontwikkelingsstrategieën en met de regionale indicatieve programma's (RIP's) om de regionale dimensie te versterken;

20.

moedigt de partners in de EU en de ACS-landen ertoe aan om ervoor te zorgen dat het tijdspad voor de verbintenissen op het gebied van liberalisering is afgestemd op het tijdspad voor ontwikkelingshulp;

21.

moedigt de ACS-landen ertoe aan om alle belanghebbenden te betrekken bij de EPO-onderhandelingen en de besluitvormingsprocessen om plaatselijke inspraak in het proces te verzekeren en te zorgen voor samenhang en een follow-up van het resulterende beleid;

22.

wijst op het belang van de rol van parlementen en niet-gouvernementele actoren bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van en de onderhandelingen over EPO's; roept op om de parlementen systematisch te betrekken bij de lopende onderhandelingsprocessen, in het kader van een participatieve aanpak, en bij de werking van de gezamenlijke instellingen die uit hoofde van de EPO's in het leven worden geroepen, om een maximale transparantie te verzekeren;

23.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Ministerraad van de ACS-EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement, de nationale en regionale parlementen en de regionale ACS-organisaties.

RESOLUTIE (30)

over menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg in de ACS-landen

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

vergadering in Brussel van 17 tot 19 juni 2013,

gezien artikel 18, lid 1, van haar Reglement,

gezien artikel 25 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens krachtens hetwelk gezondheid als een grondrecht wordt erkend,

gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de ACS-landen en de Europese Gemeenschap (de Overeenkomst van Cotonou), in het bijzonder artikel 25, lid 1, onder b), c), d) en g), over de ontwikkeling van de sociale sector, artikel 29, lid 3, onder c), over de samenwerking tussen de ACS-landen en de EU ter ondersteuning van de regionale samenwerking en integratie, en artikel 31, onder b), punt iii), over genderkwesties,

gezien de prioriteiten van de Europese Unie als gedefinieerd in december 2005 in "De Europese consensus voor ontwikkeling",

gezien de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) van de Verenigde Naties van 2000, met name met betrekking tot de menselijke ontwikkeling (gezondheidszorg en onderwijs),

gezien de resolutie van het Europees Parlement over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld (31),

gezien de EU Strategy for Action on the Crisis in Human Resources for Health in Developing Countries (COM(2005)0642),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 21 december 2006 getiteld "Een Europees actieprogramma om het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden aan te pakken (2007-2013)" (COM(2006)0870 definitief),

gezien de mededeling van de Commissie van 31 maart 2010 over de rol van de EU in de volksgezondheid in de wereld (COM(2010)0128),

gezien het verslag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) "Working together for health: The World Health Report 2006",

gezien de wereldwijde WHO-gedragscode voor de internationale aanwerving van gezondheidswerkers (WHA63.16) die in mei 2010 door de 63e Wereldgezondheidsvergadering werd goedgekeurd,

gezien de OESO-beleidsnota van 2010 getiteld "International Migration of Health Workers: Improving International Co-operation to Address the Global Health Workforce Crisis",

gezien het verslag van de WHO door C. Dolea et al., (2010), ‘Increasing access to health workers in remote and rural areas through improved retention’,

gezien het WHO-verslag inzake "Task shifting: rational redistribution of tasks among health workforce teams, Global recommendations and guidelines", Genève, 2008,

gezien de Verklaring van Kampala, het eerste mondiale forum over menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg, Kampala, Oeganda, 2-7 maart 2008,

gezien de gezamenlijke gezondheidsstrategie Afrikaanse Unie/Europese Unie, als gedefinieerd in Lissabon in december 2007,

gezien de beloften die werden gedaan in de Verklaring van Abuja van 27 april 2001 inzake hiv/aids, tuberculose en andere infectieziekten,

gezien het verslag van de Commissie sociale zaken en milieu (ACP-EU/101.294/13/A/fin),

A

overwegende dat 4 miljoen artsen, verplegers, vroedvrouwen en andere gezondheidswerkers essentiële gezondheidsingrepen moeten uitvoeren om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) te bereiken en overwegende dat deze doelstellingen niet kunnen worden verwezenlijkt zonder goed opgeleide, ondersteunde gezondheidswerkers met een vaste baan die correct worden betaald overeenkomstig de moeilijke arbeidsomstandigheden;

B.

overwegende dat 38 ACS-landen te kampen hebben met een groot tekort aan arbeidskrachten in de gezondheidszorg, met als resultaat dat Afrika nagenoeg 25% van de mondiale ziektelast draagt maar slechts over 3% van alle gezondheidswerkers wereldwijd beschikt; overwegende dat zware administratieve lasten of het gebruik van verouderde methodes en procedures te veel personeel eisen;

C.

overwegende dat het recht op gezondheid een grondrecht is dat is vastgelegd in artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties;

D.

overwegende dat gezondheidswerkers in hun landelijke en afgelegen gebieden moeten worden gehouden door de levens- en werkomstandigheden in die gebieden te verbeteren en onderwijs, financiële stimulansen en persoonlijke en professionele bijstand te verlenen;

E.

overwegende dat de vergrijzende bevolking in hoog-inkomenslanden de behoefte aan gezondheidsdiensten doet toenemen; overwegende dat veel ontwikkelingslanden te kampen hebben met een ernstig tekort aan gezondheidswerkers; overwegende dat de verplichting om te besnoeien op overheidsuitgaven als onderdeel van de structurele aanpassingsprogramma's van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds dit probleem in veel landen enkel aanscherpt;

F.

overwegende dat gerichte wervingsinspanningen, financiële en andere stimulansen van rijke landen van bestemming in combinatie met de lage lonen, de armzalige en onstabiele werkomgeving en de kwetsbare gezondheidsstelsels in veel ontwikkelingslanden bijdragen tot de internationale migratie van gezondheidswerkers;

G.

overwegende dat de delegatie van medische taken en gezondheidsdiensten door hogergeplaatste aan lagergeplaatste kaderleden bij het gezondheidspersoneel, en in sommige gevallen zelfs aan personeel zonder opleiding in de gezondheidszorg (taakverschuiving en taakverdeling) indien dit zorgvuldig gepland en toegepast wordt de toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidsdiensten kan verbeteren en de kosten kan drukken;

H.

overwegende dat de onbevooroordeelde integratie van lokaal medisch personeel en traditionele gezondheidswerkers die zijn opgeleid om tegemoet te komen aan de behoeften van specifieke groepen, zoals mensen met hiv/aids, sekswerkers, jongeren en zwangere vrouwen, van essentieel belang is om gemarginaliseerde of moeilijk te bereiken bevolkingsgroepen aan te spreken en een oplossing te vinden voor het tekort aan gezondheidswerkers; overwegende dat het inzetten van lokaal medisch personeel in gezondheidsprogramma's op gemeenschapsniveau succesvol en kosteneffectief is gebleken;

I.

overwegende dat informatie- en communicatietechnologie (ICT) gebruikt kan worden als instrument om een billijke toegang tot gezondheidszorg te verzekeren, met name via diagnose en behandeling via telegeneeskunde, een betere verspreiding van informatie over de volksgezondheid en meer openbare discussies en dialoog over grote bedreigingen voor de volksgezondheid in de ACS-landen;

1.

is van mening dat er momenteel niet genoeg financiering wordt vrijgemaakt voor kwaliteitsvol onderwijs, opleiding en medisch onderzoek binnen de gezondheidsstelsels in de ACS-landen;

2.

verzoekt de ACS-landen om, zelfs met de beperkte overheidsbudgetten, sterkere gezondheidsstelsels en -strategieën uit te werken die:

i)

de ontwikkeling van een aanpak die gebaseerd is op mensenrechten en aandacht voor het genderperspectief moet bevorderen;

ii)

de hoeveelheid beschikbare menselijke hulpbronnen moet vergroten en moet leiden tot een effectief gebruik van menselijke hulpbronnen, met name door de toegang tot diensten te bevorderen via taakverschuiving/-verdeling;

iii)

moet zorgen voor universele gezondheidszorg en voldoende gekwalificeerde gezondheidswerkers;

3.

merkt op dat de WHO heeft benadrukt dat "er in de openbare gezondheidsstelsels van de ACS-landen onvoldoende mensen worden opgeleid en aangeworven"; neemt eveneens nota van de aanzienlijke interne migratie naar de privésector en de ngo-sector;

4.

bevestigt nogmaals dat de crisis op het gebied van menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg van fundamenteel belang is en dringend moet worden aangepakt, met name in het kader van de beleidsdialoog tussen de ACS-landen en de EU; erkent dat een belangrijke reden voor deze moeilijke situatie in de ontwikkelingslanden te vinden is in de migratie van gezondheidswerkers die door ontwikkelde landen worden aangeworven; is ingenomen met de WHO-gedragscode voor de internationale aanwerving van gezondheidswerkers als eerste stap en verzoekt de lidstaten van de EU en andere ontwikkelde landen om deze gedragscode te eerbiedigen; is van mening dat de ontwikkelde landen dienen te investeren in de opleiding van hun eigen gezondheidswerkers;

5.

benadrukt nogmaals dat het tekort aan menselijke hulpbronnen in de gezondheidssector in de ACS-landen onverwijld moet worden aangepakt, zowel door de ACS-landen zelf als door de ontwikkelde landen, en dat volgens de behoeften van de ACS-landen, met inspraak van alle relevante belanghebbenden en met de hulp van financiële investeringen en technische bijstand van donoren;

6.

verzoekt de ACS-landen om zich te houden aan de doelstelling van Abuja van 2001 om 15% van hun nationale begroting aan gezondheidszorg te besteden; dringt erop aan om in die landen waar deze verbintenis is nagekomen, meer concrete maatregelen te treffen met het oog op een billijke langetermijnstrategie voor menselijke hulpbronnen in de gezondheidszorg, met name als er nog geen positieve effecten werden bereikt op de morbiditeit en de sterftecijfers;

7.

verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten om de ACS-landen te helpen om de door de WHO aanbevolen uitgaven per capita aan gezondheidszorg te bereiken via technische bijstand en om daar in het geval van de meest kwetsbare en minst ontwikkelde landen toe bij te dragen via officiële ontwikkelingshulp;

8.

herinnert eraan dat de schuldenlast van de ACS-landen een ernstige belemmering vormt, die middelen opeist die hard nodig zijn om vitale sectoren zoals de gezondheidszorg te financieren en om de economische ontwikkeling in het algemeen te bevorderen; verzoekt om schuldverlichting, op zijn minst voor de minst ontwikkelde landen, aangezien de regeringen in die landen afschuwelijke schulden hebben opgebouwd tegen de belangen van de bevolking in;

9.

is van mening dat de overheidsdiensten, die te kampen hebben met een chronisch gebrek aan financiering en personeel, moeten worden versterkt en ontwikkeld ten dienste van het overgrote deel van de bevolking; en merkt op dat de rijkste lagen van de bevolking gebruikmaken van het private stelsel en een veel betere dienstverlening krijgen;

10.

verzoekt alle ACS-landen om alle relevante belanghebbenden te betrekken bij het opstellen van plannen voor de werknemers in de gezondheidszorg, die een essentieel deel moet uitmaken van de nationale plannen voor de gezondheidszorg;

11.

verzoekt de ACS-landen om de financiering voor gezondheidswerkers te verhogen door te investeren in de werving, het onderwijs en de opleiding van gezondheidswerkers, zonder discriminatie, om passende stimulansen te bieden en een bevorderlijke, veilige werkomgeving te creëren om gezondheidswerkers zo in de regio te houden, met name in landelijke gebieden, en om een billijke verdeling van de beschikbare gezondheidswerkers te verzekeren; verzoekt in dat verband om de gezondheidssector uit te sluiten van de structurele aanpassingsprogramma's van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds;

12.

verzoekt de ACS-landen om het beginsel van delegatie van medische taken en gezondheidsdiensten van hogergeplaatste naar lagergeplaatste kaderleden onder het gezondheidspersoneel op te nemen in de nationale plannen voor gezondheidswerkers; verzoekt de ACS-landen om bij de planning van hun gezondheidsdiensten na te gaan in welke mate de efficiëntie en kwaliteit van de gezondheidszorg kan worden verbeterd om de werklast voor de bestaande personeelsleden te verminderen;

13.

verzoekt de ontwikkelingslanden om hun openbare en basisgezondheidszorg en -diensten te ontwikkelen en/of te herstellen en verzoekt de EU om dit proces te ondersteunen door hulp te bieden bij de versterking van de menselijke en institutionele capaciteit en infrastructuur, bijvoorbeeld door de arbeidsomstandigheden voor medisch personeel te verbeteren, te voorzien in geschikte medische hulpmiddelen en de overdracht van technologie te verzekeren;

14.

roept de instanties voor openbare gezondheidszorg in de ACS-landen ertoe op om lokaal medisch personeel en traditionele gezondheidswerkers op te nemen in de formele gezondheidszorg en de financiële en politieke ondersteuning voor lokaal medisch personeel en voor oplossingen vanuit de gemeenschap te vergroten door te voorzien in opleiding, toezicht, stimulansen en voortdurende ondersteuning;

15.

wijst op het belang van bewustmakings- en preventieve gezondheidscampagnes in de strijd tegen epidemieën en pandemieën; is van mening dat het van essentieel belang is dat lokaal medisch personeel en traditionele gezondheidswerkers volledig worden betrokken bij deze campagnes;

16.

erkent het potentieel van informatie- en communicatietechnologie (ICT) bij het verstrekken van gezondheidsdiensten; dringt er daarom bij de ACS-landen op aan om een passend beleid en passende regelgevingskaders in te voeren die het gebruik van ICT in de gezondheidsstelsels bevorderen;

