ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.046.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 46

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
16 februari 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2013/C 046/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 38 van 9.2.2013

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2013/C 046/02

Zaak C-534/10 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Brookfield New Zealand Ltd, Elaris SNC/Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP), Schniga GmbH (Hogere voorziening — Communautair kwekersrecht — Verordening (EG) nr. 2100/94 — Artikel 73, lid 2 — Beslissing van kamer van beroep van CBP tot afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht — Beoordelingsbevoegdheid — Toetsing door Gerecht — Artikel 55, lid 4, juncto artikel 61, lid 1, sub b — Recht van CBP om opnieuw om verzending van plantenmateriaal te verzoeken)

2

2013/C 046/03

Zaak C-577/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk België (Niet-nakoming — Artikel 56 VWEU — Vrij verrichten van diensten — Nationale regeling volgens welke op in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplichting tot voorafgaande melding rust — Strafsancties — Belemmering van vrij verrichten van diensten — Objectief gerechtvaardigd verschil in behandeling — Dwingende vereisten van algemeen belang — Voorkoming van fraude — Bestrijding van oneerlijke mededinging — Bescherming van zelfstandigen — Evenredigheid)

2

2013/C 046/04

Zaak C-68/11: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Italiaanse Republiek (Niet-nakoming — Milieu — Richtlijn 1999/30/EG — Bestrijding van vervuiling — Grenswaarden voor PM10-concentraties in de lucht)

3

2013/C 046/05

Zaak C-149/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage — Nederland) — Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV (Gemeenschapsmerk — Verordening (EG) nr. 207/2009 — Artikel 15, lid 1 — Begrip normaal gebruik van merk — Territoriale omvang van gebruik — Gebruik van gemeenschapsmerk op grondgebied van één enkele lidstaat — Toereikendheid)

3

2013/C 046/06

Zaak C-159/11: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Azienda Sanitaria Locale di Lecce, Università del Salento/Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a. (Overheidsopdrachten — Richtlijn 2004/18/EG — Artikel 1, lid 2, sub a en d — Diensten — Onderzoek en beoordeling van aardbevingsgevoeligheid van ziekenhuizen — Overeenkomst tussen twee openbare lichamen, waaronder universiteit — Lichaam dat als ondernemer kan worden aangemerkt — Overeenkomst onder bezwarende titel — Vergoeding die niet hoger is dan gemaakte kosten)

4

2013/C 046/07

Zaak C-207/11: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria regionale di Milano — Italië) — 3D I srl/Agenzia delle Entrate Ufficio di Cremona (Fiscale bepalingen — Richtlijn 90/434/EEG — Gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten — Artikelen 2, 4 en 9 — Inbreng van activa — Heffing van belasting over meerwaarden die inbrengende vennootschap naar aanleiding van inbreng van activa realiseert — Uitstel van belastingheffing — Voorwaarde dat op balans van inbrengende vennootschap voorlopig van belasting vrijgestelde reserve wordt opgenomen ten bedrage van vastgestelde meerwaarde)

4

2013/C 046/08

Zaak C-279/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Ierland (Niet-nakoming — Richtlijn 85/337/EEG — Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten — Onjuiste uitvoering — Bijlage II — Punt 1, sub a-c — Arrest Hof — Vaststelling van niet-nakoming — Artikel 260 VWEU — Financiële sancties — Forfaitaire som — Solvabiliteit van lidstaat — Economische crisis — Beoordeling op basis van huidige economische situatie)

5

2013/C 046/09

Zaak C-288/11 P: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 19 december 2012 — Mitteldeutsche Flughafen AG, Flughafen Leipzig/Halle GmbH/Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland, Arbeitsgemeinschaft Deutscher Verkehrsflughäfen eV (ADV) (Hogere voorziening — Staatssteun — Begrip onderneming — Economische activiteit — Aanleg van luchthaveninfrastructuur — Start- en landingsbaan)

5

2013/C 046/10

Zaak C-310/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Verenigd Koninkrijk) — Grattan plc/The Commissioners of Her Majesty’s Revenue & Customs (Fiscale bepalingen — Btw — Tweede richtlijn (67/228/EEG) — Artikel 8, sub a — Zesde richtlijn (77/388/EEG) — Levering van goederen — Belastinggrondslag — Door postorderbedrijf aan agent betaalde commissie — Aankopen door derden — Prijsverlaging na belastbaar feit — Rechtstreekse werking)

6

2013/C 046/11

Zaak C-314/11 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Planet AE (Hogere voorziening — Bescherming van financiële belangen van Europese Unie — Identificatie van risiconiveau van entiteit — Systeem voor vroegtijdige waarschuwing — Onderzoek van OLAF — Besluiten — Verzoeken om activering van W1a- en W1b-waarschuwingen — Voor beroep vatbare handelingen — Ontvankelijkheid)

6

2013/C 046/12

Zaak C-325/11: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Koszalinie — Polen) — Krystyna Alder, Ewald Alder/Sabina Orlowska, Czeslaw Orlowski (Verordening (EG) nr. 1393/2007 — Betekening en kennisgeving van stukken — Partij met woonplaats op grondgebied van andere lidstaat — Op nationale grondgebied woonachtige vertegenwoordiger — Ontbreken — Processtukken aan dossier toegevoegd — Vermoeden van kennisneming)

7

2013/C 046/13

Zaak C-363/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Elegktiko Synedrio — Griekenland) — Epitropos tou Elegktikou Synedriou sto Ypourgeio Politismou kai Tourismou/Ypourgeio Politismou kai Tourismou — Ypiresia Dimosionomikou Elenchou (Prejudiciële verwijzing — Begrip rechterlijke instantie van een der lidstaten in zin van artikel 267 VWEU — Procedure die moet leiden tot rechterlijke beslissing — Beslissing van nationale rekenkamer inzake goedkeuring vooraf van openbare uitgaven — Niet-ontvankelijkheid)

7

2013/C 046/14

Zaak C-364/11: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Bíróság — Hongarije) — Mostafa Abed El Karem El Kott, Chadi Amin A Radi, Hazem Kamel Ismail/Bevándorlási és Állampolgársági Hivatal (Richtlijn 2004/83/EG — Minimumnormen voor toekenning van vluchtelingenstatus of subsidiaire-beschermingsstatus — Staatlozen van Palestijnse afkomst die daadwerkelijk bijstand van United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) hebben ingeroepen — Recht van die staatlozen op toekenning van vluchtelingenstatus krachtens artikel 12, lid 1, sub a, tweede volzin, van richtlijn 2004/83 — Toepassingsvoorwaarden — Ophouden van die bijstand van UNRWA om welke reden ook — Bewijs — Gevolgen voor betrokkenen die om toekenning van vluchtelingenstatus verzoeken — Recht op grond van dit feit op de voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn — Automatische erkenning als vluchteling in zin van artikel 2, sub c, van die richtlijn en toekenning van vluchtelingenstatus overeenkomstig artikel 13 ervan)

8

2013/C 046/15

Zaak C-374/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Ierland (Niet-nakoming — Richtlijn 75/442/EEG — Huishoudelijk afvalwater, geloosd in landelijke gebieden via septische tanks — Arrest Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld — Artikel 260, lid 2, VWEU — Maatregelen ter uitvoering van arrest Hof — Financiële sancties — Dwangsom — Forfaitaire som)

9

2013/C 046/16

Zaak C-445/11 P: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 december 2012 — Bavaria NV/Europese Commissie (Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregeling — Nederlandse biermarkt — Beschikking van de Commissie houdende vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG — Geldboeten — Duur van administratieve procedure — Hoogte van geldboete)

9

2013/C 046/17

Zaak C-452/11 P: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 december 2012 — Heineken Nederland BV, Heineken NV/Europese Commissie (Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregeling — Nederlandse biermarkt — Beschikking van de Commissie waarbij inbreuk op artikel 81 EG wordt vastgesteld — Geldboeten — Duur van administratieve procedure — Hoogte van geldboete)

10

2013/C 046/18

Zaak C-549/11: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — Direktor na Direktsia Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto — grad Burgas pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite/Orfey Balgaria EOOD (Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Artikelen 63, 65, 73 en 80 — Vestiging van opstalrecht door natuurlijke personen ten gunste van onderneming in ruil voor door deze onderneming aan die natuurlijke personen verstrekte bouwdiensten — Ruilovereenkomst — Btw over bouwdiensten — Belastbaar feit — Verschuldigd worden — Vervroegde betaling van volledige tegenprestatie — Vooruitbetaling — Maatstaf van heffing van handeling indien tegenprestatie uit goederen of diensten bestaat — Rechtstreekse werking)

10

2013/C 046/19

Zaak C-579/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Administrativo e Fiscal do Porto — Portugal) — Grande Área Metropolitana do Porto (GAMP)/Comissão Directiva do Programa Operacional Potencial Humano, Ministério do Ambiente e do Ordenamento do Território en Ministério do Trabalho e da Solidariedade Social (Structuurfondsen — Verordening (EG) nr. 1083/2006 — Geografische subsidiabiliteit — Uitvoering van door de Europese Unie medegefinancierde investering vanaf buiten subsidiabele regio’s gelegen plaats en door in dergelijke plaats gevestigde uitvoerder)

11

2013/C 046/20

Zaak C-460/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove (Slowakije) op 15 oktober 2012 — SKP/Ján Bríla

11

2013/C 046/21

Zaak C-470/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Svidník (Slowakije) op 19 oktober 2012 — Pohotovosť, s.r.o./Miroslav Vašuta

12

2013/C 046/22

Zaak C-508/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg (Oostenrijk) op 9 november 2012 — Walter Vapenik/Josef Thurner

12

2013/C 046/23

Zaak C-510/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Beroep te Gent (België) op 9 november 2012 — Bloomsbury NV tegen Belgische Staat

13

2013/C 046/24

Zaak C-519/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Kúria (Hongarije) op 19 november 2012 — OTP Bank Nyilvánosan Működő Részvénytársaság/Hochtief Solution AG

13

2013/C 046/25

Zaak C-539/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Employment Tribunal (Verenigd Koninkrijk) op 26 november 2012 — ZJR Lock/British Gas Trading Limited & Others

13

2013/C 046/26

Zaak C-540/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 28 november 2012 — Rena Schmeel/Bundesrepublik Deutschland

14

2013/C 046/27

Zaak C-541/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 28 november 2012 — Ralf Schuster/Bundesrepublik Deutschland

14

2013/C 046/28

Zaak C-544/12: Beroep ingesteld op 27 november 2012 — Europese Commissie/Republiek Polen

15

2013/C 046/29

Zaak C-549/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 29 november 2012 door de Bondsrepubliek Duitsland tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 19 september 2012 in zaak T-265/08, Bondsrepubliek Duitsland/Europese Commissie

15

2013/C 046/30

Zaak C-578/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 december 2012 door El Corte Inglés, SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 27 september 2012 in zaak T-39/10, El Corte Inglés, SA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

16

2013/C 046/31

Zaak C-590/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Winsen (Luhe) (Duitsland) op 17 december 2012 — Andrea Merten/ERGO Lebensversicherung AG

17

 

Gerecht

2013/C 046/32

Zaak T-568/11: Arrest van het Gerecht van 11 januari 2013 — Kokomarina/BHIM — Euro Shoe Group (interdit de me gronder IDMG) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Internationale inschrijving waarin Europese Gemeenschap wordt aangewezen — Beeldmerk interdit de me gronder IDMG — Ouder Benelux-woordmerk DMG — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Betwisting van normaal gebruik van ouder merk voor het eerst voor Gerecht)

18

2013/C 046/33

Zaak T-255/12: Beschikking van het Gerecht van 12 december 2012 — Vakili/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen tegen Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie — Bevriezing van tegoeden — Schrapping van betrokken personen van lijst — Afdoening zonder beslissing)

18

2013/C 046/34

Zaak T-531/12: Beroep ingesteld op 6 december 2012 — Tifosi Optics/BHIM — Tom Tailor (T)

18

2013/C 046/35

Zaak T-533/12: Beroep ingesteld op 7 december 2012 — IBSolution/BHIM — IBS (IBSolution)

19

2013/C 046/36

Zaak T-537/12: Beroep ingesteld op 12 december 2012 — Zafeiropoulos/Europees centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

19

2013/C 046/37

Zaak T-541/12: Beroep ingesteld op 12 december 2012 — Wedi/BHIM — Mehlhose Bauelemente für Dachrand + Fassade (BALCO)

21

2013/C 046/38

Zaak T-547/12: Beroep ingesteld op 18 december 2012 — Teva Pharma en Teva Pharmaceuticals Europe/EMA

21

2013/C 046/39

Zaak T-552/12: Beroep ingesteld op 21 december 2012 — North Drilling/Raad

22

2013/C 046/40

Zaak T-558/12: Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Changshu City Standard Parts Factory/Raad

22

2013/C 046/41

Zaak T-559/12: Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Ningbo Jinding Fastener/Raad

23

2013/C 046/42

Zaak T-561/12: Beroep ingesteld op 19 december 2012 — Beninca/Commissie

23

2013/C 046/43

Zaak T-562/12: Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Dalli/Commissie

24

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2013/C 046/44

Zaak F-44/05 RENV: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Strack/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Terugverwijzing naar Gerecht na vernietiging — Opheffing van immuniteit van gemachtigden van instelling voor hetgeen zij hebben gezegd en geschreven tijdens gerechtelijke procedure — Aanstelling in post van hoofd van eenheid — Afwijzing van sollicitatie — Beroep tot nietigverklaring — Procesbelang van afgewezen sollicitant — Gezag van gewijsde — Procedurefout — Afweging van betrokken belangen — Beroep tot schadevergoeding — Immateriële schade als gevolg van onregelmatigheid)

25

2013/C 046/45

Zaak F-63/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Donati/ECB (Openbare dienst — Personeel van de ECB — Klacht wegens psychisch geweld — Administratief onderzoek — Toegang tot onderzoeksdossier — Toezending van dossier aan in klacht aan de kaak gestelde personen — Geheimhoudingsplicht — Eerbiediging van rechten van verdediging)

