ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.310.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 310

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
13 oktober 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 310/01

Monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

1

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europese Centrale Bank

2012/C 310/02

Advies van de Europese Centrale Bank van 1 augustus 2012 inzake een voorstel voor een verordening betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (CON/2012/62)

12

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2012/C 310/03

Lijst van nationale voetbalinformatiepunten (NIV's)

32

 

Europese Commissie

2012/C 310/04

Wisselkoersen van de euro

36

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2012/C 310/05

Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor het lidmaatschap van een multisectoraal en onafhankelijk panel van deskundigen voor het verstrekken van advies over doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid

37

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2012/C 310/06

Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

40

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2012/C 310/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6721 — First Reserve Management/SK Capital Partners/TPC) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/1


MONETAIRE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

2012/C 310/01

DE EUROPESE UNIE, vertegenwoordigd door de Franse Republiek en de Europese Commissie,

en

HET VORSTENDOM MONACO,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 is met ingang van 1 januari 1999 de munteenheid van elke lidstaat die deelneemt aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, waaronder Frankrijk, vervangen door de euro.

(2)

Tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco bestonden reeds vóór de invoering van de euro bilaterale monetaire en bancaire overeenkomsten, in het bijzonder de Frans-Monegaskische overeenkomst inzake deviezencontrole van 14 april 1945 en de Nabuurschapsovereenkomst van 18 mei 1963.

(3)

Bij Besluit van de Raad van 31 december 1998 (1) is het Vorstendom Monaco het recht verleend om de euro vanaf 1 januari 1999 als zijn officiële munteenheid te gebruiken.

(4)

Op 24 december 2001 heeft de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Franse Republiek in samenwerking met de Commissie en de ECB, een monetaire overeenkomst met het Vorstendom Monaco gesloten. De Nabuurschapsovereenkomst tussen de Franse Republiek en het Vorstendom Monaco is dienovereenkomstig geactualiseerd.

(5)

Krachtens de voorliggende monetaire overeenkomst behoudt het Vorstendom Monaco het recht om de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken en om de status van wettig betaalmiddel toe te kennen aan eurobankbiljetten en -munten. De in de bijlage bij deze overeenkomst vermelde regelgeving van de Europese Unie geldt op zijn grondgebied onder de in deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

(6)

Het Vorstendom Monaco moet erop toezien dat de communautaire bepalingen inzake de eurobankbiljetten en -munten gelden op zijn grondgebied. Deze biljetten en munten moeten op afdoende wijze tegen valsemunterij worden beschermd. Het is van belang dat het Vorstendom Monaco alle noodzakelijke maatregelen neemt om valsemunterij te bestrijden en op dit gebied samen te werken met de Commissie, de ECB, Frankrijk en de Europese Politiedienst (Europol).

(7)

Bij deze monetaire overeenkomst kunnen geen rechten worden verleend aan kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco gevestigd zijn, met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting in de Europese Unie. Bij deze overeenkomst worden geen rechten verleend aan kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van de Europese Unie gevestigd zijn, met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting in het Vorstendom Monaco.

(8)

De ECB en de nationale centrale banken zijn niet op grond van deze monetaire overeenkomst verplicht om de financiële instrumenten van het Vorstendom Monaco op te nemen in de lijst(en) van effecten die voor de monetaire beleidstransacties van het Europees Stelsel van centrale banken in aanmerking komen.

(9)

Het Vorstendom Monaco heeft op zijn grondgebied beheermaatschappijen die werkzaam zijn op het gebied van het beheer voor rekening van derden of de doorgifte van orders en wier diensten uitsluitend onder het Monegaskisch recht vallen, zulks onverminderd de in artikel 11, lid 6, genoemde verplichtingen. Deze maatschappijen kunnen geen toegang krijgen tot betalings- en effectenafwikkelingssystemen.

(10)

In aansluiting op de historische banden tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco en op de beginselen van de monetaire overeenkomst van 24 december 2001 verbinden de Europese Unie en het Vorstendom Monaco zich ertoe te goeder trouw samen te werken om een goede werking van deze overeenkomst als zodanig te waarborgen.

(11)

Er wordt een gemengd comité bestaande uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Monaco, de Franse Republiek, de Europese Commissie en de ECB ingesteld om de toepassing van deze overeenkomst te analyseren, om het jaarlijkse plafond voor de uitgifte van munten onder de in artikel 3 bepaalde voorwaarden vast te stellen, om te onderzoeken of het minimumaandeel van de munten dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, toereikend is, en om de door het Vorstendom Monaco genomen maatregelen tot uitvoering van de relevante EU-wetgeving te beoordelen.

(12)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet worden belast met de beslechting van geschillen die verband houden met de niet-nakoming van een verplichting of met de schending van een bepaling zoals opgenomen in deze overeenkomst, en ten aanzien waarvan is vastgesteld dat de partijen niet tot onderlinge overeenstemming konden komen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Het Vorstendom Monaco heeft het recht de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken, in overeenstemming met de Verordeningen (EG) nr. 1103/97 en (EG) nr. 974/98, als gewijzigd. Het Vorstendom Monaco kent de status van wettig betaalmiddel toe aan eurobankbiljetten en -munten.