17.

erkent de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld, de plaatselijke overheden, gemeenschappen en non-profitorganisaties in de openbare gezondheidszorg en vrijwilligersorganisaties als aanvulling op de overheidsstelsels voor gezondheidszorg; verzoekt de ACS-landen daarom om alle relevante belanghebbenden te betrekken bij de verbetering van de gezondheidsdiensten;

18.

is van mening dat de EU-lidstaten meer financiële en technische steun moeten verlenen aan de ACS-landen bij de ontwikkeling van nationale gezondheidsplannen en -strategieën waarin de nadruk ligt op het afstemmen van de vaardigheden van gezondheidswerkers aan de plaatselijke behoeften en het verstrekken van tertiair onderwijs en opleidingen om de vaardigheden van lokaal medisch personeel op te krikken; is van mening dat zulke plannen moeten worden toegespitst op de voortgezette opleiding en het behoud van lokaal medisch personeel, met name in landelijke gemeenschappen, en op het bevorderen van de kennis over en het respect voor hun werk, om zo hun aanzien binnen de gemeenschap te vergroten;

19.

stelt voor dat de ACS-landen, met de steun van de EU, een omvattende beoordeling uitvoeren van de behoeften aan opleiding om na te gaan welke behoefte er is aan menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg;

20.

wijst erop dat gezondheidswerkers in passende arbeidsomstandigheden moeten kunnen werken en verzoekt de EU en de ACS-landen daarom om de nadruk te leggen op het ontwikkelen van kwaliteitsvolle medische en ziekenhuisinfrastructuur, met name in landelijke en afgelegen gebieden; moedigt de EU en de ACS-landen ertoe aan om partnerschappen te smeden tussen Europese ziekenhuizen en ziekenhuizen in de ACS-landen;

21.

merkt op dat ACS-landen niet altijd toegang hebben tot geavanceerde behandelingen; verzoekt de EU en andere donoren om de toegangsvoorwaarden voor ACS-landen tot de nieuwste geneesmiddelen, met name geneesmiddelen die gebruikt kunnen worden om epidemieën en pandemieën te bestrijden, te verbeteren;

22.

verzoekt de EU-lidstaten om maatregelen te treffen zoals beschreven in de mededeling van de Europese Commissie getiteld "EU Strategy for Action on the Crisis in Human Resources for Health in Developing Countries" (COM(2005)0642) en om toe te zien op de uitvoering ervan, met name wat de ondersteuning en financiering van nationale plannen voor menselijke hulpbronnen betreft;

23.

verzoekt de EU-lidstaten, de Europese Commissie en de regeringen van de ACS-landen om bij te dragen tot geïntegreerde gezondheidsdiensten, zoals gezondheidsprogramma's rond hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid, om zo de effectiviteit en efficiëntie te vergroten, ook op het vlak van menselijke hulpbronnen;

24.

herhaalt de oproep aan het adres van de EU-lidstaten om de maatregelen te treffen die zijn beschreven in de mededeling van de Europese Commissie getiteld "Een Europees actieprogramma om het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden aan te pakken (2007-2013)" (COM(2006)0870 definitief) en om toe te zien op de uitvoering ervan, met name om een gezamenlijk uitvoeringsplan en een kader voor het toezicht op de nationale en collectieve EU-maatregelen inzake menselijke hulpbronnen te ontwikkelen;

25.

dringt er bij de EU-lidstaten op aan om de wereldwijde WHO-gedragscode voor de internationale aanwerving van gezondheidswerkers toe te passen en toe te zien op de correcte uitvoering ervan en om cirkelmigratie te bevorderen als manier om de braindrain uit landen die met dit soort problemen kampen, te beperken;

26.

verzoekt de EU-lidstaten om ervoor te zorgen dat hun migratiebeleid, en met name het beleid dat een braindrain veroorzaakt, de beschikbaarheid van gezondheidswerkers in derde landen niet ondermijnt, en tegelijkertijd de individuele vrijheid van verkeer en de persoonlijke en professionele ambities van gezondheidswerkers te respecteren;

27.

roept de EU-lidstaten en de ACS-landen ertoe op om tijdelijke opdrachten voor ACS-gezondheidswerkers die in een EU-land wonen en regelingen met meervoudige visa voor gezondheidswerkers te bevorderen om hen in staat te stellen om in Europa een opleiding te genieten en tegelijkertijd in hun land van oorsprong te blijven wonen en netwerken tussen beide plekken tot stand te brengen;

28.

verzoekt de EU om sneller werk te maken van de overeengekomen verbintenissen uit hoofde van de European Union Strategy for Action on the Crisis in Human Resources for Health in Developing Countries;

29.

verzoekt de EU om van het onderwijs en de opleiding van gezondheidswerkers een prioriteit te maken in haar toekomstig ontwikkelingsbeleid en ervoor te zorgen dat ten minste 20% van de EU-steun wordt toegewezen aan basisonderwijs en -gezondheidszorg;

30.

dringt erop aan om een strategie inzake menselijke hulpbronnen voor de gezondheidszorg op te nemen in de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015;

31.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Ministerraad van de ACS-EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement en de Raad voor de mensenrechten van de VN.

RESOLUTIE (32)

over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

die vergadert in Brussel (België) van 17 tot 19 juni 2013,

gezien artikel 18, lid 2, van haar Reglement,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979,

gezien artikel 3 en protocol II van de Conventie van Genève van 1949, die werd geratificeerd door de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR), dat een verbod inhoudt op standrechtelijke executies, verkrachting, gedwongen rekrutering en andere vormen van misbruik,

gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 1998, dat in 2001 door de CAR werd geratificeerd, zoals gewijzigd in Kampala in 2010, waarin de zwaarste internationale misdrijven worden gedefinieerd, zoals misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met inbegrip van moord, aanvallen op burgerbevolking, foltering, plundering, seksueel geweld, de rekrutering en het gebruik van kinderen in gewapende strijdkrachten en gedwongen verdwijningen, en waarin nogmaals wordt gewezen op de primaire verplichting van alle nationale jurisdicties om zulke misdrijven te onderzoeken en te bestraffen en ze zo ook te voorkomen,

gezien het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, dat is ondertekend door de CAR,

gezien het Afrikaanse Handvest voor mensenrechten en volkerenrechten, dat door de CAR in 1986 werd geratificeerd,

gezien de partnerschapsovereenkomst 2000/483/EG tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend in Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 en achtereenvolgens herzien in 2005 en 2010,

gezien het omvattend vredesakkoord van Libreville tussen de regering van de CAR en de Centraal-Afrikaanse politiek-militaire bewegingen van het Volksleger voor het Herstel van de Democratie (APRD), het Democratisch Front voor het Centraal-Afrikaanse Volk (FDPC) en de Unie van Democratische Krachten voor Hereniging (UFDR) van 21 juni 2008,

gezien het slotcommuniqué van de buitengewone bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten (ECCAS), die op 21 december 2012 in N'Djamena (Tsjaad) plaatsvond,

gezien de verklaring van de Europese commissaris voor Internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding, Kristalina Georgieva, van 21 december 2012 over de nieuwe uitbraak van een conflict in de CAR,

gezien de Overeenkomst van Libreville (Gabon) van 11 januari 2013 over de oplossing van de politiek-militaire crisis in de CAR, ondertekend onder de bescherming van de staatshoofden en regeringsleiders van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten (ECCAS), waarin de voorwaarden voor de beëindiging van de crisis in de CAR zijn beschreven,

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2013 over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (33),

gezien resolutie 2088(2013) van de VN-Veiligheidsraad van 24 januari 2013 en de verklaringen van de VN-Veiligheidsraad over de CAR,

gezien de verklaringen van de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN en de VN-gezant in de CAR over de politieke situatie in de CAR en de achteruitgang van de veiligheids- en humanitaire situatie,

gezien de verklaringen en besluiten van de Afrikaanse Unie (AU) over de situatie in de CAR,

gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VP/HR) over de situatie in de CAR,

gezien de verklaring van de UN High Commissioner for Human Rights van de VN, Navanethem Pillay, van 16 april 2013, waarin zij opriep om een einde te maken aan het geweld en om de rechtsstaat in het land te herstellen,

gezien de buitengewone top van de staatshoofden en regeringsleiders van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten (ECCAS) in N'Djamena (Tsjaad) op 3 april 2013 en op 18 april 2013 en hun besluiten om een nationale overgangsraad in te stellen met wetgevende en constituerende bevoegdheden en om een stappenplan uit te werken voor het overgangsproces in de CAR,

gezien de resolutie over de staatsgreep in de CAR die op 25 april 2013 door het Nationaal Congres van de Dominicaanse Republiek werd goedgekeurd en waarin de staatsgreep wordt veroordeeld, geweigerd wordt om de acties van de Seleka-rebellencoalitie te erkennen en het Internationaal Strafhof en de relevante landen, waaronder de CAR, worden opgeroepen om de internationale misdrijven die nog steeds worden gepleegd in de context van de staatsgreep te onderzoeken en voor de rechtbank te brengen,

gezien de vergadering van de internationale contactgroep van 3 mei 2013 in Brazzaville (Republiek Congo) waar het stappenplan voor de overgang werd goedgekeurd en een bijzonder fonds werd opgericht om de CAR bij te staan,

gezien de verschillende groepen waaruit de Seleka-coalitie bestaat, met name de Conventie van de Patriotten voor Gerechtigheid en Vrede (CPJP), de Unie van Democratische Krachten voor Hereniging (UFDR), het Democratisch Front voor het Centraal-Afrikaanse Volk (FDPC), de Patriottische Conventie Kodro Saluut (CPSK) en de Alliantie voor de Wederopleving en Wederoprichting (ARR),

A.

overwegende dat er tussen december 2012 en maart 2013 confrontaties hebben plaatsgevonden tussen de Seleka-rebellenbeweging en de regering doordat president François Bozizé er niet in slaagde om de beloften na te komen die in 2008 waren gemaakt in het omvattend vredesakkoord van Libreville;

B.

overwegende dat er een vredesakkoord werd ondertekend door de regering van president Bozizé en de rebellen en andere belangrijke actoren op 11 januari 2013 in Libreville (Gabon), waarin werd voorzien in een staakt-het-vuren en in de oprichting van een overgangsregering van nationale eenheid waarin oppositiefiguren belangrijke functies zouden krijgen;

C.

overwegende dat de rebellen eind maart 2013 klaagden dat de regering haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van Libreville van januari 2013 niet nakwam, en overwegende dat zij op 24 maart de macht over de hoofdstad Bangui in handen hebben genomen, en vervolgens ook over de rest van het land, waardoor president Bozizé gedwongen werd het land te ontvluchten;

D.

overwegende dat rebellenleider Michel Djotodia op 24 maart 2013 de macht overnam en zichzelf op 26 maart uitriep tot president van de Republiek, de nationale grondwet schorste, de nationale vergadering ontbond en een overgangsperiode van drie jaar aankondigde en plechtig verklaarde de CAR te zullen besturen tot de verkiezingen in 2016;

E.

overwegende dat op de ECCAS-top op 3 april 2013 een nationale overgangsraad werd ingesteld die representatief is voor alle krachten die actief zijn in het land en de uitvoerende en constituerende macht moet uitoefenen; overwegende dat de nationale overgangsraad op de top ook de instructies kreeg om onder zijn leden een interim-president en twee vicepresidenten aan te stellen, waarvan de eerste voorzitter zou worden van de nationale overgangsraad;

F.

overwegende dat er aan het eind van de 18 maanden durende overgangsperiode vrije, democratische, transparante en wettige verkiezingen moeten worden gehouden, maar overwegende dat het staatshoofd, de eerste minister, de leden van de overgangsregering en de leden van het bureau van de nationale overgangsraad zich geen kandidaat zullen mogen stellen;

G.

overwegende dat op de ECCAS-top van 18 april 2013 in N'Djamena (Tsjaad) een stappenplan werd goedgekeurd voor de samenstelling en werking van de nationale overgangsraad en het aantal leden verhoogd werd naar 135, om ervoor te zorgen dat de oppositie en het maatschappelijk middenveld beter vertegenwoordigd zouden zijn;

H.

overwegende dat de ECCAS op zijn top van 18 april 2013 in N'Djamena (Tsjaad) heeft besloten om de omvang van de multinationale troepenmacht van Centraal-Afrika (FOMAC) te verviervoudigen, door het aantal soldaten op te trekken van 500 naar 2 000;

I.

overwegende dat eerste minister Nicolas Tiangaye de steun en erkenning geniet van de internationale gemeenschap omdat hij heeft geholpen om een kader uit te werken dat naar verwachting door iedereen zal worden aanvaard en omdat hij een klimaat heeft gecreëerd dat bevorderlijk is voor de vrede en stabiliteit in de CAR; overwegende dat hij oproept om het stappenplan voor de samenstelling en werking van de nationale overgangsraad dat op de ECCAS-top van 18 en 19 april 2013 werd overeengekomen, te eerbiedigen;

J.

overwegende dat de nationale overgangsraad Michel Djotodia als interim-president heeft aangesteld;

K.

overwegende dat op de vergadering van de internationale contactgroep van 3 mei 2013 in Brazzaville (Republiek Congo) een stappenplan voor de overgang werd goedgekeurd en een speciaal fonds werd opgericht ter ondersteuning van de CAR;

L.