25

2013/C 046/46

Zaak F-96/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 18 september 2012 — Cuallado Martorell/Commissie (Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Niet-toelating tot mondelinge examen na uitslag van schriftelijke examen — Verzoeken om nieuw onderzoek — Specifiek recht van kandidaten op toegang tot bepaalde op hen betrekking hebbende informatie — Doel en reikwijdte — Recht op inzage in gecorrigeerde schriftelijke examen — Geen)

26

2013/C 046/47

Zaak F-65/10: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 december 2012 — Mata Blanco/Commissie (Openbare dienst — Intern vergelijkend onderzoek COM/INT/OLAF/09/AD10 — Fraudebestrijding — Respectieve bevoegdheden van EPSO en jury — Door jury gecontroleerde toelatingstoetsen — Mondeling examen — Schending van aankondiging van vergelijkend onderzoek — Afwijkende beoordelingen — Beoordelingscriteria — Gelijke behandeling van kandidaten — Kennelijk onjuiste beoordeling — Beginselen van transparantie en behoorlijk bestuur — Motiveringsplicht)

26

2013/C 046/48

Zaak F-85/10: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 juli 2012 — AI/Hof van Justitie (Openbare dienst — Tijdelijke functionarissen — Intern vergelijkend onderzoek — Uitsluiting van vergelijkend onderzoek na uitslag van eerste schriftelijke examen — Nieuw onderzoek — Gelijke behandeling — Herkwalificatie van overeenkomst voor bepaalde tijd als overeenkomst voor onbepaalde tijd — Niet-verlenging van overeenkomst van tijdelijk functionaris voor bepaalde tijd — Beroep tot nietigverklaring — Beroep tot schadevergoeding)

26

2013/C 046/49

Zaak F-122/10: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 11 december 2012 — Cocchi en Falcione/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Pensioen — Overdracht van in nationale pensioenregeling verworven pensioenrechten — Intrekking van voorstel voor overdracht — Handeling waarbij geen subjectieve rechten of andere soortgelijke voordelen zijn verleend)

27

2013/C 046/50

Zaak F-1/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 20 november 2012 — Soukup/Commissie (Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Niet-plaatsing op reservelijst — Beoordeling van mondeling examen)

27

2013/C 046/51

Gevoegde zaken F-7/11 en F-60/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — AX/ECB (Openbare dienst — Personeel van ECB — Tuchtprocedure — Schorsing van functionaris zonder vermindering van basissalaris — Intrekking van besluit — Rechten van verdediging — Toegang tot dossier — Motivering — Motivering van besluit — Gestelde niet-nakoming van beroepsmatige verplichtingen — Ernstige fout)

27

2013/C 046/52

Zaak F-10/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 20 november 2012 — Ghiba/Commissie (Openbare dienst — Intern vergelijkend onderzoek — Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek — Voorwaarden voor deelneming — Begrip met Commissie verband houdende diensten)

28

2013/C 046/53

Zaak F-29/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 5 december 2012 — BA/Commissie (Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/147/09 — Vorming van reservelijst met het oog op aanwerving van Roemeense administrateurs — Grondige kennis van officiële taal van Roemenië — Hongaarstalige minderheid in Roemenië — Niet-toelating tot mondeling examen — Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie — Reikwijdte)

28

2013/C 046/54

Zaak F-42/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Honnefelder/Commissie (Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Nietigverklaring van besluit van jury van vergelijkend onderzoek — Uitvoering van gewijsde — Legaliteitsbeginsel — Exceptie van onwettigheid aangevoerd tegen besluit om procedure van algemeen vergelijkend onderzoek te heropenen)

28

2013/C 046/55

Zaak F-54/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 17 juli 2012 — BG/Europese Ombudsman (Openbare dienst — Tuchtprocedure — Tuchtmaatregel — Tuchtrechtelijk ontslag — Bestaan van vooronderzoek voor nationale strafrechtelijke instanties op moment van vaststelling van besluit tot tuchtrechtelijk ontslag — Gelijke behandeling van mannen en vrouwen — Verbod om zwangere vrouw te ontslaan vanaf begin van zwangerschap tot en met einde van haar moederschapverlof)

29

2013/C 046/56

Zaak F-57/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Eklund/Commissie (Openbare dienst — Aanwerving — Algemeen vergelijkend onderzoek — Plaatsing op reservelijst — Werkaanbod aan op reservelijst geplaatste persoon — Toelatingsvoorwaarden — Na diploma opgedane beroepservaring — Respectieve bevoegdheid van jury en TABG — Aanvaarding van werkaanbod — Intrekking van werkaanbod)

29

2013/C 046/57

Zaak F-79/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 20 juni 2012 — Menidiatis/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Aanwerving — Afwijzing van sollicitatie — Uitvoering van arrest houdende nietigverklaring — Redelijke termijn — Individuele uitvoeringsmaatregelen — Verlies van kans)

30

2013/C 046/58

Zaak F-97/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 11 december 2012 — Vienne/Parlement (Openbare dienst — Financiële regeling — Gezinstoelagen — Kostwinnerstoelage — Beëindiging van recht op kostwinnerstoelage — Ontbinding van huwelijk)

30

2013/C 046/59

Zaak F-101/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Mileva/Commissie (Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek — Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/188/10 — Niet-plaatsing op reservelijst — Samenstelling van jury — Vaste en niet-vaste leden)

30

2013/C 046/60

Zaak F-107/11: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 december 2012 — Ntouvas/ECDC (Openbare dienst — Arbeidscontractant — Beoordelingsjaar 2010 — Verzoek om nietigverklaring van beoordelingsrapport)

31

2013/C 046/61

Zaak F-61/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Possanzini/Frontex (Openbare dienst — Tijdelijk functionaris — Procedure betreffende verlenging van overeenkomst van tijdelijk functionaris — Mededeling aan functionaris van negatief advies van beoordelaar over verlenging — Bezwarend besluit — Geen — Verzoek om nietigverklaring van ongunstige opmerkingen over prestaties in jaarlijkse beoordelingsrapporten — Beroep kennelijk niet-ontvankelijk)

31

2013/C 046/62

Zaak F-122/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 november 2012 — Vacarescu/Commissie (Openbare dienst — Termijnoverschrijding — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

31

2013/C 046/63

Zaak F-45/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 3 december 2012 — BT/Commissie (Openbare dienst — Arbeidscontractant — Niet-verlenging van overeenkomst — Beroep ontoereikend gemotiveerd — Beroep kennelijk niet-ontvankelijk)

32

2013/C 046/64

Zaak F-50/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 16 november 2012 — Ciora/Commissie (Openbare dienst — Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/198/10 — Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek — Beroep — Niet-inachtneming van precontentieuze procedure — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

32

2013/C 046/65

Zaak F-109/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 5 december 2012 — Scheidemann/Parlement (Openbare dienst — Ambtenaren — Overplaatsing naar andere instelling in loop van bevorderingsjaar waarin ambtenaar in zijn instelling van herkomst in aanmerking kwam voor bevordering — Verzoek om met terugwerkende kracht te worden bevorderd — Uitdrukkelijk afwijzend besluit gegeven na stilzwijgend besluit — Klachttermijn — Termijnoverschrijding — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

32

2013/C 046/66

Zaak F-117/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 12 december 2012 — AD/Commissie (Openbare dienst — Termijnoverschrijding — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

32

2013/C 046/67

Zaak F-37/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 5 september 2012 — Skovbjerg Gras/Commissie

33

2013/C 046/68

Zaak F-49/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 maart 2012 — BE/Commissie

33

2013/C 046/69

Zaak F-55/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2012 — Chatzidoukakis/Commissie

33

2013/C 046/70

Zaak F-64/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 20 juni 2012 — Westeren/Commissie

33

2013/C 046/71

Zaak F-11/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juni 2012 — Ciora/Commissie

33

2013/C 046/72

Zaak F-80/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 3 december 2012 — de Bruin/EIT

33

2013/C 046/73

Zaak F-106/12: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2012 — Goddijn/Europol

33

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/1


2013/C 46/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 38 van 9.2.2013

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 32 van 2.2.2013

PB C 26 van 26.1.2013

PB C 9 van 12.1.2013

PB C 399 van 22.12.2012

PB C 389 van 15.12.2012

PB C 379 van 8.12.2012

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Brookfield New Zealand Ltd, Elaris SNC/Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP), Schniga GmbH

(Zaak C-534/10 P) (1)

(Hogere voorziening - Communautair kwekersrecht - Verordening (EG) nr. 2100/94 - Artikel 73, lid 2 - Beslissing van kamer van beroep van CBP tot afwijzing van aanvraag voor communautair kwekersrecht - Beoordelingsbevoegdheid - Toetsing door Gerecht - Artikel 55, lid 4, juncto artikel 61, lid 1, sub b - Recht van CBP om opnieuw om verzending van plantenmateriaal te verzoeken)

2013/C 46/02

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Brookfield New Zealand Ltd, Elaris SNC (vertegenwoordiger: M. Eller, avvocato)

Andere partijen in de procedure: Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) (vertegenwoordigers: M. Ekvad en M. Lightbourne, gemachtigden), Schniga GmbH (vertegenwoordiger: G. Würtenberger, Rechtsanwalt)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 september 2010 — Schniga/CBP — Elaris en Brookfield New Zealand (T-135/08), waarbij het Gerecht heeft vernietigd de beslissing van de kamer van beroep van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) van 21 november 2007 houdende vernietiging van de beslissing waarbij Schniga GmbH een communautair kwekersrecht voor het appelras „Gala-Schnitzer” is verleend en de opposities van SNC Elaris en Brookfield New Zealand zijn afgewezen

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Brookfield New Zealand Ltd en Elaris SNC worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 38 van 5.2.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/2


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk België

(Zaak C-577/10) (1)

(Niet-nakoming - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Nationale regeling volgens welke op in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters verplichting tot voorafgaande melding rust - Strafsancties - Belemmering van vrij verrichten van diensten - Objectief gerechtvaardigd verschil in behandeling - Dwingende vereisten van algemeen belang - Voorkoming van fraude - Bestrijding van oneerlijke mededinging - Bescherming van zelfstandigen - Evenredigheid)

2013/C 46/03

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Traversa, C. Vrignon en J.-P. Keppenne, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: M. Jacobs, C. Pochet, gemachtigden, bijgestaan door S. Rodrigues, advocaat)

Interveniërende partij: Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordigers: C. Vang, S. Juul Jørgensen en V. Pasternak Jørgensen, gemachtigden)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van artikel 56 VWEU — Nationale regeling waarbij in andere lidstaten gevestigde zelfstandige dienstverrichters worden verplicht een voorafgaande melding te doen („Limosa-aangifte”) — Belemmering van de vrijheid van dienstverrichting — Discriminatoire beperking — Geen rechtvaardiging en niet evenredig

Dictum

1)

Door de artikelen 137, 8, 138, derde streepje, 153 en 157, 3, van de programmawet (I) van 27 december 2006, zoals in werking sinds 1 april 2007, vast te stellen, met name door in een andere lidstaat dan het Koninkrijk België gevestigde zelfstandige dienstverrichters te verplichten vóór de uitoefening van hun activiteit in België een voorafgaande melding te doen, is het Koninkrijk België de krachtens artikel 56 VWEU op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten.

3)

Het Koninkrijk Denemarken zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 72 van 05.03.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/3


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Italiaanse Republiek

(Zaak C-68/11) (1)

(Niet-nakoming - Milieu - Richtlijn 1999/30/EG - Bestrijding van vervuiling - Grenswaarden voor PM10-concentraties in de lucht)

2013/C 46/04

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Alcover San Pedro en S. Mortoni, gemachtigden)

Verwerende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Varone, avvocato dello Stato)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PB L 163, blz. 41; thans artikel 13 van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, PB L 152, blz. 1) — Overschrijding, vanaf 2005, van de grenswaarden voor PM10 in de lucht

Dictum

1)

De Italiaanse Republiek is, door voor de jaren 2006 en 2007 niet ervoor te zorgen dat in de 55 in de ingebrekestelling van de Europese Commissie van 2 februari 2009 genoemde Italiaanse zones en agglomeraties de PM10-concentraties in de lucht lager zijn dan de grenswaarden vastgesteld in artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, de krachtens dit artikel op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Europese Commissie en de Italiaanse Republiek dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 145 van 14.5.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/3


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage — Nederland) — Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV

(Zaak C-149/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Verordening (EG) nr. 207/2009 - Artikel 15, lid 1 - Begrip „normaal gebruik van merk” - Territoriale omvang van gebruik - Gebruik van gemeenschapsmerk op grondgebied van één enkele lidstaat - Toereikendheid)

2013/C 46/05

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Gerechtshof te ’s-Gravenhage

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Leno Merken BV

Verwerende partij: Hagelkruis Beheer BV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Gerechtshof te ’s-Gravenhage — Uitlegging van artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapmerk (PB L 78, blz. 1) — Gebruik van het merk — Normaal gebruik — Begrip — Gebruik van het gemeenschapsmerk op het grondgebied van één enkele lidstaat — Gebruik dat door laatstgenoemde lidstaat als normaal wordt beschouwd in de hypothese van een identiek nationaal merk

Dictum

Artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk dient aldus te worden uitgelegd dat bij de beoordeling van de voorwaarde betreffende „normaal gebruik” van een merk „binnen de Gemeenschap” in de zin van deze bepaling, moet worden geabstraheerd van de grenzen van het grondgebied van de lidstaten.

