ISSN 1977-0995 doi:10.3000/19770995.C_2013.220.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
56e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2013/C 220/01 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 ) |
|
2013/C 220/02 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 2 ) |
|
2013/C 220/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6975 — Dubal Holding/MDCI/EGA JV) ( 1 ) |
|
|
V Adviezen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Europese Commissie |
|
2013/C 220/16 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6903 — RWA/GENOL) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
2013/C 220/17 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6999 — SPIE/HSS) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
2013/C 220/18 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6971 — Warburg Pincus/General Atlantic/Santander/Santander Asset Management) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
(2) Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/1 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU
Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/01
Datum waarop het besluit is genomen |
2.7.2013 |
|||||
Referentienummer staatssteun |
SA.34160 (11/N) |
|||||
Lidstaat |
Portugal |
|||||
Regio |
Madeira |
Artikel 107, lid 3, onder a) |
||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Amendment of Zona Franca da Madeira scheme N 421/06 |
|||||
Rechtsgrondslag |
Decreto-Lei n.o 500/80, de 20 de outubro de 1980 (Anexo I), Estatuto dos Benefícios Fiscais aprovado pelo Decreto-Lei n.o 215/89, de 1 de julho de 1989, consoante republicado em anexo I ao Decreto-lei n.o 108/2008, de 26 de junho de 2008 (art 33.o a 36.o), Lei n.o 64-B/2011, de 30 de dezembro (art 144.o e 146.o), que alteram o regime de auxílios fiscais da Zona Franca da Madeira (ZFM). |
|||||
Type maatregel |
Regeling |
— |
||||
Doelstelling |
Regionale ontwikkeling |
|||||
Vorm van de steun |
Verlaging belastingtarief |
|||||
Begrotingsmiddelen |
|
|||||
Maximale steunintensiteit |
— |
|||||
Looptijd (periode) |
tot 31.12.2013 |
|||||
Economische sectoren |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
|||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
|||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm
Datum waarop het besluit is genomen |
6.2.2013 |
|||||
Referentienummer staatssteun |
SA.36020 (13/N) |
|||||
Lidstaat |
Spanje |
|||||
Regio |
— |
— |
||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Prolongation of the Spanish guarantee scheme — first semester 2013 |
|||||
Rechtsgrondslag |
Ley 2/2012, de 29 de junio, de Presupuestos Generales del Estado para el año 2012. |
|||||
Type maatregel |
Regeling |
— |
||||
Doelstelling |
Opheffing ernstige verstoring in de economie |
|||||
Vorm van de steun |
Garantie |
|||||
Begrotingsmiddelen |
|
|||||
Maximale steunintensiteit |
— |
|||||
Looptijd (periode) |
30.1.2013-30.6.2013 |
|||||
Economische sectoren |
Financiële activiteiten en verzekeringen |
|||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
|||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm
Datum waarop het besluit is genomen |
27.6.2013 |
|||||
Referentienummer staatssteun |
SA.36180 (13/N) |
|||||
Lidstaat |
Portugal |
|||||
Regio |
— |
— |
||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Portuguese guarantee scheme on EIB lending |
|||||
Rechtsgrondslag |
The scheme is based on the following provisions: Portuguese Law 112/97 of 16 September and Article 103-A of Law No 64-B/2011 of 30 December as amended by Law No 20/2012 of 14 May 2012 |
|||||
Type maatregel |
Regeling |
Portuguese banks either borrowing or issuing bank guarantees on EIB loans |
||||
Doelstelling |
Opheffing ernstige verstoring in de economie |
|||||
Vorm van de steun |
Garantie |
|||||
Begrotingsmiddelen |
|
|||||
Maximale steunintensiteit |
— |
|||||
Looptijd (periode) |
27.6.2013-31.12.2013 |
|||||
Economische sectoren |
Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen |
|||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
|||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/4 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU
Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt
(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)
2013/C 220/02
Datum waarop het besluit is genomen |
19.6.2013 |
||||||
Referentienummer staatssteun |
SA.35984 (13/NN) |
||||||
Lidstaat |
Hongarije |
||||||
Regio |
Hungary |
— |
|||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
a részarány földkiadás során keletkezett osztatlan közös termőföldtulajdon megszüntetéséhez nyújtandó támogatás |
||||||
Rechtsgrondslag |
|
||||||
Type maatregel |
Regeling |
— |
|||||
Doelstelling |
Herverkaveling |
||||||
Vorm van de steun |
Overige |
||||||
Begrotingsmiddelen |
Totaalbudget: 25 000 HUF (in miljoen) |
||||||
Maximale steunintensiteit |
100 % |
||||||
Looptijd (periode) |
tot 31.12.2018 |
||||||
Economische sectoren |
Landbouw, bosbouw en visserij |
||||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/5 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak COMP/M.6975 — Dubal Holding/MDCI/EGA JV)
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/03
Op 23 juli 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector, |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M6975. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/6 |
Wisselkoersen van de euro (1)
31 juli 2013
2013/C 220/04
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,3275 |
JPY |
Japanse yen |
130,00 |
DKK |
Deense kroon |
7,4545 |
GBP |
Pond sterling |
0,87350 |
SEK |
Zweedse kroon |
8,7128 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,2317 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
7,8655 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
25,857 |
HUF |
Hongaarse forint |
299,67 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,7028 |
PLN |
Poolse zloty |
4,2370 |
RON |
Roemeense leu |
4,4065 |
TRY |
Turkse lira |
2,5623 |
AUD |
Australische dollar |
1,4725 |
CAD |
Canadese dollar |
1,3669 |
HKD |
Hongkongse dollar |
10,2946 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,6648 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,6899 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 489,98 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
13,0740 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
8,1361 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,5065 |
IDR |
Indonesische roepia |
13 621,57 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,3153 |
PHP |
Filipijnse peso |
57,697 |
RUB |
Russische roebel |
43,7591 |
THB |
Thaise baht |
41,537 |
BRL |
Braziliaanse real |
3,0330 |
MXN |
Mexicaanse peso |
17,0086 |
INR |
Indiase roepie |
80,1880 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/7 |
Bericht aan importeurs
Invoer in de Europese Unie van tonijnproducten uit Thailand
2013/C 220/05
De Europese Commissie vestigt de aandacht van EU-bedrijven erop dat er gegronde twijfel is ontstaan over de correcte toepassing van de preferentiële tariefregeling en de toepasselijkheid van de oorsprongsbewijzen die in de EU worden aangeboden voor tonijn in blik en bevroren tonijnfilets (de zogenaamde „loins”), ingedeeld onder GS-onderverdeling 160414, uit Thailand.
Naar aanleiding van verschillende onderzoeken is gebleken dat er kennelijk aanzienlijke hoeveelheden tonijn in blik en bevroren tonijnfilet, ingedeeld onder GS-onderverdeling 160414, voor het vrije verkeer in de Europese Unie worden aangegeven met als oorsprong Thailand, hoewel zij niet in aanmerking komen voor deze preferentiële behandeling.