Artikel 2

Het Vorstendom Monaco geeft geen bankbiljetten of munten uit, tenzij de voorwaarden voor de uitgifte daarvan met de Europese Unie zijn overeengekomen. De voorwaarden voor de uitgifte van euromunten vanaf 1 januari 2011 worden in de navolgende artikelen vastgelegd.

Artikel 3

1.   Het jaarlijkse plafond, in waardetermen, voor de uitgifte van euromunten door het Vorstendom Monaco omvat:

 

een vast deel, waarvan het initiële bedrag voor 2011 op 2 340 000 EUR wordt vastgesteld,

 

een variabel deel dat, in waardetermen, overeenstemt met de gemiddelde muntuitgifte per hoofd van de bevolking van de Franse Republiek in het jaar n-1, vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het Vorstendom Monaco.

Het gemengd comité kan het vaste deel jaarlijks herzien om rekening te houden met de inflatie — op basis van de HICP-inflatie van de Franse Republiek in het jaar n-1 — en met eventuele belangrijke ontwikkelingen die de verzamelaarsmarkt voor euromunten beïnvloeden.

2.   Het Vorstendom Monaco mag ook een speciale herdenkingsmunt en/of munten voor verzamelaars uitgeven naar aanleiding van gebeurtenissen die voor het Vorstendom een bijzondere betekenis hebben. Indien de totale uitgifte als gevolg van deze speciale uitgifte het in lid 1 vastgelegde plafond overschrijdt, wordt de waarde van deze uitgifte verantwoord door het overblijvende deel van het plafond van het voorgaande jaar te gebruiken, en/of in mindering gebracht op het plafond van het volgende jaar.

Artikel 4

1.   De door het Vorstendom Monaco uitgegeven euromunten zijn, wat de nominale waarde, de wettigheid als betaalmiddel, de technische specificaties, de artistieke kenmerken van de gemeenschappelijke zijde en de gemeenschappelijke artistieke kenmerken van de nationale zijde betreft, identiek aan de euromunten die worden uitgegeven door de lidstaten van de Europese Unie die de euro hebben aangenomen.

2.   Het Vorstendom Monaco brengt de ontwerpen van de nationale zijde van zijn euromunten vooraf ter kennis van de Commissie, die verifieert of de EU-voorschriften in acht zijn genomen.

Artikel 5

Frankrijk stelt het Hôtel de la Monnaie de Paris ter beschikking voor het slaan van de munten van het Vorstendom Monaco, overeenkomstig artikel 18 van de Nabuurschapsovereenkomst tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco van 18 mei 1963.

Artikel 6

1.   De door het Vorstendom Monaco uitgegeven hoeveelheid euromunten wordt opgeteld bij de door Frankrijk uitgegeven hoeveelheid munten met het oog op de goedkeuring door de Europese Centrale Bank van de totale omvang van de uitgifte van Frankrijk overeenkomstig artikel 128, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.   Het Vorstendom Monaco deelt de Franse Republiek elk jaar uiterlijk op 1 september de hoeveelheid en de nominale waarde mee van de euromunten die het voornemens is het volgende jaar uit te geven. Ook deelt het de Commissie mee welke de beoogde uitgiftevoorwaarden van zijn munten zijn.

3.   Het Vorstendom Monaco deelt de in lid 2 bedoelde informatie voor het jaar 2011 mee bij de ondertekening van deze overeenkomst.

4.   Zonder afbreuk te doen aan de uitgifte van munten voor verzamelaars, brengt het Vorstendom Monaco ten minste 80 % van de euromunten die het jaarlijks uitgeeft, tegen nominale waarde in omloop. Het gemengd comité onderzoekt om de vijf jaar of het minimumaandeel van de munten dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, voldoende is en kan eventueel besluiten dit aandeel te wijzigen.

Artikel 7

1.   Het Vorstendom Monaco mag euromunten voor verzamelaars uitgeven. Deze worden meegerekend voor het in artikel 3 bedoelde jaarlijkse plafond. De uitgifte van euromunten voor verzamelaars door het Vorstendom Monaco geschiedt in overeenstemming met de EU-richtsnoeren voor euromunten voor verzamelaars, die met name het gebruik van technische specificaties, artistieke kenmerken en denominaties inhouden op grond waarvan euromunten voor verzamelaars van voor de circulatie bestemde munten kunnen worden onderscheiden.

2.   Door het Vorstendom Monaco uitgegeven munten voor verzamelaars zijn in de Europese Unie geen wettig betaalmiddel.

Artikel 8

Het Vorstendom Monaco neemt alle noodzakelijke maatregelen om valsemunterij te bestrijden en op dit gebied samen te werken met de Commissie, de ECB, Frankrijk en de Europese Politiedienst (Europol).

Artikel 9

Het Vorstendom Monaco verbindt zich ertoe:

a)

de in bijlage A vermelde rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie die onder de werkingssfeer van artikel 11, lid 2, vallen en rechtstreeks door Frankrijk worden toegepast, alsmede de bepalingen die door Frankrijk zijn vastgesteld ter omzetting van deze rechtsbesluiten en regelgeving, toe te passen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, leden 2 en 3;

b)

overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, leden 4, 5 en 6, en op de volgende gebieden maatregelen te nemen die gelijkwaardig zijn met de in bijlage B vermelde rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie die rechtstreeks of na omzetting ervan door de lidstaten worden toegepast:

het bancair en financieel recht, alsmede de voorkoming van het witwassen van geld op de gebieden en overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;

preventie van fraude met en vervalsing van contante en girale betaalmiddelen, medailles en penningen;

c)

de rechtsbesluiten en regelgeving van de Europese Unie inzake de eurobankbiljetten en -munten, alsmede de op basis van artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genomen maatregelen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als eenheidsmunt, rechtstreeks op zijn grondgebied toe te passen, tenzij in deze overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald. De Commissie houdt de Monegaskische autoriteiten via het gemengd comité op de hoogte van de besluiten en regelgeving in kwestie.

