ISSN 1977-0995 doi:10.3000/19770995.C_2013.217.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
56e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
Raad |
|
2013/C 217/01 |
||
2013/C 217/02 |
||
2013/C 217/03 |
||
2013/C 217/04 |
||
2013/C 217/05 |
||
2013/C 217/06 |
||
2013/C 217/07 |
||
2013/C 217/08 |
||
2013/C 217/09 |
||
2013/C 217/10 |
||
2013/C 217/11 |
||
2013/C 217/12 |
||
2013/C 217/13 |
||
2013/C 217/14 |
||
2013/C 217/15 |
||
2013/C 217/16 |
||
2013/C 217/17 |
||
2013/C 217/18 |
||
2013/C 217/19 |
||
2013/C 217/20 |
||
2013/C 217/21 |
||
2013/C 217/22 |
||
2013/C 217/23 |
||
2013/C 217/24 |
||
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Raad |
|
2013/C 217/25 |
||
NL |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
AANBEVELINGEN
Raad
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/1 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2012-2017
2013/C 217/01
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; Europa 2020, gebaseerd op een betere coördinatie van het economisch beleid, spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010, een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014), en heeft op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Oostenrijk vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2011-2016 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Oostenrijk niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 16 april 2013 heeft Oostenrijk zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 en zijn stabiliteitsprogramma 2013 voor de periode 2012-2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat Oostenrijk aanzienlijke consolidatie-inspanningen heeft geleverd om het buitensporige begrotingstekort te corrigeren. Het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is optimistisch. De belangrijkste doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma geschetste begrotingsstrategie bestaat erin het overheidstekort geleidelijk terug te dringen teneinde uiterlijk in 2016 een nominaal begrotingsevenwicht te bereiken en uiterlijk in 2017 de middellangetermijndoelstelling (MTD) te halen. In het stabiliteitsprogramma wordt vastgehouden aan de vorige MTD van een structureel tekort van 0,45 % van het bbp. De MTD is in overeenstemming met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Afgaande op huidige prognoses ligt Oostenrijk op schema om zijn buitensporige tekort uiterlijk in 2013 te corrigeren, aangezien het overheidstekort in 2012 2,5 % van het bbp bedroeg en het naar verwachting verder zal afnemen, respectievelijk tot 2,2 % van het bbp in 2014 en 1,8 % van het bbp in 2014 volgens de prognose van de diensten van de Commissie. Er zijn echter mogelijke extra kosten verbonden aan de ontmanteling van een grote bank, die een aanzienlijk tekortverhogend effect kunnen hebben. Na een sterke verbetering, die verder ging dan het in 2012 door de buitensporigtekortprocedure (BTP) voorgeschreven aanpassingstraject, zal het structurele begrotingstekort in 2013 naar verwachting stijgen tot 1,8 %. Een lichte stijging van het structurele tekort in 2013 wordt ook bevestigd door de prognose van de diensten van de Commissie. Volgens de informatie van het stabiliteitsprogramma vindt vanaf 2014 en later volgens het herberekende structurele saldo in 2014 en 2015 een structurele aanpassing van meer dan 0,5 % plaats die Oostenrijk in staat zou kunnen stellen de MTD twee jaar vroeger te bereiken ten opzichte van het in het stabiliteitsprogramma voorgestelde scenario, d.w.z. in 2015 in plaats van in 2017. Volgens de informatie in het programma zal het groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen, in de periode 2014-2016 naar verwachting een jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning van 0,5 % van het bbp in de richting van de MTD garanderen. De in het stabiliteitsprogrammascenario voorspelde aanzienlijke daling van de uitgavenquote is echter zeer ambitieus aangezien ze inhoudt dat de uitgaven als percentage van het bbp een van de laagste niveaus in meer dan vijftien jaar zullen bereiken. Naar verwachting zal Oostenrijk zich van 2014 tot en met 2016 in een overgangsperiode bevinden wat de naleving van het schuldcriterium betreft en de plannen zouden waarborgen dat er voldoende vooruitgang wordt geboekt in de richting van de naleving van het schuldcriterium. De versterking van het begrotingskader heeft de budgettaire betrekkingen tussen verschillende bestuurslagen grotendeels ongewijzigd gelaten en overlappende bevoegdheden en de gebrekkige samenhang tussen de bevoegdheden voor het innen van inkomsten en voor het verrichten van uitgaven blijven een uitdaging vormen. Het complexe mechanisme van doorlopende overeenkomsten tussen de nationale regering, socialeverzekeringsinstellingen en het subfederale niveau vormt een uitvoeringsrisico voor maatregelen ter beheersing van de uitgaven voor gezondheidszorg. Wat onderwijs betreft, zijn de onderhandelingen over een zespuntenvoorstel dat onder meer de afschaffing van onderwijsinstanties op districtsniveau behelst een welkome stap in de richting van de stroomlijning van de bevoegdheden tussen verschillende bestuurslagen, maar verdere vereenvoudiging blijft nodig om de versnippering sterker tegen te gaan. |
(10) |
Het Oostenrijkse arbeidsmarktpotentieel zal naar verwachting vanaf 2020 krimpen en de economie wordt meer vaardighedenintensief. De potentiële beroepsbevolking zou efficiënter kunnen worden ingezet, met name vrouwen, migranten en oudere werknemers. |
(11) |
Bij oudere werknemers ligt de arbeidsparticipatie nog altijd onder het EU-gemiddelde (43,1 %, tegen 48,8 %), hoewel die aanmerkelijk verbetert en het EU-gemiddelde benadert, en bijna 30 % van de mensen is vlak voor hun pensionering anderhalf tot drie jaar werkloos of met ziekteverlof. Het nog steeds relatief wijdverbreide gebruik van pensioenregelingen voor vervroegde uittreding en invaliditeit en een betrekkelijk lage pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen (60 jaar), die in de toekomst slechts zeer geleidelijk wordt opgetrokken, heeft een negatieve impact op het arbeidsaanbod onder oudere werknemers. In 2012 is een aantal maatregelen getroffen om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen, hoofdzakelijk door het gebruik van vervroegd pensioen en invaliditeitspensioenen te verminderen. |
(12) |
Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen in Oostenrijk relatief hoog is (70,3 %, ten opzichte van 62,4 % op EU-niveau in 2012), is er nog ruimte om deze te verhogen door de gendersegmentatie op de arbeidsmarkt te verminderen. Het percentage vrouwen dat deeltijds werkt, is een van de hoogste in de Unie en de beschikbaarheid van kinderopvang en diensten voor langdurige zorg is beperkt. De arbeidsparticipatie van vrouwen uitgedrukt in voltijdsequivalenten lijkt erop te wijzen dat Oostenrijk bijzondere moeilijkheden ondervindt om het potentieel van zijn vrouwelijke arbeidskrachten aan te boren. Bovendien werken vrouwen bijna dubbel zo vaak met arbeidscontracten van korte duur en is de aanwezigheid van vrouwen op de arbeidsmarkt sterk geconcentreerd in banen met lage lonen. Dit patroon resulteert in een loonverschil tussen mannen en vrouwen van 24 %, het op twee na grootste in de Unie. Door de belastingdruk voor mensen met een laag inkomen te verlichten, kunnen sterkere prikkels worden gegeven om de arbeidsmarktparticipatie te verhogen. De structuur van het Oostenrijkse belastingstelsel biedt ruimte om de belastingheffing te verschuiven naar andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei. De inkomsten uit de belasting op onroerende eigendommen zijn in Oostenrijk goed voor 0,5 % van het bbp en liggen aanzienlijk onder het EU-gemiddelde van 2,1 % van het bbp. Met name de inkomsten uit periodieke belastingen op onroerend goed, die als het minst nadelig voor groei worden beschouwd, waren de op twee na laagste in de Unie (0,2 % van het bbp in 2011 ten opzichte van een EU-gemiddelde van 1,3 %). |
(13) |
In 2011 bestond 19 % van de potentiële beroepsbevolking uit in het buitenland geboren personen; Oostenrijk is daarmee bij de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met de hoogste percentages immigranten in de beroepsgeschikte leeftijd. Migranten ondervinden vaak moeilijkheden op de arbeidsmarkt en kennen een aanzienlijk hogere werkloosheid (9,7 %, ten opzichte van 3,6 %) en een lagere arbeidsparticipatie (niet-EU-27-onderdanen: 62,8 %, ten opzichte van Oostenrijkers: 76,4 %). Voorts hebben mensen met een migrantenachtergrond drie keer zo vaak als Oostenrijkers een baan en een loon die niet overeenstemmen met hun eigenlijke kwalificatieniveau (2008: 27,5 %, ten opzichte van 9,7 %). Ook halen ze lagere onderwijsresultaten en is hun armoederisico dubbel zo hoog (26,6 %, ten opzichte van 12,6 %). |
(14) |
De voorspelde uitgaven aan pensioenen en gezondheidszorg vormen op de middellange en lange termijn een gevaar voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Voorspellingen van de uitgaven aan langdurige zorg wijzen ook op een houdbaarheidsrisico, zij het in mindere mate. De recente hervormingen van het pensioenstelsel zullen de houdbaarheidsrisico's in zekere mate verminderen indien ze gepaard gaan met verbeteringen van de arbeidsmarktomstandigheden die oudere werknemers in staat stellen langer te blijven werken. Een versnelde harmonisatie van de pensioenleeftijden tussen mannen en vrouwen en een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd door de pensioengerechtigde leeftijd of de pensioenuitkeringen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting ontbreekt echter nog. Mede gezien de toenemende behoefte aan en de vraag naar langdurige zorg moet de kwestie van de budgettaire houdbaarheid van het stelsel voor langdurige en gezondheidszorg worden aangepakt. De beleidsmaatregelen die onlangs in de gezondheidszorg zijn genomen, zijn wellicht een stap in de goede richting, maar de doeltreffendheid ervan moet de komende jaren zorgvuldig worden beoordeeld. Preventie, revalidatie en zelfstandig wonen kunnen nog worden verbeterd om de toekomstige kosten van langdurige zorg onder controle te houden. |
(15) |
Hoewel de onderwijsuitgaven van Oostenrijk in 2009 met 6,01 % van het bbp ruim boven het EU-gemiddelde van 5,41 % liggen, scoren tien- tot vijftienjarigen in Oostenrijk volgens internationale vergelijkende onderzoeken en tests lager dan gemiddeld. Meer dan 25 % van de vijftienjarigen scoort zwak voor leesvaardigheid en voor wiskunde zijn de resultaten slechts iets beter. De prestatieverschillen tussen jongeren met een migrantenachtergrond en hun autochtone medeleerlingen behoren tot de grootste in de Unie. In het hoger onderwijs zorgt het toenemende aantal studenten voor financiële en organisatorische druk, terwijl het percentage studenten dat een diploma haalt laag is. Voorts zijn de bevoegdheden in het beheer en de financiering van het onderwijsstelsel versnipperd. |
(16) |
Oostenrijk is een van de lidstaten die (in termen van bbp) het meest gebaat zouden zijn bij een vermindering van de hinderpalen voor grensoverschrijdende dienstverlening. Er zijn echter nog aanzienlijke belemmeringen voor toetreding tot en effectieve concurrentie in de dienstensector. Deze belemmeringen zijn bijzonder uitgesproken in de vrije beroepen en het spoorwegvervoer. Vrije beroepen spelen een belangrijke rol op de markten voor zakelijke diensten: ze zijn goed voor 10 % van het bbp en 11 % van de totale werkgelegenheid. Er blijven beperkingen bestaan ten aanzien van het verwerven van toegang tot en het uitoefenen van beroepen in de dienstensector, bijvoorbeeld wat rechtsvorm en deelnemingsdrempels betreft. Er zijn gegronde redenen om na te gaan hoe gerechtvaardigd deze drempels zijn en of dezelfde doelstellingen van algemeen belang niet met minder strenge regelgeving kunnen worden bereikt. Terwijl de bevoegdheden van de Oostenrijkse mededingingsautoriteit door een recente wijziging van de mededingingswetgeving zullen worden versterkt, blijven haar financiële en personele middelen lager dan die van haar tegenhangers in economieën van vergelijkbare of zelfs geringere omvang. |
(17) |
Oostenrijk heeft vooruitgang geboekt wat betreft grensoverschrijdende samenwerking tussen thuis- en gastland op het gebied van financieel toezicht. Er is verdere vooruitgang geboekt met de herstructurering van genationaliseerde of gedeeltelijk genationaliseerde banken die herstructureringssteun hebben genoten. Door risico's die aan een verdere achteruitgang van de kwaliteit van de activa van deze banken verbonden zijn, blijven er zwakke plekken bestaan die nauwlettend moeten worden gemonitord. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Oostenrijk verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het stabiliteitsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Oostenrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Oostenrijk erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Oostenrijk in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begroting voor het jaar 2013 zoals voorzien uit te voeren teneinde het buitensporige tekort op duurzame wijze te corrigeren en de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de BTP vastgelegde jaarlijkse gemiddelde structurele aanpassing te verwezenlijken. Na de correctie van het buitensporige tekort in een passend tempo met de structurele aanpassingsinspanning door te gaan zodat de MTD uiterlijk in 2015 wordt gehaald. De budgettaire betrekkingen tussen verschillende bestuurslagen te stroomlijnen, bijvoorbeeld door het organisatorische raamwerk te vereenvoudigen en de bevoegdheden voor het innen van inkomsten en die voor het verrichten van uitgaven op elkaar af te stemmen; |
2. |
de harmonisatie van de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen te versnellen, de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd of de pensioenuitkeringen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting, de recente hervormingen die de toegang tot vervroegde uittreding beperken, uit te voeren en te monitoren en de inzetbaarheid van oudere werknemers verder te verbeteren om de effectieve pensioenleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen; |
3. |
nieuwe maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te nemen, met name door de diensten voor kinderopvang en langdurige zorg verder uit te breiden en de hoge loon- en pensioenkloof tussen vrouwen en mannen aan te pakken. Het arbeidsmarktpotentieel van mensen met een migrantenachtergrond ten volle te benutten door de erkenning van hun kwalificaties en hun onderwijsresultaten steeds verder te verbeteren. De effectieve belasting- en premiedruk op arbeid voor mensen met een laag inkomen op begrotingsneutrale wijze te verlichten door meer andere bronnen van belasting aan te spreken die minder nadelig zijn voor de groei, zoals periodieke belastingen op onroerend goed; |
4. |
de recente hervormingen van het gezondheidszorgstelsel daadwerkelijk uit te voeren om te garanderen dat de verwachte winst op het gebied van kostenefficiëntie wordt behaald. Een financieel houdbaar model voor de verlening van langdurige zorg te ontwikkelen en meer nadruk te leggen op preventie, revalidatie en zelfstandig wonen; |
5. |
de onderwijsresultaten te verbeteren, met name die van minder bevoorrechte jongeren, onder meer door het voorschoolse onderwijs te versterken en de negatieve effecten van vroege schoolloopbaanoriëntatie te verzachten. De strategische planning in het hoger onderwijs verder te verbeteren en de maatregelen ter vermindering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters te versterken; |
6. |
de bevoegdheden en middelen van de federale mededingingsautoriteit verder uit te breiden en de uitvoering van de hervorming van de mededingingswetgeving te monitoren. Buitensporige belemmeringen voor dienstverleners weg te nemen. Dit houdt onder meer in dat wordt nagegaan of bestaande restricties ten aanzien van de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde beroepen om redenen van algemeen belang gerechtvaardigd zijn en dat de concurrentie wordt bevorderd, met name in de spoorwegsector; |
7. |
met het oog op de handhaving van de financiële stabiliteit nauwlettend te blijven toezien op de genationaliseerde en deels genationaliseerde banken en de herstructurering ervan te bespoedigen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 1.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/5 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2016
2013/C 217/02
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (3), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van België vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd België genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor België die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat België wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden vergen. Met name de macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van het externe concurrentievermogen op het gebied van de goederenhandel, alsook de schuldenlast, en dan vooral de implicaties van de hoge overheidsschuld voor de reële economie, blijven aandacht verdienen. |
(9) |
Op 29 april 2013 heeft België zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en zijn nationale hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Met groeiprojecties van 0,2 % in 2013 en 1,5 % in 2014 is het programma iets optimistischer dan de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, waarin wordt voorspeld dat het bbp in 2013 geen groei zal vertonen en in 2014 met 1,2 % zal toenemen. België legt al sinds 2010 consolidatiemaatregelen ten uitvoer, en dat was vooral het geval in 2012. Eveneens in 2012 heeft het land structurele hervormingen in het pensioenstelsel, het stelsel van werkloosheidsuitkeringen en de productmarkten doorgevoerd. De geleverde begrotingsinspanning volstond echter niet om gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 om het buitensporige overheidstekort te verhelpen. Mede als gevolg van de herkapitalisatie van de bankgroep Dexia, die een negatief effect van 0,8 % van het bbp op het feitelijke tekort sorteerde, en de tegenvallende economische ontwikkelingen in de tweede helft van 2012 is het buitensporige tekort niet binnen de gestelde termijn, namelijk 2012, gecorrigeerd. Daardoor is het thans de bedoeling dat het tekort in 2013 tot minder dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt teruggedrongen. Doel van de in het stabiliteitsprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie is uiterlijk in 2015 een structureel begrotingsevenwicht te realiseren en in 2016 de middellangetermijndoelstelling (MTD) te verwezenlijken. In het stabiliteitsprogramma is de MTD gewijzigd van een overschot van 0,5 % in een overschot van 0,75 % van het bbp. De nieuwe MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Het stabiliteitsprogramma strookt met de nieuwe termijn voor de buitensporigtekortprocedure van 2013, maar volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie is de veiligheidsmarge om overschrijding van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % te voorkomen, bijzonder klein, met een tekort dat in 2013 naar verwachting 2,9 % zal bedragen. De geplande jaarlijkse voortgang in de richting van de MTD, die naar verwachting uiterlijk in 2016 zal worden gehaald, is groter dan 0,5 % van het bbp (in structurele termen). Voor de jaren na 2013 zijn geen consolidatiemaatregelen gespecificeerd. Volgens de informatie in het stabiliteitsprogramma zal het groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, in de periode 2014-2016 naar verwachting een jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning van 0,5% van het bbp in de richting van de MTD garanderen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de schuldquote in 2013 met 100,0 % van het bbp een hoogtepunt bereiken en vervolgens geleidelijk afnemen tot 93,0 % van het bbp in 2016. Tussen 2014 en 2016 zal België naar verwachting in een overgangsfase verkeren wat de naleving van het schuldcriterium betreft. Volgens de plannen zal de schuldbenchmark aan het einde van de overgangsperiode worden gehaald. Afgaande op de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, waarin wordt voorspeld dat de schuldquote in 2013 101,4 % van het bbp zal bedragen en in 2014 bij ongewijzigd beleid verder zal oplopen tot 102,1 % van het bbp, zal de overgang naar de schuldreductieregel in 2014 niet worden verwezenlijkt, wat erop wijst dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de richting van de MTD. In het stabiliteitsprogramma wordt niet uiteengezet hoe de geplande aanpassing over de verschillende geledingen van de overheid zal worden gespreid, een kwestie die ook in de landspecifieke aanbeveling van vorig jaar aan de orde is gesteld. Het is noodzakelijk om, naast een op regels gebaseerd meerjarenkader voor de overheden, expliciete coördinatieregelingen uit te werken en af te spreken om steviger, automatische verbintenissen van de gemeenschappen en de gewesten en van de lokale overheden zeker te stellen en af te dwingen teneinde de budgettaire doelstellingen te bereiken. |
(11) |
Voor België wordt al in de periode 2010-2020 een zeer sterke stijging van de leeftijdgerelateerde uitgaven voorspeld (+ 2,0 procentpunten van het bbp), vooral in de sectoren pensioenen en langdurige zorg. Verwacht wordt dat de aangevatte hervorming van de sociale zekerheid voor ouderen een positief effect op de arbeidsparticipatie van ouderen zal sorteren. Uit prognoses blijkt niettemin dat België de 2020-doelstelling die het land zichzelf op dit terrein heeft gesteld, niet zal halen. Gezien de omvang van de uitdaging zullen additionele inspanningen moeten worden geleverd om de kloof tussen de feitelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te dichten. Maatregelen om de wettelijke pensioenleeftijd aan de ontwikkeling van de levensverwachting te koppelen, zouden het mogelijk maken de betaalbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn te waarborgen. De noodzaak om de financiële houdbaarheid te garanderen, zal moeten worden afgewogen tegen de noodzaak om de socialezekerheidsstelsels voor ouderen op peil te houden. Bij de langdurige zorg moet in het licht van de vrij hoge kosten van institutionele zorg in België worden nagegaan of de kostenefficiëntie van de overheidsuitgaven voor langdurige zorg niet kan worden verbeterd, of er geen kostenbesparende maatregelen op het gebied van preventieve gezondheidszorg en revalidatie kunnen worden getroffen, en of er geen betere voorwaarden voor zelfstandig wonen tot stand kunnen worden gebracht. |
(12) |
Het feit dat België al geruime tijd aan concurrentievermogen inboet, is aan diverse factoren te wijten, zoals onder meer het loonvormingsmechanisme, slecht functionerende inputmarkten en niet-kostenfactoren die met de innovatiecapaciteit van de economie samenhangen. De loonnorm van 1996, die bedoeld was om de concurrentiepositie ten opzichte van de voornaamste handelspartners te handhaven, heeft zijn rol niet altijd naar behoren vervuld. De tot dusver genomen onmiddellijke maatregelen om de loonontwikkeling beter bij het productiviteitspeil te doen aansluiten, zijn weliswaar stappen in de goede richting maar zij gaan niet ver genoeg om de loon- en productiviteitsontwikkelingen op lange termijn op elkaar af te stemmen. Er zijn nog steeds structurele verbeteringen in het loononderhandelingskader vereist. Deze omvatten onder meer automatische correcties ingeval de loonnorm niet in acht wordt genomen of wanneer de toename van de gezondheidsindex de loonstijgingen bij de voornaamste handelspartners overtreft. Het loononderhandelingssysteem moet ervoor zorgen dat de loonontwikkeling gelijke tred houdt met de dynamiek van de productiviteit op subregionaal en lokaal niveau. België is gespecialiseerd in intermediaire goederen die door een harde internationale concurrentie worden gekenmerkt, wat het moeilijk maakt schommelingen in de inputprijzen door te berekenen in de eindprijs. Hoewel de sterke punten van het Belgische onderzoeks- en innovatiesysteem het kostenconcurrentieprobleem enigszins hebben afgezwakt, zijn onderzoek en ontwikkeling door de bedrijfssector nog steeds sterk geconcentreerd in bepaalde ondernemingen en blijft de rest van het bedrijfsleven op dit gebied achterlopen. De randvoorwaarden voor een snellere overgang naar een kennisintensievere economie moeten worden verbeterd, waarbij de nadruk dient te worden gelegd op ondernemerszin, bevordering van ondernemingsdynamiek en de vorming van menselijk kapitaal. |
(13) |
De prijzen van elektriciteit en tal van andere goederen en diensten liggen hoger in België dan in andere lidstaten, een situatie die op een zwakke concurrentie en structurele belemmeringen terug te voeren is. De detailhandelsprijzen blijven boven het gemiddelde voor de eurozone, terwijl beperkingen op professionele diensten de ontwikkeling van innovatieve bedrijfsmodellen in de weg staan en investeringen hinderen. België heeft slechts beperkte vooruitgang geboekt bij het verbeteren van de concurrentie in de netwerksectoren en is er niet volledig in geslaagd sterke en onafhankelijke toezichthouders in het leven te roepen. België heeft de op een na laagste penetratiegraad van mobiele breedband in de EU, een situatie die grotendeels te wijten is aan toezicht- en coördinatieproblemen wat de beschikbaarheid van spectrum betreft. Doordat consumenten thans vaker van leverancier veranderen, is de machtspositie op productiegebied van de traditionele energieleverancier weliswaar afgebrokkeld, maar de concurrentie op detailhandelsniveau voor elektriciteit en gas en op groothandelsniveau voor elektriciteit blijft een uitdaging vormen, waarbij hoge distributiekosten een onevenredig groot gewicht vertegenwoordigen in de nettoprijzen voor industriële verbruikers in vergelijking met de buurlanden. Het besluit van België om de detailhandelsprijzen van elektriciteit en gas voor eindverbruikers aan banden te leggen, kan capaciteitsinvesteringen ontmoedigen en nieuwkomers ervan weerhouden de markt te betreden. De voorwaarden voor vergunningverlening in de postsector roepen nog steeds vragen op. Het binnenlandse passagiersvervoer per spoor staat niet open voor concurrentie en de wetgeving inzake havenarbeid is niet gemoderniseerd. Gezien het belang van alle bovengenoemde sectoren voor het concurrentievermogen zijn de bovenbeschreven maatregelen dringend noodzakelijk. |
(14) |
Het Belgische belastingstelsel leunt onevenredig zwaar op directe belastingen en bevat lacunes die afbreuk doen aan de rechtvaardigheid ervan. Hoewel België reeds enige inspanningen heeft geleverd om de totale belastingdruk op arbeid te verlichten, behoort het impliciete belastingtarief voor de meeste categorieën werknemers nog steeds tot de hoogste in de Unie. België blijft een van de landen met het laagste aandeel van de milieubelastingen in de totale belastingopbrengsten. Het belastingstelsel is vatbaar voor vereenvoudiging en efficiëntieverbetering, onder meer door de belastingaftrekken af te bouwen en te stroomlijnen, alsook door ongerechtvaardigde of ondoeltreffende verlaagde btw-tarieven af te schaffen. |
(15) |
België heeft te lijden van een benedengemiddelde en stagnerende arbeidsparticipatie en grote verschillen qua werkgelegenheid en werkloosheid tussen de gewesten en bepaalde subgroepen van de bevolking. De bevolkingsgroepen waarvan de arbeidsparticipatie in alle gewesten het laagst is, zijn onder meer mensen met een migrantenachtergrond, ouderen en laaggeschoolde jongeren. Deze groepen lopen ook een groter risico op armoede en sociale uitsluiting. De hervorming van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen betekent een stap in de goede richting, maar volstaat op zich niet om de vraag naar en het aanbod van werk beter op elkaar te doen aansluiten: deze hervorming moet vergezeld gaan van doeltreffende bijstand bij het zoeken naar werk en opleidingsmogelijkheden. De wisselwerking tussen de doelgerichte reducties op federaal niveau en de op gewestniveau bestaande regelingen ter ondersteuning van de werkgelegenheid leidt tot grote complexiteit. Hoewel de maatregelen ten behoeve van laaggeschoolde jongeren naar alle waarschijnlijkheid ook migranten ten goede zullen komen, is een alomvattende strategie vereist die specifiek op deze doelgroep is toegespitst. Bovendien lijken bepaalde wanverhoudingen op de arbeidsmarkt moeilijk oplosbaar zonder een aanzienlijke vergroting van de interregionale arbeidsmobiliteit. Er dient grondiger te worden nagegaan hoe het verschaffen van onderwijs en opleiding transparanter en efficiënter kan worden gemaakt en hoe de synergie tussen de verschillende aanbieders van opleidingen kan worden versterkt. |
(16) |
Uit projecties voor broeikasgasemissies tot en met 2020 blijkt dat België zijn reductiedoelstelling van 15 % niet zal halen. Het blijft onduidelijk hoe de afzonderlijke initiatieven die door de diverse overheden worden genomen, moeten garanderen dat de doelstelling wordt gehaald, of hoe de inspanning over de gewesten zal worden verdeeld. Met name wat vervoer en gebouwen betreft, blijft onduidelijk welk effect de gecombineerde maatregelen ter vermindering van de emissies zullen sorteren. Het fileprobleem vormt een bijzonder zware belasting voor de Belgische economie. Deze last wordt zelfs op niet minder dan 2 % van het bbp geraamd en is daarmee een van de hoogste in Europa. De invoering van het nieuwe systeem voor de heffing van verkeersbelasting in de drie gewesten is echter uitgesteld tot 2016. |
(17) |
De coördinatieproblemen die inherent zijn aan een sterk geregionaliseerde structuur, maken een efficiënte organisatie van het openbaar bestuur des te noodzakelijker. De aanwezigheid van meerdere netwerken, lagen en actoren kan immers tot het bestaan van parallelle structuren leiden, hetgeen op zijn beurt in een zwakker bestuur en hogere administratieve kosten kan resulteren. Deze problemen komen vooral tot uiting op het gebied van de belastingheffing en de verdeling van de begrotingsinspanningen, onder meer op het terrein van onderwijs en sociale zekerheid, waarvoor algemeen genomen meer samenwerking en coördinatie is vereist. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van België verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in België, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies daarover (5) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma van België onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven, |
(21) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft dient België er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat België in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
aanvullende maatregelen te nemen om de structurele aanpassingsinspanning te realiseren die is gespecificeerd in het besluit van de Raad tot aanmaning om maatregelen te treffen om het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 te corrigeren en om de consolidatie een duurzamer en geloofwaardiger karakter te verlenen. Een duurzame correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige implementatie van ambitieuze structurele hervormingen die de aanpassingscapaciteit verhogen en de potentiële groei doen toenemen. Na de correctie van het buitensporige tekort de structurele aanpassing in een passend tempo voort te zetten teneinde uiterlijk in 2016 de MTD te realiseren, en er tevens voor te zorgen dat de hoge schuldquote een duidelijke neerwaartse tendens te zien geeft. Te dien einde uiterlijk op 15 oktober 2013 groeivriendelijke structurele maatregelen voor het jaar 2014 te presenteren die een duurzame correctie van het buitensporige tekort en voldoende vooruitgang in de richting van de MTD waarborgen. Erop toe te zien dat de aanpassing evenwichtig is gespreid in de tijd of zelfs overwegend in de eerste jaren plaatsvindt. Expliciete coördinatieregelingen te treffen om te garanderen dat de begrotingsdoelstellingen bindend zijn op federaal en subfederaal niveau binnen een planninghorizon op middellange termijn — onder meer door de spoedige aanneming van een regel betreffende het overheidssaldo/overschot die strookt met de vereisten van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie –, alsook om de lastenverdeling over en de verantwoordingsplicht van de diverse geledingen van de overheid transparanter te maken; |
2. |
de inspanningen te intensiveren om de kloof tussen de werkelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te dichten, onder meer door de lopende hervormingen ter beperking van de vervroegde-uittredingsmogelijkheden voort te zetten. De hervormingen van de socialezekerheidsstelsels voor ouderen te onderbouwen met werkgelegenheidsbevorderende maatregelen en arbeidsmarkthervormingen die actief ouder worden in de hand werken. De werkelijke pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen. Door te gaan met het kostenefficiënter maken van de overheidsuitgaven voor langdurige institutionele zorg; |
3. |
de aangevatte inspanningen tot hervorming van het loonvormingsmechanisme, met inbegrip van de loonindexering, voort te zetten om het concurrentievermogen te herstellen, met name door in overleg met de sociale partners en conform de nationale praktijken structurele maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de loonvorming aansluit bij de productiviteitsontwikkelingen, subregionale en lokale verschillen in productiviteit en arbeidsmarktomstandigheden weerspiegelt, en in automatische correcties voorziet wanneer de loonontwikkeling het kostenconcurrentievermogen ondermijnt; |
4. |
concrete en aan een specifiek tijdschema gebonden structurele maatregelen te presenteren om een betere concurrentie in de dienstensector te waarborgen door belemmeringen in de detailhandel uit de weg te ruimen, buitensporige beperkingen op professionele diensten op te heffen en in een betere verschaffing van mobiele breedband te voorzien. De werking van de energiesector te blijven verbeteren door de distributiekosten terug te schroeven en de retailprijzen te monitoren, en de onafhankelijkheid te versterken van de toezichthouders in de energie-, telecommunicatie- en vervoersectoren (spoorwegen, luchthavens). De resterende belemmeringen van regelgevende aard in de postsector op te heffen; |
5. |
concrete en aan een specifiek tijdschema gebonden voorstellen uit te werken om een verschuiving van de belastingen op arbeid naar minder groeiverstorende belastinggrondslagen te bewerkstelligen, met name door de mogelijkheden te onderzoeken die worden geboden door milieubelastingen (bijvoorbeeld op diesel en stookolie) en door de belastingheffing op het particuliere gebruik van bedrijfswagens. Het belastingstelsel te vereenvoudigen door het aantal aftrekken in de inkomstenbelasting te verminderen, de efficiëntie van de btw te verhogen en tevens voor een betere naleving van de belastingwetgeving te zorgen door bestaande lacunes te dichten; |
6. |
de prikkels die werken onaantrekkelijk maken, verder te reduceren door effectief de hand te houden aan de verplichting om werk te zoeken en ervoor te zorgen dat alle werklozen gepersonaliseerde bijstand wordt geboden bij het zoeken naar werk. Maatregelen te treffen om de intergewestelijke arbeidsmobiliteit te vergroten. De coherentie te vereenvoudigen en te versterken tussen prikkels om aan het werk te gaan, het activeringsbeleid, de afstemming van arbeidsvraag en –aanbod, onderwijs, een leven lang leren en beleidsmaatregelen op het gebied van beroepsopleiding voor ouderen en jongeren. Alomvattende strategieën uit te stippelen met het oog op de sociale inclusie en de integratie in de arbeidsmarkt van mensen met een migrantenachtergrond; |
7. |
concrete maatregelen te treffen en afspraken te maken over een duidelijke verdeling van de inspanningen tussen de federale en gewestelijke overheden om vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor het verminderen van de broeikasgasemissies van niet onder de emissiehandelsregeling vallende activiteiten, en met name van vervoer en gebouwen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 5.
(5) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/10 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2012-2016
2013/C 217/03
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Bulgarije vastgesteld en heeft hij zijn advies uitgebracht over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2012-2015. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse (4) en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Bulgarije genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Bulgarije die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Bulgarije wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden verdienen. Met name het effect van de schuldafbouw in het bedrijfsleven, alsmede het voortgaande aanpassingsproces van de externe posities, het concurrentievermogen en de arbeidsmarkt, blijven aandacht verdienen. |
(9) |
Op 19 april 2013 heeft Bulgarije zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's tegelijkertijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat de overheidsfinanciën in Bulgarije globaal genomen gezond zijn. De middellangetermijndoelstelling werd bereikt in 2012. Het aan de begrotingsprognoses van het convergentieprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is aannemelijk voor de periode 2013-2014, met een verwachte jaarlijkse groei van 1,0 % in 2013 en 1,8 % in 2014. In de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een bbp-groei van 0,9 % in 2013 en van 1,7 % in 2014. Met de begrotingsstrategie die in het convergentieprogramma is uitgestippeld, wordt beoogd het structureel saldo tijdens de programmaperiode dicht bij de middellangetermijndoelstelling te houden. In het convergentieprogramma wordt de vorige middellangetermijndoelstelling van – 0,5% van het bbp bevestigd, die ambitieuzer is dat de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo, dat naar verwachting enigszins zou verslechteren van een tekort van 0,4 % van het bbp in 2012 naar een tekort tussen 0,7%-0,8% van het bbp in de periode 2013-2016, liggen de resultaten van Bulgarije voor de periode van het convergentieprogramma enigszins onder de Bulgaarse middellangetermijndoelstelling. In de periode 2013-2015 zou de stijging van de overheidsuitgaven — rekening houdend met de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde — onder de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact blijven, maar in 2016 zou zij deze overschrijden. De schuldquote bedraagt minder dan 60 % van het bbp; volgens het convergentieprogramma zal zij in 2014 een piek bereiken van 20,4 % van het bbp, waarna zij gedurende de programmaperiode weer zal afnemen. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal de schuldquote in 2014 20,3 % van het bbp bedragen. |
(11) |
In de voorbije jaren heeft Bulgarije zijn begrotingskader aanzienlijk versterkt, hetgeen heeft bijdragen tot het behoud van de begrotingsdiscipline en een grotere geloofwaardigheid van het begrotingsbeleid. In de nieuwe wet op de overheidsfinanciën die in 2014 in werking zal treden, wordt aan de bestaande cijfermatige begrotingsregels vastgehouden, worden nieuwe regels ingevoerd en wordt het toepassingsgebied uitgebreid tot alle subsectoren van de overheid, worden de vereisten op gemeentelijk vlak verder aangescherpt en wordt het driejarige begrotingskader voor de middellange termijn hervormd. Het is belangrijk dat de autoriteiten de hervormingsdynamiek in stand houden en de invoering van de nieuwe wet op de overheidsfinancien voorbereiden, in het bijzonder door de oprichting van de geplande onafhankelijke begrotingsinstelling, dat moet kunnen beschikken over een duidelijk mandaat, functionele autonomie en voldoende middelen. Er is een ruime marge voor verbetering op het vlak van de naleving van de belastingwetgeving; door op dit terrein vooruitgang te boeken zou Bulgarije hogere groeibevorderende uitgaven kunnen ondersteunen. Hoewel Bulgarije enkele onmiskenbare stappen heeft gezet om de nalevingskosten te drukken en de belastinginning te verbeteren, wordt het belastingstelsel nog steeds gekenmerkt door aanzienlijke belastingfraude en geringe administratieve efficiëntie. De administratieve kosten voor belastinginning zijn hoog, net als de kosten voor de ondernemingen in verband met de betaling van belastingen. In weerwil van de maatregelen die zijn genomen om de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren, is het aandeel van de zwarte economie volgens ramingen nog steeds groot en voor het terugdringen ervan zijn aanhoudende inspanningen op lange termijn vereist. |
(12) |
Het terugschroeven van het vroegtijdig verlaten van de arbeidsmarkt is een belangrijke uitdaging bij het verbeteren van de toereikendheid van het pensioenstelsel en voor het arbeidsaanbod. De arbeidsparticipatie van oudere werknemers, in het bijzonder van oudere vrouwen, ligt onder het EU-gemiddelde, met als gevolg ontoereikende pensioenrechten voor een aanzienlijk percentage van de begunstigden. Hoewel er op dit vlak reeds belangrijke hervormingen zijn doorgevoerd, zijn de resterende speciale pensioenstelsels voor bepaalde beroepen een van de factoren die bijdragen tot een verlaging van de daadwerkelijke pensioenleeftijd. Bulgarije moet verdere vorderingen blijven maken bij de verhoging van de pensioenleeftijd. Voorts moet Bulgarije de invoering van eenzelfde wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen met bijdragen voor een volledige loopbaan voorbereiden en een datum voor deze invoering vaststellen. Een herziening van de criteria en controles voor de toekenning van invaliditeitspensioenen (bv. de invoering van arbeidsgeschiktheid als maatstaf) zou in aanzienlijke mate bijdragen tot een daadwerkelijke beteugeling van het misbruik. |
(13) |
Bulgarije heeft te kampen met een lager dan gemiddelde en dalende werkgelegenheid alsook met hoge verschillen in werkloosheid tussen regio's en subgroepen van de bevolking. De crisis heeft de laaggeschoolde werknemers bijzonder hard getroffen en heeft geleid tot een significante toename van de jeugdwerkloosheid. De langdurige werkloosheid is hoger dan het gemiddelde in de EU. Een hervormd arbeidsbureau zou een belangrijke rol kunnen spelen bij de afstemming van vraag en aanbod op de Bulgaarse arbeidsmarkt door meer efficiënte advisering, specifieke werkgelegenheidsmaatregelen en een betere omschrijving van toekomstige vaardigheidseisen. Een vroegtijdige evaluatie van het lopende jongerenwerkgelegenheidsinitiatief zou ertoe kunnen bijdragen dat de middelen worden ingezet voor die acties die de beste resultaten op het vlak van banengroei opleveren. Het blijft een opgave ervoor te zorgen dat met het stelsel van minimumbijdragen voor de sociale zekerheid de zwarte economie wordt teruggedrongen zonder laaggeschoolden uit de arbeidsmarkt te prijzen. Bulgaarse burgers lopen het hoogste risico op armoede of sociale uitsluiting in de EU. De uitvoering van de nationale strategie voor het terugdringen van armoede en het bevorderen van sociale insluiting 2020 moet als prioriteit worden behandeld. De toegankelijkheid en doeltreffendheid van de sociale overdrachten moeten worden verbeterd en de efficiëntie en toegang tot sociale diensten moeten worden versterkt, in het bijzonder voor kinderen en ouderen. Het nationale actieplan voor strategie voor de integratie van de Roma moet specifieke maatregelen bevatten, alsmede passende middelen en de instelling van een monitoringmechanisme om het effect van de maatregelen te meten. |
(14) |
Bulgarije ziet zich voor de uitdaging geplaatst om de algemene kwaliteit en efficiëntie van zijn onderwijsstelsel te verbeteren. Met de definitieve goedkeuring van de wetgeving inzake pre-school- en schoolonderricht vóór eind 2013 zou een kader tot stand komen om vooruitgang te boeken met de noodzakelijke hervormingen, inclusief de modernisering van de leerplannen en het invoeren van verbeteringen in de opleiding en prestatiepremies voor leraren. In het hoger onderwijs blijft de bij het doorvoeren van hervormingen geboekte vooruitgang heel beperkt. Het grote verschil tussen de resultaten van het hoger onderwijs en de behoeften op de arbeidsmarkt leidt tot een verslechtering van de structurele werkloosheid en belemmert de ontwikkeling van hoogwaardige, innovatieve sectoren. Het zwakke prestatiepeil van het hoger onderwijs is het gevolg van zowel het gebrek aan stimulansen op institutioneel niveau als het niveau van individuele onderzoekers en docenten. De verbetering van kwaliteit en de reikwijdte van de gezondheidszorg is sinds lang een opgave voor Bulgarije. Verhoogde transparantie bij de financiering van de gezondheidszorg zou bevorderlijk zijn voor de groei en het concurrentievermogen in de sector. Het aandeel van de uitgaven voor gezondheidszorg die betrekking hebben op ambulante zorg is laag, waardoor de toegang tot een kostenefficiënte gezondheidszorg beperkt blijft. Door het hoge percentage contante betalingen blijven bepaalde segmenten van de bevolking daadwerkelijk verstoken van gezondheidszorg. Bulgarije staat voor belangrijke uitdagingen bij de rationalisering en het beheer van de ziekenhuissector. |
(15) |
Door verbeteringen aan het ondernemingsklimaat in Bulgarije, inclusief efficiëntere overheidsdiensten, zou het concurrentievermogen van binnenlandse bedrijven en de aantrekkingskracht voor buitenlandse investeerders sterk worden bevorderd. Een snellere, systematische invoering van e-overheidsdiensten biedt aanzienlijke mogelijkheden en zou onder meer de nalevingskosten en de administratieve verplichtingen voor bedrijven kunnen verminderen. Daarnaast zouden de randvoorwaarden, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen, aanzienlijk verbeteren door de volledige uitvoering en handhaving van het vennootschapsrecht, inclusief procedures bij betalingsachterstand en insolventie. Ontoereikende toegang tot financiering blijft een rem zetten op de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen. De inzet van middelen van de Unie voor ondersteuningsprogramma's voor kleine en middelgrote ondernemingen kan aanmerkelijk worden verbeterd. Een goed functionerend, onafhankelijk gerechtelijk apparaat is een voorwaarde voor een duurzame economische ontwikkeling. In de afgelopen jaren heeft Bulgarije vooruitgang geboekt bij de hervorming van de rechterlijke organisatie, in het bijzonder door de modernisering van het juridisch en institutioneel kader. Tegelijkertijd kan er nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt bij de volledige benutting van dit kader, waarbij de duurzaamheid van de resultaten wordt gewaarborgd en het draagvlak voor de hervormingen op alle niveaus wordt versterkt. Grotere inspanningen bij de corruptiebestrijding zouden eveneens bevorderlijk zijn voor een beter ondernemingsklimaat. |
(16) |
Een doeltreffende besteding van EU-middelen blijft essentieel voor de noodzakelijke overheidsinvesteringen. De hervorming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten van 2011 was een belangrijke stap voorwaarts bij de verbetering van het toezicht op en de preventie en bestraffing van onregelmatigheden. Nieuwe voorschriften die onder meer betrekking hebben op door de EU medegefinancierde projecten zijn weliswaar van kracht geworden, maar de toekenning van bredere bevoegdheden aan het bureau voor overheidsopdrachten zou de doeltreffendheid van de voorafgaande controles bevorderen. |
(17) |
De capaciteit en onafhankelijkheid van toezichthouders in essentiële economische sectoren zijn belangrijke kadervoorwaarden voor het concurrentievermogen. In de voorbije jaren is de Bulgaarse vervoersinfrastructuur enigszins verbeterd, maar er kan nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt bij het bewerkstelligen van een toereikende efficiëntie bij de dienstverlening en het onderhoud. Bulgarije moet zijn verplichtingen in het kader van de interne energiemarkt nog volledig uitvoeren. Zowel op groot- als kleinhandelsniveau blijven er aanzienlijke uitdagingen. Specifieke probleemgebieden zijn hardnekkige marktbelemmeringen, gegarandeerde winstregelingen en gereguleerde prijzen in combinatie met het ontbreken van een groothandelsmarkt voor elektriciteit en aardgas. Bulgarije is in hoge mate afhankelijk van één enkele energieroute, waardoor het land sterk blootgesteld is aan het risico van verstoringen van de toelevering. De uitvoering van projecten inzake elektriciteits- en gasverbindingen moet worden versneld om de energievoorziening meer te diversifiëren en beter te waarborgen. Een geringe energie-efficiëntie blijft een aanzienlijke economische last voor zowel het bedrijfsleven als particuliere consumenten. Met name inzake de energie-efficiëntie van zowel openbare als particuliere gebouwen kunnen aanzienlijke verbeteringen tot stand komen. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Bulgarije verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het convergentieprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Bulgarije, maar ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Bulgarije onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden zijn in de onderstaande aanbevelingen 3, 4 en 5 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Bulgarije in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een solide begrotingssituatie te handhaven door ervoor te zorgen dat de middellangetermijndoelstelling wordt nageleefd, alsook een groeibevorderend begrotingsbeleid te voeren, zoals in het convergentieprogramma wordt beoogd. Een breed opgezette belastingstrategie ten uitvoer te leggen om alle aspecten van de belastingwetgeving en de inningprocedures te versterken met het oog op een verhoging van de ontvangsten, met name door een betere inning van de belastingen, de bestrijding van de zwarte economie en een verlaging van de nalevingskosten. Een onafhankelijke instelling op te richten die moet toezien op het begrotingsbeleid en analyse en advies moet verstrekken; |
2. |
de regelingen voor vervroegde uittreding geleidelijk af te bouwen, de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen gelijk te schakelen en een actief arbeidsmarktbeleid te voeren dat oudere werknemers in staat stelt langer aan het werk te blijven. Striktere subsidiabiliteitscriteria en controles in te voeren voor de toewijzing van invaliditeitspensioenen om misbruiken daadwerkelijk te kunnen beteugelen; |
3. |
de uitvoering te versnellen van het nationale jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, bijvoorbeeld door een jongerengarantie (6). De capaciteit van het arbeidsbureau verder te vergroten om een efficiënte advisering van werkzoekenden te kunnen opzetten en de capaciteit te kunnen ontwikkelen voor het omschrijven en afstemmen van vaardigheden op de behoeften van de arbeidsmarkt. Een actief arbeidsmarktbeleid te stimuleren, in het bijzonder met betrekking tot de nationale werkgelegenheidsregelingen. Een evaluatie op te stellen van de minimumdrempels voor socialezekerheidsbijdragen om te voorkomen dat het socialezekerheidsstelsel ertoe leidt dat laaggeschoolden uit de arbeidsmarkt worden geprijsd. Ervoor te zorgen dat de nationale strategie voor het terugdringen van armoede en het bevorderen van sociale insluiting 2020 en de nationale strategie voor de integratie van de Roma daadwerkelijk worden uitgevoerd. De toegankelijkheid en doeltreffendheid te verbeteren van sociale overdrachten en diensten, in het bijzonder voor kinderen en ouderen; |
4. |
de wetgeving inzake schoolonderricht goed te keuren en de hervorming van het hoger onderwijs voort te zetten, in het bijzonder door het onderwijsaanbod beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfswereld te versterken. De toegang tot inclusief onderwijs voor kansarme kinderen, en in het bijzonder Roma, te verbeteren. Te zorgen voor een effectieve toegang tot de gezondheidszorg en de prijsvorming in de gezondheidszorg te verbeteren, door de ziekenhuisfinanciering te koppelen aan geboekte resultaten en de ontwikkeling van poliklinische zorg; |
5. |
verdere stappen te ondernemen om het ondernemingsklimaat te verbeteren door de administratieve rompslomp te verminderen en te zorgen voor de invoering van een strategie voor elektronisch bestuur en wetgeving betreffende betalingsachterstanden. De kwaliteit en de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat te verbeteren en corruptie doeltreffender te bestrijden. De toegang tot financiering te verbeteren voor kleine en middelgrote ondernemingen en startende bedrijven; |
6. |
de benutting van EU-middelen te versnellen. Ervoor te zorgen dat de wetgeving inzake overheidsopdrachten correct wordt uitgevoerd door de voorafgaande controles door het bureau voor overheidsopdrachten uit te breiden om onregelmatigheden te voorkomen; |
7. |
de onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties en de bestuurlijke capaciteit in met name de energie- en transportsectoren, alsook voor afval- en waterbeheer te versterken. Belemmeringen voor markttoegang, quota, territoriale beperkingen en gereguleerde prijzen af te schaffen en de markstructuur te voltooien door een transparante groothandelsmarkt voor elektriciteit en aardgas tot stand te brengen. De projecten inzake elektriciteits- en gasverbindingen te versnellen en de capaciteit om verstoringen te verhelpen, te versterken. De inspanningen op te voeren om de energie-efficiëntie verder te verbeteren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 9.