EU-bedrijven die aangifte doen of oorsprongsbewijzen overleggen van voornoemde producten, dienen daarom de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen. Het in het vrije verkeer brengen van deze producten kan immers een douaneschuld doen ontstaan, aanleiding geven tot fraude en aldus de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Als gevolg hiervan zouden douanerechten kunnen worden nagevorderd overeenkomstig artikel 220, lid 2, onder b), vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 (1) van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
(1) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/8 |
Advies van het adviescomité voor concentraties uitgebracht op zijn bijeenkomst van 7 september 2012 betreffende een ontwerpbesluit in Zaak COMP/M.6458 — Universal/EMI
Rapporteur: Verenigd Koninkrijk
2013/C 220/06
1. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde transactie een concentratie vormt in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening. |
2. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde transactie een EU-dimensie heeft in de zin van artikel 1 van de concentratieverordening. |
3. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de omschrijving van de relevante productmarkten in het ontwerpbesluit. Wat meer bepaald de afbakening van de productmarkt betreft, is het Adviescomité het ermee eens dat de gevolgen van de aangemelde transactie dienen te worden onderzocht voor de volgende markten:
|
4. |
Het Adviescomité is het eens met de relevante geografische markten zoals de Commissie die in haar ontwerpbesluit heeft afgebakend. Wat meer bepaald de afbakening van de geografische markt betreft, is het Adviescomité het ermee eens dat de gevolgen van de aangemelde transactie dienen te worden onderzocht voor de volgende markten:
|
5. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie dat het weinig waarschijnlijk is dat de aangemelde transactie aanleiding geeft tot gecoördineerde effecten die een daadwerkelijke mededinging op significante wijze zouden belemmeren op de markt voor groothandel in digitale muziek op EER-niveau, alsook op nationaal niveau. |
6. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie dat het weinig waarschijnlijk is dat de aangemelde transactie de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zal belemmeren als gevolg van mededingingsbeperkende verticale en/of conglomerate effecten die tot mededingingsbeperkende afscherming van de afnemers en/of concurrenten van de gefuseerde entiteit op de in het ontwerpbesluit vermelde markten kunnen leiden. |
7. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie dat de aangemelde transactie op de volgende markten tot een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging zou kunnen leiden:
|
8. |
Het Adviescomité is het eens met de analyse van de Commissie van i) piraterij ii) afnemersmacht en iii) toetreding tot de markt en met de conclusie dat deze niet van dien aard zijn dat zij de significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging compenseren die het gevolg is van de aangemelde transactie. |
9. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de definitieve toezeggingen van de aanmeldende partij van 25 augustus 2012 (hierna de „definitieve toezeggingen” genoemd) volledig tegemoetkomen aan de mededingingsbezwaren van de Commissie op de markt voor groothandel in digitale muziekopnames op zowel EER-niveau als nationaal niveau. Een minderheid onthoudt zich. |
10. |
Het Adviescomité is het eens met de conclusie van de Commissie dat, mits de definitieve toezeggingen volledig gestand worden gedaan, het weinig waarschijnlijk is dat de aangemelde transactie de daadwerkelijke mededinging op de interne markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze zal belemmeren. Een minderheid onthoudt zich. |
11. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde transactie daarom overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-Overeenkomst verenigbaar moet worden verklaard met de interne markt en met de werking van de EER-Overeenkomst. Een minderheid onthoudt zich. |
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/10 |
Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)
Universal Music Group/EMI Music
(Zaak COMP/M.6458)
2013/C 220/07
(1) |
Op 17 februari 2012 heeft de Europese Commissie, overeenkomstig artikel 4 van de concentratieverordening (2), een aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie. Daarin was meegedeeld dat Universal Music Holdings Ltd (hierna „Universal” genoemd) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening zeggenschap zou verkrijgen over het bedrijfsonderdeel muziekopnames van EMI Group Global Ltd (hierna „EMI” genoemd), door de verwerving van aandelen (Universal en EMI worden hierna tezamen „de partijen” genoemd). |
1. De mededeling van punten van bezwaar
(2) |
Op 23 maart 2012 heeft de Commissie de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening ingeleid. Vervolgens werd op 19 juni 2012 een mededeling van punten van bezwaar aan Universal gezonden, waarvoor een antwoordtermijn van twee weken werd gegeven. DG Concurrentie heeft deze termijn op verzoek van Universal met twee dagen verlengd. |
(3) |
In de mededeling van punten van bezwaar deelde de Commissie als haar eerste bevindingen mee dat de aangemelde concentratie de daadwerkelijke mededinging significant zou belemmeren op de markt voor de groothandelsverkoop van digitale muziek (zowel op EER-niveau als in 25 lidstaten (3)) als op de markt voor de groothandelsverkoop van muziekopnames op fysieke dragers in 22 lidstaten (4). |
(4) |
Universal heeft haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar binnen de termijn ingediend, zonder om een hoorzitting te verzoeken. |
(5) |
Het belangrijkste procedurele aspect van deze zaak is dat ten aanzien van het gebruik van een dataroom diverse problemen met betrekking tot de toegang tot het dossier zijn gerezen. |
1.1. Toegang tot het dossier
1.1.1. „Vroege” toegang tot het dossier
(6) |
Nog vóór de mededeling van punten van bezwaar was uitgegaan, had Universal om toegang verzocht tot data van derden die DG Concurrentie had verzameld en die in de analyses door het team van haar hoofdeconoom waren gebruikt. Universal voerde aan dat dit soort toegang noodzakelijk was om haar rechten van verdediging niet aan te tasten en om na te gaan wat de mogelijkheden voor verbintenissen waren. |
(7) |
DG Concurrentie heeft dit verzoek verworpen omdat de gevraagde informatie deel uitmaakte van het dossier waartoe, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de uitvoeringsverordening (5), pas toegang zou worden verleend nadat de mededeling van punten van bezwaar ter kennis was gebracht van de onderneming. Wat betreft het argument van Universal met betrekking tot verbintenissen, heeft DG Concurrentie geantwoord dat door de Commissie uitgevoerde datawerkzaamheden niet ten koste gaan van de mogelijkheden voor Universal om geschikte corrigerende maatregelen in te dienen voordat een mededeling van punten van bezwaar uitgaat. |
(8) |
Vervolgens heeft Universal mij, voordat de mededeling van punten van bezwaar was uitgegaan, gevraagd om de dataroomregels door te lichten die DG Concurrentie had opgesteld voor deze procedure (hierna „de regels” genoemd). Universal betoogde dat haar rechten van verdediging werden geschonden, vooral op basis van de volgende drie argumenten. In de eerste plaats was de voorgenomen mate van openbaarmaking te eng, omdat Universal hierdoor geen toegang zou krijgen tot ruwe data en de betrokken codes die waren gebruikt voor het aanmaken van de uiteindelijke datasets waarop de analyse door het team van de hoofdeconoom was uitgevoerd. Dit soort informatie zou echter noodzakelijk zijn om de externe economische adviseurs van de onderneming in staat te stellen de analyse door het team van de hoofdeconoom op haar deugdelijkheid te onderzoeken en de data op hun betrouwbaarheid. In de tweede plaats was het argument dat specifieke bepalingen in de regels ter beperking van het gebruik van de data de externe economische adviseurs van Universal zouden beletten de analyse door het team van de hoofdeconoom goed te controleren en te testen. Ten slotte beweerde Universal dat het onnodig, onevenredig en onredelijk was om de door het team van de hoofdeconoom gebruikte data te anonimiseren. Door die data anoniem te maken, zou de externe economische adviseurs van Universal worden belet inzicht te krijgen in de specifieke feitelijke context waarin die data waren gegenereerd. |
(9) |
DG Concurrentie verdedigde deze beperkingen door te wijzen op het zakelijk bijzonder gevoelige karakter van de data van de afnemers en concurrenten, in lijn met het arrest-Tetra/Laval (6). |
(10) |
Omdat in concentratiezaken snelheid is geboden, heb ik de regels getoetst aan de volgende beginselen. Een adressaat van de mededeling van punten van bezwaar moet volledige toegang krijgen tot alle bewijsmateriaal à charge. Indien het bewijsmateriaal vertrouwelijk is, moet toegang worden verleend voor zover dat onmisbaar is voor de rechten van verdediging van een adressaat. In termen van kwantitatief bewijsmateriaal — waarop de verzoeken van Universal zagen — betekent dit dat een adressaat normaal gesproken in staat moet zijn drie operaties uit te voeren. In de eerste plaats moet de adressaat in staat zijn om de analyse door het team van de hoofdeconoom over te doen (d.w.z. dat toegang moet worden verleend tot de gebruikte data en methodiek). In de tweede plaats moet de adressaat de analyse van de Commissie kunnen testen (d.w.z. dat toegang moet worden verleend tot verwijderde data, alternatieve variabelen en informatie die uitschieters kan verklaren enz.). Ten slotte moet de adressaat in staat zijn om de data — ten minste op basis van steekproeven — op hun betrouwbaarheid te controleren. Wat dit laatste punt betreft, is het zo dat, indien de externe adviseurs op basis van steekproeven concrete en specifieke fouten kunnen uitwijzen, verdere toegang zou kunnen worden verleend, afhankelijk van de omvang van de fouten en de omvang van de data die daadwerkelijk in het dossier zitten. In dit verband, en gezien het vaak vertrouwelijke karakter van de data, zou het verdedigbaar lijken om beperkingen op te leggen waarbij wordt geëist dat: a) de adressaat aan de Commissie uitlegt wat zijn externe adviseurs willen gaan doen, en b) dit soort berekeningen onder toezicht van ambtenaren van de Commissie te laten uitvoeren. |
(11) |
Bij brief van 18 juni 2012 heb ik Universal geantwoord dat, nadat ik met DG Concurrentie had overlegd, de regels waren aangepast, om ze in overeenstemming te brengen met bovengenoemde beginselen. Wat betreft de omvang van de vrij te geven data, werden de regels in die zin verduidelijkt dat nu bevestigd werd dat alle ruwe data en codes in de dataroom zouden zijn opgenomen. Ten aanzien van de beperkingen op het gebruik van de data, werden de regels op dit punt versoepeld zodat de externe economische adviseurs van Universal de in de brief vermelde tests en controles konden uitvoeren op de analyse door het team van de hoofdeconoom. Wat de anonimisering van de data betreft, heb ik beklemtoond dat de Commissie van oordeel was dat de data bijzonder gevoelige bedrijfsgeheimen vormden, waarvan de vrijgave de concurrentiepositie zou kunnen aantasten van bepaalde partijen die deze data hadden verschaft. Gezien de bijkomende toegang die de aangepaste regels nu boden en gezien de technische verklaringen die DG Concurrentie mij heeft gegeven, kwam het mij voor dat de externe economische adviseurs van Universal in staat waren om de berekeningen uit te voeren die zij in hun verzoek voldoende precies hadden aangegeven, en dat het daarom niet van onmisbaar belang was om de anonimisering ongedaan te maken. Ten slotte heb ik Universal erop gewezen dat zij verdere onderbouwde verklaringen bij mij konden indienen ingeval hun externe economische adviseurs op specifieke concrete voorbeelden van onverklaarbare datapatronen zouden stoten en redenen hadden om aan te nemen dat verdere toegang nog nodig was om haar recht te worden gehoord naar behoren te kunnen uitoefenen. |
(12) |