Artikel 10

1.   Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen waaraan vergunning is verleend om op het grondgebied van het Vorstendom Monaco werkzaam te zijn, kunnen onder de in artikel 11 gestelde voorwaarden deelnemen aan interbancaire betalingssystemen en effectenafwikkelingssystemen in de Europese Unie, zulks volgens dezelfde uitvoeringsbepalingen als kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van Frankrijk gevestigd zijn, mits zij voldoen aan de voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van toegang tot deze systemen.

2.   Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco zijn gevestigd worden, onder de in artikel 11 gestelde voorwaarden, door de Banque de France aan dezelfde bepalingen voor de uitvoering van de door de ECB vastgestelde voorschriften voor monetaire beleidsinstrumenten en -procedures onderworpen als kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen die op het grondgebied van Frankrijk gevestigd zijn.

Artikel 11

1.   Rechtsbesluiten welke door de Raad worden aangenomen op basis van artikel 129, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, juncto artikel 5, lid 4, artikel 19, lid 1, of artikel 34, lid 3, van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de Statuten genoemd), of welke door de ECB worden aangenomen op basis van bovengenoemde rechtsbesluiten van de Raad, dan wel op basis van de artikelen 5, 16, 18, 19, 20 en 22, alsmede artikel 34, lid 3, van de Statuten, of welke door de Banque de France worden aangenomen ter uitvoering van de rechtsbesluiten van de ECB, zijn van toepassing op het grondgebied van het Vorstendom Monaco. Hetzelfde geldt voor eventuele wijzigingen van deze besluiten.

2.   Het Vorstendom Monaco past de bepalingen toe die door Frankrijk zijn vastgesteld ter omzetting van de in bijlage A vermelde EU-besluiten inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen en inzake de voorkoming van systeemrisico's in betalings- en effectenafwikkelingssystemen. Daartoe past het Vorstendom Monaco in de eerste plaats de bepalingen toe van de Franse monetaire en financiële wetgeving inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen, alsmede van de ter uitvoering daarvan vastgestelde regelgeving, zoals overeengekomen bij de Frans-Monegaskische overeenkomst inzake deviezencontrole van 14 april 1945 en de briefwisselingen tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van Zijne Doorluchtigheid de Vorst van Monaco van 18 mei 1963, 10 mei 2001, 8 november 2005 en 20 oktober 2010 inzake de bancaire regelgeving, en past het in de tweede plaats de bepalingen toe van de Franse monetaire en financiële wetgeving inzake de voorkoming van systeemrisico's in betalings- en effectenafwikkelingssystemen.

3.   De lijst van bijlage A wordt telkens door de Commissie aangepast wanneer de teksten gewijzigd worden en wanneer een nieuwe tekst wordt aangenomen door de Europese Unie, met inachtneming van de datum van inwerkingtreding van de omzetting van de teksten. Het Vorstendom Monaco past de in bijlage A vermelde rechtsbesluiten en regelgeving na de opname ervan in het Franse recht toe overeenkomstig het bepaalde in lid 2. Bij elke aanpassing wordt de geactualiseerde lijst bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (PBEU).

4.   Het Vorstendom Monaco treft maatregelen die gelijkwaardig zijn met de maatregelen die de lidstaten nemen uit hoofde van de in bijlage B vermelde EU-besluiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst. Het in artikel 13 bedoelde gemengd comité gaat volgens een door dat comité te bepalen procedure na of de door Monaco genomen maatregelen gelijkwaardig zijn met die welke de lidstaten nemen uit hoofde van de hierboven bedoelde EU-besluiten.

5.   Onverminderd de in lid 9 bedoelde procedure wordt de lijst van bijlage B bij besluit van het gemengd comité gewijzigd. Daartoe stelt de Commissie, zodra zij een nieuw wetgevingsbesluit op een door deze overeenkomst bestreken gebied heeft vastgesteld, en zij van mening is dat dit besluit in de lijst van bijlage B moet worden opgenomen, het Vorstendom Monaco daarvan in kennis. Het Vorstendom Monaco ontvangt een afschrift van de in de verschillende stadia van de wetgevingsprocedure door de instellingen en organen van de Europese Unie opgestelde documenten. De Commissie maakt de aldus aangepaste bijlage B in het PBEU bekend.

Het gemengd comité beslist daarna ook over passende en redelijke termijnen voor de tenuitvoerlegging door het Vorstendom Monaco van de nieuwe rechtsbesluiten en regelgeving die aan bijlage B zijn toegevoegd.