Van een gemeenschapsmerk wordt „normaal gebruik gemaakt” in de zin van artikel 15, lid 1, van verordening nr. 207/2009 wanneer het wordt gebruikt overeenkomstig de wezenlijke functie ervan en teneinde in de Europese Gemeenschap marktaandelen te behouden of te verkrijgen voor de door dit merk aangeduide waren of diensten. Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of deze voorwaarden zijn vervuld in het hoofdgeding, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, zoals met name de kenmerken van de betrokken markt, de aard van de door het merk beschermde waren of diensten, de territoriale en kwantitatieve omvang van het gebruik alsook de frequentie en de regelmaat ervan.


(1)  PB C 179 van 18.6.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/4


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Azienda Sanitaria Locale di Lecce, Università del Salento/Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a.

(Zaak C-159/11) (1)

(Overheidsopdrachten - Richtlijn 2004/18/EG - Artikel 1, lid 2, sub a en d - Diensten - Onderzoek en beoordeling van aardbevingsgevoeligheid van ziekenhuizen - Overeenkomst tussen twee openbare lichamen, waaronder universiteit - Lichaam dat als ondernemer kan worden aangemerkt - Overeenkomst onder bezwarende titel - Vergoeding die niet hoger is dan gemaakte kosten)

2013/C 46/06

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Azienda Sanitaria Locale di Lecce, Università del Salento

Verwerende partijen: Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce, Consiglio Nazionale degli Ingegneri, Associazione delle Organizzazioni di Ingegneri, di Architettura e di Consultazione Tecnico-economica (OICE), Etacons srl, Ing. Vito Prato Engineering srl, Barletti — Del Grosso e Associati srl, Ordine degli Architetti della Provincia di Lecce, Consiglio Nazionale degli Architetti, Pianificatori, Paesaggisti e Conservatori

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Consiglio di Stato — Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, sub a en d, 2 en 28 van en bijlage II, categorieën 8 en 12, bij richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114) — Gunning buiten een aanbestedingsprocedure — Verrichting van een dienst bestaande in het onderzoek en de beoordeling van de aardbevingsgevoeligheid van bepaalde ziekenhuizen — Overeenkomsten tussen twee overheidsinstanties, waarbij de dienstverrichter een universiteit is — Overeenkomsten onder bezwarende titel, waarbij de vergoeding niet hoger is dan de gemaakte kosten

Dictum

Het Unierecht inzake overheidsopdrachten staat in de weg aan een nationale regeling op basis waarvan zonder oproep tot inschrijving een overeenkomst kan worden gesloten waarbij openbare lichamen onderling een samenwerking tot stand brengen wanneer — hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan — een dergelijke overeenkomst niet ertoe strekt de uitvoering te verzekeren van een taak van algemeen belang die op deze lichamen gezamenlijk rust, de overeenkomst niet uitsluitend wordt beheerst door overwegingen en eisen die verband houden met het nastreven van doelstellingen van algemeen belang, of de overeenkomst een particuliere dienstverrichter kan bevoordelen tegenover zijn concurrenten.


(1)  PB C 173 van 11.6.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/4


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria regionale di Milano — Italië) — 3D I srl/Agenzia delle Entrate Ufficio di Cremona

(Zaak C-207/11) (1)

(Fiscale bepalingen - Richtlijn 90/434/EEG - Gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten - Artikelen 2, 4 en 9 - Inbreng van activa - Heffing van belasting over meerwaarden die inbrengende vennootschap naar aanleiding van inbreng van activa realiseert - Uitstel van belastingheffing - Voorwaarde dat op balans van inbrengende vennootschap voorlopig van belasting vrijgestelde reserve wordt opgenomen ten bedrage van vastgestelde meerwaarde)

2013/C 46/07

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione tributaria regionale di Milano

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: 3D I srl

Verwerende partij: Agenzia delle Entrate Ufficio di Cremona

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Commissione tributaria regionale di Milano — Uitlegging van de artikelen 2, 4 en 8, leden 1 en 2, van richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 1) — Inbreng van activa — Nationale regeling die voorziet in belasting van de bij de inbreng van activa gerealiseerde meerwaarde bestaande in het verschil tussen de oorspronkelijke aankoopkosten van de goederen in ruil waarvoor aandelen of effecten zijn ontvangen en de handelswaarde ervan — Vrijstelling wanneer de inbrengende vennootschap op haar fiscale balans een reserve opneemt die overeenstemt met de gerealiseerde meerwaarde

Dictum

De artikelen 2, 4 en 9 van richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten moeten aldus worden uitgelegd dat zij er zich in een situatie als die welke aan de orde is in het hoofdgeding niet tegen verzetten dat een vennootschap die activa inbrengt, belastingen moet betalen over de uit die inbreng voortvloeiende meerwaarde, tenzij zij op haar balans een reserve opneemt die met de bij die inbreng vastgestelde meerwaarde overeenstemt.


(1)  PB C 211 van 16.7.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/5


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Ierland

(Zaak C-279/11) (1)

(Niet-nakoming - Richtlijn 85/337/EEG - Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - Onjuiste uitvoering - Bijlage II - Punt 1, sub a-c - Arrest Hof - Vaststelling van niet-nakoming - Artikel 260 VWEU - Financiële sancties - Forfaitaire som - Solvabiliteit van lidstaat - Economische crisis - Beoordeling op basis van huidige economische situatie)

2013/C 46/08

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Oliver en K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden)

Verwerende partij: Ierland (vertegenwoordigers: E. Creedon en D. O'Hagen, gemachtigden, bijgestaan door E. Regan SC en C. Toland, BL)

Voorwerp

Niet-nakoming — Niet-uitvoering van het arrest van het Hof van 20 november 2008, Commissie/Ierland (C-66/06), betreffende schending van de artikelen 2, lid 1, en leden 2 tot en met 4, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175, blz. 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 (PB L 73, blz. 5) — Verzoek tot oplegging van een dwangsom en een forfaitair bedrag

Dictum

1)

Door niet de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan het arrest van 20 november 2008, Commissie/Ierland (C-66/06), is Ierland de krachtens artikel 260 VWEU op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Ierland wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” de forfaitaire som van 1 500 000 EUR te betalen.

3)

Ierland wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 226 van 30 juli 2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/5


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 19 december 2012 — Mitteldeutsche Flughafen AG, Flughafen Leipzig/Halle GmbH/Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland, Arbeitsgemeinschaft Deutscher Verkehrsflughäfen eV (ADV)

(Zaak C-288/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Staatssteun - Begrip „onderneming” - Economische activiteit - Aanleg van luchthaveninfrastructuur - Start- en landingsbaan)

2013/C 46/09

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwiranten: Mitteldeutsche Flughafen AG, Flughafen Leipzig/Halle GmbH (vertegenwoordigers: M. Núñez Müller en J. Dammann, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Martenczuk en T. Maxian Rusche, gemachtigden), Bondsrepubliek Duitsland, Arbeitsgemeinschaft Deutscher Verkehrsflughäfen eV (ADV) (vertegenwoordigers: L. Giesberts en G. Kleve, Rechtsanwälte)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 maart 2011 — Freistaat Sachsen e.a./Commissie (gevoegde zaken T-443/08 en T-455/08), Mitteldeutsche Flughafen en Flughafen Leipzig-Halle/Commissie, waarbij het Gerecht gedeeltelijk heeft verworpen het beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2008/948/EG van de Commissie van 23 juli 2008 betreffende maatregelen van Duitsland ten gunste van DHL en Flughafen Leipzig/Halle (PB L 346, blz. 31) — Toepasbaarheid van het Unierecht inzake staatssteun op steun voor de aanleg van luchthaveninfrastructuur — Begrip „onderneming” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU — Toepassing in de tijd van de richtsnoeren van de Commissie

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle GmbH dragen hun eigen kosten en die van de Europese Commissie.

3)

Arbeitsgemeinschaft Deutscher Verkehrsflughäfen eV (ADV) draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 252 van 27.08.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/6


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Verenigd Koninkrijk) — Grattan plc/The Commissioners of Her Majesty’s Revenue & Customs

(Zaak C-310/11) (1)

(Fiscale bepalingen - Btw - Tweede richtlijn (67/228/EEG) - Artikel 8, sub a - Zesde richtlijn (77/388/EEG) - Levering van goederen - Belastinggrondslag - Door postorderbedrijf aan agent betaalde commissie - Aankopen door derden - Prijsverlaging na belastbaar feit - Rechtstreekse werking)

2013/C 46/10

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Tax Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Grattan plc

Verwerende partij: The Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Uitlegging van artikel 8, sub a, van de Tweede richtlijn (67/228/EEG) van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 1971, blz. 1303) — Belastinggrondslag — Levering van goederen — Commissie die een postorderbedrijf betaalt aan zijn vertegenwoordiger die als tussenpersoon optreedt bij de levering van goederen aan de eindverbruiker — Betaling van de commissie in contanten dan wel in de vorm van een tegoed dat in mindering kan worden gebracht op de schuld aan de vennootschap ter zake van voor persoonlijk gebruik aldaar gekochte goederen — Verlaging met terugwerkende kracht van de belastinggrondslag voor de leveringen van goederen vóór 1.1.1978, op grond van de rechtstreekse werking van artikel 8, sub a, van de richtlijn en/of de beginselen van belastingneutraliteit of gelijke behandeling

Dictum

Artikel 8, sub a, van de Tweede richtlijn (67/228/EEG) van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moet aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige geen recht heeft op reductie, met terugwerkende kracht, van de belastinggrondslag voor een levering van goederen, indien aan een agent na levering van de goederen door de leverancier een tegoed werd toegekend dat hij naar eigen keuze in geld kon opnemen of kon verrekenen met aan de leverancier verschuldigde bedragen voor reeds geleverde goederen.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/6


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Planet AE

(Zaak C-314/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Bescherming van financiële belangen van Europese Unie - Identificatie van risiconiveau van entiteit - Systeem voor vroegtijdige waarschuwing - Onderzoek van OLAF - Besluiten - Verzoeken om activering van W1a- en W1b-waarschuwingen - Voor beroep vatbare handelingen - Ontvankelijkheid)

2013/C 46/11

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou en F. Dintilhac, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Planet AE (vertegenwoordiger: V. Christianos, dikigoros)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 april 2011, Planet/Commissie (T-320/09), waarbij het Gerecht heeft verworpen de exceptie van niet-ontvankelijkheid die de Europese Commissie had opgeworpen in het kader van een beroep tot nietigverklaring van de besluiten die de Commissie naar aanleiding van een onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) heeft genomen, om in het systeem van vroegtijdige waarschuwing (EWS) de W1a-waarschuwing en vervolgens de W1b-waarschuwing te activeren, tot identificatie van het risiconiveau van rekwirante als onderneming aan wie is gegund de overheidsopdracht betreffende een project tot institutionele en sectoriële modernisering in Syrië, gefinancierd in het kader van het MEDA-programma (PB 2005 S 203 199730)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 238 van 13.8.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/7


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy w Koszalinie — Polen) — Krystyna Alder, Ewald Alder/Sabina Orlowska, Czeslaw Orlowski

(Zaak C-325/11) (1)

(Verordening (EG) nr. 1393/2007 - Betekening en kennisgeving van stukken - Partij met woonplaats op grondgebied van andere lidstaat - Op nationale grondgebied woonachtige vertegenwoordiger - Ontbreken - Processtukken aan dossier toegevoegd - Vermoeden van kennisneming)

2013/C 46/12

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy w Koszalinie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Krystyna Alder, Ewald Alder

Verwerende partijen: Sabina Orlowska, Czeslaw Orlowski

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Sąd Rejonowy w Koszalinie (Polen) — Uitlegging van artikel 18 VWEU en artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324, blz. 79) — Nationale wetgeving die met betrekking tot een partij met woonplaats op het grondgebied van een andere staat die geen vertegenwoordiger op het nationale grondgebied heeft aangewezen, het vermoeden hanteert dat zij kennis heeft genomen van de processtukken

Dictum

Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat, zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat gerechtelijke stukken die bestemd zijn voor een partij die haar woonplaats of gewone verblijfsstaat in een andere lidstaat heeft in het dossier worden gelaten en als betekend worden beschouwd wanneer die partij geen vertegenwoordiger heeft aangewezen die gemachtigd is te betekenen stukken in ontvangst te nemen en woonplaats heeft in de eerste lidstaat, waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/7


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Elegktiko Synedrio — Griekenland) — Epitropos tou Elegktikou Synedriou sto Ypourgeio Politismou kai Tourismou/Ypourgeio Politismou kai Tourismou — Ypiresia Dimosionomikou Elenchou

(Zaak C-363/11) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Begrip „rechterlijke instantie van een der lidstaten” in zin van artikel 267 VWEU - Procedure die moet leiden tot rechterlijke beslissing - Beslissing van nationale rekenkamer inzake goedkeuring vooraf van openbare uitgaven - Niet-ontvankelijkheid)

2013/C 46/13

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Elegktiko Synedrio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Epitropos tou Elegktikou Synedriou sto Ypourgeio Politismou kai Tourismou

Verwerende partij: Ypourgeio Politismou kai Tourismou — Ypiresia Dimosionomikou Elenchou

In tegenwoordigheid van: Konstantinos Antonopoulos

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Elegktiko Synedrio — Uitlegging van clausule 4, punt 1, van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43), en van artikel 153 VWEU — Arbeidsvoorwaarden — Begrip — Bezoldigingsvoorwaarden voor de tijd die op grond van vakbondsverlof aan vakbondsactiviteiten wordt besteed — Daaronder begrepen

Dictum

Het door het Elegktiko Synedrio (Griekenland) bij beslissing van 1 juli 2011 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/8


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Bíróság — Hongarije) — Mostafa Abed El Karem El Kott, Chadi Amin A Radi, Hazem Kamel Ismail/Bevándorlási és Állampolgársági Hivatal

(Zaak C-364/11) (1)