Bij brief van 19 juni 2012 heeft Universal mij verzocht de regels verder aan te passen, omdat deze nog steeds beperkingen bevatten op het gebruik van de data van het team van de hoofdeconoom die de rechten van verdediging van Universal aantastten. Meer bepaald beweerde Universal dat, wat de specifieke berekeningen betreft, haar externe economische adviseurs kon worden belet om bepaalde data en berekeningen op hun betrouwbaarheid en nauwkeurigheid te controleren. In reactie op de verdere argumenten van Universal die voldoende waren gepreciseerd, zijn de regels verder aangepast om de externe economische adviseurs van Universal meer mogelijkheden te geven om betrouwbaarheidscontroles uit te voeren en verdere berekeningen te maken. |
1.1.2. Toegang tot het dossier nà de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar
(13) |
Op 20 juni 2012 kreeg Universal toegang tot het dossier |
(14) |
In een gemotiveerd verzoek van 22 juni 2012 heeft Universal de volgende punten formeel herhaald. In de eerste plaats haar eerdere eis om volledige toegang te krijgen tot de kwantitatieve analyse à charge en heeft zij haar drie klachten herhaald ten aanzien van de beperkte mate waarin zij toegang tot het dossier kreeg, de beperkingen ten aanzien van de door het team van de hoofdeconoom gebruikte data en de anonimisering. In de tweede plaats heeft Universal verzocht dat haar externe juridische adviseurs toegang zouden krijgen tot de dataroom. Universal betoogde dat het verlenen van deze toegang noodzakelijk was om de correcte uitoefening van haar rechten van verdediging te garanderen, omdat haar externe juridische adviseurs: i) de informatie in de dataroom en eventuele vertrouwelijke analyses van de externe economische adviseurs moesten kunnen evalueren; ii) inzage moesten krijgen in de vertrouwelijke inhoud van het dataroomrapport waarvan alleen een niet-vertrouwelijke versie aan Universal zou worden meegedeeld, en iii) advies moesten verlenen met betrekking tot de naleving van de regels tijdens het functioneren van de dataroom. |
(15) |
Ik heb beide delen van Universals verzoek verworpen bij een besluit van 29 juni 2012, vastgesteld krachtens artikel 7 van Besluit 2011/695/EU. Op basis van de technische informatie die ik van DG Concurrentie had ontvangen, boden de regels de externe economische adviseurs van Universal de mogelijkheid om, wat betreft de berekeningen die voldoende precies waren geformuleerd, onder bepaalde omstandigheden alle gewenste berekeningen uit te voeren. In andere gevallen zouden de externe economische adviseurs voorstellen kunnen doen voor het uitvoeren van berekeningen en zouden zij over die voorstellen met de Commissie kunnen overleggen. Ten slotte zouden bepaalde berekeningen niet kunnen worden uitgevoerd, omdat het dossier in deze zaak niet de vereiste data bevatte. Wat de gevraagde vrijgave van geanonimiseerde data betreft, had Universal geen concreet en specifiek bewijsmateriaal verschaft dat zulks onmisbaar was voor de uitoefening van haar rechten van verdediging. |
(16) |
Ook het tweede deel van het verzoek van Universal (de eis om haar externe juridische adviseurs tot de dataroom toe te laten) heb ik afgewezen. Dit soort toegang toestaan zou ver voorbijgaan aan het precieze doel van de dataroom: de externe economische adviseurs van de partijen toegang bieden tot de door de Commissie verzamelde kwantitatieve data. Voor zover de dataroom bedrijfsgevoelige informatie van derde partijen bevat, is deze procedure een afwijking van de algemene verplichting voor de Commissie om geen vertrouwelijke informatie vrij te geven. Aangezien deze procedure een afwijking is, zijn strikte garanties noodzakelijk om zelfs onbedoelde vrijgave van de data te voorkomen. Ik vond dat het voor de rechten van verdediging van Universal niet nodig was om haar externe juridische adviseurs toegang te bieden tot de dataroom, omdat het voor de externe juristen in de drie door Universal genoemde situaties voldoende is om buiten de dataroom met de externe economische adviseurs te kunnen communiceren. |
(17) |
Op de dag van de vaststelling van het afwijzingsbesluit heeft Universal, die een advance copy had ontvangen, mij verzocht mijn besluit te herzien, waarbij zij grotendeels haar eerdere argumenten herhaalde ten aanzien van de beperkingen die waren opgelegd aan de externe economische adviseurs en het feit dat dezen bepaalde analyses niet zouden kunnen uitvoeren. Voorts betoogde de onderneming nogmaals dat haar externe juridische adviseurs in de gelegenheid moesten worden gesteld om directe toegang te krijgen tot de door het team van de hoofdeconoom gebruikte dataset in onbewerkte vorm, omdat dit nodig was om te verzekeren dat het recht van Universal op juridische vertegenwoordiging en bijstand niet ernstig zou worden beperkt. |
(18) |
Na een zorgvuldig onderzoek van de argumenten van Universal heb ik op 12 juli 2012 besloten om mijn aanvankelijke besluit te handhaven. In de eerste plaats boden de regels, anders dan Universal beweert, de externe economische adviseurs van Universal de mogelijkheid om de gewenste analyse in de dataroom uit te voeren. Het feit dat de externe economische adviseurs hiervan geen gebruikmaakten, was voor mij geen reden om mijn eerdere besluit of de regels op dit punt te herzien. In de tweede plaats is het inderdaad zo dat een partij in een procedure, als onderdeel van haar rechten van verdediging, daadwerkelijke juridische vertegenwoordiging en bijstand moet krijgen, maar doet een en ander geen afbreuk aan de eis dat dient te worden aangetoond dat toegang tot vertrouwelijke informatie onmisbaar is voor de uitoefening van die rechten. |
(19) |
Omdat de regels evenwel misschien verkeerd waren begrepen of geïnterpreteerd, heb ik Universal verzocht om contact op te nemen met DG Concurrentie om te overleggen over eventuele voorstellen voor verdere regressieanalyses die de externe economische adviseurs van Universal zouden willen uitvoeren. Met het oog daarop werd de dataroom specifiek voor dat doel beschikbaar gesteld. Bovendien heeft DG Concurrentie, in mijn naam, contact opgenomen met de verschaffers van de data, om van hen toestemming te krijgen om een van de externe juridische adviseurs van Universal toe te staan de dataroom te betreden, zodat de externe economische adviseurs ter plaatse bijstand konden krijgen bij het interpreteren van de regels. Universal besloot echter geen gebruik te maken van dit uitzonderlijke aanbod voor toegang. |
(20) |
Op 26 en 27 juni 2012 heeft Universal aangevoerd dat DG Concurrentie ten onrechte het verzoek had afgewezen dat haar externe economische adviseurs de vertrouwelijke versie van een van hun dataroomrapporten zouden mogen delen met de externe juridische adviseurs van Universal en — in geredigeerde vorm — met Universal zelf. De informatie waarop dit verzoek zag, betrof de royaltypercentages van de partijen per platform voor het aanbieden van muziekopnames aan eindgebruikers, zoals die door de externe economische adviseurs waren berekend op basis van de data in de dataroom. Volgens Universal zou DG Concurrentie, door te weigeren de betrokken informatie vrij te geven, de toegang ontzeggen tot bewijsmateriaal zowel à charge als à decharge, omdat — zo nog steeds Universal — die informatie zou kunnen worden gebruikt om het voorlopige standpunt van de Commissie te weerleggen dat IFPI-marktaandelen (7) betrouwbaarder waren dan de marktaandelen zoals de partijen die hadden berekend. Na overleg tussen en bijeenkomsten van externe juridische en economische adviseurs van Universal, DG Concurrentie en leden van het team raadadviseur-auditeurs, werd overeengekomen dat de volgende informatie aan Universal kon worden vrijgegeven: i) een aantal precieze royaltypercentages die niet als het vrijgeven van vertrouwelijke informatie zou worden beschouwd; ii) bandbreedtes voor andere, meer vertrouwelijke gegevens over royaltypercentages en de bevestiging of deze percentages al dan niet onder 40% lagen, en iii) een tekstuele beschrijving van alle royaltypercentages. |
(21) |
Bij besluit van 4 juli 2012, vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van Besluit 2011/695/EU, heb ik het verzoek van Universal verworpen om toegang te krijgen tot de vertrouwelijke gegevens in het dataroomrapport van haar externe economische adviseurs. Aangezien de kans reëel was dat Universal — en tot op zekere hoogte ook haar externe juridische adviseurs — in staat zou zijn om bepaalde gevoelige informatie te reconstrueren indien zij toegang zou krijgen tot de resterende vertrouwelijke informatie over royaltypercentages (d.w.z. gegevens die niet onder bovengenoemde categorie i) valt), en omdat de onderneming bijkomende toegang had gekregen via de categorieën ii) en iii), was mijn conclusie dat verdere toegang niet onmisbaar was om de rechten van verdediging van Universal veilig te stellen. Bovendien hebben de adviseurs van Universal ervoor gekozen om geen gebruik te maken van de bijkomende toegang die hun met categorie iii) was verleend. De rechten van Universal werden niet geschonden, omdat haar externe juridische adviseurs in staat waren om gebruik te maken van de gegevens die waren verschaft als steunbewijs of om het bewijsmateriaal à charge te weerleggen. |
1.2. Belanghebbende derden
(22) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de uitvoeringsverordening heb ik ingestemd met verzoeken van Impala, Merlin BV, Warner Music Group, Sony Music, the Beggars Group Ltd, de Britse auteursrechtenorganisaties MCPS en PRS, en de platenmaatschappijen Naïve en Because Music om te worden gehoord als belanghebbende derde. |
2. Letter of Facts
(23) |
Op 25 juli 2012 heeft de Commissie de partijen een Letter of Facts gezonden, met daarin bijkomende elementen: verdere data over de relatieve marktpositie van de grote platenmaatschappijen, ter staving van de punten van bezwaar in haar eindbesluit. De partijen kregen tot 1 augustus 2012 de tijd om schriftelijk opmerkingen te maken. In hun antwoord van 1 augustus 2012 betoogden de partijen dat met de Letter of Facts de in de mededeling van punten van bezwaar met betrekking tot de ongunstige effecten van de concentratie opgebouwde argumentatielijn (theory of harm) was gewijzigd, waardoor de tegen hen voorlopig geformuleerde bezwaren op essentiële punten waren gewijzigd. |
(24) |
DG Concurrentie antwoordde op 3 augustus 2012 en wees erop dat deze nieuwe feitelijke data de voorlopige bevindingen van de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar ondersteunden, nl. dat Universal in een aantal landen groter was dan enige andere grote platenmaatschappij. DG Concurrentie wees er voorts op dat Letter of Facts gewoon zuiver feitelijke informatie verschafte ter ondersteuning van de bestaande theories of harm zoals die in de mededeling van punten van bezwaar waren beschreven. Als dusdanig werd er geen nieuwe argumentatielijn opgebouwd die uitsluitend op de relatieve grootte van de grote platenmaatschappijen was gebaseerd. De partijen kregen de gelegenheid om verdere opmerkingen te maken, maar zagen daarvan af. Bijgevolg beschouw ik deze zaak als gesloten. |
3. Verbintenissen
(25) |
Om de mededingingsbezwaren weg te nemen die de Commissie in haar mededeling van punten van bezwaar had vastgesteld, hebben de partijen op 27 juli 2012, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening, verbintenissen ingediend. Diezelfde dag nog werd voor deze reeks verbintenissen een markttest uitgevoerd, om bij betrokken marktdeelnemers te peilen naar hun standpunt over de doeltreffendheid van deze verbintenissen en de vraag of daarmee een daadwerkelijke mededinging kon worden hersteld op de markten waarvoor mededingingsbezwaren waren vastgesteld. |
(26) |
In het licht van de uitkomsten van deze markttest hebben de partijen op 13 augustus 2012 een herziene reeks verbintenissen ingediend, die vervolgens op 17 augustus 2012 werd aangepast. Op 25 augustus 2012 werden de definitieve verbintenissen ingediend. De Commissie concludeerde dat de verbintenissen die de partijen op 25 augustus 2012 hadden ingediend, een afdoende antwoord boden op alle resterende bezwaren ten aanzien van de verenigbaarheid van de voorgenomen transactie met de interne markt. |
4. Het ontwerpbesluit
(27) |
Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit alleen over de bezwaren handelt ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken, en ben ik tot de conclusie gekomen dat dat inderdaad het geval was. |
5. Slotopmerkingen
(28) |
Samenvattend concludeer ik dat alle bij de procedure betrokken partijen hun procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk hebben kunnen uitoefenen. |
Brussel, 11 september 2012.