overwegende dat de situatie in de CAR bijzonder zorgwekkend blijft, aangezien gewapende groepen zich schuldig maken aan ernstige schendingen van de mensenrechten en internationale misdrijven, waaronder moorden, verkrachtingen (ook van minderjarige meisjes), willekeurige aanhoudingen, gedwongen verdwijningen, foltering, misbruik en het gebruik van en de gedwongen of vrijwillige rekrutering van kinderen in gewapende strijdkrachten; overwegende dat seksueel geweld en het frequente gebruik van verkrachting als oorlogswapen tragische gevolgen hebben en als oorlogsmisdaden moeten worden beschouwd; overwegende dat eerste minister Nicolas Tiangaye het geweld en de plunderingen openlijk heeft veroordeeld; overwegende dat er een onderzoekscommissie is ingesteld naar deze misdrijven; en overwegende dat het Internationaal Strafhof beslist heeft om een onderzoek in te stellen naar de aantijgingen van misdrijven die onder zijn jurisdictie vallen;

M.

overwegende dat de situatie ondanks de geleidelijke invoering van de veiligheidsmaatregelen die zijn overeengekomen in N'Djamena erg kwetsbaar blijft;

N.

overwegende dat de CAR wordt geconfronteerd met een sociale en economische uitdaging, aangezien de overheidssector en de privésector zijn geplunderd en vernietigd, wat de administratie en het economische weefsel van het land ernstig ondermijnt en voor sociale onlusten zorgt;

O.

overwegende dat ook ziekenhuizen op massale schaal zijn geplunderd, waardoor de situatie op het vlak van gezondheid in het land rampzalig is;

P.

overwegende dat tienduizenden Centraal-Afrikanen ten gevolge van de voedselcrisis en het geweld in het verleden en nu hun toevlucht hebben gezocht tot buurlanden of ontheemd zijn; overwegende dat de VN het aantal Centraal-Afrikanen dat humanitaire hulp nodig heeft op 1,5 miljoen raamt, naast de 17 000 Congolese en Sudanese burgers die naar de CAR zijn gevlucht om te ontsnappen aan de conflicten in hun eigen land;

Q.

overwegende dat de meeste van deze mensen zich in gebieden bevinden waar zij geen toegang hebben tot basisdiensten en dat humanitaire organisaties het vanwege de onzekerheid in het land en het gevaar van aanvallen moeilijk hebben om effectieve hulp te verlenen;

R.

overwegende dat de AU de CAR op 25 maart 2013 heeft geschorst naar aanleiding van de machtsgreep door de rebellen en een reisverbod en bevriezing van activa heeft opgelegd aan de rebellenleiders;

S

overwegende dat de permanente raad van de Francophonie op 8 april 2013 heeft besloten om de CAR tijdelijk te schorsen, in afwachting van een beoordeling van de stappen die door de verschillende partijen zijn ondernomen in de CAR;

T.

overwegende dat de Europese Unie in het kader van de Overeenkomst van Cotonou een regelmatige politieke dialoog voert met de CAR en de belangrijkste donor van het land is, aangezien het tot 2013 uit hoofde van het tiende Europese Ontwikkelingsfonds (EDF 2008-2013) 137 miljoen euro aan ontwikkelingshulp heeft geboden, naast de 14,3 miljoen euro die in 2012 uit hoofde van de Vredesfaciliteit voor Afrika werden vrijgemaakt voor de MICOPAX-vredesmissie;

U.

overwegende dat de Europese Commissie via haar afdeling voor humanitaire hulp en civiele bescherming (ECHO) in 2012 eveneens 8 miljoen euro heeft vrijgemaakt om de slachtoffers van het conflict en de ontheemden in de CAR te helpen via noodhulp, voedsel- en andere voorraden, schoon water en sanitaire voorzieningen;

V.

overwegende dat er bij de recente aanvallen door de LRA, met name in de regio Bria in het noordoosten van het land en in de buurt van de diamantmijnen, meer dan een dozijn doden zijn gevallen;

1.

betreurt de machtsgreep door middel van een staatsgreep; verzoekt om de grondwettelijke orde te herstellen en verzoekt alle partijen om zich te onthouden van geweld, de mensenrechten volledig te eerbiedigen en de openbare orde, de openbare veiligheid en de stabiliteit in het land te herstellen;

2.

bevestigt haar steun voor de soevereiniteit, eenheid en territoriale integriteit van de CAR;

3.

stelt tot haar tevredenheid vast dat de CAR zich in 2008 heeft aangesloten bij het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI); is van mening dat het beheer van de overvloedige natuurlijke rijkdommen in Centraal-Afrika onderhevig moet zijn aan transparante controles, met name wat de betalingen aan regeringen door mijnbouw- en exportbedrijven en het aandeel van die inkomsten dat wordt aangewend voor ontwikkelingsprogramma's betreft;

4.

neemt nota van de instelling van de nationale overgangsraden, de verkiezing van een staatshoofd door die raad en de instelling van een overgangsregering; merkt op dat de overgangsperiode 18 maanden zal duren, waarna de grondwettelijke legitimiteit en orde volledig moeten worden hersteld;

5.

verzoekt de overgangsregering en de nationale overgangsraad om de eerbiediging van de rechtsstaat te verzekeren en de burgerbevolking te beschermen; is ingenomen met de inspanningen die tot nu toe zijn geleverd door de overgangsinstanties, en met name door eerste minister Nicolas Tiangaye, en dringt er bij de hele internationale gemeenschap op aan om hem en zijn acties via de gepaste wegen te steunen;

6.

is ingenomen met de verzoeningsinspanningen van de president van de Republiek Congo en de actieve rol die de VN, de AU, de EU, ECCAS, de Organisation internationale de la Francophonie (OIF), Zuid-Afrika, Benin, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben gespeeld en die heeft geleid tot de ondertekening van de akkoorden van Libreville;

7.

roept de VP/HR, de VN-Veiligheidsraad en de Raad voor Vrede en Veiligheid van de AU actief op om de tenuitvoerlegging van het stappenplan te ondersteunen en is ingenomen met de veiligheidsmaatregelen (samenscholingsverbod en kantonnement, gezamenlijke patrouilles enzovoort) die de regering van nationale eenheid reeds heeft getroffen;

8.

schaart zich achter het voornemen van de regering van nationale eenheid om alle daders van misdrijven te vervolgen; feliciteert de regering van nationale eenheid met het instellen van een onderzoekscommissie naar deze misdrijven;

9.

dringt erop aan dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, seksueel geweld tegen vrouwen en rekrutering van kindsoldaten, overeenkomstig het nationale en internationale strafrecht worden aangegeven, opgespoord, vervolgd en bestraft; wijst er in dat verband op dat de situatie in de CAR al voor het Internationaal Strafhof is gebracht en dat er volgens het statuut van het Strafhof geen verjaringstermijn bestaat voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden;

10.

is bezorgd over de humanitaire situatie in het land, met name voor die burgers in de CAR die ontheemd zijn of gevlucht zijn naar de buurlanden; dringt er bij alle partijen op aan om het internationale humanitaire recht en het werk van mensenrechtenactivisten en journalisten te eerbiedigen;

11.

is ingenomen met de humanitaire hulp die met name door de EU, de AU en de VN geboden werd aan de slachtoffers van het conflict en de ontheemden in de CAR, en verzoekt die instellingen en andere internationale en regionale partners om de wederopbouw van de CAR en het vredesproces in het land actief te ondersteunen;

12.

is ingenomen met de maatregelen die zijn getroffen door de regering van nationale eenheid, in samenwerking met het Wereldvoedselprogramma, om te voorzien in voedselpakketten, bescherming en voedselbedeling voor de ontheemden in het land; roept de internationale gemeenschap op om dringend massale financiële steun vrij te maken om de overheid in staat te stellen om de diensten in het land terug te brengen;

13.

veroordeelt het gebruik van en de al dan niet gedwongen rekrutering van kindsoldaten als oorlogsmisdaad die een inbreuk vormt op het internationale recht; is ingenomen met het voornemen van de regering om in het kader van de hervorming van de veiligheidssector te voorzien in een proces om de verdedigings- en veiligheidstroepen in het land te herstellen; schaart zich achter de bereidheid van de regering om Seleka-strijders te selecteren en hen op te leiden teneinde hen te integreren in de gewapende strijdkrachten van de CAR en de gendarmerie en politiemacht; pleit voor maatregelen met het oog op de ontwapening, demobilisatie, herintegratie en repatriatie van strijders om de veiligheid tijdens de overgang te verzekeren; verzoekt de regering om soortgelijke maatregelen te treffen om de slachtoffers van geweld en internationale misdrijven te steunen en verhaalmogelijkheden te bieden;

14.

is ingenomen met het besluit van de ECCAS om het aantal troepen van de multinationale troepenmacht van Centraal-Afrika (FOMAC) te verhogen van 700 naar 2 000 en verzoekt om het FOMAC-mandaat uit te voeren onder de auspiciën van de VN;

15.

roept op om de internationale en regionale operaties voor de arrestatie van leden van de LRA te hervatten en te intensiveren, met de toestemming van de CAR, om zo een einde te maken aan de verwoesting die deze criminele groep heeft aangericht onder de bevolking van de CAR;

16.

merkt op dat de CAR over heel wat natuurlijke rijkdommen beschikt (uranium, ruwe olie, goud, diamanten enzovoort); wijst erop dat transparantie en democratisch toezicht in de mijnbouwsector belangrijker dan ooit zijn voor de ontwikkeling van het land;

17.

acht het voorts noodzakelijk om de gevolgen van de conflicten aan te pakken, met name via hervormingen van de gewapende strijdkrachten en veiligheidstroepen, demilitarisatie, de demobilisatie en herintegratie van ex-strijders, de repatriëring van vluchtelingen, de terugkeer naar huis van ontheemden en de invoering van haalbare ontwikkelingsprogramma's;

18.

verzoekt alle politieke partijen en belanghebbenden om de structurele oorzaken van deze terugkerende crisis aan te pakken en is van mening dat de besluiten over de politieke, economische en maatschappelijke toekomst van de CAR, op basis van een vreedzame en democratische overgang gestoeld op de eerbiediging van de rechtsstaat, de scheiding van de machten, de volledige uitoefening van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en billijke toegang tot hulpbronnen en inkomensverdeling, via de nationale begroting, toekomen aan de bevolking van de CAR en diegenen die deze bevolking vertegenwoordigen;

19.

is ingenomen met het feit dat sinds 10 juni 2013 40 religieuze leiders gesprekken houden in Bangui om spanningen te voorkomen;

20.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de Ministerraad van de ACS-EU, de Raad van de EU, de Europese Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de VN, de VN-Veiligheidsraad, de VN-Mensenrechtenraad, de AU, de voorzitter van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten en de Organisation Internationale de la Francophonie en de voorzitter van de nationale overgangsraad en de regering van de Centraal-Afrikaanse Republiek.

RESOLUTIE (34)

over de situatie in de Republiek Guinee

De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

vergadering in Brussel (België) van 17 tot 19 juni 2013,

gezien artikel 18, lid 2, van haar Reglement,

gezien zijn eerdere resoluties,

gezien artikel 11, lid 7, van de herziene Overeenkomst van Cotonou, waarin de verbintenis van de staten wordt herhaald om de vrede en het internationale recht te versterken,

A.

overwegende dat professor Alpha Condé, het staatshoofd, de eerste democratisch verkozen president van de Republiek Guinee is sinds het land op 2 oktober 1958 onafhankelijk werd;

B.

overwegende dat Guinee het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof op 14 juli 2003 heeft geratificeerd;

C.

overwegende dat de verkiezingsprocedure werd goedgekeurd door de EU-verkiezingsmissie, ECOWAS, de Afrikaanse unie en de Organisation internationale de la Francophonie (OIF) en dat de resultaten werden bekrachtigd door het volledige politieke spectrum in Guinee en door de internationale gemeenschap;

D.

overwegende dat de Guineese overheid om het democratische proces ten volle te eerbiedigen heeft besloten om in samenwerking met de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie (CENI) parlementsverkiezingen te organiseren op een datum die door alle betrokken partijen moet worden overeengekomen, nadat de leden van de politieke partijen in de oppositie een aantal keer om uitstel hadden gevraagd;

E.

overwegende dat de CENI op 29 maart 2013 heeft besloten om toezicht de houden op de situatie door, met de hulp haar financiële partners – de Europese Unie, de Verenigde Staten, de OIF, de UNDP en Frankrijk – een "technisch toezichtcomité" in te stellen, dat zal bestaan uit leden die door de CENI worden aangewezen, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke vertegenwoordiging van de oppositie en de presidentiële meerderheid;

F.

overwegende dat de verschuivingen van de CENI om een gelijke vertegenwoordiging te verzekeren, net als de samenstelling van het bestuur, werden overeengekomen naar aanleiding van een verzoek van de oppositie en door het volledige politieke spectrum werden goedgekeurd;

G.

overwegende dat er een tripartite "kader voor een politieke dialoog" is ingesteld, dat bestaat uit een aantal bemiddelaars, waaronder een VN-vertegenwoordiger;

H.

overwegende dat de Speciale Vertegenwoordiger van de VN voor West-Afrika, Said Djinnit, door de VN is aangesteld als "internationaal bemiddelaar" nadat leden van de oppositie hun bezwaar hadden geuit tegen Lamine Cissé, die was aangesteld zonder formeel overleg;

I.

overwegende dat de oppositie had opgeroepen tot een boycot van de verkiezingen die door de president van de Republiek gepland waren voor 30 juni 2013, op basis van een voorstel van de CENI;

J.

overwegende dat in het "overlegforum", dat heeft plaatsgevonden van 3 tot 9 juni, hoofdzakelijk werd ingegaan op:

(1)

de technische operator en de kiezerslijst;

(2)

het kiesrecht van Guineeërs in het buitenland;