(Richtlijn 2004/83/EG - Minimumnormen voor toekenning van vluchtelingenstatus of subsidiaire-beschermingsstatus - Staatlozen van Palestijnse afkomst die daadwerkelijk bijstand van United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) hebben ingeroepen - Recht van die staatlozen op toekenning van vluchtelingenstatus krachtens artikel 12, lid 1, sub a, tweede volzin, van richtlijn 2004/83 - Toepassingsvoorwaarden - Ophouden van die bijstand van UNRWA „om welke reden ook” - Bewijs - Gevolgen voor betrokkenen die om toekenning van vluchtelingenstatus verzoeken - Recht „op grond van dit feit op de voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn” - Automatische erkenning als „vluchteling” in zin van artikel 2, sub c, van die richtlijn en toekenning van vluchtelingenstatus overeenkomstig artikel 13 ervan)

2013/C 46/14

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Mostafa Abed El Karem El Kott, Chadi Amin A Radi, Hazem Kamel Ismail

Verwerende partij: Bevándorlási és Állampolgársági Hivatal

In tegenwoordigheid van: ENSZ Menekültügyi Főbiztossága

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Fovárosi Bíróság — Uitlegging van artikel 12, lid 1, sub a, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12) — Staatloze van Palestijnse afkomst die de bescherming van het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) heeft ingeroepen — Recht van deze staatloze om zich bij het wegvallen van de door deze instelling verleende bescherming op grond van dit feit te beroepen op de voorzieningen uit hoofde van richtlijn 2004/83/EG — Omstandigheden waarin de bescherming kan worden geacht te zijn beëindigd — Begrip „recht op de voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn”

Dictum

1)

Artikel 12, lid 1, sub a, tweede volzin, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat het ophouden van de bescherming of bijstand van andere organen of instellingen van de Verenigde Naties dan van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (HCV) „om welke reden ook”, eveneens de situatie omvat van een persoon die, na daadwerkelijk die bescherming of bijstand te hebben ingeroepen, deze niet langer geniet om een reden buiten zijn invloed en onafhankelijk van zijn wil. De bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van die persoon, moeten op basis van een individuele beoordeling van het verzoek nagaan of die persoon gedwongen werd het gebied te verlaten waarin dat orgaan of die instelling werkzaam is. Dit is het geval wanneer hij zich persoonlijk in een situatie van ernstige onveiligheid bevond en het voor het betrokken orgaan of de betrokken instelling onmogelijk was hem in dat gebied levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee dat orgaan of die instelling is belast.

2)

Artikel 12, lid 1, sub a, tweede volzin, van richtlijn 2004/83, moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, hebben vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarde inzake het ophouden van de bescherming of de bijstand van het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees (UNRWA) wat de verzoeker betreft, de omstandigheid dat hij op grond van dit feit „recht [heeft] op de voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn” de erkenning door die lidstaat als vluchteling inhoudt in de zin van artikel 2, sub c, van die richtlijn en de toekenning van rechtswege van de vluchtelingenstatus aan die verzoeker, voor zover hij evenwel niet binnen de werkingssfeer van de leden 1, sub b, of 2 en 3 van bedoeld artikel 12 valt.


(1)  PB C 347 van 26.11.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 december 2012 — Europese Commissie/Ierland

(Zaak C-374/11) (1)

(Niet-nakoming - Richtlijn 75/442/EEG - Huishoudelijk afvalwater, geloosd in landelijke gebieden via septische tanks - Arrest Hof waarin niet-nakoming wordt vastgesteld - Artikel 260, lid 2, VWEU - Maatregelen ter uitvoering van arrest Hof - Financiële sancties - Dwangsom - Forfaitaire som)

2013/C 46/15

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: E. White, gemachtigde)

Verwerende partij: Ierland (vertegenwoordigers: D. O'Hagen en E. Creedon, gemachtigden, A. Collins, SC, M. Gray, BL)

Voorwerp

Niet-nakoming — Niet-uitvoering van het arrest van het Hof van 29 oktober 2009, Commissie/Ierland (C-188/08), betreffende schending, ter zake van huishoudelijk afvalwater dat via septische tanks wordt geloosd, van de artikelen 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 39), zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 (PB L 78, blz. 32) — Afvalstoffen die niet onder een andere wettelijke regeling vallen — Verzoek om oplegging van een dwangsom en van een forfaitaire som

Dictum

1)

Door niet alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan het arrest van 29 oktober 2009, Commissie/Ierland (C-188/08), waarin is vastgesteld dat Ierland niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 4 en 8 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991, is Ierland de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Ierland wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een dwangsom van 12 000 EUR te betalen voor elke dag dat het in gebreke blijft de noodzakelijke maatregelen te treffen om uitvoering te geven aan voormeld arrest Commissie/Ierland, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het onderhavige arrest tot de volledige uitvoering van voormeld arrest Commissie/Ierland.

3)

Ierland wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” de forfaitaire som van 2 000 000 EUR te betalen.

4)

Ierland wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 24 september 2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/9


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 december 2012 — Bavaria NV/Europese Commissie

(Zaak C-445/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Mededingingsregeling - Nederlandse biermarkt - Beschikking van de Commissie houdende vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG - Geldboeten - Duur van administratieve procedure - Hoogte van geldboete)

2013/C 46/16

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: Bavaria NV (vertegenwoordigers: O. Brouwer, P. Schepens en N. Al-Ani, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Van Nuffel en F. Ronkes Agerbeek, gemachtigden, bijgestaan door M. Slotboom, advocaat)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 16 juni 2011, Bavaria/Commissie (T-235/07), waarbij het Gerecht artikel 1 van beschikking C(2007) 1697 van de Commissie van 18 april 2007 betreffende een procedure op grond van artikel 81 [EG] (zaak COMP/B/37.766 — Nederlandse biermarkt) nietig heeft verklaard, voor zover de Europese Commissie daarbij heeft vastgesteld dat Bavaria NV heeft deelgenomen aan een inbreuk bestaande in de incidentele coördinatie van andere commerciële voorwaarden dan de prijzen voor individuele afnemers in het horecasegment in Nederland

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Bavaria NV wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 340 van 19.11.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/10


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 december 2012 — Heineken Nederland BV, Heineken NV/Europese Commissie

(Zaak C-452/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Mededingingsregeling - Nederlandse biermarkt - Beschikking van de Commissie waarbij inbreuk op artikel 81 EG wordt vastgesteld - Geldboeten - Duur van administratieve procedure - Hoogte van geldboete)

2013/C 46/17

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirantes: Heineken Nederland BV, Heineken NV (vertegenwoordigers: T. Ottervanger en M. de Jong, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Van Nuffel en F. Ronkes Agerbeek, gemachtigden, bijgestaan door M. Slotboom, advocaat)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 16 juni 2011, Heineken Nederland en Heineken/Commissie (T-240/07), waarbij het Gerecht artikel 1 van beschikking C(2007) 1697 def. van de Commissie van 18 april 2007 betreffende een procedure op grond van artikel 81 [EG] (zaak nr. COMP/B/37.766 — Nederlandse biermarkt) nietig heeft verklaard, voor zover de Commissie daarbij heeft vastgesteld dat Heineken NV en Heineken Nederland BV hebben deelgenomen aan een inbreuk bestaande in de incidentele coördinatie van andere commerciële voorwaarden dan de prijzen voor individuele afnemers in het horecasegment in Nederland

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Heineken Nederland BV en Heineken NV worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 340 van 19.11.2011.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/10


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — grad Burgas pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite/Orfey Balgaria EOOD

(Zaak C-549/11) (1)

(Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Artikelen 63, 65, 73 en 80 - Vestiging van opstalrecht door natuurlijke personen ten gunste van onderneming in ruil voor door deze onderneming aan die natuurlijke personen verstrekte bouwdiensten - Ruilovereenkomst - Btw over bouwdiensten - Belastbaar feit - Verschuldigd worden - Vervroegde betaling van volledige tegenprestatie - Vooruitbetaling - Maatstaf van heffing van handeling indien tegenprestatie uit goederen of diensten bestaat - Rechtstreekse werking)

2013/C 46/18

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven administrativen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i upravlenie na izpalnenieto” — grad Burgas pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

Verwerende partij: Orfey Balgaria EOOD

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Varhoven administrativen sad — Uitlegging van de artikelen 63, 65, 73 en 80 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Tijdstip waarop het belastbare feit zich vanuit het oogpunt van de btw voor bouwdiensten voordoet — Vestiging van een opstalrecht door natuurlijke personen ten gunste van een onderneming in ruil voor door deze onderneming aan die natuurlijke personen verstrekte bouwdiensten — Vooruitbetaling — Nationale wettelijke regeling die erin voorziet dat wanneer de tegenprestatie van een handeling in een levering van goederen of diensten bestaat, de normale waarde van het geleverde goed of van de verrichte dienst als maatstaf van heffing voor die handeling wordt gehanteerd

Dictum

1)

De artikelen 63 en 65 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich in omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin met het oog op de oprichting van een gebouw een opstalrecht wordt toegekend aan een onderneming die in ruil voor dat recht bepaalde eenheden optrekt in dat gebouw en zich ertoe verbindt om die eenheden sleutelklaar op te leveren aan degenen die het opstalrecht hebben verleend, niet ertegen verzetten dat de belasting over de toegevoegde waarde over die bouwdiensten verschuldigd wordt vanaf het tijdstip waarop het opstalrecht wordt gevestigd, met andere woorden vóór die diensten worden verricht, indien op dat tijdstip alle relevante bestanddelen van deze toekomstige dienstverrichting reeds bekend zijn en dus in het bijzonder de diensten in kwestie nauwkeurig zijn omschreven, en de waarde van dat recht kan worden uitgedrukt in geld, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan.

2)

In omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin de handeling niet plaatsvindt tussen personen met onderlinge banden in de zin van artikel 80 van richtlijn 2006/112, wat evenwel door de verwijzende rechter moet worden nagegaan, moeten de artikelen 73 en 80 van die richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan de maatstaf van heffing van een handeling de normale waarde van de geleverde goederen of de verrichte diensten is wanneer de tegenprestatie voor die handeling volledig uit goederen of diensten bestaat.

3)

De artikelen 63, 65 en 73 van richtlijn 2006/112 hebben rechtstreekse werking.


(1)  PB C 13 van 14.1.2012.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/11


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 december 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Administrativo e Fiscal do Porto — Portugal) — Grande Área Metropolitana do Porto (GAMP)/Comissão Directiva do Programa Operacional Potencial Humano, Ministério do Ambiente e do Ordenamento do Território en Ministério do Trabalho e da Solidariedade Social

(Zaak C-579/11) (1)

(Structuurfondsen - Verordening (EG) nr. 1083/2006 - Geografische subsidiabiliteit - Uitvoering van door de Europese Unie medegefinancierde investering vanaf buiten subsidiabele regio’s gelegen plaats en door in dergelijke plaats gevestigde uitvoerder)

2013/C 46/19

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal Administrativo e Fiscal do Porto

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Grande Área Metropolitana do Porto (GAMP)

Verwerende partijen: Comissão Directiva do Programa Operacional Potencial Humano, Ministério do Ambiente e do Ordenamento do Território en Ministério do Trabalho e da Solidariedade Social

In tegenwoordigheid van: Instituto Nacional de Administração, Sindicato dos Quadros Técnicos do Estado, Instituto Superior de Ciências do Trabalho e da Empresa en Instituto do Desporto de Portugal

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunal Administrativo e Fiscal do Porto –Uitlegging van de artikelen 174 VWEU, 175 VWEU en 176 VWEU, van de artikelen 5 tot en met 8, 22, 32, 34, 35 en 56 van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210, blz. 25) en van verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154, blz. 1) — Structurele bijstandsverlening — Financiering door de Unie — Operationele programma’s — Subsidiabiliteit van uitgaven — Gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)

Dictum

De bepalingen van het primaire Unierecht inzake economische, sociale en territoriale samenhang en verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat een door de Europese Unie medegefinancierde investering wordt uitgevoerd vanaf een buiten de subsidiabele regio’s gelegen plaats en door een in een dergelijke plaats gevestigde uitvoerder, mits deze investering op specifieke en bepaalbare wijze op de subsidiabele regio’s is gericht.


(1)  PB C 32 van 4.2.2012.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove (Slowakije) op 15 oktober 2012 — SKP/Ján Bríla

(Zaak C-460/12)

2013/C 46/20

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Krajský súd v Prešove

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SKP k. s.

Verwerende partij: Ján Bríla

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG (1) van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan het de nationale rechter die in het kader van een door een verkoper ingesteld beroep kennis neemt van een verjaarde schuldvordering op de consument, niet is toegestaan ambtshalve rekening te houden met de verjaring, zelfs wanneer jegens de consument uitvoering wordt gevorderd van prestaties die voortvloeien uit oneerlijke contractuele bedingen?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dan in die zin worden uitgelegd dat de rechter gehouden is de consument ambtshalve te informeren over zijn recht om zich op de verjaring van de schuldvordering van de schuldeiser te beroepen?


(1)  PB L 95, blz. 29.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Svidník (Slowakije) op 19 oktober 2012 — Pohotovosť, s.r.o./Miroslav Vašuta

(Zaak C-470/12)

2013/C 46/21

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Okresný súd Svidník

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Pohotovosť, s.r.o.

Verwerende partij: Miroslav Vašuta

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 van richtlijn 93/13/EEG (1) van de Raad [van 5 april 1993] betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, gelezen in samenhang met de artikelen 47 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling van nationaal recht als artikel 37, leden 1 en 3, van het wetboek van tenuitvoerlegging, volgens hetwelk een vereniging voor de bescherming van consumentenrechten niet mag interveniëren in de tenuitvoerleggingsprocedure?

2)

Indien de eerste vraag aldus wordt beantwoord dat de genoemde bepaling niet in strijd is met het recht van de Unie, moeten de bepalingen van artikel 37, leden 1 en 3, van het wetboek van tenuitvoerlegging dan aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een nationale rechterlijke instantie krachtens de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 [van die richtlijn] een vereniging voor de bescherming van consumentenrechten als interveniënte toelaat in de tenuitvoerleggingsprocedure?