Michael ALBERS
(1) Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).
(2) Verordening (EG) nr. 139/2004 van 20 januari 2004 (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.)
(3) Oostenrijk, België, Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, alsmede in IJsland en Noorwegen.
(4) Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, alsmede in IJsland en Noorwegen.
(5) Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 133 van 30.4.2004, blz. 1).
(6) Arrest van 25 oktober 2002, zaak T-5/02, Tetra Laval BV/Commissie, Jurispr. 2002, blz. II-4381.
(7) International Federation of the Phonographic Industry.
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/15 |
Samenvatting van het besluit van de Commissie
van 21 september 2012
waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst
(Zaak COMP/M.6458 — Universal Music Group/EMI Music)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 6459)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/08
Op 21 september 2012 heeft de Commissie in een concentratiezaak een besluit vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1) (hierna de „concentratieverordening” genoemd), en met name artikel 8, lid 2, van genoemde verordening. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van het besluit is in de authentieke taal van de zaak beschikbaar op de website van het Directoraat-generaal Concurrentie, op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html
I. DE PARTIJEN
(1) |
Universal Music Holdings Limited (hierna „UMHL” genoemd) is een volledige dochteronderneming van Universal International Music BV, de moederonderneming van de Universal Music Group (hierna „Universal” of de „aanmeldende partij”, VK, genoemd). Universal is 's werelds grootste muziekopnamebedrijf. Het is actief op het gebied van de ontdekking, ontwikkeling en promotie van uitvoerende artiesten (hierna „artiesten & repertoire” of „A&R” genoemd) en de groothandel in muziekopnames. Het is ook actief op andere gebieden, zoals online detailhandel in muziek, muziekuitgeverij, artiestenmanagement, merchandising, evenementenbeheer en evenementendiensten. Universal is uiteindelijk eigendom van Vivendi SA. |
(2) |
Vivendi SA (hierna „Vivendi” genoemd, Frankrijk) is de uiteindelijke moederonderneming van Universal. Vivendi is een internationaal mediabedrijf dat actief is op het gebied van telecommunicatie, productie en verspreiding van inhoud en tv-kanalen, detailhandel in digitale muziek en videogames. |
(3) |
EMI Group Global Limited (hierna „EMI Group” genoemd, VK) is actief op het gebied van de ontdekking, ontwikkeling en promotie van uitvoerende artiesten en de groothandel in muziekopnames. EMI Group heeft ook activiteiten op het gebied van detailhandel in muziek, muziekuitgeverij, artiestenmanagement en merchandising. |
II. DE TRANSACTIE
(4) |
Op 17 februari 2012 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen van een concentratievoornemen in de zin van artikel 4 van de concentratieverordening, waarbij de onderneming UMHL in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening zeggenschap verkrijgt over de activiteiten op het gebied van muziekopnames van EMI Group door de verwerving van aandelen. |
(5) |
Op 11 november 2011 hebben Vivendi en Universal, enerzijds, en EMI Group, anderzijds, een overeenkomst tot aankoop van aandelen gesloten op grond waarvan Universal de activiteiten van EMI Group op het gebied van A&R en groothandel in muziekopnames zou verwerven, alsook de activiteiten van EMI Group op het gebied van detailhandel in muziekopnames, bepaalde beperkte auteursrechten (voornamelijk die van EMI Christian Music Group), artiestenmanagement en merchandising. Voor de toepassing van het besluit van de Commissie worden de activa waarop de voorgenomen transactie betrekking heeft, hierna gezamenlijk „EMI” genoemd. |
(6) |
Als gevolg van de voorgenomen transactie zou EMI onder de uitsluitende zeggenschap van Universal staan. Deze transactie is bijgevolg een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening. De transactie heeft een EU-dimensie overeenkomstig artikel 1, lid 2, van de concentratieverordening. |
III. SAMENVATTING
(7) |
Na onderzoek van de aanmelding heeft de Commissie op 23 maart 2012 een besluit vastgesteld waarin zij concludeert dat de transactie onder het toepassingsgebied van de concentratieverordening valt, en dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid ervan met de interne markt en met de werking van de EER-Overeenkomst. De Commissie heeft dan ook besloten de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening in te leiden. |
(8) |
Op 19 juni 2012 is op grond van artikel 18 van de concentratieverordening aan de aanmeldende partij een mededeling van punten van bezwaar toegezonden. Op 6 juli 2012 heeft Universal hierop geantwoord. |
(9) |
Om tegemoet te komen aan de in de mededeling van punten van bezwaar geuite mededingingsbezwaren, heeft de aanmeldende partij op 27 juli 2012 toezeggingen gedaan. De termijn voor de vaststelling van een besluit op grond van artikel 8 van de concentratieverordening is overeenkomstig artikel 10, lid 3, van die verordening derhalve verlengd met 15 werkdagen. Op 13 augustus 2012 heeft de aanmeldende partij een nieuwe reeks toezeggingen gedaan, die vervolgens op 25 augustus 2012 zijn gewijzigd. |
IV. TOELICHTING
1. Inleiding
(10) |
Het zwaartepunt van de voorgenomen transactie is de sector van de muziekopnames, aangezien deze de kernactiviteiten van Universal en EMI omvat. De sector van de muziekopnames in de EER wordt momenteel gekenmerkt door de aanwezigheid van vier platenmaatschappijen op wereldniveau (Universal, Sony, EMI en Warner, hierna gezamenlijk de „majors” genoemd) en een groot aantal aanzienlijk kleinere platenmaatschappijen (hierna de „onafhankelijken” genoemd). |
(11) |
Als gevolg van de beschikbaarheid van muziek via legale digitale diensten en digitale piraterij wordt de hele sector van de muziekopnames het laatste decennium zowel op wereldniveau als in de EER met een aanzienlijke daling van de verkoop geconfronteerd. Ondanks deze achteruitgang, die de fysieke verkoop het hardst treft, is de verkoop van fysieke muziek nog steeds goed voor ongeveer 80 % van de totale muziekverkoop in de EER. Verwacht wordt dat de verkoop van digitale muziek de komende jaren aanzienlijk zal toenemen en een kantelpunt zal bereiken waarop de verkoop van fysieke muziek zal worden overschreden. |
(12) |
De waardeketen in de sector van de muziekopnames begint bij de ontdekking en ontwikkeling van artiesten en de opname van hun muziek met het oog op de exploitatie van het auteursrecht van de verkregen geluidsopnamen, „A&R” genoemd. Succes op de markten voor muziekopnames hangt af van het welslagen of mislukken van deze activiteit. |
(13) |
In een volgend stadium van de waardeketen wordt het repertoire door de platenmaatschappijen verkocht of in licentie gegeven aan groothandelaars en detailhandelaars, alsook aan bepaalde categorieën eindgebruikers (tv- en radio-omroepen). |
(14) |
Muziekopnames omvatten een brede waaier aan fysieke producten (zoals CD's — singles, albums/compilaties — en DVD's — audio en video) en digitale producten die door de platenmaatschappijen aan detailhandelaars worden verkocht, die ze op hun beurt aan eindgebruikers doorverkopen. Bovendien kunnen platenmaatschappijen hun repertoire ook in licentie geven aan aanbieders van digitale audio- of videostreamingdiensten. |
(15) |
Er zijn diverse categorieën fysieke detailhandelaars (naast groothandelaars, die fungeren als tussenpersoon tussen platenmaatschappijen en detailhandelaars), waarvan de belangrijkste hypermarkten/supermarkten zijn (zogenaamde „massahandelaars”), e-tailers en gespecialiseerde detailhandelaars. |
(16) |
De belangrijkste digitale verspreidingskanalen voor de detailhandel in onlinemuziek zijn downloading en streaming. Downloads nemen momenteel het grootste deel van de online-inkomsten voor hun rekening. Streamingdiensten zijn evenwel aan een opmars bezig en veel marktdeelnemers verwachten een aanzienlijke stijging van de streaminginkomsten in de toekomst. |
(17) |
De streamingtechnologie heeft de afgelopen jaren ook nieuwe platformen en bedrijfsmodellen mogelijk gemaakt. Aanbieders van internetdiensten en mobiele-netwerkexploitanten bieden steeds meer diensten voor muziekstreaming aan, hetzij door diensten onder hun eigen merk te ontwikkelen (vaak gebundeld met telecomabonnementen), hetzij via partnerschappen met bestaande streamingplatformen. Een aantal streamingdiensten heeft ook partnerschappen met sociale netwerksites. Tot slot zijn clouddiensten voor muziek ontstaan die gebruikers in staat stellen aangekochte muziek op te slaan op verre servers. |
2. De relevante markten
A. A&R
(18) |
In haar eerdere besluiten betreffende de sector van de muziekopnames (2) heeft de Commissie nooit een upstreammarkt voor A&R gedefinieerd. Het is evenwel zo dat A&R-diensten aan verschillende marktspelers (artiesten) worden verleend en een andere organisatie binnen de platenmaatschappijen vereisen dan de groothandelsactiviteiten downstream. A&R heeft ook een eigen specifieke mededingingsdynamiek. |
(19) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat geen standpunt hoeft te worden ingenomen over de vraag of A&R-activiteiten als een afzonderlijke productmarkt dienen te worden beschouwd en geanalyseerd, dan wel of de markt voor muziekopnames moet worden beschouwd als een tweezijdige markt waarop de kracht van een platenmaatschappij aan één kant van de markt (A&R) een positieve invloed heeft op haar marktpositie aan de andere kant van de markt (groothandel in muziekopnames) en omgekeerd. De kracht van platenmaatschappijen in de A&R-sector is door de Commissie bij de beoordeling van de voorgenomen transactie uit mededingingsoogpunt in aanmerking genomen als één van de belangrijkste factoren voor de positie van platenmaatschappijen op de markt voor de groothandel in muziekopnames en omgekeerd. |