6.   Het Vorstendom Monaco treft maatregelen van gelijke werking als die van de in bijlage B vermelde EU-richtlijnen inzake de bestrijding van het witwassen van geld, overeenkomstig de aanbevelingen van de internationale Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (FATF). Over de opname, in bijlage B, van de EU-verordeningen inzake de bestrijding van het witwassen van geld beslist het gemengd comité op ad-hocbasis. De financiële inlichtingeneenheid van het Vorstendom Monaco en die van de lidstaten van de Europese Unie zetten hun samenwerking op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld actief voort.

7.   Kredietinstellingen en, in voorkomend geval, andere financiële instellingen en andere informatieplichtigen die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco gevestigd zijn, zijn onderworpen aan de sancties en tuchtprocedures die worden toegepast indien de in de vorige leden bedoelde rechtsbesluiten worden geschonden. Het Vorstendom Monaco ziet toe op de toepassing van de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het onderhavige artikel opgelegde sancties.

8.   Rechtsbesluiten, zoals bedoeld in lid 1, treden in het Vorstendom Monaco op dezelfde datum in werking als in de Europese Unie voor wat betreft de besluiten die worden bekendgemaakt in het PBEU, en op dezelfde datum als in Frankrijk voor wat betreft de besluiten die worden bekendgemaakt in de staatscourant van de Franse Republiek (Journal officiel de la République Française). Rechtsbesluiten met algemene draagwijdte, zoals bedoeld in lid 1, die in het PBEU noch in de staatscourant van de Franse Republiek worden bekendgemaakt, treden in werking op de datum waarop ze aan de Monegaskische autoriteiten worden meegedeeld. Besluiten met individuele draagwijdte, zoals bedoeld in lid 1, zijn toepasselijk met ingang van de datum van kennisgeving aan de adressaten.

9.   Voordat vergunningen worden verleend aan beleggingsondernemingen die zich op het grondgebied van het Vorstendom Monaco willen vestigen en er mogelijk andere beleggingsdiensten zouden aanbieden dan het beheer voor rekening van derden en de doorgifte van orders, en onverminderd de in lid 6 genoemde verplichtingen verbindt het Vorstendom Monaco zich ertoe maatregelen van gelijke werking te treffen als die van de vigerende EU-rechtsbesluiten inzake deze diensten. In afwijking van de procedure van lid 5 worden deze besluiten dan door de Commissie opgenomen in bijlage B.

Artikel 12

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is de rechterlijke instantie die de exclusieve bevoegdheid heeft voor de beslechting van alle geschillen tussen de partijen die verband houden met de niet-nakoming van een verplichting of met een schending van een bepaling zoals opgenomen in deze overeenkomst, en die niet in het gemengd comité konden worden opgelost. De partijen verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om in het gemengd comité tot een minnelijke schikking te komen.

2.   Als binnen dit kader geen minnelijke schikking kan worden getroffen, kan de Europese Unie op aanbeveling van de Commissie na advies van Frankrijk en van de ECB over de aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, of het Vorstendom Monaco de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie indien uit het voorafgaande onderzoek door het gemengd comité blijkt dat de andere partij een verplichting niet is nagekomen of een bepaling heeft geschonden zoals opgenomen in deze overeenkomst. Het arrest van het Hof is bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest binnen de termijn die het Hof in zijn arrest heeft vastgesteld.

3.   Ingeval de Europese Unie of het Vorstendom Monaco nalaat om binnen de gestelde termijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest, kan de andere partij de overeenkomst onmiddellijk opzeggen.

4.   Alle aangelegenheden die verband houden met de geldigheid van conform deze overeenkomst genomen besluiten van de instellingen en organen van de Europese Unie, vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In het bijzonder kan elke natuurlijke of rechtspersoon die op het grondgebied van het Vorstendom Monaco woont, de rechtsmiddelen instellen die aan op het grondgebied van Frankrijk wonende natuurlijke of rechtspersonen tegen rechtsbesluiten ter beschikking staan, ongeacht de vorm en de aard van het voor deze persoon bestemde besluit.

Artikel 13

1.   Het gemengd comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Monaco en de Europese Unie. Het gemengd comité houdt gedachtewisselingen, wisselt informatie uit en neemt de in de artikelen 3, 6 en 11 bedoelde besluiten. Het comité onderzoekt de door het Vorstendom Monaco genomen maatregelen en tracht eventuele geschillen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst voortvloeien, op te lossen. Het stelt zijn reglement van orde vast.

2.   De delegatie van de Europese Unie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Franse Republiek, die tevens voorzitter is, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. De delegatie van de Europese Unie stelt haar reglement van orde bij consensus vast.

3.   De Monegaskische delegatie is samengesteld uit vertegenwoordigers die zijn aangewezen door de Ministre d’Etat en heeft als voorzitter de Conseiller de Gouvernement pour les Finances et l’Economie dan wel diens vertegenwoordiger.

4.   Het Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, alsmede telkens wanneer een van zijn leden het, met name in verband met wetgevingsontwikkelingen op Europees, Frans of Monegaskisch niveau, nodig acht dat het comité bijeenkomt om de taken te vervullen waarmee het in het kader van deze overeenkomst is belast. Het voorzitterschap wordt door de voorzitter van de delegatie van de Europese Unie en de voorzitter van de Monegaskische delegatie bij toerbeurt uitgeoefend voor de periode van één jaar. Het gemengd comité neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen.