(1)  PB L 95, blz. 29.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Salzburg (Oostenrijk) op 9 november 2012 — Walter Vapenik/Josef Thurner

(Zaak C-508/12)

2013/C 46/22

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Salzburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Walter Vapenik

Verwerende partij: Josef Thurner

Prejudiciële vraag

Moet artikel 6, lid 1, sub d, van verordening (EG) nr. 805/2004 (1) aldus worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluitend ziet op overeenkomsten tussen een ondernemer als schuldeiser en een consument als schuldenaar, of is het voldoende dat ten minste de schuldenaar een consument is, zodat deze bepaling ook van toepassing is op vorderingen die een consument op een andere consument heeft?


(1)  Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB L 143, blz. 15).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Beroep te Gent (België) op 9 november 2012 — Bloomsbury NV tegen Belgische Staat

(Zaak C-510/12)

2013/C 46/23

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van Beroep te Gent

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Bloomsbury NV

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vraag

Dient artikel 2, leden 3 tot en met 5, van de Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (1) in die zin te worden uitgelegd dat, in het geval waarin een vennootschap een belangrijk actief om niet verwerft en er derhalve geen aanschaffingswaarde is die zij kan boeken, met het gevolg dat een vertekend beeld ontstaat van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vennootschap, het belangrijk om niet verkregen actief in kwestie toch moet worden geboekt aan zijn werkelijke waarde?


(1)  PB L 222, blz. 11.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Kúria (Hongarije) op 19 november 2012 — OTP Bank Nyilvánosan Működő Részvénytársaság/Hochtief Solution AG

(Zaak C-519/12)

2013/C 46/24

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Kúria

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: OTP Bank Nyilvánosan Működő Részvénytársaság

Verwerende partij: Hochtief Solution AG

Prejudiciële vraag

Kan als een verbintenis uit overeenkomst in de zin van artikel 5, punt 1, sub a, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 (1) worden aangemerkt een vordering van een handelsvennootschap die een krediet heeft verleend, tegen een (buitenlandse) vennootschap waarmee zij geen rechtstreekse contractuele band heeft, die een deelneming bezit in de handelsvennootschap die het krediet is aangegaan, en gedurende de litigieuze periode op deze laatste vennootschap een zodanige invloed had dat zij erover directe zeggenschap kon uitoefenen, op grond dat de vennootschap die deze deelneming bezit moet instaan voor de schulden van de gecontroleerde vennootschap?


(1)  Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2011 L 12, blz. 1).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Employment Tribunal (Verenigd Koninkrijk) op 26 november 2012 — ZJR Lock/British Gas Trading Limited & Others

(Zaak C-539/12)

2013/C 46/25

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Employment Tribunal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ZJR Lock

Verwerende partijen: British Gas Trading Limited en anderen

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 7 van richtlijn 93/104/EG (1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/88/EG (2), aldus worden uitgelegd dat wanneer:

i)

het jaarloon van een werknemer bestaat uit een basisloon en een contractueel bedongen recht op provisie;

ii)

de provisie wordt betaald op basis van de verkopen die de werkgever heeft gerealiseerd en de overeenkomsten die bij heeft gesloten door bemiddeling van de werknemer;

iii)

de provisie achteraf wordt betaald en de in een bepaald referentietijdvak ontvangen provisie varieert naargelang de waarde van de gerealiseerde verkopen en gesloten overeenkomsten en het tijdstip van die verkopen;

iv)

de werknemer tijdens jaarlijkse vakantieperiodes geen arbeid verricht die hem recht op deze provisie zou geven en die voor deze periodes dus geen provisie doet ontstaan;

v)

de werknemer voor de betalingsperiode die een jaarlijkse vakantieperiode omvat, recht heeft op het basisloon en verder provisie zal ontvangen voor eerder ontstane aanspraken op provisie; en

vi)

zijn gemiddelde inkomsten uit provisie over het jaar lager zijn dan het geval zou zijn geweest indien hij geen vakantie had genomen aangezien de werknemer tijdens de vakantie geen arbeid heeft verricht die hem recht geeft op provisie,

deze bepaling verlangt dat de lidstaten maatregelen nemen om te verzekeren dat deze werknemer tijdens de jaarlijkse vakantieperiodes naast zijn basisloon een vergoeding ontvangt op basis van de provisie die hij tijdens die periode had kunnen verdienen indien hij geen vakantie had genomen?

2)

Welke beginselen zijn bepalend voor het antwoord op vraag 1.1?

3)

Bij een bevestigend antwoord op vraag 1.1: welke beginselen (indien er zijn) dienen de lidstaten te hanteren bij de berekening van het bedrag dat aan de werknemer moet worden betaald op basis van de provisie die hij zou hebben verdiend of had kunnen verdienen indien hij geen jaarlijkse vakantie had genomen?


(1)  Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L 307, blz. 18.

(2)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L 299, blz. 9.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 28 november 2012 — Rena Schmeel/Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-540/12)

2013/C 46/26

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rena Schmeel

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Prejudiciële vragen

1)

Dient het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG (1), aldus te worden uitgelegd dat het daarin vervatte algemene verbod van ongerechtvaardigde discriminatie op grond van leeftijd ook van toepassing is op nationale bepalingen betreffende de bezoldiging van federale ambtenaren?

2)

Ingeval vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: Volgt uit de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht dat een nationale bepaling volgens welke de hoogte van het basissalaris van een ambtenaar bij het ontstaan van de ambtenarenbetrekking in grote mate afhankelijk is van diens leeftijd en daarna vooral stijgt naarmate van de duur van de ambtenarenbetrekking, een rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van leeftijd oplevert?

3)

Ingeval ook vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht eraan in de weg dat een dergelijke nationale bepaling volgens de wetgever wordt gerechtvaardigd door het doel, beroepservaring te belonen?

4)

Ingeval ook vraag 3 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht, zolang geen niet-discriminerende bezoldigingsregeling is ingevoerd, een ander rechtsgevolg toe dan de gediscrimineerden met terugwerkende kracht te bezoldigen volgens de hoogste salaristrap van hun salarisgroep?

Vloeit het rechtsgevolg van de inbreuk op het discriminatieverbod dan voort uit het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG, zelf of vloeit de vordering slechts voort uit de in het recht van de Unie geldende aansprakelijkheid van de overheid voor onjuiste omzetting van Europese voorschriften in het nationale recht?

5)

Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht in de weg aan een nationale maatregel die het recht op (na)betaling of schadevergoeding afhankelijk stelt van de omstandigheid dat de ambtenaar dit recht onverwijld geldend heeft gemaakt?


(1)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 28 november 2012 — Ralf Schuster/Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-541/12)

2013/C 46/27

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ralf Schuster

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Prejudiciële vragen

1)

Dient het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG (1), aldus te worden uitgelegd dat het daarin vervatte algemene verbod van ongerechtvaardigde discriminatie op grond van leeftijd ook van toepassing is op nationale bepalingen betreffende de bezoldiging van federale ambtenaren?

2)

Ingeval vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: Volgt uit de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht dat een nationale bepaling volgens welke de hoogte van het basissalaris van een ambtenaar bij het ontstaan van de ambtenarenbetrekking in grote mate afhankelijk is van diens leeftijd en daarna vooral stijgt naarmate van de duur van de ambtenarenbetrekking, een rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van leeftijd oplevert?

3)

Ingeval ook vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van dit primaire en/of afgeleide Europese recht eraan in de weg dat een dergelijke nationale bepaling volgens de wetgever wordt gerechtvaardigd door het doel, beroepservaring te belonen?

4)

Ingeval ook vraag 3 bevestigend wordt beantwoord: Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht, zolang geen niet-discriminerende bezoldigingsregeling is ingevoerd, een ander rechtsgevolg toe dan de gediscrimineerden met terugwerkende kracht te bezoldigen volgens de hoogste salaristrap van hun salarisgroep?

Vloeit het rechtsgevolg van de inbreuk op het discriminatieverbod dan voort uit het primaire en/of het afgeleide Europese recht, in het bijzonder richtlijn 2000/78/EG, zelf of vloeit de vordering slechts voort uit de in het recht van de Unie geldende aansprakelijkheid van de overheid voor onjuiste omzetting van Europese voorschriften in het nationale recht?

5)

Staat de uitlegging van het primaire en/of het afgeleide Europese recht in de weg aan een nationale maatregel die het recht op (na)betaling of schadevergoeding afhankelijk stelt van de omstandigheid dat de ambtenaar dit recht onverwijld geldend heeft gemaakt?


(1)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/15


Beroep ingesteld op 27 november 2012 — Europese Commissie/Republiek Polen

(Zaak C-544/12)

2013/C 46/28

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Hetsch, K. Simonsson en J. Hottiaux, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen respectievelijk aan de Commissie mee te delen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (1), de krachtens de artikelen 1, 6, lid 2, 7, 8, 9 en 13 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Republiek Polen krachtens artikel 260, lid 3, VWEU een dwangsom van 75 002,88 EUR per dag opleggen vanaf de datum van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak wegens niet-nakoming van de verplichting, de maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2009/12/EG mee te delen;

de Republiek Polen verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De omzettingstermijn voor richtlijn 2009/12/EG is op 15 maart 2011 verstreken.


(1)  PB L 70, blz. 11.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/15


Hogere voorziening ingesteld op 29 november 2012 door de Bondsrepubliek Duitsland tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 19 september 2012 in zaak T-265/08, Bondsrepubliek Duitsland/Europese Commissie

(Zaak C-549/12 P)

2013/C 46/29

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze, gemachtigde, U. Karpenstein en C. Johann, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Spanje, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden

Conclusies

1)

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 september 2012 in zaak T-265/08, Bondsrepubliek Duitsland, ondersteund door Koninkrijk Spanje, Franse Republiek en Koninkrijk der Nederlanden tegen Europese Commissie betreffende een verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2008) 1690 def. van de Commissie van 30 april 2008 inzake de vermindering van de bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor een Operationeel Programma in de onder doelstelling 1 vallende regio Land Thüringen in de Bondsrepubliek Duitsland (1994-1999) overeenkomstig beschikking C(94) 1939/5 van de Commissie van 5 augustus 1994 vernietigen en beschikking C(2008) 1690 def. van de Commissie van 30 april 2008 inzake de vermindering van de bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor een Operationeel Programma in de onder doelstelling 1 vallende regio Land Thüringen in de Bondsrepubliek Duitsland (1994-1999) nietig verklaren;

2)

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De onderhavige hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van 19 september 2012, Duitsland/Commissie, houdende afwijzing van het verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot nietigverklaring van beschikking C(2008) 1690 def. van de Commissie van 30 april 2008 inzake de vermindering van de bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor een Operationeel Programma in de onder doelstelling 1 vallende regio Land Thüringen in de Bondsrepubliek Duitsland (1994-1999) overeenkomstig beschikking C(94) 1939/5 van de Commissie van 5 augustus 1994.

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan.

In de eerste plaats heeft het Gerecht artikel 24, lid 2, van verordening (EEG) nr. 4253/88 (1), juncto artikel 1 van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 (2) en het beginsel van bevoegdheidstoedeling (artikel 5, lid 2, VEU, en artikel 7 VWEU, oud artikel 5 EG), geschonden, doordat het ten onrechte ervan uitgaat dat ook aan nationale autoriteiten toe te rekenen administratieve fouten „onregelmatigheden” kunnen vormen die de Commissie het recht geven financiële correcties toe te passen (eerste onderdeel van het eerste middel). Ook al is een financiële correctie voor administratieve fouten in beginsel aanvaardbaar, het bestreden arrest moet worden vernietigd, omdat het Gerecht ten onrechte ervan uitgaat dat ook schendingen van het nationale recht en fouten zonder gevolgen voor de begroting van de Unie „onregelmatigheden” kunnen vormen die financiële correcties rechtvaardigen (tweede onderdeel van het eerste middel).

In de tweede plaats heeft het Gerecht artikel 24, lid 2, van verordening 4253/88, juncto het beginsel van bevoegdheidstoedeling (artikel 5, lid 2, VEU, en artikel 7 VWEU), ook geschonden doordat het de Commissie ten onrechte de bevoegdheid toekent om geëxtrapoleerde financiële correcties toe te passen (eerste onderdeel van het tweede middel). Ook al bestaat er in beginsel een bevoegdheid tot extrapolatie, het Gerecht heeft de wijze van de toepassing ervan in het onderhavige geval ten onrechte bekrachtigd. In de eerste plaats is althans met betrekking tot een deel van de betrokken projecten geen nadeel voor de begroting van de Unie vastgesteld. In de tweede plaats had de Commissie een deel van de betrokken fouten niet als systematisch mogen aanmerken (tweede onderdeel van het tweede middel).


(1)  Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (PB L 374, blz. 1).

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312, blz. 1).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/16


Hogere voorziening ingesteld op 6 december 2012 door El Corte Inglés, SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 27 september 2012 in zaak T-39/10, El Corte Inglés, SA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-578/12 P)

2013/C 46/30

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: El Corte Inglés, SA (vertegenwoordigers: E. Seijo Veiguela, abogada, J. L. Rivas Zurdo, abogado)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Emilio Pucci International BV

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 27 september 2012 in zaak T-39/10 in zijn geheel te vernietigen;

het BHIM te verwijzen in de kosten van El Corte Inglés, SA.