(5) Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Vastgesteld bij de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/14 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Tsjechië voor 2012-2016
2013/C 217/04
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Tsjechië vastgesteld („de aanbeveling van 2012”) en een advies over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid van 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het tweede waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Tsjechië niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 17 april 2013 heeft Tsjechië zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend en op 26 april 2013 zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2016. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat Tsjechië zijn nominale tekort in de periode 2009-2012 door aanzienlijke consolidatie-inspanningen met 1,4 % (5) van het bbp heeft verlaagd en dat dit land volgens de huidige verwachtingen op het goede spoor zit om het buitensporige tekort te corrigeren. Het aan de begrotingsprognoses van het convergentieprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is aannemelijk. In het convergentieprogramma wordt ervan uitgegaan dat de reële groei van het bbp zal uitkomen op 0 % in 2013 en 1,2 % in 2014, terwijl de diensten van de Commissie het in hun voorjaarsprognoses 2013 bij – 0,4 % in 2013 en 1,6 % in 2014 houden. Met de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd het overheidstekort onder de referentiewaarde uit het Verdrag van 3 % van het bbp te houden. De doelstelling voor het overheidstekort voor 2013 van 2,8 % van het bbp strookt met de termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort die in de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 was vastgesteld. In de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 2,9 % van het bbp in 2013 en 3 % van het bbp in 2014. Het valt evenwel niet uit te sluiten dat het begrotingsresultaat in 2013 slechter zal uitvallen dan verwacht als gevolg van aanvullende correcties bij de EU-terugbetalingen. Positief is dat de eenmalige inkomsten uit de geplande veiling van nieuwe frequentiebanden voor telecommunicatie in 2013 tot een beter dan verwacht begrotingsresultaat kunnen leiden. Het convergentieprogramma bevestigt de eerdere middellangetermijndoelstelling van een tekort van 1 % van het bbp, wat een adequate weerspiegeling is van de in het stabiliteits- en groeipact gestelde eisen. Het (herberekende) structurele begrotingtekort zal naar verwachting toenemen met 0,3 % van het bbp in 2014, 0,2 % van het bbp in 2015 en 0,5 % van het bbp in 2016; het programma voorziet derhalve niet in een aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling, wat niet in lijn is met het stabiliteits- en groeipact. Het groeipercentage van de overheidsuitgaven strookt in 2014 met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, maar wijkt daarvan in 2015 met 0,3 % en in 2016 met 0,5 % van het bbp af, uitgaand van verbeteringen van 0,5 % van het bbp in de richting van de middellangetermijndoelstelling, hetgeen voor de Commissie aanvaardbaar is. Volgens het convergentieprogramma zal de schuldquote naar verwachting tijdens de programmaperiode blijven toenemen, zij het in een trager tempo, en in 2016 51,9 % van het bbp bedragen. |
(10) |
In Tsjechië staan herhaalde besnoeiingen op de uitgaven voor overheidsinvesteringen een snel en duurzaam herstel in de weg. Het behoud van groeibevorderende uitgaven met een groot multiplicatoreffect, waaronder met EU-middelen gecofinancierde projecten, zou niet alleen ondersteuning bieden voor het herstel, maar zou ook kunnen bijdragen tot het oplossen van langetermijnproblemen. Als bij de uitgaven voorrang wordt gegeven aan maatregelen die ruimte scheppen voor meer werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, onderwijs, kinderopvangvoorzieningen en infrastructuurprojecten, kunnen hieruit aanzienlijk effecten voor de groei voortvloeien. Tegelijk is het cruciaal dat wordt gewaakt over de wettigheid, de regelmatigheid en de efficiëntie van die uitgaven. |
(11) |
In 2012 is beperkte vooruitgang geboekt bij de belastinghervorming. De belasting op de overdracht van onroerende goederen werd verhoogd, maar er werd niets ondernomen om het zeer lage niveau van de terugkerende belastingen op onroerend goed op te trekken. De plannen om een CO2-belasting in te voeren en om vrijstellingen van accijnzen op aardgas voor verwarmingsdoeleinden af te schaffen, werden geschrapt. De impliciete belasting op energie is lager dan het EU-gemiddelde en de verkeersbelasting blijft zeer laag. Daarnaast zijn er nog steeds structurele problemen bij de belasting op arbeid, vooral ten nadele van de kleinverdieners en de deeltijdwerkers. Er werden slechts marginale stappen gezet om de verschillen weg te werken in de fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen. Verder is er in Tsjechië ruimte om de efficiëntie van de belastingadministratie verder te verbeteren. Met betrekking tot de personen- en de vennootschapsbelasting is de regering van plan om in 2015 één enkel inningspunt in te voeren, wat de belastingadministratie doeltreffend kan stroomlijnen en kan helpen het huidige systeem minder complex te maken. Een nadeel van de hervorming is evenwel dat de belastinggrondslagen voor de personenbelasting, de gezondheidszorgbijdragen en de sociale bijdragen niet zullen worden geharmoniseerd, waardoor een groot deel van de mogelijke voordelen van de hervorming onbenut blijft. |
(12) |
Tsjechië heeft een houdbaarheidstekort van 5,0 % van het bbp, wat meer is dan het EU-gemiddelde. Dit tekort weerspiegelt grotendeels de geraamde langetermijnkosten van de vergrijzing. Bij deze kosten is de verwachte toename van de pensioenuitgaven en van de uitgaven voor gezondheid en langdurige zorg doorslaggevend. De wettelijke pensioengerechtigde leeftijd stijgt langzaam, vooral voor mannen. Door de pensioengerechtigde leeftijd of de pensioenen meer aan te passen aan de levensverwachting, in vergelijking met de geldende wetgeving, zou de effectieve pensioenleeftijd worden verhoogd, en dit zou de houdbaarheid van het stelsel ten goede komen. In aanvulling op deze veranderingen zou de indexformule moeten worden herzien, in die zin dat zij voortaan zou worden gebaseerd op prijzen. Dit zou aanzienlijke besparingen opleveren mits deze herziening gedurende langere tijd wordt uitgevoerd. |
(13) |
Tegen de aanbeveling voor 2012 in heeft de regering in 2013 een regeling voor vervroegd pensioen ingevoerd die het mogelijk maakt om tot vijf jaar vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen te gaan. De pensioenen bij vervroegde uittreding zullen worden betaald uit de derde pijler, het pensioensparen. Deze pijler wordt evenwel in aanzienlijke mate door de staat gesubsidieerd via rechtstreekse bijdragen en de fiscale aftrekbaarheid van de pensioenbijdragen. Nu mag het nog zo zijn dat, zoals de regering verwacht, slechts een beperkt aantal personen daadwerkelijk zal voldoen aan de criteria om toegang tot het stelsel te krijgen, de maatregel maakt het mogelijk dat de begunstigden de eerder opgebouwde overheidssubsidie gebruiken voor een doel dat ingaat tegen het beleid dat een langere deelname aan het arbeidsproces stimuleert. |
(14) |
Bij de kosten van de vergrijzing en het grote houdbaarheidstekort is ook de verwachte toename van de uitgaven voor gezondheid en langdurige zorg een belangrijke factor. De voorbije jaren zijn in Tsjechië hervormingen doorgevoerd om de efficiëntie van de gezondheidszorg te verbeteren via kostenbeheersing en meer marktconforme oplossingen. Toch zijn er nog steeds problemen. In vergelijking met andere lidstaten is de Tsjechische gezondheidszorg al te zeer toegespitst op ziekenhuiszorg, wat tot inefficiëntie leidt. Er is ruimte voor verbetering van de zorgverstrekking op de meest kostenefficiënte en uit klinisch oogpunt meest passende wijze, bijvoorbeeld door over te schakelen op dagopnamen en het beperken van een te groot aantal ligdagen in ziekenhuizen voor acute zorg. |
(15) |
Uit recente prognoses van de OESO blijkt dat volledige convergentie van de arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen de verwachte daling van de totale beroepsbevolking een halt zou toeroepen en het bbp per inwoner met maar liefst 16,5 % zou doen toenemen tegen 2030. Op 22 mei 2013 heeft de regering een wetsontwerp voorgesteld om „kindergroepen” te creëren onder leiding van professionele nanny’s; als begeleidende maatregel zouden belastingsubsidies worden verleend voor zorgverstrekkers en de deelnemende gezinnen. Dit is een stap in de goede richting, maar slechts een gedeeltelijk antwoord op het probleem. Door een aanhoudend gebrek aan kinderopvangvoorzieningen, vooral voor de min-driejarigen, is het niet nodig om de begrotingssteun voor openbare voorzieningen voor voorschoolse kinderopvang op te trekken. De inzetbaarheid en arbeidsmarktparticipatie van kansarmen is ook nog steeds een probleem: er is ruimte voor het vergroten van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling. |
(16) |
In de aanbeveling betreffende de openbare bestuursdiensten in de aanbeveling van 2012 is uitdrukkelijk vermeld dat die diensten efficiënter moeten worden gemaakt en dat de strijd tegen de corruptie moet worden opgevoerd. Bij de vaststelling van de prioritaire rechtsbesluiten in het kader van de Tsjechische anticorruptiestrategie voor 2011-2012 is evenwel slechts beperkte vooruitgang geboekt. In januari 2013 heeft de regering een nieuwe anticorruptiestrategie voor 2013-2014 goedgekeurd, maar nu moeten dringend nog in behandeling zijnde prioritaire besluiten, zoals de ambtenarenwet, worden vastgesteld. Deze nieuwe wetgeving moet een duidelijk onderscheid maken tussen politiek aangestelden en niet-politiek personeel, de onafhankelijkheid van de staatsambtenaren garanderen en voorzien in een goed functionerend loopbaanstelsel dat het grote personeelsverloop doet dalen. Tsjechië heeft grote vorderingen gemaakt bij de uitvoering van de wet betreffende overheidsopdrachten, die in april 2012 in werking is getreden. Dit neemt evenwel niet weg dat plaatselijke autoriteiten moeilijkheden melden bij de uitvoering van de wet betreffende overheidsopdrachten. Wat de besteding van de EU-middelen betreft, werden de meeste maatregelen van het actieplan om het beheers- en controlesysteem te versterken tegen eind 2012 ten uitvoer gelegd. De Tsjechische autoriteiten zullen het actieplan permanent moeten monitoren. |
(17) |
Wat het verplichte onderwijs betreft, halen Tsjechische leerlingen in internationale vergelijkingen over het algemeen gemiddelde resultaten. Voor wiskunde en wetenschappen zijn de onderwijsresultaten in de loop der tijd evenwel snel slechter geworden. De Tsjechische autoriteiten hebben gereageerd met een reeks maatregelen, waaronder de opstelling van minimumnormen voor het onderwijs, die in het hele land moeten worden gebruikt voor het testen van leerlingen. Er moet evenwel een meer geïntegreerd systeem worden opgezet waardoor leerlingen, leerkrachten en scholen die bij de tests ondermaats scoren, systematisch worden ondersteund. Op die manier zou een nog ambitieuzere hervorming worden bewerkstelligd. De grootse uitdaging voor het Tsjechische hogeronderwijsstelsel is ervoor te zorgen dat het toenemend aantal studenten de vaardigheden meekrijgt die nodig zijn om op de arbeidsmarkt te slagen. Momenteel wordt een hervorming van de wet op het hoger onderwijs besproken waarbij gedifferentieerde financieringsregelingen worden ingevoerd en de accreditatie wordt verbeterd. Dit zijn belangrijke en ambitieuze voorstellen, maar de werkelijke impact ervan zal afhangen van hoe de hervorming er uiteindelijk zal uitzien. De autoriteiten zijn ook van plan herziene beoordelingsnormen vast te stellen voor de financiering van onderzoeksinstellingen. Het toekennen van meer gewicht aan kwaliteitsindicatoren, waarbij ook beter met het bedrijfsleven wordt samengewerkt, zou het Tsjechische onderzoeks- en innovatiesysteem helpen een hoger niveau van uitmuntendheid te bereiken. |
(18) |
Tsjechië behoort tot de EU-lidstaten met het hoogste aantal gereglementeerde beroepen. In 2012 vond een openbare raadpleging plaats over de herziening van het rechtskader voor beroepen. De resultaten daarvan zullen in 2013 worden voorgelegd. Hiermee is een belangrijke stap gezet met het oog op de beperking of opheffing van belemmeringen voor die beroepen waarvoor de noodzaak van de regelgeving niet is aangetoond of waarvoor de regelgeving als buitensporig wordt beschouwd (tot zelfs de lengte van de verplichte stages toe) en waarvoor een gemakkelijker toegang meer kansen op werkgelegenheid en groei biedt. Ondanks verbeteringen de laatste jaren heeft Tsjechië nog steeds een van de hoogste energie-intensiteiten in de EU, en een lage efficiëntie in de gebouwen. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Tsjechië verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het convergentieprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Tsjechië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(20) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Tsjechië in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begroting voor 2013 uit te voeren zoals gepland, teneinde het buitensporige tekort in 2013 op duurzame wijze te corrigeren en de structurele aanpassing tot stand te brengen die de Raad in zijn aanbeveling in het kader van de BTP heeft vastgesteld. Voor 2014 en de daaropvolgende jaren de begrotingsstrategie te versterken en rigoureus uit te voeren met behulp van voldoende precieze maatregelen, om te zorgen voor een adequate begrotingsinspanning die het mogelijk maakt voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de middellangetermijndoelstelling. Prioriteit te geven aan uitgavencategorieën die groei bevorderen, en onder meer op tijd kredieten vast te leggen voor de resterende projecten die binnen het huidige financiële kader met EU-middelen worden gecofinancierd; |
2. |
de hoge belastingen op arbeid te verlagen door de belastingheffing te verschuiven naar sectoren die minder nadelig zijn voor de groei, zoals de periodieke belastingen op huisvesting en de verkeersbelasting. De verschillen in de fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen verder weg te werken. Voor een betere naleving van de belastingwetgeving te zorgen en de nalevingskosten te verminderen door de invoering van één enkel inningspunt voor alle belastingen en de harmonisering van de belastinggrondslagen voor de personenbelasting, de sociale bijdragen en de gezondheidszorgbijdragen; |
3. |
de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting, en het indexeringsmechanisme te herzien. Naast de verhoging van de pensioenleeftijd maatregelen te nemen die de inzetbaarheid van oudere werknemers vergroten, en de mogelijkheden tot vervroegde uittreding te beperken. Met name de overheidssubsidie voor de regeling voor vervroegd pensioen te schrappen. Maatregelen te nemen om de kostenefficiëntie van de uitgaven voor de gezondheidszorg aanzienlijk te verbeteren, vooral voor de ziekenhuiszorg; |
4. |
bijkomende inspanningen te doen om de efficiëntie en de doeltreffendheid van de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling te vergroten. De beschikbaarheid van voorzieningen voor inclusieve kinderopvang, vooral voor kinderen tot drie jaar, en de deelname van Roma-kinderen aanzienlijk te vergroten, met name door de vaststelling en de uitvoering van de wet inzake kinderopvangvoorzieningen en door de uitbreiding van de capaciteit van de openbare en particuliere voorzieningen voor kinderopvang; |
5. |
ervoor te zorgen dat de anticorruptiestrategie voor 2013-2014 wordt uitgevoerd. Een ambtenarenwet vast te stellen die een stabiele, efficiënte en professionele overheidsadministratie garandeert. Het beheer van de EU-middelen voor de programmeringsperiode 2014-2020 te verbeteren. De capaciteit te vergroten om openbare aanbestedingen op plaatselijk en regionaal niveau uit te voeren; |
6. |
een breed beoordelingskader voor het verplichte onderwijs in te stellen en gerichte maatregelen te nemen om scholen die op het gebied van onderwijsresultaten laag scoren, te ondersteunen. Maatregelen te nemen om de accreditatie en de financiering van het hoger onderwijs te verbeteren. Het aandeel van de prestatiegebonden financiering van onderzoeksinstellingen te verhogen; |
7. |
op basis van de aan de gang zijnde beoordeling de gereglementeerde beroepen te hervormen door belemmeringen voor de beroepstoegang of bepaalde activiteitsreserves te reduceren of op te heffen als die niet gerechtvaardigd zijn. Verdere maatregelen te nemen om de energie-efficiëntie in de gebouwen- en de industriesector te verbeteren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 17.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Het algemeen begrotingstekort 2012 omvat de eenmalige verhoging van het tekort als gevolg van de vaststelling van de wet op de financiele compensatie voor kerken (1,5 % van het bbp).
(6) Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/18 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2013 van Denemarken voor de periode 2013-2016
2013/C 217/05
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Denemarken vastgesteld en een advies over het convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid van 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Denemarken genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Denemarken die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Denemarken wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden, die evenwel niet buitensporig zijn. |
(9) |
Op 30 april 2013 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn convergentieprogramma voor de periode 2013-2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het scenario met een verwachte bbp-groei van 0,7 % in 2013 en 1,6 % in 2014 sluit grotendeels aan bij de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie van 0,7 % en 1,7 %. De in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie heeft tot doel uiterlijk in 2013 het buitensporige tekort te corrigeren en de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel tekort van niet meer dan 0,5 % van het bbp te verwezenlijken, wat een weerspiegeling is van de doelstellingen van het pact. Het convergentieprogramma beoogt een overheidstekort van 1,7 % van het bbp in 2013 en 1,8 % in 2014, wat in lijn is met de termijn die de Commissie in het kader van de buitensporigtekortprocedure (BTP) heeft voorgesteld. Uitgaande van de berekeningen van het structurele begrotingssaldo strookt de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning in de periode 2011-2013 met de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De netto discretionaire maatregelen in het convergentieprogramma zullen volgens de raming een consolidatie opleveren die ruwweg met de aanbeveling in het kader van de buitensporigtekortprocedure overeenstemt. Verwacht wordt dat zich bij de reële overheidsuitgaven (waaronder ook discretionaire inkomensmaatregelen) in 2013 een nulgroei zal voordoen en dat er in 2014 een toename van 0,4 % zal zijn, waardoor in beide jaren dus aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact wordt voldaan. De overheidsfinanciën zijn over het algemeen gezond en het land heeft reeds zijn MTD bereikt. Dit neemt evenwel niet weg dat het voor Denemarken, te meer omdat dit land een vergrijzende bevolking en een ambitieus welzijnsbeleid heeft, van cruciaal belang is om een gezond en houdbaar kader voor het begrotingsbeleid te handhaven en om het tekort onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp te houden. |
(11) |
In 2012 heeft Denemarken de hervorming van de regelingen inzake het invaliditeitspensioen en gesubsidieerde tewerkstelling (het „flex-job”-systeem) afgerond en op 1 januari 2013 zijn de hervormde regelingen in werking getreden. Deze hervormingen zijn belangrijke maatregelen om het Deense arbeidsaanbod te vergroten. Toch blijft het een uitdaging om de inzetbaarheid te verhogen van wie het verst van een baan afstaat, zoals personen met een migrantenachtergrond, langdurig werklozen en laaggeschoolde werknemers. De hervormingsagenda van de regering is zeker ambitieus, maar nu is het van belang erop toe te zien dat het vermaarde Deense flexizekerheidsmodel een vlotte overgang van werkloosheid naar arbeid blijft vergemakkelijken, maar tegelijk ook de marginalisering en de sociale uitsluiting reduceert. In dit verband spelen onderwijs, opleiding en verbetering van de vaardigheden een belangrijke rol. |
(12) |
Voor Denemarken is onderwijs terecht een duidelijke prioriteit. Dit neemt niet weg dat er verdere inspanningen nodig zijn om de kwaliteit en de kostenefficiëntie van de onderwijs- en opleidingssystemen te verbeteren, onder meer door de volledige uitvoering van de reeds gestarte hervormingen. De voorgestelde hervorming van het lager en lager middelbaar onderwijs gaat de goede richting uit en zal naar verwachting een positief effect hebben op de kostenefficiëntie van het schoolsysteem en de kwaliteit van het onderwijs, met inbegrip van de door de leerlingen bereikte niveaus. Op het gebied van de beroepsopleiding heeft de regering in 2012 actie ondernomen om de kwaliteit van de beroepsopleiding voor jongeren te verbeteren en zich te verzekeren van de nodige leerlingplaatsen in de privésector. Er is een comité met vertegenwoordigers van de regering, de gemeenten, de regio’s en de sociale partners opgericht om een permanente oplossing te vinden waarmee het noodzakelijke aantal leerlingplaatsen kan worden veiliggesteld en de kwaliteit van het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding kan worden verhoogd. Als er blijvende en ambitieuze oplossingen worden gevonden voor zowel het gebrek aan leerlingplaatsen als de hoge uitvalpercentages in het beroepsonderwijs voor jongeren, zou Denemarken wel degelijk beter voorbereid zijn op de toekomstige vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt en zouden de productiviteitscijfers verbeteren. |
(13) |
Denemarken zou, gezien het belang van de plaatselijke diensten en de detailhandelsdiensten in de Deense economie, meer economische groei kunnen genereren door in die sector concurrentiebelemmeringen weg te werken. In 2012 heeft de Deense regering een nieuwe wet op de mededinging ingediend, die een belangrijke stap in de juiste richting is. Bij de herziening van de wetgeving inzake mededinging zijn doelmatiger mechanismen voor de handhaving van de mededingingsvoorschriften ingesteld, wat volledig strookt met het betrokken onderdeel van de aanbeveling voor 2012. Toch kan meer worden gedaan om de doelmatigheid te waarborgen van de maatregelen die ten behoeve van de sectorale en de openbare diensten zijn genomen om de mededinging en de marktwerking te verbeteren. Tal van beleidsinitiatieven op dit gebied bevinden zich nog in een pril stadium en verdere inspanningen zijn nodig om een doelmatige tenuitvoerlegging te waarborgen. |
(14) |
In het voorbije jaar is, om de bedreigingen voor de financiële en economische stabiliteit te kunnen inschatten, heel wat onderzoek verricht over de schuldenlast van de huishoudens op nationaal niveau en op EU-niveau. Op dit ogenblik lijken de risico's voor de financiële stabiliteit onder controle te zijn, maar er is permanente monitoring vereist. De Deense autoriteiten hebben een aantal maatregelen genomen om het systeem van de hypothecaire kredieten robuuster te maken. Zij hebben onder meer een systeem voor risicolabeling voor hypotheekleningen voor huizen ingesteld en beperkingen ingevoerd op leningen met variabele rentevoet en/of leningen met uitgestelde aflossing. De instellingen voor hypothecaire kredieten hebben op eigen initiatief maatregelen genomen om minder aanvullende zekerheden te eisen. Al die maatregelen gaan de goede richting uit, maar er zal nauwgezette monitoring nodig zijn om na te gaan of zij de gewenste impact hebben. De Commissie zal de periodieke verslagen van Denemarken over de impact van de in dit verband genomen maatregelen onderzoeken. Na verloop van tijd zal de onroerendgoedbelasting in Denemarken moeten worden herzien om de distorsies te verminderen en de anticyclische kenmerken ervan te versterken. |
(15) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het convergentieprogramma doorgelicht, en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven. |
(16) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies daarover (5) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(17) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in onderstaande aanbeveling 3 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Denemarken in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begrotingsstrategie in 2013 uit te voeren zoals beoogd, om ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 wordt gecorrigeerd. Voorts voor 2014 en de periode daarna de begrotingsstrategie uit te voeren om ervoor te zorgen dat een adequate begrotingsinspanning wordt geleverd om op het niveau van de MTD te blijven; |
2. |
verdere stappen te zetten om de inzetbaarheid te vergroten van wie aan de rand van de arbeidsmarkt staat, zoals personen met een migrantenachtergrond, langdurig werklozen en laaggeschoolde werknemers. De kwaliteit van de beroepsopleiding te verhogen om de uitvalpercentages te verminderen en het aantal leerlingplaatsen te verhogen. De hervorming van het lager en lager middelbaar onderwijs uit te voeren om de door de leerlingen bereikte niveaus te verhogen en het onderwijssysteem kostenefficiënter te maken; |
3. |
de inspanningen voort te zetten om de belemmeringen voor de concurrentie weg te nemen in de dienstensector, met inbegrip van de sector van de detailhandel en de bouwsector, en de doelmatigheid van de openbare dienstverlening te vergroten. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 21.
(5) Krachtens artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/21 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2017
2013/C 217/06
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor de sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Estland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Estland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 30 april 2013 heeft Estland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor 2013-2014, wanneer de groei van het bbp naar verwachting op een gemiddelde van 3,3 % zal uitkomen. Volgens de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie zal de groei in 2013-2014 3,5 % bedragen. Estland realiseerde in 2012 een nominaal begrotingstekort van 0,3 % van het bbp. In het stabiliteitsprogramma wordt de vorige middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel overschot bevestigd. Dit is ambitieuzer dan wat het stabiliteits- en groeipact vereist. Aangezien het structurele saldo van Estland in 2012 een overschot kende, heeft Estland zijn MTD een jaar vroeger bereikt dan wat in het stabiliteitsprogramma voor 2012-2015 gepland was. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma uiteengezette begrotingsstrategie is te zorgen voor een duurzaam begrotingsbeleid dat evenwichtige groei ondersteunt door niet van de MTD af te wijken maar waarbij ook wordt voorzien in voldoende budgettaire buffers en de belastingdruk op arbeid wordt verlicht. Het geplande nominale begrotingstekort van 0,5 % van het bbp in 2013 moet zich volgens het programma in de loop van de prognoseperiode gunstig ontwikkelen naar een evenwicht in 2014 en een overschot nadien. Uit een algehele evaluatie van het herberekende structurele saldo, met inbegrip van een analyse van de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, blijkt dat Estland niet sterk afwijkt van de MTD in 2013 en terug aanknoopt bij een structureel overschot in 2014. De schuldquote ligt ruim onder de 60 % van het bbp en zal volgens het programma na 2013 waarschijnlijk verder afnemen tot zo’n 9 % in 2015-2016. Estland is voornemens in 2013 een structurele begrotingsregel in te voeren, zoals bij het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie, ondertekend te Brussel op 2 maart 2012, wordt voorgeschreven. Zodra deze begrotingsregel is ingevoerd, moet bij wijze van ondersteuning ervan het bindende karakter van de meerjarige uitgavendoelstellingen worden versterkt. |
(10) |
Wat de arbeidsmarkt betreft, blijft de werkgelegenheid toenemen, maar zijn er ook nog altijd factoren die de groei bemoeilijken, zoals de aanhoudende jeugd- en langdurige werkloosheid, de discrepantie tussen vraag en aanbod van vaardigheden, en een groeiend tekort aan arbeidskrachten, onder meer doordat mensen niet meer beschikbaar zijn als gevolg van aanslepende gezondheidsproblemen. Het stelsel van sociale uitkeringen moet flexibeler en doelgerichter worden opgezet zodat het ondersteuning en prikkels geeft aan werklozen en niet-werkende personen die opnieuw aan het werk zouden kunnen gaan, terwijl ook de activeringsmaatregelen moeten worden versterkt zodat zij diegenen bereiken die er het meest behoefte aan hebben. De uitgaven voor gezinsbeleid kunnen op begrotingsneutrale wijze kostenefficiënter worden ingericht, onder meer door middelen voor ouderschapsuitkeringen om te buigen naar efficiëntere maatregelen zoals kinderopvang, wat naar verwachting ook de arbeidsparticipatie van vrouwen ten goede zal komen. De economische ontwikkeling in de regio's vereist een meer gecoördineerde aanpak om tot concretere resultaten te komen. |
(11) |
Op het gebied van onderwijs en opleiding heeft Estland de aanbevelingen van de Raad van 2012 gedeeltelijk gevolgd; de hervorming van het hoger onderwijs is vastgesteld in 2012 en een nieuwe alomvattende hervorming van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding zal in 2013 worden vastgesteld. Er zal met name zorg moeten worden gedragen voor voldoende betrokkenheid van de sociale partners te kunnen garanderen zodat er voldoende leerplaatsen kunnen worden aangeboden in het beroepsonderwijs. De rationalisering van het secundair onderwijs blijft een belangrijke toezegging die nog niet is nagekomen. De aanhoudende relatief hoge jeugdwerkloosheid moet worden aangepakt in het licht van de grote groep mensen zonder een hogere of lagere beroepsopleiding. Er is nog steeds onvoldoende werk gemaakt van de toegang tot permanente educatie voor laaggeschoolde werknemers en de maatregelen voor jonge werklozen komen niet altijd echt tegemoet aan de behoeften van de arbeidsmarkt. De bestaande kloof tussen de publieke onderzoekssector en de economie blijft een uitdaging voor de productiviteit en het concurrentievermogen. Daarnaast blijven ook de internationalisering en de prioritering van het onderzoeks- en innovatiesysteem een uitdaging, gezien de beperkte omvang van de economie. |
(12) |
De energie-intensiteit in Estland blijft zeer hoog. De regering heeft weliswaar een aantal stappen gezet, maar de inspanningen moeten worden voortgezet en opgevoerd, met extra nadruk op de renovatie van particuliere woningen. De vloot nieuwe auto's in Estland is de meest energie-intensieve in de Unie en ondanks de verhoging van de brandstofaccijnzen verandert het consumentengedrag niet. Zonder extra maatregelen is de kans klein dat Estland zijn broeikasgasemissiedoelstelling haalt, met name als maatregelen uitblijven op het gebied van vervoer en huisvesting. Estland heeft nog altijd een relatief geïsoleerde energiemarkt, omdat de grensoverschrijdende verbindingen ontoereikend zijn. |
(13) |
De dienstverlening waartoe de lokale overheden wettelijk verplicht zijn, is in de meeste sectoren niet effectief, ondermeer in de langdurige zorg, de ondersteuning van gezinnen, onderwijs en vervoer; hetzelfde geldt voor lokale steunmaatregelen die nodig zijn om het verstrekken van een effectieve gezondheidszorg te verzekeren. Dit is toe te schrijven aan het feit dat deze overheden weinig bestuurscapaciteit hebben en over onvoldoende inkomsten kunnen beschikken in verhouding tot de aan hen gedelegeerde taken. Tot dusver is er geen levensvatbaar plan opgesteld om het lokale bestuur te verbeteren. |
(14) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Estland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven. |
(15) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(16) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Estland erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Estland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren en een gezonde begrotingssituatie in stand te houden volgens planning, waarbij de middellangetermijndoelstelling voor de begroting over de hele looptijd van het stabiliteitsprogramma in acht wordt genomen. De geplande begrotingsregel aan te vullen met dwingender regels voor de meerjarige uitgaven binnen het begrotingskader voor de middellange termijn en de efficiëntie van de overheidsuitgaven te blijven verhogen; |
2. |
de prikkels om te werken, te verbeteren door de verschillende bestaande stelsels van sociale uitkeringen beter op elkaar af te stemmen en door uitkeringen flexibeler en doelgerichter toe te kennen. De sociale dienstverlening, waaronder kinderopvang, te verbeteren en tegelijkertijd het gezinsbeleid efficiënter en kosteneffectiever in te richten. Activeringsmaatregelen te versterken om het voor langdurig werklozen en mensen die een invaliditeits- of werkonbekwaamheidsuitkering ontvangen, gemakkelijker te maken om opnieuw tot de arbeidsmarkt toe te treden. Gecoördineerde maatregelen vast te stellen om de economische ontwikkeling te bevorderen in regio's die getroffen zijn door hoge werkloosheid; |
3. |
verdere inspanningen te leveren om de onderwijs- en opleidingsstelsels beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt, onder meer door de betrokkenheid van desociale partners te verhogen en de tenuitvoerlegging van doelgerichte maatregelen tegen jeugdwerkloosheid. De participatie van laaggeschoolde werknemers in permanente educatie sterk te verhogen. De inspanningen op te voeren om prioriteiten vast te stellen voor het onderzoeks- en innovatiesysteem, dit te internationaliseren en de samenwerking tussen het bedrijfsleven, het hoger onderwijs en de onderzoeksinstellingen te versterken; |
4. |
de energie-efficiëntie te verbeteren, met name van gebouwen en in het vervoer, en sterkere milieuprikkels te geven op het gebied van voertuigen en afvalstoffen. De ontwikkeling van grensoverschrijdende energieverbindingen te intensiveren om de energiebevoorrading te diversifiëren en de concurrentie op de energiemarkt te bevorderen; |
5. |
een beter evenwicht te bewerkstelligen tussen de inkomsten van lokale overheden en de aan hen delegeerde taken. Lokale overheden efficiënter te laten functioneren en zorg te dragen voor een kwaliteitsvolle lokale openbare dienstverlening. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 25.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/24 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Finland voor 2012-2017
2013/C 217/07
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor de sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Finland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Finland genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Finland die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Finland wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden vergen. Met name de sterke verslechtering van de lopende rekening en de zwakke exportprestatie als gevolg van de herstructurering van de industrie, alsook met het kosten- en het niet-kostenconcurrentievermogen verband houdende factoren vragen om voortdurende aandacht. |
(9) |
Op 18 april 2013 heeft Finland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat de overheidsfinanciën in Finland over het geheel genomen gezond zijn en dat er inspanningen zijn verricht om de inkomsten te verhogen en de uitgaven te beheersen teneinde de middellangetermijndoelstelling (MTD) te bereiken. Het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is aannemelijk. De groeiprognose voor 2013 komt overeen met de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie en de prognose voor 2014 is 0,6 procentpunt hoger dan in de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie is om de overheidsfinanciën in evenwicht te brengen en de schuldquote tegen 2015 te laten dalen. Het stabiliteitsprogramma behelst een aanpassing van de MTD van 0,5 % naar – 0,5 %. De nieuwe MTD voldoet aan de eisen van het stabiliteits- en groeipact. In het programma is voorzien dat de MTD in 2014 wordt bereikt en tot 2017 wordt gehandhaafd. Afgaande op het (herberekende) structurele saldo op basis van de informatie in het stabiliteitsprogramma, heeft Finland in 2012 de voorheen geldende MTD niet gehaald en zou het land de nieuwe MTD in 2013 evenmin halen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal het (herberekende) structurele saldo verbeteren van – 1 % van het bbp in 2012 tot – 0,9 % van het bbp in 2013. Tussen 2014 en 2017 zou het tussen – 0,6 % en – 0,7 % van het bbp blijven. In 2012 namen de netto-uitgaven in Finland met 0,4 % toe, waarmee zij onder het toepasselijke referentiepercentage van de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact bleven. Als gevolg van de negatieve reële groei van het bbp in 2012, wordt de lage structurele aanpassing voldoende geacht. In 2013 verbetert het (herberekende) structurele begrotingssaldo van Finland en wijken de netto-uitgaven naar verwachting slechts 0,1 % van het bbp af van de uitgavenbenchmark. In het licht van de grote negatieve output gap van Finland wordt dit adequaat geacht. In 2014 verbetert het (herberekende) structurele begrotingssaldo van Finland naar verwachting nog verder en bedraagt het – 0,6 % van het bbp, waarmee het de MTD voldoende benadert. Bovendien haalt Finland volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie de MTD volledig in 2014. Dit resultaat is in overeenstemming met het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. De geconsolideerde brutoschuld van de overheid bedroeg 53 % van het bbp in 2012 en zal volgens het stabiliteitsprogramma gedurende de programmaperiode onder de 60 % van het bbp blijven. In het stabiliteitsprogramma is voorzien dat de schuld in 2016 en 2017 afneemt. De langetermijnhoudbaarheid blijft een van de belangrijkste uitdagingen voor het begrotingsbeleid. Het vergrijzingsgerelateerde houdbaarheidstekort in de pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg is erkend en moet voortdurend in de gaten worden gehouden. |
(11) |
De productiviteitsgroei in de overheidsdiensten heeft geen gelijke tred gehouden met de productiviteitsgroei in de economie in het algemeen, terwijl de lasten als gevolg van de vergrijzing toenemen. De beginselen voor de hervorming van de gemeenten zijn vastgesteld, maar fusies zullen vrijwillig blijven, al worden er wel financiële prikkels vanuit de centrale overheid beschikbaar gesteld. De lopende hervorming van de maatschappelijke dienstverlening en de gezondheidszorg zal naar verwachting niet tot een aanzienlijke vermindering leiden van het huidige aantal gezondheidszorgdistricten. |
(12) |
Er zijn maatregelen genomen om de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid terug te dringen, waaronder een garantie voor jongeren, een tijdelijk vaardighedenprogramma voor jong volwassenen en een proefprogramma voor langdurig werklozen. Deze programma's zijn in 2013 aangevuld met aanvullende financiële steunverlening aan het leerlingwezen als onderdeel van de jeugdgarantie en zijn welkome maatregelen in het licht van de te verwachten stijging van het werkloosheidspercentage. Deze maatregelen moeten nu worden uitgevoerd met een duidelijke focus op het verbeteren van het vaardigheidsniveau en de arbeidsmarktpositie van de doelgroepen. Het verhogen van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers is van belang om houdbare overheidsfinanciën te garanderen en om in de toekomst aan de vraag naar arbeid te voldoen. De omvang van de beroepsgeschikte bevolking in Finland neemt af. Er zijn verschillende maatregelen overeengekomen om de mogelijkheden van vervroegde uittreding aan te pakken, zoals het verhogen van de leeftijd om in aanmerking te komen voor deeltijdpensioen, het ontnemen van de mogelijkheid van een verminderd pensioen en het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd na werkloosheid. De levensverwachting is echter sneller gestegen dan werd voorzien ten tijde van de pensioenhervorming in 2005, waardoor de huidige wettelijke pensioenleeftijd na verloop van tijd te laag zou kunnen zijn, en de pensioenen ontoereikend. De regering heeft in haar stabiliteitsprogramma toegezegd de effectieve pensioenleeftijd tegen 2025 te verhogen naar 62,4 jaar, wat laag blijft in het licht van de levensverwachting en de demografische uitdagingen. De uitvoering van deze overeengekomen aanpak blijft op korte termijn een prioriteit. |
(13) |
Wettelijke barrières in de Finse dienstensector werken nog altijd beperkend en de marktconcentratie is hoog in belangrijke sectoren, zoals de detailhandel. De beoogde wijzigingen in de mededingingswet ten aanzien van machtsposities in de levensmiddelenhandel, het door het programma voor een gezonde concurrentie beoogde strengere toezicht op deze sector en het uit de bestaande wetgeving schrappen van onnodige concurrentiebeperkingen, zoals die aangaande ruimtelijke ordening en stedenbouw, zijn geschikte bijdragen om de huidige problemen aan te pakken. De fusie van de mededingingsautoriteit en de consumentenorganisatie kan, in combinatie met een verhoging van het desbetreffende budget en ruimere bevoegdheden om de concurrentieneutraliteit tussen particuliere en overheidsactoren te bestrijken, de doeltreffendheid en de voordelen van het mededingingsbeleid in het algemeen eveneens verbeteren. De boetes op grond van het mededingingsrecht zijn in Finland van oudsher laag en het voor 2013 geplande onderzoek moet als basis dienen voor verdere hervormingen om de afschrikwekkende werking ervan te verbeteren. |
(14) |
De productiviteit groeit in Finland minder dan de lonen stijgen, terwijl de internationale concurrentiepositie zwakker is geworden, zoals blijkt uit een verminderd marktaandeel voor de Finse export. Hoewel de investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie hoog blijven, is de doeltreffendheid waarmee dit onderzoek zich vertaalt in innovatie en nieuwe, snelgroeiende bedrijven die de weg vinden naar de snel groeiende exportmarkten en de internationale concurrentiepositie kunnen versterken, een kritiek punt. Op korte termijn dient Finland uitvoering te geven aan het onlangs aangenomen beleid en de maatregelen daarvan, zoals het nieuwe actieplan, om het onderzoek- en innovatiesysteem te verbeteren en waar nodig nieuwe hervormingen voor te stellen, op basis van bestaande evaluaties en het toekomstverslag dat momenteel wordt opgesteld. De energie- en loonkosten zijn, op de totale inputkosten, factoren die de kosten voor de Finse producenten opdrijven. De loonstijging is de afgelopen jaren gematigd geweest dankzij de huidige driepartijenloonovereenkomst die in 2013 afloopt. Het stemt daarom tot bezorgdheid dat de sociale partners nog geen nieuwe overeenkomst hebben gesloten. |
(15) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Finland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven. |
(16) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(17) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en stabiliteitsprogramma van Finland onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 3, 4 en 5 weergegeven. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft dient Finland er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Finland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
zoals beoogd een groeivriendelijk begrotingsbeleid na te streven en een gezonde begrotingssituatie te behouden, waarbij gedurende de programmaperiode de naleving van de MTD wordt gegarandeerd. De omvang van het vergrijzingsgerelateerde houdbaarheidstekort jaarlijks te blijven evalueren en de overheidsontvangsten en -uitgaven overeenkomstig de langetermijndoelstellingen en -behoeften aan te passen. De kosteneffectiviteit en de houdbaarheid van langdurige zorg te waarborgen en sterker de nadruk te leggen op preventie, revalidatie en zelfstandig wonen; |
2. |
de effectieve tenuitvoerlegging te garanderen van lopende administratieve hervormingen wat de gemeentelijke structuur betreft, om productiviteitsstijgingen en kostenbesparingen te realiseren in de publieke dienstverlening, waaronder in de maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg; |
3. |
verdere stappen te zetten om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun inzetbaarheid te vergroten en de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen en de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen. De lopende maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van jongeren en langdurig werklozen uit te voeren en nauwlettend te volgen, met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van jobgerichte vaardigheden; |
4. |
de inspanningen voort te zetten om mededinging op de product- en dienstenmarkten te versterken, in het bijzonder in de detailhandel, door het nieuwe programma ter bevordering van een gezonde concurrentie uit te voeren; |
5. |
een nieuwe impuls te geven aan het vermogen van Finland om met innovatieve producten, diensten en snelgroeiende ondernemingen te komen in een in hoog tempo veranderende omgeving en de diversificatie van de industrie voort te zetten; de verbetering van de algemene energie-efficiëntie in de economie voort te zetten. In het huidige, door een lage groei gekenmerkte klimaat, de onderlinge afstemming van de ontwikkelingen op het gebied van de reële lonen en de productiviteit te ondersteunen, geheel met inachtneming van de rol van de sociale partners en volgens de nationale usances. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 28.