(3)

de werking van de CENI;

(4)

het tijdspad voor de verkiezingen;

K.

overwegende dat de OIF, de Europese Unie, de UNDP, ECOWAS, de Verenigde Staten en Frankrijk tijdens dat overleg verzekerd hebben dat het proces voor het opstellen van de kiezerslijst door de technische operator veilig werd gemaakt en zich bereid hebben verklaard om de nodige aanvullende maatregelen te treffen om het correcte verloop van het proces verder te waarborgen en buitengewone middelen vrij te maken ter ondersteuning van de besluiten van de Guineese partijen;

L.

overwegende dat de technische operator die betrokken was bij de voorbereiding van de kiezerslijst niet betrokken zal zijn bij andere activiteiten in het kader van het verkiezingsproces;

M.

overwegende dat de internationale bemiddelaar namens alle bemiddelaars en de internationale gemeenschap die hij vertegenwoordigt, de oppositie heeft opgeroepen om, in het licht van al deze waarborgen en zekerheden, in te stemmen met de deelname aan de verkiezingen;

N.

overwegende dat de deelname aan de verkiezingen van Guineeërs in het buitenland werd aanvaard onder dezelfde voorwaarden als bij de presidentsverkiezingen in 2010, en op basis van de lijsten die toen zijn opgesteld;

O.

overwegende dat er overeenstemming is bereikt over de maatregelen die moeten worden getroffen om de tekortkomingen van de CENI op te lossen;

P.

overwegende dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie president Condé heeft gefeliciteerd met de grote vorderingen die zijn geboekt in de politieke dialoog met de oppositie en dat zij heeft verklaard dat er in de Raad een procedure liep om ervoor te zorgen dat de middelen die uit hoofde van het 10e EDF waren vrijgemaakt voor Guinee worden behouden, op voorwaarde dat er voor 31 oktober 2013 vrije, transparante verkiezingen werden gehouden;

Q.

overwegende dat de secretaris-generaal van de VN op 12 juni 2013 heeft verklaard dat hij "de vorderingen van de partijen van de inter-Guineese politieke dialoog bemoedigend vond" en dat de positieve sfeer "gunstige omstandigheden zou scheppen voor vrije, eerlijke en vreedzame verkiezingen";

R.

overwegende dat de politieke onzekerheid de economie van het land schade berokkent;

S

overwegende het geweld dat werd gepleegd eind februari, begin maart 2013 en opnieuw in april en in mei, naar aanleiding van oproepen van de oppositie om te betogen, waarbij verschillende doden vielen en honderden mensen gewond raakten;

T.

overwegende dat de rechtsstaat de volledige naleving door alle instellingen, de scheiding van de machten en de vrije uitoefening van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, strafrechtelijke verantwoordingsplicht, herstel voor slachtoffers en een gelijke behandeling van alle burgers voor de wet inhoudt;

U.

overwegende dat de oprichting van het ministerie van Mensenrechten en burgerlijke vrijheden en de Waarheids- en verzoeningscommissie, de eerste in de geschiedenis van het land, een stap is in de richting van een vreedzame en democratische oplossing voor de problemen in het land;

V.

overwegende dat de veelheid aan politieke groeperingen een ernstige bedreiging vormt voor de stabiliteit in Guinee;

W.

overwegende dat de president van de Republiek een hervorming van de veiligheidsdiensten heeft gelanceerd;

1.

is ingenomen met het feit dat het einde van de overgangsperiode naar de democratie in zicht is, dankzij het besluit van de Guineese overheid, met de instemming van de CENI en het Guineese maatschappelijke middenveld, om het democratiseringsproces snel af te ronden met vrije, transparante parlementsverkiezingen;

2.

is ingenomen met de vorderingen die zijn geboekt in de dialoog en met de overeenkomst die op 9 juni 2013 werd bereikt door de politieke partijen, onder leiding van de regering en de drie bemiddelaars, ten aanzien van de technische operator en de kiezerslijst, het kiesrecht van Guineeërs in het buitenland, de interne werking van de CENI en het beginsel van het opnieuw openstellen en herzien van de kiezerslijst; roept op om deze overeenkomst te eerbiedigen en toe te passen;

3.

is ingenomen met de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie van 12 juni 2013 over de vorderingen die zijn geboekt in de inter-Guineese politieke dialoog en over het behoud van de middelen die uit hoofde van het 10e EDF aan Guinee zijn toegekend, op voorwaarde dat er voor 31 oktober 2013 vrije, transparante verkiezingen worden gehouden;

4.

is ingenomen met de technische bijstand van de EU en andere bilaterale en multilaterale partners om de transparantie en geloofwaardigheid van de verkiezingen te vrijwaren en te waarborgen;

5.

verzoekt de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, de OIF, ECOWAS en de Verenigde Naties om nauw betrokken te blijven bij het verkiezingsproces;

6.

verzoekt de politici van Guinee om zich te concentreren op dialoog en overleg om hun meningsverschillen bij te leggen en om verkiezingen te organiseren om het democratiseringsproces in Guinee te bestendigen;

7.

verzoekt de politieke machten om de democratische overgang die werd ingezet na de verkiezing van Alpha Condé als president voort te zetten en om de democratie, de instellingen en de rechten van de oppositie te eerbiedigen; is van mening dat de komende verkiezingen vrij en transparant moeten zijn om een volwaardige rol te kunnen spelen in dit democratiseringsproces;

8.

wijst op het belang van een vrije oppositie met gevestigde, gerespecteerde rechten en plichten, met inbegrip van het recht om vreedzaam te betogen; merkt op dat zulke oppositie een tegengewicht vormt dat noodzakelijk is voor de correcte werking van de democratie;

9.

uit zijn bezorgdheid over het risico op geweld tussen gemeenschappen en verzoekt de politieke leiders om, in het belang van de stabiliteit, de samenhang en de sociale harmonie in het land, niet langer in te spelen op de verschillen tussen de politieke groeperingen;

10.

verzoekt de politieke machten om hun verantwoordelijkheid te nemen en de nodige inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat de burgerlijke vrede niet in het gedrang komt, door een einde te maken aan de provocaties en het geweld; verzoekt de veiligheidstroepen van het land voorts om het recht op vreedzaam protest te eerbiedigen en de veiligheid van de burgerbevolking te handhaven en tegelijkertijd hun mensenrechten en de rechtsstaat te eerbiedigen;

11.

is ingenomen met de oprichting van een permanent kader voor dialoog over de organisatie van parlementsverkiezingen en de consolidatie van de rechtsstaat en de democratische beginselen in Guinee, in de aanwezigheid van drie bemiddelaars, waaronder een VN-vertegenwoordiger;

12.

is ingenomen met de verbintenis van het staatshoofd om de transparantie en betrouwbaarheid van het verkiezingsproces te verzekeren en met zijn besluit om diegenen die zijn gearresteerd tijdens politieke protesten gratie te verlenen;

13.

is ingenomen met de pogingen van 24 april 2013 door de regering en de partijen van de presidentiële meerderheid en de oppositie om hun meningsverschillen op een vreedzame manier bij te leggen; betreurt dat dit tot dusver nog niet gelukt is; betuigt zijn deelneming aan de nabestaanden van de slachtoffers; hoopt dat dit streven in de toekomst wordt geëerbiedigd;

14.

dringt er bij de gerechtelijke instanties op aan om alle gevallen van mensenrechtenschendingen te onderzoeken en eerlijk en grondig af te handelen;

15.

neemt nota van de verklaring van de secretaris-generaal van de VN van 25 april 2013 waarin hij opmerkt ingenomen te zijn met de vorderingen die in Guinee zijn geboekt om de politieke dialoog te hervatten, en met name met de belofte van het staatshoofd om de transparantie en betrouwbaarheid van de verkiezingen te waarborgen met de hulp van internationale partners, en van zijn verklaring van 12 juni 2013 waarin hij heeft gewezen op de vorderingen die zijn geboekt bij het creëren van gunstige omstandigheden voor vrije, eerlijke en vreedzame verkiezingen;

16.

is ingenomen met de belofte van de president van de Republiek Guinee om de resultaten van de verkiezingen te eerbiedigen, wat zij ook moge zijn, en hoopt dat de oppositieleiders dezelfde belofte kunnen doen;

17.

is ingenomen met de oprichting van het ministerie van Mensenrechten en burgerlijke vrijheden en de Waarheids- en verzoeningscommissie; benadrukt dat deze twee instellingen alle nodige steun dienen te krijgen die zij nodig hebben om zich van hun taak te kunnen kwijten; wijst erop dat de Waarheids- en verzoeningscommissie onafhankelijk moet zijn opdat de problemen van de burgers vreedzaam en democratisch kunnen worden opgelost;

18.

beschouwt een onafhankelijke rechtspraak en onafhankelijke media als cruciaal voor de vormgeving en reglementering van democratische praktijken met het oog op de versterking van de rechtsstaat, de ontwikkeling van democratische instellingen, waaronder een functionerend parlement ter uitdrukking van het politiek pluralisme, en de versterking van de rol van maatschappelijke organisaties; verzoekt de donoren om steun te verlenen om het gerechtelijk apparaat in Guinee te versterken;

19.

is de mening toegedaan dat een zorgvuldig beheer van de overvloedige natuurlijke hulpbronnen van Guinee, dat de oprichting van een transparant toezichtmechanisme dient te omvatten dat aan het licht kan brengen welke bedragen door mijnbouw- en exportbedrijven aan de regering worden betaald en welk aandeel van die inkomsten wordt aangewend voor ontwikkelingsprogramma's, de Guineese bevolking zal helpen om de aanhoudende armoede te overwinnen en een weg te banen voor duurzame ontwikkeling;

20.

is ingenomen met de inspanningen van de Guineese overheid om het macro-economische beheer in Guinee te verbeteren, waardoor de betrekkingen met alle bilaterale en multilaterale donoren, waaronder de Bretton Woods-instellingen, opnieuw konden worden aangehaald en het HIPC-initiatief kon worden voltooid;

21.

verzoekt ook de politieke overheden om de overige prioriteiten die van essentieel belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van het land niet uit het oog te verliezen;

22.

verzoekt de Raad, de Commissie, de lidstaten van de EU, de ACS-landen, de Verenigde Naties, ECOWAS, de OIF, de Verenigde Staten, Frankrijk en het ACS-secretariaat om de Guineese overheid te blijven steunen bij de voorbereiding van vrije en transparante parlementsverkiezingen;

23.

uit zijn solidariteit met de bevolking van de Republiek Guinee en kijkt samen met haar uit naar het einde van de overgangsperiode en de instelling van de democratie;

24.

verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de EU-instellingen, de Afrikaanse Unie, de ACS-groep, ECOWAS, de OIF, de Verenigde Staten, Frankrijk, de secretaris-generaal van de VN en de Guineese overheid.

AMENDEMENTEN OP HET REGLEMENT VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU, INGEDIEND DOOR HET BUREAU, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 35 VAN HET REGLEMENT

Reglement van orde van de paritaire Parlementaire vergadering

Artikel 1

Paritaire Parlementaire Vergadering

1.   De ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering (hierna: "de Vergadering") wordt opgericht krachtens artikel 17 van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds.

2.   De Vergadering bestaat uit twee kamers samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de ACS-staten. De leden van de Vergadering zijn enerzijds leden van het Europees Parlement en anderzijds Parlementsleden of, bij ontstentenis daarvan en in uitzonderlijke gevallen, zoals overmacht, waarvan het Bureau van de Vergadering zoals bedoeld in artikel 2 (hierna: "het Bureau") op voorhand schriftelijk in kennis moet worden gesteld, vertegenwoordigers die door het Parlement van iedere ACS-staat zijn aangewezen. Indien een ACS-staat geen parlement heeft, moet de deelneming zonder stemrecht van een vertegenwoordiger van die ACS-staat vooraf door de Vergadering worden goedgekeurd.

3.   De geloofsbrieven van de leden der Vergadering bestaan uit een benoemingsbrief, die voor de vertegenwoordigers van de ACS wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van hun respectieve staten en voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement door de Voorzitter van deze instelling.

Artikel 2

Het Bureau

1.   Elke kamer kiest volgens haar eigen regels haar leden van het Bureau.

2.   Het Bureau bestaat uit twee gelijkgerechtigde covoorzitters en 24 ondervoorzitters. De leden van het Bureau worden voor de helft benoemd door de vertegenwoordigers van de ACS-staten en voor de helft door de vertegenwoordigers van het Europees Parlement volgens een procedure die door elk van de twee kamers wordt vastgesteld.

3.   Het Bureau bereidt de werkzaamheden van de Vergadering voor, volgt de verdere behandeling van de activiteiten en de resoluties van de Vergadering en legt de noodzakelijke contacten met de ACS-EU-Raad van Ministers en het ACS-EU-Comité van Ambassadeurs.

4.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de coördinatie van de werkzaamheden van de Vergadering. Het Bureau kan een aantal van zijn leden benoemen tot ondervoorzitters verantwoordelijk voor specifieke kwesties, met inachtneming van het beginsel van pariteit tussen leden van de parlementen van de ACS-staten en leden van het Europees Parlement.

5.   Het Bureau komt op verzoek van de covoorzitters ervan minstens viermaal per jaar bijeen; twee van die vergaderingen vinden plaats tijdens de dagen voorafgaand aan de bijeenkomsten van de Vergadering.

6.   Het Bureau legt aan de Vergadering de ontwerpagenda voor de beraadslagingen voor. Het heeft tot taak erop toe te zien dat, voorzover mogelijk, de helft van de agendapunten zaken van gemeenschappelijk belang betreft.