B. Groothandel in muziekopnames
(20) |
De Commissie heeft in het verleden afzonderlijke productmarkten voor de groothandel in fysieke muziek en digitale muziek vastgesteld (3). Op de markt voor digitale muziek heeft de Commissie zich niet uitgesproken over de vraag of er afzonderlijke productmarkten zijn voor digitale muziek voor onlinetoepassingen en mobiele toepassingen enerzijds, en voor downloading en streaming anderzijds. De Commissie heeft evenmin afzonderlijke productmarkten vastgesteld op basis van het genre (bijvoorbeeld pop, klassieke muziek, jazz, enz.) of voor albums en compilaties. Uit het marktonderzoek zijn in het onderhavige geval geen nieuwe elementen naar voren gekomen die een afwijking van deze precedenten rechtvaardigen. |
(21) |
De Commissie concludeerde dat audio- en videomuziek tot dezelfde productmarkt voor groothandel in muziekopnames behoren (zowel fysiek als digitaal). |
(22) |
De Commissie concludeerde dat een afzonderlijke productmarkt dient te worden vastgesteld voor de verkoop op groothandelsniveau van muziekopnames aan eindgebruikers die licenties voor muziekopnames verkrijgen via licentieverlenende ondernemingen. Wat de detailhandel in muziekopnames betreft, achtte de Commissie het niet nodig uitspraak te doen over de definitie van een relevante productmarkt. |
C. Muziekgerelateerde activiteiten buiten de sector van de muziekopnames
(23) |
In overeenstemming met haar eerdere besluiten concludeerde de Commissie dat productie- en logistieke activiteiten buiten haar beoordelingsmarge vallen. Voorts heeft de Commissie geen uitspraak gedaan over de definitie van een relevante productmarkt voor andere „aanverwante” diensten (zoals artiestenmanagement, merchandising en het beheer van live optredens en events). Tot slot concludeerde de Commissie dat online-auteursrechten als een afzonderlijke productmarkt moeten worden beschouwd. |
D. Geografische reikwijdte van de markt
(24) |
De Commissie concludeerde dat de markt voor de groothandel in fysieke muziekopnames een nationale dimensie heeft. |
(25) |
Met betrekking tot de groothandel in digitale muziekopnames achtte de Commissie het niet noodzakelijk uitspraak te doen over de precieze afbakening van de geografische markt, aangezien de transactie zowel op EER-niveau als op nationaal niveau vragen deed rijzen. |
(26) |
Met betrekking tot A&R, de detailhandel in muziekopnames, aanverwante diensten en muziekuitgeverij achtte de Commissie het niet noodzakelijk uitspraak te doen over de afbakening van een relevante geografische markt. |
E. Piraterij
(27) |
De aanmeldende partij voerde aan dat er één enkele markt moet zijn voor de groothandel in muziekopnames in zowel fysiek als digitaal formaat, die zowel legale als illegale muziek (d.w.z. piraterij) omvat. Ter onderbouwing van deze stelling voerde de aanmeldende partij aan dat er sterke aanwijzingen zijn voor substitutie door gebruikers tussen deze muziekformaten en -bronnen, inclusief tussen door piraterij verkregen muziek en legale muziek. |
(28) |
De Commissie heeft in eerdere besluiten nooit geoordeeld dat legale en illegale muziek tot dezelfde productmarkt behoren. Uit het marktonderzoek in de zaak Sony/BMG (4) is evenwel gebleken dat piraterij in bepaalde gebieden tot concurrentiedruk op platenmaatschappijen leidt. |
(29) |
De Commissie concludeerde dat een beoordeling van de mate van substitutie tussen legale en illegale muziek en de mate waarin consumenten legale en illegale muziek combineren („mix and match”) niet relevant is om vast te stellen of illegale muziek moet worden beschouwd als een onderdeel van de markt voor de groothandel in muziekopnames. Dit geeft aan dat, ongeacht of legale en illegale muziek vanuit het oogpunt van de eindgebruikers als substituten moeten worden beschouwd, zij vanuit het oogpunt van de rechtstreekse afnemers van de platenmaatschappijen (detailhandelaars in fysieke en digitale muziek) geen substituten blijken te zijn. Piraterijdiensten en platenmaatschappijen staan bijgevolg niet met elkaar in concurrentie. Zij zijn niet actief in de A&R-sector en evenmin in de levering van muziekopnames op groothandelsniveau aan fysieke en digitale afnemers. |
(30) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het vanuit het oogpunt van zowel de vraag- als de aanbodzijde niet dienstig is om legale en illegale muziek als onderdeel van dezelfde relevante productmarkt voor de groothandel in muziekopnames te beschouwen. Deze conclusie laat evenwel de door de Commissie verrichte analyse onverlet volgens welke piraterij mogelijk een druk buiten de markt om kan uitoefenen op de prijszettings- en productiebesluiten van platenmaatschappijen in het kader van de mededingingsrechtelijke beoordeling van de voorgenomen transactie. |
3. Mededingingsrechtelijke beoordeling
A. Horizontale niet-gecoördineerde effecten
(31) |
De tegenargumenten van de Commissie in deze zaak zijn niet gebaseerd op de overschrijding van een bepaalde marktaandeeldrempel. De Commissie geeft namelijk duidelijk aan dat de marktaandelen slechts een eerste indicatie van marktmacht zijn en in de algemene context van de relevante markten moeten worden geplaatst. Overeenkomstig de richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (5) (hierna de „richtsnoeren horizontale fusies” genoemd) kan een significante belemmering van de daadwerkelijke concurrentie worden verwacht in gevallen waarin de gefuseerde entiteit een merkelijk groter marktaandeel zou hebben dan de eerstvolgende concurrent. De mededingingsrechtelijke beoordeling van de Commissie in de onderhavige zaak is derhalve ingegeven door de indicatie die marktaandelen geven van de totale macht van de gefuseerde entiteit na de concentratie en de relatieve positie ten opzichte van haar concurrenten na de concentratie. |
(32) |
Het analytische kader is in de onderhavige zaak des te relevanter omdat geen enkele bron uit de sector een volledig betrouwbaar beeld geeft van de positie van de gefuseerde entiteit na de concentratie. Terwijl de Commissie in eerdere besluiten betreffende de sector van de muziekopnames gebruik maakte van IFPI-gegevens, heeft de aanmeldende partij in het onderhavige geval het gebruik van dergelijke gegevens hevig betwist omdat zij onbetrouwbaar zouden zijn, en verstrekte zij alternatieve marktaandeelgegevens die gebaseerd zijn op de verkoop van iTunes en Spotify, alsook door GfK en de OCC (Official Charts Company) verzamelde verkoopcijfers voor de detailhandel. |
(33) |
De Commissie heeft uiteindelijk alle gegevensbronnen in aanmerking genomen, inclusief groothandelsgegevens die zijn verzameld door diverse aanbieders van digitale diensten. Voorts heeft de Commissie een vergelijkende studie verricht van de vier majors op een hypothetische markt die slechts uit de vier majors bestaat, teneinde de marktpositie van Universal en EMI ten opzichte van de andere majors te beoordelen (hoewel de onafhankelijken samen een niet onaanzienlijke marktpositie innemen, kunnen zij niet als één enkele entiteit worden beschouwd). Tot slot heeft de Commissie ook gegevens uit grafieken en luistercijfers in aanmerking genomen, hoewel deze gegevens niet met marktaandelen kunnen worden gelijkgesteld. |
(34) |
Na de analyse van alle gegevensbronnen concludeerde de Commissie dat de voorgenomen transactie zou leiden tot een dominante „super major” die tweemaal (en in bepaalde lidstaten zelfs drie- of viermaal) zo groot zou zijn als de op één na grootste concurrent op EER-niveau en in meerdere lidstaten, alsook in IJsland en Noorwegen. Meer in het bijzonder zou de gefuseerde entiteit, wat fysieke muziekopnames betreft, meer dan tweemaal zo groot zijn als de op één na grootste concurrent in ten minste acht lidstaten (Cyprus, Ierland, Luxemburg, Nederland, Roemenië, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) en IJsland, minstens driemaal zo groot als de op één na grootste concurrent in ten minste vijf andere lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Polen en Slowakije) en Noorwegen, en meer dan viermaal zo groot als de op één na grootste concurrent in Bulgarije, Estland en Litouwen. In Slovenië zou de gefuseerde entiteit duidelijk de belangrijkste major worden. Wat digitale muziekopnames betreft, zou de gefuseerde entiteit minstens tweemaal zo groot zijn als de op één na grootste concurrent op EER-niveau en in ten minste zestien lidstaten (België, Bulgarije, Estland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden), alsook IJsland en Noorwegen. |
(35) |
De gefuseerde entiteit zou dus de onbetwiste marktleider zijn geweest na de concentratie. Vanuit structureel oogpunt en gelet op de marktaandelen en de gegevens uit grafieken en luistercijfers zou de voorgenomen transactie de bestaande mededingingsdynamiek, die is gebaseerd op een bepaald machtsevenwicht tussen ten minste de majors (ondanks het reeds bestaande marktleiderschap van Universal), volledig veranderen ten gunste van de gefuseerde entiteit. |
(36) |
De Commissie concludeerde dat EMI één van de vier majors is die momenteel actief zijn in de sector van de muziekopnames op wereldvlak, met een aanzienlijk artiestenbestand en een muziekrepertoire dat een indrukwekkende titelcatalogus en interessante nieuwigheden omvat. EMI zal wellicht ook de onmiddellijke concurrent van Universal zijn, althans op het vlak van klassieke muziek. De voorgenomen transactie zou derhalve tot gevolg hebben dat een belangrijke concurrentiekracht uit de relevante markten wordt uitgeschakeld. |