Emilio Pucci International BV te verwijzen in de kosten van El Corte Inglés, SA.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat er gevaar voor verwarring bestaat (artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 (1)) tussen de oudere merken „EMIDIO TUCCI” en „E. TUCCI” en het aangevraagde litigieuze gemeenschapsmerk „PUCCI”, en dit voor alle waren van de klassen 3, 9, 14, 18, 25 en 28, gelet op het feit dat zij heeft aangetoond dat al haar Spaanse merken normaal zijn gebruikt en dat één merk (het onder nr. 3679528 aangevraagde gemeenschapsmerk) niet aan deze verplichting is onderworpen, en de conflicterende tekens zodanig overeenstemmen dat er gevaar is voor verwarring. Bovendien is in casu eveneens voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, aangezien de oudere merken in Spanje bekendheid genieten voor modeartikelen en afbreuk zou worden gedaan aan en ongerechtvaardigd voordeel zou worden getrokken uit een dergelijke bekendheid indien een derde een overeenstemmend teken zou gebruiken.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Winsen (Luhe) (Duitsland) op 17 december 2012 — Andrea Merten/ERGO Lebensversicherung AG

(Zaak C-590/12)

2013/C 46/31

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Winsen (Luhe)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Andrea Merten

Verwerende partij: ERGO Lebensversicherung AG

Prejudiciële vraag

Moet artikel 15, lid 1, eerste zin, van richtlijn 90/619/EEG (1), gelet op het bepaalde in artikel 31, lid 1, van richtlijn 92/96/EEG (2), zoals herzien door de artikelen 35 en 36 juncto artikel 32 van richtlijn 2002/83/EG (3), in die zin worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling zoals §5a, lid 2, vierde zin, VVG [Versicherungsvertragsgesetz], zoals gewijzigd bij het Drittes Gesetz zur Durchführung versicherungsrechtlicher Richtlinien des Rates der Europäischen Gemeinschaften vom 21. Juli 1994 (Drittes Durchführungsgesetz/EWG zum VAG [Versicherungsaufsichtsgesetz]) [Duitse Derde wet tot uitvoering van verzekeringsrechtelijke richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 juli 1994 (Derde uitvoeringswet/EEG — VAG)], krachtens welke een opzeggings- of herroepingsrecht uiterlijk een jaar na de eerste premiebetaling vervalt, zelfs wanneer de verzekeringnemer onvoldoende over het opzeggings- of herroepingsrecht is geïnformeerd?


(1)  Tweede Richtlijn 90/619/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van richtlijn 79/267/EEG (Tweede richtlijn levensverzekering) (PB L 330, blz. 50).

(2)  Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde richtlijn levensverzekering) (PB L 360, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345, blz. 1).


Gerecht

16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/18


Arrest van het Gerecht van 11 januari 2013 — Kokomarina/BHIM — Euro Shoe Group (interdit de me gronder IDMG)

(Zaak T-568/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving waarin Europese Gemeenschap wordt aangewezen - Beeldmerk interdit de me gronder IDMG - Ouder Benelux-woordmerk DMG - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Betwisting van normaal gebruik van ouder merk voor het eerst voor Gerecht)

2013/C 46/32

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Kokomarina (Concarneau, Frankrijk) (vertegenwoordiger: C. Charrière-Bournazel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Euro Shoe Group (Beringen, België) (vertegenwoordiger: I. Vernimme, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 21 juli 2011 (zaak R 1814/2010-1) inzake een oppositieprocedure tussen Euro Shoe Group en Kokomarina

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Kokomarina wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 13 van 14.1.2012.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/18


Beschikking van het Gerecht van 12 december 2012 — Vakili/Raad

(Zaak T-255/12) (1)

(Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Schrapping van betrokken personen van lijst - Afdoening zonder beslissing)

2013/C 46/33

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bahman Vakili (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: J.-M. Thouvenin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordiger: M. Bishop en I. Rodios, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 319, blz. 71), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 319, blz. 11), en van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), voor zover deze handelingen betrekking hebben op verzoeker, alsmede een verzoek tot nietigverklaring van de brief van de Raad van 23 maart 2012

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Raad van de Europese Unie draagt haar eigen kosten, en die van Bahman Vakili.


(1)  PB C 258 van 25.8.2012.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/18


Beroep ingesteld op 6 december 2012 — Tifosi Optics/BHIM — Tom Tailor (T)

(Zaak T-531/12)

2013/C 46/34

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tifosi Optics, Inc. (Watkinsville, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: A. Tornato en D. Hazan, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Tom Tailor GmbH (Hamburg, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 17 september 2012 in zaak R 729/2011-2 in haar geheel vernietigen; en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „T” voor waren van de klassen 9 en 25 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 8543183

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsbeeldmerk „T” (nr. 1368232) voor waren van de klassen 9, 18 en 25; gemeenschapsbeeldmerk „T”) (nr. 2747996) voor waren van de klassen 3, 6, 9, 14, 18, 21, 24, 25 en 28

Beslissing van de oppositieafdeling: volledige afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de litigieuze beslissing en afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 van de Raad.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/19


Beroep ingesteld op 7 december 2012 — IBSolution/BHIM — IBS (IBSolution)

(Zaak T-533/12)

2013/C 46/35

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: IBSolution GmbH (Neckarsulm, Duitsland) (vertegenwoordiger: F. Ekey, lawyer)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: IBS AB (Solna, Zweden)

Conclusies

het beroep gegrond verklaard;

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 21 september 2012 in zaak R 771/2012-2 vernietigen;

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 21 september 2012 in zaak R 771/2012-2 in die zin wijzigen dat de inschrijving van het aangevraagde merk wordt toegestaan;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: het woordmerk „IBSolution” voor diensten van de klassen 35, 41 en 42 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 8421877

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerkinschrijving nr. 38729 van het beeldmerk „IBS” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 41 en 42

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/19


Beroep ingesteld op 12 december 2012 — Zafeiropoulos/Europees centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

(Zaak T-537/12)

2013/C 46/36

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Panteleïmon Zafeiropoulos (Thessaloniki, Griekenland) (vertegenwoordiger: M. Kontogiorgos, advocaat)

Verwerende partij: Europees centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk te verklaren;

het besluit van het beoordelingscomité van Cedefop nietig te verklaren en de inschrijving van verzoeker voor de versnelde niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de gunning van de overeenkomst „Verlening van medische diensten voor Cedefop-personeel” (oproep tot inschrijving 2012/S 115-189528) af te wijzen, en tevens nietig te verklaren het besluit waarbij de overeenkomst aan een kinderarts is gegund (2012/S208-341369/27.10.2012);

de afwijzing van het confirmatieve verzoek dat verzoeker op 19 november 2012 bij verweerder heeft ingediend, nietig te verklaren en verweerder te gelasten het Gerecht en verzoeker de volledige tekst van alle documenten over de omstreden procedure over te leggen, zodat het kan toetsen of het omstreden besluit rechtmatig is;

Cedefop te veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 100 000 EUR als vergoeding van de schade die hem door de in het beroepschrift beschreven handelingen van de organen van Cedefop is berokkend; en

Cedefop te verwijzen in de proceskosten en in alle andere kosten die verzoeker in de loop van dit beroep heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.

1)

Ten eerste stelt verzoeker dat de bestreden handelingen van Cedefop een motivering ontberen en het recht van verweer en het recht van verzoeker op een effectieve bescherming schenden, omdat uit de inhoud van het bestreden gunningsbesluit en de op verzoek van de verzoekende partij verstrekte documenten blijkt dat een sluitende conclusie over de wijze van beoordeling en, uiteindelijk, rangschikking van de inschrijvingen niet mogelijk is en dat het eindoordeel van de wederpartij (Cedefop) derhalve niet afdoende met redenen is omkleed in de zin van artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, van richtlijn 2004/18/EG (1); overigens is verzoeker niet in kennis gesteld van de kenmerken van de uitgekozen inschrijving en van de voordelen ervan ten opzichte van de zijne. Bovendien stelt hij dat hij nooit in kennis is gesteld van de gegevens waarop het eindoordeel van het beoordelingscomité in de omstreden procedure voor de gunning van de overeenkomst voor de levering van medische diensten aan het Cedefop-personeel is gebaseerd, ondanks dat daartoe een verzoek en een confirmatief verzoek zijn ingediend.

2)

Ten tweede beweert verzoeker dat Cedefop de feiten onjuist heeft opgevat en de beginselen van objectiviteit en onpartijdigheid heeft geschonden, aangezien de beoordelingen/motiveringen van het beoordelingscomité van Cedefop in het individuele beoordelingsrapport van verzoeker kennelijk onjuist zijn en de beoordeling van de technische specificaties van de ingediende inschrijvingen niet objectief is.

3)

Ten derde stelt verzoeker dat een wezenlijk beding van de oproep tot inschrijving inzake de technische geschiktheid van de inschrijvers is geschonden. Met name is het beding over de „technische geschiktheid” van de inschrijvers geschonden, want de inschrijver aan wie de opdracht is gegund heeft een van de in de oproep gevraagde medische specialisaties niet, zodat hij uitgesloten had moeten worden.

4)

Ten vierde stelt verzoeker schending van het evenredigheidsbeginsel en de verplichting de gunningscriteria vast te stellen waardoor een objectieve, vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen mogelijk is. Met het beoordelingscriterium van de „kwaliteit van het gesprek” heeft Cedefop dit beginsel geschonden en is het de bovengenoemde verplichting niet nagekomen, aangezien dit criterium zo vaag is omschreven dat de deelnemers niet de mogelijkheid hebben gehad om vast te stellen wat de optimale eigenschappen waren die zij hadden moeten bezitten om het maximumaantal punten te halen.

5)

Ten vijfde stelt verzoeker dat de bestreden overeenkomst voor de levering van diensten het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie in samenhang met de geldende nationale regelgeving schendt. Met die overeenkomst is Cedefop, als publiekrechtelijke entiteit met meer dan 50 werknemers, zijn verplichting om uitsluitend gebruik te maken van de diensten van een arts met specialisatie algemene geneeskunde niet nagekomen.

6)

Ten zesde stelt verzoekster schending van het transparantiebeginsel zoals neergelegd in artikel 100, lid 2, van het Financieel Reglement vastgesteld bij verordening (EG) nr. 1605/2002, en in artikel 149, lid 3, van verordening (EG) nr. 2342/2002, omdat het afwijzingsbesluit niet in de zin van de bovengenoemde bepalingen is gemotiveerd. Verweerder heeft namelijk niet de inlichtingen verstrekt waarom verzoeker bij zijn verzoek van 15 oktober 2012 en het confirmatieve verzoek van 19 november 2012 had gevraagd.

Tot slot beweert verzoeker dat zijn vordering tot vergoeding van de schade gegrond is, aangezien deze overeenstemt met artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering en in het beroepschrift de gegevens zijn uiteengezet waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor niet-contractuele aansprakelijkheid van Cedefop is voldaan, zoals in artikel 340 VWEU is bepaald.


(1)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB C 134, blz. 114).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/21


Beroep ingesteld op 12 december 2012 — Wedi/BHIM — Mehlhose Bauelemente für Dachrand + Fassade (BALCO)

(Zaak T-541/12)

2013/C 46/37

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Wedi Gmbh (Emsdetten, Duitsland) (vertegenwoordiger: O. Bischof, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Mehlhose Bauelemente für Dachrand + Fassade GmbH & Co. KG (Herford, Duitsland)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 25 september 2012 in zaak R 2255/2011-4 te vernietigen;

subsidiair, de procedure in zaak R 2255/2011-4 te schorsen tot definitief uitspraak is gedaan over de door verzoekster op 15 november 2012 ingestelde vordering tot nietigverklaring van gemeenschapsmerk nr. 006095889 (Balkogrün) van de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep [dossier nr. 000007267 C van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)];

het Bureau te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „BALCO” voor waren van klasse 19 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 023 771

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Mehlhose Bauelemente für Dachrand + Fassade GmbH & Co. KG

Oppositiemerk of -teken: woordmerken „Balkogrün”, „Balkoplan” en „Balkotop” voor waren van de klassen 19, 21 en 27

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/21


Beroep ingesteld op 18 december 2012 — Teva Pharma en Teva Pharmaceuticals Europe/EMA

(Zaak T-547/12)

2013/C 46/38

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Teva Pharma BV (Utrecht, Nederland) en Teva Pharmaceuticals Europe BV (Utrecht) (vertegenwoordigers: K. Bacon en D. Piccinin, Barristers, G. Morgan en C. Drew, Solicitors)

Verwerende partij: Europees Geneesmiddelenbureau

Conclusies

het besluit van het Europees Geneesmiddelenbureau, vervat in zijn brief van 26 november 2012, houdende weigering om verzoeksters’ aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van de generieke versie van abacavir/lamivudine geldig te verklaren, nietig verklaren;

het Europees Geneesmiddelenbureau verwijzen in verzoeksters’ kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters baseren hun beroep op een enkel middel: de weigering om hun aanvraag voor een vergunning voor een generieke versie van een combinatiegeneesmiddel in een vaste dosering geldig te verklaren, op grond dat het product was beschermd voor een periode van 10 jaar exclusiviteit, is in strijd met de correcte uitlegging van verordening (EG) nr. 726/2004 (1) en richtlijn 2001/83/EG (2). In het bijzonder, aldus verzoeksters, is de houder van een vergunning voor het in de handel brengen van het product niet gerechtigd een periode van 10 jaar gegevensexclusiviteit te genieten, aangezien het product een combinatiegeneesmiddel in een vaste dosering is, dat twee actieve stoffen combineert, die sinds enige jaren in de EU worden geleverd en gebruikt als bestanddelen van een aantal verschillende geneesmiddelen. Derhalve valt het product volgens verzoeksters binnen dezelfde algemene vergunning voor het in de handel brengen als de eerdere vergunningen voor het in de handel brengen van de bestanddelen ervan in de zin van artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83. Dienovereenkomstig stellen verzoeksters dat het geen verdere periode van gegevensexclusiviteit na afloop van de gegevensexclusiviteit betreffende deze vergunningen genoot.