Het kan voorstellen de spreektijd tijdens de beraadslagingen te beperken.

7.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de samenstelling en de bevoegdheden van de in artikel 25 bedoelde vaste commissies ("de vaste commissies").

8.   Het Bureau verleent toestemming voor de opstelling van verslagen en ontwerpresoluties door de vaste commissies.

9.   Het Bureau kan tevens een vraagstuk doorverwijzen naar een vaste commissie, die vervolgens kan verzoeken om een verslag over een specifiek onderwerp op te stellen.

10.   Het Bureau is verantwoordelijk voor het toezicht op de follow-up van de resoluties en besluiten van de Vergadering. In het geval van door vaste parlementaire commissies ingediende resoluties kan het deze verantwoordelijkheid delegeren aan de voorzitter en de rapporteur van de vaste parlementaire commissie.

11.   Het Bureau is verantwoordelijk voor de behandeling, met gesloten deuren, van individuele mensenrechtenkwesties.

12.   De vergaderingen van het Bureau zijn niet openbaar.

Artikel 3

Aanwezigheid van andere instellingen

1.   1. De Raad van Ministers, zoals bedoeld in artikel 15 van de Partnerschapsovereenkomst, wordt uitgenodigd om zijn jaarlijks verslag over de uitvoering van de overeenkomst te presenteren aan de Vergadering. Deze presentatie wordt gevolgd door een debat.

2.   De Raad van Ministers van de ACS, het Comité van Ambassadeurs van de ACS, alsmede de Raad van de Europese Unie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna "de hoge vertegenwoordiger") en de Europese Commissie kunnen, op uitnodiging van het Bureau, aan de bijeenkomsten van de Vergadering deelnemen.

3.   De Raad van Ministers van de ACS, alsmede de Raad van de Europese Unie, de hoge vertegenwoordiger en de Europese Commissie kunnen, op uitnodiging van het Bureau, vergaderingen van het Bureau bijwonen met betrekking tot onderwerpen die tot hun respectieve taken behoren.

Artikel 4

Waarnemers en andere gasten

1.   De volgende staten mogen, als permanente waarnemers, een vertegenwoordiger sturen om bijeenkomsten van de Vergadering bij te wonen:

(a)

staten die bezig zijn met de bekrachtigingsprocedure van de partnerschapsovereenkomst;

(b)

staten die lid zijn van de ACS-groep.

De permanente waarnemers mogen het woord voeren tijdens de bijeenkomsten van de Vergadering.

2.   Andere organisaties of organen mogen bijeenkomsten van de Vergadering, vergaderingen van de vaste commissies en regionale parlementaire vergaderingen bijwonen als waarnemers op uitnodiging van de covoorzitters, met toestemming van het Bureau.

Zij kunnen met toestemming van de Vergadering of van het Bureau van de betrokken commissie, die per geval beslissen, het woord voeren voor respectievelijk de bijeenkomsten van de Vergadering of de commissievergaderingen.

3.   Waarnemers, permanent of niet, hebben geen stemrecht.

4.   Deelname, met een raadgevende status, van andere gasten, zoals vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, aan de bijeenkomsten van de Vergadering, vergaderingen van de vaste commissies en regionale parlementaire bijeenkomsten van de Vergadering wordt per geval door het Bureau toegestaan.

Artikel 5

Bijeenkomsten van de Vergadering

1.   De Vergadering komt tweemaal per jaar drie dagen bijeen en wordt bijeengeroepen door haar covoorzitters; de bijeenkomsten vinden afwisselend plaats in een ACS-staat en in een lidstaat van de Europese Unie, indien mogelijk in het land dat bij toerbeurt het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt.

2.   Bij de vaststelling van de plaats van bijeenkomst wordt erop toegezien dat ieder der regio's van de ACS- groep van staten en ieder der lidstaten van de Europese Unie afwisselend aan de beurt komen.

3.   De Vergadering kan op verzoek van het Bureau of de ACS-EU-Raad van Ministers door haar covoorzitters in buitengewone bijeenkomst bijeen worden geroepen.

Artikel 6

Regionale bijeenkomsten van de Vergadering

1.   De Vergadering kan, overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de partnerschapsovereenkomst, regionale parlementaire bijeenkomsten houden. Daartoe wordt besloten op verzoek van het Bureau of van de betrokken regio's.

2.   Met het oog op de toepassing van dit Reglement van orde worden onder "regio's" eenheden verstaan die door de nationale parlementen van de ACS-staten worden gedefinieerd. Elke aldus gedefinieerde eenheid moet door de Vergadering definitief worden goedgekeurd.

3.   Eén parlementslid van iedere ACS-staat van de regio en een gelijk aantal Europese Parlementsleden nemen aan regionale bijeenkomsten deel.

4.   De Vergadering houdt jaarlijks ten hoogste drie regionale bijeenkomsten, elk met een duur van maximaal drie dagen. Indien er meer dan twee worden gehouden, vindt één daarvan plaats in de marge van de bijeenkomst van de Vergadering die in een ACS-staat wordt gehouden. Bij deze bijeenkomsten worden conclusies aangenomen in de vorm van een communiqué. Dit Reglement van orde is mutatis mutandis van toepassing op regionale bijeenkomsten.

5.   Regionale bijeenkomsten concentreren zich op zaken van regionaal en actueel belang, in het bijzonder op regionale- en landenstrategiedocumenten voor de betrokken regio. Met betrekking tot elke regionale bijeenkomst wordt aan de Vergadering een vervolgverslag voorgelegd ter behandeling op haar eerstvolgende bijeenkomst.

6.   Vóór elke regionale bijeenkomst wordt een verslag over elke ACS-regio opgesteld, dat wordt besproken in de context van deze regionale bijeenkomst.

Artikel 7

Agenda

1.   Het Bureau stelt de ontwerpagenda van de bijeenkomst op. Dit ontwerp wordt door de covoorzitters aan de Vergadering ter goedkeuring voorgelegd. De agendapunten hebben betrekking op de ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Unie en de ACS-staten in het kader van de partnerschapsovereenkomst.

De ontwerpagenda van iedere bijeenkomst omvat de volgende categorieën onderwerpen:

i)

verslagen die worden ingediend door de vaste commissies. Dit zijn er maximaal drie per bijeenkomst. De lengte van de ontwerpresoluties in verslagen is vastgelegd in bijlage II van dit Reglement van orde;

ii)

urgente onderwerpen die worden voorgesteld door een vaste commissie of die worden ingediend door het Bureau zelf. Urgente onderwerpen worden bij wijze van uitzondering op de agenda geplaatst en het zijn er maximaal twee per bijeenkomst. Andere onderwerpen worden doorverwezen naar de bevoegde vaste commissie.

iii)

centrale onderwerpen voor een beraadslaging op hoog niveau.

2.   Een vertegenwoordiger van de ACS-staten, een fractie of tien leden kunnen een ontwerpresolutie over een urgent onderwerp indienen. De ontwerpresoluties hebben uitsluitend betrekking op de urgente onderwerpen die op de ontwerpagenda van de bijeenkomst zijn geplaatst en mogen de in bijlage II vastgelegde lengte niet overschrijden. De ontwerpresoluties moeten uiterlijk vier weken voor het begin van de bijeenkomst waarin zij behandeld en in stemming gebracht zullen worden, worden ingediend.

3.   In urgente gevallen kunnen de covoorzitters de ontwerpagenda tussen vergaderingen van het Bureau actualiseren door middel van de schriftelijke procedure en/ of de stilzwijgende procedure.

4.   De ontwerpresoluties over urgente onderwerpen worden voorgelegd aan het Bureau. Dit gaat na of iedere ontwerpresolutie voldoet aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden, of het onderwerp op de agenda staat en of de ontwerpresolutie beschikbaar is in het Engels en het Frans. De voorstellen van het Bureau worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vergadering.

5.   Het Bureau stuurt de ontwerpresoluties over urgente onderwerpen ter informatie door naar de bevoegde commissie.

Artikel 8

Quorum

1.   Het quorum van de Vergadering is bereikt wanneer een derde van zowel de vertegenwoordigers van de ACS-staten als van die van het Europees Parlement aanwezig is.

2.   Alle stemmen zijn geldig ongeacht het aantal stemmers, tenzij de voorzitter, vóór het begin van een stemming, nadat daarom door ten minste tien leden is verzocht, vaststelt dat het quorum niet is bereikt. Indien blijkt dat het quorum niet is bereikt, wordt de stemming op de agenda van de volgende vergadering geplaatst.

Artikel 9

Voorzitterschap van de vergaderingen

1.   De covoorzitters besluiten in onderling overleg wie van beiden elk van de vergaderingen van de Vergadering zal voorzitten.

2.   De voorzitter opent, schorst en sluit de vergaderingen van de Vergadering. De voorzitter zorgt voor de naleving van het Reglement van orde, handhaaft de orde, verleent het woord, verklaart de beraadslagingen voor gesloten, brengt de voorstellen in stemming en maakt de uitslag van de stemmingen bekend.

3.   De voorzitter kan bij een beraadslaging alleen het woord voeren om de stand van zaken vast te stellen en sprekers tot de orde te roepen. Indien hij zelf aan een beraadslaging wil deelnemen, verlaat hij de voorzitterszetel.

4.   De beide covoorzitters kunnen zich als voorzitter door een der ondervoorzitters laten vervangen.

Artikel 10

Verdeling van de zitplaatsen

De zitplaatsen der leden worden naar alfabetische volgorde verdeeld. Deze volgorde wordt voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement bepaald door hun naam en voor de vertegenwoordigers van de ACS door de naam van hun land, waarbij per bijeenkomst telkens met de volgende letter van het alfabet wordt begonnen.

Artikel 11

Officiële talen

1.   De officiële talen van de Vergadering zijn: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds.

Voor alle bijeenkomsten in de gebruikelijke werkplaatsen van het Europees Parlement wordt gezorgd voor voorzieningen voor vertolking in alle werktalen van de aanwezige leden van het Europees Parlement. Voor alle bijeenkomsten buiten de gebruikelijke werkplaatsen van het Europees Parlement wordt gezorgd voor voorzieningen voor vertolking, in overeenstemming met de desbetreffende interne regels van het Europees Parlement, die zijn opgenomen in het reglement over de bijeenkomsten van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering en de organen ervan, als bepaald in het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 10 februari 2003 (35),zijn opgenomen. Tijdens elke bijeenkomst wordt gezorgd voor vertaaldiensten in het Engels en het Frans.

2.   De door de Vergadering vastgestelde besluiten worden in de officiële talen gepubliceerd. De voorbereidende documenten en werkdocumenten worden in ten minste het Engels en het Frans gepubliceerd.

Artikel 12

Openbaarheid van de zittingen

De bijeenkomsten van de Vergadering zijn openbaar, tenzij deze anders beslist.

Artikel 13

Notulen

1.   De notulen van elke vergadering bevatten de besluiten van de Vergadering en de namen van de sprekers en worden op de volgende vergadering rondgedeeld.

2.   De notulen worden door het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie en door het ACS- Secretariaat in een vorm die het passend acht, openbaar gemaakt. De notulen van de laatste vergadering van de bijeenkomst worden aan het begin van de daaropvolgende bijeenkomst ter goedkeuring voorgelegd, en eventuele correcties van de notulen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij worden eveneens door het ACS- Secretariaat gepubliceerd, in een vorm die het passend acht.

Artikel 14

Verklaringen en persmededelingen van de covoorzitters

1.   De covoorzitters kunnen gezamenlijk en op korte termijn, waar mogelijk na overleg met de leden van het Bureau door middel van de schriftelijke procedure en/of de stilzwijgende procedure, verklaringen afleggen over kwesties met betrekking tot het ACS-EU-partnerschap. Dergelijke verklaringen moeten zijn gebaseerd op eventuele bestaande resoluties en verklaringen. Na aflegging van een verklaring stellen de covoorzitters het Bureau in kennis van de verklaring met het oog op bespreking ervan, waarna zij zo spoedig mogelijk alle leden van de Vergadering verwittigen.

2.   Persmededelingen worden opgesteld in het Engels en het Frans. Deze documenten hebben geen officieel karakter.

Artikel 15

Spreekrecht

1.   Een lid van de Vergadering kan alleen het woord voeren, indien de voorzitter het hem heeft verleend. De in de resoluties of tijdens beraadslagingen genoemde vertegenwoordigers van landen mogen binnen de hun toebedeelde spreektijd reageren.

2.   De spreektijd tijdens de beraadslagingen in de Vergadering wordt gelijkelijk over de vertegenwoordigers van het Europees Parlement en die van de ACS-staten verdeeld. Op voorstel van de voorzitter kan de Vergadering besluiten de spreektijd te beperken. Leden kunnen ter aanvulling van hun verklaringen schriftelijke bijdragen van ten hoogste 2 000 tekens indienen. Schriftelijke bijdragen worden in de originele taal ervan gearchiveerd.

3.   Voor de vertegenwoordigers van het Europees Parlement wordt de spreektijd toegewezen volgens het systeem-d'Hondt.

4.   Aan de leden van de ACS-EU-Raad van Ministers of hun ter zake aangewezen vertegenwoordigers, alsmede aan de vertegenwoordigers van de in artikel 3, lid 2 genoemde organen en instellingen wordt op hun verzoek het woord verleend.

4 bis.     Het secretariaat-generaal van het Europees Parlement en het secretariaat-generaal van het ACS-Secretariaat kunnen het woord voeren tijdens de bijeenkomsten van het Bureau en tijdens de zittingen van de Vergadering wanneer ze hiervoor naar behoren gemachtigd zijn door hun respectievelijke kamers en wanneer de covoorzitter die deze bijeenkomsten en zittingen voorzit hierom verzoekt .