5.   Het secretariaat van het comité is samengesteld uit twee personen, van wie de een wordt benoemd door de voorzitter van de Monegaskische delegatie en de ander door de voorzitter van de delegatie van de Europese Unie. Het secretariaat neemt ook deel aan de vergaderingen van het comité.

Artikel 14

Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van een jaar.

Artikel 15

Deze overeenkomst is gesteld in het Frans en kan eventueel worden vertaald in de andere talen van de Europese Unie. Rechtsgeldig blijft echter alleen de Franse versie.

Artikel 16

Deze overeenkomst treedt in werking op 1 december 2011.

Artikel 17

De monetaire overeenkomst van 24 december 2001 wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst ingetrokken. Verwijzingen naar de overeenkomst van 24 december 2001 worden gelezen als verwijzingen naar deze overeenkomst.

Gedaan te Brussel, in drie in het Frans gestelde oorspronkelijke exemplaren.

Voor de Europese Unie

Olli REHN

Vicevoorzitter van de Europese Commissie, bevoegd voor economische en monetaire aangelegenheden

François BAROIN

Minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie van de Republiek Frankrijk

Voor het Vorstendom Monaco

Michel ROGER

Minister van staat


(1)  PB L 30 van 4.2.1999, blz. 31.


BIJLAGE A

Bancaire en financiële wetgeving

Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen: wat betreft de bepalingen die van toepassing zijn op kredietinstellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28)

Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16)

Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1)

Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een lidstaat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze lidstaat hebben (PB L 44 van 16.2.1989, blz. 40)

Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201) de bepalingen die van toepassing zijn op kredietinstellingen.

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2008/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/49/EG inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 54)

Richtlijn 2009/27/EG van de Commissie van 7 april 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 97)

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97)

Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid (PB L 329 van 14.12.2010, blz. 3)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft (PB L 68 van 13.3.2009, blz. 3)

Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1) de gehele richtlijn behalve de titels III en IV.

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2007/18/EG van de Commissie van 27 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de uitsluiting van dan wel de opneming in het toepassingsgebied van bepaalde instellingen en de behandeling van vorderingen op multilaterale ontwikkelingsbanken (PB L 87 van 28.3.2007, blz. 9)

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1)

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1) de bepalingen van de titels I en II van Richtlijn 2007/64/EG.

Richtlijn 2008/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 38)

Richtlijn 2009/83/EG van de Commissie van 27 juli 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft (PB L 196 van 28.7.2009, blz. 14)

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7) met uitzondering van titel III van Richtlijn 2009/110/EG

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97)

Richtlijn 2010/16/EU van de Commissie van 9 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de uitsluiting van een bepaalde instelling van het toepassingsgebied (PB L 60 van 10.3.2010, blz. 15)

Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid (PB L 329 van 14.12.2010, blz. 3)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15)

Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

Richtlijn 2008/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 40)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1) de bepalingen die van toepassing zijn op kredietinstellingen, met uitzondering van de artikelen 15, 31, 32 en 33 en van titel III.

Rectificatie van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004) (PB L 45 van 16.2.2005, blz. 18)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2006/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 tot wijziging van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, met betrekking tot bepaalde termijnen (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60)

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1)

Richtlijn 2008/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 33)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Aangevuld met:

Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PB L 241 van 2.9.2006, blz 1)

Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26)

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7) de gehele richtlijn met uitzondering van titel III.

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1) de bepalingen van de titels I en II.

Rectificatie van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007) (PB L 187 van 18.7.2009, blz. 5)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97)

Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)


BIJLAGE B

Voorkoming van witwassen van geld

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15)

Gewijzigd bij:

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1): de bepalingen van de titels I en II van Richtlijn 2007/64/EG.

Richtlijn 2008/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 46)

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7): de gehele richtlijn met uitzondering van titel III.

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

Aangevuld met:

Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteit (PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29)

Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9)

Preventie van fraude en vervalsing

Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad van 6 december 2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1)

Gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 5)

Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6)

Gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1)

Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1)

Gewijzigd bij:

Kaderbesluit 2001/888/JBZ van de Raad van 6 december 2001 tot wijziging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 3)

Besluit 2001/887/JBZ van de Raad van 6 december 2001 inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 1)

Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37)

Besluit 2001/923/EG van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 339 van 21.12.2001, blz. 50)

Gewijzigd bij:

Besluit 2006/75/EG van de Raad van 30 januari 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 40)

Besluit 2006/849/EG van de Raad van 20 november 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 330 van 28.11.2006, blz. 28)

Bancaire en financiële wetgeving

Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22)


III Voorbereidende handelingen

Europese Centrale Bank

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/12


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 1 augustus 2012

inzake een voorstel voor een verordening betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen

(CON/2012/62)

2012/C 310/02

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 3 april 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een voorstel voor een verordening betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (csd’s) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG (1) (hierna „de ontwerpverordening” te noemen). Op 19 april 2012 ontving de ECB een verzoek van het Europees Parlement om een advies inzake de ontwerpverordening.