(1)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (Voor de EER relevante tekst).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/22


Beroep ingesteld op 21 december 2012 — North Drilling/Raad

(Zaak T-552/12)

2013/C 46/39

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: North Drilling Co. (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: J. Viñals Camallonga, L. Barriola Urruticoechea en J. Iriarte Ángel, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

artikel 2 van besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran nietig verklaren, voor zover het op haar betrekking heeft, en haar uit de bijlage bij dit besluit schrappen;

artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran nietig verklaren, voor zover het op haar betrekking heeft, en haar uit de bijlage bij deze uitvoeringsverordening schrappen, en

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

1)

Kennelijke fout

Het eerste middel is ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten die aan de litigieuze bepalingen ten grondslag liggen, doordat deze bepalingen niet op feiten en bewijzen zijn gebaseerd.

2)

Niet-nakoming van de motiveringsplicht

Het tweede middel is ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht, doordat de litigieuze bepalingen wat NDC betreft onjuist zijn gemotiveerd en deze motivering ongegrond, algemeen en stereotiep is.

3)

Schending van het recht op rechterlijke bescherming

Het derde middel is ontleend aan schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming aangaande de motivering van de handelingen, het ontbreken van bewijs voor de aangevoerde motivering en het recht van verweer en het eigendomsrecht, doordat de motiveringsplicht, die van invloed is op de overige rechten, niet is nagekomen.

4)

Schending van het eigendomsrecht

Het vierde middel is ontleend aan schending van het eigendomsrecht, doordat het zonder werkelijke motivering is beperkt.

5)

Schending van het beginsel van gelijke behandeling

Het vijfde middel is ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, doordat verzoeksters relatieve positie zonder reden is aangetast.

6)

Misbruik van bevoegdheid

Het zesde middel is ontleend aan misbruik van bevoegdheid, doordat er objectieve, precieze en overeenstemmende aanwijzingen zijn dat de sanctiemaatregel is genomen ter bereiking van andere dan de door de Raad aangevoerde doelen.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/22


Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Changshu City Standard Parts Factory/Raad

(Zaak T-558/12)

2013/C 46/40

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Changshu City Standard Parts Factory (Changshu City, China) (vertegenwoordigers: R. Antonini en E. Monard, lawyers)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 van de Raad van 4 oktober 2012 tot wijziging van verordening (EG) nr. 91/2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor zover zij verzoekster betreft;

verwijzing van de Raad in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op twee middelen.

1)

Eerste middel: de uitsluiting van de dumpingberekening van bepaalde van verzoeksters uitvoertransacties schendt de artikelen 2, sub 11, 2, sub 8, 2, sub 9, 2, sub 7a, en artikel 9, sub 5, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, het non-discriminatiebeginsel en artikel 2.4.2 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994

2)

Tweede middel: de afwijzing van bepaalde door verzoekster gevraagde aanpassingen schendt artikel 2, sub 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, en artikel 2.4 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994. Subsidiair stelt verzoekster dat de Raad artikel 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft geschonden


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/23


Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Ningbo Jinding Fastener/Raad

(Zaak T-559/12)

2013/C 46/41

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd (Ningbo, China) (vertegenwoordigers: R. Antonini en E. Monard, lawyers)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 van de Raad van 4 oktober 2012 tot wijziging van verordening (EG) nr. 91/2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor zover zij verzoekster betreft;

verwijzing van de Raad in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op twee middelen.

1)

Eerste middel: de uitsluiting van de dumpingberekening van bepaalde van verzoeksters uitvoertransacties schendt de artikelen 2, sub 11, 2, sub 8, 2, sub 9, 2, sub 7a, en artikel 9, sub 5, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, het non-discriminatiebeginsel en artikel 2.4.2 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994.

2)

Tweede middel: de afwijzing van bepaalde door verzoekster gevraagde aanpassingen schendt artikel 2, sub 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, en artikel 2.4 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994. Subsidiair stelt verzoekster dat de Raad artikel 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft geschonden.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/23


Beroep ingesteld op 19 december 2012 — Beninca/Commissie

(Zaak T-561/12)

2013/C 46/42

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Jürgen Beninca (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: C. Zschocke, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 9 oktober 2012 houdende weigering van toegang tot een document dat in een concentratiecontroleprocedure is overlegd (Zaak COMP/M.6166 — NYSE Euronext/Deutsche Börse) nietig te verklaren; en

de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1)

Het eerste middel is eraan ontleend dat geen van de uitzonderingen in artikel 4 van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) van toepassing is. Dit geldt met name voor de uitzonderingen waarnaar de Commissie heeft verwezen in het besluit, te weten artikel 4, lid 3, tweede alinea, en artikel 4, lid 2, eerste streepje, van genoemde verordening.

2)

Het tweede middel is eraan ontleend dat, mocht enige uitzondering van toepassing zijn, in het besluit niet is beoordeeld of gedeeltelijke toegang tot het gevraagde document (of toegang tot een bewerkt document) overeenkomstig artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 mogelijk is.

3)

Het derde middel is eraan ontleend dat verzoeker een recht van toegang tot het gevraagde document heeft, omdat er een hoger openbaar belang bij openbaarmaking van het document is krachtens artikel 4, leden 2 en 3, van verordening nr. 1049/2001.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/24


Beroep ingesteld op 24 december 2012 — Dalli/Commissie

(Zaak T-562/12)

2013/C 46/43

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: J. Dalli (St. Julians, Malta) (vertegenwoordigers: L. Levi, A. Alamanou en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het door de president van de Europese Commissie genomen mondelinge besluit van 16 oktober 2012 tot verzoekers ambtsneerlegging met onmiddellijke ingang nietig verklaren;

verweerster veroordelen tot vergoeding van immateriële en materiële schade; en

verweerster verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker baseert zijn beroep op vijf middelen.

1)

Eerste middel: schending van de artikelen 245 en 247 VWEU, aangezien het bestreden besluit is genomen door een onbevoegde.

2)

Tweede middel: subsidiair, schending van artikel 17, lid 6, VEU en van het algemene rechtszekerheidsbeginsel, aangezien het bestreden besluit niet kan leiden tot een geldige ambtsneerlegging door verzoeker.

3)

Derde middel: kennelijke vergissingen en schending van procedureregels, daar het bestreden besluit niet berust op geldige gronden en de bevindingen van het OLAF aan de grondslag van het bestreden besluit voortvloeien uit een illegale procedure.

4)

Vierde middel: schending van de rechten van de verdediging, aangezien verzoeker de tegen hem aangevoerde feiten niet kon beoordelen

5)

Vijfde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel, daar verzoeker niet kon nagaan welke doelstellingen het bestreden besluit rechtmatig nastreeft en of andere minder bestraffende maatregelen zijn overwogen.


Gerecht voor ambtenarenzaken

16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/25


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Strack/Commissie

(Zaak F-44/05 RENV)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Terugverwijzing naar Gerecht na vernietiging - Opheffing van immuniteit van gemachtigden van instelling voor hetgeen zij hebben gezegd en geschreven tijdens gerechtelijke procedure - Aanstelling in post van hoofd van eenheid - Afwijzing van sollicitatie - Beroep tot nietigverklaring - Procesbelang van afgewezen sollicitant - Gezag van gewijsde - Procedurefout - Afweging van betrokken belangen - Beroep tot schadevergoeding - Immateriële schade als gevolg van onregelmatigheid)

2013/C 46/44

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Guido Strack (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordigers: N. A. Lödler en H. Tettenborn, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Krämer en B. Eggers, gemachtigden)

Voorwerp

Terugverwijzing na vernietiging — Openbare dienst — Enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie houdende afwijzing van verzoekers sollicitatie naar de post van hoofd van de eenheid „Aanbestedingen en contracten” en tot aanstelling van een andere sollicitant in die post alsmede, anderzijds, vordering tot schadevergoeding (voorheen T-225/05)

Dictum

1)

Het verzoek om opheffing van de immuniteit van de gemachtigden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in zaak F-44/05, Strack/Commissie, wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het verzoek om schadevergoeding wegens de buitensporige duur van de administratieve procedure om in de betrokken post te voorzien en de buitensporige duur van de precontentieuze procedure wordt afgewezen.

3)

Het besluit tot aanstelling van A en het besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 november 2004 tot afwijzing van Stracks sollicitatie naar de post van hoofd van de eenheid „Aanbestedingen en contracten” van het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Gemeenschappen worden nietig verklaard.

4)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

5)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten in de zaken Strack/Commissie, F-44/05, Commissie/Strack, T-526/08 P, en Strack/Commissie, F-44/05 RENV, en wordt in diezelfde zaken verwezen in de kosten van Strack.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/25


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Donati/ECB

(Zaak F-63/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van de ECB - Klacht wegens psychisch geweld - Administratief onderzoek - Toegang tot onderzoeksdossier - Toezending van dossier aan in klacht aan de kaak gestelde personen - Geheimhoudingsplicht - Eerbiediging van rechten van verdediging)

2013/C 46/45

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Paola Donati (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: F. Feyerbacher en N. Urban, gemachtigden, B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Openbare dienst — Nietigverklaring van het besluit van de ECB om geen gevolg te geven aan de beweringen van psychisch geweld dat verzoekster zou hebben ondervonden alsmede vordering tot vergoeding van de immateriële schade

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Donati draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Centrale Bank.


(1)  PB C 205 van 29.08.2009, blz. 50.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/26


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 18 september 2012 — Cuallado Martorell/Commissie

(Zaak F-96/09) (1)

(Openbare dienst - Algemeen vergelijkend onderzoek - Niet-toelating tot mondelinge examen na uitslag van schriftelijke examen - Verzoeken om nieuw onderzoek - Specifiek recht van kandidaten op toegang tot bepaalde op hen betrekking hebbende informatie - Doel en reikwijdte - Recht op inzage in gecorrigeerde schriftelijke examen - Geen)

2013/C 46/46

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Eva Cuallado Martorell (Augsburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Díez Lorenzo, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Eggers en J. Baquero Cruz, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Beroep strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit om verzoekster niet toe te laten tot het mondelinge examen van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/130/08 en haar geen inzage te geven in het gecorrigeerde schriftelijke examen en, ten tweede, nietigverklaring met terugwerkende kracht van de reservelijst die na de examens van het vergelijkend onderzoek bekend is gemaakt

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van Cuallado Martorell.


(1)  PB C 148 van 05.06.2010, blz. 54.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/26


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 december 2012 — Mata Blanco/Commissie

(Zaak F-65/10) (1)

(Openbare dienst - Intern vergelijkend onderzoek COM/INT/OLAF/09/AD10 - Fraudebestrijding - Respectieve bevoegdheden van EPSO en jury - Door jury gecontroleerde toelatingstoetsen - Mondeling examen - Schending van aankondiging van vergelijkend onderzoek - Afwijkende beoordelingen - Beoordelingscriteria - Gelijke behandeling van kandidaten - Kennelijk onjuiste beoordeling - Beginselen van transparantie en behoorlijk bestuur - Motiveringsplicht)

2013/C 46/47

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: José Manuel Mata Blanco (Brussel, België) (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Blot, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers, gemachtigde)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van EPSO van 11 mei 2010 om verzoeker niet op te nemen op de reservelijst van intern vergelijkend onderzoek „COM/INT/OLAF/09/AD10 — Administrateurs gespecialiseerd in fraudebestrijding” alsmede van de reservelijst en alle op basis daarvan genomen besluiten

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Blanco draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 288 van 23.10.2010, blz. 73.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/26


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 juli 2012 — AI/Hof van Justitie

(Zaak F-85/10) (1)

(Openbare dienst - Tijdelijke functionarissen - Intern vergelijkend onderzoek - Uitsluiting van vergelijkend onderzoek na uitslag van eerste schriftelijke examen - Nieuw onderzoek - Gelijke behandeling - Herkwalificatie van overeenkomst voor bepaalde tijd als overeenkomst voor onbepaalde tijd - Niet-verlenging van overeenkomst van tijdelijk functionaris voor bepaalde tijd - Beroep tot nietigverklaring - Beroep tot schadevergoeding)

2013/C 46/48

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: AI (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Erniquin, advocaat, vervolgens M. Erniquin en L. N’Gapou, advocaten)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordiger: A. V. Placco, gemachtigde)

Voorwerp

Openbare dienst — Enerzijds, verzoek om nietigverklaring van het juryoverleg over de uitslag van het Franse examen van intern vergelijkend onderzoek nr. CJ 12/09 en, voor zover nodig, van de overeenkomsten en aanstellingen van de personen die voor dit vergelijkend onderzoek zijn geslaagd alsmede, anderzijds, verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoeksters overeenkomst van tijdelijk functionaris niet te verlengen en verzoek om schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

AI draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Hof van Justitie van de Europese Unie.


(1)  PB C 13 van 15.01.2011, blz. 39.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/27


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 11 december 2012 — Cocchi en Falcione/Commissie

(Zaak F-122/10) (1)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Pensioen - Overdracht van in nationale pensioenregeling verworven pensioenrechten - Intrekking van voorstel voor overdracht - Handeling waarbij geen subjectieve rechten of andere soortgelijke voordelen zijn verleend)

2013/C 46/49

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Giorgio Cocchi (Wezembeek-Oppem, België) en Nicola Falcione (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en J.-N. Louis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Martin en J. Baquero Cruz, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit tot intrekking van een voorstel betreffende de overdracht van verzoekers' pensioenrechten dat door hen reeds was geaccepteerd

Dictum

1)

De besluiten van de Europese Commissie van 12 en 23 februari 2010 worden nietig verklaard, voor zover daarbij de aan Cocchi en Falcione gedane voorstellen, waarin de extra pensioenjaren worden aangegeven als gevolg van een eventuele overdracht van hun pensioenrechten, worden ingetrokken.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in een derde van de kosten van Cocchi en Falcione.

4)

Cocchi en Falcione dragen twee derde van hun eigen kosten.