(37) |
De Commissie concludeerde dat het repertoire van de gefuseerde entiteit na de transactie een „must have” zal zijn of blijven, en dat afnemers bijgevolg wellicht weinig (of geen) mogelijkheden zullen hebben om van leverancier te veranderen, terwijl de mogelijkheid voor de gefuseerde entiteit om afnemers uit te buiten, aanzienlijk zal toenemen. |
(38) |
Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat Universal reeds vóór de voorgenomen transactie gunstiger licentievoorwaarden kon krijgen van haar digitale afnemers dan haar concurrenten. Deze conclusies zijn gebaseerd op bewijzen uit drie bronnen: i) een vergelijking van de respectieve overeenkomsten van Universal en EMI met onlineplatformen; ii) bewijselementen uit het marktonderzoek van de Commissie; en iii) bewijselementen van de fuserende partijen. De bewijzen uit elk van deze bronnen worden verder gestaafd door de kwantitatieve analyse van de Commissie. |
(39) |
De Commissie heeft eerst de commerciële overeenkomsten onderzocht die Universal en EMI hebben gesloten met een selectie van belangrijke digitale afnemers, met bijzondere aandacht voor de belangrijkste commerciële voorwaarden (waaronder de vergoeding, de hoogte van de door digitale afnemers te betalen voorschotten, verbintenissen inzake promotie en reclame en meestbegunstigingsclausules („MFN-clausules”)). Uit deze analyse is gebleken dat Universal over het geheel genomen betere voorwaarden krijgt voor diverse essentiële parameters voor onderhandelingen met digitale platformen dan EMI, en dat dit verschil in het geval van kleinere platformen (downloading en streaming) bijzonder uitgesproken is. |
(40) |
De Commissie concludeerde dat de verschillen in de contractvoorwaarden die Universal (dat nu reeds het grootste muziekopnamebedrijf is in de EER) en EMI momenteel krijgen, een indicatie zijn voor de te verwachten ongunstige gevolgen van de voorgenomen transactie voor de mededinging. De aanzienlijke verhoging van de omvang van Universal na de fusie kan haar onderhandelingspositie immers verder versterken, wat niet alleen aanleiding kan geven tot een uitbreiding van de huidige voorwaarden van Universal tot het repertoire van EMI, maar ook tot een algemene versterking van de voorwaarden voor het gecombineerde repertoire. |
(41) |
De Commissie heeft ook een kwantitatieve analyse verricht om te beoordelen of de voorgenomen transactie als gevolg van de grotere omvang van de gefuseerde entiteit de onderhandelingsmacht van deze entiteit ten opzichte van digitale afnemers dreigt te versterken en, als gevolg daarvan, kan leiden tot hogere prijzen voor deze afnemers. |
(42) |
Met het oog hierop heeft de Commissie verkoopgegevens betreffende digitale muziek van zes belangrijke digitale afnemers en van zes muziekopnamebedrijven in een aantal lidstaten verzameld. Vervolgens heeft de Commissie een kwantitatieve analyse van deze gegevens verricht, waarbij voornamelijk aan de hand van statistieken en economische instrumenten, is nagegaan of er een positieve correlatie bestaat tussen de omvang van het muziekopnamebedrijf en de mogelijkheden van het bedrijf om betere voorwaarden bij digitale afnemers los te krijgen. |
(43) |
Uit de analyse is het volgende gebleken: i) de opbrengst die muziekopnamebedrijven kunnen genereren, neemt toe met hun omvang (gemeten in termen van het aandeel in de inkomsten waarmee het repertoire van een muziekopnamebedrijf bijdraagt aan een onlineplatform); ii) dit effect is met name uitgesproken bij relatief kleine onlineplatformen, maar doet zich ook gevoelen bij platformen met een aanzienlijke onderhandelingsmacht; en iii) er is een positief verband tussen de omvang van het repertoire van een muziekopnamebedrijf en de met onlineplatformen onderhandelde groothandelsprijs. |
(44) |
De conclusies van de Commissie, die zijn gebaseerd op de analyse van de commerciële voorwaarden die de fuserende partijen zijn overeengekomen met diverse digitale afnemers, en op de kwantitatieve analyse, zijn gestaafd door verklaringen van digitale afnemers en andere derde partijen in de loop van het onderzoek van de Commissie, alsook door bepaalde interne documenten van Universal. |
(45) |
De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat de gefuseerde entiteit door haar groter aandeel in de verkoop van muziekopnames aan digitale afnemers op groothandelsniveau wellicht ongunstiger commerciële voorwaarden en hogere prijzen zal opleggen aan digitale afnemers indien de voorgenomen transactie in de oorspronkelijk aangemelde vorm zou plaatsvinden. |
(46) |
De Commissie was van mening dat, voor de beoordeling van de mate waarin de gefuseerde entiteit na de voorgenomen transactie marktmacht bezit ten opzichte van detailhandelaars in digitale muziek, ook de gecombineerde marktpositie van de gefuseerde entiteit in de sectoren van de muziekopnames en de muziekuitgeverij in aanmerking moet worden genomen. De Commissie beschouwde participatie waaraan zeggenschap is verbonden, als een „verzwarende omstandigheid”, die de mededingingsbeperkende effecten van de voorgenomen transactie als gevolg van de combinatie van de activiteiten van de fuserende partijen (die op zich reeds aanleiding geven tot mededingingsbezwaren) in de sector van de muziekopnames versterkt. De door de Commissie verrichte analyse van participatie waaraan zeggenschap is verbonden, heeft de conclusies van de Commissie dat de voorgenomen transactie tot een significante belemmering van de daadwerkelijke concurrentie zou kunnen leiden, kracht bijgezet. |
(47) |
De Commissie concludeerde dat innovatie en de keuze van de consument door de voorgenomen transactie wellicht in de volgende twee opzichten zullen worden beperkt: i) de voorgenomen transactie zal de onderhandelingsmacht van Universal en de mogelijkheid om digitale platforms (met name kleine en nieuwe innoverende muziekplatforms) belastende licentievoorwaarden op te leggen, wellicht vergroten. Dergelijke belastende licentievoorwaarden zullen wellicht een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van deze afnemers en hun mogelijkheden om zich geografisch uit te breiden tot de diverse digitale markten; en ii) de gefuseerde entiteit zou wellicht meer mogelijkheden hebben en meer geneigd zijn om invloed uit te oefenen op het bedrijfsmodel en de kenmerken van nieuwe diensten op het gebied van digitale muziek, en om prijsverhogingen op de detailhandelsmarkt(en) op te leggen. Als gevolg daarvan zal de voorgenomen transactie ook een negatieve invloed hebben op de culturele diversiteit. De Commissie concludeerde bijgevolg dat de voorgenomen transactie de innovatie en de keuze van de consument wellicht zal beperken. |
(48) |
De Commissie concludeerde dat deze conclusies gelden voor zowel de markt voor groothandel in muziekopnames op EER-niveau, als voor dezelfde markt in België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, alsook in IJsland en Noorwegen. |
(49) |
De Commissie heeft ook onderzocht of de voorgenomen transactie de gefuseerde entiteit in de mogelijkheid kan stellen en ertoe kan aanzetten de concurrenten van de gefuseerde entiteit gedeeltelijk uit te sluiten van de markten voor de groothandel in fysieke en digitale muziek, alsook van A&R, ten koste van de mededinging en uiteindelijk ook de consument en de culturele diversiteit. |
(50) |
Een dergelijke uitsluiting is potentieel mogelijk doordat Universal door haar grotere omvang na de fusie de mogelijkheid zou hebben en geneigd zou zijn haar artiesten een beduidend betere toegang tot promotiemogelijkheden te garanderen (bijv. contacten met groothandelaren en digitale afnemers, toegang tot compilaties en radio-omroep) dan haar concurrenten, en in een mate die haar huidige marktaandeel overschrijdt. |
(51) |
Een ruimere toegang tot al deze promotiemogelijkheden kan ertoe leiden dat de gefuseerde entiteit contracten kan sluiten met de beste artiesten, en tegen betere voorwaarden dan andere platenmaatschappijen, door hen een ruimere toegang tot promotie te bieden. De kans bestaat dat concurrenten het steeds moeilijker vinden te concurreren met de gefuseerde entiteit om contracten te sluiten met nieuwe artiesten, wat op zijn beurt de positie van deze concurrenten ten opzichte van afnemers kan verzwakken aangezien hun repertoire minder aantrekkelijk zou worden en, omgekeerd, de positie van de gefuseerde entiteit zou versterken wat aanleiding zou geven tot een zichzelf in stand houdende vicieuze cirkel. |
(52) |
Uiteindelijk concludeerde de Commissie evenwel dat er niet voldoende elementen zijn om rechtens genoegzaam te bewijzen dat de transactie wellicht zou resulteren in uitsluiting van concurrenten. De door de aanmeldende partij voorgestelde toezeggingen zouden hoe dan ook niet alleen de hierboven beschreven mededingingsbeperkende effecten met betrekking tot de commerciële voorwaarden met digitale afnemers, maar ook uitsluitingseffecten opheffen. |
(53) |
De Commissie concludeerde dat het bestaan van piraterij de mogelijkheid en de neiging van de gefuseerde entiteit om na de voorgenomen transactie haar onderhandelingsmacht uit te oefenen ten opzichte van detailhandelaars, niet zou wegnemen. Hoewel piraterij de omvang van de totale markt kan verminderen, concludeerde de Commissie dat er geen bewijzen zijn dat muziekopnamebedrijven erdoor zouden worden beperkt in hun commercieel gedrag vandaag of na de fusie. |
(54) |
De Commissie concludeerde dat afnemers niet in de mogelijkheid zouden verkeren hun kopersmacht uit te oefenen om tegenwicht te bieden aan een toegenomen marktmacht van de gefuseerde entiteit. |
(55) |