(5) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/27 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2012-2017
2013/C 217/08
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (3), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) („de aanbeveling van 2012”) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Frankrijk aangenomen en een advies over het stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2012-2016 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Frankrijk genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Frankrijk die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Frankrijk wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden verdienen. Met name ontwikkelingen in verband met de achteruitgang van de handelsbalans en het concurrentievermogen onder invloed van zowel kosten- als niet-kostenfactoren, mede tegen de achtergrond van een verslechterende externe positie en hoge overheidsschulden vragen om voortdurende aandacht om het risico van nadelige effecten op de werking van de Franse economie en op de economische en monetaire unie te beperken, vooral gezien de omvang van de economie van Frankrijk. |
(9) |
Op 30 april 2013 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat ondanks aanzienlijke consolidatie-inspanningen die het nominale tekort van 7,5% van het bbp in 2009 tot 4,8% in 2012 hebben teruggebracht, Frankrijk in 2013 naar verwachting zijn buitensporig tekort niet zal corrigeren zoals door de Raad op 2 december 2009 aanbevolen. Dit houdt met name verband met een slechter economisch klimaat dan verwacht op het tijdstip waarop de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 is vastgesteld, dat slechts gedeeltelijk door meevallers is gecompenseerd, terwijl de inspanning enigszins in de laatste programmajaren geconcentreerd was. Het macro-economische scenario dat in het stabiliteitsprogramma aan de begrotingsverwachtingen ten grondslag ligt, is plausibel voor 2013, maar te optimistisch voor 2014. Met name verwachten de autoriteiten dat na een stilstand in 2012 (0 %) en in 2013 (+ 0,1 %), het bbp in 2014 met 1,2 % zal groeien en nemen zij aan dat budgettaire maatregelen worden genomen om het overheidstekort op 2,9% van het bbp te brengen in 2014. Ter vergelijking, de Commissie verwacht dat bij ongewijzigd beleid het bbp zal groeien met 1,1 % in 2014, een scenario waarbij alleen rekening wordt gehouden met maatregelen die zijn aangenomen of voldoende bepaald, en zij verwacht bijgevolg een tekort van 4,2 % van het bbp in 2014. Het hoofddoel van de in het stabiliteitsprogramma geschetste begrotingsstrategie is het realiseren van de middellangetermijndoelstelling (MTD), namelijk een sluitende begroting in structurele termen, zoals in het stabiliteitsprogramma 2012-2016. Dit is ambitieuzer dan vereist bij het stabiliteits- en groeipact. Het streefjaar voor het realiseren van de MTD is 2016, vergeleken met 2015 in het stabiliteitsprogramma 2012-2016. Het bij het stabiliteitsprogramma vastgestelde geplande nominale tekort stemt overeen met een correctie van het buitensporig tekort in 2014, één jaar na de door de Raad uit hoofde van de buitensporigtekortprocedure (BTP) op 2 december 2009 vastgestelde herziene termijn. Gezien de al te optimistische groeiprognose in het stabiliteitsprogramma voor 2014 is de Raad van oordeel dat, tenzij bijkomende maatregelen worden genomen om de inspanning voor dat jaar substantieel te versterken, de door de autoriteiten beoogde budgettaire inspanning niet verenigbaar is met een feitelijke correctie van het buitensporig tekort in 2014. Ook over de geplande besparingen en bijkomende ontvangsten ontbreken bijzonderheden. In die omstandigheden moeten voor zowel 2014 als 2015 maatregelen worden bepaald om er op geloofwaardige wijze voor te zorgen dat het buitensporig tekort ten laatste in 2015 wordt gecorrigeerd zoals aanbevolen door de Raad. In 2016 zal het structureel saldo, als herberekend door de Commissie, naar verwachting – 0,4 % van het bbp (– 0,3 % in 2017) bedragen waardoor de MTD aan het einde van de programmahorizon niet zou worden gerealiseerd. De vooruitgang richting MTD in 2016 zal naar verwachting 0,3 % van het bbp bedragen, hetgeen minder is dan de 0,5 % van de bbp-benchmark. De overheidsschuld is sinds het begin van de crisis substantieel gestegen. Beginnend bij 64,2 % in 2007, bereikte de verhouding van de schuld tot het bbp 90,2 % in 2012 en deze zal volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie naar verwachting verder stijgen tot 96,2 % in 2014. De autoriteiten verwachten dat de schuldquote in 2014 zal pieken op 94,3 % van het bbp en vervolgens zal dalen tot 88,2 % in 2017. Ten aanzien van de naleving van het schuldcriterium bevindt Frankrijk zich vanaf 2016 in een overgangsperiode. |
(11) |
Gezien de hoge en nog steeds toenemende schuld en het feit dat de termijn om het buitensporig tekort te corrigeren opnieuw is uitgesteld, tot 2015, is het des te belangrijker dat de begroting 2013 strikt wordt uitgevoerd en dat substantiële consolidatie-inspanningen in de daaropvolgende jaren standvastig worden voortgezet. Inzonderheid is het cruciaal dat de overheidsuitgaven in Frankrijk significant minder snel stijgen dan het potentiële bbp aangezien verbeteringen van het structureel tekort tot dusver vooral inkomstengebaseerd waren. In dat verband moeten in het kader van de aan de gang zijn toetsing van de overheidsuitgaven („Modernisation de l’action publique”), die naast de centrale overheid voor onder meer de lokale overheden en socialezekerheidsdiensten plaatsvindt, aanwijzingen worden verstrekt om de efficiëntie van de overheidsuitgaven verder te verbeteren. Er is ook ruimte voor verdere stroomlijning van de verschillende bestuurslagen en bevoegdheden teneinde verdere synergie, efficiëntieverhogingen en besparingen te realiseren. De geplande nieuwe decentralisatiewet moet deze kwestie behandelen. Gezien de verwachte stijging op middellange en lange termijn van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg, vereisen de toekomstige overheidsuitgaven voor gezondheidszorg, met name de uitgaven voor geneesmiddelen, een grotere nauwlettendheid en efficiëntie. De meest recente prognoses van de Adviesraad voor pensioenen („Conseil d’orientation des retraites”) wijzen op aanhoudende tekorten van het pensioenstelsel in 2018, hetgeen in strijd is met de hervormingsdoelstelling van 2010 om tegen die tijd het stelsel in evenwicht te brengen. Bovendien gaat het gedeeltelijk terugdraaien van de hervorming van 2010 in tegen de aanbeveling van 2012. Het pensioenstelsel zal dan ook in 2020 nog steeds grote tekorten vertonen en er zijn dringend nieuwe beleidsmaatregelen nodig om deze situatie te verhelpen en de toereikendheid van het stelsel te waarborgen. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer zijn een verdere verhoging van de minimumpensioenleeftijd en de leeftijd waarop men zijn volledig pensioen kan verkrijgen alsook van de bijdrageperiode om een volledig pensioen te verkrijgen, de aanpassing van de indexeringsregels en de herziening van de momenteel talrijke vrijstellingen van de algemene regeling voor specifieke categorieën van werknemers. De Franse regering heeft besloten de sociale partners ten volle te betrekken bij het uittekenen van de hervorming en het versterken van hun medeverantwoordelijkheid ervoor. Gezien de negatieve impact ervan op de arbeidskosten moet een verhoging van het niveau van de socialezekerheidsbijdragen worden vermeden. In het licht van de uitdaging waarmee Frankrijk ten aanzien van zijn overheidsfinanciën wordt geconfronteerd, is het van kritiek belang dat budgettaire maatregelen worden aangevuld met verhoogde inspanningen om structurele hervormingen door te voeren om het groeipotentieel op lange termijn van de Franse economie te ondersteunen en te vergroten. |
(12) |
Zoals uit de diepgaande evaluatie van 2013 blijkt, blijft het concurrentievermogen van Frankrijk een significante uitdaging, zoals blijkt uit het feit dat zijn aandeel in de uitvoermarkten de jongste jaren sterk is geërodeerd. De regering heeft in november 2012 in de context van het „Pact voor concurrentievermogen” meerdere beleidsmaatregelen voorgesteld. De invoering van een belastingkrediet voor ondernemingen (crédit d’impôt pour la compétitivité et l’emploi — CICE), met een geplande impact voor het volledige jaar van 20 miljard EUR, is een significante stap die tot verlaging van de arbeidskosten moet bijdragen. Er is ruimte voor verdere actie aangezien door het nieuwe belastingkrediet het verschil tussen de Franse loonwig en het OESO-gemiddelde met betrekking tot het mediane loon slechts wordt gehalveerd. Bovendien resulteren de sinds 2010 genomen budgettaire maatregelen, waaronder vermindering van de belastinguitgaven, die van invloed zijn op de ondernemingen, zelfs gecorrigeerd voor CICE, in een algehele stijging van de vennootschapsbelasting. De verhoging van het minimumloon waartoe in juli 2012 is besloten, was weliswaar beperkt, maar kan een negatieve impact hebben op het creëren van banen en het concurrentievermogen, zoals benadrukt in de aanbeveling van 2012. Tussen 2002 en 2012 is het minimumuurloon met 38 % (16 % in reële termen) gestegen. Het hoge niveau van het minimumloon, dat 60 % van het mediane loon uitmaakt, wordt voor de werkgevers gecompenseerd door een aantal vrijstellingen van socialezekerheidsbijdragen voor de werkgevers. De desbetreffende kosten voor de overheidsfinanciën zijn tussen 1992 en 2002 snel gestegen, en maken sindsdien bijna 1 % van het bbp uit. Bovendien zijn alternatieve instrumenten zoals inkomensondersteuningsregelingen (de „Prime pour l'emploi” en het „Revenu de solidarité active”) efficiëntere instrumenten dan het minimumloon om de armoede onder de werkenden aan te pakken. |
(13) |
Ten aanzien van niet-prijsgebonden concurrentievermogen en hoewel de regering onlangs haar exportstrategie heeft hernieuwd, zou ondersteuning van de ontwikkeling van exportgeoriënteerde netwerken en partnerschappen de internationalisering van de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) bevorderen. Meer in het algemeen zouden maatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat het ondernemingsklimaat bevorderlijk is voor de groei van kmo's. Ondanks aanzienlijke inspanningen die zijn geleverd door ondernemingen in sectoren die zich intensief richten op onderzoek en ontwikkeling en omvangrijke overheidssteun (namelijk het onderzoeksbelastingkrediet) vertegenwoordigen de hightech en mediumhightech sectoren slechts een beperkt en afnemend deel van de Franse economie. Bijgevolg dienen in deze sectoren de oprichting en groei van kmo's en ondernemingen in het mid-tier-segment (ETI) verder te worden bevorderd door verbetering van de raamvoorwaarden die innovatie en ondernemerschap aanmoedigen. Het clusterbeleid dat is ontwikkeld om publiek onderzoek en private ondernemingen te verbinden, kan eveneens verder worden afgestemd op commerciële exploitatie van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (research, development and innovation — RDI), positieve externaliteiten tussen ondernemingen die in elkaars nabijheid gevestigd zijn, en internationalisering van kmo's. Bovendien moeten doctoraatsstudies en onderzoekservaring voldoende aantrekkelijk worden gemaakt om verbanden tussen privéondernemingen en onderzoeksinstellingen verder te bevorderen. |
(14) |
Met betrekking tot de diensten was in 2012 slechts beperkte vooruitgang te zien. Met name is geen begin gemaakt met horizontale hervormingen om in de gereglementeerde sectoren en beroepen ongerechtvaardigde beperkingen op te heffen. Veel professionele dienstverleners worden nog steeds geconfronteerd met beperkingen ten aanzien van hun rechtsvorm en aandeelhoudersstructuur (bv. beperkingen op kapitaaleigendom voor diergeneeskundigen en juristen). In een aantal sectoren (onder meer het taxibedrijf, bepaalde medische beroepen, het notariaat en andere juridische beroepen) blijven andere significante belemmeringen voor toegang of praktijk (zoals commerciële communicatie, quota's of territoriale beperkingen) bestaan. De kleinhandel is nog steeds aan een aantal reglementeringen, zoals zware en tijdrovende vergunningsprocedures voor de oprichting van verkooppunten, onderworpen. Bovendien leidt het bestaande verbod op verkopen onder de kostprijs tot een aantal verstoringen, terwijl de doelstelling van ondersteuning van producenten en kleine verkooppunten middels minder verstorende maatregelen effectief zou kunnen worden gerealiseerd. Deze buitensporige beperkingen in de gereglementeerde sectoren en beroepen wegen op de concurrentie en maken deze meestal duurder. Zoals uit de diepgaande analyse blijkt, hebben hogere prijzen in de intermediaire diensten, die bijna een kwart van de productiekosten in de industrie uitmaken, uiteindelijk een impact op het externe concurrentievermogen van Franse ondernemingen. In de netindustrieën is in 2012 beperkte vooruitgang geboekt. De Franse elektriciteitsmarkt blijft een van de meest geconcentreerde in de Unie. Gereglementeerde elektriciteits- en gasprijzen verstoren de concurrentie en blijven een drempel vormen voor nieuwe toetreders. De gereglementeerde tarieven voor niet-huishoudelijke klanten moeten volgens het met de Franse autoriteiten overeengekomen tijdschema worden afgeschaft. Meer koppelingscapaciteit met de buurlanden en de lancering van de aanbestedingen voor hydro-elektriciteitsconcessies zouden eveneens tot de bevordering van de concurrentie in de elektriciteitsmarkt bijdragen. In de spoorwegsector is het goederenvervoer al sinds jaren aan het afnemen (bv. de hoeveelheid gecontracteerde ton/km met 17 % tussen 2006 en 2011), terwijl het reizigersvervoer, behalve wat internationale diensten betreft, niet voor concurrentie is opengesteld. De op komst zijnde hervorming moet garanderen dat elke nieuwe „eengemaakte infrastructuurbeheerder” onafhankelijk blijft van de zittende exploitant teneinde aan nieuwe toetreders eerlijke en niet-discriminerende toegang te waarborgen. |
(15) |
Het Franse belastingstelsel blijft complex en mist efficiëntie wegens het grote aantal vrijstellingen, bijzondere aftrekmogelijkheden, maar ook veelvuldige wetgevingswijzigingen. Ondanks inspanningen om de belastinguitgaven te verminderen en te stroomlijnen, blijft het bedrag aan daardoor misgelopen ontvangsten hoog. De keuze voor een brede grondslag en een laag tarief in de vennootschaps- en personenbelasting zou bevorderlijker zijn voor groei en maatschappelijk welzijn. Het tussentarief in de belasting over de toegevoegde waarde (btw) gaat vanaf januari 2014 omhoog van 7 % tot 10 %. Dit is een stap in de goede richting, maar bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk. Al bij al blijven de kosten van fiscale en socialezekerheidsvrijstellingen zeer hoog (tot 10 % van het bbp). Ondanks het feit dat sommige verlaagde btw-tarieven, zoals de tarieven voor restaurantdiensten, ineffectief zijn gebleken, zijn geen voldoende gedifferentieerde beleidsmaatregelen genomen. Door de invoering van het CICE-belastingkrediet, dat deels middels de bovenvermelde verhoging van het tussen- maar ook het standaard-btw-tarief wordt gefinancierd, wordt de fiscale druk op arbeid verlicht. Er is echter verdere ruimte voor actie nodig, met name om het aandeel van de milieubelastingen weer op het juiste peil te brengen. Vorig jaar heeft Frankrijk een aantal maatregelen genomen om vennootschapsbelastingschulden te ontmoedigen. Renteaftrek is beperkt boven 3 miljoen EUR en 15 % van de rente boven dat plafond is niet fiscaal aftrekbaar in 2013; dit percentage wordt in 2014 op 25 gebracht). Er is echter nog ruimte voor verbetering. |
(16) |
Het werkloosheidscijfer daalde van 9,7 % in 2010 tot 10,2 % in 2012. De Commissie voorspelt dat de werkloosheid vanwege aanhoudend zwakke economische groei zal stijgen tot 10,6 % in 2013 en 10,9 % in 2014. Tegen deze achtergrond blijft de segmentatie van de Franse arbeidsmarkt een bron van zorg. De kans om van een tijdelijke naar een vaste baan over te stappen, bedroeg in 2010 slechts 10,6 %, tegenover 25,9 % gemiddeld in de EU. Bij een aanpassing op de arbeidsmarkt hebben de laaggeschoolde werknemers in precaire vormen van werkgelegenheid het dan ook meestal het zwaarst te verduren. In mei 2013 is op basis van het in januari 2013 tussen de sociale partners gesloten centraal akkoord (ANI) inzake het beschermen van banen een wet aangenomen. De wet, die de rechtsonzekerheid van ontslagen behandelt, voorziet in uitgebreidere rechten voor werknemers en grotere flexibiliteit voor werkgevers. De wet is een positieve stap naar een soepeler arbeidsmarkt. Op bepaalde punten zijn de feitelijke uitvoering en het effect van deze hervorming afhankelijk van verdere branche/ondernemingsakkoorden, die nodig zullen zijn om het centraal akkoord volledig in werking te laten treden. |
(17) |
Een zesde van de jongeren in Frankrijk verlaat onderwijs en opleiding zonder kwalificatie. Dit is bijzonder verontrustend omdat de jongerenwerkloosheid eind 2012 25,4 % bedroeg en de kans op werkloosheid voor de minst gekwalificeerde jongeren bijna tweemaal zo hoog was. De programma's om het leerlingwezen te bevorderen, moeten vooral de minst gekwalificeerde jongeren bereiken. De afstemming van nationale regelingen op de door de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 (5) ingestelde jongerengarantie moet een structurerende rol spelen bij het aangaan van die uitdagingen. Ondanks in 2009 ingezette hervormingen, ligt de Franse participatiegraad van volwassenen aan permanente educatie (5,7 % in 2012, voor laaggeschoolde volwassenen: 2,5 %) onder het EU-gemiddelde. De geplande overdracht van bevoegdheden naar de regionale raden kan de kans bieden om zwakke plekken in het huidige systeem aan te pakken. Ondanks de duidelijke opwaartse trend, ligt de arbeidsparticipatie van werknemers in de leeftijdsgroep 55-64 nog steeds laag, op het mediane niveau van de EU-landen (45,7 % in het vierde kwartaal van 2012), en is de kloof met het EU-gemiddelde sinds 2008 slechts tot de helft teruggebracht (van 7,4 procentpunten in 2008 tot 3,8 procentpunten in 2012). De ouderenwerkloosheid stijgt, in hetzelfde tempo als de algemene werkloosheid. Hoewel een stap in de goede richting, is het niet duidelijk in hoeverre de „generatiecontracten” ertoe zullen bijdragen dat oudere werknemers in dienst worden genomen en oudere werkzoekenden gemakkelijker weer aan het werk gaan. De Franse overheidsuitgaven voor werkloosheidsuitkeringen zijn in 2012 gestegen met 5,3 % en zullen volgens het stabiliteitsprogramma in 2013 naar verwachting verder stijgen met 6,1 %. Het gecumuleerde tekort van de werkloosheidsregeling, dat in 2013 dichtbij de 1 % van het bbp zou liggen, vereist een hervorming van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen. Met name sommige elementen, zoals de toelatingsvoorwaarden, de degressiviteit van de uitkeringen in de tijd of de vervangingspercentages voor werknemers met de hoogste lonen, moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat de prikkels om te werken toereikend zijn. De nieuwe driepartijenovereenkomst van de overheidsdienst voor arbeidsbemiddeling (Pôle emploi) voorziet in een gedifferentieerde follow-up van werkzoekenden. De omvang van de portfolio van een arbeidsbemiddelaar is echter door de stijgende werkloosheid verder toegenomen en de heroriëntering van de strategie van de Pôle emploi wordt door de zwakke economische situatie belemmerd. Al bij al is, gezien de negatieve economische vooruitzichten en de verwachte verdere stijging van de werkloosheid in Frankrijk, verdere actie noodzakelijk. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het stabiliteitsprogramma doorgelicht en heeft een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees Semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies daarover (6) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 weergegeven. |
(21) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (7). Als land dat de euro als munt heeft dient Frankrijk er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Frankrijk in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de budgettaire strategie in 2013 te versterken en voort te zetten. De aanpassing geloofwaardiger te maken door uiterlijk najaar 2013 de noodzakelijke maatregelen voor 2014 en daarna te bepalen en deze uit te voeren om ervoor te zorgen dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2015 op houdbare wijze is gecorrigeerd en de structurele aanpassingsinspanning die in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald, wordt verwezenlijkt. Alle meevallers te gebruiken om het tekort te verminderen. Een houdbare correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige uitvoering van ambitieuze structurele hervormingen om de aanpassingscapaciteit te vergroten en groei en werkgelegenheid te stimuleren. Een groeivriendelijke budgettaire consolidatiekoers aan te houden en de efficiëntie van de overheidsuitgaven verder te verhogen, met name door zoals momenteel gepland voort te gaan met een toets van de uitgavencategorieën voor alle subsectoren van de overheid. Middels de komende decentralisatiewet actie te ondernemen om grotere synergie en besparingen op centrale en lokale overheidsniveaus tot stand te brengen. Na de correctie van het buitensporig tekort in toereikend tempo de structurele aanpassingsinspanning voort te zetten om de MTD in 2016 te bereiken. Uiterlijk eind 2013 maatregelen te nemen om ten laatste in 2020 het pensioenstelsel op houdbare wijze in evenwicht te brengen — bijvoorbeeld aanpassing van de indexeringsregels, het verlengen van de bijdrageperiode om een volledig pensioen te verkrijgen, het verder optrekken van de feitelijke pensioenleeftijd door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan te passen aan de veranderde levensverwachting, en het toetsen van bijzondere regelingen, met dien verstande dat stijging van de sociale werkgeversbijdragen wordt vermeden — en de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg, met name de geneesmiddelenverstrekking, te verhogen; |
2. |
ervoor te zorgen dat de vermindering van de arbeidskosten, door het „crédit d’impôt compétitivité et emploi”, het geplande bedrag oplevert en dat geen andere maatregelen het effect ervan neutraliseren. Verdere actie te ondernemen om de arbeidskosten te verlagen, met name middels verdere maatregelen om de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers te verminderen, in samenspraak met de sociale partners. Ervoor te zorgen dat ontwikkelingen inzake het minimumloon het concurrentievermogen en de banenschepping ondersteunen, waarbij rekening wordt gehouden met het bestaan van loonondersteuningsregelingen en vrijstellingen van sociale bijdragen; |
3. |
verdere maatregelen te nemen om het ondernemingsklimaat te verbeteren en de innovatie- en exportcapaciteit van bedrijven, met name kmo's, te ontwikkelen. Met name het aangekondigde initiatief voor de vereenvoudiging van het regelgevingskader op te starten en de raamvoorwaarden voor innovatie te verbeteren, door het bevorderen van technologieoverdracht en de commerciële exploitatie van onderzoek, daaronder begrepen middels een heroriëntatie van de concurrentieclusters; |
4. |
actie te ondernemen om de concurrentie in de dienstverlening te vergroten; ongerechtvaardigde beperkingen inzake de toegang tot en de uitoefening van professionele dienstverlening, met name betreffende rechtsvorm, aandeelhoudersstructuur, quota's en territoriale beperkingen op te heffen; actie te ondernemen om de vergunningverlening voor de opening van handelsvestigingen te vereenvoudigen en het verbod van verkopen met verlies op te heffen; gereglementeerde gas- en elektriciteitstarieven voor niet-huishoudelijke klanten op te heffen en de koppelingscapaciteit met buurlanden te versterken; in de spoorwegsector het binnenlandse personenvervoer voor concurrentie open te stellen; |
5. |
de inspanningen voort te zetten om het belastingstelsel te vereenvoudigen en de efficiëntie ervan te verbeteren, waarbij de continuïteit van de belastingregels in de loop van de jaren wordt verzekerd. Aanvullende maatregelen te nemen om de bevoordeling van schulden in de vennootschapswetgeving op te heffen. De inspanningen op te voeren om de personen- en vennootschapsbelastinguitgaven te verminderen en te stroomlijnen en de wettelijke tarieven te verlagen; de verlaagde btw-tarieven dichter bij het standaardtarief te brengen en inefficiënte verlaagde tarieven af te schaffen. Verdere maatregelen te nemen waardoor de fiscale druk van arbeid naar milieubelasting of consumptie wordt verplaatst; |
6. |
in overleg met de sociale partners volledig en zonder vertraging uitvoering te geven aan het centraal akkoord van januari 2013. Verdere actie te ondernemen om arbeidsmarktsegmentatie te bestrijden, met name om de situatie van uitzendkrachten aan te pakken. Dringend samen met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale usances een hervorming van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen op te starten die de houdbaarheid van het stelsel garandeert en ervoor zorgt dat het voldoende motiveert om weer aan het werk te gaan. De arbeidsparticipatie van oudere werknemers te vergroten en hun deelname aan de arbeidsmarkt te stimuleren. Specifieke actie te ondernemen om, met name door specifieke begeleiding en opleiding, het vooruitzicht op arbeid van oudere werklozen te verbeteren. De deelname van volwassenen, vooral de minst gekwalificeerden en de werklozen, aan permanente educatie te vergroten. Ervoor te zorgen dat de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling effectief geïndividualiseerde ondersteuning aan de werklozen verstrekken en dat actief arbeidsmarktbeleid effectief op de minst bevoorrechten gericht is. Verdere maatregelen te nemen om de overgang van school naar werk te verbeteren middels bijvoorbeeld een jongerengarantie (8) en de bevordering van het leerlingwezen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 31.
(5) PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
(6) Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(7) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
(8) Ingesteld bij aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/33 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2012-2017
2013/C 217/09
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (2), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Duitsland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2012-2016 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het tweede waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Duitsland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 12 april 2013 heeft Duitsland zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en op 17 april 2013 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat de overheidsfinanciën in Duitsland in het algemeen gezond waren en dat de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) bereikt is. Het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario is aannemelijk. De macro-economische prognoses van het stabiliteitsprogramma stemmen wat het tempo en het patroon van de economische groei voor 2013 en 2014 betreft grosso modo overeen met de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie alsmede met het door de Commissie geraamde potentiële groeipercentage op middellange termijn voor Duitsland. De in het stabiliteitsprogramma omschreven doelstelling van de begrotingsstrategie is ervoor te zorgen dat de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) voortdurend wordt nagestreefd. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de vorige MTD van – 0,5% van het bbp. De MTD is in overeenstemming met de verplichtingen van het stabiliteits- en groeipact. Duitsland heeft een structureel begrotingsoverschot en heeft dus de MTD bereikt in 2012. Volgens het stabiliteitsprogramma zal het (herberekende) (5) structurele saldo in 2013 en 2014 positief blijven, hetgeen in grote lijnen met de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie overeenstemt en derhalve ruimte geschapen heeft om automatische stabilisatoren vrij hun werk te laten doen. Duitsland heeft in 2012 ook voldaan aan de uitgavennorm van het stabiliteits- en groeipact. Volgens de informatie die in het stabiliteitsprogramma beschikbaar is, zou het groeipercentage van de overheidsuitgaven, zonder discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde te rekenen, in 2013 de uitgavennorm overschrijden maar in 2014 eraan voldoen. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de brutoschuld in 2013 dalen tot 80 ½ % van het bbp en daarna een neerwaartse trend blijven volgen. Na de correctie van het buitensporige tekort in 2011 bevindt Duitsland zich in een overgangsfase wat de naleving van het schuldcriterium betreft en heeft het voldoende vooruitgang geboekt om in 2012 aan het schuldcriterium te voldoen. Indien het stabiliteitsprogramma zoals gepland wordt uitgevoerd, maakt het land ook voldoende vooruitgang om in 2013 aan het schuldcriterium te voldoen en zal de schuldbenchmark aan het einde van de overgangsperiode in 2014 worden bereikt. In het algemeen blijken de doelstellingen inzake tekorten en schulden realistisch te zijn. |
(10) |
Duitsland heeft slechts beperkte inspanningen geleverd om de efficiëntie van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg te verbeteren. Voorbije inspanningen om de gezondheidssector te hervormen en de hervorming van de langdurige zorg van dit jaar blijken onvoldoende te zijn om verwachte kostenstijgingen in de toekomst op te vangen. Duitsland is goed op weg om de nationale doelstellingen inzake uitgaven voor onderwijs en onderzoek te halen maar moet zich bij de voortgang nog ambitieuzere doelstellingen nastreven om de meest innovatieve economieën in te halen. |
(11) |
Duitsland is niet voldoende bezig groeivriendelijke inkomstenbronnen aan te boren. De toepassing van het verlaagde btw-tarief van thans 7 % op wat momenteel een vrij ruim gamma van goederen en diensten vormt, kan worden beperkt en de btw-administratie kan worden hervormd om te streven naar meer efficiëntie en betere belastinginning en om belastingfraude tegen te gaan. De inkomsten uit terugkerende belastingen op vastgoed zijn in Duitsland bijzonder laag (0,5 % van het bbp in 2011 tegenover 1,3 % in EU-27). Daardoor komt er ruimte vrij om meer inkomsten te halen uit de gemeentelijke vastgoedbelasting (Grundsteuer), met name door een herziening van de belastinggrondslag. |
(12) |
Sinds de aanbeveling van vorig jaar is er enige vooruitgang gemaakt met de tenuitvoerlegging van de grondwettelijke regel inzake begrotingsevenwicht (schuldrem). Specifieke uitvoeringsbepalingen zijn echter nog noodzakelijk in de meeste Länder om ervoor te zorgen dat de schuldrem in de jaarlijkse begrotingsprocedure daadwerkelijk wordt toegepast. |
(13) |
De financiële sector heeft aanzienlijke aanpassingen ondergaan en het kader voor regelgeving en toezicht is verstrengd. Aan de hand van besluiten van de Commissie op het gebied van staatssteun is verdere voortgang gemaakt met de herstructurering van de Landesbanken. Niettemin blijven er belemmeringen inzake governance voor een marktgedreven consolidatie van de banksector die de algemene efficiëntie van de financiële instellingen beïnvloeden. |
(14) |
Duitsland heeft slechts beperkte maatregelen genomen om de grote belemmeringen weg te nemen die de tweede verdieners in het gezin ondervinden, en er moeten meer faciliteiten voor voltijdse kinderopvang en meer dagscholen beschikbaar komen. Duitsland heeft enige vooruitgang gemaakt met het verbeteren van het opleidingsniveau van achtergestelde personen maar alle Länder moeten ambitie aan de dag blijven leggen om een onderwijssysteem tot stand brengen dat gelijke kansen biedt aan iedereen. Beleidsmaatregelen om de hoge belastingwig voor personen met een laag inkomen te verkleinen, zijn tot op heden beperkt gebleven. De maatregelen om langdurig werklozen in de arbeidsmarkt te integreren, moeten verder worden opgevoerd. Duitsland moet meer doen om de hoge belastingen en sociale bijdragen die op lage inkomens drukken, te verminderen. Er zijn verdere inspanningen nodig om de omvorming van bepaalde soorten contracten, zoals mini-jobs, in duurzamere vormen van contracten te verbeteren en derhalve segmentatie van de arbeidsmarkt te voorkomen. Hoewel de reële lonen nog steeds onder hun niveau van het jaar 2000 liggen, hetgeen geleid heeft tot een structurele daling van de werkloosheidsgraad van 8 % tot 5,5 %, zijn zij sindsdien gestaag beginnen te stijgen zonder dat het concurrentievermogen wordt aangetast. Tegelijkertijd zijn de loonverschillen toegenomen. |
(15) |
Duitsland heeft zich tot doel gesteld de algemene economische kostprijs van de transformatie van zijn energiesysteem beperkt te houden. Dit heeft enkele eerste vruchten afgeworpen, maar de totale kosten zijn blijven stijgen en er blijven grote risico’s en potentiële vormen van inefficiëntie bestaan. Duitsland levert grote inspanningen om de expansie van de energienetwerken verder te versnellen. De coördinatie tussen het nationale energiebeleid en het beleid van de buurlanden is ontoereikend. |
(16) |
De situatie in de dienstensectoren is sinds 2012 niet echt veranderd en er bestaan nog steeds beperkingen in de toegang tot en de uitoefening van bepaalde beroepen. Duitsland moet meer doen om zijn dienstensectoren open te stellen door ongerechtvaardigde beperkingen en belemmeringen voor de toegang op te heffen, hetgeen moet leiden tot lagere prijsniveaus en de diensten beter toegankelijk moet maken voor personen met een laag inkomen. Voor tal van ambachtelijke beroepen, zoals ook in de bouwsector, bestaat nog steeds de verplichting in het bezit te zijn van een brevet van vakbekwaamheid (Meisterbrief) of een evenwaardige kwalificatie om een zaak te leiden. De bouwsector heeft ook af te rekenen met beperkingen inzake handelscommunicatie en vergunningsprocedures. Een groot aantal professionele activiteiten zijn gebonden aan verplichtingen inzake rechtsvorm of aandeelhouderschap. Duitsland kan nagaan of dezelfde doelstellingen van openbaar belang niet met een lichtere reglementering kunnen worden bereikt. Uit de verschillen in de regelgeving van de Länder kan ook worden opgemaakt dat meer inspanningen mogelijk zijn om de minst zware regelgevende oplossingen te kiezen en deze over het hele land uit te breiden en dus minder lasten op te leggen aan de bedrijfswereld. Het niveau van daadwerkelijke concurrentie in de spoorwegsector blijft laag. Wat aanbestedingen betreft, is de waarde van de opdrachten die door de Duitse autoriteiten volgens de aanbestedingsregels van de Unie zijn bekendgemaakt, opvallend laag. Het wetgevingsproces dat tot herziening van de wet tegen concurrentiebeperkingen moet leiden, is nog niet afgerond. In de kleinhandel zijn er planologische voorschriften die toetredingen tot de markt in sterke mate belemmeren. |
(17) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Duitsland verricht. Zij heeft het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Duitsland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven. |
(18) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten van de eurozone die de euro als munt hebben (7). Als land dat de euro als munt heeft dient ook Duitsland er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Duitsland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een gezonde begrotingssituatie te handhaven, zoals gepland, waardoor voor de gehele duur van het programma aan de MTD wordt voldaan. Een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren door bijkomende inspanningen om de kostenefficiëntie van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg te verbeteren door het verbeteren van de integratie van de zorgverlening en meer aandacht voor preventie en revalidatie en zelfstandig wonen. Het belastingstelsel efficiënter te maken, met name door een verbreding van de btw-grondslag en door een herziening van de grondslag van de gemeentelijke vastgoedbelasting. De beschikbare ruimte voor meer en efficiëntere, groeibevorderende uitgaven voor onderwijs en onderzoek op alle overheidsniveaus te benutten. De schuldrem in alle Länder consequent en volledig toe te passen, en er daarbij voor te zorgen dat de controleprocedures en correctiemechanismen tijdig en op passende wijze worden toegepast; |
2. |
omstandigheden te bevorderen waarin loongroei mogelijk is ter ondersteuning van de binnenlandse vraag. Daartoe de hoge belastingen en de sociale bijdragen te verlagen, vooral voor laagbetaalde werknemers, en het opleidingsniveau van achtergestelde groepen te verbeteren. Werk te blijven maken van passende activerings- en integratiemaatregelen, met name voor langdurig werklozen. De omvorming van atypische arbeidsbetrekkingen, zoals mini-jobs, in duurzamer vormen van werkgelegenheid te bevorderen. Maatregelen te nemen om de prikkels om aan het werk te gaan te versterken en de inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt te verbeteren, in het bijzonder voor tweede verdieners en laaggeschoolde werknemers, mede om hun een beter inkomen te verschaffen. Daartoe belemmeringen voor tweede verdieners weg te nemen en de beschikbaarheid van voltijdse kinderopvang en dagscholen verder te verbeteren; |
3. |
de coördinatie van het energiebeleid met buurlanden te verbeteren en de algemene kosten voor de transformatie van het energiesysteem zo laag mogelijk te houden, in het bijzonder door het nader onderzoeken van de kostenefficiëntie van de energiebeleidsinstrumenten voor het verwezenlijken van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie, en door blijvende inspanningen om de ontwikkeling van de nationale en grensoverschrijdende elektriciteits- en gasnetwerken te versnellen; |
4. |
maatregelen te nemen om de concurrentie in de dienstensectoren verder te bevorderen, onder meer voor bepaalde ambachtelijke beroepen, met name in de bouwsector, en voor professionele diensten, om binnenlandse groeibronnen te stimuleren. Dringend actie te ondernemen om de waarde van overheidsopdrachten die voor aanbesteding openstaan, aanzienlijk te verhogen. De aangekondigde wetshervorming om de handhaving van het concurrentierecht met betrekking tot mededingingsbeperkingen te verbeteren, goed te keuren en uit te voeren. De planologische voorschriften op te heffen die nieuwe toetredingen tot de kleinhandelssector onnodig beperken. Verdere maatregelen te nemen om de resterende belemmeringen van de concurrentie in de spoorwegmarkten op te heffen. De inspanningen voor consolidatie in de banksector voort te zetten, onder meer door het regelgevingskader inzake governance te verbeteren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 35.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode is herberekend op grond van de in het programma verstrekte informatie.
(6) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(7) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/37 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2012-2016
2013/C 217/10
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Na raadpleging van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en heeft op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 zijn de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten een Pact voor groei en banen overeengekomen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma van Hongarije voor 2012 vastgesteld en een advies over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2011-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Hongarije genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de resultaten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Hongarije die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Hongarije wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een kordaat beleidsoptreden verdienen. Met name het aan de gang zijnde ombuigingsproces van de zeer negatieve netto internationale investeringspositie, die vooral op het conto komt van de schuldafbouw in de particuliere sector in een context van hoge algemene overheidsschuld en een zwak ondernemingsklimaat, blijft bijzonder grote aandacht verdienen om de aanzienlijke risico's van negatieve effecten op de werking van de economie te verkleinen. |
(9) |
Op 24 april 2013 heeft Hongarije zijn convergentieprogramma 2013 voor de periode 2012-2016, en op 22 april 2013 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario enigszins optimistisch is. De groeiprognoses van de Hongaarse autoriteiten van respectievelijk 0,7 % voor 2013 en 1,9 % voor 2014 liggen ongeveer een half procentpunt hoger dan die van de diensten van de Commissie in haar voorjaarsprognoses 2013. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie heeft tot doel dat het buitensporige tekort ten laatste tegen de door de Raad in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad op grond van de buitensporigtekortprocedure van 13 maart 2012 bepaalde termijn in 2012, op duurzame wijze wordt gecorrigeerd en dat de middellangetermijndoelstelling (MTD) onverminderd wordt nageleefd. Hongarije heeft in 2012 aanzienlijke begrotingsinspanningen geleverd en met het bereikte begrotingstekort van 1,9 % van het bbp beter gescoord dan de door de Raad aanbevolen tekortdoelstelling van 2,5 % van het bbp, deels ook dankzij extra eenmalige ontvangsten van 0,2 % van het bbp boven de ontvangsten die al ten tijde van de aanbeveling van de Raad waren bevestigd. De corrigerende maatregelen voor 2012 en nadien, met name de in het najaar van 2012 aangekondigde maatregelen, waren evenwel hoofdzakelijk gericht op de ontvangstenzijde en hadden vooral betrekking op bepaalde sectoren, wat twijfel doet rijzen over de houdbaarheid van de consolidatie-inspanningen. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie waren zowel voor 2013 als voor 2014 verdere inspanningen nodig om het buitensporige tekort op duurzame wijze te corrigeren. Na de publicatie van de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, heeft de regering een nieuw pakket corrigerende maatregelen aangenomen dat is toegespitst op de uitgavenzijde; volgens de ramingen zal het tekort, uitgaande van de geactualiseerde beoordeling van de Commissie, met deze nieuwe maatregelen zowel in 2013 als in 2014 onder de 3 %-drempel van het bbp blijven. In het convergentieprogramma is de MTD gewijzigd van een structureel saldo van – 1,5% in – 1,7% van het bbp. Deze nieuwe MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Hongarije heeft in 2012 een structureel saldo van – 0,7% van het bbp laten optekenen, dat wil zeggen ruim boven zijn herziene MTD; volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal dit structurele saldo gedurende de prognoseperiode de MTD blijven volgen en uitkomen op – 1,1% in 2013 en – 1,8% in 2014. Op basis van de maatregelen die zijn aangenomen na de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zou het structurele saldo ook in 2014 boven de MTD kunnen blijven. Het groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, zal in 2013 en 2014 grotendeels in overeenstemming zijn met het middellangetermijnreferentiepercentage voor de potentiële groei van het bbp, maar dit naar verwachting in 2015 en 2016 ruim overschrijden. In deze twee jaren zal de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact derhalve niet worden nageleefd. Volgens de regeringsplannen zal de overheidsschuldquote over de volledige programmaperiode gestaag dalen, van 79,2 % in 2012 tot 77,2 % in 2014 en verder tot 73,4 % in 2016; met name zal zij boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp blijven. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de risico's voor de consolidatieplannen, zal er daarentegen slechts een minieme daling plaatsvinden, tot 78,9 % van het bbp in 2014; met de nieuwe corrigerende maatregelen zou dit cijfer ongeveer 0,5 procentpunten lager moeten uitkomen. Hongarije zal zich wat de naleving van het schuldcriterium betreft vanaf 2013 in een overgangsperiode bevinden; volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie boekt het land voldoende vooruitgang met de naleving van het schuldcriterium in 2013 en 2014. |
(11) |
Het begrotingskader voor de middellange termijn is vooralsnog louter indicatief, en daarom wordt bij de begrotingsplanning niet verder gekeken dan het lopende begrotingsjaar. Voorts staan, ondanks enkele recente verbeteringen, het takenpakket en de analytische middelen van de begrotingsraad nog altijd niet in verhouding tot het verreikende vetorecht van deze raad en de behoefte aan een systematische evaluatie achteraf van de naleving van de cijfermatige begrotingsregels. Een versterking van het begrotingskader voor de middellange termijn en een uitbreiding van het takenpakket van de begrotingsraad zouden de degelijkheid en de geloofwaardigheid van het onlangs gereorganiseerde kader voor het begrotingsbeheer ten goede komen. |
(12) |
De Hongaarse financiële sector is zijn schulden in een zeer hoog tempo aan het afbouwen, ten dele als gevolg van enkele beleidsmaatregelen die een zeer negatief effect hebben gehad op de winstgevendheid van de banken en kredietkrapte in de hand werken. Een van de grootste uitdagingen voor de financiële sector bestaat erin de verslechterende kwaliteit van de portefeuille, die samenhangt met een stijging van het aantal oninbare leningen, onder controle te krijgen. De afgelopen jaren heeft de regering verschillende maatregelen aangenomen om kredietnemers in vreemde valuta te ondersteunen, in enkele gevallen zonder de belanghebbende partijen in de banksector daarbij te raadplegen. Deze maatregelen waren echter niet altijd gericht op kredietnemers in moeilijkheden. De vaststelling van een reeks maatregelen over een korte periode kan kredietnemers ertoe aanzetten meer onverantwoorde risico's te nemen omdat zij ervan uitgaan dat de overheid zal blijven bijspringen. In de mondiale financiële crisis is duidelijk geworden in welke mate het bestaande banksysteem de nationale autoriteiten ertoe kan dwingen om op te treden om de financiële stabiliteit te waarborgen. In het eerste programma voor financiële bijstand aan Hongarije werd gepleit voor een geavanceerd toezicht, met inbegrip van effectieve noodbevoegdheden voor de financiële toezichthouder en een afwikkelingsmechanisme. De afgelopen drie jaar zijn de bevoegdheden van de Hongaarse financiële toezichthoudende autoriteit weliswaar fors aangescherpt, maar toch heeft de wetgever nog niet voorzien in voldoende toezichtsbevoegdheden. |
(13) |
Hongarije heeft geen gevolg gegeven aan de aanbeveling van 2012 om een niet-verstorend en stabiel kader voor de belasting van vennootschappen te creëren, en heeft de belastingdruk op bepaalde bedrijfssectoren verhoogd door de invoering van nieuwe permanente extra heffingen op bepaalde sectoren. Ofschoon de nieuwe belasting op kleine ondernemingen die is ingevoerd in het kader van de wet ter bescherming van de werkgelegenheid, qua concept veelbelovend is, bemoeilijkt de verscheidenheid aan sectorale belastingtarieven een effectieve allocatie van middelen en is dit negatief voor de investeringen en de kredietverlening. De invoering van verlaagde tarieven voor de socialezekerheidsbijdragen in het kader van de wet ter bescherming van de werkgelegenheid is een stap in de goede richting om de belastingwig te verkleinen. De belastingwig bij de lage inkomens is evenwel nog altijd hoog en het zou raadzaam zijn het stelsel beter af te stemmen op deze groep. Hongarije is ook van plan de fiscale overtreding aan te pakken met verschillende maatregelen, zoals de verplichting om alle kasregisters te verbinden met de belastingdienst. De genomen maatregelen op het gebied van energiebelasting geven geen stimulans om het energieverbruik te beperken en hebben een verstorend effect. |
(14) |
De lage werkgelegenheidsgraad gaat gepaard met een zeer lage participatie op de arbeidsmarkt, ondanks recente verbeteringen. De jeugdwerkloosheid is gestegen van 11 % in 2001 tot 28,1 % in 2012. In de Publieke Regeling Arbeidsvoorziening wordt het merendeel van de budgettaire middelen aangewend om langdurig werklozen in plaats van sociale uitkeringen een werkgerelateerd inkomen te verschaffen, maar of dit hun inzetbaarheid op de lange termijn verbetert, moet nog blijken. Hongarije heeft zijn actieve arbeidsmarktbeleid geïntensiveerd, maar een aantal achtergestelde groepen moet ruimere toegang tot deze maatregelen krijgen en de participatie van volwassenen aan permanente educatie behoort nog altijd tot de laagste in de Unie. De afgelopen vijf jaar is de arbeidsparticipatie bij vrouwen ongeveer op hetzelfde lage niveau gebleven. Om vrouwen aan te moedigen toe te treden tot de arbeidsmarkt, heeft de regering de faciliteiten voor kinderopvang uitgebreid en geijverd voor flexibele werkregelingen. De sociale omstandigheden blijven erop achteruitgaan: 31 % van de bevolking loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting en een hoog percentage mensen kampt met grote materiële ontbering. Armoede treft nog altijd op disproportionele wijze achtergestelde gebieden en gemeenschappen, met name Roma. |
(15) |
Het ondernemingsklimaat in Hongarije is de afgelopen drie jaar constant verslechterd als gevolg van een reeks maatregelen, waaronder beperkingen voor investeerders en een onstabiel regelgevingskader. Recente beperkingen die op disproportionele wijze buitenlandse investeerders treffen, zijn vooral gericht op de dienstensector, inclusief retail. Het programma voor een „bescheiden staat” omvatte 114 maatregelen om de administratieve lasten voor de bedrijven met circa 500 miljard HUF te verlagen, maar de uitvoering ervan heeft enige vertraging opgelopen. Bij de openbare aanbestedingen is er nog altijd weinig concurrentie, ofschoon op 1 januari 2012 een nieuwe wet in werking is getreden. Het programma voor corruptiebestrijding is een hoeksteen van het Magyary-programma. De ontoereikende wetshandhaving op dit gebied noch de aanscherping van de controles op de partijfinanciering, een belangrijk punt van zorg, komt in dit programma echter aan bod, aangezien het is toegespitst op de overheidsdiensten. Hoewel sommige kernacties reeds aan de gang zijn, blijven veel aangekondigde maatregelen onuitgevoerd. Ook het gebrek aan toezicht op de uitgevoerde maatregelen blijft een probleem. De ontwikkelingen in Hongarije in 2012 en 2013 hebben de zorg over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht doen toenemen. Volgens het scorebord voor de Innovatie-Unie is Hongarije een middelmatig innovator. De investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) in het bedrijfsleven komen hoofdzakelijk op het conto van buitenlandse ondernemingen. |
(16) |
Hongarije is erin geslaagd het aantal vroegtijdige schoolverlaters te doen dalen. Gezien de nog altijd grote regionale verschillen, zouden de nieuwe elementen van het gecentraliseerde publieke onderwijssysteem, indien niet zorgvuldig ten uitvoer gelegd, een negatief effect kunnen sorteren en de sociale ongelijkheid en segregatie kunnen versterken. Ofschoon het aantal leerlingen dat de stap naar het hoger onderwijs zet, de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen, zijn verdere inspanningen vereist om het EU-gemiddelde en de nationale Europa 2020-doelstelling te bereiken. Er moet voor worden gezorgd dat de lopende hervorming van het hoger onderwijs toegankelijker maakt voor kansarme leerlingen. |
(17) |
De tenuitvoerlegging van de maatregelen in het Szell Kalman-plan, dat ertoe strekt de kostenefficiëntie en de prestaties van het openbaar vervoer te verbeteren, heeft te kampen met aanzienlijke vertraging, en het ontbreken van een alomvattende vervoerstrategie belemmert de financiële houdbaarheid van het vervoersysteem. Hongarije heeft de elektriciteitsverbindingen met de buurlanden, zoals aanbevolen in 2012, naar behoren uitgebreid, maar het gebrek aan onafhankelijkheid van de regelgevende autoriteit voor energie bij de vaststelling van de energietarieven en het feit dat veel energieprijzen voor huishoudens en kleine en middelgrote bedrijven (kmo's) gereguleerd zijn, blijven aanleiding tot zorg. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Hongarije verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma beoordeeld en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Hongarije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5 en 7 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Hongarije in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een geloofwaardige en groeivriendelijke begrotingsstrategie ten uitvoer te leggen door middel van de nodige maatregelen, waarbij de nadruk ligt op uitgavenbesparingen, en een gezonde begrotingssituatie in stand te houden met inachtneming van de MTD gedurende de convergentieprogrammahorizon. Voortbouwend op de bovenstaande maatregelen, de schuldquote van de overheid standvastig omlaag te brengen, ook ter vermindering van de opgebouwde macro-economische onevenwichtigheden. Het begrotingskader voor de middellange termijn te versterken door het een dwingender karakter te geven en nauw te koppelen aan cijfermatige regels. Het takenpakket van de begrotingsraad uit te breiden en de begrotingsraad transparanter te maken, onder meer met systematisch toezicht achteraf op de naleving van cijfermatige begrotingsregels en met de opstelling van periodieke macrobudgettaire prognoses en beoordelingen van het effect van belangrijke beleidsvoorstellen voor de begroting; |
2. |
de kredietverlening aan de economie te helpen normaliseren, hoofdzakelijk door de capaciteit voor kapitaalvorming in de financiële sector te verbeteren, onder andere door de extra lasten die nu aan de sector zijn opgelegd, te verlagen. De kwaliteit van de portefeuille te verbeteren door probleemactiva van de bankbalansen te verwijderen, nauw te overleggen met de belanghebbende partijen over nieuwe beleidsinitiatieven en erop toe te zien dat nieuwe beleidsmaatregelen kredietnemers niet aanzetten tot meer onverantwoord gedrag. De financiële wet- en regelgeving en het financiële toezicht aan te scherpen, met name door effectievere noodbevoegdheden te verlenen aan de Hongaarse financiële toezichthoudende autoriteit en een afwikkelingsregeling voor banken in te stellen; |
3. |
te zorgen voor een stabiel, evenwichtiger en voorspelbaar vennootschapsbelastingstelsel. De vennootschapsbelasting te stroomlijnen en verstoringen van de middelenallocatie, die worden veroorzaakt door sectorspecifieke belastingen, zoveel mogelijk te beperken om zo de groei en de werkgelegenheid te bevorderen. Ervoor te blijven ijveren om de belasting op arbeid werkgelegenheidsvriendelijker te maken door de belastingdruk op de lage inkomens te verlichten, onder meer door de selectiecriteria in de wet ter bescherming van de werkgelegenheid te verfijnen, en door de druk te verschuiven naar milieubelastingen. De reeds aangekondigde maatregelen ter verbetering van de fiscale handhaving en ter verlaging van de handhavingskosten, onverkort uit te voeren en te versterken; |
4. |
de jeugdwerkloosheid aan te pakken, bijvoorbeeld door een zogenaamde jongerengarantie (6). De maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid te intensiveren en het systeem van klantenprofilering van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening te versterken. De overheersende rol van de Publieke Regeling Arbeidsvoorziening in het kader van de werkgelegenheidsmaatregelen te beperken en de activeringselementen van die regeling aan te scherpen. Opleidingsprogramma's te versterken die de participatie in permanente educatie stimuleren. De faciliteiten voor kinderopvang verder uit te breiden om de participatie van vrouwen te bevorderen. Ervoor te zorgen dat de doelstelling van de nationale strategie voor sociale inclusie wordt opgenomen in alle beleidsterreinen om armoede te bestrijden, met name bij kinderen en Roma; |
5. |
een gunstig ondernemingsklimaat te creëren, met name opnieuw een aantrekkelijke omgeving te scheppen voor directe buitenlandse investeerders, door het regelgevingskader stabieler te maken en de concurrentie op de markt te bevorderen. Zorg te dragen voor de volledige uitvoering van maatregelen ter verlichting van de administratieve lasten, de concurrentie bij openbare aanbestedingen te verbeteren en verdere passende maatregelen ter bestrijding van corruptie te nemen. Oog te hebben voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Onlangs gecreëerde belemmeringen in de dienstensector, met name voor retaildiensten, weg te nemen. Te voorzien in doelgerichte prikkels ter ondersteuning van innoverende bedrijven; |
6. |
een nationale strategie tegen voortijdig schoolverlaten ten uitvoer te leggen en ervoor te zorgen dat het onderwijssysteem alle jongeren toerust met op de arbeidsmarkt afgestemde vaardigheden, bekwaamheden en kwalificaties. De toegang tot inclusief regulier onderwijs te verbeteren voor kansarmen, met name Roma. De overgang tussen de verschillende onderwijsfasen en naar de arbeidsmarkt te ondersteunen. Het hoger onderwijs zodanig te hervormen dat meer studenten, met name uit kansarme groepen, dit niveau bereiken; |
7. |
de gereguleerde energieprijzen geleidelijk af te schaffen zonder de doeltreffende bescherming van economisch kwetsbare consumenten te ondergraven. Verdere maatregelen te nemen die de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende autoriteit garanderen. De financiële stabiliteit van overheidsbedrijven in de vervoersector te garanderen door de exploitatiekosten te verlagen en de inkomsten te verhogen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 40.