(1)  PB C 63 van 26.02.11, blz. 34.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/27


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 20 november 2012 — Soukup/Commissie

(Zaak F-1/11) (1)

(Openbare dienst - Algemeen vergelijkend onderzoek - Niet-plaatsing op reservelijst - Beoordeling van mondeling examen)

2013/C 46/50

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Zdenek Soukup (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordigers: aanvankelijk É. Boigelot en S. Woog, advocaten, vervolgens É. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers, gemachtigde)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/144/09 om verzoeker niet op de reservelijst te plaatsen en van het besluit om een andere kandidaat op die lijst te plaatsen alsmede vergoeding van de materiële en immateriële schade

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Soukup draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 72 van 05.03.11, blz. 36.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/27


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — AX/ECB

(Gevoegde zaken F-7/11 en F-60/11) (1)

(Openbare dienst - Personeel van ECB - Tuchtprocedure - Schorsing van functionaris zonder vermindering van basissalaris - Intrekking van besluit - Rechten van verdediging - Toegang tot dossier - Motivering - Motivering van besluit - Gestelde niet-nakoming van beroepsmatige verplichtingen - Ernstige fout)

2013/C 46/51

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: AX (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: in zaak F-7/11, P. Embley en E. Carlini, gemachtigden, B. Wägenbaur, advocaat, en in zaak F-60/11, P. Embley en M. López Torres, gemachtigden, B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoeken om nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij om verzoeker met ingang van 5 augustus 2010 te schorsen en verzoek om vergoeding van de geleden immateriële schade

Dictum

1)

De beroepen in de gevoegde zaken F-7/11 en F-60/11 worden verworpen.

2)

AX draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Centrale Bank.


(1)  PB C 152 van 21.05.2011, blz. 33 en PB C 211 van 16.07.2011, blz. 35.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/28


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 20 november 2012 — Ghiba/Commissie

(Zaak F-10/11) (1)

(Openbare dienst - Intern vergelijkend onderzoek - Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek - Voorwaarden voor deelneming - Begrip met Commissie verband houdende diensten)

2013/C 46/52

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Dorina Maria Ghiba (Brussel, België) (vertegenwoordiger: C. Mourato, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers, gemachtigde)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en J. Herrmann, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/INT/EU2/AST3 tot afwijzing van verzoeksters sollicitatie, op grond dat zij niet voldeed aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek opgenomen voorwaarden voor deelneming

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ghiba draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

3)

De Raad van de Europese Unie draagt zijn eigen kosten.


(1)  PB C 95 van 26.03.11, blz. 14.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/28


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 5 december 2012 — BA/Commissie

(Zaak F-29/11) (1)

(Openbare dienst - Algemeen vergelijkend onderzoek - Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/147/09 - Vorming van reservelijst met het oog op aanwerving van Roemeense administrateurs - Grondige kennis van officiële taal van Roemenië - Hongaarstalige minderheid in Roemenië - Niet-toelating tot mondeling examen - Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie - Reikwijdte)

2013/C 46/53

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: BA (Wezembeek-Oppem, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en É. Marchal, advocaten, vervolgens S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis, É. Marchal en D. Abreu Caldas, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers, gemachtigde)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/147/09 om de verzoekende partij niet toe te laten tot het mondelinge examen van het vergelijkend onderzoek

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

BA draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 173 van 11.06.11, blz. 16.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/28


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Honnefelder/Commissie

(Zaak F-42/11) (1)

(Openbare dienst - Algemeen vergelijkend onderzoek - Nietigverklaring van besluit van jury van vergelijkend onderzoek - Uitvoering van gewijsde - Legaliteitsbeginsel - Exceptie van onwettigheid aangevoerd tegen besluit om procedure van algemeen vergelijkend onderzoek te heropenen)

2013/C 46/54

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Stephanie Honnefelder (Brussel, België) (vertegenwoordiger: C. Bode, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers, advocaat)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoekster niet te plaatsen op de reservelijst van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/26/05

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Honnefelder draagt twee derde van haar eigen kosten.

3)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in één derde van de kosten van Honnefelder.


(1)  PB C 183 van 25.06.2011, blz. 34.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/29


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 17 juli 2012 — BG/Europese Ombudsman

(Zaak F-54/11) (1)

(Openbare dienst - Tuchtprocedure - Tuchtmaatregel - Tuchtrechtelijk ontslag - Bestaan van vooronderzoek voor nationale strafrechtelijke instanties op moment van vaststelling van besluit tot tuchtrechtelijk ontslag - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Verbod om zwangere vrouw te ontslaan vanaf begin van zwangerschap tot en met einde van haar moederschapverlof)

2013/C 46/55

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: BG (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Blot, advocaten)

Verwerende partij: Europese Ombudsman (vertegenwoordigers: J. Sant’Anna, gemachtigde, D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit om de verzoekende partij de sanctie van tuchtrechtelijk ontslag zonder verlies van pensioenrechten op te leggen. Dientengevolge, verzoek om, primair, herplaatsing van de verzoekende partij in haar post en, subsidiair, toekenning aan haar van een bedrag overeenkomende met de bezoldiging die zij zou hebben ontvangen vanaf de datum waarop het tuchtrechtelijk ontslag is ingegaan tot die waarop zij de pensioenleeftijd zal bereiken. In elk geval, verzoek om toekenning van een vergoeding voor de immateriële schade.

Dictum

1)

Het beroep van BG wordt verworpen.

2)

BG draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Ombudsman.


(1)  PB C 204 van 09.07.2011, blz. 30.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/29


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Eklund/Commissie

(Zaak F-57/11) (1)

(Openbare dienst - Aanwerving - Algemeen vergelijkend onderzoek - Plaatsing op reservelijst - Werkaanbod aan op reservelijst geplaatste persoon - Toelatingsvoorwaarden - Na diploma opgedane beroepservaring - Respectieve bevoegdheid van jury en TABG - Aanvaarding van werkaanbod - Intrekking van werkaanbod)

2013/C 46/56

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Gustav Eklund (Taino, Italië) (vertegenwoordigers: B. Cortese en C. Cortese, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Eggers, A. Aresu en P. Pecho, gemachtigden, vervolgens B. Eggers en G. Gattinara, gemachtigden, A. Dal Ferro, advocaat)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om niet het gevolg te erkennen van verzoekers aanvaarding van het aanbod van de post van ambtenaar op proef (assistent) als technisch assistent bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en dit aanbod in te trekken alsmede verzoek om schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Eklund draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 211 van 16.07.2011, blz. 33.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/30


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 20 juni 2012 — Menidiatis/Commissie

(Zaak F-79/11) (1)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Aanwerving - Afwijzing van sollicitatie - Uitvoering van arrest houdende nietigverklaring - Redelijke termijn - Individuele uitvoeringsmaatregelen - Verlies van kans)

2013/C 46/57

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Andreas Menidiatis (Sint-Genesius-Rode, België) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en G. Berscheid, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om betaling van een vergoeding aan verzoeker voor de materiële en de immateriële schade die hij zou hebben geleden door het uitblijven van maatregelen ter uitvoering van het arrest in zaak F-128/07

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Menidiatis draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 311 van 22.10.2011, blz. 47.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/30


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 11 december 2012 — Vienne/Parlement

(Zaak F-97/11) (1)

(Openbare dienst - Financiële regeling - Gezinstoelagen - Kostwinnerstoelage - Beëindiging van recht op kostwinnerstoelage - Ontbinding van huwelijk)

2013/C 46/58

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Philippe Vienne (Moutfort, Luxemburg) (vertegenwoordigers: P. Nelissen Grade en G. Leblanc, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: M. Ecker en S. Alves, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Nietigverklaring van het besluit van het Parlement betreffende de datum van inwerkingtreding van de wijziging van burgerlijke staat die in aanmerking moet worden genomen voor de intrekking van de kostwinnerstoelage na het civiele vonnis waarbij verzoekers echtscheiding is uitgesproken

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Vienne draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Parlement.


(1)  PB C 347 van 26.11.11, blz. 47.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/30


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 13 december 2012 — Mileva/Commissie

(Zaak F-101/11) (1)

(Openbare dienst - Algemeen vergelijkend onderzoek - Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/188/10 - Niet-plaatsing op reservelijst - Samenstelling van jury - Vaste en niet-vaste leden)

2013/C 46/59

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Tzena Mileva (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk E. Boigelot, advocaat, vervolgens G. Generet, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en B. Eggers, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/188/10 — TOLKEN voor het BULGAARS (BG) om verzoekster niet te plaatsen op de reservelijst van dit vergelijkend onderzoek en verzoek om vergoeding van de materiële en immateriële schade

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Mileva draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 6 van 07.01.2012, blz. 25.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/31


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 11 december 2012 — Ntouvas/ECDC

(Zaak F-107/11) (1)

(Openbare dienst - Arbeidscontractant - Beoordelingsjaar 2010 - Verzoek om nietigverklaring van beoordelingsrapport)

2013/C 46/60

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ioannis Ntouvas (Sundbyberg, Zweden) (vertegenwoordiger: E. Mylonas, advocaat)

Verwerende partij: Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) (vertegenwoordigers: R. Trott, gemachtigde, D. Waelbroeck, advocaat)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het beoordelingsrapport van de verzoekende partij over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ntouvas draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding.


(1)  PB C 25 van 28.01.2012, blz. 69.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/31


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 oktober 2012 — Possanzini/Frontex

(Zaak F-61/11) (1)

(Openbare dienst - Tijdelijk functionaris - Procedure betreffende verlenging van overeenkomst van tijdelijk functionaris - Mededeling aan functionaris van negatief advies van beoordelaar over verlenging - Bezwarend besluit - Geen - Verzoek om nietigverklaring van ongunstige opmerkingen over prestaties in jaarlijkse beoordelingsrapporten - Beroep kennelijk niet-ontvankelijk)

2013/C 46/61

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Daniele Possanzini (Warschau, Polen) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) (vertegenwoordigers: S. Vuorensola en H. Caniard, gemachtigden, D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit tot intrekking van het besluit om verzoekers overeenkomst van tijdelijk functionaris te verlengen en van een deel van zijn beoordelingsrapporten over de periode van augustus 2006 tot en met december 2009

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Possanzini draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.


(1)  PB C 226 van 30.07.2011, blz. 32.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/31


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 23 november 2012 — Vacarescu/Commissie

(Zaak F-122/11)

(Openbare dienst - Termijnoverschrijding - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2013/C 46/62

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Dragos-Lucian Vacarescu (Brussel, België) (vertegenwoordiger: R.-C. Radu, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om verzoeker niet de dagvergoeding toe te kennen waarop hij recht zou hebben op grond van artikel 10, lid 2, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Vacarescu draagt zijn eigen kosten.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/32


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 3 december 2012 — BT/Commissie

(Zaak F-45/12) (1)

(Openbare dienst - Arbeidscontractant - Niet-verlenging van overeenkomst - Beroep ontoereikend gemotiveerd - Beroep kennelijk niet-ontvankelijk)

2013/C 46/63

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: BT (Boekarest, Roemenië) (vertegenwoordiger: N. Visan, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en D. Martin, gemachtigden)

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om de overeenkomst van de verzoekende partij als arbeidscontractant niet te verlengen

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

BT draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 200 van 07.07.12, blz. 21.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/32


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 16 november 2012 — Ciora/Commissie

(Zaak F-50/12)

(Openbare dienst - Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/198/10 - Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek - Beroep - Niet-inachtneming van precontentieuze procedure - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2013/C 46/64

Procestaal: Roemeens

Partijen

Verzoekende partij: Cătălin Ion Ciora (Boekarest, Roemenië) (vertegenwoordiger: M. Bondoc, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/198/10 Roemeense hoofden van een afdeling (AD 9) om verzoekers sollicitatie niet in aanmerking te nemen

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Ciora draagt zijn eigen kosten.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/32


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 5 december 2012 — Scheidemann/Parlement

(Zaak F-109/12)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Overplaatsing naar andere instelling in loop van bevorderingsjaar waarin ambtenaar in zijn instelling van herkomst in aanmerking kwam voor bevordering - Verzoek om met terugwerkende kracht te worden bevorderd - Uitdrukkelijk afwijzend besluit gegeven na stilzwijgend besluit - Klachttermijn - Termijnoverschrijding - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2013/C 46/65

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Sabine Scheidemann (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Blot, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit van het Parlement tot afwijzing van verzoeksters verzoek om met terugwerkende kracht op 1 januari 2010 te worden bevorderd

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Scheidemann draagt haar eigen kosten.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/32


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 12 december 2012 — AD/Commissie

(Zaak F-117/12)

(Openbare dienst - Termijnoverschrijding - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2013/C 46/66

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: AD (Brussel, België) (vertegenwoordiger: É. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp

Openbare dienst — Verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoekers partner geen diplomatieke status te verlenen en van het besluit om bepaalde reiskosten van die partner niet te vergoeden alsmede verzoek om schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

AD draagt zijn eigen kosten.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 5 september 2012 — Skovbjerg Gras/Commissie

(Zaak F-37/11) (1)

2013/C 46/67

Procestaal: Frans

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 173 van 11.06.2011, blz. 16.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 maart 2012 — BE/Commissie

(Zaak F-49/11) (1)

2013/C 46/68

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 186 van 25.06.2011, blz. 36.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2012 — Chatzidoukakis/Commissie

(Zaak F-55/11) (1)

2013/C 46/69

Procestaal: Grieks

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 252 van 27.08.11, blz. 56.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 20 juni 2012 — Westeren/Commissie

(Zaak F-64/11) (1)

2013/C 46/70

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 252 van 27.08.2011, blz. 57.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juni 2012 — Ciora/Commissie

(Zaak F-11/12)

2013/C 46/71

Procestaal: Roemeens

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 3 december 2012 — de Bruin/EIT

(Zaak F-80/12) (1)

2013/C 46/72

Procestaal: Engels

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 319 van 20.10.12, blz. 18.


16.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/33


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2012 — Goddijn/Europol

(Zaak F-106/12)

2013/C 46/73

Procestaal: Nederlands

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.