De Commissie concludeerde dat het weinig waarschijnlijk is dat een tijdige en toereikende toetreding tot de relevante markten voor muziekopnames door concurrenten de mededingingsbeperkende effecten als gevolg van de voorgenomen transactie zou tegengaan. |
B. Gecoördineerde effecten
(56) |
De Commissie concludeerde dat er op de markten voor de groothandel in muziekopnames, vanwege de complexiteit ervan, weinig kans is om tot overeenstemming te komen over de coördinatievoorwaarden. De veranderingen als gevolg van de voorgenomen transactie doen niet af aan deze beoordeling. |
C. Verticale en geconglomereerde/groepsaspecten
(57) |
De Commissie concludeerde dat de transactie geen aanleiding geeft tot bezwaren van niet-horizontale aard met betrekking tot de activiteiten van Universal en EMI op het gebied van de detailhandel in digitale en fysieke muziek, videomuziek, elektronische communicatie, tv- en filmproductie en -distributie, spelletjes en interactief amusement en ticketverkoop. |
D. Conclusie
(58) |
De Commissie concludeerde dat de voorgenomen transactie, zoals aangemeld, aanleiding zou geven tot een significante belemmering van de daadwerkelijke concurrentie, met name als gevolg van het ontstaan van een machtspositie, op de markten voor de groothandel in digitale muziek op EER-niveau en in 24 lidstaten, met name België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden), alsook in IJsland en Noorwegen. |
4. Toezeggingen
(59) |
Op 27 juli 2012 heeft de aanmeldende partij formele toezeggingen gedaan die diezelfde dag aan de markttoets zijn onderworpen. Algemeen bleek uit de markttoets dat de toezeggingen van 27 juli 2012 een aantal tekortkomingen vertoonden die moesten worden verholpen. |
(60) |
Op 9 augustus 2012 heeft de Commissie de aanmeldende partij tijdens een state-of-play-bijeenkomst in kennis gesteld van de resultaten van de markttoets. Om de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, heeft de aanmeldende partij, rekening houdend met de resultaten van de markttoets en verdere door haar verstrekte gegevens betreffende de voorgestelde toezeggingen, op 13 augustus 2012 een nieuwe reeks toezeggingen gedaan die op 25 augustus 2012 zijn gewijzigd. |
(61) |
De belangrijkste verbeteringen in het pakket van 27 juli 2012 bestonden in: i) extra eigen inhoud (zowel Engelstalig als Deens en Spaans repertoire); ii) de toevoeging van het aandeel van EMI in een eerder afgesplitste Franse entiteit Play.on; iii) afstoting van wereldwijde rechten (in tegenstelling tot de rechten op EER-niveau in de toezeggingen van 27 juli 2012); iv) een toezegging om ten minste tweederde van het pakket te verkopen (EMIRL, Pink Floyd en de plaatselijke entiteiten) aan één enkele koper; v) de eis dat de koper een bedrijf moet zijn in een groep die momenteel actief is of eerder actief was op het gebied van muziekopnames of de muziekuitgeverij; vi) een toezegging om gedurende een periode van 10 jaar geen nieuwe contracten te sluiten met artiesten wier repertoire in het pakket is opgenomen; en vii) de gedragstoezeggingen die waren opgenomen in de toezeggingen van 27 juli 2012 en die te complex en te vaag werden geacht, zijn vervangen door de loutere toezegging om geen meestbegunstigingsclausules („MFN-clausules”) ten gunste van Universal op te nemen in overeenkomsten met aanbieders van digitale diensten voor zover een dergelijke overeenkomst geldt voor de EER. Deze toezegging is voor een periode van 10 jaar gedaan. Op verzoek van de Commissie heeft de aanmeldende partij ook de toezegging om twee licentie/distributieovereenkomsten met derden op te zeggen, geschrapt. |
(62) |
De toezeggingen van 25 augustus 2012 bestaan derhalve in: i) de afstoting van de wereldwijde rechten voor bepaalde activa van EMI en Universal die zowel een Engelstalig als een plaatselijke repertoire omvatten; ii) de opzegging van één licentie/distributieovereenkomst; en iii) de gedragstoezegging om geen MFN-clausules op te nemen in de toekomstige contracten van de gefuseerde entiteit met digitale diensten. |
(63) |
Het voorgestelde pakket toezeggingen omvat de afstoting van de volgende juridische entiteiten/activa:
|
(64) |
De totale omvang van de definitieve toezeggingen (die het merendeel van de activa van EMI omvatten en een aantal activa van Universal) maakt twee derden uit van de activiteiten van EMI in de EER. |
(65) |
Met betrekking tot het effect van het marktaandeel op de definitieve toezeggingen heeft de Commissie herhaald dat marktaandelen slechts een voorlopige indicatie zijn voor marktmacht en op zich niet bepalen of een transactie al dan niet resulteert in een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging. Met het oog hierop hoeft geen specifiek marktaandeelniveau te worden vastgesteld dat de gefuseerde entiteit niet mag overschrijden om de significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging weg te nemen. |
(66) |
De Commissie merkt evenwel op dat de toename van het totale marktaandeel (zowel fysiek als digitaal) van de gefuseerde entiteit op EER-niveau na de afstoting significant zou teruglopen: het afstotingspakket vertegenwoordigt een marktaandeel van ongeveer (5-10) % op de markt voor de groothandel in digitale muziek, wat betekent dat Universal een extra marktaandeel van ongeveer (0-5) % zou verwerven en dat haar marktaandeel op EER-niveau zou toenemen van (30-40) % tot (30-40) %. |
(67) |
In termen van marktaandeel op nationaal niveau zwakt de afstoting de toename door de inbreng van EMI in Universal af in elke lidstaat, alsook in IJsland en Noorwegen. Het pakket omvat een aanzienlijk Engelstalig repertoire dat alle lidstaten alsook IJsland en Noorwegen bestrijkt. Bovendien zijn de marktaandelen van de gefuseerde entiteit na de transactie als gevolg van de afstoting van het plaatselijke repertoire in België, Denemarken, Frankrijk, Noorwegen, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechië en Zweden, verder gedaald tot niveaus die niet langer wijzen op een significante toename van de huidige marktmacht van Universal. |
(68) |
Bovenop de afstoting van activa in de vorm van muziekopnames heeft de aanmeldende partij toegezegd haar distributieovereenkomst met de derde platenmaatschappij Ministry of Sound op te zeggen en in de EER geen licentie-distributieovereenkomst te sluiten met deze maatschappij voor een periode van tien jaar vanaf de vaststelling van het besluit. |
(69) |
Tot slot heeft de aanmeldende partij toegezegd voor een periode van tien jaar af te zien van de opneming van clausules in de contracten van Universal met digitale afnemers, voor zover deze voor de EER gelden, die deze afnemers zouden verplichten Universal commerciële voorwaarden te garanderen die beter zijn dan, gelijkwaardig zijn met of minstens even goed zijn als die met andere muziekopnamebedrijven (de toezegging van de MFN-clausule). |
Beoordeling van de toezeggingen van 25 augustus 2012
(70) |
De beoordeling van de toezeggingen door de Commissie is gebaseerd op alle beschikbare bewijzen, inclusief de resultaten van de markttoets en gedetailleerde, door de aanmeldende partij verstrekte informatie met betrekking tot de inhoud van het pakket corrigerende maatregelen, met name gegevens over de artiestencontracten (toekomstige leveringsverplichtingen, duur van de contracten, resterende rechten op catalogi en wijziging van controle/toewijzingsbepalingen). De Commissie heeft haar analyse verricht aan de hand van de criteria van de mededeling van de Commissie betreffende op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad en Verordening (EG) nr. 802/2004, van de Commissie aanvaardbare corrigerende maatregelen (6). |
(71) |
De Commissie concludeerde dat de door de aanmeldende partij ingediende definitieve toezeggingen van dien aard en omvang zijn dat zij de marktmacht van Universal op duurzame basis verminderen zodat geen significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging als gevolg van de voorgenomen transactie ontstaat. De reden hiervoor is dat de activa in het pakket een aanzienlijk deel van de overlapping uitmaken, een adequate mix vormen tussen eigen activa, distributie/licentieovereenkomsten en compilaties, en van goede kwaliteit zijn (d.w.z. dat zij wellicht inkomsten zullen blijven genereren). Voorts zal het feit dat dat tweederde van het pakket zal worden verkocht aan één enkele koper die reeds ervaring in de sector heeft, de compenserende effecten van de afstoting zullen versterken. Artiesten zullen bij een sterkere concurrent terecht kunnen en Universal zal niet over meer mogelijkheden beschikken om belastender voorwaarden op te leggen aan aanbieders van digitale diensten. |
(72) |
De Commissie concludeerde bijgevolg dat de definitieve toezeggingen van 25 augustus 2012 de significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging wegnemen. |
(73) |
Bezwaren ten aanzien van de potentiële marginalisatie van concurrenten (zowel in de digitale als de fysieke ruimte) als gevolg van een significante vermindering van hun vermogen om hun repertorium te „monetariseren” en contracten te sluiten met artiesten en artiesten te behouden, wat nadelig zou zijn voor de consument in termen van prijzen en keuze, zouden ook worden weggenomen door de toezeggingen. |
V. CONCLUSIE
(74) |
Om de bovengenoemde redenen is de conclusie van het besluit dat de voorgenomen concentratie de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan niet op significante wijze zal belemmeren. |
(75) |
Derhalve dient de concentratie overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-overeenkomst verenigbaar te worden verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(2) Beschikking van de Commissie van 3 oktober 2007 in zaak COMP/M.3333 — Sony/BMG; Beschikking van de Commissie van 15 september 2008 in zaak COMP/M.5272 — Sony/Sony BMG.