(5) Op basis van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/42 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2012-2017
2013/C 217/11
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (3), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) vastgesteld over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Italië, en advies uitgebracht over het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2012-2015. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Italië genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak om te streven naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Italië die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Italië wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die een vastberaden beleidsoptreden verdienen. Met name het verlies aan concurrentievermogen en de hoge overheidsschuld in een door aanhoudend zwakke groei gekenmerkt klimaat blijven de belangrijkste macro-economische onevenwichtigheden van Italië vormen. |
(9) |
Op 11 april 2013 heeft Italië zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 ingediend. Na de indiening van deze programma’s heeft de op 28 april 2013 nieuw benoemde regering het voornemen kenbaar gemaakt om de agenda van structurele hervormingen te versterken en tegelijk de in het stabiliteitsprogramma geformuleerde begrotingsdoelstellingen bevestigd. Op 17 mei 2013 werd een decreto-legge goedgekeurd dat nieuwe bepalingen bevat over de onroerendzaakbelasting en de uitbreiding van de loonsuppletieregeling voor gedeeltelijk werkloze werknemers. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s en de nieuw door de regering genomen maatregelen terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is voor 2014, vergeleken met de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie. Dit scenario is plausibel voor 2015. Dit is echter in de aanname dat de goedgekeurde structurele hervormingen volledig worden uitgevoerd, hetgeen een uitdaging belooft te zijn. De in het stabiliteitsprogramma uitgetekende begrotingsstrategie werd door de nieuwe regering bevestigd en door het Italiaanse Parlement bekrachtigd. Zij zet in op het handhaven van het tekort onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp gedurende de hele programmaperiode, op het bereiken van de middellangetermijndoelstelling (MTD) in 2013 en op een schuldquote die vanaf 2014 op een neerwaarts pad wordt gebracht. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de MTD van een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is, hetgeen in overeenstemming is met het stabiliteits- en groeipact. Het tekort werd in 2012 teruggebracht tot de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp en de verwachting is dat het, volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, in 2013-2014 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde zal blijven. De bepalingen die de Italiaanse regering op 17 mei 2013 heeft goedgekeurd, blijken bij een beoordeling geen significant effect te hebben op het tekort, mits zij consequent worden toegepast. Zoals wordt beschreven in het op 21 juni 2013 door de Raad vastgestelde besluit tot beëindiging van de buitensporigtekortprocedure, zijn er twee vrijwaringsclausules in de wetgeving opgenomen om de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen te waarborgen. Na een verbetering van 2,7 procentpunt van het bbp over de periode 2009-2012, zal het structurele saldo, uitgedrukt als percentage van het bbp, bij een voorts ongewijzigd beleid volgens de prognoses in 2013 verder verbeteren met 1 procentpunt (tot – 0,5 %) en in 2014 marginaal verslechteren. Het structurele primaire saldo zou in 2014 uitkomen op bijna 5 % van het bbp. De voor 2013 verwachte structurele aanpassing is passend, mede op basis van een analyse van uitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, terwijl de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie voor 2014 een afwijking laten zien van het aanpassingstraject richting de MTD. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuld in 2013 een piek bereiken en nadien beginnen te dalen, mede dankzij de verwachte privatiseringsopbrengsten van 1 procentpunt van het bbp per jaar. In de prognoses blijft de schuldquote echter toenemen tot 132,2 % van het bbp in 2014 bij ongewijzigd beleid, mede door het voldoen van handelsschulden, hetgeen zorgt voor een toename met rond 2,5 procentpunt in de periode 2013-2014, terwijl geen privatiseringsopbrengsten zijn opgenomen, omdat de details daarvan nog niet nader zijn uitgewerkt. Vanaf 2013 zit Italië in een overgangsperiode van drie jaar met betrekking tot de vervulling van het schuldcriterium en het schuldtraject in het stabiliteitsprogramma zorgt ervoor dat voldoende vooruitgang wordt geboekt in de richting van het vervullen van dat criterium. De in het stabiliteitsprogramma vervatte prognoses voor het overheidstekort en de overheidsschuld berusten echter op de volledige uitvoering van de begrotingsmaatregelen en de goedkeuring van structurele hervormingen, die van cruciaal belang zijn om het vertrouwen van de markt vast te houden en groei en werkgelegenheid te stimuleren. |
(11) |
Ook al zijn belangrijke hervormingen goedgekeurd om de begroting beter houdbaar te maken en groei te stimuleren, toch blijft de volledige tenuitvoerlegging van die hervormingen een uitdaging vormen en is er ruimte voor verdere maatregelen. Enkele cruciale maatregelen die werden voorgesteld, zijn nog niet goedgekeurd of vergen nog verdere uitvoeringswetgeving en het risico bestaat dat de concrete invulling daarvan niet consequent wordt opgevolgd op de verschillende overheidsniveaus. Ondanks de ondernomen actie blijven de doelmatigheid van de overheidsdiensten wat betreft het regelgevings- en procedureraamwerk, de bestuurlijke kwaliteit en de administratieve capaciteit lijden onder zwakke punten die ten koste gaan van de uitvoering van hervormingen en het ondernemingsklimaat. |
(12) |
De voltooiing van de hervorming van de civiele rechtspraak door de snelle uitvoering van de herziening van de organisatie van de rechtbanken en het terugdringen van de buitensporige doorlooptijden van zaken, het wegwerken van de achterstand bij de rechtbanken en het terugbrengen van het grote aantal processen zijn nodig om het ondernemingsklimaat te verbeteren. Na een arrest van het Grondwettelijk Hof inzake bemiddeling van oktober 2012 zijn initiatieven nodig om het gebruik van mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting te bevorderen. Corruptie vormt een ernstig punt van zorg, omdat deze kosten meebrengt van naar raming 4 % van het bbp, hetgeen een ernstige belemmering is van het potentieel voor economisch herstel. De anticorruptiewet van november 2012 vergt vervolgmaatregelen en de strijd tegen de corruptie zou verder kunnen worden opgevoerd, met name op het punt van de verjaring die momenteel wordt gekenmerkt door korte verjaringstermijnen. |
(13) |
Naast de ambitieuze strategie voor begrotingsconsolidatie die tot dusver ten uitvoer is uitgelegd, werd in april 2012 in de Grondwet de regel van een begrotingsevenwicht opgenomen en werden verdere maatregelen genomen om de doelmatigheid en de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren. Toch hebben de genomen maatregelen, door lacunes in de praktische uitvoering, nog niet hun volledige effect gesorteerd. De politieke impasse heeft de noodzakelijke vermindering van het aantal provincies tegengehouden. Dankzij het Actieplan voor de Cohesie kan de absorptie van structuurfondsen worden versneld, hetgeen goed is voor rond 11,9 miljard EUR in drie opeenvolgende fasen. Niettemin mist de verbetering van het algemene beheer van deze fondsen nog steeds ambitie, met name in de Mezzogiorno, hetgeen ernstige problemen doet ontstaan met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020. Dit biedt nog veel ruimte om de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te versterken. |
(14) |
Banken spelen traditioneel een beslissende rol bij het ondersteunen van de economische activiteit in Italië, met name via kredietverlening aan kleine bedrijven. Door de aanhoudende economische neergang zijn hun mogelijkheden om deze rol op te nemen, verminderd. Het toegenomen kredietrisico, met een groot en toenemend aantal oninbare leningen, heeft bijgedragen tot een krimp in de kredietverschaffing en heeft de lage winstgevendheid van banken verder aangetast. Als reactie daarop onderzoekt de Banca d’Italia via inspecties ter plaatse in hoeverre de voor probleemkredieten aangelegde voorzieningen adequaat zijn. Met betrekking tot de corporate governance van sommige Italiaanse banken zijn er specifieke aspecten waardoor banken kunnen worden afgeremd om voluit hun rol als financieel intermediair te spelen. Maatregelen werden goedgekeurd om het gebruik van niet-bancaire financieringskanalen aan te moedigen, met name via de financiering van aandelen en bedrijfsobligaties, en om de innovatiecapaciteit te versterken, maar die maatregelen blijven beperkt in omvang. De omzetting van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (5) en de geplande betaling van achterstallige handelsschulden zal positief uitwerken op het versterken van de liquiditeit van bedrijven. |
(15) |
In 2012 werd een verregaande hervorming van de arbeidsmarkt goedgekeurd, die de starheid en de segmentering van de arbeidsmarkt moet aanpakken. Deze hervorming moet worden aangevuld door de in de behandeling zijnde uitvoeringswetgeving goed te keuren en er moet zorgvuldig worden toegezien op de concrete toepassing ervan in de praktijk. Voorts moeten de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling nog worden geïntegreerd met de diensten voor werkloosheidsuitkeringen, om de uitvoering van doeltreffende activeringsstrategieën te ondersteunen. In de periode 2011-2013 hebben de sociale partners in een reeks opeenvolgende akkoorden een nieuw kader uitgewerkt voor de loonvorming. Dit wordt ondersteund door fiscale prikkels, om lonen beter af te stemmen op de productiviteit en op de situatie op de lokale arbeidsmarkt. Dit raamwerk dient daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd en dient geleidelijk te worden bijgesteld op basis van de monitoring van de uitkomsten ervan. |
(16) |
De jeugdwerkloosheid en het aantal jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, bleef toenemen en kwam eind 2012 uit op, respectievelijk, 37 % en 21,1 %. Zowel het aantal jongeren die een hoger onderwijsdiploma halen als het werkgelegenheidspercentage bij jongeren met een hoger onderwijsdiploma is het laagste van de Unie. Hieruit blijkt dat de vaardigheden van pas afgestudeerden niet goed aansluiten op de eisen van de arbeidsmarkt. Al valt er een lichte daling vast te stellen, toch blijft de schooluitval hoog. Deze vaststelling doet vragen rijzen over de prestaties van het onderwijsstelsel. Een van de sleutelelementen daarin is het lerarenberoep, dat momenteel door een gebrek aan groeimoeilijkheden wordt gekenmerkt en beperkte vooruitzichten biedt inzake professionele ontwikkeling. De arbeidsparticipatie van vrouwen op de arbeidsmarkt blijft gering en de genderkloof op de arbeidsmarkt behoort tot de grootste in de Unie. Het risico op armoede en sociale uitsluiting, en met name ernstige materiële deprivatie, neemt opvallend toe, terwijl het stelsel van sociale bescherming het steeds moeilijker heeft om aan sociale behoeften te voldoen, door het leeuwenaandeel dat pensioenuitgaven daarin innemen. |
(17) |
De structuur van het belastingstelsel blijft complex en drukt zwaar op arbeid en kapitaal. Na de inspanningen die in 2010-2011 werden geleverd, zijn verdere maatregelen die werden goedgekeurd om de belastingdruk te verschuiven van de productiefactoren naar consumptie, eigendom en milieu, eerder beperkt gebleven. Er zijn nog maatregelen nodig om het belastingstelsel te vereenvoudigen, de belastinguitgaven te stroomlijnen, de belastinggrondslag voor de onroerendzaakbelasting (IMU) af te stemmen op de marktwaarde, de regels beter te doen naleven, en belastingontduiking te ontmoedigen. In afwachting van een herziening van de kadastrale waarde, zal de beoogde hervorming van de onroerendzaakbelasting inzetten op grotere rechtvaardigheid, binnen de marges van de begrotingsstrategie die in het stabiliteitsprogramma is ontwikkeld. De omvang van de schaduweconomie en het zwartwerk terugbrengen, kan de overheidsfinanciën ten goede komen en kan het draagvlak helpen te verbeteren. Door de herziening van btw-vrijstellingen of verlaagde tarieven en van directe belastinguitgaven zijn misschien bepaalde aanpassingen van sociale transfers nodig, om negatieve herverdelingseffecten tot een minimum te beperken. |
(18) |
Aanzienlijke inspanningen zijn geleverd wat betreft de vrijmaking van de dienstensector. Niettemin dient de hervorming van gereguleerde beroepen te worden voortgezet om de overblijvende restricties aan te pakken, en de grondbeginselen ervan dienen te worden gevrijwaard tegen mogelijke tegenslagen, met name als gevolg van de hervorming van de juridische beroepen. Na het arrest van het Grondwettelijk Hof van juli 2012 is het ook belangrijk dat maatregelen worden genomen om lokale openbare diensten voor concurrentie open te stellen. De bij de Italiaanse wetgeving vastgestelde follow-up van de voorstellen van de Italiaanse mededingingsautoriteit zullen bijdragen tot het aanpakken van die problemen. |
(19) |
De hervorming van de netwerkindustrieën wordt voortgezet wat betreft het openstellen van markttoegang en het verbeteren van de infrastructuurcapaciteit, maar er blijven nog aanzienlijke uitdagingen. De ontvlechting in de gassector is bijna voltooid en de nationale energiestrategie van maart 2013 dient verder ten uitvoer te worden gelegd. De openstelling van de telecomsector voor concurrentie is een ander terrein waar maatregelen mogelijk zijn. De nieuwe Autorità di regolazione dei trasporti (toezichthouder voor de vervoerssector) die verantwoordelijk is voor snelwegen, luchthavens, havens en spoorwegen, is nog niet opgericht. Deze toezichthouder dient onafhankelijk te zijn, de middelen te krijgen die deze nodig heeft om te kunnen functioneren en de bevoegdheid te krijgen om sancties op te leggen. Ook is er een ernstig probleem van interne en grensoverschrijdende infrastructuurknelpunten, met noord-zuidverschillen, die mede de oorzaak zijn van hoge energieprijzen, lage breedbandpenetratie en vervoersknelpunten. |
(20) |
In het kader van het Europees Semester heeft de Commissie een omvattende analyse van het economische beleid van Italië verricht. Zij heeft zowel het nationale hervormingsprogramma als het stabiliteitsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Italië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(21) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(22) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma van Italië onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(23) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (7). Als land dat de euro als munt heeft dient Italië er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Italië in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
ervoor te zorgen dat het tekort in 2013 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft, door de goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen. Door te gaan met de structurele aanpassing in een passend tempo en via een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, om vanaf 2014 de MTD te bereiken en deze vast te houden. De geplande structurele primaire overschotten te bereiken om de zeer hoge schuldquote op een gestaag afnemend pad te krijgen. Door te gaan met een duurzame verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van overheidsuitgaven door de in 2012 goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen en verdere inspanningen te leveren door diepgaande analyses van de uitgaven op alle overheidsniveaus te verrichten; |
2. |
een tijdige tenuitvoerlegging van de lopende hervormingen te verzekeren door spoedig de nodige uitvoeringswetgeving goed te keuren, door deze te laten volgen door concrete resultaten op alle overheidsniveaus en bij alle betrokken stakeholders, en door de impact ervan te monitoren. De doelmatigheid van overheidsdiensten te versterken en de coördinatie tussen de verschillende bestuursniveaus te verbeteren. Het bestuurlijke kader en het regelgevingskader voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen en in de civiele rechtspraak de doorlooptijden van zaken en het hoge aantal zaken te verminderen, onder meer door het gebruik van buitengerechtelijke schikkingsprocedures te bevorderen. Het rechtskader voor de strijd tegen corruptie te versterken, onder meer door de regels inzake verjaringstermijnen te herzien. Structurele maatregelen te nemen om het beheer van de EU-fondsen in de zuidelijke regio’s te verbeteren met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020; |
3. |
goede corporate governance-praktijken in de hele banksector ingang te doen vinden, hetgeen bevorderlijk is voor meer efficiëntie en winstgevendheid, om zo de kredietstroom naar productieactiviteiten te ondersteunen. De lopende werkzaamheden ten aanzien van het screenen van de kwaliteit van activa in de banksector voort te zetten en de afwikkeling te vergemakkelijken van oninbare leningen op de balansen van banken. De ontwikkeling van kapitaalmarkten verder te bevorderen om de toegang van bedrijven tot financiering te diversifiëren en te verbeteren, met name in de vorm van aandelenkapitaal, en zo weer de innovatiecapaciteit en de groei te stimuleren; |
4. |
de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de hervorming van de arbeidsmarkt en de loonvorming te verzekeren waardoor lonen beter op de productiviteit kunnen worden afgestemd. Verdere maatregelen te nemen om de arbeidsmarktparticipatie te stimuleren, met name bij vrouwen en jongeren, bijvoorbeeld via een jeugdgarantieregeling. De beroepsopleiding en het beroepsonderwijs te versterken, te zorgen voor doelmatigere overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling, en de begeleiding van hogeronderwijsstudenten bij hun loopbaan- en studiekeuze te verbeteren. De negatieve financiële prikkels voor tweede verdieners om uit werken te gaan, af te bouwen en het aanbod van zorg, met name kinderopvang en langdurige zorg, en buitenschoolse opvang te verbeteren. De inspanningen op te drijven om schooluitval te voorkomen. De kwaliteit van scholen en schoolresultaten te verbeteren, onder meer ook door de professionele ontwikkeling van leraren te stimuleren en hun loopbaanontwikkeling te diversifiëren. De doeltreffendheid van sociale transfers te verzekeren, met name door uitkeringen doelgerichter te maken, vooral voor huishoudens met een laag inkomen en kinderen; |
5. |
de belastingdruk op een begrotingsneutrale wijze te verschuiven van arbeid en kapitaal naar consumptie, eigendom en milieu. Met het oog daarop de omvang van de btw-vrijstellingen, verlaagde tarieven en directe belastinguitgaven te herzien en het kadastrale stelsel te hervormen door de belastinggrondslag van de recurrente onroerendzaakbelasting af te stemmen op de marktwaarde. De strijd tegen belastingontduiking voort te zetten, de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren en beslissende stappen te zetten in de strijd tegen de schaduweconomie en het zwartwerk; |
6. |
voor de correcte tenuitvoerlegging te zorgen van de maatregelen om de markt in de dienstensector te liberaliseren. De bestaande beperkingen voor intellectuele dienstverlening op te heffen en de markttoegang te bevorderen voor bijvoorbeeld het aanbieden van lokale publieke diensten waar het gebruik van aanbestedingen, (in plaats van directe toewijzingen, dient te worden bevorderd. Door te gaan met de uitrol van maatregelen die zijn genomen om in de netwerkindustrieën de voorwaarden voor markttoegang te verbeteren, met name door prioriteit te geven aan de oprichting van de Autorità di regolazione dei trasporti. De infrastructuurcapaciteit te moderniseren, met de klemtoon op interconnectie in de energiesector, op multimodaal transport en ultrasnelle breedband in de telecomsector, alsmede met het oog op het aanpakken van de verschillen tussen het noorden en het zuiden van het land. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 46.
(5) PB L 200 van 8.8.2000, blz. 35.
(6) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(7) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/47 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Letland voor de periode 2012-2016
2013/C 217/12
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; Europa 2020 is gebaseerd op een betere coördinatie van het economisch beleid en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en heeft op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Letland vastgesteld en een advies over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Letland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van de groei en het concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 29 april 2013 heeft Letland zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2016 ingediend en op 2 mei 2013 zijn nationale hervormingsprogramma 2013. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario realistisch is. De economische groei zal gedurende de programmaperiode naar verwachting enigszins vertragen tot rond 4 % per jaar, terwijl slechts bescheiden prijsstijgingen worden verwacht. Het overheidstekort nam in 2012 af tot een peil dat ruim onder de referentiewaarde van het Verdrag van 3 % van het bbp ligt en ook werd in dat jaar de middellangetermijndoelstelling gehaald, aanzienlijk eerder dan in het vorige convergentieprogramma van Letland voor de periode 2012-2015 was voorzien. In het convergentieprogramma wordt de vorige middellangetermijndoelstelling van – 0,5 % bevestigd, waarmee de vereisten van het groei- en stabiliteitspact afdoende in acht worden genomen. Met de begrotingsstrategie die in het programma is uitgestippeld, wordt beoogd om een op de middellangetermijndoelstelling gebaseerde structurele begrotingspositie te handhaven, waarbij elke afwijking beperkt moet blijven tot het gecumuleerde effect van de hervorming van het pensioenstelsel. Deze in 2013, 2015 en 2016 uitgevoerde hervorming houdt in dat het deel van de socialezekerheidsbijdragen dat in een pensioenregeling met kapitaaldekking wordt geïnvesteerd, geleidelijk zal stijgen. Volgens een algemene beoordeling waarbij het herberekende structurele saldo als referentie werd gehanteerd en die tevens een uitgavenanalyse ongerekend discretionaire maatregelen behelsde, lijkt het structurele saldo in 2013 met 1,0 procentpunt van het bbp te zullen afwijken, aanzienlijk meer dus dan het gecumuleerde effect van de hervorming van het pensioenstelsel, en in 2014 met nog eens 0,2 procentpunt. De overheidsschuld zal gedurende de programmaperiode naar verwachting ruim onder 60 % van het bbp blijven, maar van 40,7 % van het bbp in 2012 oplopen tot 44,5 % in 2013, doordat de overheid activa bijeenbrengt voor schuldaflossingen, en vanaf 2014 weer afnemen doordat het effect van de aflossingen merkbaar wordt, om tegen het einde van de programmaperiode op 34,6 % uit te komen. De wet op de begrotingsdiscipline is door het Letse parlement in januari 2013 goedgekeurd en is in maart 2013 in werking getreden. Als de nieuwe wet doeltreffend wordt uitgevoerd, zou deze het begrotingskader in Letland aanzienlijk versterken, een doeltreffend mechanisme bieden om de uitgavengroei in economische gunstige tijden te beperken en als basis dienen voor meerjarige begrotingsplanning op basis van regels. |
(10) |
Letland heeft de belasting op arbeid verlaagd, en verdere maatregelen op dit gebied zijn gepland voor 2014 en 2015. De belastingwig voor laagbetaalde werknemers behoort echter nog tot de hoogste in de Unie, wat erop wijst dat het belastingbeleid een fijnaanpassing nodig heeft om de werkgelegenheid voor laaggeschoolde werknemers te bevorderen. Bovendien zou het structurele saldo moeten worden verbeterd door het zwaartepunt van de belastingdruk te verleggen van de belasting op arbeid naar periodieke onroerendgoedbelastingen en belastingen op het gebruik van natuurlijke en andere hulpbronnen. De milieubelastingen zijn nog niet goed ontwikkeld en worden sterk gedomineerd door de belasting op motorbrandstoffen, terwijl de belastingen op andere energiebronnen, vervuiling en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen onder het gemiddelde van de EU liggen. Verdere verbreding van de belastinggrondslag met andere bronnen van milieubelasting zou bijdragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen. De overheid heeft de inspanningen ter bestrijding van de informele economie opgevoerd; deze inspanningen moeten worden gehandhaafd. |
(11) |
Hoewel de structurele aanpassing na de crisis met succes is verlopen, is het na een uitgesproken boom-bustcyclus noodzakelijk om de toekomstige kredietgroei en de stabiliteit van de financieringsgrondslag van de banken, met betrekking tot de instroom van buitenlandse deposito’s, in het oog te houden door middel van een passend micro- en macroprudentieel beleid. |
(12) |
Letland heeft een aantal stappen ondernomen om langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid aan te pakken. De financiering en het toepassingsgebied van het actieve arbeidsmarktbeleid zijn in 2013 uitgebreid ten opzichte van 2012, en er worden nieuwe maatregelen ingevoerd, waaronder profilering van werkzoekenden en betere bijstand bij het vinden van werk. Toch heeft het land nog te kampen met hoge langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid, worden werklozen en uitkeringsgerechtigden onvoldoende geactiveerd en moet de toegang tot sociale dienstverlening worden verbeterd. De vrees bestaat dat beroepsonderwijs en beroepsopleiding onvoldoende hoogwaardige vaardigheden voor de beroepsbevolking opleveren en dat goede praktijkgerichte opleiding slechts in beperkte mate beschikbaar is. Er moet breed loopbaanadvies ter beschikking worden gesteld en de hervormingen van beroepsonderwijs en beroepsopleiding moeten worden voortgezet, met inbegrip van de verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van praktijkgericht onderwijs en het leerlingstelsel. |
(13) |
Een groot deel van de bevolking van Letland (40 %) wordt bedreigd door armoede en sociale uitsluiting; voor kinderen is dat percentage nog hoger, namelijk 43,6 %. Het aantal mensen voor wie armoede dreigt, is in 2012 licht gestegen, wat erop lijkt te wijzen dat groei niet automatisch tot minder armoede leidt en dat gericht beleid noodzakelijk is. Letland heeft een aantal maatregelen genomen om armoede onder werklozen en kinderen aan te pakken, maar er is minder rechtstreekse actie ondernomen om de problemen van het stelsel voor sociale bijstand aan te pakken, met name op het gebied van transparantie, toereikendheid van de uitkeringen en de dekking van het stelsel, en de maatregelen om bijstandsgerechtigden te activeren zijn onvoldoende. In verband met een gebrek aan begrotingsruimte heeft Letland het gegarandeerde minimuminkomen (GMI) verlaagd en de financiering van GMI-uitkeringen uit de overheidsbegroting afgeschaft. Deze beslissingen zullen waarschijnlijk leiden tot meer extreme armoede en grotere verschillen tussen lokale overheden wat de toegang tot sociale bijstand betreft, en tot vermindering van de prikkels voor de centrale overheid om in beleidsontwikkeling en beheersing van de sociale bijstand te investeren. Het is van belang de gevolgen van deze beslissingen in het oog te houden om verslechtering van de situatie te voorkomen. |
(14) |
Letland heeft een ambitieuze hervorming voorgesteld,waarvan een aanzienlijk positief effect op de kwaliteit van het hogeronderwijsstelsel kan worden verwacht. De hervormingsplannen omvatten herziening van de erkenningsprocedure, scheiding van academische en managementfuncties binnen de universiteiten, ontwikkeling van een nieuw financieringsmodel en consolidatie van de instellingen voor hoger onderwijs. De plannen verkeren echter nog in een pril stadium en moeten naar behoren worden uitgevoerd, willen de verwachte positieve effecten gerealiseerd worden. In 2013 zal bovendien een evaluatie worden verricht van de doelmatigheid van de wetenschappelijke instellingen en hun ontwikkelingsstrategieën. Deze belangrijke evaluatie moet mede de basis leggen voor toekomstige hervormingen en financiering van de wetenschappelijke instellingen teneinde zo de innovatie in Letland te stimuleren. |
(15) |
Letland heeft beleidsmaatregelen voorgesteld voor energiebesparing in de belangrijkste sectoren van de economie. Naar verwachting zal de sector gebouwen de komende jaren meer dan 70 % van de energiebesparingen opleveren. De uitvoering van de projecten voor woningisolatie verloopt echter traag en het aantal voltooide projecten is gering, vergeleken met het aantal bestaande gebouwen, met grote energieverliezen tot gevolg. Op dit gebied is veel efficiencywinst te behalen, gezien het feit dat de energie-intensiteit van de Letse huishoudens in 2010 het Unierecord behaalde. Letland heeft in 2012 vorderingen gemaakt met het openstellen van de elektriciteitsmarkt voor concurrentie en participatie in regionale markten. Rechtstreekse contracten met elektriciteitsleveranciers zijn nu de norm in de zakelijke sector en ook voor particulieren op vrijwillige basis beschikbaar. Letland zal zich volgens plan in juni 2013 bij de Nord Pool Spot-handel aansluiten. Er is echter geen vooruitgang geboekt met de openstelling van de aardgasmarkt, waar de afhankelijkheid van één leverancier nog de norm is. De autoriteiten staan voor moeizame onderhandelingen over eigendom en beheer van de gasopslagfaciliteit, die van groot belang is voor de goede werking van de regionale gasmarkt. |
(16) |
Het justitiële stelsel van Letland wordt gekenmerkt door inefficiënties op civielrechtelijk gebied. Het stelsel combineert een aantal ongunstige factoren, zoals langdurige procedures in burgerlijke en handelszaken in eerste aanleg en een laag afhandelingspercentage, wat tot een achterstand bij de rechtbanken heeft geleid. Met name duurt het lang voor besluiten worden genomen in insolventieprocedures. Veel zaken worden bovendien niet in eerste aanleg geregeld, waardoor op alle niveaus, tot aan het Hooggerechtshof toe, vertragingen ontstaan. Er zijn de laatste tijd maatregelen genomen om de efficiëntie en de kwaliteit van het stelsel te verbeteren, maar het is nog te vroeg om het effect daarvan te beoordelen. Het is met name van belang dat voldoende aandacht wordt geschonken aan het personeelsbeheer bij de rechtbanken. Een grotere betrokkenheid van de Raad van Justitie, een herdefiniëring van de rol van managementfuncties binnen het justitiële stelsel en een betere opleiding van de rechters kunnen tot een hogere kwaliteit van het stelsel bijdragen. Eind 2012 zijn wijzigingen van de wet op de insolventie voorgesteld. Het moet nog blijken of de voorgestelde wijzigingen voldoende zijn om de tekortkomingen van de wet op een alomvattende wijze aan te pakken. Er zijn bijvoorbeeld problemen geconstateerd bij de praktische tenuitvoerlegging van de wet, met name wat betreft de rol van curatoren, hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de rechter en de liquidatie van vermogensbestanddelen, alsmede problemen betreffende persoonlijke insolventie, die ook moeten worden opgelost. |
(17) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Letland verricht. Zij heeft het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaal-economisch beleid in Letland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van deUnie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(18) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Letland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begrotingsstrategie te versterken, met als doel te waarborgen dat de afwijking van de middellangetermijndoelstelling uitsluitend kan worden toegeschreven aan het gecumuleerde effect van de hervorming van het pensioenstelsel; in het kader van deze strategie de belasting voor laagbetaalden te verlagen door de belastingheffing te verleggen naar bijvoorbeeld accijnzen, periodieke onroerendgoedbelastingen en/of milieubelastingen; de inspanningen voort te zetten om de belastinginning te verbeteren en de schaduweconomie te bestrijden; door te gaan met het versterken van het begrotingskader door een effectieve tenuitvoerlegging van de wet op de begrotingsdiscipline en door meerjarige begrotingsplanning; |
2. |
het micro- en macroprudentieel beleid te blijven gebruiken ter voorkoming van mogelijke blootstellingen die door kredietgroei in de toekomst en bankactiviteiten door niet-ingezeten zouden kunnen ontstaan; |
3. |
de langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid aan te pakken door het toepassingsgebied en de effectiviteit van het actieve arbeidsmarktbeleid en gerichte sociale dienstverlening te vergroten; de inzetbaarheid van jongeren te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantieregeling, breed loopbaanadvies aan te bieden, hervormingen door te voeren op het gebied van beroepsonderwijs en beroepsopleiding, en de kwaliteit en toegankelijkheid van leercontracten te vergroten; |
4. |
de hoge armoedecijfers aan te pakken door verbreding van de sociale bijstand, verbetering van de toereikendheid van de uitkeringen en van de maatregelen om uitkeringsgerechtigden te activeren; de wijze van bijstandsverlening te versterken om armoede onder kinderen doeltreffend te bestrijden; |
5. |
de geplande hervormingen van het hoger onderwijs uit te voeren, wat in het bijzonder inhoudt de totstandbrenging van een financieringsmodel dat kwaliteit beloont, de hervorming van het erkenningssysteem, de consolidatie van de instellingen en de stimulering van internationalisering; verdere maatregelen te treffen om de onderzoeksinstellingen te moderniseren, op basis van de onafhankelijke evaluatie die aan de gang is; |
6. |
de energie-efficiëntie verder te verbeteren, met name wat woningen en stadsverwarmingsnetten betreft, en stimulansen te bieden voor het terugdringen van energiekosten en het verleggen van het verbruik naar energiezuinige producten; de connectiviteit met de energienetten van de EU te verbeteren en maatregelen te nemen om de aardgasmarkt te liberaliseren, onder meer door duidelijke regels op te stellen voor de toegang van derden tot de opslagfaciliteiten; |
7. |
de hervormingen van het justitiële stelsel te voltooien, teneinde de efficiëntie en de kwaliteit van de rechterlijke macht te verbeteren, de achterstand terug te dringen en de procedures in te korten, ook wat insolventieprocedures betreft; een breed personeelsbeleid in te voeren en maatregelen te treffen voor de tenuitvoerlegging van de wetten inzake bemiddeling en de stroomlijning van het stelsel van arbitragerechtbanken. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 50.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/51 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Litouwen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2012-2016
2013/C 217/13
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; Europa 2020 is gebaseerd op een betere coördinatie van het economisch beleid en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (2), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Litouwen aangenomen en een advies over convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Ook op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Litouwen niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 9 april 2013 heeft Litouwen zijn nationale hervormingsprogramma 2013 ingediend en op 26 april 2013 zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2016. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het convergentieprogramma, is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario realistisch is en grotendeels aansluit bij de beoordeling in de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie. Nadat Litouwen vanaf 2009 een ambitieuze begrotingsconsolidatie heeft doorgevoerd, is het overheidstekort teruggebracht tot 3,2 % van het bbp in 2012, wat voldoende wordt geacht om de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort te kunnen intrekken, de kosten van de hervorming van het pensioenstelsel in aanmerking genomen. De vermindering van het tekort was tot op zekere hoogte ook te danken aan de krachtige economische groei en de tijdelijke uitgavenbevriezing. Het convergentieprogramma heeft de middellangetermijndoelstelling gewijzigd van + 0,5 % naar – 1,0 %, wat nog steeds in overeenstemming is met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Met de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd de middellangetermijndoelstelling in 2016 te halen. Op basis van het (herberekende) structurele begrotingssaldo beloopt de jaarlijkse vooruitgang in de richting van de middellangetermijndoelstelling meer dan 0,5 % van het bbp in structurele termen. Aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact wordt tijdens de gehele programmaperiode voldaan. De aanpassing legt het accent enigszins op de beginperiode en gaat met name uit van beperking van de uitgaven, maar wordt slechts ten dele ondersteund door concrete maatregelen, waaronder niet altijd gespecificeerde eenmalige maatregelen. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal de structurele aanpassing in 2013 en 2014 respectievelijk 0,3 % en 0,0 % van het bbp belopen, wat minder is dan de vereiste vooruitgang van 0,5 % van het bbp, waardoor ook twijfel aan het in het convergentieprogramma uitgestippelde aanpassingspad ontstaat. Er moeten nog nadere consolidatiemaatregelen worden vastgesteld en structurele hervormingen overwogen, waaronder een verschuiving naar op ontvangsten gebaseerde maatregelen. De overheidsschuld blijft onder de 60 % van het bbp: zij bedroeg in 2012 40,7 % en zal naar verwachting gedurende de programmaperiode nog iets zakken. In het convergentieprogramma wordt ervan uitgegaan dat de schuld zal afnemen tot 39,7 % in 2013 en verder tot 34,5 % in 2016, maar de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie voorspellen een daling tot 40,1 % van het bbp in 2013 en 39,4 % in 2014. Deze verschillen zijn met name toe te schrijven aan het feit dat het convergentieprogramma van een lager tekort uitgaat. |
(10) |
Alhoewel het tekort de afgelopen jaren is verminderd, heeft Litouwen nog steeds onvoldoende begrotingsruimte om tegenslagen op te vangen. Er zijn echter mogelijkheden voor een minder verstorende belastingheffing en verdere verbetering van de belastinginning. Litouwen heeft nog steeds de laagste belastingquote in de Unie, en de consolidatie-inspanningen zijn met name gericht op de uitgavenzijde. Er is nog ruimte om aanvullende belastinginkomsten te overwegen die de groei het minst aantasten, bijvoorbeeld milieubelastingen of periodieke onroerendgoedbelastingen. Hoewel Litouwen al maatregelen heeft genomen om de opbrengsten van de periodieke belasting op onroerend goed te verhogen, zijn verdere inspanningen op dit vlak mogelijk. De opbrengsten van de milieubelastingen vertonen in Litouwen een dalende lijn en waren in 2011 de op één na de laagste in de Unie, ook doordat de vervoersbelastingen de laagste van de Unie zijn; dit maakt het niet gemakkelijker om de hoge energie-intensiteit van de Litouwse economie te verlagen. Terzelfder tijd moet bij de begrotingsconsolidatie voorrang worden gegeven aan groeibevorderende uitgaven, bijvoorbeeld voor onderzoek en onderwijs. De uitvoering van de wetten ter versterking van het begrotingskader heeft vertraging opgelopen. Het Litouwse begrotingskader heeft een procyclisch beleid tijdens de jaren van een positieve output-gap niet kunnen voorkomen. De wijziging in de wet op de begrotingsstructuur in 2012 is een stap in de goede richting. De monitoring, verantwoording en uitvoering van het begrotingsproces, met name van gemeenten, moeten worden verbeterd en het bindende karakter van het kader voor de middellange termijn moet worden gewaarborgd. |
(11) |
De demografische ontwikkelingen vormen een uitdaging voor de houdbaarheid van de Litouwse begroting op de lange termijn. Een ingrijpende hervorming van het pensioenstelsel, die zich zowel op de houdbaarheid als op de toereikendheid van de pensioenen richt, blijft dan ook van belang. De toereikendheid van de pensioenen vormt een uitdaging, want het oudere bevolkingsdeel loopt een ernstig risico op armoede en uitsluiting. De hervorming van het stelsel voor pensioenopbouw in 2012 moedigt de opbouw van tweedepijlerpensioenen met financiële stimuleringsmaatregelen van de overheid aan. De hervorming brengt daarnaast de mogelijkheid om gedurende een overgangsperiode af te zien van particuliere pensioenopbouw en terug te keren naar het staatsfonds voor sociale verzekering, en voorziet in een geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd. De hervorming wordt op 1 januari 2014 van kracht. Het betreft hier belangrijke, zij het opzichzelfstaande stappen in de goede richting, maar er zijn ingrijpender wijzigingen nodig, vooral wat de eerste pensioenpijler betreft. Bovendien zijn maatregelen nodig om de inzetbaarheid van oudere werknemers en een ouderenvriendelijke werkomgeving te stimuleren. |
(12) |
De bestrijding van werkloosheid en de lage arbeidsmarktparticipatie van laaggeschoolden blijven een belangrijke uitdaging. Met name jonge en ongeschoolde werknemers worden door de hoge werkloosheid getroffen. Discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden bleken vooral duidelijk tijdens de crisis en vormen steeds vaker een probleem, wat op structurele tekortkomingen van het onderwijs- en het arbeidsmarktbeleid wijst. De resulterende tekorten aan geschoolde werknemers worden nog verergerd door de hoge emigratiecijfers. Er is dus behoefte aan aanvullende maatregelen om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten en de arbeidsparticipatie te stimuleren, met name van jongeren, ongeschoolden en oudere werknemers. De reikwijdte van de actieve arbeidsmarktmaatregelen en de financiële toewijzing per maatregel zijn nog onvoldoende, en de maatregelen zijn niet voldoende gericht op laaggeschoolden en langdurig werklozen. Een grondige herziening van de arbeidswetgeving, waarbij de sociale partners worden betrokken, kan onnodige beperkingen en administratieve hindernissen voor flexibele contracten, ontslagbepalingen en arbeidstijdregelingen aan het licht brengen. Om de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, kunnen leercontracten en stages aantrekkelijker worden gemaakt. |
(13) |
Armoede en sociale uitsluiting geven nog steeds aanleiding tot ernstige bezorgdheid. Met name de toename van de armoede onder kinderen is zorgwekkend. In 2012 zijn maatregelen ingevoerd om de sociale bijstand in geld te hervormen en zo de prikkel om werk te zoeken te versterken (zoals arbeidsvoordelen voor langdurig werklozen, geleidelijke vermindering van de sociale uitkeringen voor inactieve arbeidsgeschikten), alsook maatregelen om armoede te bestrijden. Een proefproject in vijf gemeenten heeft indrukwekkende resultaten opgeleverd in termen van kostenbesparing en gerichtheid op de doelgroep. Er moet nu een monitoringsysteem worden opgezet om de doeltreffendheid van de hervorming en het effect ervan op de bestrijding van armoede en uitsluiting te beoordelen. De hervorming moet ook gepaard gaan met activeringsmaatregelen om de arbeidsparticipatie te vergroten, met name voor mensen die langdurig van een uitkering leven. De maatregelen ter bestrijding van armoede omvatten een verhoogde dekking van de sociale uitkeringen en een nieuwe methode voor de berekening van de uitkeringsbedragen. Bovendien is op 1 januari 2013 het minimumloon met 18 % verhoogd, wat kan bijdragen tot vermindering van de inactiviteitsval en de armoede onder werkenden. Gezien de omvang van het probleem lijken deze maatregelen echter onvoldoende; bovendien ontbreekt een alomvattende strategie of actieplan voor armoedebestrijding. |
(14) |
De overheid werkt al sinds 2010 aan een ambitieuze hervorming van de staatsbedrijven. De hervorming is relevant en geloofwaardig, en omvat zowel wettelijke als organisatorische wijzigingen. De regelgevingsaspecten van de hervorming zijn al van kracht, en aan de verslagleggingvereisten wordt in hoge mate voldaan. De uitdaging is nu om belangenconflicten met betrekking tot toezichts- en niet-toezichtsfuncties te vermijden, en een onderscheid te maken tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten van staatsbedrijven. Zodra de hervorming volledig is doorgevoerd, kan zij bijdragen tot een groter concurrentievermogen en een sterkere groei. Het is dan ook van groot belang om de naleving ervan in het oog te houden. |
(15) |
De verbindingen van de elektriciteits- en gasnetten met die van de buurlanden zijn nog onvoldoende ontwikkeld. Daardoor is de concurrentie in de energiesector zeer beperkt en zijn de energieprijzen hoog. Bovendien is energie-efficiëntie nog steeds een probleem. Er is slechts weinig vooruitgang geboekt met de renovatie van gebouwen, ook wat de investeringen in het kader van het Jessica-holdingfonds betreft, en er zijn nog grote uitdagingen op het gebied van particuliere huisvesting. |
(16) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Litouwen verricht. Zij heeft het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Litouwen, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(17) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Litouwen onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Litouwen in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
op groeivriendelijke wijze een begrotingsconsolidatie door te voeren en de begrotingsstrategie volgens plan uit te voeren, en een structurele aanpassingsinspanning te verrichten die Litouwen in staat stelt zijn middellangetermijndoelstelling te behalen; voorrang te geven aan groeibevorderende uitgaven. Het begrotingskader verder te versterken, met name door afdwingbare en bindende maxima voor de uitgaven in het begrotingskader voor de middellange termijn vast te leggen. Het belastingstelsel te herzien en te overwegen de belastingen te verhogen die het minst nadelig zijn voor de groei, zoals periodieke onroerendgoedbelastingen en milieubelastingen, en een autobelasting in te voeren, en er daarbij beter op toe te zien dat de belastingen betaald worden; |
2. |
wetgeving betreffende een brede hervorming van het pensioenstelsel aan te nemen en uit te voeren; de wettelijke pensioenleeftijd aan te passen aan de levensverwachting, de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen, duidelijke regels voor de indexering van pensioenen vast te stellen, het gebruik van aanvullende spaarregelingen te stimuleren en daarbij toe te zien op de uitvoering van de lopende hervormingen. De pensioenhervorming te ondersteunen met maatregelen om de inzetbaarheid van oudere werknemers te bevorderen; |
3. |
de hoge werkloosheid aan te pakken, met name onder de laaggeschoolden en de langdurig werklozen, door de middelen meer toe te spitsen op een actief arbeidsmarktbeleid en de dekking en de efficiëntie van dat beleid te vergroten. De inzetbaarheid van jongeren te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantieregeling, de uitvoering en effectiviteit van leercontracten te vergroten en aanhoudende discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aan te pakken; in overleg met de sociale partners te bezien of de arbeidswetgeving passend is op het punt van flexibele contracten, ontslagbepalingen en flexibele arbeidstijdregelingen; |
4. |
concrete gerichte maatregelen uit te voeren om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. De koppeling tussen de hervorming van de sociale bijstand in geld en de activeringsmaatregelen verder te versterken; |
5. |
de hervorming van de staatsbedrijven te voltooien en met name te zorgen voor een scheiding van toezichts- en bestuursfuncties en nauwgezet toe te zien op de vervulling van de vereisten van de hervorming; |
6. |
Meer maatregelen treffen om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren, onder meer door de opheffing van negatieve prikkels en een snelle tenuitvoerlegging van het holdingfonds; de concurrentie ten aanzien van de energienetten te stimuleren door de interconnectiviteit met de gas- en elektriciteitsnetten van andere lidstaten te verbeteren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 54.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/55 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2012-2016
2013/C 217/14
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en heeft op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economische en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Luxemburg vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Luxemburg niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Luxemburg heeft op 26 april 2013 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfdertijd geëvalueerd. |
(9) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Vooral het scenario van het stabiliteitsprogramma voor 2013 ligt heel dicht bij de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, maar dat voor 2014 is enigszins optimistischer. Bij de prognoses voor het tekort op middellange termijn is het gehanteerde groeiscenario licht optimistisch, met een groei die boven de potentiële groei ligt. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel het tekort terug te brengen van 0,8 % van het bbp in 2012 tot 0,6 % van het bbp in 2014. De prognose is echter dat het tekort in de laatste jaren van de programmaperiode oploopt tot 1,3 % van het bbp, in zowel 2015 als 2016. Dit is het resultaat van de introductie van nieuwe btw-regels voor elektronische diensten die op 1 januari 2015 in werking treden. Volgens deze regels worden de btw-inkomsten uit elektronische handel overgedragen van het land waar de leverancier is gevestigd naar de woonplaats van de klant. Het effect van de nieuwe regels wordt door de autoriteiten geraamd op lagere belastinginkomsten uit btw ter waarde van 1,4 % van het bbp. De regering heeft al aangekondigd dat het standaard btw-tarief zal worden verhoogd om het verlies aan inkomsten gedeeltelijk goed te maken. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de eerdere middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een structureel overschot van 0,5 % van het bbp. De MTD is in overeenstemming met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van zowel de voorjaarsprognoses voor 2013 van de diensten van de Commissie als het (herberekende) structurele begrotingssaldo in het stabiliteitsprogramma wordt verwacht dat Luxemburg in 2012 op een structureel overschot van 0,1 % van het bbp zal uitkomen, wat onder de MTD ligt, maar dat het land volgens de ramingen zijn MTD in 2013 zal halen. Niettemin wordt verwacht dat Luxemburg met ingang van 2014 weer van zijn MTD zal afwijken, en wel met 0,3 % van het bbp, en dat die afwijking in 2015 en 2016 zelfs nog verder zal oplopen. De nationale autoriteiten hebben herhaald dat het hun doelstelling is om uiterlijk in 2017 naar de MTD terug te keren, om over meer manoeuvreerruimte te beschikken. Met 20,8 % van het bbp in 2012 ligt de bruto-overheidsschuld ver onder de referentiewaarde van het Verdrag. |
(10) |
Luxemburg heeft zijn overheidstekort de laatste jaren onder de grens van 3 % van het bbp kunnen houden, waarmee het heeft kunnen voorkomen dat het in de buitensporigtekortprocedure terechtkwam. Dit was eerder het gevolg van hogere ontvangsten dan van beheersing van de uitgaven. Geraamd wordt dat de groei van de overheidsuitgaven met name in 2012 een stuk groter was dan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, na verrekening van de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde. Verwacht wordt dat de afwijking van het groeipercentage van de overheidsuitgaven ten opzichte van de uitgavenbenchmark op 1,3 % procentpunten van het bbp zal uitkomen, hoger dan de bij Verordening (EG) nr. 1466/97 vastgestelde grenswaarde van 0,5 % van het bbp. Om deze afwijking te kwalificeren, moet echter een algemene beoordeling plaatsvinden, waarin met de volgende factoren rekening moet worden gehouden: i) het tekort is in 2012 structureel met slechts 0,2 % van het bbp teruggelopen; ii) de Luxemburgse economie is, gegeven de geringe omvang van het land en de grote mate van openheid, zeer onstabiel; en iii) volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal Luxemburg naar verwachting zijn MTD reeds in 2013 halen. Al deze elementen wijzen erop dat het om een niet-structurele afwijking gaat. De volatiliteit van de ontvangsten van de Luxemburgse algemene overheid heeft tot nu toe weliswaar steeds gezorgd voor hogere inkomsten dan verwacht, maar vormt wel een risico voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Om deze risico's beter aan te kunnen pakken, moeten de beperkingen van zowel de schuld als de uitgaven wettelijk worden vastgelegd. Bovendien moet er een toezichtinstantie worden aangewezen en moet vooraf worden vastgesteld welke maatregelen in geval van niet-naleving moeten worden genomen. De inwerkingtreding op 1 januari 2015 van bovengenoemd btw-pakket en de sterke negatieve invloed die daarvan voor de belastingontvangsten wordt verwacht, toont aan hoe belangrijk het voor Luxemburg is om een begrotingskader voor de middellange termijn te introduceren. Met name in 2014 moet voor een bijzonder voorzichtige begrotingsstrategie worden gekozen. |
(11) |
Op dit moment wordt minder dan een derde van de belastingontvangsten geïnd uit verbruiksbelastingen, gedeeltelijk als gevolg van de bescheiden normale en verlaagde btw-tarieven. Luxemburg staat bovenaan de lijst met EU-lidstaten, wat betreft het aantal categorieën goederen en diensten waarvoor verlaagde btw-tarieven gelden. De aanwezigheid van een grote, van btw vrijgestelde, financiële sector draagt ook bij tot de lage btw/bbp-ratio. Over het algemeen heeft Luxemburg ruimte om zijn ontvangsten te verhogen door het normale btw-tarief op grotere schaal toe te passen. Bovendien wordt de vennootschapsbelasting in Luxemburg gekenmerkt door een relatief grote fiscale bevoordeling van schulden, hetgeen bijdraagt tot een hoge particuliereschuld/bbp-ratio. |
(12) |
De Luxemburgse pensioenhervorming die in december 2012 is vastgesteld, kan slechts als een eerste belangrijke stap in de juiste richting worden gezien. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de meeste aspecten van de vastgestelde pensioenhervorming, moet Luxemburg nog steeds beleidsmaatregelen uitvoeren die de houdbaarheid op de lange termijn verbeteren, ter waarde van een permanente verbetering van 8,6 procentpunten bbp in het primaire saldo om het gat in de begroting te dichten. Luxemburg moet derhalve verder gaan in zijn pensioenhervormingen. De introductie van een maximum voor pensioenaanpassingen op basis van werkelijke loonsverhogingen zou de pensioenreserves doen toenemen, alsook een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd door de pensioengerechtigde leeftijd of de pensioenen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting zou de langetermijnstabiliteit van het pensioensysteem helpen garanderen. Bovendien moeten de mogelijkheden voor vervroegde pensionering worden ingeperkt en moet het aantrekkelijker worden gemaakt om langer door te werken dan het vereiste minimum. Daarnaast wordt verwacht dat het effect van langdurige zorg op de houdbaarheid van de begroting 2,1 procentpunten zal bijdragen aan het houdbaarheidstekort van Luxemburg. De verwachte toename van zowel het aantal ouderen als het aantal afhankelijken ligt in Luxemburg hoog in vergelijking met het EU-gemiddelde. |
(13) |
De productiviteit van Luxemburg ligt momenteel tamelijk hoog. Er is echter steeds minder ruimte voor productiviteitsstijgingen. Daarom moet de groei van de loonkosten per eenheid product worden beperkt door te zorgen voor een betere verhouding tussen lonen en productiviteit. Luxemburg heeft maatregelen genomen om de loonstijging te temperen door het indexeringsstelsel tussen 2012 en 2014 te reguleren. Deze hervorming is echter slechts tijdelijk en garandeert niet dat de lonen mettertijd gelijke tred zullen houden met de productiviteit. De productiviteit is niet in alle economische sectoren even hoog, en de productiviteit in de financiële sector is bijna tweemaal zo hoog als in de rest van de economie. Er bestaat een aanzienlijk risico voor het concurrentievermogen van Luxemburg na 2015, wanneer het automatische indexeringssysteem weer op de gewone manier zal worden toegepast. Er moeten derhalve aanvullende maatregelen worden genomen om het loonvormingssysteem op een meer definitieve wijze te hervormen om verdere verslechtering van het concurrentievermogen in de toekomst te voorkomen. |
(14) |
De Luxemburgse economie is sterk afhankelijk van de financiële sector, die 30 % van de totale toegevoegde waarde en 25 % van de begrotingsinkomsten voor zijn rekening neemt. Om het concurrentievermogen van dat land voor de toekomst veilig te stellen, moeten alternatieve „vakbekwaamheidsniches” worden ontwikkeld. Het onderzoeks- en innovatiesysteem van Luxemburg blijft echter zeer zwak en Luxemburg zit niet op schema om zijn onderzoeks- en ontwikkelingsintensiteitsdoelstelling voor 2020 te halen. De prestatie van Luxemburg op de indicatoren voor samenwerking tussen publieke onderzoeksinstellingen en bedrijven ligt ruim onder het EU-gemiddelde, hetgeen aantoont dat er momenteel sprake is van ontkoppeling tussen O&O van de particuliere sector en het publieke onderzoeksstelsel. Luxemburg moet de teruglopende tendens van zijn O&O-intensiteit ombuigen, met name door de O&O-intensiteit van het bedrijfsleven te stimuleren. De ontwikkeling van een gerichtere slimme specialisatiestrategie zou een cruciale rol kunnen spelen in het maximaliseren van de economische effecten van de overheidsfinanciering van onderzoek, met name door te zorgen voor een hefboomeffect op particuliere investeringen. Een dergelijke gerichte aanpak zou kunnen worden aangevuld met een breed horizontaal beleid, gericht op ontwikkeling en groei van innovatieve bedrijven. |
(15) |
De jeugdwerkloosheid van blijft voortdurend hoog op 18 % en hangt sterk samen met het opleidingsniveau. Op de arbeidsmarkt hebben jonge ingezetenen te maken met felle concurrentie van niet-ingezetenen, die vaak hoger gekwalificeerd zijn. Hoewel Luxemburg heeft laten zien zich sterk te maken voor de bestrijding van de jeugdwerkeloosheid, zijn verdere inspanningen nodig. Om de winst zo groot mogelijk te maken, moeten de maatregelen die worden genomen onderdeel uitmaken van een alomvattende hervormingsstrategie, met inbegrip van verbeterd activeringsbeleid om de afhankelijkheid van uitkeringen te bestrijden. Op de PISA-prestatietest (5), waarbij de basisvaardigheden van jonge mensen worden getest, scoort Luxemburg vrij laag. Er zijn meer maatregelen nodig om de negatieve trend die zich sinds 2006 aftekent bij lezen, wiskunde en wetenschappen, om te buigen. Er zijn meer inspanningen nodig om de onderwijsmiddelen voor scholen met leerlingen met een achterstand te verbeteren en gerichter in te zetten en om meer middelen beschikbaar te stellen voor taalondersteuning en remediërend onderwijs. De specifieke uitdagingen die mensen met een migrantenachtergrond op de arbeidsmarkt ondervinden moeten verder worden onderzocht en aangepakt door middel van gerichte maatregelen, onder meer ten aanzien van de taalvaardigheden. Beroepsonderwijs en -opleiding moet in dit verband bijzondere aandacht krijgen. Er moeten meer maatregelen worden genomen om de voor- en vroegschoolse educatie te verbeteren en vroegtijdig schoolverlaten terug te dringen, met name bij de migrantenpopulatie. De kansen op werk van oudere werknemers moeten worden verbeterd, onder meer door verbetering van hun vaardigheden. |
(16) |
Luxemburg heeft zich ertoe verbonden zijn broeikasgasemissies in de sectoren die niet onder ETS (emissions trading system - emissiehandelregeling) vallen tegen 2020 met 20 % te verminderen ten opzichte van 2005, maar naar verwachting zal het overeenkomstig de laatste 2020 prognoses op basis van de bestaande maatregelen, 23 procentpunten onder die doelstelling uitkomen. De vervoerssector was in 2011 verantwoordelijk voor 68 % van de niet onder ETS vallende emissies en stelt Luxemburg voor een belangrijke uitdaging. De bestaande maatregelen zouden slechts tot een derde van de broeikasgasemissiereducties bijdragen die nodig zijn om de doelstelling te halen. Dientengevolge moeten de maatregelen aanzienlijk worden geïntensiveerd, met name door de belasting op brandstoffen te verhogen om de belastingkloof met buurlanden te verkleinen. De hervorming van de motorrijtuigenbelasting moet ook worden versneld. Luxemburg moet doorgaan projecten in te voeren die het gebruik van het openbaar vervoer bevorderen. Ook moet het een congestieheffing op wegen invoeren om omschakeling naar openbaar vervoer te bevorderen. Betere openbaarvervoersverbindingen met naburige regio's moeten worden bevorderd. |
(17) |
In het kader van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Luxemburg verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Luxemburg, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(18) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (7). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Luxemburg erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Luxemburg in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een gezonde begrotingssituatie te behouden en de MTD te handhaven, teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen, in het bijzonder met inachtneming van de impliciete verplichtingen in verband met de vergrijzing. De budgettaire governance te versterken door vaststelling van een begrotingskader voor de middellange termijn dat de algemene overheid dekt, en onder meer meerjarenuitgavenplafonds omvat, en door onafhankelijk toezicht op de begrotingsregels op te zetten; |
2. |
maatregelen te nemen om de in de vennootschapsbelasting opgenomen fiscale bevoordeling van schulden aan te pakken en de toepassing van het normale btw-tarief uit te breiden; |
3. |
de leeftijdsgebonden uitgaven te beteugelen door de langdurige zorg kosteneffectiever te maken, met name door een grotere nadruk op preventie, revalidatie en zelfstandig wonen, versterking van de recent vastgestelde pensioenhervorming, door aanvullende maatregelen te nemen om vervroegd pensioen tegen te gaan en door de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd of pensioenen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting; |
4. |
verdere structuurmaatregelen te nemen die verder gaan dan de huidige bevriezing, in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijken, het loonvormingssysteem te hervormen, met inbegrip van de loonindexering, ervoor te zorgen dat dat systeem beter reageert op de productiviteit en op ontwikkelingen per sector, alsmede op arbeidsmarktomstandigheden, en het concurrentievermogen te bevorderen. Inspanningen te intensiveren om de structuur van de economie te diversifiëren, particuliere investeringen in onderzoek te bevorderen, met name door de samenwerking tussen het publieke onderzoek en ondernemingen te ontwikkelen; |
5. |
inspanningen om de jeugdwerkeloosheid terug te dringen, intensiveren door de inrichting van en het toezicht op het actieve-arbeidsmarktbeleid te verbeteren. Het algemene en het beroepsonderwijs te versterken, om de vaardigheden van jongeren beter in overeenstemming te brengen met de vraag van de arbeidsmarkt, met name voor mensen met een migrantenachtergrond. Inspanningen intensiveren om de deelnemingsgraad van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren door een leven lang te leren; |
6. |
de maatregelen te intensiveren om de doelstelling voor vermindering van broeikasgasemissies in de sectoren die niet onder ETS vallen te halen, met name door de belasting op energieproducten voor vervoer te verhogen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 58.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) PISA is het „Programme for International Student Assessment” (programma voor internationale studentenevaluatie) van de OESO.