5.   Behoudens de in lid 6 genoemde gevallen kan een spreker alleen door de voorzitter in de rede worden gevallen, indien hij zijn spreektijd overschrijdt.

6.   Indien een spreker van het onderwerp afdwaalt, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de spreker volhardt, kan de voorzitter hem het woord ontnemen zolang hij zulks gegrond acht.

Artikel 16

Stemrecht en wijze van stemmen

1.   Ieder lid met stemrecht heeft slechts één stem, welke niet overdraagbaar is.

2.   De normale wijze van stemmen van de Vergadering is die bij handopsteken. Indien de uitslag van de stemming bij handopsteken twijfelachtig is, stemt de Vergadering opnieuw met gekleurde kaarten of elektronisch.

3.   Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste tien leden schriftelijk een desbetreffend verzoek is ingediend, is de stemming in de Vergadering geheim.

4.   Een besluit wordt slechts geacht te zijn aangenomen indien het een meerderheid van de uitgebrachte stemmen heeft behaald. Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste vijf leden een verzoek is ingediend om een gescheiden stemming, vindt een stemming plaats waarbij de leden van de parlementen van de ACS-staten en de leden van het Europees Parlement gescheiden en in afwisselende volgorde stemmen. In dit geval wordt de tekst in kwestie slechts geacht te zijn aangenomen indien deze de meerderheid heeft behaald van de uitgebrachte stemmen van zowel de leden van de parlementen van de ACS-staten als de leden van het Europees Parlement.

5.   Bij staking van stemming is het voorstel niet aangenomen. Het kan tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van de Vergadering opnieuw worden ingediend.

6.   Indien uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de stemming door ten minste vijf leden een daartoe strekkend verzoek wordt ingediend, stemt de Vergadering over afzonderlijke delen van de tekst van een paragraaf of een amendement.

7.   Een overeenkomstig de leden 3, 4 en 6 ingediend verzoek kan op elk moment vóór de stemming door de auteurs ervan worden ingetrokken.

Artikel 17

Stemverklaringen

Bij de slotstemming kan ieder lid een mondelinge stemverklaring van ten hoogste anderhalve minuut of een schriftelijke stemverklaring van ten hoogste tweehonderd woorden afleggen. Schriftelijke verklaringen worden in de originele taal ervan gearchiveerd.

Artikel 18

Resoluties van de Vergadering

1.   De Vergadering stemt over de overeenkomstig artikel 7 door de vaste commissies in het kader van verslagen ingediende ontwerpresoluties.

2.   De Vergadering stemt eveneens over de overeenkomstig artikel 7 ingediende ontwerpresoluties over urgente onderwerpen.

3.   De voorzitter verzoekt de opstellers van resoluties over aanverwante urgente onderwerpen een gezamenlijke resolutie op te stellen. Na de beraadslaging worden iedere gezamenlijke resolutie en de erop ingediende amendementen aan een stemming in de Vergadering onderworpen. Zodra een gezamenlijke resolutie is aangenomen, komen alle overige resoluties over hetzelfde onderwerp te vervallen.

4.   De door de Vergadering aangenomen resoluties worden toegezonden aan de Europese Commissie, de ACS-EU-Raad van Ministers, alsmede aan alle andere betrokken partijen. De Europese Commissie en de ACS-EU-Raad van Ministers brengen op de volgende bijeenkomst verslag uit over het aan de aangenomen resoluties gegeven gevolg.

Artikel 19

Amendementen

1.   Een vertegenwoordiger van een ACS-staat met stemrecht, een fractie of tien leden kunnen amendementen indienen. Amendementen moeten betrekking hebben op de te wijzigen tekst en schriftelijk worden ingediend. De voorzitter beoordeelt hun ontvankelijkheid op basis van deze criteria.

2.   De termijn voor de indiening van amendementen wordt bij aanvang van de plenaire zitting bekendgemaakt.

3.   Bij de stemming hebben de amendementen voorrang op de tekst waarop zij betrekking hebben.

4.   Indien amendementen betrekking hebben op hetzelfde gedeelte van de tekst wordt het amendement dat het verst van de oorspronkelijke tekst afwijkt, het eerst in stemming gebracht. Alleen mondelinge amendementen die technische of taalkundige verbeteringen behelzen, kunnen in behandeling worden genomen. Over alle overige mondelinge amendementen beslist de Vergadering. Een mondeling amendement wordt niet in behandeling genomen indien tien leden, door op te staan, zich daartegen verzetten.

Artikel 20

Vragen met verzoek om schriftelijk antwoord

1.   Ieder lid van de Vergadering kan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie vragen stellen met verzoek om schriftelijke beantwoording.

2.   De vragen worden schriftelijk ingediend bij het Bureau. Indien dit de vragen ontvankelijk verklaart, doet het deze naargelang het geval toekomen aan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie. De ACS-EU-Raad van Ministers of de Commissie wordt verzocht de vragen binnen twee maanden na kennisgeving schriftelijk te beantwoorden.

3.   De vragen waarop een antwoord is ontvangen, worden met het antwoord door het Europees Parlement openbaar gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en door de ACS-staten op de door ieder van hen geschikt geachte wijze.

4.   De vragen die niet binnen de vastgestelde termijn zijn beantwoord, worden op dezelfde wijze openbaar gemaakt, met de vermelding dat zij tot dusver onbeantwoord zijn gebleven.

Artikel 21

Vragenuur

1.   Het vragenuur met de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie wordt tijdens iedere bijeenkomst gehouden op de tijdstippen waartoe het Bureau besluit, teneinde de aanwezigheid van beide instellingen op het hoogste niveau te verzekeren.

2.   Ieder lid van de Vergadering kan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie beide één vraag stellen. Vragen die door meerdere leden zijn ondertekend, worden telkens door één lid gesteld.

3.   De vragen worden binnen de door het Bureau vastgestelde termijn schriftelijk bij het Bureau ingediend.

4.   In dringende gevallen kunnen de covoorzitters of het Bureau met goedvinden van de instelling waaraan de vragen zijn gericht, besluiten een vraag op de agenda te plaatsen, ook al is de door het Bureau vastgestelde termijn reeds verstreken.

5.   De covoorzitters van de Vergadering beslissen over de ontvankelijkheid van de vragen. De ontvankelijkheid wordt bepaald door toepassingsgebied en inhoud van de partnerschapsovereenkomst. Vragen met betrekking tot onderwerpen die reeds op de agenda zijn opgenomen om te worden besproken met de betrokken instelling, worden niet-ontvankelijk verklaard. Van de vragen die ontvankelijk zijn verklaard, wordt mededeling gedaan aan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie. De covoorzitters beslissen over de volgorde waarin deze worden behandeld. De vraagsteller wordt onmiddellijk van hun besluit op de hoogte gesteld.

6.   De vraag mag niet langer zijn dan 100 woorden en moet de vorm van een vraag hebben en niet de vorm van een verklaring.

7.   De Vergadering trekt gedurende iedere bijeenkomst een bepaalde tijd uit voor de behandeling van vragen aan de ACS-EU-Raad van Ministers en de Europese Commissie. Vragen die wegens tijdgebrek onbeantwoord blijven, worden schriftelijk beantwoord, tenzij de vraagsteller zijn vraag intrekt.

8.   Een vraag wordt alleen beantwoord indien de vraagsteller aanwezig is of wanneer hij de covoorzitters voor het begin van het vragenuur schriftelijk de naam van zijn plaatsvervanger heeft meegedeeld.

9.   Wanneer de vraagsteller noch zijn plaatsvervanger aanwezig is, wordt de vraag schriftelijk beantwoord.

10.   De ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie geven vooraf schriftelijk antwoord. Er mag één korte aanvullende vraag worden gesteld door de steller van de oorspronkelijke vraag indien hij aanwezig is, of door zijn plaatsvervanger, voor zover de steller van de oorspronkelijke vraag de covoorzitters voor het begin van het vragenuur schriftelijk de naam van deze plaatsvervanger heeft meegedeeld. De voorzitter kan alle vragen die geen verband houden met de oorspronkelijke vraag afwijzen. Indien daartoe voldoende tijd beschikbaar is, mogen er vervolgens andere vragen worden gesteld aan de ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie volgens de "catch-the-eye"-procedure.

11.   Op verzoek van ten minste tien leden van de Vergadering kan het antwoord van de ACS-EU-Raad van Ministers of de Europese Commissie worden gevolgd door een beraadslaging. De duur van deze beraadslaging wordt door de voorzitter bepaald.

Artikel 22

Verslag over de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst door de ACS-EU-Raad van Ministers

Het verslag over de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst door de ACS-EU-Raad van Ministers, dat onder andere handelt over de maatregelen die genomen zijn om gevolg te geven aan door de Vergadering aangenomen resoluties en aanbevelingen, wordt in de officiële talen vermenigvuldigd en rondgedeeld met het oog op een jaarlijks debat in de Vergadering.

Artikel 23

Controle op de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst

Onverminderd de in artikel 6 genoemde regionale verslagen, kan de Vergadering, op voorstel van het Bureau, één ACS- en één EU-co-rapporteur benoemen voor het opstellen van een verslag over een specifieke regio, of over andere aangelegenheden die betrekking hebben op de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst.

Artikel 24

Verzoeken van de ACS-EU-Raad van Ministers om advies

1.   Tot de Vergadering gerichte verzoeken om advies over een besluit of ontwerpbesluit, -resolutie, -aanbeveling of -advies van de ACS-EU-Raad van Ministers worden naar het Bureau verwezen, dat deze, voorzien van een aanbeveling, aan de Vergadering doet toekomen.

2.   Indien de ACS-EU-Raad van Ministers de aangelegenheid urgent verklaart, kan het Bureau zelf een definitieve uitspraak doen.

Artikel 25

Vaste commissies

1.   De Vergadering stelt drie vaste commissies (36) in die in het kader van de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomst worden belast met:

bevordering van de democratische processen door middel van dialoog en overleg;

economische, financiële en handelszaken en de tenuitvoerlegging van het Europees Ontwikkelingsfonds;

sociale en milieuzaken.

2.   Overeenkomstig de algemene regeling betreffende de werking van de Vergadering, worden de vaste commissies samengesteld uit leden van de Vergadering, overeenkomstig artikel 1, en functioneren zij op strikt paritaire wijze.

3.   De vaste commissies beschikken over een reglement van orde dat, op voorstel van het Bureau, door de Vergadering wordt vastgesteld.

Artikel 26

Tijdelijke follow-up commissies

1.   Het Bureau kan, op voorstel van de Vergadering, overgaan tot instelling van tijdelijke follow-up commissies voor een specifiek onderwerp dat betrekking heeft op de partnerschapsovereenkomst of zaken die onder de partnerschapsovereenkomst vallen. Tegelijkertijd kunnen niet meer dan twee van dergelijke commissies operationeel zijn. Follow-up commissies moeten hun werkzaamheden binnen 1 jaar voltooien.

2.   Het Bureau stelt hun bevoegdheden, samenstelling en mandaat vast.

Artikel 27

Workshops

1.   Om het begrip tussen de volkeren van de Europese Unie en de ACS-staten te vergroten en de publieke opinie bewuster te maken van ontwikkelingsvraagstukken, organiseert de Vergadering regelmatig workshops, zowel in de Europese Unie als in de ACS-staten.

2.   De workshops worden georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het Bureau en bieden met name de mogelijkheid om personen uit te nodigen die de Vergadering op de hoogte kunnen stellen van de politieke, economische, sociale en culturele situaties waarover bezorgdheid heerst.

3.   De dag vóór de opening van elke bijeenkomst van de Vergadering worden er tot drie workshops georganiseerd. Elke rapporteur brengt kort mondeling verslag uit aan de bijeenkomst, eventueel gevolgd door een debat.

Artikel 28

Missies en delegaties

1.   Het Bureau kan, afhankelijk van de begrotingssituatie, besluiten een onderzoeksmissie te zenden naar een ACS-staat of een EU-lidstaat of naar internationale organisaties. Het Bureau of de Paritaire Vergadering kan ook besluiten op uitnodiging van het betrokken land paritaire waarnemersdelegaties te sturen naar presidents- of parlementsverkiezingen, voor zover er geen veiligheidsrisico’s bestaan en mits dit, voor wat betreft de leden van het Europees Parlement, verenigbaar is met de interne regels van het Europees Parlement. Uit hoofde van de nauwe samenwerking als bedoeld in artikel 29 kan het Bureau bovendien delegaties sturen naar vergaderingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité en van de sociale partners, zelfs wanneer die bijeenkomsten niet in Brussel plaatsvinden.

Hierover wordt een verslag voorgelegd aan het Bureau en aan de Vergadering ter behandeling tijdens haar eerstvolgende bijeenkomst. Op de eerstvolgende vergadering van het Bureau wordt een concrete follow-up gegeven van de gedane aanbevelingen.

2.   De covoorzitters of hun ondervoorzitters kunnen ontmoetingen op hoog niveau bijwonen of vergaderingen van internationale parlementaire organen wanneer zij, individueel of gezamenlijk, in hun officiële hoedanigheid worden uitgenodigd daaraan namens de Vergadering deel te nemen. Zulke missies dienen de Vergadering in haar geheel te vertegenwoordigen en de ermee gemoeide activiteiten moeten beantwoorden aan een door de ACS en de EU gedeeld belang.