De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerpverordening bepalingen bevat die betrekking hebben op het bepalen en ten uitvoer leggen van het monetaire beleid van het eurogebied door de ECB en het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer ingevolge artikel 127, lid 2 van het Verdrag, alsook op de bijdrage van de ECB aan een goede beleidsvoering door autoriteiten die bevoegd zijn ter zake van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel op grond van artikel 127, lid 5 van het Verdrag. Voorts bepaalt artikel 22 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”) dat de ECB en de nationale centrale banken faciliteiten ter beschikking kunnen stellen, en de ECB verordeningen kan vaststellen, ter verzekering van doelmatige en deugdelijke verrekenings- en betalingssystemen binnen de Unie en met andere landen. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

Samen met Richtlijn 2004/39/EG (2) en het voorstel voor een verordening betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (3), zal de ontwerpverordening deel uitmaken van het regelgevingskader voor marktinfrastructuren en handelsplatvormen. Vanwege hun omvang, complexiteit en systeemverwevenheid worden csd's van systemisch belang (4) geacht en vereisen ze derhalve een alomvattend regelgevingskader voor toezicht en oversight dat micro- en macro-prudentiële instrumenten combineert. De ECB is een sterk voorstander van het voorstel van de Commissie om het juridisch kader dat van toepassing is op csd’s te versterken en de regels te harmoniseren die de werking, vergunningverlening van en het toezicht op csd’s, alsook de regels die verband houden met uitgifte, houderschap en overdracht van effecten via dergelijke csd’s in de Unie (5).

Het Eurosysteem ontwikkelt TARGET2-Securities (T2S) met als doel te komen tot een gemeenschappelijke afwikkelingsfaciliteit voor Europa. Eveneens in deze context, is de ECB een sterk voorstander van de ontwerpverordening, die de juridische voorwaarden en bedrijfsvoorwaarden voor grensoverschrijdende afwikkeling in de Unie in het algemeen en met name in T2S zal verbeteren. In dit verband beveelt de ECB aan dat de ontwerpverordening, samen met de ermee verband houdende uitvoeringshandelingen, wordt vastgesteld voorafgaande aan de lancering van T2S die gepland is voor juni 2015.

1.   Toepassingsgebied van de verordening

De ontwerpverordening legt uniforme vereisten vast voor de afwikkeling van financiële instrumenten (6). Ingevolge Richtlijn 2004/39/EG (7) omvatten „financiële instrumenten” overdraagbare effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, derivatencontracten, financiële contracten ter verrekening van verschillen en emissievergunningen. In dit verband merkt de ECB op dat de ontwerpverordening geen definitie geeft van „financiële instrumenten” en dat sommige delen ervan alleen van toepassing zijn op „effecten” of overdraagbare effecten (8), terwijl andere delen ook van toepassing zijn op geldmarktinstrumenten (9), rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en emissievergunningen (10). Daarnaast definieert de ontwerpverordening csd’s als rechtspersonen die een effectenafwikkelingssysteem exploiteren en tenminste één andere van de in de bijlage opgesomde kerndiensten uitvoeren (11). De ECB is van mening dat alle drie kerndiensten dienen te worden gereguleerd. Tegen deze achtergrond beveelt de ECB, in het belang van juridische duidelijkheid, aan om het toepassingsgebied van de ontwerpverordening verder te verduidelijken, zowel wat betreft de soort instrumenten waarop ze van toepassing is, als de definitie van csd.

De definitie van csd dient te worden gewijzigd om regelgevingsarbitrage te vermijden die resulteert uit de oprichting door een csd van twee of drie juridische entiteiten om verschillende kernactiviteiten uit te voeren zonder dat daarvoor de op csd’s van toepassing zijnde verordening geldt. De ECB is van mening dat de verordening van toepassing dient te zijn op elke rechtspersoon die enigerlei van de drie in afdeling A van de bijlage aangegeven kerndiensten aanbiedt.

2.   Samenwerking tussen autoriteiten

2.1.

De ontwerpverordening kent een overheersende rol toe aan bevoegde toezichthoudende autoriteiten en een ondersteunende rol aan de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) als de relevante autoriteiten met betrekking tot csd’s. Rekening houdend met de rol van centrale banken als toezichthouders en/of centrale circulatiebanken, alsook met het feit dat centrale banken diensten van csd’s gebruiken voor de afwikkeling van monetaire beleidstransacties, dient de ontwerpverordening te verzekeren dat de bevoegdheden van bevoegde autoriteiten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) worden aangevuld en in evenwicht gebracht door een adequate betrokkenheid van de leden van het ESCB. Centrale banken en effectenregelgevers in het Comité voor betalings- en vereveningssystemen (CPSS) en de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders (IOSCO) hebben het belang erkend van regelgeving, toezicht en oversight in financiële marktinfrastructuren, met inbegrip van csd’s (12). De ECB is van mening dat de ontwerpverordening consistent dient te zijn met de CPSS-IOSCO beginselen. Een effectieve en nauwe samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en de leden van het ESCB dient te worden bevorderd, zowel vanuit een oversightperspectief en als centrale circulatiebanken, en zulks zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de centrale bank (13).

2.2.

De ECB merkt verder op dat de ontwerpverordening al een aantal gebieden van samenwerking identificeert en enige bijkomende gebieden suggereert waar deze ESMA-ESCB betrokkenheid naar de mening van de ECB ook vereist is. Bovendien benadrukt de ECB de noodzaak voor gezamenlijk ESMA-ESCB werk aan de ontwikkeling van ontwerpen van technische normen. Dit dient te verzekeren dat leden van het ESCB geen aanvullende, en potentieel verschillende, vereisten in oversightmaatregelen, met inbegrip van rechtshandelingen, hoeven te ontwikkelen. Daarnaast zou het de noodzaak voor de voortdurende beoordeling van csd’s die deelnemen aan de afwikkeling van monetaire-beleidstransacties, aan gebruikersnormen (14) vermijden hetgeen anders vereist zou zijn om te voldoen aan de juridische verplichtingen van het ESCB. Tijdige en adequate uitwisseling van noodzakelijke informatie, waaronder ten behoeve van financiële stabiliteit, oversight en statistische doeleinden, is ook van bijzonder belang in deze context.