(6) Op grond van van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(7) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/59 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2012-2016
2013/C 217/15
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en heeft op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Malta vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011, het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Malta genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de resultaten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Malta die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Malta wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden vereisen. Met name de ontwikkelingen in de banksector en op de vastgoedmarkt rechtvaardigen een nauwlettend toezicht. De houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn vergt beleidsmatige aandacht. |
(9) |
Malta heeft op 30 april 2013 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. De Raad heeft zijn beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Malta op 4 december 2012 (5) ingetrokken naar aanleiding van zijn correctie in 2011, die op basis van de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie van 2012 houdbaar leek. Niettemin werd voor Malta in 2012 een algemeen overheidstekort van 3,3 % van het bbp geconstateerd, wederom boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel het tekort langzamerhand terug te brengen van 3,3 % van het bbp in 2012 tot 0,8 % van het bbp in 2016, waarmee de middellangetermijndoelstelling (MTD) geleidelijk aan in zicht komt. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de MTD van een structureel evenwicht, hetgeen ambitieuzer is dan het stabiliteits- en groeipact vereist, maar volgens de planning wordt dat niet binnen de stabiliteitsprogrammaperiode gehaald. Voor de in het stabiliteitsprogramma opgenomen tekortdoelstelling voor 2013 wordt uitgegaan van relatief sterke groei in belastinginkomsten, die niet volledig kunnen worden verklaard door het onderliggende macro-economische scenario. Bovendien wordt die doelstelling niet onderbouwd door specifieke maatregelen, en dat geldt ook voor de daaropvolgende jaren. Als gevolg daarvan bedraagt de wijziging van het geplande (herberekende) structurele saldo aanzienlijk meer dan in de prognoses van de diensten van de Commissie. Volgens die prognoses gaat het structurele saldo er bij ongewijzigd beleid in 2013 namelijk slechts ¼ procentpunt van het bbp op vooruit, en in 2014 ook maar marginaal. De algemene overheidsschuld zal naar verwachting gedurende de hele programmaperiode onder de grenswaarde van 60 % van het bbp blijven. De nationale autoriteiten verwachten dat de schuld in 2014 zal oplopen tot 74,2 % van het bbp en daarna zal beginnen te dalen tot 70 % in 2016. Volgens de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie voor 2013 zal de schuldquote iets sneller stijgen, tot 74,9 % in 2014, aangezien verwacht wordt dat het primaire tekort zal blijven toenemen. Gelet op de correctie van het buitensporig tekort in 2011, bevindt Malta zich in een overgangsperiode van drie jaar, vanaf 2012, voor de toepassing van de benchmark voor de schuldreductie. Malta heeft in 2012 onvoldoende voortgang geboekt op weg naar naleving van het schuldcriterium, en zal dat naar verwachting in de periode 2013-2014 ook niet doen. Hoewel het begrotingskader van Malta tamelijk flexibel is, vormen het niet-bindende karakter en de korte planninghorizon voor de begroting geen ondersteuning van een gezonde begrotingssituatie. Richtlijn 2011/85/EU (6) tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten is nog niet omgezet en er is nog geen structurele begrotingsregel in het intern recht ingevoerd, zoals bij het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie, ondertekend te Brussel op 2 maart 2012, wordt voorgeschreven. In het stabiliteitsprogramma spreekt de regering haar intentie uit om een begrotingsraad op te zetten, maar daarvoor bestaan nog geen concrete plannen. |
(11) |
Naleving en ontwijking van de belastingwetgeving blijven een uitdaging vormen voor de kwaliteit van de overheidsfinanciën. De autoriteiten hebben een aantal relevante maatregelen ingevoerd en er zitten nog meer maatregelen in de pijplijn, maar de uitvoering moet nauwgezet worden gevolgd, aangezien er tot dusver geen resultaat is gezien. De fiscale prikkels voor ondernemingen om schulden te maken, zijn nog steeds zeer hoog. In 2012 prijkte Malta als tweede op de lijst van landen met het grootste gat tussen de fiscale behandeling van schulden en de financiering met eigen vermogen van nieuwe investeringen. Deze bevoordeling van schulden kan tot een veel te hoge schuldenlast van het bedrijfsleven en tot een inefficiënte kapitaalallocatie leiden. Malta is een van de weinige lidstaten die geen enkele voorziening hebben om iets te doen tegen de bevoordeling van schulden. |
(12) |
Malta heeft nog steeds problemen ten aanzien van de houdbaarheid van zijn overheidsfinanciën vanwege het begrotingseffect van de vergrijzing, dat naar verwachting aanzienlijk boven het EU-gemiddelde zal liggen. De toename van de pensioenuitgaven neemt meer dan de helft van de totale voorziene toename aan leeftijdsgebonden uitgaven voor hun rekening, terwijl de wettelijke pensioenleeftijd in vergelijking met andere lidstaten laag blijft en de stijging daarvan die bij de hervormingen van 2006 wettelijk is vastgelegd, langzaam is. Om de houdbaarheid te garanderen, is nog een hervorming nodig, waarbij erop moet worden toegezien dat de pensioenen toereikend blijven en iets moet worden gedaan aan de intergenerationele schuldenproblematiek. Weliswaar zijn besprekingen gevoerd met de sociale partners, maar daaruit zijn geen voorstellen voor verdere pensioenhervormingen naar voren gekomen. De arbeidsparticipatie van oudere werknemers is laag en er moet nog een brede strategie voor actief ouder worden, worden voltooid. Beperkte toegankelijkheid tot eerstelijnszorg, kan, in combinatie met de voorziene vergrijzing van de bevolking, op lange termijn tot hoge gezondheidszorgkosten leiden. De administratieve capaciteit op het gebied van overheidsopdrachten is zwak, wat leidt tot gecompliceerde en langdurige procedures. |
(13) |
De maatregelen die zijn genomen om het percentage vroegtijdige schoolverlaters te verlagen, waaronder de recente lancering van het voorbereidende proces dat moet leiden tot een strategie op het gebied van vroegtijdig schoolverlaten worden verwelkomd, onder meer om de kloof tussen de vraag naar bepaalde vaardigheden en het aanbod daarvan te verkleinen. De doeltreffendheid van de beleidsinspanningen hangt af van de juiste en tijdige uitvoering, die vervolgens ook nauwlettend moet worden gevolgd. Niettemin vormt de gebrekkige aansluiting van onderwijs en opleiding op de behoeften van de arbeidsmarkt een groot knelpunt. Van de geplande vorming van één leerlingenstelsel dat verschillende kwalificatieniveaus dekt, wordt ook verwacht dat het zal bijdragen tot een beroepsbevolking die is afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt. |
(14) |
Malta heeft ook belangrijke stappen gezet om de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces te bevorderen, met name door verbetering van de mogelijkheden om werk en gezin te combineren. De arbeidsparticipatie van vrouwen blijft toenemen, mede onder invloed van een gunstig cohorteffect. Er is echter ruimte voor verbetering: de arbeidsparticipatie van vrouwen blijft namelijk nog steeds laag, onder meer als gevolg van ouderschap; het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen is het grootste in de Unie. Het nog meer bevorderen van flexibele arbeidsregelingen en de voorziening van betaalbare kinder- en naschoolse opvang verhogen voor een breder segment van de bevolking kan bijdragen aan een verdere toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen. |
(15) |
Malta's mechanisme om de lonen aan te passen aan de kosten van levensonderhoud heeft specifieke kenmerken die het negatieve effect ervan op de algemene arbeidsmarktprestaties en loonaanpassing lijken te verzachten: het mechanisme voorziet in een forfaitaire toename, waardoor boven het referentiebasissalaris slechts een gedeeltelijke doorrekening van de inflatie in de lonen plaatsvindt, waarbij op micro- en macroniveau afwijkingsclausules beschikbaar zijn en de loononderhandelingen volledig gedecentraliseerd zijn. Niettemin kleeft aan het mechanisme potentieel nog een probleem ten aanzien van de flexibiliteit van de werkelijke lonen wanneer de economie door een zeer diep dal gaat; in die gevallen hindert het de aanpassing van de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen. De prijsfluctuatie van sommige onderdelen van de prijsindex die in het mechanisme worden gebruikt, met name energieprijzen, kunnen de inflatie aanjagen via loon-prijsspiralen. Daarom zijn de verzameling van gegevens over loon en productiviteit op sectoraal niveau en nauwlettend toezicht op de effecten van het loonindexeringsmechanisme essentieel om potentiële risico's te verzachten. De Maltese autoriteiten moeten het effect van het mechanisme op de economie van nabij volgen en bereid zijn het te hervormen indien nodig. |
(16) |
Het concurrentievermogen van Malta blijft risico lopen door de zeer beperkte diversificatie en de slechte milieuprestaties van zijn energievoorziening, wat tot hoge elektriciteitstarieven leidt. De slechte financiële situatie van de voornaamste energieleverancier (Enemalta) vergroot de onzekerheid, maar de elektriciteitverbinding met Sicilië zal naar verwachting na 2014 voor verlichting van de problematiek zorgen. Hoewel met een aantal initiatieven verder is gegaan, waaronder de introductie van fotovoltaïsche energie, blijft het aandeel hernieuwbare energiebronnen bijzonder gering en de haalbaarheid van grote projecten, zoals de ontwikkeling van windmolenparken, lijkt op het spel te staan. Er is vooruitgang geconstateerd wat de energie-efficiëntie betreft, met name voor openbare gebouwen, dankzij financiële ondersteuning van de Unie. De milieuprestatie van het Maltese vervoerssysteem is ook slecht. Een brede vervoersstrategie om het openbaar vervoer, het wegennet en de CO2-prestaties van het vervoerssysteem te verbeteren en het gebruik van andere soorten vervoer dan personenwagens verder te stimuleren, zouden Malta ten goede komen. |
(17) |
De bankensector in Malta is zeer groot in vergelijking met de binnenlandse economie. Hoewel dit voornamelijk een gevolg is van niet-systeemkritische binnenlandse en internationale banken, die maar in beperkte mate aan de binnenlandse economie blootstaan, is het gerechtvaardigd deze niettemin onder streng toezicht te laten staan om negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit door hun activiteiten te voorkomen. De binnenlandse banken blijven in hoge mate blootstaan aan ontwikkelingen op de vastgoedmarkt, maar ondertussen blijft het aantal specifieke voorzieningen voor verliezen op leningen relatief gering. Er zijn beleidsdiscussies gevoerd, maar de resultaten daarvan moeten nog in passende regelgeving worden omgezet. Het rechtssysteem heeft te maken met inefficiëntie die een risico vormt voor de financiële stabiliteit. De lange tijd die nodig is voor de afhandeling van faillissementen blokkeert de efficiënte handhaving van de zakelijke zekerheden. In tijden van economische stress kunnen de bankbalansen hierdoor extra onder druk komen te staan waardoor de verliezen toenemen, hetgeen resulteert in een noodzaak tot herkapitalisatie. |
(18) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Malta verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma beoordeeld en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Malta, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven. |
(19) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Malta onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(20) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 2 en 5 weergegeven. |
(21) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (8). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Malta erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Malta in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de maatregelen te specificeren en uit te voeren die nodig zijn om de jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning die de Raad in zijn aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure heeft gedaan ter correctie van het buitensporige tekort vóór 2014 op een houdbare en groeivriendelijke manier, waarbij zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van eenmalige of tijdelijke maatregelen. Na correctie van het buitensporig tekort de structurele aanpassingsinspanning in een passend tempo voort te zetten om tegen 2019 de MTD te halen. In 2013 een bindend, op regels gebaseerd meerjarig begrotingskader in te stellen. De concrete invulling van maatregelen te garanderen om de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren en de belastingontduiking te bestrijden, en actie ondernemen om de fiscale bevoordeling van schulden van ondernemingen te verminderen; |
2. |
te zorgen voor langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën, het pensioensysteem te blijven hervormen om de verwachte toename van de uitgaven in te tomen, onder meer door maatregelen als een versnelde verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenen aan te passen aan de veranderingen in de levensverwachting en door particulier pensioensparen te bevorderen. Maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen door een brede strategie voor actief ouder worden te voltooien en in te voeren. Hervormingen in de gezondheidszorg na te streven om de kosteneffectiviteit van de sector te verhogen, met name door de openbare eerstelijnszorg te versterken. De efficiëntie te verbeteren en de lengte van de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten te beperken; |
3. |
door te gaan met beleidsinspanningen om vroegtijdig schoolverlaten terug te dringen, met name door het opzetten van een uitgebreid monitoringsysteem, en de arbeidsmarktrelevantie van onderwijs en opleiding te vergroten om vaardigheidslacunes aan te pakken, onder meer door de aangekondigde hervorming van het leerlingenstelsel. Door te gaan met de ondersteuning van de verbeterde arbeidsmarktparticipatie van vrouwen door flexibele arbeidsregelingen te bevorderen, met name door te voorzien in meer en betaalbaardere kinder- en naschoolse opvang; |
4. |
door te gaan met inspanningen om de energiemix en de energiebronnen te diversifiëren, met name door op ruimere schaal hernieuwbare energie in te zetten door de elektriciteitsverbinding met Sicilië tijdig te voltooien. De inspanningen op peil te houden om energie-efficiëntie te bevorderen en de uitstoot door de vervoerssector te beperken; |
5. |
maatregelen te nemen om de voorzieningen voor waardeverminderingen op probleemkredieten in de banksector verder te versterken om de potentiële risico's als gevolg van de blootstelling aan de vastgoedmarkt te verzachten. De beleidsinspanning te handhaven om strikt toezicht op de banksector te garanderen, onder meer op de niet-systeemkritische binnenlandse en internationaal georiënteerde banken. De algemene efficiëntie van het rechtssysteem te verbeteren, bijvoorbeeld door de tijd die nodig is voor de oplossing van faillissementen te bekorten. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 61.
(5) Besluit 2012/778/EU van de Raad van 4 december 2012 (PB L 342 van 14.12.2012, blz. 43).
(6) Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).
(7) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(8) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/63 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Polen 2012-2016
2013/C 217/16
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Polen aangenomen en een advies over het convergentieprogramma van Polen voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Polen niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 30 april 2013 heeft Polen zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn convergentieprogramma voor 2012-2016 ingediend en. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
Polen heeft overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in 2011-2012 aanzienlijke consolidatie-inspanningen geleverd. Vanwege de wereldwijd verslechterende economische situatie is de uiterste termijn om het buitensporige tekort te corrigeren echter niet gehaald en is daarvoor meer tijd nodig. In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma 2013 is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is. Vooral de particuliere consumptie en de particuliere investeringen groeien naar verwachting sterker dan in de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie, met als gevolg een over het algemeen hoger groeipercentage in 2013 (1,5 % tegen 1,1 %). De doelstelling van de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie is om het tekort tegen 2013 naar 3,5 % van het bbp te brengen (één jaar na de oorspronkelijke uiterste termijn voor de buitensporigtekortprocedure 2012) en de middellangetermijndoelstelling tegen 2016 te bereiken. In het convergentieprogramma is echter voorzien het nominale tekort pas tegen 2015 onder de 3 % van het bbp te brengen. Gezien de al te optimistische groeiprognoses en ontvangstenprognoses in het convergentieprogramma acht de Commissie de door de autoriteiten voorziene begrotingsinspanning niet verenigbaar met de werkelijke correctie van het buitensporige tekort tegen 2013, tenzij aanzienlijke aanvullende maatregelen worden genomen om de inspanning dit jaar op te schroeven. Het convergentieprogramma is op een optimistisch scenario gebaseerd en onvoldoende onderbouwd met nadere maatregelen om op een geloofwaardige manier uiterlijk tegen 2014 de correctie van het tekort te garanderen. Er zijn daarom op basis van gedetailleerde maatregelen voor zowel 2013 als 2014 aanvullende inspanningen vereist. De autoriteiten hebben onvoldoende gebruik gemaakt van het klimaat van groei van vóór de crisis om de structuur van de overheidsuitgaven te hervormen teneinde voorrang te geven aan groeibevorderende zaken. In het convergentieprogramma wordt de eerdere middellangetermijndoelstelling van – 1 % van het bbp bevestigd, in overeenstemming met de doelstellingen van het pact. Op basis van het (herberekende) structurele tekort wordt de middellangetermijndoelstelling naar verwachting niet gehaald tegen 2016, zoals in het convergentieprogramma staat gepland, aangezien de geplande jaarlijkse vooruitgang richting de middellangetermijndoelstelling van 0,3 % van het bbp (in structurele termen) in 2015 en 0,7 % van het bbp in 2016 onvoldoende is. Het groeitempo van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, is over de gehele programmaperiode in overeenstemming met de benchmark van het stabiliteits- en groeipact. Er kunnen ook in de laatste jaren van het convergentieprogramma aanvullende inspanningen en veranderingen in de aanpassing vereist zijn, omdat de vooruitgang in de richting van de middellangetermijndoelstelling vooral afhangt van aanzienlijke bezuinigingen op de overheidsinvesteringen en onvoldoende door gedetailleerde maatregelen wordt ondersteund. De overheidsschuld in Polen zal naar verwachting onder de 60 % van het bbp blijven gedurende de programmaperiode. De nationale autoriteiten verwachten dat de schuld met iets meer dan 55,5 % van het bbp vrijwel constant blijft tot 2014/2015 (en daalt in 2016), terwijl de Commissie, rekening houdend met mogelijke risico's voor de consolidatieplannen en schuldafbouw, een verhoging tot ongeveer 59 % van het bbp in 2014 verwacht. De naleving van de belastingwetgeving blijft van cruciaal belang in de strijd tegen belastingontduiking, die eveneens het terugdringen van de administratieve lasten voor belastingbetalers en het verbeteren van de doeltreffendheid van de belastingdienst vereist. Om het welslagen van de begrotingsconsolidatiestrategie te garanderen, is het van belang dat de begrotingsconsolidatie ondersteund wordt door alomvattende structurele hervormingen. |
(10) |
Een beperkt aandeel van groeibevorderende uitgaven (voor onderwijs, onderzoek en innovatie) en dalende overheidsinvesteringen drukken de groeivooruitzichten op lange termijn. De gezondheidszorg in Polen kampt met beperkte toegang tot zorg en kosteninefficiënties, terwijl de uitgaven op de middellange en lange termijn naar verwachting aanzienlijk zullen oplopen als gevolg van de vergrijzing, waardoor de druk op de overheidsfinanciën toeneemt. Het systeem kan worden verbeterd door de eerstelijnszorg en verwijzingssystemen te versterken en het potentieel aan kostenefficiëntieverbeteringen in de ziekenhuiszorg te benutten. |
(11) |
De regering heeft nog geen permanente uitgavenregel uitgevoerd die in overeenstemming is met het Europees systeem van economische rekeningen (ESR). Polen heeft bovendien slechts beperkte vooruitgang geboekt wat betreft de planning op middellangetermijn en betere coördinatie van de begrotingsprocedures tussen de verschillende geledingen van de overheid. |
(12) |
De jeugdwerkloosheid groeit, onder andere omdat de onderwijsprogramma's onvoldoende voortbrengen wat de arbeidsmarkt nodig heeft. De doorgevoerde hervormingen in het onderwijsstelsel zouden weliswaar de discrepantie tussen banen en vaardigheden moeten verhelpen, maar er is nog altijd behoefte aan een uitbreiding van het leerlingstelsel en leren op het werk, om de samenwerking tussen scholen en werkgevers te versterken en de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De invoering van een jeugdgarantie, voortbouwend op de bestaande inspanningen, kan ertoe bijdragen dat jongeren aan het werk raken. Het aandeel volwassenen dat deelneemt aan een leven lang leren blijft erg laag en er is in dat verband nog geen strategie uitgestippeld. |
(13) |
In de kinderopvang zijn de inspanningen van de regering toegespitst op de tenuitvoerlegging van het „peuterprogramma”. Als gevolg daarvan is het aantal kinderdagverblijven de afgelopen twee jaar bijna verdubbeld, maar relatief gezien is het aantal nog altijd beperkt en niet behoeftendekkend. Polen heeft slechts op beperkte schaal progressie geboekt om het veelvuldige gebruik van tijdelijke dienstbetrekkingen aan banden te leggen. Het land heeft in de EU het op drie na hoogste aandeel in onvrijwillig tijdelijk werk van de gehele werkzame beroepsbevolking, met name in de leeftijdsgroep 15-24. Terwijl tijdelijke arbeidscontracten vaak gezien worden als een middel voor werklozen om de arbeidsmarkt te betreden met zicht op een overgang op termijn naar een vaste arbeidscontract, lijkt dit voor de meerderheid van werknemers in Polen niet op te gaan. Integendeel: het veelvuldige gebruik van dergelijke contracten lijkt een negatief effect te hebben op de kwaliteit van het menselijk kapitaal en op de productiviteit, aangezien tijdelijke werknemers doorgaans minder beroepsopleiding genieten. Het loonnadeel bij tijdelijke contracten is eveneens relatief hoog, hetgeen bijdraagt tot een van de hoogste armoedepercentages onder werkenden in de EU. Het gebruik van civielrechtelijke draaideurcontracten waarbij het recht op sociale bescherming aanzienlijk minder is, is bovendien wijdverbreid. Volgens het overheidsrapport „Jeugd 2011” werkt meer dan 50 % van de jonge werknemers op basis van een dergelijk contract. |
(14) |
Polen kampt met een lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Terwijl de mogelijkheden voor vervroegde uittreding aanzienlijk zijn verminderd en een algemene pensioenhervoming is doorgevoerd, is de speciale pensioenregeling voor mijnwerkers nog altijd van kracht. Bovendien zorgt het socialezekerheidsfonds voor landbouwers (KRUS) ervoor dat kleine boeren hoofdzakelijk in de landbouwsector blijven omdat de individuele inkomsten van boeren niet nauwgezet kunnen worden nagegaan in het systeem. Dit zorgt voor verborgen werkloosheid op het platteland, wat de productiviteitsgroei remt en de regionale en sectorale arbeidsmobiliteit beperkt. |
(15) |
Polen behoort tot de lidstaten met de laagste O&O-uitgaven en tot de landen die het slechtst presteren in de bredere innovatie-indicatoren. De algehele verhouding van O&O-uitgaven tot het bbp in Polen (0,77 % in 2011), behoorde tot de laagste in de EU. Vooral de particuliere O&O-uitgaven zijn laag (0,2 % van het bbp in 2011). Poolse ondernemingen hebben voor een groot deel vertrouwd op de integratie van technologie, d.w.z. op de toepassing van reeds bestaande technologieën via investeringen in vaste activa. Hoewel de productiviteit en de economische groei hierdoor zijn gestegen, heeft Polen nu behoefte aan een overgang naar een meer op eigen innovatie gebaseerd model. De hervorming van het stelsel voor wetenschappen en hoger onderwijs gaf de aanzet tot een grootschalige herstructurering om de samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven te bevorderen. Er is nog geen evaluatie van deze hervormingen beschikbaar. Er is een holistischer aanpak nodig om de inspanningen in onderzoek, innovatie en industriebeleid op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat er afdoende instrumenten zijn om de hele innovatiecyclus te ondersteunen. |
(16) |
Er is nog altijd veel potentiële winst te halen uit verbeteringen in energie-efficiëntie in alle sectoren van de Poolse economie, met name door gebouwen te isoleren, en dergelijke winst kan de groei ondersteunen. Het binnenlandse elektriciteitsnet is nog altijd overbelast, maar er zijn vergevorderde plannen om meer koppelingscapaciteit met naburige markten te creëren. De concurrentie op de gasmarkt wordt nog altijd verstoord door een aantal factoren, met name doordat de uitfasering van gereguleerde prijzen nog altijd moet worden voltooid en de gevestigde exploitant met een marktaandeel van zo'n 97 % in retail- en groothandelsmarkten en 90 % van de invoer van aardgas uit Rusland komt. |
(17) |
Ondanks enige vooruitgang blijft de Poolse onderontwikkelde transportinfrastructuur een belangrijk knelpunt voor groei. Er zijn vorderingen gemaakt in grote wegenbouwprojecten, maar de investeringsprojecten in het spoor hebben nog altijd grote vertraging. De verouderde spoorweginfrastructuur vereist aanzienlijke en toenemende investeringen, aangezien slechts 36 % van de naar schatting 20 000 km aan werkend spoor in goede technische conditie verkeert. Ondanks recente inspanningen loopt Polen nog altijd aanzienlijk achter bij andere lidstaten als het gaat om het benutten van het groeipotentieel aan informatie- en communicatietechnologie (ICT). De vaste breedbanddekking is bij de laagste in de EU, zowel nationaal gezien als op het platteland. De investering in waternetwerken blijft onvoldoende. |
(18) |
Het openbaar bestuur in Polen presteert onder het EU-gemiddelde. De belangrijkste problemen hebben te maken met transparantie, de complexiteit van het belastingstelsel en de nalevingskosten, de toenemende gemiddelde duur van de procedures in civielrechtelijke en commerciële zaken, de lange insolventieprocedures en de lage restitutiepercentages. Het gebruik van e-overheidsdiensten blijft eveneens onder het EU-gemiddelde. De hervorming die Polen op gang heeft gebracht om de toegang tot gereguleerde beroepen te vergemakkelijken, loopt achter op het oorspronkelijk aangekondigde schema. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Polen verricht. Zij heeft het nationaal hervormingsprogramma en het convergentieprogramma geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Polen, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven. |
(20) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Polen in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begrotingsstrategie voor het jaar 2013 en de jaren daarna te versterken en ten uitvoer te leggen, en deze te onderbouwen met voldoende gespecificeerde maatregelen voor zowel 2013 als 2014, om tegen 2014 op duurzame wijze een tijdige correctie van het buitensporige tekort te garanderen en een de in de aanbevelingen van de Raad op grond van de buitensporigtekortprocedure gespecificeerde begrotingsinspanning te realiseren. Een duurzame correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige uitvoering van ambitieuze structurele hervormingen die het aanpassingsvermogen verbeteren en het groeipotentieel en de werkgelegenheid een impuls geven. Na de correctie van het buitensporige tekort te streven naar de structurele aanpassingsinspanning waarmee Polen tegen 2016 de middellangetermijndoelstelling behaalt. Met het oog op de kwaliteitsverbetering van overheidsfinanciën de bezuinigingen op groeibevorderende investeringen te beperken, het op sociaal beleid gerichte uitgavenbeleid te heroverwegen en de kosteneffectiviteit en doeltreffendheid van uitgaven in de gezondheidszorg te verbeteren. De naleving van belastingwetgeving in de hand te werken, met name door de belastingdienst efficiënter te maken; |
2. |
de vaststelling te garanderen van een permanente uitgavenregel in 2013 die in overeenstemming is met de regels van het ESR. Maatregelen te nemen om de begrotingscoördinatiemechanismen tussen de verschillende geledingen van de overheid jaarlijks en op de middellangetermijn te versterken; |
3. |
de inspanningen op te voeren om de jeugdwerkloosheid terug te dringen, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantie, de beschikbaarheid van het leerlingstelsel en leren op het werk te verruimen, de samenwerking tussen scholen en werkgevers te intensiveren en de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De voorgestelde strategie voor een leven lang leren vast te stellen. De armoede onder werkenden en de arbeidsmarktsegmentatie te bestrijden, inclusief door een betere overgang van tijdelijke naar permanente dienstverbanden en door het buitensporige gebruik van civielrechtelijke overeenkomsten terug te brengen; |
4. |
blijvende inspanningen te verrichten om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen, in het bijzonder door te investeren in betaalbare kinderopvang van hoge kwaliteit en in voorschools onderwijs door stabiele financiering en gekwalificeerd personeel te garanderen. Met het oog op het verbeteren van de sectorale arbeidsmobiliteit, duurzame stappen te ondernemen om het KRUS te hervormen. De speciale pensioenregeling voor mijnwerkers geleidelijk af te schaffen met het doel hen in het algemene stelsel te integreren. De algemene pensioenhervorming te onderbouwen met maatregelen ter bevordering van de aanwervingskansen voor oudere werknemers om de leeftijd waarop de arbeidsmarkt verlaten wordt, te verhogen; |
5. |
aanvullende maatregelen te nemen om een innovatievriendelijk ondernemersklimaat te garanderen door de banden tussen onderzoek, innovatie en industriebeleid aan te halen door roulerende instrumenten en fiscale stimuleringsmaatregelen te ontwikkelen en bestaande instrumenten gerichter in te zetten in de verschillende fases van de innovatiecyclus; |
6. |
de energieopwekkingscapaciteit te vernieuwen en uit te breiden en de efficiëntie in de hele energieketen te verbeteren. De ontwikkeling van het elektriciteitsnet, inclusief de grensoverschrijdende koppeling, te versnellen en uit te breiden en de obstakels voor grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit weg te nemen. De concurrentie in de gassector te vergroten door gereguleerde prijzen uit te faseren. De rol en de middelen van de toezichthouder op de spoorwegmarkt uit te breiden en in te staan voor een doeltreffende uitvoering van investeringsprojecten voor het spoor zonder verder uitstel. De inspanningen op te voeren om de breedbanddekking uit te breiden. Het afval- en waterbeheer te verbeteren; |
7. |
verdere stappen te nemen om het bedrijfsklimaat te verbeteren door de handhaving van contracten en de eisen voor bouwvergunningen te vereenvoudigen en de kosten voor de naleving van de belastingwetgeving te verlagen. De voorgenomen liberalisering van de toegang tot professionele diensten goed te keuren en uit te voeren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 65.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/67 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2012-2016
2013/C 217/17
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Roemenië aangenomen en een advies over het convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Ook op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Roemenië niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 30 april 2013 heeft Roemenië zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is en in overeenstemming met de beoordeling in de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie. Dankzij aanzienlijke consolidatie-inspanningen heeft Roemenië overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in 2012 zijn overheidstekort onder de 3 % gebracht. Het convergentieprogramma streeft naar een middellangetermijndoelstelling (MTD) van – 1 % van het bbp (voordien – 0,7 % van het bbp), wat overeenstemt met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Doel van de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is de MTD tegen 2014 te halen, wat bij herberekening door de Commissie aan de hand van de gezamenlijk overeengekomen methode overeenstemt met het halen van de MTD tegen 2015. De vooruitgang in structurele termen naar de MTD is in 2013 hoger dan 0,5 % en in 2014 ongeveer 0,4 %. In de programmaperiode werd de uitgavennorm van het stabiliteits- en groeipact gehaald. De aanpassing vond overwegend in 2013 plaats met maatregelen om de ontvangsten op te drijven, met inbegrip van verminderingen in de aftrekposten, betere landbouwbelasting, de invoering van een windfall-heffing na de deregulering van de gasprijzen en de invoering van een speciale belasting op de transmissie van elektriciteit en gas. De belangrijkste risico’s voor het convergentieprogramma houden verband met verdere mogelijke financiële correcties in verband met de absorptie van EU-middelen, of de financiering van prioritaire projecten uit de nationale begroting, hernieuwde accumulatie van achterstallen, vooral bij de lokale overheid, en beperkte vooruitgang bij de herstructurering van staatsbedrijven. De overheidsschuld van Roemenië blijft betrekkelijk laag, namelijk 37,8 % van het bbp in 2012. De overheidsschuld zal in 2014 naar verwachting tot 38,6 % stijgen, maar zal in de programmaperiode onder de drempel van 60 % van het bbp blijven. |
(10) |
Naar aanleiding van een verzoek van Roemenië van 17 februari 2011 hebben de Commissie en het IMF met de Roemeense autoriteiten onderhandelingen over een anticiperend economisch aanpassingsprogramma gevoerd. In het kader van de anticiperende bijstand van de Unie verbond Roemenië zich ertoe een breed economisch beleidsprogramma uit te voeren met bijzondere aandacht voor structurele hervormingsmaatregelen om de werking van de arbeidsmarkt en de productmarkten te verbeteren en de veerkracht en het groeipotentieel van de Roemeense economie te verhogen. Terzelfder tijd zorgt dat programma ervoor dat de begrotingsconsolidatie wordt voortgezet, het beheer van en de controle op de overheidsfinanciën worden verbeterd, en er in het externe beleid, het monetair beleid, het beleid inzake financiële stabiliteit en het beleid inzake de financiële markten hervormingen worden doorgevoerd. In maart 2013 verzocht Roemenië formeel om een verlenging van het IMF-programma met drie maanden. Nu de mogelijkheid een beroep te doen op middelen uit het EU-programma eind maart 2013 verstreken is, zal het programma eind juni 2013 definitief worden geëvalueerd. |
(11) |
De begrotingssituatie van Roemenië is verbeterd: in 2012 daalde het begrotingstekort onder 3 % en voor 2013 wordt een verdere begrotingsconsolidatie verwacht. De slechte naleving van de belastingwetgeving, vooral op het gebied van btw en belasting op arbeid, vormt een grote uitdaging voor het belastingstelsel van Roemenië. De milieubelastingen zijn onder het EU-gemiddelde. Hoewel Roemenië op korte of middellange termijn geen risico van druk op de begroting loopt, bestaat er vanwege leeftijdsgebonden uitgaven op de lange termijn wel een middelgroot risico. Er bestaat bezorgdheid in verband met de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel omdat de verhouding tussen werkende bijdragebetalers en gepensioneerden laag is. Roemenië is nu een van de twee lidstaten die nog niet hebben besloten de pensioenleeftijd voor vrouwen en mannen gelijk te trekken en de arbeidsparticipatie van de groep oudere werknemers (41,4 % in 2012) is aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde. De Roemeense regering heeft besloten de pensioenhervorming voort te zetten en de sociale partners bij de opzet van de hervorming te betrekken en de eigen inbreng te versterken. |
(12) |
De gezondheidssector in Roemenië wordt gekenmerkt door grote ongelijkheden wat betreft toegang tot diensten en kwaliteit van verstrekte diensten. Dit is onder meer het gevolg van het inefficiënte gebruik van de middelen en van slecht beheer. Er zijn hervormingen gestart om de gezondheidssector efficiënter te maken, maar er zijn niet aflatende inspanningen nodig. Het systeem zou kostenefficiënter kunnen worden, als er veel minder gebruik zou worden gemaakt van ziekenhuiszorg dan nu het geval is, en de primaire zorg en de verwijssystemen zouden worden verbeterd. |
(13) |
Roemenië bleef in 2012 een lage arbeidsparticipatie van 63,8 % hebben, hoewel er een lichte verbetering werd opgetekend ten opzichte van het voorgaande jaar (62,8 %). De Europa 2020-doelstelling van het land van 70 % tegen 2020 blijft een uitdaging. De Roemeense arbeidsproductiviteit is nog altijd een van de laagste in de Unie. De door de overheid geboden diensten op het gebied van activering van werklozen, arbeidsbemiddeling en herscholing zijn nog altijd van betrekkelijk lage kwaliteit. Omdat de bestuurlijke capaciteit beperkt is, kan er geen doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid worden gevoerd door middel van kwalitatief hoogwaardige gepersonaliseerde diensten, en kunnen het actieve en het passieve arbeidsmarktbeleid niet beter worden geïntegreerd. De deelname van volwassenen aan een leven lang leren stagneert op zeer lage niveaus (1,6 % in 2011), wat aanzienlijk lager is dan het EU-gemiddelde van 8,9 %. De werkgelegenheidscijfers en participatiegraden bij jongeren waren in 2012 bij de laagste in de Unie (23,9 % respectievelijk 30,9 %), terwijl de jeugdwerkloosheid in 2012 22,7 % beliep. In Roemenië is het aandeel van jongeren die niet werken en evenmin een opleiding volgen of stage lopen met 16,8 % in 2012 hoog, en het wordt steeds groter. |
(14) |
Armoedevermindering blijft een grote uitdaging. In 2011 liep 40,3 % van de bevolking risico op armoede en sociale uitsluiting, wat bijna twee derde meer is dan het EU-gemiddelde van 24,2 %. Vooral kinderen zijn getroffen (49,1 %). De sociale overdrachten, met uitsluiting van pensioenen, hebben aanzienlijk minder effect op het terugdringen van de armoede dan overdrachten in de Unie gemiddeld hebben, zowel voor de hele bevolking (23,7 % in Roemenië ten opzichte van 37,5 % voor de Unie in 2011) als voor kinderen (22 % ten opzichte van 42,8 % voor de Unie). Omdat de sociale uitkeringen weinig worden benut, een beperkte dekking hebben en niet toereikend zijn, hebben zij niet veel effect op het terugdringen van de armoede. In de nasleep van de hervorming van 2011 werden in 2012 op het gebied van sociale bijstand verschillende wetten aangenomen. Als de overblijvende wetgeving zou worden aangenomen, zou dit een grote stap zijn in de richting van de voltooiing van de hervorming. De band met activeringsmaatregelen zou echter verder kunnen worden versterkt. In 2012 werd de uitvoering van de nationale strategie voor de integratie van de Roma gestart, maar met eerder beperkte resultaten. Om de strategie doeltreffend ten uitvoer te leggen en de financiering toe te wijzen, moet er betere coördinatie tussen de belanghebbenden komen. |
(15) |
De onderwijswet van 2011, een grote hervorming waarbij een agenda op lange termijn werd vastgesteld om de kwaliteit van alle onderwijsniveaus op te krikken, is nog niet volledig operationeel. Om de onderwijshervorming tot een succes te maken, zullen de nodige financiële en personele middelen moeten worden ingezet om bestuurlijke capaciteit en beleidsvorming op te bouwen. De verbetering van de kwaliteit van zijn onderwijs- en opleidingssysteem is een grote uitdaging voor Roemenië. Het probleem van de schooluitval is groot. In 2012 bedroeg het Roemeense percentage van voortijdige schoolverlaters 17,4 %, wat veel hoger is dan het EU-gemiddelde van 13,5 % en de nationale doelstelling van 11,3 %. Vooral in landelijke en afgelegen gebieden en bij de Roma is de situatie problematisch. Het ontbreekt Roemenië bovendien aan een doeltreffend mechanisme om gegevens te verzamelen over voortijdige schoolverlaters: een allesomvattende strategie, die dit jaar moet worden aangenomen, zou dit moeten verhelpen. De toegang tot betaalbare kwalitatief hoogwaardige voorschoolse educatie en opvang blijft problematisch. Heel wat leerprogramma's van scholen voor beroepsonderwijs en van het hoger onderwijs zijn niet goed afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt en vooral het gebrek aan beroepsvaardigheden is een specifieke uitdaging. Het hoge werkloosheidspercentage bij afgestudeerden van het hoger onderwijs en het percentage overgekwalificeerde afgestudeerden tonen aan dat het een absolute prioriteit is dat het hoger onderwijs verder wordt afgestemd op de arbeidsmarkt. In de overgang van institutionele zorg naar alternatieve zorg voor kinderen die van ouderlijke zorg verstoken zijn, is weliswaar traag positieve vooruitgang geboekt, maar er moeten nog verdere inspanningen worden geleverd. |
(16) |
De geringe bestuurlijke capaciteit is een wezenlijk probleem voor Roemenië. Het openbaar bestuur wordt gekenmerkt door een onsamenhangend rechtskader: er moet vaak een beroep worden gedaan op noodordonnanties, de ministers werken amper samen en de bureaucratie is buitensporig. Het openbaar bestuur wordt ook ondermijnd door incompetentie, onvoldoende transparantie in de aanwervingen en een hoog personeelsverloop bij de managers. Door de geringe bestuurlijke capaciteit is de absorptie van EU-middelen laag. De absorptiedoelstelling die voor eind 2012 in het programma voor financiële bijstand van de EU was vastgelegd, werd bijlange niet bereikt. Eind 2012 bedroeg de totale absorptie 5,53 miljard EUR of 20,2 % van de totale middelen die via de structuurfondsen, het Cohesiefonds en de landbouwfondsen beschikbaar zijn. Dit was 2,47 miljard EUR onder de doelstelling van het programma voor eind 2012 van 8 miljard EUR. Het absorptiepercentage van de structuurfondsen en het Cohesiefonds is verbeterd van 7,5 % eind april 2012 tot 15,2 % eind mei 2013. Om de absorptie verder te verbeteren en het risico van annulering in 2013 te beperken, moeten de Roemeense autoriteiten zich onder meer richten op maatregelen die de beheers- en controlesystemen van de EU-fondsen efficiënter maken en de administratieve capaciteit van het systeem voor openbare aanbestedingen versterken. |
(17) |
Roemenië heeft te kampen met verschillende problemen op het gebied van economische concurrentiekracht: zo blijft de productiviteit in de industrie en de dienstensector laag. Een zwak ondernemingsklimaat en het gebrek aan steun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) zijn grote uitdagingen. Verbeteringen van het ondernemingsklimaat zouden moeten worden opgenomen in een ruimere, samenhangende strategie voor e-overheid om een bestuurlijke cultuur van transparantie en rechtszekerheid te bevorderen en te voorzien in betere onlinediensten van de overheid. Roemenië zou ook inspanningen moeten leveren om de toegang tot financiering te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te verminderen. De O&O-intensiteit is bijzonder laag (0,48 % in 2011) en de investeringen moeten aanzienlijk efficiënter worden. De investeerders in O&O moeten voorrang geven aan activiteiten die het potentieel hebben om particuliere investeringen aan te trekken. Roemenië zou ook het kader inzake intellectuele-eigendomsrechten moeten versterken met het oog op een betere commercialisering van onderzoeksresultaten. |
(18) |
In Roemenië worden de sectoren energie en vervoer gekenmerkt door weinig mededinging en efficiëntie. Het inefficiënte en ondoorzichtige beheer van de staatsbedrijven in deze sectoren blijft een groot probleem. De energie-efficiëntie van gebouwen, stadsverwarming, industrie en vervoer verhogen, is een andere belangrijke uitdaging. Roemenië is de op twee na meest energie-intensieve economie in de Unie, met een energie-intensiteit die 2,5 maal hoger is dan het EU-gemiddelde. Het is ook de op twee na meest koolstofintensieve economie in de Unie. De particuliere woningen in Roemenië verbruiken acht keer meer energie dan het EU 15-gemiddelde, doordat de stadsverwarming inefficiënt is en de gebouwen niet degelijk geïsoleerd zijn. De integratie van de elektriciteits- en de gasmarkt van Roemenië in de EU-markten blijft onvolledig en de grensoverschrijdende verbindingen voor gas moeten nog tot stand worden gebracht. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Roemenië verricht. Zij heeft het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Roemenië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 8 weergegeven. |
(20) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Roemenië in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
het programma voor financiële bijstand van de EU/IMF te voltooien; |
2. |
te zorgen voor groeivriendelijke begrotingsconsolidatie en de begrotingsstrategie voor 2013 en daarna zoals gepland uit te voeren, zodat de MTD tegen 2015 kan worden gehaald. De belastinginning te verbeteren door een allesomvattende strategie voor de naleving van de belastingwetgeving uit te voeren en zwartwerk te bestrijden. Daarnaast na te gaan hoe meer beroep kan worden gedaan op milieubelastingen. De in 2010 aangevangen pensioenhervorming voort te zetten door de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen gelijk te trekken en door de inzetbaarheid van oudere werknemers te bevorderen; |
3. |
de hervormingen van de gezondheidssector voort te zetten teneinde die efficiënter, van betere kwaliteit en toegankelijker te maken, met name voor mensen uit achtergestelde groepen en uit afgelegen en geïsoleerde gemeenschappen. Het buitensporige gebruik van ziekenhuiszorg te verminderen door de ambulante zorg te versterken; |
4. |
de arbeidsmarktparticipatie te verbeteren, alsook de inzetbaarheid en productiviteit van de arbeidskrachten, door het actieve arbeidsmarktbeleid te herzien en te versterken, te voorzien in opleiding en gepersonaliseerde diensten en een leven lang leren te bevorderen. De capaciteit van het Nationale Arbeidsbureau te vergroten door de kwaliteit en de dekking van zijn diensten te verbeteren. Om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, snel het nationale plan tot bestrijding van de jeugdwerkloosheid uit te voeren, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantie. Om de armoede te verlichten, de sociale overdrachten efficiënter te maken, zeker die voor kinderen. De hervorming van de sociale bijstand te voltooien door de desbetreffende wetgeving aan te nemen en de band met activeringsmaatregelen te versterken. Ervoor te zorgen dat de nationale strategie voor de integratie van de Roma resultaten oplevert; |
5. |
de onderwijshervorming te versnellen, met inbegrip van de opbouw van bestuurlijke capaciteit zowel op centraal als lokaal niveau, en het effect van de hervormingen te evalueren. De hervormingen in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding te versnellen. Het hoger onderwijs verder af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de toegang voor mensen uit achtergestelde groepen te verbeteren. Een nationale strategie inzake voortijdige schoolverlaters uit te voeren, met betere toegang, ook voor Roma-kinderen, tot kwalitatief hoogwaardige voorschoolse educatie. De overgang van institutionele naar alternatieve zorg voor kinderen die van ouderlijke zorg verstoken zijn te versnellen; |
6. |
het beheer en de kwaliteit van de instellingen en het openbaar bestuur te versterken, voornamelijk door de capaciteit voor strategische en budgettaire planning te verbeteren, het openbaar bestuur professioneler te maken door middel van beter personeelsbeheer en de mechanismen voor coördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus te versterken. De kwaliteit van de regelgeving aanzienlijk te verbeteren aan de hand van effectbeoordelingen en systematische evaluaties. De absorptie van EU-middelen te versnellen, met name door de beheers- en controlesystemen te versterken en de openbare aanbestedingen te verbeteren; |
7. |
het ondernemingsklimaat te verbeteren en te vereenvoudigen, met name door de administratieve lasten voor de kmo's te verlichten en een samenhangende strategie voor e-overheid uit te voeren. De toegang tot financiering voor kmo’s te vergemakkelijken en te diversifiëren. Te zorgen voor nauwere banden tussen onderzoek, innovatie en industrie, met name door voorrang te geven aan O&O-activiteiten die het potentieel hebben om particuliere investeringen aan te trekken. De inspanningen ter verbetering van de kwaliteit, de onafhankelijkheid en de efficiëntie van het gerecht op te drijven zodat meer zaken worden opgelost en corruptie doeltreffender wordt bestreden; |
8. |
de mededinging en efficiëntie van netwerkindustrieën te bevorderen, door ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties onafhankelijk zijn en over de nodige capaciteit beschikken en door de hervorming van het beheer van de staatsbedrijven in de sectoren energie en vervoer voort te zetten. Een allesomvattend vervoersplan op lange termijn aan te nemen en de breedbandinfrastructuur te verbeteren. Gereguleerde gas- en elektriciteitsprijzen te blijven afschaffen en de energie-efficiëntie te verbeteren. De grensoverschrijdende integratie van energienetwerken te verbeteren en de uitvoering van de projecten voor gasinterconnectie te versnellen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 72.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/71 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2012-2016
2013/C 217/18
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Slowakije vastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 (4) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Slowakije niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 24 april 2013 heeft Slowakije zijn nationale hervormingsprogramma 2013 en op 30 april 2013 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(9) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van mening dat Slowakije dankzij een aanzienlijke consolidatie-inspanning het algemeen overheidstekort heeft teruggedrongen van 7,7 % van het bbp in 2010 tot 4,3 % van het bbp in 2012 en, zoals het zich nu laat aanzien, bezig is het buitensporig tekort te corrigeren. Het macro-economisch scenario dat aan de begrotingsprognoses in het stabiliteitsprogramma ten grondslag ligt, is geloofwaardig. In vergelijking met de prognoses van de Commissie gaan de autoriteiten uit van vergelijkbare groeipercentages van het bbp met een enigszins verschillende samenstelling. De in het stabiliteitsprogramma beschreven begrotingsstrategie heeft tot doel een begrotingspositie te bereiken die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn waarborgt. Om dat te verwezenlijken bevestigt de regering de doelstelling om het nominale tekort in 2013 terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De aangepaste gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning in de periode 2010-2013 loopt op tot 1,4 % van het bbp, wat ruim boven de door de Raad aanbevolen vereiste inspanning van 1 % van het bbp ligt. Een groot deel van de bezuinigingen op de uitgaven in 2013 wordt verwacht van lokale besturen en andere algemene overheidsentiteiten, waarop de centrale regering geen directe invloed uitoefent. De verwezenlijking van de doelstelling kan dus in gevaar zijn, ook in het licht van de in het verleden geconstateerde overschrijdingen van de uitgaven. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de voorgaande, in 2018 te bereiken middellangetermijndoelstelling van – 0,5 %. De middellangetermijndoelstellling is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. In de jaren na de vermoedelijke datum waarop het buitensporig tekort gecorrigeerd zal zijn, zal de verwachte verbetering van het (herberekende) structurele begrotingssaldo in 2014 en 2015 naar verwachting voldoende zijn (respectievelijk 0,6 en 0,7 procentpunten van het bbp), maar in 2016 onder de maat blijven (0,3 procentpunten van het bbp). Slowakije zal naar verwachting voldoen aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidschuld tot 2016 naar verwachting onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp blijven. De voorjaarsprognose van de diensten van de Commissie voorziet een toename van de schuldquote tot 54,6 % van het bbp in 2013 en 56,7 % van het bbp in 2014. Om ervoor te zorgen dat het nominale tekort vanaf 2011 aanzienlijk zou worden verminderd, hebben de autoriteiten ook hun toevlucht genomen tot verlagingen van de uit de overheidsbegroting gefinancierde investeringen, wat op de middellange tot lange termijn niet houdbaar of wenselijk kan zijn, alsook tot eenmalige maatregelen. Vooruit kijkend zal het lopende consolidatie- en convergentieproces uitgaven moeten waarborgen voor groeibevorderende categorieën, zoals onderwijs, innovatie en de vervoersinfrastructuur. |
(10) |
Slowakije heeft ruimte om aanvullende middelen te genereren door de belastinggrondslag te verruimen, de mogelijkheden voor belastingontduiking te beperken en meer gebruik te maken van belastingen die minder nadelig voor groei zijn, zoals onroerendgoed- en milieubelasting. In 2012 werd een actieplan ter bestrijding van belastingfraude vastgesteld, met bijzondere nadruk op btw. Wil de aanpak slagen dan zijn er verdere maatregelen nodig, met name om de IT-infrastructuur te verbeteren, de bevoegdheden en de auditcapaciteit van de autoriteiten te verruimen en te zorgen voor gerechtelijke follow-up. |
(11) |
Slowakije keurde in 2012 een pensioenhervorming goed om de langetermijnhoudbaarheid van zijn overheidsfinanciën te verbeteren. Dit heeft het verwachte houdbaarheidstekort op lange termijn met 2 % van het bbp teruggebracht; met 4,9 % van het bbp blijft dit tekort echter ruim boven het EU-gemiddelde van 3 % van het bbp. Het weerspiegelt grotendeels de gevolgen van de vergrijzing van de bevolking waarbij de pensioenuitgaven 1,5 procentpunten van het bbp uitmaken en de uitgaven voor de gezondheidszorg 2 procentpunten van het bbp. Omdat de uitgaven voor de gezondheidszorg van Slowakije op de lange termijn naar verwachting aanzienlijk zullen toenemen, moet de vooruitgang met het verbeteren van de houdbaarheid van het pensioenstelsel gepaard gaan met een hervorming van de gezondheidszorg zodat de overheidsfinanciën een duurzame basis krijgen. De introductie van doeltreffende stimuleringsmaatregelen en controlemechanismen zou bijdragen tot de verbetering van de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg. |
(12) |
De voortdurende hoge werkloosheid, met name gezien de context van het trage herstel van de crisis, blijft een van de voornaamste uitdagingen voor de Slowaakse economie. In de afgelopen maanden heeft Slowakije maatregelen genomen om actief arbeidsmarktbeleid te hervormen. Het succes van de hervorming zal echter grotendeels ervan afhangen in hoeverre de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening in staat zijn deze doeltreffend uit te voeren. Voor de meeste kansarme werkzoekenden zijn aanvullende, meer specifieke maatregelen nodig. Het bieden van sociale bijstand moet beter worden gecombineerd met activeringsmaatregelen, en negatieve prikkels in het belasting- en uitkeringsstelsel voor degenen die een laagbetaalde baan willen accepteren, moeten worden weggenomen. Het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en ouderen zou ertoe bijdragen dat de algehele arbeidsparticipatie toeneemt en in 2020 de nationale werkgelegenheidsdoelstelling van 72 % wordt bereikt. Het tekort aan geschikte faciliteiten voor kinderopvang, met name voor kinderen onder de drie jaar, bemoeilijkt echter voor moeders de terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(13) |
Slowakije heeft een van de hoogste jeugdwerkeloosheidspercentages in de EU. Ondanks de hervormingsmaatregelen die in 2012 zijn genomen om de kwaliteit en de relevantie voor de arbeidsmarkt van het onderwijs te verbeteren, blijft de overgang van school naar baan moeizaam en past het onderwijsstelsel zich niet snel aan de behoeften van de arbeidsmarkt aan. De per-capitafinanciering van onderwijs bevoordeelt kwantiteit ten opzichte van kwaliteit en slechts een klein deel van de financiering wordt aan onderwijsactiviteiten (leraren, materiaal en uitrusting) besteed. Het verbeteren van de kwaliteit van het hoger onderwijs en van de samenwerking tussen ondernemingen en onderwijsinstellingen zou ook bijdragen tot de ontwikkeling van een goed functionerende kennisdriehoek, grotere doeltreffendheid en aantrekkelijkheid van investeringen in O&O en een vergroting van de innovatiecapaciteit van de Slowaakse economie. |
(14) |
Ook gemarginaliseerde gemeenschappen die met aanzienlijke hindernissen te maken hebben wanneer toegang tot de arbeidsmarkt en het onderwijsstelsel wordt gezocht, hebben te maken met een onderbenutting van het arbeidspotentieel. Na de vaststelling van de strategie van de Slowaakse Republiek voor de integratie van Roma tot 2020, werden er in 2012 echter geen doeltreffende maatregelen genomen en de levensomstandigheden van gemarginaliseerde gemeenschappen, waaronder de Roma, blijven moeilijk. Het is van belang om de inspanningen voor een verbetering van de onderwijsresultaten van gemarginaliseerde groepen op te voeren en om ervoor te zorgen dat voor volwassenen specifieke activeringsmaatregelen worden geboden. |
(15) |
Ondanks aanzienlijke vooruitgang staat Slowakije in de lijst van meest energie-intensieve lidstaten op de vijfde plaats; dit wordt deels verklaard door het feit dat het aandeel van de industrie in de economie in dit land het grootst is (25,9 % van het bbp). Tegelijkertijd zijn de elektriciteitsprijzen relatief hoog, met name voor kleine en middelgrote industriële afnemers. Slowakije heeft zich de laatste jaren ingespannen om de energiemarkt gedeeltelijk te liberaliseren, maar er is nog ruimte om de wijze waarop de markt functioneert, te verbeteren; met name door het vergroten van de transparantie — onder meer bij het vaststellen van netwerktarieven — en het verbeteren van de economische onderbouwing en voorspelbaarheid van de regelgevingsbesluiten. Er is ook ruimte voor verbetering van de voorzieningszekerheid en voor het stellen van ambitieuzere doelstellingen inzake energie-efficiëntie. |
(16) |
In 2012 lanceerde Slowakije een belangrijke hervorming van het openbaar bestuur ter verbetering van de klantgerichtheid van de overheidsdiensten voor burgers en ondernemingen. Met uitzondering van plaatselijke agentschappen is de hervorming in dit stadium echter niet speciaal gericht op het centrale bestuur en de algehele kwaliteit en doeltreffendheid daarvan. Omdat er geen vooruitgang is geboekt met de hervorming van het rechtssysteem blijven de juridische procedures lang, met name bij faillissementen, en van alternatieve geschillenbeslechting wordt onvoldoende gebruik gemaakt. Slowakije heeft onlangs zijn regels voor openbare aanbesteding hervormd, waarbij ook de onafhankelijkheid van het bureau voor overheidsopdrachten werd vergroot, maar de ervaring met de tenuitvoerlegging van de structuurfondsen van de EU wijst erop dat de effectieve toepassing van de regels inzake openbare aanbesteding een uitdaging blijft vormen. |
(17) |
In het kader van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Slowakije verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie daarvan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slowakije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven. |
(18) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Slowakije onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 weergegeven. |
(19) |
In het kader van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economisch beleid van de eurozone in zijn geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als een van de landen die de euro als munt hebben, dient ook Slowakije erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven. |
BEVEELT AAN dat Slowakije in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begroting 2013 zoals beoogd zodanig uit te voeren dat het buitensporig tekort op duurzame wijze wordt gecorrigeerd en de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure geformuleerde begrotingsinspanning wordt verwezenlijkt. Na de correctie van het buitensporig tekort de structurele aanpassing na te streven die Slowakije in staat zal stellen om in 2017 de middellangetermijndoelstelling te verwezenlijken. Bezuinigingen op groeibevorderende uitgaven te vermijden en meer inspanningen te leveren om de doeltreffendheid van overheidsuitgaven te verbeteren. Voortbouwend op de reeds vastgestelde pensioenhervorming de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn verder te verbeteren door het financieringstekort in het wettelijke pensioenstelsel te verminderen en de kosteneffectiviteit van gezondheidszorg te vergroten; |
2. |
de uitvoering van het actieplan ter bestrijding van belastingfraude te bespoedigen en inspanningen te blijven leveren voor de verbetering van de btw-inning, met name door het versterken van de analytische en auditcapaciteit van de belastingdienst. De naleving van de belastingwetgeving te verbeteren. De belasting op onroerend goed te koppelen aan de marktwaarde van het goed; |
3. |
maatregelen te nemen ter verbetering van de capaciteit van de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening om werkzoekenden gepersonaliseerde diensten te bieden en de koppeling tussen activeringsmaatregelen en sociale bijstand te versterken. De langdurige werkloosheid effectiever aan te pakken door activeringsmaatregelen en opleiding op maat. Deelname van vrouwen aan het arbeidsproces te stimuleren door verbetering van het aanbod van kinderopvangvoorzieningen, met name voor kinderen onder de drie jaar. De belastingwig voor laagbetaalde werknemers te verminderen en het uitkeringsstelsel aan te passen; |
4. |
meer inspanningen te leveren om de hoge jeugdwerkeloosheid aan te pakken, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantie. Maatregelen te nemen om het beroep van leraar voor jonge mensen aantrekkelijk te maken en om de onderwijsresultaten te verbeteren. Op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding het aanbod van opleidingen op de werkplek in ondernemingen te verbeteren. Binnen het hoger onderwijs meer loopbaangerichte bachelorprogramma’s in te voeren. De effectieve overdracht van kennis te verbeteren door het bevorderen van samenwerking tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven. Meer inspanningen te leveren om de toegang te verbeteren tot inclusief peuter- en schoolonderwijs van hoge kwaliteit voor gemarginaliseerde gemeenschappen, waaronder de Roma; |
5. |
meer inspanningen te leveren om de energiemarkt beter te laten functioneren; de verantwoordingsplicht van de regulerende instantie te versterken teneinde met name het mechanisme voor de vaststelling van tarieven transparanter te maken. De onderlinge verbindingen met buurlanden te versterken De energie-efficiëntie in met name de bouwsector en de industrie te verbeteren; |
6. |
maatregelen te nemen, onder andere door de ambtenarenwet zo te wijzigen dat de onafhankelijkheid van de openbare dienst wordt versterkt. Het beheer van personele middelen binnen de overheidsdienst te verbeteren. Meer inspanningen te leveren om de analytische capaciteiten binnen de voornaamste ministeries te versterken; dit ook met het oog op een betere absorptie van EU-middelen. Maatregelen uit te voeren ter verbetering van de kwaliteit en transparantie van het gerechtelijk systeem. Procedures voor alternatieve geschillenbeslechting te bevorderen en een ruimer gebruik daarvan aan te moedigen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(3) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 74.