Artikel 29

Overleg met het maatschappelijk middenveld

De Vergadering zorgt voor regelmatig contact en overleg van de ACS-staten en de Europese Unie met vertegenwoordigers van de economische en sociale partners van de ACS-EU en andere vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld om hun standpunten te vernemen over de verwezenlijking van de doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst. De vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld kunnen de regionale bijeenkomsten en de vergaderingen van de vaste commissies bijwonen en kunnen deelnemen aan de workshops. Het Bureau gaat per geval na onder welke voorwaarden de betrokkenen worden uitgenodigd.

Artikel 30

Erevoorzitter

Op voorstel van het Bureau en in uitzonderlijke gevallen kan de Vergadering aan een van haar voormalige covoorzitters de titel van erevoorzitter verlenen. Deze eretitel wordt verleend als blijk van waardering van de Vergadering voor de voortreffelijke diensten die de betrokkene in de loop van zijn mandaat de Vergadering heeft bewezen.

Artikel 31

Secretariaat

De secretaris-generaal van het Europees Parlement en de secretaris-generaal van het Secretariaat van de ACS treffen de nodige maatregelen om de Vergadering bij te staan en om de werkzaamheden vlot te doen verlopen. Ze mogen een hoge ambtenaar van hun respectievelijke secretariaten benoemen om hen te vertegenwoordigen als cosecretaris-generaal van de Vergadering. Zij zijn verantwoording schuldig aan het Bureau.

Artikel 32

Financieel Reglement

De Vergadering stelt aan de hand van voorstellen van het Bureau haar financieel reglement vast.

Artikel 33

Interpretatie van het reglement van orde

De voorzitter of, op diens verzoek, het Bureau beslist over de interpretatie van dit Reglement van orde.

Artikel 34

Beroep op het Reglement

1.   Elk lid kan een beroep doen op het Reglement van orde of een motie van orde indienen en krijgt daartoe bij voorrang het woord. Het beroep of de motie kan door de betrokkene gedurende maximaal twee minuten spreektijd worden toegelicht.

2.   Op verzoek verleent de voorzitter voor ten hoogste twee minuten het woord aan een tegenstander van de motie.

3.   Aan geen enkele spreker wordt verder het woord verleend.

4.   De voorzitter doet mededeling van zijn besluit inzake het beroep op het Reglement of de motie van orde. Hij kan daarover tevoren het Bureau horen.

Artikel 35

Wijziging van het Reglement van orde

1.   Dit Reglement van orde wordt door de Vergadering aan de hand van voorstellen van het Bureau gewijzigd, na raadpleging van de Commissie politieke zaken.

2.   Wijzigingsvoorstellen zijn aangenomen indien deze de meerderheid van de stemmen van elk van beide paritaire groepen hebben behaald.

3.   Behoudens uitzonderingen waarover op het moment van de stemming wordt beslist, treden wijzigingen van dit Reglement van orde in werking op de eerste dag van de bijeenkomst die volgt op de vaststelling daarvan.

BIJLAGE I

Bevoegdheden, taken, lidmaatschap en procedures van de vaste parlementaire commissies

Artikel 1

Er worden drie vaste parlementaire commissies ingesteld met de volgende bevoegdheden en taken:

I.

COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

politieke dialoog (artikel 8 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst), institutionele ontwikkeling en institutionele zaken;

2.

eerbiediging en bevordering van de mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur (artikel 9 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing (artikel 11 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

migratie (artikel 13 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

betrekkingen van de Vergadering met belangrijke internationale organisaties.

Zij coördineert de werkzaamheden van onderzoeksmissies en waarnemingsmissies bij verkiezingen in overeenstemming met artikel 28 van het Reglement van orde van de Vergadering.

II.

COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

economische ontwikkeling en handelssamenwerking, alsmede capaciteitopbouw voor ontwikkeling en partnerschap;

2.

macro-economische en structurele hervormingen, ontwikkeling van de economische sector en toerisme (artikelen 22 tot en met 24 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

nieuwe ACS-EU-handelsafspraken, toegang tot de markt en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie (artikelen 34tot en met 37 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

handel en arbeidsnormen (artikel 50 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

plattelandsontwikkeling, visserij en veiligheid van de voedselvoorziening(artikelen 53 en 54 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

6.

alle vraagstukken betreffende financiële samenwerking met inbegrip van de follow-up van de tenuitvoerlegging van het Europees Ontwikkelingsfonds.

III.

COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU

Deze commissie is bevoegd voor aangelegenheden die verband houden met:

1.

sociale en menselijke ontwikkeling;

2.

sociale infrastructuur en diensten, met inbegrip van kwesties die de gezondheidszorg en het onderwijs betreffen (artikel 25 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

3.

jeugdzaken en cultuur (artikelen 26 en 27 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

4.

gendervraagstukken (artikel 31 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst);

5.

milieu en natuurlijke hulpbronnen (artikel 32 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst).

Artikel 2

1.   Elk lid van de Vergadering kan lid van een van de vaste commissies zijn.

2.   De commissies worden samengesteld uit 52 leden en zullen een gelijk aantal leden van het Europees Parlement enerzijds, en parlementsleden van ACS-staten anderzijds tellen. Indien het aantal ACS-staten toeneemt, neemt het aantal plaatsen in de vaste commissies naar verhouding toe.

3.   De leden kunnen ook vergaderingen bijwonen van commissies waarvan zij geen lid zijn, in de hoedanigheid van adviseur of indien het te bespreken onderwerp hun land of regio betreft en mits zij daartoe door het commissiebureau zijn uitgenodigd.

4.   De deelneming van vertegenwoordigers die geen parlementslid zijn, is alleen toegestaan indien het te behandelen onderwerp hun land of regio betreft, maar zij hebben geen stemrecht.

5.   Tenzij een commissie anders beslist zijn alle vergaderingen openbaar.

Artikel 3

1.   De samenstelling van de commissies moet zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de samenstelling van de Vergadering.

2.   De commissies kiezen uit hun leden een commissiebureau voor de periode van één jaar.

3.   Het commissiebureau bestaat uit twee covoorzitters (een als vertegenwoordiger van het Europees Parlement en een als vertegenwoordiger van de ACS-staten) en vier co-ondervoorzitters (twee vertegenwoordigers van de ACS-staten en twee vertegenwoordigers van het Europees Parlement).

4.   De commissies worden gezamenlijk voorgezeten door een lid van het Europees Parlement en een parlementslid van een ACS-staat.

5.   De commissies kunnen rapporteurs benoemen om specifieke onderwerpen die onder hun bevoegdheid vallen, te behandelen en verslagen op te stellen die aan de Vergadering worden voorgelegd, na toestemming van het Bureau, overeenkomstig artikel 2 van het Reglement van orde.

De ontwerpresoluties in verslagen mogen vergezeld gaan van een toelichting, die niet langer mag zijn dan vier bladzijden.

6.   De vaste commissies kunnen andere agendapunten behandelen zonder een verslag op te stellen en het Bureau schriftelijk ervan in kennis stellen dat deze onderwerpen zijn behandeld.

7.   De commissies dragen overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de partnerschapsovereenkomst ook bij tot de dialoog met niet-gouvernementele actoren, in het bijzonder in het kader van hoorzittingen.

8.   De commissies brengen aan de Vergadering verslag uit van hun activiteiten.

Artikel 4

1.   De commissies komen, na convocatie door hun covoorzitters, bijeen voor maximaal vier bijeenkomsten per jaar, waarvan er twee plaatsvinden tijdens de bijeenkomst van de Vergadering.

2.   Ieder lid kan amendementen indienen ter behandeling in een commissie. Met betrekking tot de procedure zijn de artikelen 3 (aanwezigheid van andere instellingen), 4 (waarnemers), 8 (quorum), 9 (voorzitterschap van de vergaderingen), 16 (stemrecht en wijze van stemmen) en 29 (overleg met het maatschappelijk middenveld) van het Reglement van orde van de Vergadering mutatis mutandis van toepassing op de commissievergaderingen.

BIJLAGE II

Lengte van teksten

Op ter vertaling en distributie aangeboden teksten zijn de volgende maxima van toepassing:

toelichtingen, voorbereidende werkdocumenten en verslagen van studie- en informatiereizen: zes bladzijden,

ontwerpresoluties in verslagen en ontwerpresoluties over urgente onderwerpen: vier bladzijden, inclusief overwegingen, exclusief visa.

Onder bladzijde wordt verstaan een tekst van 1 500 gedrukte tekens, spaties niet meegerekend.

Deze bijlage kan krachtens een besluit van het Bureau worden gewijzigd.

BIJLAGE III

Vergaderingen van politieke fracties

Politieke fracties van het Europees Parlement, alsook leden van het Europees Parlement en van de parlementen van ACS-staten kunnen, overeenkomstig hun politieke overtuiging, vergaderen in de marge van de bijeenkomsten van de Vergadering, maar niet tegelijkertijd met de bijeenkomsten zelf. Er wordt voorzien in faciliteiten voor vertolking voor dergelijke vergaderingen.

BIJLAGE IV

Regels van het Europees Parlement inzake vertaal- en tolkendiensten (artikel 11 van dit reglement van orde) 26

Vertaal- en tolkendiensten (37)

(a)

Voor elke bijeenkomst in de gebruikelijke vergaderplaatsen van het Europees Parlement wordt voorzien in:

i)

vertolking in de werktalen van de effectief aanwezige Europese leden van de PPV;

ii)

effectief aanwezig in de zin van dit artikel betekent deelneming aan alle vergaderingen van een zitting alsmede aan de vergaderingen van het Bureau en van de vaste commissies door de desbetreffende leden;

iii)

vertaling in het Engels en het Frans tijdens de vergadering zelf.

(b)

Voor elke bijeenkomst die plaatsvindt buiten de gebruikelijke vergaderplaatsen van het Europees Parlement:

i)

wordt voor de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU als algemene regel voorzien in faciliteiten voor vertolking in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en Portugees; vertolking in andere talen kan in uitzonderlijke omstandigheden worden overwogen voor bijzondere bijeenkomsten (bijvoorbeeld in de taal van het Raadsvoorzitterschap);

Indien twee weken vóór een geplande bijeenkomst wordt vastgesteld dat deze zal worden bijgewoond door minder dan drie leden die een van deze talen gebruiken, dan wordt niet voorzien in vertolking in de betroffen taal/talen.

Deelneming aan de bijeenkomst wordt op de volgende wijze bevestigd:

voor bijeenkomsten buiten de Europese Unie: door reservering van een vliegtuigticket bij het officieel door het Europees Parlement aangewezen reisbureau, en

voor bijeenkomsten binnen de Europese Unie: op basis van de door de fracties aan het cosecretariaat meegedeelde lijsten met reservering van een vervoerbewijs en/of een hotelkamer;

ii)

als de bijeenkomst eenmaal is begonnen, wordt gezorgd voor vertolking in de voorziene talen, zelfs als de bijeenkomst wordt bijgewoond door minder dan drie leden die gebruik maken van een van deze talen;

iii)

indien na toepassing van de regels onder punt (i) de taal van het gastland niet tot de talen behoort waarin tijdens de bijeenkomst van de PPV getolkt zal worden, dan kan vertolking in en uit deze taal toch plaatsvinden, mits het een communautaire taal betreft;

iv)

vertaling in het Engels en het Frans tijdens de vergadering zelf.

GEDRAGSCODE VOOR LEDEN VAN DE ACS-EU-PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING DIE DEEL UITMAKEN VAN DELEGATIES VOOR VERKIEZINGSWAARNEMING

Inleiding

Over de gehele wereld wordt internationale waarneming van verkiezingen algemeen aanvaard. Deze waarneming wordt verzorgd door intergouvernementele en non-gouvernementele organisaties en verenigingen met als doel verkiezingsprocedures op nauwkeurige en onpartijdige wijze te evalueren ten behoeve van zowel de bevolking van het land waar de verkiezingen worden gehouden als van de internationale gemeenschap.

Wanneer de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering deelneemt aan verkiezingswaarneming, moet haar delegatie geïntegreerd zijn in het kader van een langetermijnmissie, georganiseerd door partners die erkende capaciteiten op dit gebied hebben, zoals EU-VWM, OVSE/ODIHR en de Afrikaanse Unie.

In deze gedragscode worden de algemene beginselen vastgelegd die binnen de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering gelden met betrekking tot verkiezingswaarnemingsmissies. De code vormt een aanvulling op de hierbij gevoegde Gedragscode voor internationale verkiezingswaarnemers.

Leden die aangesteld worden als lid van een verkiezingswaarnemingsdelegatie van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering, moeten deze gedragscode ondertekenen en naleven, als voorwaarde voor deelname aan deze delegatie.

Uitgangspunten

Leden van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering zijn gehouden aan de Gedragscode voor internationale verkiezingswaarnemers, waarin de volgende algemene gedragsregels zijn vastgelegd:

eerbiedigen van de soevereiniteit en de internationale mensenrechten;

eerbiedigen van de wetgeving van het land en de autoriteit van de kiesorganen;

te allen tijde politieke onpartijdigheid betrachten;

eerbiedigen van de integriteit van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie;

verkiezingsprocedures niet belemmeren;

zorgen voor passende identificatie;

nauwkeurigheid betrachten bij de waarneming en professionaliteit bij het trekken van conclusies;

zich onthouden van commentaar aan het publiek of de media totdat de missie collectief haar oordeel uit;

samenwerken met andere verkiezingswaarnemers;

zorgen voor correct persoonlijk gedrag.

In het bijzonder zijn de volgende regels van toepassing:

1.

De leden moeten tijdens de werkzaamheden van de delegatie strikte politieke onpartijdigheid betrachten.

2.

De leden zorgen ervoor dat zij volledig deelnemen aan alle werkzaamheden van de delegatie, van de eerste briefing tot de laatste persconferentie.