(3) Beschikking van de Commissie van 3 oktober 2007 in zaak COMP/M.3333 — Sony/BMG, overweging 27.
(4) Beschikking van de Commissie van 3 oktober 2007 in zaak COMP/M.3333 — Sony/BMG.
(5) PB C 31 van 5.2.2004, blz. 5.
(6) PB C 267 van 22.10.2008, blz. 1.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/23 |
Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 9 bis, lid 7, van Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim
(Bekendmaking van de beslissingen van de lidstaten tot oprichting van functionele luchtruimblokken)
2013/C 220/09
Lidsta(a)t(en) |
Referentie |
Naam van het functionele luchtruimblok |
Inwerkingtreding |
het Koninkrijk België, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Zwitserse Bondsstaat |
Overeenkomst tussen staten, ondertekend op 2 december 2010 |
FABEC |
1 juni 2013 |
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/23 |
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/10
Lidstaat |
Frankrijk |
|||||||||
Betrokken route |
Brive–Parijs (Orly) |
|||||||||
Looptijd van het contract |
Van 5 januari 2014 tot en met 4 januari 2018 |
|||||||||
Uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen en de offertes |
10 oktober 2013, vóór 17h00 plaatselijke tijd (Parijs, Frankrijk) |
|||||||||
Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen |
|
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/24 |
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/11
Lidstaat |
Frankrijk |
||||||||
Betrokken route |
Annecy–Parijs (Orly) |
||||||||
Looptijd van het contract |
Van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 |
||||||||
Uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen en de offertes |
10 oktober 2013, vóór 17h00 plaatselijke tijd (Parijs, Frankrijk) |
||||||||
Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen |
|
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/24 |
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/12
Lidstaat |
Frankrijk |
||||||||
Betrokken route |
Lorient–Lyon |
||||||||
Looptijd van het contract |
Van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 |
||||||||
Uiterste datum voor de indiening van de inschrijvingen en de offertes |
10 oktober 2013, vóór 12h00 plaatselijke tijd (Parijs, Frankrijk) |
||||||||
Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen |
|
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/25 |
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Wijziging van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/13
Lidstaat |
Frankrijk |
|||||||
Betrokken route |
Lorient–Lyon |
|||||||
Oorspronkelijke datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht zijn geworden |
28 juni 1996 |
|||||||
Datum van inwerkingtreding van de wijzigingen |
1 januari 2014 |
|||||||
Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen |
Arrêté du 12 juillet 2013 modifiant les obligations de service public imposées sur les services aériens réguliers entre Lorient et Lyon NOR: DEVA1317980A http://www.legifrance.gouv.fr/initRechTexte.do Voor nadere inlichtingen:
|
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/26 |
Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over aan Noorwegen toegestane afwijkingen van sommige kenmerken in het wetgevingsbesluit dat onder punt 18wb van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst wordt genoemd, Verordening (EU) nr. 88/2011 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren, wat statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels betreft
2013/C 220/14
Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren, zoals aangepast bij Protocol 1 van de EER-overeenkomst en vermeld in punt 18w van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst („Verordening (EG) nr. 452/2008”) (1), heeft betrekking op de productie van statistieken op drie specifieke gebieden. Artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 452/2008 staat, indien nodig, beperkte afwijkingen en overgangsperioden toe.
Verordening (EU) nr. 88/2011 van 2 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren, wat statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels betreft, zoals aangepast bij Protocol 1 van de EER-overeenkomst en vermeld in punt 18wb van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst („Verordening (EU) nr. 88/2011”) (2), stelt regels vast voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 452/2008 wat betreft de inzameling, verzending en verwerking van statistische gegevens in gebied 1 over onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft tot taak afwijkingen overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 452/2008 toe te staan als IJsland, Liechtenstein of Noorwegen daarom verzoeken.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 452/2008 heeft Noorwegen verzocht om afwijkingen van bepaalde gegevens zoals vermeld in bijlage 1 bij Verordening (EU) nr. 88/2011 toe te staan.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft overeenkomstig het advies van het Comité Statistiek van de EVA de volgende afwijkingen van de in bijlage 1 bij Verordening (EU) nr. 88/2011 vermelde kenmerken toegestaan tot 31 december 2013:
|
Tabellen en uitsplitsingen |
||
NOORWEGEN |
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
(1) Besluit nr. 125/2008 van het Gemengd Comité (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 118 en EER-supplement nr. 79 van 18.12.2008, blz. 27), in werking getreden op 8 november 2008.
(2) Besluit nr. 159/2011 van het Gemengd Comité (PB L 76 van 15.3.2012, blz. 46 en EER-supplement nr. 15 van 15.3.2012, blz. 52), in werking getreden op 3 december 2011.
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/28 |
Mededeling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over aan Noorwegen toegestane afwijkingen van sommige kenmerken in het wetgevingsbesluit dat onder punt 18z2 van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst wordt genoemd, Verordening (EU) nr. 349/2011 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, wat statistieken over arbeidsongevallen betreft
2013/C 220/15
Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, zoals aangepast bij Protocol 1 van de EER-overeenkomst en vermeld in punt 18z van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst („Verordening (EG) nr. 1338/2008”) (1), heeft betrekking op de productie van statistieken op vijf specifieke gebieden. Artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2008 verwijst naar de nodige uitvoeringsmaatregelen tot vastlegging van de gegevens en metagegevens die moeten worden verstrekt over arbeidsongevallen als bedoeld in bijlage IV van die verordening, en om de referentieperiodes, de frequentie en de termijn voor de gegevensverstrekking te bepalen. Artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1338/2008 staat, indien nodig, afwijkingen en overgangsperioden toe.
Verordening (EU) nr. 349/2011 van de Commissie van 11 april 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, wat statistieken over arbeidsongevallen betreft, zoals aangepast bij Protocol 1 van de EER-overeenkomst en vermeld in punt 18z2 van bijlage XXI bij de EER-overeenkomst („Verordening (EU) nr. 349/2011”) (2), stelt regels vast voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1338/2008 wat statistieken over arbeidsongevallen betreft.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft tot taak afwijkingen overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1338/2008 toe te staan als IJsland, Liechtenstein of Noorwegen daarom verzoeken.
Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1338/2008 heeft Noorwegen verzocht om afwijkingen van bepaalde gegevens zoals vermeld in bijlage 1 bij Verordening (EU) nr. 349/2011 toe te staan.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft overeenkomstig het advies van het Comité Statistiek van de EVA de volgende afwijkingen van de in bijlage 1 bij Verordening (EU) nr. 349/2011 vermelde kenmerken toegestaan tot 30 juni 2016:
|
„Verzuimde dagen”, |
|
„Arbeidssituatie van het slachtoffer”, en |
|
„Variabelen van fase III over oorzaken en omstandigheden”. |
Eerste termijn voor de verstrekking van bovengenoemde variabelen: 2016 (gegevens van 2014).
(1) Besluit nr. 89/2009 van het Gemengd Comité (PB L 277 van 22.10.2009, blz. 41 en EER- supplement nr. 56 van 22.10.2009, blz. 19), in werking getreden op 4 juli 2009.
(2) Besluit nr. 189/2012 van het Gemengd Comité (PB L 341 van 13.12.2012, blz. 43 en EER-supplement nr. 70 van 13.12.2012, blz. 51), in werking getreden op 29 september 2012.
V Adviezen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/29 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.6903 — RWA/GENOL)
Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/16
1. |
Op 25 juli 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat RWA Raiffeisen Ware Austria AG („RWA”, Oostenrijk), die onder de gezamenlijke zeggenschap staat van BayWa Aktiengesellschaft („BayWa”, Duitsland), en RWA Raiffeisen Ware Austria Handel und Vermögensverwaltung eGen, Vienna („RWA Genossenschaft”, Oostenrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over GENOL Gesellschaft m.b.H & Co KG („GENOL”, Oostenrijk) door een managementovereenkomst. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6903 — RWA/GENOL, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/31 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.6999 — SPIE/HSS)
Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/17
1. |
Op 25 juli 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming SPIE SA („SPIE”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Hochtief Service Solutions („HSS”, Duitsland) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6999 — SPIE/HSS, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).
1.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/32 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.6971 — Warburg Pincus/General Atlantic/Santander/Santander Asset Management)
Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
2013/C 220/18
1. |
Op 25 juli 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de ondernemingen Warburg Pincus & Co („Warburg Pincus”, Verenigde Staten), General Atlantic Company LLC („General Atlantic”, Verenigde Staten) en Banco Santander („Santander”, Spanje) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgen over Santander Asset Management („SAM”, Jersey) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6971 — Warburg Pincus/General Atlantic/Santander/Santander Asset Management, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).