(4) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(5) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/75 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma voor 2013 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2012-2016
2013/C 217/19
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 besloten de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten tot een Pact voor groei en werkgelegenheid, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij namen een besluit over de maatregelen die op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen en gaven met name te kennen zich ten volle in te zullen zetten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke aanbevelingen. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Slovenië aangenomen en een advies over het stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring aan de jaarlijkse groeianalyse gehecht en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor economische beleidscoördinatie 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Slovenië genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er moet worden gewerkt aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 maakte de Commissie de resultaten bekend van de diepgaande evaluatie inzake Slovenië op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011. Op grond van haar analyse concludeerde de Commissie dat Slovenië met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Een dringend beleidsoptreden is geboden om de snelle verergering van deze onevenwichtigheden tot staan te brengen en de afbouw ervan in goede banen te leiden. Tot dusver ligt het niveau van zowel de particuliere als de openbare schuld onder de alarmdrempels van het scorebord en is ook de externe nettoschuld vrij beperkt. Het probleem is echter niet het schuldniveau, maar de structuur van de schuld, die sterk in het bedrijfsleven geconcentreerd is. Tegen de achtergrond van steeds negatiever wordende economische trends wordt hierdoor de stabiliteit van de financiële sector ondermijnd en de afbouw van de schulden bemoeilijkt, onder meer via interacties met het niveau van de overheidsschuld. Deze risico's worden nog vergroot doordat het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt en de kapitaalmarkt beperkt is en doordat staatseigendom een dominante rol speelt in de economische structuur. Perioden waarin onzekerheid bestond over het beleid in combinatie met hervormingen die op juridische belemmeringen stuitten, hebben Slovenië belet zijn onevenwichtigheden op afdoende wijze aan te pakken en zijn aanpassingsvermogen te verbeteren, waardoor het land thans kwetsbaarder is op een moment waarop de overheidsfinanciering aan verhoogde spanningen blootstaat. |
(9) |
Op 9 mei 2013 heeft Slovenië zijn nationale hervormingsprogramma en zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Op 23 mei 2013 hebben de Sloveense autoriteiten de Commissie een brief gestuurd waarin zij de voornaamste verplichtingen uit het nationale hervormingsprogramma kort en duidelijk hebben samengevat, gewijzigd en toegelicht. |
(11) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van mening dat ondanks aanzienlijke, zij het laat uitgevoerde consolidatie-inspanningen, die het tekort van 6,2 % van het bbp in 2009 hebben teruggedrongen tot 4,0 % van het bbp in 2012, Slovenië vermoedelijk zijn buitensporig tekort niet, zoals eind 2009 door de Raad aanbevolen, uiterlijk eind 2013 zal hebben gecorrigeerd. Dit heeft met name te maken met een slechtere economische situatie dan destijds werd verwacht. Het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is in zijn algemeenheid geloofwaardig voor 2013, maar optimistisch voor 2014. De autoriteiten verwachten met name dat het bbp, na te zijn gedaald met 2,3 % in 2012 en met 1,9 % in 2013, in 2014 met 0,2 % zal toenemen, ervan uitgaande dat er begrotingsmaatregelen worden genomen om het overheidstekort terug te dringen van 4,2 % van het bbp (exclusief herkapitalisatie van banken) in 2013 tot 2,6 % van het bbp in 2014. De Commissie voorziet echter dat het bbp in 2014 bij ongewijzigd beleid zal dalen met 0,1 %, een scenario dat alleen rekening houdt met medio april 2013 vastgestelde maatregelen en voorziet voor 2014 een tekort van 4,9 % van het bbp. De voornaamste doelstellingen van de in het stabiliteitsprogramma uiteengezette begrotingsstrategie zijn de correctie van het buitensporig tekort in 2014, één jaar na de door de Raad eind 2009 vastgestelde uiterste termijn, het bereiken van een evenwichtige structurele begrotingssituatie in 2017 en een stabilisatie van de schuldquote onder de 55 % van het bbp. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de middellangetermijndoelstelling, te weten een structureel begrotingsevenwicht. Deze middellangetermijndoelstelling strookt niet met de eisen van het stabiliteits- en groeipact omdat deze niet voldoende rekening houdt met de latent aanwezige verplichtingen in verband met de vergrijzing. De geplande kerndoelstellingen inzake het tekort in het stabiliteitsprogramma zijn toereikend om in 2014 tot een correctie van het buitensporig tekort te komen. Echter, gezien de optimistische groeiprognoses voor dat jaar, de aanzienlijke risico’s voor de inkomstenprognoses en de onvoldoende gespecificeerde uitgavenmaatregelen is de Raad van mening dat het niet waarschijnlijk is dat het buitensporig tekort in 2014 zal worden gecorrigeerd. Tegen deze achtergrond zouden er aanvullende structurele consolidatiemaatregelen gespecificeerd, vastgesteld en uitgevoerd moeten worden, om ervoor te zorgen dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2015 op geloofwaardige en duurzame manier wordt gecorrigeerd, zoals op 21 juni 2013 door de Raad is aanbevolen. De overheidsschuldquote is meer dan verdubbeld, van 22,0 % in 2008 tot 54,1 % in 2012 en zal volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie verder stijgen tot 66,5 % in 2014. De autoriteiten verwachten dat de schuldquote in 2014 en 2015 met 63,2 % zijn hoogste punt zal bereiken en dan zal dalen tot 62,8 % in 2016. Waarschijnlijker is dat de schuldquote zal stijgen, ook vanwege aanzienlijke latente verplichtingen en de waarschijnlijkheid van stock-flow adjustments als gevolg van overdracht van activa aan de Bank Asset Management Company (BAMC), waarmee de prognoses in het programma geen rekening houden. |
(12) |
In mei 2013 hebben de autoriteiten aanzienlijke vooruitgang geboekt met de consolidering van de overheidsfinanciën. Zij kwamen tot overeenstemming met de sociale partners over een extra verlaging met 1¼ % van de bruto basislonen in de overheidssector, bovenop de 3 % verlaging waarover in overeenstemming was bereikt in de wet inzake het in evenwicht brengen van de overheidsfinanciën van mei 2012. Voorts keurde het parlement een grondwettelijke basis goed voor de vaststelling van een regel inzake het structurele begrotingssaldo/overschot van de overheid. De volledige omzetting van de bepalingen van het begrotingspact zal echter plaatsvinden door middel van een speciale constitutionele uitvoeringswet, die volgens planning in november 2013 door het parlement wordt goedgekeurd. Tot slot heeft het parlement vrijwel unaniem de grondwettelijke regels aangescherpt voor het houden en winnen van een referendum; dit zal naar verwachting de invoering van budgettaire consolidatiemaatregelen vereenvoudigen. Gezien de snel stijgende schuld is het des te belangrijker dat de begrotingsstrategie 2013 kracht wordt bijgezet en nauwgezet wordt uitgevoerd, en dat in de volgende jaren met doortastendheid aanzienlijke consolidatie-inspanningen worden geleverd. Hoewel sommige belastingen onder het EU-gemiddelde liggen, kan de noodzaak de uitgavendynamiek aan te pakken niet eindeloos op de lange baan worden geschoven door op belastingverhogingen te vertrouwen. Het lijkt daarom goed de inkomstenverhogende maatregelen aan te vullen met extra begrotingsinspanningen in de vorm van structurele beperkingen van de uitgaven. Het begrotingskader voor de middellange termijn en de uitgavenregel zijn nog steeds onvoldoende gericht op het bereiken van de middellangetermijndoelstelling en het verzekeren van de houdbaarheid op lange termijn. Bovendien lijken budgettaire beperkingen voor bepaalde overheidsdiensten, met name die welke indirect van de begroting gebruik maken, niet volledig te worden gehandhaafd. Tot slot lijken internationale en nationale schattingen aan te geven dat de omvang van de schaduweconomie in Slovenië boven het EU-gemiddelde ligt, wat erop wijst dat er ruimte is voor een betere naleving van de belastingwetgeving, hetgeen ook wordt erkend door voorgenomen maatregelen in het stabiliteitsprogramma. |
(13) |
In december 2012 werd een pensioenhervorming goedgekeurd, die in januari 2013 in werking trad. Deze biedt een oplossing voor de in de aanbevelingen van 2012 gesignaleerde problemen, zij het onvoldoende omdat het effect ervan op de overheidsfinanciën zich naar verwachting slechts op middellange termijn zal voordoen (tot 2020). Ofschoon de pensioenhervorming een belangrijke stap vormt, biedt deze onvoldoende specifieke maatregelen om de leeftijdgerelateerde kosten na 2020 binnen de perken te houden. Er zijn verdere hervormingsinspanningen nodig om de houdbaarheid van de pensioenuitgaven op de lange termijn te verbeteren, onder meer door de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd aan te passen aan de toegenomen levensverwachting en de mogelijkheden voor vervroegd pensioen verder te beperken. Op het gebied van de langdurige zorg is de vraag naar diensten hoger dan het aanbod en zijn de uitgaven nog betrekkelijk laag. De vraag naar langdurige zorg en de daarmee verband houdende uitgaven zullen naar verwachting aanzienlijk stijgen vanwege de vergrijzing. Verdere evaluaties van de bestaande maatregelen zouden ertoe bijdragen dat op dit gebied een meer op de feiten gebaseerd beleid tot stand komt. |
(14) |
Hoewel de Sloveense banksector vrij klein is en nog niet eens half zo groot is als de gemiddelde banksector in de eurozone, hebben de voornaamste banken te maken met een voortdurende druk op hun kapitaalbuffers, die ten opzichte van andere landen in de regio betrekkelijk laag blijven, en het feit dat zij voor kapitaal op de staat aangewezen zijn, vormt een aanzienlijke bedreiging voor de economie. De behoefte aan herhaaldelijke herkapitalisering doet zich vooral voor bij binnenlandse staatsbanken. Ofschoon het niveau van de totale particuliere schulden onder het gemiddelde van de eurozone en de alarmdrempels van het scorebord van macro-economische onevenwichtigheden ligt, gaat het om een kwestie van structurele aard. De meeste schuld concentreert zich in de bedrijfssector en veel ondernemingen hebben te hoge schulden, wat tot verdere toename van onrendabele leningen leidt. Eind 2012 was ten aanzien van 23,7 % van de bedrijfsleningen sprake van een afbetalingsachterstand van 90 dagen of meer. Het stimuleren van kredietverlening aan de bedrijfssector en het afbouwen van schulden is nodig om investeringen te bevorderen en de productiviteit en het concurrentievermogen te vergroten. In het stabiliteitsprogramma wordt uitgegaan van verdere herkapitaliseringen. De autoriteiten hebben schriftelijk bevestigd dat zij zich ertoe verplichten zo nodig aanvullend kapitaal te verstrekken. De kredietverschaffing krimpt en de interactie tussen zwakke banken en de overheid is geïntensiveerd. De rente op bedrijfsleningen (voor leningen boven 1 miljoen EUR) is in Slovenië meer dan 2 procentpunten hoger dan in de eurozone in zijn geheel en dit verschil is in 2012 opnieuw toegenomen. Er werd kaderwetgeving voor de herstructurering van banken aangenomen, maar deze moet nog steeds daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. De BAMC blijft het centrale institutionele platform voor het herstel van banken. Het nationale hervormingsprogramma, aangevuld met door de regering verstrekte recente informatie, beschrijft plannen voor overdrachten aan de BAMC op basis van door de Bank van Slovenië uitgevoerde bottom-up stresstesten. De autoriteiten hebben schriftelijk bevestigd dat zij klaar staan om er samen met de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) voor te zorgen dat voor een aantal geselecteerde banken onafhankelijke onderzoeken inzake de kwaliteit van de activa worden uitgevoerd. Dit zou voor het volledige systeem moeten plaatsvinden, om voor een duurzame stabiliteit van de bankensector te zorgen. In andere landen is een dergelijke benadering essentieel gebleken voor het herwinnen van vertrouwen, geloofwaardigheid en markttoegang. Door een grondige, externe beoordeling verkregen informatie is een noodzakelijk basis voor een algehele strategie voor de financiële sector. |
(15) |
Het nationale hervormingsprogramma geeft geen omschrijving van aanvullende stappen voor het versterken van het toezicht op banken; de noodzaak daarvan werd vastgesteld in de diepgaande evaluatie van 2013. Wat de maatregelen voor het toezicht op banken betreft, heeft de enige nieuwe informatie in het programma betrekking op de nieuwe stresstests van de Bank van Slovenië. Een verder onderzoek van maatregelen als een passend macroprudentieel beleid, is niet verstrekt. Een herziening van het microprudentieel toezicht door een onafhankelijke deskundige zou de uitvoering van een aantal van de bovengenoemde aanbeveling vergemakkelijken. |
(16) |
In maart 2013 werd een arbeidsmarkthervorming goedgekeurd om de versnippering van de arbeidsmarkt te verminderen en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te vergroten. De hervorming vermindert de bescherming van vaste arbeidsovereenkomsten door de ontslagprocedures in geval van individuele en collectieve ontslagen te vereenvoudigen en de kosten van ontslag te verminderen. De regelgeving inzake overeenkomsten voor bepaalde tijd is verder aangescherpt om misbruik terug te dringen, terwijl het gebruik van uitzendkrachten is beperkt. Hoewel de hervorming in de goede richting gaat, staat het nog te bezien of deze voldoende ambitieus is om een aanzienlijk effect te hebben op de versnippering en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en op de aantrekkelijkheid van Slovenië voor buitenlandse directe investeringen. Er zijn nog niet voldoende maatregelen genomen om de door de regelgeving inzake studentenwerk veroorzaakte tweedeling van de arbeidsmarkt aan te pakken. Het nationale hervormingsprogramma stelt maatregelen voor die in de goede richting gaan. De jeugdwerkloosheid is in Slovenië sterk gestegen, met 4,9 procentpunten tot 20,6 % in 2012, terwijl de werkloosheid in 2012 met 0,7 procentpunten toenam tot 9 %. Volgens de voorlopige nationale gegevens nam ondanks de stijgende werkloosheid het aantal werklozen dat deelneemt aan actieve, door het Europees Sociaal Fonds meegefinancierde arbeidsmarktbeleidsmaatregelen, in 2012 aanzienlijk af. Er zijn geen maatregelen genomen om werkomstandigheden aan te passen aan de langere duur van het arbeidsleven en er is slechts een begin gemaakt met op maat gemaakte maatregelen inzake levenslang leren of actieve arbeidsmarktmaatregelen vastgesteld om de werkgelegenheid voor jonge afgestudeerden in het tertiair onderwijs, oudere werknemers en laaggeschoolde werknemers te vergroten. Slovenië heeft een aantal maatregelen genomen om de afstemming van vaardigheden op de behoeften van de arbeidsmarkt te verbeteren. Door de openbare dienst voor arbeidsvoorziening wordt een proefproject uitgevoerd inzake de wijze waarop deze behoeften moeten worden geëvalueerd, maar de samenwerking met de belanghebbenden moet verder worden ontwikkeld. Er moet meer worden gedaan om de aantrekkelijkheid van de relevante onderwijs- en opleidingsprogramma’s te verbeteren. Er worden ook aanvullende loopbaangeoriënteerde maatregelen ten uitvoer gelegd bij kmo’s. De rol van werkgevers bij beroepsonderwijs en -opleiding moet nog steeds worden versterkt. Verbeteringen op deze gebieden zouden de productiviteit en het concurrentievermogen vergroten. |
(17) |
Beleidsmaatregelen ter verbetering van het kostenconcurrentievermogen zijn slechts beperkt geweest. In 2012 heeft de regering de nominale brutolonen van individuele werknemers in de overheidssector met ongeveer 3 % verlaagd. Met de sociale partners werd halverwege mei 2013 overeenstemming bereikt over een verdere verlaging van de arbeidskosten in de overheidssector. Het minimumloon als percentage van het gemiddelde loon behoort tot de hoogste in de EU, is geïndexeerd en kende een grote discretionaire verhoging in 2010. Hoewel de groei van de nominale compensatie per werknemer in 2012 negatief was (– 0,4 %), lieten de nominale arbeidskosten per eenheid in 2012 een bescheiden positieve groei zien (0,7 %) vanwege de negatievere groei van de productiviteit (– 1,1 %). Maatregelen om de groei van de productiviteit te vergroten en duurzame vooruitgang bij het verminderen van de arbeidskosten per eenheid zouden helpen het concurrentievermogen te herwinnen. |
(18) |
Staatseigendom speelt in de Sloveense economie een grote rol; veel elementen zijn sinds de overgangsperiode van de jaren negentig onveranderd gebleven. De in de jaren negentig vastgestelde instrumenten voor privatisering en bedrijfsherstructurering hadden tot gevolg dat de staat, vooral in de financiële sector, dominant bleef. In 2011 waren staatsbedrijven goed voor een zesde van de totale toegevoegde waarde van de Sloveense economie en ongeveer de helft van de totale verliezen in de bedrijfssector en was een op de acht personen bij een staatsbedrijf in dienst. Door de staat gecontroleerde fondsen en ondernemingen zijn bovendien op de overheidsfinanciën van invloed door de wisselwerking tussen verhoogde schuldniveaus, behoefte aan herkapitalisering en aanzienlijke overheidsgaranties. De omvang en de zwakte van staatsbedrijven vertragen de economische ontwikkeling en groei en dragen bij tot de bestaande onevenwichtigheden. Dominantie van de staat en een dikwijls slecht functionerend beheer van staatsactiva belemmeren binnen- en buitenlandse particuliere investeringen en verlagen daarmee de productiviteit en het concurrentievermogen. De kruislingse participaties in staatsbedrijven in de niet-financiële sector waarbij financiële instellingen in handen van de staat zijn, veroorzaken besmettingsrisico’s, beperken aanpassingen en verstoren de allocatie van middelen, met name waar het om nieuwe investeringen gaat. |
(19) |
Het nationale hervormingsprogramma schetst de beleidsprioriteiten op het gebied van staatseigendom en dat van de schuldafbouw van bedrijven, maar geeft geen nadere bijzonderheden over de geplande maatregelen. De diepgaande evaluatie van 2013 schetste de economische resultaten met betrekking tot staatseigendom in de zin van directe en latente begrotingskosten en in de zin van de verstoring van normale commerciële activiteiten. Het nationale hervormingsprogramma maakt echter alleen melding van de nadelige gevolgen van het gebrek aan coördinatie bij het optreden van de staat als eigenaar van niet-financiële ondernemingen. Hoewel het nationale hervormingsprogramma positieve elementen bevat, biedt het al met al onvoldoende informatie over de strategische oriëntatie voor ondernemingen die in handen van de staat zullen blijven en bevat het geen gedetailleerde, tijdgebonden verbintenissen ter verbetering van hun financiële prestaties en hun beheer. Er zijn enkele eerste stappen genomen om de corporate governance te verbeteren, zoals aanbevolen in de landenspecifieke aanbevelingen voor 2012, en om een aantal staatsbedrijven te privatiseren. Er werd wetgeving ingevoerd voor de oprichting van de toekomstige „Slovenia Sovereign Holding”, maar deze moet nog steeds daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Een register inzake benoemingen in staatsbedrijven op managementniveau en in raden van toezicht, met voorschriften inzake de openbaarmaking van belangen, zou kunnen bijdragen tot meer transparantie. De in het nationale hervormingsprogramma voor het laatste kwartaal van 2013 aangekondigde uitwerking van een privatiseringsstrategie zal naar aanleiding van de brief van 23 mei 2013 worden vervroegd en in het derde kwartaal plaatsvinden. De regering heeft ondertussen het parlement een lijst van 15 te privatiseren ondernemingen voorgesteld. Naast minderheidsbelangen en kleine en middelgrote ondernemingen bevat deze lijst ook belangrijke ondernemingen als de op een na grootste bank, NKBM. |
(20) |
Slovenië heeft een groot aantal gereglementeerde beroepen en er is ruimte voor een aanzienlijke vermindering van de belemmeringen voor de toegang daartoe, wat een positief effect zou hebben op werkgelegenheid en mededinging. De Sloveense autoriteiten hebben in 2012 een hervormingsproces gelanceerd om een groot aantal gereglementeerde beroepen te onderzoeken teneinde de bestaande gereglementeerde beroepen beter te definiëren, de administratieve kosten terug te dringen en de toegang tot beroepen te vereenvoudigen. Een eerste reeks wetten op het gebied van ambachten, toerisme en bouw had begin 2013 door het parlement vastgesteld moeten worden. De hervorming ligt echter achter op schema, met uitzondering van de ambachtelijke sector. Slovenië heeft de wettelijke basisvoorwaarden voor een onafhankelijk agentschap voor bescherming van de mededinging vastgesteld, maar het moet er nog voor zorgen dat steeds een passende personeelsbezetting gegarandeerd is. De wetgeving moet verder worden gewijzigd zodat het agentschap een eigen begrotingspost krijgt, omdat daarmee de financiële onafhankelijkheid ervan wordt gewaarborgd. Rechtszaken in eerste aanleg in burgerlijke en handelszaken en faillissementsprocedures zijn onnodig lang. Ondanks een zichtbare positieve trend wat betreft het verkorten van de duur van burgerlijke en handelszaken blijven er steeds inspanningen nodig om deze kwesties aan te pakken, aangezien zij de bedrijfsactiviteit belemmeren en de aantrekkelijkheid van Slovenië voor buitenlandse directe investeringen verminderen. In dit kader moet de geplande vermindering van het aantal rechters per inwoner die in het nationale hervormingsprogramma wordt beschreven, worden gecompenseerd door een aanzienlijke toename van de effectiviteit. |
(21) |
Het nationale hervormingsprogramma bevestigt de noodzaak van het herstructureren van niet-financiële bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren, maar de beleidsuitdaging en de beleidsrespons inzake bedrijfsherstructurering moeten verder worden uitgewerkt, met de nadruk op marktgerichte oplossingen. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om particuliere investeringen aan te trekken, waaronder buitenlandse directe investeringen, en om ervoor te zorgen dat de particuliere sector voldoende mee deelt in de lasten en daarbij de middelen van de belastingbetaler gevrijwaard blijven. Het herstructureringsproces moet tot de verkoop van de geherstructureerde ondernemingen leiden zonder dat daarbij overheidsmiddelen betrokken zijn. |
(22) |
Slovenië is bezig met het wijzigingen van wetgeving om faillissementsprocedures doeltreffender te maken. In april 2013 wijzigde de regering de wet inzake financiële transacties, faillissementsprocedures en gedwongen ontbinding. De wijzigingen verfijnen de definitie van insolventie en introduceren prikkels voor managers om op tijd faillissement aan te vragen. Het bestaande insolventiekader kent onvoldoende prikkels en sancties die ervoor zorgen dat ondernemingen in een vroeg stadium faillissement aanvragen. De verplichte procedures voor het regelen van geschillen (gerechtelijke sanering) zijn ingewikkeld en gunstig voor debiteuren, met name in geval van kleine en middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen. Er zijn onvoldoende prikkels voor vroegtijdige buitengerechtelijke schikking, die ertoe zou kunnen bijdragen dat de voorzetting van levensvatbare ondernemingen wordt gewaarborgd. Er is nieuwe wetgeving aangekondigd die vroegtijdige financiële herstructurering van ondernemingen met te hoge schulden mogelijk maakt en het ministerie van justitie is voornemens uiterlijk eind mei 2013 wetswijzigingen voor te stellen om buitengerechtelijke herstructurering en schuldconversie te vereenvoudigen. Een passend rechtskader dat zich volgens een afgesproken tijdschema ontwikkelt en dat compatibele prikkels biedt voor crediteuren, eigenaars en management, zou essentieel zijn voor het bevorderen van de financiële herstructurering van niet-liquide, maar levensvatbare ondernemingen. |
(23) |
De Commissie heeft in de context van het Europees semester een alomvattende analyse van het economisch beleid van Slovenië verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slovenië, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 9 weergegeven. |
(24) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Slovenië onderzocht; zijn advies (5) daarover is met name in aanbeveling 1 weergegeven. |
(25) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in alle onderstaande aanbevelingen weergegeven. |
(26) |
De Commissie heeft in het kader van het Europees semester ook een analyse uitgevoerd van het economisch beleid van de euro in zijn geheel. Op deze basis heeft de Raad aan de lidstaten die de euro als munteenheid hebben specifieke aanbevelingen gericht (6). Als land dat de euro als munt heeft, moet Slovenië ook zorgen voor de volledige en tijdige tenuitvoerlegging van deze aanbevelingen, |
BEVEELT AAN dat Slovenië in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
voor 2013 en de daaropvolgende jaren de begrotingsstrategie uit te voeren en te versterken, ondersteund door voldoende specifieke structurele maatregelen, om te zorgen voor de duurzame correctie van het buitensporige tekort in 2015 en de in de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure gespecificeerde verbetering. Na de correctie van het buitensporig tekort een structurele aanpassingsinspanning te leveren die Slovenië in staat stelt om uiterlijk in 2017 de middellangetermijndoelstelling te verwezenlijken, die in overeenstemming moet worden gebracht met het stabiliteits- en groeipact. Duurzame correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist de tenuitvoerlegging van ambitieuze structurele hervormingen die het aanpassingsvermogen van de economie zouden vergroten en de potentiële groei en werkgelegenheid zouden bevorderen. Groeibevorderende uitgaven te waarborgen, maatregelen vast te stellen ter bevordering van de naleving van de belastingswetgeving en maatregelen uit te voeren aan de uitgavenzijde, ondersteund door systematische beoordelingen van de overheidsuitgaven op alle bestuursniveaus. Uiterlijk eind 2013 de geloofwaardigheid van de consolidering te verbeteren, de invoering te voltooien van een regel voor een structureel evenwicht/overschot van de overheidsbegroting, het begrotingskader voor de middellange termijn bindend, volledig en transparant te maken en de rol te versterken van de onafhankelijke instanties die toezicht op het begrotingsbeleid uitoefenen. Maatregelen te nemen om de voorwaardelijke verplichtingen van de staat geleidelijk te verminderen; |
2. |
de houdbaarheid op lange termijn van het pensioenstelsel ook na 2020 te versterken door alle relevante parameters verder aan te passen, onder meer door de koppeling van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd aan de toegenomen levensverwachting, met handhaving van de toereikendheid van pensioenen. Aan leeftijd gerelateerde uitgaven voor langdurige zorg in toom te houden en de toegang tot diensten te verbeteren door het zwaartepunt te verleggen van institutionele zorg naar thuiszorg, door prestaties beter op het doel af te stemmen en meer inkomensafhankelijk te maken en door preventie te versterken teneinde invaliditeit en afhankelijkheid te voorkomen; |
3. |
ervoor te zorgen dat loonontwikkelingen, waaronder die van het minimumloon, bijdragen tot het concurrentievermogen en het scheppen van banen. Nauwlettend toezicht te houden op de gevolgen van de recente arbeidsmarkthervorming en zo nodig de gebieden te identificeren waarop verdere maatregelen nodig zijn om meer banen te scheppen en fragmentering aan te pakken, onder meer door de regulering van banen voor studenten. Verdere maatregelen te nemen voor het vergroten van de werkgelegenheid voor jonge afgestudeerden in het tertiair onderwijs, ouderen en laaggeschoolden door middelen te concentreren op op maat gesneden actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen en daarbij de doeltreffendheid daarvan te verbeteren. De discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aan te pakken door de relevante beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma’s aantrekkelijker te maken en door de samenwerking met de relevante belanghebbenden bij de beoordeling van de behoeften van de arbeidsmarkt verder te ontwikkelen; |
4. |
de noodzakelijke stappen te nemen — met bijdragen van de Europese partners — om in juni 2013 een onafhankelijke externe adviseur in dienst te nemen voor het uitvoeren van een systeembrede kwaliteitsbeoordeling van de bankactiva. Deze beoordeling in 2013 te voltooien, waarbij sneller vooruitgang moet worden gemaakt in het geval van de twee banken die al het voorwerp van de staatssteunprocedure zijn, teneinde hun balansherstel te bespoedigen. Klaar te staan om aanvullend kapitaal te verstrekken wanneer bij de overdracht van activa of de kwaliteitsbeoordeling van de activa extra tekorten mochten blijken te bestaan. Wanneer er sprake is van staatssteun moeten alle maatregelen, waaronder de objectieve beoordelingen van kapitaalbehoeften, de overdracht van activa aan de Bank Asset Management Company, de regeling voor de bescherming van activa, en de operationele uitvoering van de herstructureringsmaatregelen met volledige inachtneming van de regels inzake staatssteun worden uitgevoerd. Tegelijkertijd uiterlijk eind maart 2014 een algehele sectorstrategie te ontwikkelen en te implementeren om te zorgen voor rechtstreekse invloed op het beheer van hervormde banken en om governance, risicobeheer en winstgevendheid in de sector substantieel te verbeteren, onder meer door waar nodig te consolideren. Met spoed door te gaan met de voorbereidingen voor de aangekondigde privatisering van NKBM en uiterlijk eind september 2013 een ambitieus tijdspad vast te stellen voor de overdracht van directe en indirecte staatsdeelnemingen in banken; |
5. |
uiterlijk eind 2013 het regelgevingskader voor banken te evalueren en op basis van deze evaluatie de toezichtscapaciteit, de transparantie en de openbaarmaking van statistische gegevens te versterken; |
6. |
de hervorming te bespoedigen van gereglementeerde diensten, met inbegrip van een aanzienlijke vermindering van de belemmeringen voor de toegang daartoe. Het bedrijfsklimaat te verbeteren, onder meer door te zorgen voor de onafhankelijkheid van het agentschap voor de bescherming van mededinging en dit agentschap voldoende autonome financiering te bieden; |
7. |
voort te bouwen op eerdere inspanningen om de lengte van gerechtelijke procedures in eerste aanleg in burgerlijke en handelsgeschillen en het aantal aanhangige zaken, met name handhavingszaken, verder te verminderen; |
8. |
als onderdeel van de geplande, uiterlijk in september 2013 te voltooien overheidsstrategie essentiële en niet-essentiële staatsactiva te classificeren op grond van economische criteria, met het oog op de overdracht van niet-essentiële activa. De Slovenia Sovereign Holding (SSH) tijdig volledig operationeel te maken en zowel de eigendom als het beheer van alle belangen aan de SSH over te dragen, met eventuele uitzondering van die welke al op de lijst voor onmiddellijke volledige privatisering staan. Ervoor te zorgen dat de SSH van meet af aan professioneel wordt beheerd, eventueel met behulp van internationale expertise en dat er een duidelijk gedefinieerde relatie is met de betrokken ondernemingen waarbij sprake is van rechtstreekse invloed. Sectorspecifieke strategieën te ontwikkelen voor kernbelangen ter verbetering van winstgevendheid en corporate governance. Een verplicht en openbaar toegankelijk register in te voeren van benoemingen in het management en de raden van toezicht van staatsbedrijven met voorschriften inzake de openbaarmaking van belangen. Ervoor te zorgen dat het regelgevingskader de overdracht bevordert van niet-essentiële staatsactiva en dat de administratieve belemmeringen zo veel mogelijk worden verminderd; |
9. |
alle bestaande wettelijke en administratieve belemmeringen vast te stellen voor de duurzame herstructurering van ondernemingen die te hoge schulden of te weinig kapitaal hebben, maar die wel levensvatbaar zijn en een begin te maken met het verwijderen van die belemmeringen, door middel van op de markt gebaseerde oplossingen. In dit kader maatregelen te nemen om te zorgen voor een voldoende particulier aandeel in de lasten, particuliere investeringen, waaronder buitenlandse directe investeringen te vergroten en als onderdeel van het herstructureringsproces efficiëntievoordelen te behalen bij noodlijdende ondernemingen. Uiterlijk in september 2013 het wettelijk kader vast te stellen voor buitengerechtelijke herstructurering, waarbij ervoor wordt gezorgd dat dit in overeenstemming is met de bestaande bepalingen inzake insolventie en prikkels biedt voor zowel crediteuren als aandeelhouders om tot buitengerechtelijke overeenkomsten voor herstructurering te komen. De handhaving te verbeteren van de faillissementsprocedures en gerechtelijke schikkingen inzake faillissement voor ondernemingen, met inbegrip van de spoedige afhandeling van lopende rechtszaken in verband met faillissementsprocedures, teneinde de recuperatiewaarde te maximaliseren en de tijdige en efficiënte afwikkeling van onrendabele leningen te bevorderen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209, van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 77.