2.3.

De ontwerpverordening dient daarom te voorzien in regels voor samenwerking die de bevoegde en relevante autoriteiten in staat stellen zowel nationaal als in een grensoverschrijdende context te voldoen aan hun verantwoordelijkheden in overeenstemming met de CPSS-IOSCO-beginselen (15). De ontwerpverordening dient alomvattend toezicht en oversight te vergemakkelijken in een grensoverschrijdende context gezien de verwachte ontwikkeling van grensoverschrijdende transacties en afwikkeling, alsook koppelingen tussen csd’s, een aspect dat zal worden vergemakkelijkt en zelfs bevorderd door de lancering van het gemeenschappelijke T2S-platform. Bevoegde autoriteiten dienen de keuze te hebben bij het besluiten over de passende vorm van samenwerkingsregelingen. Tegen deze achtergrond zou de optie kunnen worden overwogen om colleges van autoriteiten op te zetten, met name wanneer een csd zich bezighoudt met grensoverschrijdende activiteiten via een dochteronderneming of een bijkantoor of indien het verlenen van grensoverschrijdende diensten aanzienlijk wordt (16).

3.   Macro-prudentieel oversight

Onderkend wordt dat degelijke financiële marktinfrastructuren, met inbegrip van effectenafwikkelingssystemen, een essentiële bijdrage leveren aan financiële stabiliteit door systeemrisico te verminderen (17). De ECB merkt op dat macro-prudentieel oversight door het Europees Comité voor systeemrisico’s en door relevante nationale autoriteiten, al naar gelang van toepassing, dient te worden uitgevoerd zonder afbreuk te doen aan de respectieve bevoegdheden van de leden van het ESCB.

4.   Afwikkeling in centralebankgeld

De ontwerpverordening staat csd’s toe afwikkeling van de geldzijde aan te bieden in commerciëlebankgeld wanneer afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch en niet mogelijk is (18). Dit komt overeen met de CPSS-IOSCO-beginselen en de ESCB-CESR-aanbevelingen (19), hetgeen erop wijst dat centrale bankliquiditeit en commerciëlebankgeld geen gelijkwaardige opties zijn in termen van risico. Indien het een csd wordt toegestaan afwikkeling van de geldzijde in commerciëlebankgeld aan te bieden, dient te worden vereist dat de naleving van de strikte criteria voor de kredietinstelling die optreedt als afwikkelingsbank, wordt vastgesteld en bewaakt (20). De ECB verwelkomt voorts dat de ontwerpverordening toegang tot centrale-bankkrediet niet reguleert, met inbegrip van noodliquiditeitssteun, hetgeen een prerogatief van centrale banken is en direct gekoppeld aan monetair beleid.

5.   Centrale effectenbewaarinstellingen en bancaire nevendiensten

5.1.

De ontwerpverordening bepaalt dat csd’s zelf geen bancaire nevendiensten kunnen verlenen en dat ze in plaats daarvan dienen te worden gemachtigd een of meerdere kredietinstellingen aan te wijzen om bepaalde, in de ontwerpverordening aangeduide bancaire nevendiensten te verrichten. Echter, bij wijze van vrijstelling en met inachtneming van bepaalde waarborgen, kan aan sommige csd’s een beperkte vergunning worden verleend om dergelijke diensten te verrichten (21).

5.2.

Dit vereist zorgvuldige toetsing om consistentie te verzekeren met de mededingingsregels van de Unie en met macroprudentieel systeemtoezicht en bancaire rechtskaders (22), alsook een passende toewijzing van taken tussen de toezichthoudende autoriteiten van csd’s en van banken. In dit opzicht en zoals naar voren gebracht in een eerder advies, is de ECB een voorstander van de systemische betrokkenheid van de Europese Bankautoriteit (EBA) om voorafgaande technische analyse uit te voeren betreffende bancaire wetgeving van de Unie (23).

Meer specifiek maakt de ontwerpverordening een onderscheid tussen enerzijds bancaire nevendiensten voor de deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem in verband met afwikkelingsdiensten en anderzijds bancaire nevendiensten in verband met andere kern- of nevendiensten (24). Ze geeft de Commissie ook de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze nevendiensten te specificeren (25). De ECB is van mening dat het bovengenoemde onderscheid niet duidelijk is en dat de bedoelde bancaire nevendiensten zoveel mogelijk in lijn dienen te worden gebracht met de terminologie in Europese bancaire wetgeving.

5.3.