Voorafgaande aan het vertrek worden er voorbereidende vergaderingen gehouden die door alle leden van de delegatie moeten worden bijgewoond.

Delegaties van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering moeten twee of drie dagen vóór de dag van de verkiezingen aankomen in het land waar de verkiezingen worden gehouden en mogen enkel na de verkiezingen vertrekken.

De werkzaamheden van de delegatie duren van de eerste briefing tot de laatste persconferentie. De laatste persconferentie wordt in ieder geval bijgewoond door de co-delegatiehoofden of door een daartoe aangewezen lid.

De leden van delegaties van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering volgen het afgesproken programma (waaronder briefings, debriefings en geplande bijeenkomsten).

Leden die deelname aan een verkiezingswaarnemingsdelegatie overwegen, moeten ervoor zorgen dat zij voor een eventuele tweede verkiezingsronde beschikbaar zijn.

3.

Enkel leden mogen deelnemen aan een delegatie voor verkiezingswaarneming, vergezeld door personeel van de secretariaten van het Europees Parlement en van de ACS-Groep van Staten. Niemand anders mag lid zijn van een delegatie of deze vergezellen.

4.

Leden die voor het eerst deel uitmaken van een delegatie voor verkiezingswaarneming, moeten een briefing over verkiezingswaarnemingsdelegaties bijwonen.

5.

De leden spelen op de verkiezingsdag zelf een actieve rol: zij bezoeken stembureaus en fungeren als waarnemers bij de opening en sluiting van de stembureaus, de stemprocedure en het tellen van de stembiljetten.

6.

De leden mogen de aard van de waarnemingsdelegatie en haar activiteiten toelichten. Over alle andere aangelegenheden in verband met de verkiezingswaarneming mogen de leden vóór de gezamenlijke persconferentie geen uitlatingen doen aan het publiek of aan de media en moeten zij de media of geïnteresseerden doorverwijzen naar:

de gezamenlijke persconferentie van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie die kort na de dag van de verkiezingen zal worden gehouden;

de hoofdwaarnemer van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie;

de co-delegatieleiders van de verkiezingswaarnemingsdelegaties van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering.

BEPALINGEN IN GEVAL VAN NIET-NALEVING VAN DEZE GEDRAGSCODE

Bij ernstige schending van deze gedragscode is het volgende van toepassing:

de co-delegatieleiders hebben het recht het betrokken lid van de delegatie uit te sluiten;

de delegatie kan, bij meerderheid van stemmen in het kader van een gescheiden stemming, een co-delegatieleider ontheffen uit zijn of haar ambt wanneer zij van mening is dat hij of zij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag;

de co-voorzitters van de ACS-EU-Paritaire Parlementaire Vergadering worden hiervan op de hoogte gebracht, en zij informeren ofwel de voorzitter van de fractie in kwestie (of het Bureau in geval van Niet-ingeschreven leden) indien het een lid van het Europees Parlement betreft, ofwel de voorzitter van het Parlement van het ACS-land van oorsprong, indien het een lid van het parlement van een ACS-land betreft.

Het lid kan voor een periode van vier jaar worden uitgesloten van deelname aan delegaties voor verkiezingswaarneming.

Datum _

Naam _

Handtekening _

BIJLAGE I

GEDRAGSCODE VOOR INTERNATIONALE VERKIEZINGSWAARNEMERS

Over de gehele wereld wordt internationale waarneming van verkiezingen algemeen aanvaard. Deze waarneming wordt verzorgd door intergouvernementele en non-gouvernementele organisaties en verenigingen met als doel verkiezingsprocedures op nauwkeurige en onpartijdige wijze te evalueren ten behoeve van de bevolking van het land waar de verkiezingen worden gehouden, en ten behoeve van de internationale gemeenschap. Veel hangt bijgevolg af van het waarborgen van de integriteit van de internationale verkiezingswaarneming, en iedereen die deel uitmaakt van deze internationale verkiezingswaarnemingsmissie, met inbegrip van lange- en kortetermijnwaarnemers, leden van beoordelingsdelegaties, gespecialiseerde waarnemingsteams en leiders van de missie, dient deze gedragscode te ondertekenen en na te leven.

Eerbiedigen van de soevereiniteit en de internationale mensenrechten

Verkiezingen zijn een uitdrukking van soevereiniteit, die toebehoort aan de inwoners van een land. De vrije uitdrukking van hun wil vormt de basis voor de autoriteit en legitimiteit van de regering. De rechten van burgers om te stemmen en om te worden verkozen in het kader van periodieke, echte verkiezingen zijn internationaal erkend als mensenrechten. Ze vereisen de uitoefening van een aantal grondrechten en fundamentele vrijheden. Verkiezingswaarnemers dienen de soevereiniteit van het gastland te eerbiedigen, alsook de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van de inwoners ervan.

Eerbiedigen van de wetgeving van het land en de autoriteit van de kiesorganen

Waarnemers dienen de wetten van het gastland en de autoriteit van de organen die belast zijn met het beheer van het verkiezingsproces te eerbiedigen. Ze moeten alle wettelijke instructies van de regerings-, veiligheids- en verkiezingsorganen van het land opvolgen. Waarnemers dienen eveneens op een respectvolle manier om te gaan met de verkiezingsambtenaren en andere nationale autoriteiten. Ze dienen er nota van te nemen indien wetten, voorschriften of de acties van staats- en/of verkiezingsambtenaren de uitoefening van verkiezingsgerelateerde rechten die worden gewaarborgd door de wetgeving, de grondwet of toepasbare internationale instrumenten op een onevenredige manier belasten of belemmeren.

Eerbiedigen van de integriteit van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie

Waarnemers dienen de integriteit van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie te eerbiedigen en te beschermen. Dit omvat het naleven van deze gedragscode, alle schriftelijke instructies (zoals een mandaat, richtlijnen en richtsnoeren) en alle mondelinge instructies van de leiding van de waarnemingsmissie. Waarnemers moeten: alle verplichte briefings, opleidingen en debriefings van de waarnemingsmissie bijwonen; zich vertrouwd maken met de kieswet, verkiezingsregelgeving en andere relevante wetten, als aangegeven door de waarnemingsmissie; en zich strikt houden aan de methodes die worden gebruikt door de waarnemingsmissie. Waarnemers dienen de leiding van de waarnemingsmissie eveneens alle mogelijke belangenconflicten te melden waarmee ze te maken hebben alsook mogelijk ongepast gedrag van andere waarnemers die deelnemen aan de missie.

Te allen tijde politieke onpartijdigheid betrachten

Waarnemers dienen te allen tijde politieke onpartijdigheid te betrachten, ook tijdens hun vrije tijd in het gastland. Ze mogen geen blijk geven van partijdigheid of voorkeur met betrekking tot de nationale autoriteiten, politieke partijen, kandidaten, referendumkwesties of met betrekking tot controversiële kwesties in het kader van het verkiezingsproces. Waarnemers mogen evenmin een activiteit uitvoeren die redelijkerwijs kan worden beschouwd als steun voor een politieke kandidaat in het gastland, zoals het dragen of tonen van partijsymbolen, -kleuren of -banieren of het aanvaarden van iets van waarde van politieke kandidaten.

Verkiezingsprocedures niet belemmeren

Waarnemers mogen geen enkel aspect van het verkiezingsproces belemmeren, met inbegrip van de procedures voorafgaand aan de verkiezingen, de stemming, het tellen van de stemmen en de vaststelling van de verkiezingsuitslag, en processen die plaatsvinden na de dag van de verkiezingen. Ze mogen onregelmatigheden, fraude of aanzienlijke problemen onder de aandacht brengen van de verkiezingsambtenaren ter plaatse, tenzij dit wettelijk niet toegelaten is, en ze moeten dit doen op niet-obstructieve wijze. Waarnemers mogen vragen stellen aan verkiezingsambtenaren, vertegenwoordigers van politieke partijen en andere waarnemers in de kiesbureaus en ze mogen vragen over hun eigen activiteiten beantwoorden, zolang de waarnemers het verkiezingsproces niet hinderen. Wanneer ze vragen beantwoorden dienen waarnemers ernaar te streven het verkiezingsproces niet te sturen. Ze mogen stemmers vragen stellen en vragen van stemmers beantwoorden, maar ze mogen hen niet vragen voor wie, voor welke partij of voor welke optie in een referendum ze hebben gekozen.

Zorgen voor passende identificatie

Waarnemers dienen de door de verkiezingswaarnemingsmissie verstrekte alsook de door de nationale autoriteiten vereiste identificatie te dragen en ze dienen deze op verzoek voor te leggen aan verkiezingsambtenaren en andere betrokken nationale autoriteiten.

Nauwkeurigheid betrachten bij de waarneming en professionaliteit bij het trekken van conclusies

Waarnemers dienen ervoor te zorgen dat al hun observaties accuraat zijn. Observaties dienen omvattend te zijn, met aandacht voor zowel positieve als negatieve aspecten, en er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen significante en niet-significante factoren. Ook moeten patronen worden geïdentificeerd die een belangrijke invloed kunnen hebben op de integriteit van het verkiezingsproces. Het oordeel van waarnemers dient gebaseerd te zijn op de strengste normen inzake accurate informatie en onpartijdige analyse, en er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen subjectieve elementen en objectief bewijsmateriaal. Waarnemers dienen al hun conclusies te baseren op feitelijk en verifieerbaar bewijsmateriaal en ze mogen geen voorbarige conclusies trekken. Waarnemers dienen eveneens een goed gedocumenteerd verslag bij te houden betreffende de plaatsen waar ze geobserveerd hebben, wat hun observaties waren alsook andere relevante informatie, zoals vereist door de verkiezingswaarnemingsmissie, en ze dienen dergelijke documentatie in te dienen bij de missie.

Zich onthouden van commentaar aan het publiek of de media totdat de missie haar oordeel uit

Waarnemers mogen geen persoonlijke uitlatingen doen over hun observaties of conclusies aan de nieuwsmedia of aan het publiek vóór de verkiezingswaarnemingsmissie een verklaring heeft afgelegd, tenzij de leiding van de waarnemingsmissie hier specifieke instructies voor heeft gegeven. Ze mogen de aard van de waarnemingsdelegatie, haar activiteiten en andere kwesties die de waarnemingsmissie gepast acht toelichten en ze dienen de media of andere geïnteresseerden door te verwijzen naar de door de waarnemingsmissie aangewezen personen.

Samenwerken met andere verkiezingswaarnemers

Waarnemers dienen zich bewust te zijn van andere, zowel internationale als binnenlandse verkiezingswaarnemingsmissies, en ze dienen met hen samen te werken op basis van de instructies van de leiding van de verkiezingswaarnemingsmissie.

Zorgen voor correct persoonlijk gedrag

Waarnemers dienen te zorgen voor correct persoonlijk gedrag en ze dienen anderen te respecteren. Zo moeten ze blijk geven van gevoeligheid voor de cultuur en de gebruiken van het gastland, hun gezond verstand gebruiken in het kader van persoonlijke interacties en zich te allen tijde zo professioneel mogelijk gedragen, ook tijdens hun vrije tijd.

Schendingen van deze gedragscode

Indien er bezorgdheid rijst over schending van deze gedragscode, stelt de verkiezingswaarnemingsmissie hiernaar een onderzoek in. Indien een ernstige schending wordt vastgesteld, kan de waarnemer in kwestie zijn statuut van erkende waarnemer verliezen of kan hij uit de verkiezingswaarnemingsmissie worden gezet. De bevoegdheid om dergelijke besluiten te nemen berust uitsluitend bij de leiding van de verkiezingswaarnemingsmissie.

Belofte om deze gedragscode na te leven

Alle personen die deelnemen aan deze verkiezingswaarnemingsmissie dienen deze gedragscode te lezen en te begrijpen, en ze dienen een belofte te ondertekenen dat ze de gedragscode zullen naleven.


(1)  Op 19 juni 2013 in Brussel aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(2)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 19 juni 2013 in Brussel (België).

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(4)  PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3.

(5)  PB C 273 E van 14.11.2003, blz. 305.

(6)  PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 121.

(7)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 301.

(8)  PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 361.

(9)  PB C 67 E van 18.3.2010, blz. 124.

(10)  PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.

(11)  Aangenomen teksten: P7_TA(2012)0241.

(12)  Aangenomen teksten: P7_TA(2012)0342.

(13)  Aangenomen teksten: P7_TA(2013)0112.

(14)  P7_TA(2010)0434.

(15)  Aangenomen teksten: P7_TA(2012)0431.

(16)  PB C 120 van 30.4.2004, blz. 16.

(17)  PB C 330 van 30.12.2006, blz. 36.

(18)  PB C 117 E van 6.05.2010, blz. 101.

(19)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 118.

(20)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 106.

(21)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 112.

(22)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 141.

(23)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 129.

(24)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 124.

(25)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 135.

(26)  PB C 136 E van 11.5.2012, blz. 19.

(27)  ACS/25/006/12 [definitief].

(28)  ACS/28/065/12 [definitief].

(29)  Aangenomen teksten: P7_TA(2013)0119.

(30)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 19 juni 2013 in Brussel (België).

(31)  PB C 371 E van 20.12.2011, blz. 30.

(32)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 19 juni 2013 in Brussel (België).

(33)  Aangenomen teksten: P7_TA(2013)0033.

(34)  Door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aangenomen op 19 juni 2013 in Brussel (België).

(35)  Zie bijlage IV.

(36)  Zie voor specifiekere voorschriften Bijlage I.

(37)  Zie ook de gedragscode meertaligheid, met name de artikelen 2, lid 2 en 8, lid 2.