(5) Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/81 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2012-2016
2013/C 217/20
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Spanje aangenomen en een advies over het stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de derde jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 betreffende de coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin wordt Spanje genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Spanje die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Spanje wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Met name de zeer hoge binnen- en buitenlandse schuld blijft ernstige risico's inhouden voor de groei en de financiële stabiliteit; de banksector maakt een proces van herkapitalisatie en herstructurering door, waarmee ook overheidsgeld gemoeid is; starheden op de producten- en arbeidsmarkten werken de hoge en nog steeds stijgende werkloosheid mede in de hand en zetten meer in het algemeen een rem op het aanpassingsproces van de economie. Het aanpassingsproces is weliswaar aan de gang, maar de omvang van de noodzakelijke correctie vereist een volgehouden, krachtig beleidsoptreden op het gebied van de producten- en dienstenmarkten, de arbeidsmarkt, de financiële sector en de overheidsfinanciën. |
(9) |
Op 30 april 2013 heeft Spanje zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 en zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, Verordening (EG) nr. 1466/97 uitgevoerde beoordeling van het stabiliteitsprogramma is de Raad van mening dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario in vergelijking met de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie met betrekking tot 2013 in het algemeen plausibel is en met betrekking tot 2014 en daarna onderhevig is aan enkele neerwaartse risico's. Hoewel er in het stabiliteitsprogramma in vergelijking met de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie voor de periode 2014-2016 een lagere groei wordt verwacht, is bij de genoemde prognoses ongewijzigd beleid verondersteld en is derhalve geen rekening gehouden met de begrotingsconsolidatie die vereist is om de begrotingsdoelstellingen van het stabiliteitsprogramma te verwezenlijken. De doelstelling van de begrotingsstrategie die in het stabiliteitsprogramma is geschetst, is het algemene overheidstekort in 2016 onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen. De consolidatie is vooral gebaseerd op uitgavenbeperkingen, waarbij de uitgavenquote voor de periode 2012-2016 met 3,7 procentpunten wordt verlaagd, maar omvat ook een aantal inkomstenverhogende maatregelen. Uitgaande van het (herberekende) structurele saldo (5) bedraagt de in het programma vooropgestelde jaarlijkse verbetering van het structurele tekort 1,2 %, 0,4 %, 0,9 % en 0,9 % van het bbp voor respectievelijk de jaren 2013 tot en met 2016. Na correctie van het buitensporige tekort houdt het stabiliteitsprogramma vast aan de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn (MTD) van een structureel in evenwicht zijnde begroting, die in 2018 zou worden bereikt. De MTD is ambitieuzer dan is vereist op grond van het stabiliteits- en groeipact. Met het voorziene tempo van structurele aanpassingen in 2017-2018 wordt voldoende vooruitgang richting de MTD geboekt. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote in 2016 een piek bereiken en daarna dalen. De aanpassingstrajecten voor het tekort en de schuld zijn onderhevig aan neerwaartse risico’s. De maatregelen ter ondersteuning van de doelstellingen betreffende het tekort zijn niet afdoende gespecificeerd, met name voor het regionale niveau. Voor 2016 omvat het stabiliteitsprogramma geen enkele maatregel en de voorafgaande tijdelijke maatregelen lopen slechts tot en met 2014. De geplande besparingen op basis van de hervorming van de lokale overheden zijn onderhevig aan aanzienlijke uitvoeringsrisico's. Bovendien is de situatie op het vlak van de economie, de arbeidsmarkt en de financiën onzeker. Gezien de aanhoudende ernstige macro-economische onevenwichtigheden bergen ook de ontwikkelingen op het gebied van de ontvangsten risico's. Indien de aangenomen hervorming inzake de vervroegde uittreding volledig wordt uitgevoerd en er overeenstemming wordt bereikt over de houdbaarheidsfactor, zouden de risico's op het vlak van het socialezekerheidsstelsel kleiner worden. Latente verplichtingen die verband houden met maatregelen of waarborgen voor activabescherming behelzen eveneens een risico. Er is veel vooruitgang geboekt wat betreft de rapportage inzake de begrotingsuitvoering, maar de preventieve en corrigerende mechanismen van de wet inzake begrotingsstabiliteit kunnen op een meer transparante en tijdige manier ten uitvoer worden gelegd. Er heeft geen systematische en tijdige rapportage plaatsgevonden over de omvangrijke uitstaande overheidsschuld, waarvoor een ad-hoc terugbetalingsregeling vereist was. De oprichting van een onafhankelijke begrotingsraad heeft vertraging opgelopen. Een voorgestelde herziening van de indexeringsregels voor alle overheidsinkomsten en -uitgaven zou tot besparingen op de begroting leiden en tot gevolg hebben dat de prijzen beter reageren op de economische omstandigheden. In het nationale hervormingsprogramma wordt ook erkend dat de kosteneffectiviteit van de uitgaven voor de gezondheidszorg en geneesmiddelen moet worden verbeterd, bijvoorbeeld door de referentieprijzen te herzien, de aankoop van farmaceutische producten te centraliseren of de eigen bijdragen uit te breiden. |
(11) |
Hoewel er in 2012 een aanzienlijk evenwichtsherstel van de relatieve belastingdruk naar belastingen op de consumptie en milieuheffingen heeft plaatsgevonden, behoort de belastingquote in Spanje nog steeds tot de laagste in de Unie. De efficiency van het belastingstelsel kan verder worden verbeterd door overeenkomstig de inspanningen tot begrotingsconsolidatie het aandeel groeivriendelijkere indirecte belastingen te vergroten en de belastingfraude en -ontduiking aan te pakken. Spanje heeft enkele maatregelen genomen om de bevoordeling bij de vennootschapsbelasting aan te pakken, maar er moeten meer inspanningen worden geleverd met betrekking tot de schuldenlast van de particuliere sector. |
(12) |
Het aanpassingsprogramma voor de financiële sector verloopt volgens plan. Zo hebben de nodige herkapitalisaties plaatsgevonden en is de activabeheersmaatschappij Sareb opgericht. Aan de herstructurering van de banken, overeenkomstig de besluiten die zijn genomen in het kader van de regels inzake staatssteun, moet ook de komende jaren aandacht worden besteed. Om de financierings- en liquiditeitsbeperkingen voor bedrijven te verlichten, heeft Spanje in 2012 een omvangrijke regeling inzake terugbetaling van commerciële schulden aan bedrijven door de regionale en lokale overheden (27,3 miljard EUR) geïmplementeerd en diverse initiatieven ontplooid om de financieringsmogelijkheden voor bedrijven uit te breiden. Voor 2013 is een uitbreiding van die regeling voorzien. |
(13) |
De situatie op de arbeidsmarkt is nog steeds kritiek. De kleinere rol die de binnenlandse vraag en de bouw in de economie spelen, gecombineerd met starheden op de arbeidsmarkt en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden, zijn een aantal factoren die er toe hebben bijgedragen dat het werkloosheidspercentage begin 2013 is gestegen tot 27 %. Met name de duidelijke stijging van het jeugdwerkloosheidspercentage tot 56 % en de stijging van de langdurige werkloosheid tot 44,4 % van de totale werkloosheid aan het eind van 2012 zijn zorgwekkend. Uit de beschikbare gegevens kan worden opgemaakt dat de arbeidsmarkthervorming van 2012 begint te leiden tot een hogere interne flexibiliteit bij bedrijven, tot enige verlaging van de ontslagkosten en tot meer loonmatiging. In het nationale hervormingsprogramma is aangekondigd dat in juli 2013 officieel wordt beoordeeld in hoeverre de hervorming voldoet aan de doelstellingen ervan; indien nodig wordt het nationale hervormingsprogramma op basis daarvan aangevuld. De hervormingen inzake het actieve arbeidsmarktbeleid liggen achter op het schema, er zijn nog steeds maatregelen nodig om de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling te moderniseren en versterken, en de onlangs besloten marktopenstelling voor private arbeidsbemiddelingsbureaus is nog niet volledig ten uitvoer gelegd, evenmin als de samenwerking tussen de nationale en regionale diensten voor arbeidsbemiddeling (één vacatureportaal). |
(14) |
Het grote aandeel werklozen zonder diploma (35 %) en de ontoereikende arbeidsmarktrelevantie van het onderwijs en de opleidingen dragen bij aan de hoge jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid. De nationale strategie inzake werkgelegenheid en ondernemerschap voor jongeren 2013-2016 die in maart 2013 is gepresenteerd, omvat een reeks maatregelen op korte en langere termijn om de arbeidskansen voor jongeren te verbeteren. Terzelfder tijd is er duaal beroepsonderwijs ingevoerd en er zijn in 2012 proefprojecten van start gegaan. Het nationale hervormingsprogramma van 2013 benadrukt tevens het belang van een snelle uitvoering van de hervorming van het onderwijsstelsel en het verbeteren van de algehele kwaliteit van het onderwijs en de opleidingen. |
(15) |
Voornamelijk door de arbeidsmarktsituatie, maar ook door het gebrek aan doeltreffendheid van de sociale bescherming met het oog op het terugdringen van armoede, ligt Spanje onder het EU-gemiddelde wat betreft de belangrijkste indicatoren waarmee armoede en sociale uitsluiting worden gemeten. Vooral kinderen worden hierdoor bedreigd. Al met al vonden er wat betreft de ontwikkeling van nieuwe beleidsmaatregelen geen grote verbeteringen plaats. Het nationale hervormingsprogramma omvat geen informatie over de inhoud van of het tijdschema voor de goedkeuring van het nationale actieplan inzake sociale inclusie 2013-2016. De belangrijkste uitdagingen zijn het rationaliseren van doelstellingen en middelen binnen een adequaat beleidskader, het verbeteren van de governance en de interinstitutionele coördinatie op nationaal, regionaal en lokaal niveau, het vereenvoudigen van de procedures voor bijstandsgerechtigden alsmede het identificeren van mobiliteitsbarrières. Er werd enige vooruitgang geboekt wat betreft maatregelen om de armoede bij kinderen aan te pakken en de doeltreffendheid van de dienstverlening voor kind en gezin te verbeteren. |
(16) |
De zwakke punten in het ondernemingsklimaat, zoals de versnippering van de binnenlandse markt en de toegangsbelemmeringen in de dienstverlenende sector, bemoeilijken het creëren van werkgelegenheid; de voortgang van de hervormingen op dit gebied verloopt langzamer dan voorzien in het hervormingsplan van september 2012. De eerste ontwerpversie van de wet inzake de eenheid van de markt is in januari 2013 aangenomen door de regering; de uiteindelijke goedkeuring van deze wet door het parlement is gepland voor eind 2013. De nogmaals gedane toezeggingen in het nationale hervormingsprogramma van 2013 voorzien uiterlijk eind juni 2013 in een eerste ontwerpversie van de wet inzake professionele diensten en uiterlijk eind 2013 in uiteindelijke goedkeuring van de wet inzake ondernemerschap en internationalisering van bedrijven. Ondanks de verwachte effecten van deze hervormingen zijn de voorwaarden voor het betreden en het verlaten van de markt nog voor verbetering vatbaar, met name door de tijd voor het verlenen van bedrijfsvergunningen in te korten en door de insolventiewetgeving te herzien. Daarnaast moeten belemmeringen worden weggenomen die de groei van bedrijven in de weg staan, onder meer op het gebied van regelgeving. Ondanks de recente hervormingen worden grote detailhandelszaken die toegang tot de markt willen nog steeds geconfronteerd met belemmeringen, waardoor de mededinging in de detailhandelssector wordt tegengewerkt. In september 2012 heeft de regering de ontwerpversie aangenomen van een wet voor het fuseren van de nationale mededingingsautoriteit met de toezichthouders en regelgevende instanties in zes sectoren, waardoor één enkel orgaan wordt gecreëerd, namelijk de Nationale commissie voor markten en mededinging (CNMC). Deze hervorming is gericht op het consistent toepassen van de mededingingsbeginselen in alle economische sectoren. Het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek in 2012 was van essentieel belang om woningbezit minder aantrekkelijk te maken, maar de inspanningen om een grotere en efficiëntere huurmarkt te creëren, waardoor de arbeidsmobiliteit zou worden ondersteund, bevinden zich nog in een vroeg stadium. |
(17) |
De tekorten in verband met de elektriciteitstarieven die zouden kunnen leiden tot aanzienlijke latente verplichtingen voor de begroting en niet te verwaarlozen macro-economische risico's, zijn nog niet grondig aangepakt: het is gebleken dat de maatregelen die in 2012 en begin 2013 zijn gepresenteerd niet afdoende zijn. In het nationale hervormingsprogramma van 2013 heeft de regering aangekondigd dat er uiterlijk eind juni 2013 een wetsontwerp met aanvullende hervormingen voor de elektriciteitssector zal worden gepresenteerd. Verdere verbetering van de mededinging op de retailelektriciteitsmarkt is wenselijk. Er is ruimschoots vervoersinfrastructuur, maar een strengere selectie op het gebied van investeringen is wenselijk. Daarnaast moet doeltreffend onderhoud van bestaande netwerken voorrang krijgen. Als er volgens plan een onafhankelijk waarnemingscentrum wordt opgericht, zou dat een gunstig effect hebben. Daarnaast staan belemmeringen op technisch en wetgevingsgebied mededinging binnen het vracht- en passagiersvervoer per spoor in de weg. |
(18) |
Gezien de uitermate gedecentraliseerde situatie moet de coördinatie tussen de diverse overheden worden verbeterd om de kosten en de administratieve verplichtingen voor het bedrijfsleven en de burgers terug te dringen. Met dit oogmerk zijn er verschillende initiatieven ontplooid. Met name heeft de regering in februari 2013 een wetsontwerp inzake de hervorming van lokale overheden gepresenteerd; de goedkeuring door het parlement is gepland voor uiterlijk eind 2013. Daarnaast is er een comité voor de hervorming van het overheidsapparaat opgericht. Dit comité zal eind juni 2013 voorstellen inzake de hervorming van het Spaanse overheidsapparaat doen. De werking van het gerechtelijk apparaat wordt momenteel hervormd; een aantal maatregelen heeft echter vertraging opgelopen en de doeltreffendheid van de Spaanse rechterlijke macht blijft voor verbetering vatbaar. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economisch beleid van Spanje verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Spanje, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 9 weergegeven. |
(20) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(21) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Uit de beoordeling is gebleken dat het voorgestelde hervormingsprogramma alomvattend is en de goede kant opgaat. Het is echter ook gebleken dat de ontbrekende hervormingen dringend aangenomen en doeltreffend uitgevoerd moeten worden, zodat deze de verwachte positieve effecten kunnen hebben. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 weergegeven. |
(22) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (7). Als land dat de euro als munt heeft dient Spanje er ook op toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Spanje in de periode 2013-2014 actie moet ondernemen om:
1. |
de structurele begrotingsinspanning te leveren die overeenkomstig de aanbeveling van de Raad op grond van de BTP is vereist om ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort in 2016 is gecorrigeerd. Met dit oogmerk de in de begrotingsplannen voor 2013 vastgelegde maatregelen op alle overheidsniveaus uit te voeren en de begrotingsstrategie voor de middellange termijn te versterken door middel van afdoende gespecificeerde structurele maatregelen voor de periode 2014-2016. Een houdbare correctie van de budgettaire onevenwichtigheden is gebaseerd op de geloofwaardige uitvoering van ambitieuze structurele hervormingen, die het aanpassingsvermogen verbeteren en de potentiële groei en werkgelegenheid bevorderen. Nadat het buitensporige tekort is gecorrigeerd, de structurele aanpassing in een passend tempo uit te voeren om de doelstelling voor de middellange termijn in 2018 te verwezenlijken. Ervoor te zorgen dat de in de organieke wet inzake begrotingsstabiliteit vastgelegde preventieve en corrigerende maatregelen strikt en transparant worden uitgevoerd. Uiterlijk eind 2013 een onafhankelijke begrotingsautoriteit op te richten die analyses uitvoert, adviseert en er op toeziet dat het begrotingsbeleid overeenkomt met de nationale en EU-begrotingsregels. De doeltreffendheid en de kwaliteit van de overheidsuitgaven op alle overheidsniveaus te verbeteren en uiterlijk eind maart 2014 een systematische evaluatie van de voornaamste uitgavenposten uit te voeren. De kosteneffectiviteit in de sector gezondheidszorg te verbeteren, waarbij de toegankelijkheid voor kwetsbare groepen op peil moet blijven, bijvoorbeeld door het terugdringen van de uitgaven voor geneesmiddelen door ziekenhuizen, het versterken van de coördinatie tussen verschillende soorten zorg en het versterken van stimulansen voor een efficiënt gebruik van middelen. Maatregelen te nemen om de uitstaande overheidsschulden terug te dringen, te voorkomen dat deze verder toenemen en regelmatig gegevens over de uitstaande bedragen openbaar te maken. De non-indexeringswet aan te nemen om de prijsinertie bij overheidsuitgaven en -inkomsten te verminderen, zodat deze uiterlijk begin 2014 van kracht wordt, en te overwegen aanvullende maatregelen te nemen om de toepassing van indexeringsclausules te beperken. Uiterlijk eind 2013 de houdbaarheidsfactor definitief te regelen om de financiële stabiliteit van het pensioensysteem op lange termijn te waarborgen, onder meer door de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen; |
2. |
uiterlijk eind maart 2014 een systematische evaluatie van het belastingstelsel uit te voeren. Te overwegen de belastinginkomsten uit directe belastingen verder te beperken, na te gaan in hoeverre de toepassing van lage btw-tarieven verder kan worden beperkt en aanvullende maatregelen te nemen betreffende milieuheffingen, met name op het gebied van accijnzen en belastingen op brandstoffen. Aanvullende maatregelen te nemen om de bevoordeling bij de vennootschapsbelasting aan te pakken. De bestrijding van de schaduweconomie en het zwartwerk te intensiveren; |
3. |
het programma voor de financiële sector inzake de herkapitalisatie van de financiële instellingen uit te voeren, met inbegrip van de in november 2012 aangenomen maatregelen ter bevordering van de diensten van niet-bancaire intermediairs; |
4. |
uiterlijk eind juli 2013 de beoordeling van de arbeidsmarkthervorming van 2012 af te ronden, waaronder alle bijbehorende doelstellingen en maatregelen, en zo nodig uiterlijk in september 2013 aanpassingen te presenteren. Het nationale werkgelegenheidsplan 2013 uiterlijk eind juli 2013 aan te nemen en tijdig een resultaatgerichte hervorming van het actieve arbeidsmarktbeleid uit te voeren, onder meer door de gerichtheid en efficiency van de richtsnoeren te verbeteren. De openbare diensten voor arbeidsbemiddeling te versterken en moderniseren om op basis van hun profiel en opleidingsbehoeften doeltreffende, geïndividualiseerde steun aan werklozen te kunnen geven. De doeltreffendheid van programma's voor de bij- en omscholing van oudere werknemers en laaggeschoolden te verbeteren. Het vacatureportaal volledig operationeel te maken en de verwezenlijking van publiek-private samenwerking op het gebied van arbeidsbemiddelingsdiensten te bespoedigen om deze al in 2013 doeltreffend toe te passen; |
5. |
de in de strategie inzake werkgelegenheid en ondernemerschap voor jongeren 2013-2016 vastgelegde maatregelen om jeugdwerkloosheid tegen te gaan uit te voeren, bijvoorbeeld door middel van een jeugdgarantieregeling, en nauwgezet toe te zien op de doeltreffendheid ervan. De inspanningen ter verbetering van de arbeidsmarktrelevantie van het onderwijs en de opleidingen te verhogen, schooluitval te bestrijden en een leven lang leren te bevorderen, met name door de toepassing van duaal beroepsonderwijs na afloop van de huidige proeffase voort te zetten en door uiterlijk eind 2013 een alomvattend systeem ter beoordeling van de prestaties van leerlingen in te voeren; |
6. |
de nodige maatregelen aan te nemen en uit te voeren om het aantal mensen dat door armoede en/of sociale uitsluiting wordt bedreigd terug te dringen door de actieve arbeidsmarktmaatregelen op te voeren en daardoor de inzetbaarheid te verbeteren van mensen die verder van de arbeidsmarkt af staan en door de doelgerichtheid te verbeteren alsmede de efficiency en doeltreffendheid te verhogen van steunmaatregelen, met inbegrip van hoogwaardige dienstverlening voor kind en gezin; |
7. |
de ontwerpversie van de wet inzake de eenheid van de markt zo spoedig mogelijk aan te nemen en ten uitvoer te leggen alsmede alle voor de snelle tenuitvoerlegging ervan nodige aanvullende maatregelen te bespoedigen. De doeltreffendheid, autonomie en onafhankelijkheid van de nieuwe regelgevende instantie te waarborgen. Uiterlijk eind 2013 over te gaan tot de aanneming en de tenuitvoerlegging van de wet inzake beroepsassociaties en professionele diensten, om zo ongegronde beperkingen op de toegang tot en de uitoefening van professionele activiteiten uit de weg te ruimen, en van de wet inzake ondernemerschap. Steunregelingen voor de internationalisering van bedrijven samen te voegen en te concentreren. Het aantal vergunningsprocedures, onder meer voor industriële activiteiten, terug te brengen en inkorten en de „snelle vergunningsprocedure” ook toe te passen op andere activiteiten dan de detailhandel. De insolventiewetgeving voor bedrijven en particulieren te herzien, onder meer door de persoonlijke aansprakelijkheid van de ondernemer te beperken en ondernemers sneller toe te staan een nieuw bedrijf op te richten na een faillissement. Ongerechtvaardigde belemmeringen inzake de vestiging van grootschalige detailhandelszaken te verwijderen. Uiterlijk eind maart 2014 de doeltreffendheid van het regelgevingskader te evalueren om de ontwikkeling van de huurwoningmarkt te steunen; |
8. |
de tekorten in verband met de elektriciteitstarieven aan te pakken door uiterlijk eind 2013 een structurele hervorming van de elektriciteitssector aan te nemen en uit te voeren. De inspanningen te intensiveren om de elektriciteits- en gasverbindingen met buurlanden te voltooien. De latente verplichtingen voor de overheidsfinanciën als gevolg van onrendabele vervoersinfrastructuur terug te dringen. Een onafhankelijk waarnemingscentrum op te zetten om de evaluatie van toekomstige grote infrastructuurprojecten te ondersteunen. Maatregelen te nemen om voor doeltreffende mededinging binnen het vracht- en passagiersvervoer per spoor te zorgen; |
9. |
de hervorming van de lokale overheden overeenkomstig het gepresenteerde tijdschema aan te nemen en uiterlijk eind oktober 2013 een plan klaar te hebben om de doeltreffendheid van het overheidsapparaat als geheel te verhogen. De doeltreffendheid van het gerechtelijk apparaat te verhogen door de huidige hervormingen voort te zetten en uit te voeren. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Gehandhaafd voor 2013 bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 81.
(5) Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.
(6) Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(7) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/86 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2016
2013/C 217/21
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Zweden aangenomen en een advies over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse (4) en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Zweden genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Zweden die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Zweden wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden verdienen. Met name bepaalde macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van de schuld van de particuliere sector en de afbouw ervan, in combinatie met nog bestaande inefficiënties op de woningmarkt vragen om voortdurende aandacht. Hoewel aan het grote overschot op de lopende rekening geen risico's verbonden zijn die vergelijkbaar zijn met de risico's die met grote tekorten samenhangen, zal de Commissie ook de ontwikkeling van de lopende rekening van Zweden nauwlettend blijven volgen. |
(9) |
Op 19 april 2013 heeft Zweden zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor 2013. De regering voorspelt een bbp-groei van respectievelijk 1,2 % en 2,2 % in 2013 en 2014, terwijl de Commissie 1,5 % en 2,5 % verwacht. De doelstelling van de in het convergentieprogramma geschetste begrotingsstrategie is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen door de regels van het Zweedse begrotingskader te eerbiedigen, inclusief de doelstelling van een vorderingenoverschot voor de overheid van 1 % van het bbp gedurende de conjunctuurcyclus. Het overheidssaldo is omgeslagen van een klein overschot van 0,2 % van het bbp in 2011 in een tekort van 0,5 % in 2012. In het convergentieprogramma wordt vastgehouden aan de vorige middellangetermijndoelstelling op begrotingsgebied van – 1,0 % van het bbp. De middellangetermijndoelstelling is in overeenstemming met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. In het convergentieprogramma wordt ervan uitgegaan dat het structurele overheidssaldo, zoals herberekend door de Commissie, verbetert van een klein tekort van ongeveer 0,4 % in 2012-2013 naar een overschot in 2014 en daarna. Het is dan ook waarschijnlijk dat de middellangetermijndoelstelling in de loop van de programmaperiode wordt gehaald. Volgens de informatie in het convergentieprogramma zal het groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, het middellangetermijnreferentiepercentage voor de potentiële groei van het bbp in 2012 en 2013 overschrijden, maar in 2014 onder dat percentage blijven. Zelfs als rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van verdere expansieve discretionaire maatregelen in 2014, zijn de risico's voor de begrotingsdoelstellingen beperkt. Volgens het convergentieprogramma zal de schuldquote, die onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp blijft, in 2013 tijdelijk stijgen tot 42 % van het bbp, maar in 2015 teruglopen tot minder dan 40 % van het bbp. De Commissie voorspelt dat de schuldquote in 2014 tot 39 % zal afnemen. |
(11) |
De hoge schuldenlast van de particuliere sector (235 % van het bbp in 2012) blijft een punt van zorg. De schuldenlast van de huishoudens, die schommelt rond de 80 % van het bbp of zowat 170 % van het besteedbaar inkomen bedraagt, heeft zich nog maar onlangs gestabiliseerd en zal gezien de aanhoudende stijging van de kredietverlening en het trage tempo van hypotheekaflossing naar verwachting in de nabije toekomst niet afnemen. De bestaande fiscale aftrekbaarheid van rente en de lage terugkerende belastingen op onroerend goed dragen bij tot fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de Zweedse onroerendgoedbelasting, hetgeen een hoge schuldenlast in de hand werkt. De relatief brede kloof tussen het effectief marginaal belastingtarief voor schulden en dat voor eigen vermogen voor nieuwe investeringen duidt op een aanhoudende bevoordeling van schuldfinanciering voor ondernemingen. Zweden heeft onlangs de aftrekbaarheid van groepsrentekosten beperkt maar heeft geen uitgebreid systeem om de fiscale ongelijkheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen te corrigeren. Met 149 % van het bbp blijft de bedrijfsschuld substantieel. |
(12) |
Hoewel de Zweedse huizenmarkt in het recente verleden stabiel was, blijft ze een mogelijke bron van instabiliteit vormen. Aan de aanbodzijde wordt de Zweedse huizenmarkt gekenmerkt door bepaalde inefficiënties die hogere huizenprijzen in de hand kunnen werken en ongewenste lock-ineffecten kunnen sorteren. De Zweedse investeringen in de bouwsector zijn maar half zo hoog als die van andere noordse landen, zowel ten opzichte van het bbp als ten opzichte van het bevolkingscijfer. Door langdurige procedures op het gemeentelijke niveau neemt het starten van een nieuw project momenteel vaak meerdere jaren in beslag. Gestroomlijnde procedures zouden de flexibiliteit van het woningaanbod verhogen, de concurrentie in de bouwsector bevorderen en de bouwkosten drukken. Het systeem voor de vaststelling van de huurprijzen moet verder worden hervormd zodat de marktwerking voor een optimaal aanbod van huurwoningen tegen billijke prijzen kan zorgen. Het aanpakken van de inefficiënties op de huizenmarkt zal wellicht ook helpen de schuldenlast van de huishoudens terug te dringen, aangezien deze zaken onderling verbonden zijn. |
(13) |
In Zweden blijven de werkloosheidscijfers voor jongeren, mensen met een migrantenachtergrond en laaggeschoolden in het algemeen ver boven de werkloosheidscijfers bij de overige potentiële beroepsbevolking en boven het EU-gemiddelde liggen. Zweden heeft tal van nieuwe relevante maatregelen genomen om deze kwestie aan te pakken. Maatregelen die gericht zijn op de integratie van mensen met een migrantenachtergrond in de arbeidsmarkt hebben al eerste resultaten opgeleverd in de vorm van een verlaging van de werkloosheidgraad, maar de inspanningen moeten worden voortgezet om de kloof met de rest van de bevolking te verkleinen. Jongeren hebber tot dusver geen duidelijke voordelen ondervonden van deze maatregelen. Er worden echter enkele veelbelovende maatregelen uitgevoerd of voorbereid. Het gaat onder meer om steun voor overeenkomsten inzake werkervaringsplaatsen in de context van het Zweedse model van loonvaststelling door volledig onafhankelijke sociale partners. Inspanningen ter versterking van leerovereenkomsten en andere soorten van beroepsopleiding op de werkplek zijn ook zeer zinvol, maar moeten om het gewenste effect te sorteren van meer ambitie getuigen. Verdere vorderingen zijn geboden met betrekking tot de herziening van de wetgeving inzake arbeidsbescherming en de benutting van de voordelen van de werkgelegenheidsgarantie voor jongeren. Scherper afgebakende maatregelen die gericht zijn op wie ze het meest nodig heeft, verdienen de voorkeur op algemene subsidies. Volgens de Zweedse werkgarantieregeling krijgen jongeren die werk zoeken via de openbare dienst voor arbeidsvoorziening en die al 90 dagen werkloos zijn gerichte diensten aangeboden om hun werkgelegenheids- en opleidingskansen te verhogen. De garantieregeling lijkt momenteel echter minder doeltreffend te zijn afgestemd op jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en niet bij de dienst voor arbeidsvoorziening zijn ingeschreven. Overeenkomstig de aanbeveling van 2012 heeft Zweden opdracht gegeven voor een evaluatie van de effecten van het verlaagde btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten op de prijzen, de lonen en de werkgelegenheid voor jongeren. De voorlopige resultaten van die evaluatie worden verwacht in januari 2014 en de definitieve conclusies in 2016. Deze evaluatie is belangrijk gezien de vragen die zijn gerezen omtrent de kosteneffectiviteit van deze maatregel. |
(14) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Zweden verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Zweden, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven. |
(15) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(16) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 2 en 3 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat Zweden in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de nodige maatregelen te nemen om een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren en een gezonde begrotingssituatie te handhaven die waarborgt dat de middellangetermijndoelstelling in de programmaperiode wordt bereikt; |
2. |
aan particuliere schulden verbonden risico's te blijven aanpakken door de fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de onroerendgoedbelasting te verminderen aan de hand van een uitfasering van de fiscale aftrekbaarheid van rente op hypotheken en/of een verhoging van de belastingen op onroerend goed. Verdere initiatieven te nemen om terughoudendheid bij het verstrekken van leningen aan te moedigen aan de hand van maatregelen ter bevordering van de aflossing van hypotheken. De fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de vennootschapsbelasting verder te verminderen; |
3. |
de efficiëntie van de huizenmarkt te verbeteren door voortdurende hervormingen van het stelstel voor de vaststelling van de huur en de contractvrijheid tussen individuele huurders en verhuurders te vergroten. Meer concurrentie in de bouwsector te bevorderen en de procedures voor stedenbouwkundige, bestemmings- en goedkeuringsprocedures te herzien teneinde de transparantie te verhogen, de termijnen te verkorten en toetredingsbelemmeringen voor bouwbedrijven weg te nemen; |
4. |
de inspanningen ter verhoging van de arbeidsmarktintegratie van laaggeschoolde jongeren en personen met een migrantenachtergrond op te voeren door middel van krachtiger en gerichter maatregelen om hun inzetbaarheid en de vraag naar deze groepen op de arbeidsmarkt te verhogen. De inspanningen ter versoepeling van de overgang van school naar werk te intensiveren, onder meer door meer gebruik te maken van leren op de werkplek, leerovereenkomsten en andere vormen van contracten waarbij werk en onderwijs worden gecombineerd. De jeugdgarantie te vervolledigen om jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen beter te bereiken. De evaluatie van de effectiviteit van de verlaging van het btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten voor het scheppen van werkgelegenheid te voltooien en er conclusies uit trekken. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 85.
(5) Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/89 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012-2017
2013/C 217/22
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (3), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Nederland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012-2015 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Nederland genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de resultaten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor Nederland die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Nederland wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die echter niet buitensporig zijn. |
(9) |
Op 29 april 2013 heeft Nederland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat Nederland in de periode 2011-2013 omvangrijke consolidatiemaatregelen ten uitvoer heeft gelegd, maar dat de begrotingsinspanning vermoedelijk niet toereikend is om het buitensporig tekort in 2013 te corrigeren, voornamelijk als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkelingen. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag ligt, is over het algemeen aannemelijk. Voor 2013 en 2014 verwacht het stabiliteitsprogramma een reële economische groei van respectievelijk – 0,4 % en 1,1 %, en ligt daarmee redelijk dichtbij de in de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie geraamde cijfers van – 0,8 % en 0,9 %. Het uitdrukkelijke doel van het stabiliteitsprogramma is om het nominale overheidstekort vanaf 2014 op duurzame wijze tot onder de 3 % van het bbp terug te dringen. Het stabiliteitsprogramma bevat geen expliciete verwijzing naar de middellangetermijndoelstelling (MTD), wat vermoedelijk een bevestiging inhoudt van de MTD van – 0,5 % die in het stabiliteitsprogramma van afgelopen jaar werd meegedeeld. De MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. In het stabiliteitsprogramma wordt voor 2015 een verlaging van het structurele saldo met 0,5 % van het bbp voorzien, overeenkomstig het jaarlijkse minimumvereiste. In 2016 zal het structurele saldo naar verwachting verslechteren met 0,4 % van het bbp en in 2017 weer verbeteren met 0,1 % van het bbp, waardoor wordt afgeweken van het correcte aanpassingstraject. Uitgaande van de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie strookt de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van circa 0,7 % van het bbp in de periode 2010-2013 met de begrotingsinspanning van ¾ % van het bbp die door de Raad is aanbevolen. In 2011 en 2012 betrof de begrotingsinspanning voornamelijk de uitgavenzijde, maar in 2013 waren de maatregelen vooral op de ontvangsten gericht. Met het in het stabiliteitsprogramma voorgenomen nominale tekort wordt het buitensporige tekort in 2014 gecorrigeerd, één jaar later dan de termijn die op 2 december 2009 door de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure (BTP) is vastgelegd. De Raad is van oordeel dat de door de autoriteiten geplande begrotingsinspanning niet zal leiden tot een daadwerkelijke correctie van het buitensporig tekort tegen 2014. Mogelijke aanvullende consolidatiemaatregelen die in het stabiliteitsprogramma waren opgenomen, zijn voorlopig ingetrokken en zouden hoe dan ook ontoereikend zijn. Nederland dient aanvullende maatregelen te nemen om het nominale tekort van de overheid in 2014 op duurzame wijze onder de drempel van 3 % van het bbp terug te dringen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de schuldquote in 2013 verder toenemen tot 74 % van het bbp en vervolgens nog iets stijgen tot 75 % van het bbp in 2014. De schuldquote zal dan ook naar verwachting ruim boven de referentiewaarde van 60 % blijven. Het stabiliteitsprogramma verwacht voor 2015 een daling van de schuldquote tot 71,4 %, en een verdere lichte afname tot 70,8 % in 2017. Deze afname van de schuldquote na 2014 wordt evenwel onvoldoende geschraagd door beleidsmaatregelen. |
(11) |
Om het toekomstige groeipotentieel van Nederland te versterken is het van het grootste belang dat bij de vereiste consolidatie om het buitensporig tekort duurzaam te corrigeren en de MTD op korte tot middellange termijn te halen, groeibevorderende uitgaven buiten schot blijven. Met name inspanningen ter bevordering van innovatie en onderzoek, waaronder fundamenteel onderzoek, zijn cruciaal voor een evenwichtig aanpassingsproces. Dit zou niet alleen gunstig zijn voor het economisch herstel, maar zou ook innovatie en menselijk kapitaal, het concurrentievermogen en de groeivooruitzichten op middellange en lange termijn ten goede kunnen komen. |
(12) |
Een belangrijk probleem is de huizenmarkt, waar in de afgelopen tientallen jaren steeds meer starheden en verstorende prikkels zijn ontstaan die hun stempel hebben gedrukt op de woningfinancierings- en sectorale besparingspatronen. De neiging van huishoudens om steeds meer schulden aan te gaan voor een eigen woning hangt voor een groot deel samen met langdurige fiscale prikkels, en met name de volledige fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Sinds april 2012 is een reeks maatregelen deels ten uitvoer gelegd. Bij een aantal daarvan gaat het om de aanpassing van de fiscale behandeling van de woningfinanciering. De geleidelijke beperking van de hypotheekrenteaftrek en versterking van de prikkel om af te lossen, is gerechtvaardigd, maar deze maatregel wordt te traag ingevoerd om het aflosgedrag in de komende jaren significant te beïnvloeden. De huurmarkt wordt afgeremd door de regulering en de aanwezigheid van een zeer grote socialewoningsector die ook met lange wachtlijsten te kampen heeft. De recente invoering van enige huurdifferentiatie in de socialewoningsector op basis van het inkomen is een stap in de goede richting, maar het effect ervan is beperkt. Hoewel de maatregelen stappen in de goede richting zijn, verlopen de hervormingen om de onderliggende problemen aan te pakken derhalve over het geheel genomen in een traag tempo en moet er bijgevolg meer vaart achter worden gezet, rekening houdend met de impact in het huidige economische klimaat en er tegelijk voor moet worden gezorgd dat sociale woningen, ook op populaire locaties, beschikbaar blijven voor kansarme burgers die geen huisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden. |
(13) |
De houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn is verbeterd door de geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar in 2012 naar 67 jaar in 2021. Nederland heeft derhalve het deel van de aanbeveling van 2012 dat betrekking had op de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd en op de koppeling ervan aan de levensverwachting, volledig opgevolgd. Dit geldt voor zowel de eerste als de tweede pensioenpijler. Een passende intra- en intergenerationele verdeling van de kosten en risico's is een van de knelpunten waarvoor nog een oplossing moet worden gevonden. Daarnaast had het beheer van de pensioenfondsen van de tweede pijler al moeten zijn hervormd om de gevolgen van de vergrijzing beter te kunnen opvangen. Bij uitvoering van de hervormingsplannen voor de langdurige zorg kan de snelle stijging van de kosten van de vergrijzing worden beteugeld en worden de overheidsfinanciën daardoor beter houdbaar. In dit verband moet ervoor worden gezorgd dat de kwaliteit en toegankelijkheid van langdurige zorg op een adequaat peil blijft. |
(14) |
De door het kabinet voorgestelde arbeidsmarkthervormingen zijn gericht op een verhoging van de arbeidsparticipatie en -mobiliteit. De hervorming in het kader van de Participatiewet is ambitieus en van belang om de arbeidsparticipatie te bevorderen. De hervormingen zijn echter nog niet wettelijk vastgelegd. Voorts zijn er verdere maatregelen nodig ter verbetering van de inzetbaarheid van mensen aan de rand van de arbeidsmarkt, zoals vrouwen, mensen met een migrantenachtergrond, mensen met een handicap en ouderen. Nederland heeft hervormingen aangekondigd in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen en in zijn relatief strenge wetgeving ter bescherming van werknemers. Die hervormingen zijn in combinatie met een mobiliteitsbonus die werkgevers krijgen voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van vijftig jaar of ouder en van mensen met een arbeidshandicap, goed afgestemd op de onderkant van de arbeidsmarkt. Hoewel die maatregelen de goede kant op gaan, kunnen zij pas volledig worden beoordeeld wanneer zij zijn vastgesteld. Tot slot kunnen de toekomstige tekorten aan arbeidskrachten nog versneld worden bestreden door het wegnemen van de prikkels die tweede verdieners ontmoedigen om meer uren te gaan werken. |
(15) |
Er is substantiële vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de aanbeveling van 2012 over innovatie en de banden tussen de wetenschap en het bedrijfsleven. Het bedrijfslevenbeleid „Naar de top” met zijn sectorale aanpak voor publiek-private samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en onderwijs (zogeheten topsectoren), verkeert thans in de implementatiefase. Afgezien van sectoraal innovatiebeleid is het van belang om horizontaal onderzoeks- en innovatiebeleid te voeren en de publieke financiering voor niet-geoormerkt fundamenteel onderzoek op een adequaat niveau te houden. |
(16) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Nederland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma beoordeeld en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Nederland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven. |
(17) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(18) |
In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbeveling 2 weergegeven. |
(19) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Nederland erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven, |
BEVEELT AAN dat Nederland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
de begrotingsstrategie te versterken en uit te voeren, en deze te onderbouwen met voldoende gespecificeerde maatregelen voor 2014 en de daaropvolgende jaren, zodat het buitensporig tekort tegen 2014 tijdig en op duurzame wijze wordt gecorrigeerd en de structurele aanpassingsinspanning die is uiteengezet in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure, wordt verwezenlijkt. De uitgaven op gebieden die rechtstreeks van belang voor de groei zijn, zoals onderwijs, innovatie en onderzoek, te ontzien. Na de correctie van het buitensporige tekort, de structurele aanpassingsinspanning voort te zetten om de MTD in 2015 te bereiken; |
2. |
de inspanningen met het oog op de geleidelijke hervorming van de woningmarkt op te voeren door de geplande beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente te bespoedigen, rekening houdend met de impact in het huidige economische klimaat, en door een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt in te voeren en de huur beter te koppelen aan de inkomens van huishoudens in de socialewoningsector. Ervoor te zorgen dat woningcorporaties zich weer gaan richten op huishoudens die het meest behoefte aan sociale woningen hebben; |
3. |
de tweede pensioenpijler aan de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd aan te passen en daarbij een passende intra- en intergenerationele verdeling van kosten en risico's te waarborgen. De geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd te ondersteunen met maatregelen om de inzetbaarheid van oudere werknemers op de arbeidsmarkt te bevorderen. De geplande hervorming van de langdurige zorg uit te voeren om de kosteneffectiviteit ervan te waarborgen, en deze hervorming, met het oog op de houdbaarheid van het stelsel, aan te vullen met verdere maatregelen ter beteugeling van de kostenstijging; |
4. |
verdere maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie te verhogen, met name van mensen in de marge van de arbeidsmarkt. De beperking van negatieve fiscale arbeidsprikkels voort te zetten, onder meer door een geleidelijke afschaffing van overdraagbare heffingskortingen voor verdieners van een tweede inkomen. De arbeidsmarktmobiliteit te bevorderen en starheden op de arbeidsmarkt aan te pakken, onder meer door de hervorming van de wetgeving ter bescherming van werknemers en het stelsel van werkloosheidsuitkeringen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 88.
(5) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
(6) Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/93 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
over het nationale hervormingsprogramma 2013 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2012/2013-2017/2018
2013/C 217/23
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waar Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden. |
(3) |
Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren. |
(4) |
Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma 2012 van het Verenigd Koninkrijk vastgesteld en een advies over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2012-2017 uitgebracht. |
(5) |
Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid van 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd het Verenigd Koninkrijk genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. |
(6) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen. |
(7) |
Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisatie van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. |
(8) |
Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie voor het Verenigd Koninkrijk die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat het Verenigd Koninkrijk wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden verdienen. Met name de macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van de schuldenlast van de huishoudens in verband met het hoge niveau van de hypotheekschulden en de kenmerken van de woningmarkt, evenals de ongunstige ontwikkelingen van het externe concurrentievermogen, vooral op het gebied van de goederenexport en de zwakke productiviteitsgroei, blijven aandacht verdienen. |
(9) |
Op 30 april 2013 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn convergentieprogramma voor de periode 2012/2013-2017/2018 evenals zijn nationale hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met hun onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. |
(10) |
Overeenkomstig punt 4 van Protocol nr. 15 betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om buitensporige overheidstekorten te vermijden, niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk. Punt 5 van het protocol stelt evenwel dat het Verenigd Koninkrijk ernaar moet streven een buitensporig overheidstekort te voorkomen. Op 8 juli 2008 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. |
(11) |
In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Met de in het convergentieprogramma uiteengezette begrotingsstrategie wordt beoogd aan het eind van een periode van vijf jaar een conjunctuurgezuiverde begrotingssituatie te bereiken die vrijwel in evenwicht is. Het overheidstekort bereikte in 2009/2010 (5) een recordhoogte van 11,5 % van het bbp doch werd in 2012/2013 teruggebracht tot 5,6 % van het bbp dankzij eenmalige maatregelen die het tekort in dat jaar met 2 procentpunten terugdrongen. Uit het convergentieprogramma blijkt echter dat de regering de door de Raad vastgestelde termijn van 2014/2015 voor de correctie van het buitensporige tekort waarschijnlijk niet zal halen, aangezien het tekort in dat jaar op 6,0 % van het bbp wordt geraamd. Volgens de vooruitzichten van het programma zal het buitensporige tekort pas in 2017/2018 tot 2,3 % worden gecorrigeerd, drie jaar na de uiterste termijn die de Raad in december 2009 heeft vastgesteld. Volgens het convergentieprogramma zal het structurele overheidstekort, zoals herberekend door de Commissie, licht verbeteren van 5,6 % van het bbp in 2013/2014 tot 5,1 % van het bbp in 2014/2015. Voor de periode 2010/2011 tot 2012/2013 wordt de gemiddelde gecorrigeerde begrotingsinspanning geraamd op 1,1 % van het bbp en ligt daarmee ver onder de door de Raad aanbevolen 1— % van het bbp, waarbij de invloed van mogelijke herzieningen van de potentiele groei van de productie, of van mee- of tegenvallers in de inkomsten, nog niet is meegerekend. De grootste risico's voor de begrotingsprognoses houden verband met de lager dan verwachte groei als gevolg van een aanhoudend hoge inflatie, waardoor de particuliere consumptie wordt afgeremd, en een mogelijke verslechtering van het internationale klimaat die ten koste zou kunnen gaan van de handel en de investeringen. Het convergentieprogramma bevat geen middellangetermijndoelstelling voor de begroting zoals in het stabiliteits- en groeipact wordt voorgeschreven. De regering heeft haar budgettaire consolidatiestrategie voortgezet, maar als gevolg van de hoger dan verwachte uitgaven door de werking van de automatische stabilisatoren en tegenvallende belastinginkomsten, is het tekort hoger dan was voorzien. Verder zijn de consolidatiemaatregelen die tot dusverre zijn genomen ontoereikend om de jaarlijkse begrotingsinspanning die wordt aanbevolen voor de correctie van het buitensporige tekort te realiseren. Bovendien zijn de mogelijkheden om de inkomsten te verhogen door structurele hervorming, waarbij bijvoorbeeld de efficiëntie van het belastingstelsel wordt verbeterd door de tariefstructuur van de btw te herzien, relatief onderbenut gebleven. De overheidsschuld als percentage van het bbp is gestegen van 56,1 % in 2008/2009 tot 90,7 % in 2012/2013. Volgens het convergentieprogramma zal de schuldquote in 2015/2016 en 2016/2017 stijgen tot 100,8 %, om vervolgens in 2017/2018 weer af te nemen tot 99,4 %. |
(12) |
De schuldafbouw van de huishoudens heeft zich in 2012 voortgezet, maar de schuldenlast van de Britse huishoudens ligt met 96 % van het bbp nog altijd ruim boven het gemiddelde in de eurozone, en de schuldafbouw zal wellicht stilvallen zodra de economie aantrekt en de transacties op de huizenmarkt naar een normaler peil terugkeren. De huizenprijzen blijven hoog en volatiel als gevolg van de woningschaarste. Door de combinatie van hoge huizenprijzen en het wijdverbreide gebruik van hypotheekleningen met variabele rente zijn huishoudens bijzonder gevoelig voor renteschommelingen evenals voor een stijging van de werkloosheid. De overheid heeft maatregelen genomen om de wetgeving op het gebied van ruimtelijke ordening te hervormen, maar de woningbouw bevindt zich nog steeds op een laag peil en de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, zoals de beperkingen ten aanzien van de „groene gordel” (green belt), blijven een belangrijke rem vormen op de uitbreiding van het woningaanbod. Overheidsmaatregelen die de vraag naar woningen sterker stimuleren dan het aanbod, zoals de onlangs aangekondigde „Help to Buy”-regeling, zouden deze situatie kunnen verergeren door de huizenprijzen en de schuldenlast van de huishoudens nog verder op te drijven. Het Britse stelsel van onroerendgoedbelasting combineert een degressieve periodieke belasting (Council Tax) met een progressieve belasting op vastgoedtransacties (Stamp Duty Land Tax). Het lijkt waarschijnlijk dat hoge huizenprijzen, krappe financiële middelen en verantwoordelijker leningvoorwaarden veel huishoudens met middeninkomens ervan zullen blijven weerhouden een eigen woning te kopen. Daarom zou particuliere woninghuur op lange termijn een aantrekkelijker en rendabeler alternatief kunnen vormen voor eigenwoningbezit. |
(13) |
Het VK kampt zowel met werkloosheid als met onvolledige werkgelegenheid, met name onder jongeren. De werkloosheid bedroeg begin 20137,8 %, terwijl het EU-gemiddelde 10,9 % bedraagt, en zal naar verwachting in 2013 en 2014 vrijwel ongewijzigd blijven. De jeugdwerkloosheid ligt met 20,7 % veel hoger; deze is sinds 2007, toen zij 14,3 % bedroeg, gestaag toegenomen. De werkloosheid onder jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben, bedraagt 14,0 %. De werkgelegenheid in de particuliere sector is in het afgelopen jaar, ondanks de trage groei, sterk toegenomen maar de productiviteit en de lonen zijn nauwelijks gestegen. Ook kampt het VK met een overaanbod van laagopgeleide werknemers bij een afnemende vraag naar deze arbeidskrachten. Tegelijkertijd heeft het VK een tekort aan werknemers met hoogwaardige beroepskwalificaties en technische vaardigheden, wat een gebrek aan extern concurrentievermogen in de hand werkt. Hoewel in de afgelopen jaren enige vooruitgang is geboekt, beschikt nog steeds een aanzienlijk percentage jongeren niet over de vaardigheden en kwalificaties die zij nodig hebben om met succes te kunnen concurreren op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder laagopgeleide jongeren van 15-25 jaar bedraagt 37,2 % en ligt daarmee ruim boven het EU-gemiddelde. Bij het bestaande beroepsonderwijs en beroepsopleidingen ligt de nadruk teveel op basisvaardigheden en vaardigheden van niveau 2, terwijl de economie steeds hogere kwalificaties vereist. Hoewel er maatregelen zijn genomen om de kwaliteit van de programma's voor het leerlingwezen te verbeteren, zijn verdere inspanningen nodig. Met name het kwalificatiesysteem is nog zeer ingewikkeld, wat een negatieve invloed kan hebben op de betrokkenheid van bedrijven bij programma's voor het leerlingwezen. Het VK zou op basis van het bestaande Jongerencontract een jongerengarantie in het leven kunnen roepen om het probleem van de jeugdwerkloosheid en van jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben, aan te pakken. |
(14) |
Zwakke werkprikkels vormen een hardnekkig probleem in het VK. De autoriteiten zijn voornemens dit probleem te bestrijden door de invoering van het universele krediet, waarmee personen een groter deel van hun uitkering mogen behouden wanneer zij aan het werk gaan. Hoewel het universele krediet een positieve impact kan hebben op de werkgelegenheid, zal veel afhangen van een doeltreffende tenuitvoerlegging en ondersteunende diensten, zoals de wisselwerking met andere uitkeringen. Daarnaast zullen veel uitkeringen en belastingvoordelen voor personen in de beroepsactieve leeftijd worden verhoogd; deze verhoging geldt tot 2016 en bedraagt, met 1 % per jaar, minder dan de verwachte inflatie, hetgeen een stimulans zou moeten vormen om aan het werk te gaan. Verder werden in april 2013 nog een reeks andere hervormingen van sociale voorzieningen doorgevoerd. Er bestaat een risico op een toename van de armoede, ook onder kinderen in het geval van gezinnen waarvan de leden geen werk kunnen vinden. Daarentegen zijn de universele en de vermogensafhankelijke pensioenuitkeringen qua reikwijdte, niveau en opwaartse aanpassing nauwelijks aan bezuinigingen onderworpen. De eerste resultaten van het werkprogramma duiden erop dat er ruimte is voor verbetering, zowel wat de uitvoering als wat de resultaten betreft. Verder blijft het voor het VK een moeilijke opgave om de arbeidsparticipatie van ouders te verhogen en de toegang tot hoogwaardige, betaalbare kinderopvang te verbeteren. Met 17,3 % is het percentage kinderen dat in een werkloos gezin opgroeit het op één na hoogste in de EU. Momenteel behoren de kosten voor kinderopvang in het VK tot de hoogste in de EU, wat met name een probleem vormt voor de minstverdienende partner van tweeverdieners en voor alleenstaande ouders. In 2010 maakte slechts 4 % van de kinderen onder de drie jaar op voltijdse basis gebruik van officiële kinderopvang, ruim onder het EU-gemiddelde van 14 %. |
(15) |
Hoewel het schuldniveau van het Britse bedrijfsleven reeds hoog is, ondervinden sommige bedrijven toch moeilijkheden bij het aantrekken van krediet, en blijft het investeringspeil bijzonder laag. Door een ongekende daling van de bedrijfsinvesteringen na 2007 liepen de bruto-investeringen in vaste activa in 2012 met 14,2 % van het bbp terug. Dit is het op twee na laagste niveau in de EU. Het VK kampt met een laag niveau van bedrijfsinvesteringen in O&O, dat gedaald is van 1,17 % van het bbp in 2001 tot 1,09 % van het bbp in 2011. De bedrijfsinvesteringen zijn licht toegenomen, met een jaarlijkse stijging van 4,9 % in 2012, maar het niveau blijft laag. De behoefte aan financiering van het bedrijfsleven was in 2012 negatief. Terwijl grote ondernemingen met een sterke balanspositie tegen historisch lage kosten kunnen lenen, hebben veel andere bedrijven, en met name kmo's, nauwelijks toegang tot krediet. Deze situatie wordt nog verergerd door het gebrek aan concurrentie in de bancaire sector. Een behoorlijke tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Comité financieel beleid inzake de prudente berekening van de kapitaalvereisten voor banken en het aanpakken van de vastgestelde kapitaaltekorten zonder de kredietverstrekking aan de economie te belemmeren, zou tot de versterking van de financiële stabiliteit van het Britse bankwezen moeten bijdragen. |
(16) |
Het VK staat voor de opgave zijn energie- en transportinfrastructuur te vernieuwen en te moderniseren. Het land moet voor 2020 bovendien omvangrijke investeringen doen in nieuwe stroomproductiecapaciteit, omdat oude installaties die worden stilgelegd, moeten worden vervangen en de verplichtingen inzake het gebruik van hernieuwbare energiebronnen moeten worden nagekomen en strengere normen inzake CO2-uitstoot in acht moeten worden genomen. Met een aandeel van 3,8 % van hernieuwbare energie in het finale energieverbruik staat het VK op de 25e plaats van 27 lidstaten (EU-gemiddelde 13 %). Er zal zekerheid op het gebied van de regelgeving nodig zijn om adequate en tijdige investeringen te bevorderen. De vervoersector in het Verenigd Koninkrijk heeft te kampen met tekorten in de capaciteit en de kwaliteit van zijn netwerken, wat een structureel probleem voor de economie vormt, met name voor de productie, de distributie en de export van goederen. Er is momenteel een aanzienlijke kloof tussen de toegewezen middelen, zowel uit openbare als uit particuliere bron, en de totale behoefte aan investeringen in de vervoersector, die de regering tracht te overbruggen door de openbare uitgaven prioritair op infrastructuur te richten en meer particuliere investeringen aan te trekken. De kosten per eenheid voor de aanleg en het onderhoud van vervoersinfrastructuur blijven in het VK eveneens hoog. |
(17) |
In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van het Verenigd Koninkrijk verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht, en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in het Verenigd Koninkrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om het algemeen economisch bestuur van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 bevatten haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester. |
(18) |
In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (6) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. |
(19) |
In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 worden met name in de onderstaande aanbevelingen 2, 3, 5 en 6 weergegeven, |
BEVEELT AAN dat het Verenigd Koninkrijk in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:
1. |
een versterkte begrotingsstrategie ten uitvoer te leggen, ondersteund door voldoende gespecificeerde maatregelen, in het jaar 2013/2014 en daarna. Een duurzame correctie van het buitensporige tekort te realiseren tegen 2014/2015, de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de BTP genoemde begrotingsaanpassing te verwezenlijken en de hoge overheidsschuldquote op een aanhoudend neerwaarts pad te brengen. Een duurzame correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige implementatie van ambitieuze structurele hervormingen die het aanpassingsvermogen versterken en de potentiële groei een forse impuls geven. Een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie te voeren, onder meer door prioriteit te verlenen aan tijdige kapitaaluitgaven met een hoog economisch rendement, door een evenwichtige samenstelling van consolidatiemaatregelen en het bevorderen van houdbare overheidsfinanciën op middellange en lange termijn. Een ruimer gebruik te maken van het normale btw-tarief om de inkomsten te verhogen; |
2. |
verdere stappen te nemen om het huizenaanbod te vergroten, zoals de verdere liberalisering van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en een efficiënt beheer van het stelsel terzake. Erop toe te zien dat het woningbeleid, met inbegrip van de Help-to-Buyregeling, niet aanmoedigt tot het afsluiten van te hoge en onverstandige hypotheken, maar juist tot een groter aanbod leidt, waardoor een stijging van de huizenprijzenwordt voorkomen. Hervormingen van de grond- en onroerendgoedbelasting door te voeren en snelle woningbouw te bevorderen. Stappen te nemen om de werking van de huurmarkten te verbeteren, met name door langere huurperioden aantrekkelijker te maken voor zowel huurders als eigenaren; |
3. |
het Jongerencontract verder uit te bouwen en de maatregelen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid uit te breiden, bijvoorbeeld via een jongerengarantie. De kwaliteit van het leerlingwezen te verbeteren en de duur ervan te verlengen, het stelsel van beroepskwalificaties te vereenvoudigen en de betrokkenheid van werkgevers te vergroten, met name wat het aanbod van hogere en gemiddelde technische vaardigheden betreft. Het aantal jongeren van 18-24 jaar die slechts over zeer beperkte vaardigheden beschikken, terug te dringen, onder meer door het stageprogramma daadwerkelijk ten uitvoer te leggen; |
4. |
grotere inspanningen te verrichten om huishoudens met lage inkomens te steunen en kinderarmoede terug te dringen door ervoor te zorgen dat het universeel krediet en andere hervormingen van de sociale voorzieningen een rechtvaardig belasting- en uitkeringsstelsel opleveren met duidelijker werkprikkels en ondersteunende diensten. De tenuitvoerlegging te bespoedigen van de geplande maatregelen om de kosten van kinderopvang terug te dringen, en de kwaliteit en beschikbaarheid ervan te verbeteren; |
5. |
verdere stappen te nemen om de beschikbaarheid van bancaire en niet-bancaire financiering aan het bedrijfsleven te verbeteren, en ervoor te zorgen dat de maatregelen vooral gericht zijn op levensvatbare ondernemingen, met name kmo's. De toegangsdrempels van de bancaire sector te verlagen, de omschakelingskosten te beperken en het ontstaan van concurrerende banken te bevorderen door de afstoting van bankactiva. De aanbevelingen van het Comité financieel beleid inzake een voorzichtige waardering van kapitaalvereisten voor banken en de aanpak van vastgestelde kapitaaltekorten daadwerkelijk ten uitvoer te leggen; |
6. |
maatregelen te nemen om een snelle uitbreiding van de investeringen in netwerkinfrastructuur tot stand te brengen, met name door in te zetten op doeltreffender en degelijker planning- en besluitvormingsprocedures. Een stabiel regelgevingskader te bieden voor investeringen in nieuwe energiecapaciteit, met inbegrip van hernieuwbare energiebronnen. De capaciteit en de kwaliteit van de transportnetwerken van het Verenigd Koninkrijk te verbeteren door grotere voorspelbaarheid en zekerheid te bieden inzake de planning en financiering ervan, en door de meest effectieve mix van openbare en particuliere financieringsbronnen te benutten. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).
(4) PB C 219 van 24.7.2012, blz. 91.
(5) Met 2009/2010 wordt het financiële jaar bedoeld dat loopt van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010.
(6) Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/97 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben
2013/C 217/24
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 in samenhang met artikel 121, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,
Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,
Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Eurogroep heeft een bijzondere verantwoordelijkheid in het economisch bestuur van de eurozone. De economische en financiële crisis heeft de nauwe onderlinge relaties in de eurozone duidelijk blootgelegd en de noodzaak onderstreept van een coherent, alomvattend beleidsstandpunt ter weerspiegeling van de sterke overloopeffecten tussen lidstaten die de euro als munt hebben, evenals de noodzaak van werkzame regelingen inzake beleidscoördinatie om snel te reageren op veranderingen in de economische omgeving. |
(2) |
Door de ondertekening van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie op 2 maart 2012 hebben de lidstaten die de euro als munt hebben, zich verbonden tot het doorvoeren van een aantal ingrijpende aanvullende beleidshervormingen en tot beleidscoördinatie. Door de inwerkingtreding van de zogenaamde „twopack-verordeningen” („het two-pack”) (3) in 2013 zal de budgettaire en economische beleidscoördinatie binnen de eurozone verder verdiepen. |
(3) |
De verdere verdieping van de economische en monetaire unie (EMU) wordt voortgezet. Op 28 november 2012 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd, „Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie — Aanzet tot een Europees debat”. De blauwdruk stelde een motivering en doelstellingen van een hechte economische en monetaire unie vast, alsook instrumenten en maatregelen die het mogelijk zouden maken om die doelstellingen te bereiken. De blauwdruk had als bedoeling het Europees debat te starten. Op 12 september 2012 heeft de Commissie een routekaart naar een bankenunie gepresenteerd. Dat voorstel ging vergezeld van een voorstel voor twee verordeningen die nodig zijn voor de instelling van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme. Op 5 december 2012 heeft de voorzitter van de Europese Raad een verslag uitgebracht dat in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Commissie, de voorzitter van de Eurogroep en de president van de ECB was opgesteld, en dat een specifieke, aan een tijdschema gebonden routekaart voor het verwezenlijken van een echte economische en monetaire unie bevatte. De routekaart is opgebouwd rond de onderdelen geïntegreerd financieel kader, geïntegreerd begrotingskader, geïntegreerd kader voor economisch beleid, democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht. Op 14 december 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten bepaald welke vorderingen moeten worden gemaakt in verband met een routekaart voor de voltooiing van de economische en monetaire unie, gelet op de onderlinge afhankelijkheid van de economieën van de eurozonelanden en de mogelijke voordelen van stabiliteit binnen de eurozone voor haar deelnemers en de ruimere Unie. |
(4) |
Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken en heeft zijn standpunt over de verdieping van de EMU medegedeeld in zijn resolutie van 20 november 2012„Naar een echte economische en monetaire unie”. |
(5) |
Bij het crisisbeheer in de eurozone wordt blijk gegeven van vastberadenheid. Dat alle lidstaten en EU-instellingen al het nodige zullen doen om de integriteit van de eurozone te vrijwaren, staat inmiddels buiten kijf. Effectieve coördinatie op het niveau van de eurozone kan echter slechts volledig worden gegarandeerd als het bestuur van de eurozone en het crisisbeheer van de Eurogroep verder worden verbeterd. Versterkte coördinatie is ook nodig om in de eurozone tot een coherent, algemeen beleidsstandpunt te komen en ervoor te zorgen dat de nodige beleidsmaatregelen worden uitgevoerd. Als deze doelstellingen worden verwezenlijkt, zal het vertrouwen van de burgers en de markten worden versterkt, wat bevorderlijk is voor economisch herstel en financiële stabiliteit in de eurozone. |
(6) |
De uitvoering van het twopack zal het begrotingstoezicht in de eurozone verder versterken. Om een passend gezamenlijk begrotingsstandpunt te garanderen, heeft de Eurogroep in het twopack een rol toebedeeld gekregen bij de besprekingen van de ontwerpbegrotingen van de individuele lidstaten en van de begrotingsvooruitzichten voor de eurozone als geheel. Die besprekingen vinden plaats op basis van de adviezen van de Commissie over de ontwerpbegrotingsplannen van de eurozonelanden en de begrotingssituatie en -vooruitzichten in de eurozone als geheel en hun wisselwerking. Op het gebied van begrotingsconsolidatie in de eurozone bestaat de belangrijkste uitdaging erin de hoge schuldquote gaandeweg gestaag terug te dringen. Dit is mogelijk door een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie te voeren en terzelfder tijd het groeipotentieel van de eurozone te stimuleren. Het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact voorziet in structurele begrotingsaanpassing aan de nominale referentiewaarde waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de landen wat de korte- en de middellangetermijnrisico’s voor de houdbaarheid betreft, en maakt het mogelijk dat tijdens het aanpassingstraject de automatische stabilisatoren hun rol vervullen. Het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact voorziet in een geleidelijke aanpassing naar de middellangetermijndoelstellingen, waarbij als norm een jaarlijkse structurele verbetering van 0,5 % geldt, die per land kan worden gemoduleerd volgens de conjunctuur en het risico van houdbaarheid van de schuld. Het begrotingsbeleid op middellange termijn zou geloofwaardiger overkomen als in de samenstelling van de overheidsuitgaven en -ontvangsten het effect dat bestedingen en ontvangstenbronnen op de groei hebben, beter tot uiting komt. Om het groeipotentieel van de economie verder op te trekken, kunnen verdere structurele hervormingen worden doorgevoerd en kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die het huidige budgettaire kader van de EU biedt voor een evenwicht tussen de behoeften aan productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen van de begrotingsdiscipline binnen het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. |
(7) |
De meeste risico-indicatoren in verband met de financiële markten van de EU en het marktsentiment verbeterden in vergelijking met 2012, nu er geen intense zelfvervullende en destructieve vertrouwensspiralen meer zijn. De markt is echter nog altijd erg versnipperd. De betere financieringsvoorwaarden voor banken moeten nog doorsijpelen via het aantrekken van de kredietverlening aan de reële economie en er blijven grote verschillen tussen de lidstaten bestaan wat de kredietverlening door banken en de financieringskosten voor de particuliere sector betreft. In de huidige conjunctuur is het een grote uitdaging om in de banksector en de niet-financiële particuliere sector een ordelijke schuldafbouw mogelijk te maken, terwijl de stroom van nieuw krediet voor productieve doeleinden in de reële economie en met name kleine en middelgrote ondernemingen op gang wordt gehouden. |
(8) |
Een verder herstel van de balansen van de banken en een verdere versteviging van de kapitaalbuffers, waar nodig, zouden ertoe bijdragen dat de kredietstroom weer op gang wordt gebracht. In dit kader zullen de door het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (SSM) en de Europese Bankautoriteit (EBA) uit te voeren beoordelingen van de activakwaliteit en stresstests de balansen van de banken transparant maken, de resterende zwakke punten helpen te identificeren en het vertrouwen in de sector als geheel vergroten. Gelet op het risico van verdere versnippering van de financiële markt en financiële onrust is het voor de eurozone belangrijk om snel werk te maken van de oprichting van de bankenunie en ad-hocbenaderingen van bankafwikkelingen te vermijden. |
(9) |
Er moeten in de eurozone structurele hervormingen worden doorgevoerd om de producten- en de arbeidsmarkten beter te laten functioneren teneinde de concurrentiekracht te bevorderen, het lopende aanpassingsproces te versterken en een duurzame herverdeling van middelen te garanderen. Structurele hervormingen zijn verder van wezenlijk belang om evenwichtsherstel en schuldafbouw mogelijk te maken. Concurrentievermogenswinsten vertalen zich voor de lidstaten met een tekort in een hogere netto-uitvoer, die bevorderlijk is voor een herbalancering van het groeiprofiel in de richting van productievere, minder arbeidsintensieve verhandelbare sectoren, het economisch herstel ondersteunt en de schuldquoten doet dalen. Tegelijkertijd kunnen hervormingen ter verbetering van de mededinging in lidstaten die momenteel een overschot op de lopende rekening hebben, ertoe bijdragen dat de middelen worden herverdeeld en investeringen in niet-verhandelbare sectoren worden bevorderd. De binnenlandse vraag zou hierdoor een grotere rol gaan spelen in de samenstelling van de groei, waardoor de aanpassing in de eurozone meer symmetrisch wordt. Tegelijkertijd had de crisis overwegend asymmetrische effecten op de werkgelegenheid in de lidstaten buiten de eurozone, waarbij die waar de binnenlandse vraag het sterkst is gekrompen als gevolg van de ommekeer in de ontwikkeling van de lopende rekening, de grootste klappen hebben gekregen. Nu de conjunctuurgebonden werkloosheid niet snel en doeltreffend wordt geabsorbeerd, kunnen zich hysteresiseffecten voordoen, waarbij werkloosheid blijvend wordt en minder gevoelig is voor loondynamiek. Om de risico’s voor de sociale cohesie en het toekomstige groeipotentieel in de eurozone te verkleinen, blijven structurele hervormingen van de arbeidsmarkt dus van zeer groot belang. Door de ondertekening van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie op 2 maart 2012 hebben de eurozonelanden zich verbonden tot voorafgaande bespreking, en in voorkomend geval coördinatie, van hun nationale plannen voor grote economische hervormingen, met het oog op het benchmarken van de beste praktijken en het streven naar een nauwer gecoördineerd economisch beleid. Het effect van de reeds genomen maatregelen moet door de Eurogroep worden gemonitord, teneinde zo nodig verdere maatregelen aan te moedigen en bij de hervormingen overeenkomstig de landenspecifieke aanbevelingen meer ambitie aan de dag te leggen, |
BEVEELT AAN dat de eurozonelanden in de periode 2013-2014 actie ondernemen, elk afzonderlijk en collectief, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Raad om het economisch beleid van de lidstaten te coördineren, maar in het bijzonder binnen het kader van de economische beleidscoördinatie in de Eurogroep, om:
1. |
zich te belasten met de verantwoordelijkheid voor de gezamenlijke beleidsstandpunten in de eurozone, met het oog op een goed functioneren van de eurozone ter vergroting van de groei en de werkgelegenheid, en verder te werken aan de verdieping van de economische en monetaire unie. De Eurogroep een centrale rol te laten spelen in het versterkte toezichtkader dat op de eurozonelanden toepasselijk is om de voor een stabiele en robuuste eurozone vereiste hervormingen op nationaal niveau en op het niveau van de eurozone te coördineren en te monitoren, en om beleidssamenhang te garanderen, en in de voorbereiding van de eurotoppen; |
2. |
ervoor te zorgen dat de Eurogroep het begrotingsbeleid van de eurozonelanden en het gezamenlijke begrotingsstandpunt voor de eurozone als geheel monitort en coördineert teneinde een groeivriendelijk en gedifferentieerd begrotingsbeleid te garanderen. De Eurogroep moet daartoe de adviezen van de Commissie over de ontwerpbegrotingsplannen van de individuele eurozonelanden bespreken, alsook de begrotingssituatie en -vooruitzichten in de eurozone als geheel behandelen op basis van de algehele beoordeling door de Commissie van de ontwerpbegrotingsplannen en hun interactie. De coördinatie zal helpen ervoor te zorgen dat het tempo van de begrotingsconsolidatie gedifferentieerd is volgens de budgettaire en economische situatie van de eurozonelanden, terwijl de begrotingsaanpassing in structurele termen is gedefinieerd, overeenkomstig het stabiliteits- en groeipact, zodat de automatische stabilisatoren tijdens het aanpassingstraject hun rol kunnen vervullen. Om het begrotingsbeleid op middellange termijn geloofwaardiger te maken, wordt begrotingsconsolidatie ondersteund door een globale, efficiënte en groeivriendelijke mix van uitgaven en ontvangsten en door passende structurele hervormingen die het economisch groeipotentieel verhogen; |
3. |
in het kader van de Eurogroep de redenen te beoordelen voor de verschillen in de tarieven voor kredieten, inzonderheid aan kmo's, in de eurozonelanden, na te gaan wat de gevolgen kunnen zijn van de versnippering van de financiële markten in de eurozone en bijdragen te leveren met betrekking tot de manieren om die tegen te gaan; |
4. |
op basis van de herkapitalisatie en de herstructurering van de voorbije jaren verder herstel van de balansen van banken te bevorderen teneinde de versnippering in de eengemaakte markt tegen te gaan en de kredietstroom naar de reële economie, inzonderheid naar de kmo’s, beter op gang te brengen. Daartoe moet het volgende gebeuren: a) ervoor zorgen dat de door het gemeenschappelijk toezichtmechanisme en de Europese Bankautoriteit uit te voeren balansbeoordelingen en stresstests binnen het afgesproken tijdschema plaatsvinden; b) zorgen voor gelijke voorwaarden bij het delen van de lasten van de herkapitalisatie van banken; c) zorgen voor de beschikbaarheid van geloofwaardige budgettaire vangnetten in het kader van balansbeoordelingen en stresstests; d) wegnemen van toezichtprikkels waardoor banken activa en verplichtingen binnen de nationale grenzen op elkaar afstemmen, en e) versnellen van de oprichting van de bankenunie, zoals aangegeven door de Europese Raad; |
5. |
de grote economische hervormingsplannen van de lidstaten die de euro als munt hebben, vooraf te coördineren. De uitvoering van de structurele hervormingen te monitoren, met name op de arbeids- en de productenmarkten, en hun effect op de eurozone te beoordelen, waarbij rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van de Raad aan de individuele eurozonelanden. Verdere aanpassing in de eurozone te bevorderen en ervoor te zorgen dat die leidt tot een correctie van de externe en interne onevenwichtigheden, onder meer door de hervormingen in verband met verstoringen in het spaar- en investeringsgedrag in de lidstaten met tekorten op de lopende rekening en die met overschotten van nabij te volgen. De nodige maatregelen te nemen om de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden doeltreffend uit te voeren, door na te gaan of de lidstaten waar zich buitensporige onevenwichtigheden voordoen hun verbintenissen tot hervorming zijn nagekomen, en of de lidstaten met onevenwichtigheden waar doortastende maatregelen moeten worden genomen om negatieve overloopeffecten naar de rest van de eurozone te voorkomen, hervormingen hebben doorgevoerd; |
6. |
overeenkomstig de AGS 2013 is het voor de lidstaten van de eurozone van essentieel belang collectief ingrijpende maatregelen te nemen om de maatschappelijke gevolgen van de crisis en de groeiende werkloosheid aan te pakken. Werkloze jongeren verkeren in een buitengewoon zorgwekkende positie, en doortastende maatregelen in aansluiting op het Pact voor groei en banen en de EU-jongerengarantie verdienen aanbeveling. Verdere hervormingen om de toegang tot werkgelegenheid te vergemakkelijken, het vroegtijdig verlaten van de arbeidsmarkt te voorkomen, de arbeidskosten te beperken, segmentatie van de arbeidsmarkt tegen te gaan en innovatie te steunen, worden aanbevolen. |
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1); Verordening (EU) nr. 473/2013van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
30.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 217/100 |
VERKLARENDE NOOT
Begeleidend document bij de aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten in het kader van het Europees semester 2013
2013/C 217/25
Artikel 2-bis ter,lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), dat onderdeel is van de afdeling „Economische dialoog”, bepaalt dat „Van de Raad als hoofdregel verwacht [wordt] dat hij de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie opvolgt of zijn standpunt publiekelijk toelicht.”.
Met inachtneming van deze „conformerings- of toelichtingsregel” presenteert de Raad de volgende toelichting bij de overeengekomen wijzigingen in de in het kader van het Europees semester 2013 gedane aanbevelingen van de Commissie voor landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten waarmee de Commissie het niet eens is.
De Raad heeft tevens ingestemd met een aantal aanvullingen en met materiële of technische wijzigingen in de aanbevelingen, met de volle steun van de Commissie (2) (3).
BELGIË
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 2
Voorstel van de Commissie
De inspanningen te intensiveren om de kloof tussen de werkelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te dichten, onder meer door een snelle afschaffing van vervroegde-uittredingsregelingen. De hervormingen van de socialezekerheidsstelsels voor ouderen te onderbouwen met werkgelegenheidsbevorderende maatregelen en arbeidsmarkthervormingen die actief ouder worden in de hand werken. Meer vaart te zetten achter de aanneming van een besluit om de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen. Door te gaan met het kostenefficiënter maken van de overheidsuitgaven voor langdurige institutionele zorg.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De inspanningen te intensiveren om de kloof tussen de werkelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te dichten, onder meer door de lopende hervormingen ter beperking van de een snelle afschaffing van vervroegde-uittredingsregelingen smogelijkheden voort te zetten. De hervormingen van de socialezekerheidsstelsels voor ouderen te onderbouwen met werkgelegenheidsbevorderende maatregelen en arbeidsmarkthervormingen die actief ouder worden in de hand werken. De werkelijke pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen. Meer vaart te zetten achter de aanneming van een besluit om de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen. Door te gaan met het kostenefficiënter maken van de overheidsuitgaven voor langdurige institutionele zorg.
Toelichting
België lijkt goed op schema te liggen met het halen van zijn doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 50 % in 2020. De huidige werkgelegenheidsgraad is 39,5 %, met een jaarlijkse toename van 1,4 procentpunt in de periode 2010-2012.
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
TSJECHIË
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3
Voorstel van de Commissie
De wettelijke pensioenleeftijd sneller te verhogen dan de huidige wetgeving oplegt, een duidelijke koppeling te maken tussen de wettelijke pensioenleeftijd en de levensverwachting, en het indexeringsmechanisme te herzien. Naast de verhoging van de pensioenleeftijd maatregelen te nemen die de inzetbaarheid van oudere werknemers vergroten, en de mogelijkheden tot vervroegde uittreding te beperken. Met name de overheidssubsidie voor de regeling voor vervroegd pensioen te schrappen. Maatregelen te nemen om de kostenefficiëntie van de uitgaven voor de gezondheidszorg aanzienlijk te verbeteren, vooral voor de ziekenhuiszorg.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting De wettelijke pensioenleeftijd sneller te verhogen dan de huidige wetgeving oplegt, een duidelijke koppeling te maken tussen de wettelijke pensioenleeftijd en de levensverwachting, en het indexeringsmechanisme te herzien. Naast de verhoging van de pensioenleeftijd maatregelen te nemen die de inzetbaarheid van oudere werknemers vergroten, en de mogelijkheden tot vervroegde uittreding te beperken. Met name de overheidssubsidie voor de regeling voor vervroegd pensioen te schrappen. Maatregelen te nemen om de kostenefficiëntie van de uitgaven voor de gezondheidszorg aanzienlijk te verbeteren, vooral voor de ziekenhuiszorg.
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4
Voorstel van de Commissie
Maatregelen te nemen om de efficiëntie en de doeltreffendheid van de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling te vergroten. De beschikbaarheid van voorzieningen voor inclusieve kinderopvang, vooral voor kinderen tot drie jaar, en de deelname van Roma-kinderen aanzienlijk te vergroten, namelijk door de vaststelling en de uitvoering van de wet inzake particuliere kinderopvangvoorzieningen en door de uitbreiding van de capaciteit van de openbare voorzieningen voor kinderopvang.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Maatregelen te nemen Bijkomende inspanningen te doen om de efficiëntie en de doeltreffendheid van de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling te vergroten. De beschikbaarheid van voorzieningen voor inclusieve kinderopvang, vooral voor kinderen tot drie jaar, en de deelname van Roma-kinderen aanzienlijk te vergroten, met name door de vaststelling en de uitvoering van de wet inzake particuliere kinderopvangvoorzieningen en door de uitbreiding van de capaciteit van de openbare en particuliere voorzieningen voor kinderopvang.
Toelichting
De door het Comité voor de werkgelegenheid verrichte evaluatie van het multilaterale toezicht komt tot de conclusie dat Tsjechië met de landenspecifieke aanbevelingen strokende maatregelen heeft getroffen, maar dat het zijn inspanningen om de capaciteit van de diensten voor arbeidsvoorziening (oda's) te vergroten, dient op te voeren, gezien het hoge aantal werklozen, en dat het de efficiëntie van de diensten voor actief arbeidsmarktbeleid verder dient te verbeteren.
ESTLAND
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4
Voorstel van de Commissie
De energie-efficiëntie te verbeteren, met name van gebouwen en in het vervoer, en sterkere milieuprikkels te geven op het gebied van voertuigen en afvalstoffen, bijvoorbeeld in de vorm van een autobelasting en/of hogere accijnzen op motorbrandstoffen. De ontwikkeling van grensoverschrijdende energieverbindingen te intensiveren om de energiebevoorrading te diversifiëren en de concurrentie op de energiemarkt te bevorderen.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De energie-efficiëntie te verbeteren, met name van gebouwen en in het vervoer, en sterkere milieuprikkels te geven op het gebied van voertuigen en afvalstoffen, bijvoorbeeld in de vorm van een autobelasting en/of hogere accijnzen op motorbrandstoffen. De ontwikkeling van grensoverschrijdende energieverbindingen te intensiveren om de energiebevoorrading te diversifiëren en de concurrentie op de energiemarkt te bevorderen.
Toelichting
De aanbeveling zou de betrokken lidstaat meer ruimte moeten geven om de maatregelen te kiezen waarmee deze uitdaging wordt aangepakt. De Estse autoriteiten zijn van mening dat investeringen in openbaar vervoer en in multimodaal vervoer, alsmede investeringen in energie-efficiëntere gebouwen, beter geschikt zijn om iets te doen aan het pollutieprobleem in Estland. De Raad deelt die mening.
SPANJE
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 1
Voorstel van de Commissie
Uiterlijk eind 2013 de houdbaarheidsfactor definitief te regelen om de financiële stabiliteit van het pensioensysteem op lange termijn te waarborgen, onder meer door ervoor te zorgen dat de pensioenleeftijd meestijgt met de levensverwachting.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Uiterlijk eind 2013 de houdbaarheidsfactor definitief te regelen om de financiële stabiliteit van het pensioensysteem op lange termijn te waarborgen, onder meer door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen rvoor te zorgen dat de pensioenleeftijd meestijgt met de levensverwachting.
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
FRANKRIJK
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 1
Voorstel van de Commissie
De budgettaire strategie in 2013 te versterken en voort te zetten. De aanpassing geloofwaardiger te maken door uiterlijk najaar 2013 de noodzakelijke maatregelen voor 2014 en daarna te bepalen en deze uit te voeren om ervoor te zorgen dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2015 op houdbare wijze is gecorrigeerd en de structurele aanpassingsinspanning die in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald, wordt verwezenlijkt. Alle meevallers te gebruiken om het tekort te verminderen. Een houdbare correctie van de budgettaire onevenwichtigheden vereist een geloofwaardige uitvoering van ambitieuze structurele hervormingen om de aanpassingscapaciteit te vergroten en groei en werkgelegenheid te stimuleren. Een groeivriendelijke budgettaire consolidatiekoers aan te houden en de efficiëntie van de overheidsuitgaven verder te verhogen, met name door zoals momenteel gepland voort te gaan met een toets van de uitgavencategorieën voor alle subsectoren van de overheid. Middels de komende decentralisatiewet actie te ondernemen om betere synergieën en besparingen op centrale, regionale en lokale overheidsniveaus tot stand te brengen. Na de correctie van het buitensporig tekort in toereikend tempo de structurele aanpassingsinspanning voort te zetten om de MTD in 2016 te bereiken. Uiterlijk eind 2013 maatregelen te nemen om ten laatste in 2020 het pensioenstelsel op houdbare wijze in evenwicht te brengen, bijvoorbeeld door de aanpassing van de indexeringsregels, het verder optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd en verlengen van de bijdrageperiode om een volledig pensioen te verkrijgen en het toetsen van bijzondere regelingen, onder vermijding van een stijging van de sociale werkgeversbijdragen, en de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorguitgaven, waaronder de uitgaven voor geneesmiddelen, te verhogen.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
[…]Middels de komende decentralisatiewet actie te ondernemen om grotere synergie en besparingen op centrale en lokale overheidsniveaus tot stand te brengen. Na de correctie van het buitensporig tekort in toereikend tempo de structurele aanpassingsinspanning voort te zetten om de MTD in 2016 te bereiken. Uiterlijk eind 2013 maatregelen te nemen om ten laatste in 2020 het pensioenstelsel op houdbare wijze in evenwicht te brengen — bijvoorbeeld aanpassing van de indexeringsregels, het verlengen van de bijdrageperiode om een volledig pensioen te verkrijgen, het verder optrekken van de feitelijke wettelijke pensioenleeftijd door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan te passen aan de veranderde levensverwachting en het verlengen van de bijdrageperiode om een volledig pensioen te verkrijgen en het toetsen van bijzondere regelingen, met dien verstande dat stijging van de sociale werkgeversbijdragen wordt vermeden, en de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorguitgaven, met name de geneesmiddelenverstrekking, te verhogen.
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken. Gezien de specifieke uitdagingen waarmee Frankrijk wordt geconfronteerd, is de Raad het erover eens dat de meer specifieke elementen van de aanbeveling die de hervorming van het pensioenstelsel betreffen, gehandhaafd moeten worden.
ITALIË
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 1
Voorstel van de Commissie
Ervoor te zorgen dat het tekort in 2013 onder 3 % van het bbp blijft, door de goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen. Door te gaan met de structurele aanpassing in een passend tempo en via een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, om vanaf 2014 de MTD te bereiken en deze vast te houden. De geplande structurele primaire overschotten te bereiken om de zeer hoge schuldquote (van volgens de prognoses 132,2 % van het bbp in 2014) op een gestaag afnemend pad te krijgen. Door te gaan met een duurzame verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van overheidsuitgaven door de in 2012 goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen en verdere inspanningen te leveren door diepgaande analyses van de uitgaven op alle overheidsniveaus te verrichten.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Ervoor te zorgen dat het tekort in 2013 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft, door de goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen. Door te gaan met de structurele aanpassing in een passend tempo en via een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, om vanaf 2014 de MTD te bereiken en deze vast te houden. De geplande structurele primaire overschotten te bereiken om de zeer hoge schuldquote (van volgens de prognoses 132,2 % van het bbp in 2014) op een gestaag afnemend pad te krijgen. Door te gaan met een duurzame verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van overheidsuitgaven door de in 2012 goedgekeurde maatregelen volledig ten uitvoer te leggen en verdere inspanningen te leveren door diepgaande analyses van de uitgaven op alle overheidsniveaus te verrichten.
Toelichting
Aangezien vermelding van de schuldquoteprognose voor 2014 geen meerwaarde biedt voor de aanbeveling, en voor geen enkele andere lidstaat dergelijke prognoses in de aanbeveling zijn opgenomen, werd overeengekomen het cijfer uit de aanbeveling te schrappen en het in de corresponderende overweging op te nemen.
LETLAND
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4
Voorstel van de Commissie
De hoge armoedecijfers aan te pakken door verbreding van de sociale bijstand, verbetering van de toereikendheid van de uitkeringen en versterking van de maatregelen om uitkeringsgerechtigden te activeren. De wijze van bijstandsverlening versterken om armoede onder kinderen doeltreffend te bestrijden.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De hoge armoedecijfers aan te pakken door verbreding van de sociale bijstand, verbetering van de toereikendheid van de uitkeringen en versterking van de maatregelen om uitkeringsgerechtigden te activeren; de wijze van bijstandsverlening te versterken om armoede onder kinderen doeltreffend te bestrijden.
Toelichting
In de conclusies van de door het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming in het kader van het multilaterale toezicht verrichte analyse van het activerings- en het armoedebestrijdingsbeleid van Letland staat dat in 2013 een aantal cruciale maatregelen zullen worden uitgevoerd of uitgewerkt en dat een sterkere activering en een betere samenwerking tussen overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening en gemeentelijke diensten op het gebied van sociale bijstand wordt gepland, waarbij de socialebijstandsuitkeringen beter worden gekoppeld aan een actief arbeidsmarktbeleid om te bewerkstelligen dat het activeren van uitkeringsgerechtigden betere arbeidsmarktresultaten oplevert. In 2012 heeft Letland het socialebijstandsstelsel hervormd en toegezegd een beter activeringsbeleid te voeren. Op basis daarvan kunnen nieuwe maatregelen worden gepland om de doeltreffendheid en de dekking van uitkeringsstelsel te verbeteren. Enkele belangrijke punten van de respons van Letland, waarvan de uitvoering belangrijk zal zijn voor het opvolgen van de landenspecifieke aanbeveling, hebben derhalve vooralsnog de status van voorstel of verkeren nog in de eerste ontwerpfase.
LITOUWEN
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4
Voorstel van de Commissie
Concrete gerichte maatregelen uit te voeren om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. De koppeling tussen de hervorming van de sociale bijstand in geld en de activeringsmaatregelen versterken.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Concrete gerichte maatregelen uit te voeren om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. De koppeling tussen de hervorming van de sociale bijstand in geld en de activeringsmaatregelen verder te versterken.
Toelichting
De bevindingen van het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming na hun evaluatie in het kader van het multilaterale toezicht luiden dat in Litouwen nog met de gemeentebesturen wordt gewerkt aan een project voor de periode 2012-2014 dat erop is gericht zoveel mogelijk langdurig werklozen (uitkeringsgerechtigden) te laten terugkeren op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt erop geattendeerd dat Litouwen in 2012 de wet op sociale bijstand in contant geld voor arme inwoners heeft aangenomen, die tot doel heeft doelgerichter bijstand te verlenen aan de meest behoeftigen.
LUXEMBURG
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3
Voorstel van de Commissie
De leeftijdsgebonden uitgaven te beteugelen door de langdurige zorg kosteneffectiever te maken, met name door een grotere nadruk op preventie, revalidatie en zelfstandig wonen, versterking van de recent vastgestelde pensioenhervorming, door aanvullende maatregelen te nemen om vervroegde uittreding tegen te gaan en door de daadwerkelijke pensioenleeftijd te verhogen, onder meer door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De leeftijdgebonden uitgaven te beteugelen door de langdurige zorg kosteneffectiever te maken, met name door een grotere nadruk op preventie, revalidatie en zelfstandig wonen, versterking van de recent vastgestelde pensioenhervorming, door aanvullende maatregelen te nemen om vervroegd pensioen tegen te gaan en door de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd of pensioenen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting. en door de daadwerkelijke pensioenleeftijd te verhogen, onder meer door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 5
Voorstel van de Commissie
Inspanningen om de jeugdwerkeloosheid terug te dringen te intensiveren door de inrichting van en het toezicht op het actieve arbeidsmarktbeleid te verbeteren. Het algemene en het beroepsonderwijs te versterken, om de vaardigheden van jongeren beter in overeenstemming te brengen met de vraag van de arbeidsmarkt, met name voor mensen met een migrantenachtergrond. Resolute actie te ondernemen om de deelnemingsgraad van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren door een leven lang te leren.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Inspanningen om de jeugdwerkeloosheid terug te dringen te intensiveren door de inrichting van en het toezicht op het actieve arbeidsmarktbeleid te verbeteren. Het algemene en het beroepsonderwijs te versterken, om de vaardigheden van jongeren beter in overeenstemming te brengen met de vraag van de arbeidsmarkt, met name voor mensen met een migrantenachtergrond. Resolute actie te ondernemen Inspanningen intensiveren om de deelnemingsgraad van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren door een leven lang te leren.
Toelichting
In de door het Comité voor de werkgelegenheid in het kader van het multilaterale toezicht verrichte analyse wordt geconcludeerd dat er een wetsontwerp ter tafel ligt dat een reeks maatregelen bevat waarmee wordt beoogd de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen. Ondernemingen met meer dan 150 werknemers dienen een „age management plan” (leeftijdenbeheersplan) in te stellen voor de ontwikkeling van de vaardigheden van oudere werknemers, de preventie van gezondheidsproblemen op het werk en betere begeleiding bij de overgang van werk naar pensioen. Eind 2012 is er een nieuw witboek goedgekeurd met een aantal maatregelen ter bevordering van een leven lang leren. In het algemeen lijken de meeste gepresenteerde maatregelen weliswaar de goede kant op te gaan, maar blijven zij vaag, hetgeen het Comité voor de werkgelegenheid tot de conclusie bracht dat er op dit gebied nog meer inspanningen nodig zijn.
MALTA
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 2
Voorstel van de Commissie
Te zorgen voor langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën, het pensioenstelsel te hervormen om de verwachte toename van de uitgaven in te tomen, onder meer door een versnelde verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, door een koppeling tussen de pensioengerechtigde leeftijd en de levensverwachting in te voeren en door particulier pensioensparen te bevorderen. Maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen door een brede strategie voor actief ouder worden te ontwikkelen en in te voeren. Hervormingen in de gezondheidszorg na te streven om de kosteneffectiviteit van de sector te verhogen, met name door de openbare eerstelijnszorg te versterken. De efficiëntie te verbeteren en de lengte van de procedure voor overheidsaanbestedingen te beperken.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Te zorgen voor langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën, het pensioenstelsel te blijven hervormen te hervormen om de verwachte toename van de uitgaven in te tomen, onder meer door maatregelen als een versnelde verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenen aan te passen aan de veranderingen in de levensverwachting g tussen de pensioengerechtigde leeftijd en de levensverwachting in te voeren en door particulier pensioensparen te bevorderen. Maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen door een brede strategie voor actief ouder worden te voltooien te ontwikkelen en in te voeren. Hervormingen in de gezondheidszorg na te streven om de kosteneffectiviteit van de sector te verhogen, met name door de openbare eerstelijnszorg te versterken. De efficiëntie te verbeteren en de lengte van de procedure voor overheidsaanbestedingen te beperken.
Toelichting
De aanbeveling is aangepast om weer te geven dat pensioenhervorming in Malta een voortdurend proces is dat bestaat uit een reeks parametrische hervormingen die in 2006 en 2007 zijn goedgekeurd en die naar verwachting gedurende de komende vijftien jaar van kracht worden. Niettegenstaande de positieve gevolgen van deze hervorming onderkent Malta dat er meer moet worden gedaan om op de lange termijn voor toereikende en houdbare pensioenen te zorgen, en na de verkiezingen in maart 2013 heeft de nieuwe regering haar voornemen bevestigd om het pensioenhervormingsproces in Malta voort te zetten.
Hiertoe hebben in 2011 en 2012 twee raadplegingprocessen plaatsgevonden, en volgend op de feedback van de sociale partners is een definitief verslag bij de regering ingediend. Ten aanzien van de invoering van particuliere pensioenen van de derde pijler heeft het parlement de pensioenwet reeds goedgekeurd. Deze wet gaat vergezeld van een aantal wettelijke verklaringen die verschillende aspecten bestrijken alsmede van richtlijnen en reglementen vanwege de Maltese autoriteit voor financiële diensten, die op 1 april 2013 voor overleg zijn ingediend. De pensioenwet treedt naar verwachting tegelijk met deze regels en procedures in werking.
Wat de toekomst betreft, heeft de regering aangegeven dat zij de komende weken een interministeriële strategische groep zal instellen die tot taak krijgt de werkzaamheden van de pensioenwerkgroep te evalueren, met name de aanbevelingen uit het in maart 2012 bij de regering ingediende postconsultatieverslag, waarin een alomvattende strategie is geschetst voor de aanpak van de toereikendheid en de houdbaarheid van pensioenen in Malta tegen het derde kwartaal van 2014. Tegen het vierde kwartaal van 2013 wordt tevens een communicatiestrategie ontwikkeld om de publieke opinie meer bewust te maken van de pensioenkwestie.
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
Ten slotte is overeengekomen de tekst te wijzigen om aan te geven dat de strategie die erop gericht is de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen in de afrondingsfase zit. Nadat Malta in 2011 een landenspecifieke aanbeveling had gekregen om een „brede strategie voor actief ouder worden” op te stellen, is in februari 2012 een interministerieel comité opgezet met het mandaat de regering een brede strategie voor actief ouder worden voor te stellen. Na de recente wijziging van de regering heeft de nieuwe regering aangegeven dat zij van het voltooien van deze strategie een topprioriteit maakt, onder meer door een parlementair secretariaat voor de rechten van mensen met een handicap en actief ouder worden in te stellen dat het werk een nieuwe politieke richting en impuls moet geven, alsmede om de werkzaamheden af te ronden. De definitieve ontwerpstrategie wordt naar verwachting tegen eind september aan de regering gepresenteerd. Na de goedkeuring van het kabinet gaat het nationale beleid naar verwachting in oktober 2013 van start.
NEDERLAND
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 2
Voorstel van de Commissie
De inspanningen met het oog op de geleidelijke hervorming van de woningmarkt op te voeren door de geplande beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente te bespoedigen, een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt in te voeren en de huur beter te koppelen aan de inkomens van huishoudens in de socialewoningsector. Ervoor te zorgen dat woningcorporaties zich weer gaan richten op huishoudens die het meest behoefte aan sociale woningen hebben.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De inspanningen met het oog op de geleidelijke hervorming van de woningmarkt op te voeren door de geplande beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente te bespoedigen, rekening houdend met de impact in het huidige economische klimaat, een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt in te voeren en de huur beter te koppelen aan de inkomens van huishoudens in de socialewoningsector. Ervoor te zorgen dat woningcorporaties zich weer gaan richten op huishoudens die het meest behoefte aan sociale woningen hebben.
Toelichting
Een snellere invoering zou een risico voor het economisch herstel kunnen inhouden, vanwege de huidige fragiele economische situatie in Nederland. Bijna 1 miljoen huishoudens hebben momenteel een restschuld op hun huis (een hogere hypotheek dan de waarde van het huis). Een snellere afbouw van de aftrek kan voor verdere neerwaartse druk op de huizenprijzen zorgen, en daardoor de financiële stabiliteit in gevaar brengen. Hierdoor zou ook de particuliere consumptie verder kunnen afnemen. Volgens het CPB is meer dan de helft van de huidige terugval in de particuliere consumptie in Nederland te wijten aan de spanningen op de huizenmarkt.
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4
Voorstel van de Commissie
Verdere maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie te verhogen, met name van mensen in de marge van de arbeidsmarkt. De beperking van negatieve fiscale arbeidsprikkels voort te zetten, onder meer door een geleidelijke afschaffing van overdraagbare heffingskortingen voor verdieners van een tweede inkomen. De arbeidsmarktmobiliteit te bevorderen en rigiditeiten aan te pakken, onder meer door een snellere hervorming van de wetgeving ter bescherming van werknemers.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Verdere maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie te verhogen, met name van mensen in de marge van de arbeidsmarkt. De beperking van negatieve fiscale arbeidsprikkels voort te zetten, onder meer door de geleidelijke afschaffing van overdraagbare heffingskortingen voor verdieners van een tweede inkomen. De arbeidsmarktmobiliteit te bevorderen en starheden op de arbeidsmarkt aan te pakken, onder meer door de een snellere hervorming van de wetgeving ter bescherming van werknemers en het stelsel van werkloosheidsuitkeringen.
Toelichting
Ten aanzien van de eerste wijziging is een snellere beperking van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskortingen niet van invloed op de prikkel (of ontmoediging) ten aanzien van het aantal gewerkte uren voor verdieners van een tweede inkomen die de arbeidsmarkt reeds hebben betreden.
Ten aanzien van de tweede wijziging heeft de Nederlandse regering overeenstemming met de sociale partners bereikt over de noodzakelijke arbeidsmarkthervormingen, zoals de hervorming van de wetgeving ter bescherming van werknemers en het stelsel van de werkloosheidsuitkeringen. Er is overeenstemming met de werkgevers en de werknemers over de inhoud en de snelheid van de hervormingen, waardoor duidelijkheid en brede maatschappelijke steun ontstaan. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om erin te slagen de voorgestelde hervormingen daadwerkelijk te implementeren.
OOSTENRIJK
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 2
Voorstel van de Commissie
De harmonisatie van de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen te bespoedigen, de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen, de recente hervormingen ter beperking van de vervroegde-uittredingsregelingen uit te voeren en te monitoren, en de inzetbaarheid van oudere werknemers te verbeteren om de werkelijke pensioenleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
De harmonisatie van de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen te versnellen, de effectieve pensioenleeftijd te verhogen door de pensioengerechtigde leeftijd of de pensioenuitkeringen aan te passen aan veranderingen in de levensverwachting, de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen, de recente hervormingen die de toegang tot vervroegde uittreding beperken uit te voeren en te monitoren, en de inzetbaarheid van oudere werknemers verder te verbeteren om de werkelijke pensioenleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen.
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken.
De aanbeveling is mede aangepast om weer te geven dat vanwege een ingrijpende pensioenhervorming en de bijbehorende AMB-maatregelen (zoals een arbeidsmarktinitiatief voor ouderen en mensen met gezondheidsproblemen, een preventief programma fit2work, leeftijdvriendelijke arbeidsomstandigheden) de arbeidsparticipatie van oudere werknemers sinds 2004 van 27,4 % tot 43,1 % is gestegen. De conclusies van de beoordelingen in het kader van het multilaterale toezicht door het Comité voor de werkgelegenheid dat hervormingen zijn ingevoerd om langer en gezond werken te stimuleren en mogelijk te maken.
FINLAND
LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3
Voorstel van de Commissie
Verdere stappen te zetten om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun inzetbaarheid te vergroten en de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen en de minimale wettelijke pensioenleeftijd aan te passen aan de hogere levensverwachting. De lopende maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van jongeren en langdurig werklozen uit te voeren en nauwlettend te volgen, met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van jobgerichte vaardigheden.
Tekst waarover overeenstemming is bereikt
Verdere stappen te zetten om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, onder meer door hun inzetbaarheid te vergroten en de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen en de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen door de pensioenleeftijd of de pensioenuitkeringen aan de veranderingen in de levensverwachting aan te passen n de minimale wettelijke pensioenleeftijd aan te passen aan de hogere levensverwachting. De lopende maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van jongeren en langdurig werklozen uit te voeren en nauwlettend te volgen, met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van jobgerichte vaardigheden.
Toelichting
De tekst van de aanbeveling bevat horizontaal overeengekomen tekst. Men was het erover eens dat er verschillende manieren zijn om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen, en aldus de uitdagingen op het gebied van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën aan te pakken. De oorspronkelijke Commissietekst, waarin de klemtoon alleen lag op de verhoging van de (wettelijke) pensioenleeftijd, was wellicht te prescriptief en te strikt gedefinieerd. Bij de nieuwe tekst worden de tekstpassages die de Raad voorheen had aangenomen, de meest recente op 12 februari 2013 over het Sustainability Report (Houdbaarheidsverslag) 2012, ingetrokken. In Finland zou het ook niet passend zijn de leeftijd waarop het recht op een ouderdomspensioen ontstaat, aan de levensverwachting te koppelen zonder belangrijke wijzigingen aan te brengen in de criteria van het pensioenstelsel.
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Landenspecifieke aanbevelingen zonder wijzigingen of waarvoor wijzigingen zijn aangebracht in overeenstemming met de Commissie: BU, DK, DE, HU, PL, RO, SL, SK, SV, UK, eurozone.
(3) Gewijzigde tekst staat cursief en geschrapte tekst staat doorstreept.