Het kader voor het verlenen van bancaire nevendiensten dient zich te laten leiden door een passende beperking van risico's terwijl het de efficiëntie van csd’s bij het verlenen van hun diensten waarborgt. Gezien dit een cruciale kwestie betreft, kan een meer omvattende beoordeling van de verschillende opties voor het verlenen van bancaire nevendiensten aangewezen zijn. Een dergelijke beoordeling zou helpen bij het volledig bepalen van a) verschillende risico’s waaronder met afwikkeling gepaard gaande risico’s, alsook juridische risico’s, krediet-, liquiditeits-, bedrijfsrisico’s en operationele risico’s, en b) aan deze opties inherente efficiëntieprofielen, en het zou helpen het veiligste en meest efficiënte model te bepalen. De ECB is bereid aan een dergelijke beoordeling bij te dragen.

Er dient voorts geen onzekerheid te bestaan met betrekking tot de precieze reikwijdte van de bancaire nevendiensten die aangewezen kredietinstellingen zouden mogen verrichten (26), de prudentiële vereisten die voor hen zouden gelden, en hun mate van autonomie ten aanzien van het bancaire juridische kader (27).

5.4.

De ontwerpverordening beperkt de diensten die mogen worden verleend door een aangewezen kredietinstelling die behoort tot dezelfde groep als de csd (28). De ECB begrijpt dat deze beperking is ingegeven door risico-overwegingen, met name het voorkomen van overloopeffecten. De ECB beveelt aan deze beperking uit te breiden tot alle kredietinstellingen die de in afdeling C van de bijlage opgesomde bancaire diensten verlenen voor de deelnemers van een effectenafwikkelingssysteem, gelet op de potentiële negatieve effecten op het vermogen van de csd om haar functies te blijven uitoefenen, met name die welke gebaseerd zijn op een levering-tegen-betaling mechanisme, in het geval van afwikkeling of insolventie van de kredietinstelling.

5.5.

Tenslotte is de ECB van mening dat de voorgestelde procedure voor het toestaan van een afwijking vrij gecompliceerd is en zou kunnen worden gestroomlijnd om de noodzakelijke mate van zekerheid en uniformiteit te bewerkstelligen. Met name dient de vaststelling te worden verzekerd van objectieve criteria, waaronder kwantitatieve criteria, waar mogelijk, in aanvulling op de noodzakelijke, in het voorstel voorziene kwalitatieve criteria, om te bepalen of een afwijking al dan niet wordt toegestaan.

6.   Consistentie met mondiale normen voor csd’s

De ontwerpverordening erkent dat de verordening de bestaande door CPSS-IOSCO ontwikkelde aanbevelingen dient te volgen (29). Niettemin zijn er enkele inconsistenties tussen de CPSS-IOSCO-beginselen en de ontwerpverordening, waarvoor de ECB aandacht vraagt. Bijvoorbeeld vereisten voor getrapte deelname (30) worden door de ontwerpverordening niet aan de orde gesteld. Voorts wordt in de ontwerpverordening de noodzaak om risico’s te managen die voortvloeien uit onderlinge afhankelijkheden (31), slechts in de context van operationeel risico genoemd (32). Er zijn ook inconsistenties met betrekking tot het managen van liquiditeitsrisico (33), d.w.z. de ontwerpverordening maakt geen onderscheid tussen uitgestelde netto-vereveningssystemen (DNS) die een afwikkelingsgarantie geven en die dat niet doen. Dit komt niet overeen met de CPSS-IOSCO-beginselen die van DNS vereisen dat ze een afwikkelingsgarantie geven ter volledige dekking van krediet- en liquiditeitsrisico's, terwijl DNS zonder een afwikkelingsgarantie de kredietrisico’s jegens de grootste twee deelnemers en aan hen gelieerde partijen en het liquiditeitsrisico jegens de grootste deelnemer en daaraan gelieerde partijen moeten dekken.

7.   Uitbesteding aan overheden

De ontwerpverordening introduceert vereisten waaraan csd’s moeten voldoen wanneer ze een deel van hun activiteiten uitbesteden (34). Een vrijstelling wordt voorzien voor situaties waarin een csd bepaalde activiteiten uitbesteedt aan overheden, mits op deze regeling een passend juridisch, regelgevend en operationeel kader van toepassing is. De ECB merkt op dat deze vrijstelling het huidige, door het Eurosysteem ondernomen T2S-project zou bestrijken. De ECB verwelkomt deze vrijstelling, die er rekening mee houdt dat een dergelijke uitbesteding kan resulteren in aanzienlijke voordelen voor de economie, bijdraagt aan de uitvoering van Eurosysteem-taken en onderworpen is aan een raamovereenkomst met waarborgen (35).

8.   Collisie

De ontwerpverordening geeft als algemene regel dat een kwestie met betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten in verband met door een cds bewaarde effecten wordt beheerst door het recht van het land waar de effectenrekening wordt aangehouden (36). Hoewel een dergelijke algemene regel consistent is met de in andere rechtshandelingen van de Unie gevolgde benadering om het recht van de plaats van de desbetreffende tussenpersoon toe te passen op eigendomsrechtelijke aspecten in verband met effecten (37), maakt de ECB sterk bezwaar tegen de invoering van de bijkomende collisieregels die inconsistent zouden zijn met bestaande wetgeving van de Unie en de juridische zekerheid zouden aantasten (38).

Daarnaast, en zoals naar voren gebracht in een eerder advies, terwijl een duidelijke en eenvoudige collisieregel voor alle aspecten van giraal overdraagbare effecten belangrijk is voor een efficiënt en veilig grensoverschrijdend bezit en dito overdracht van financiële instrumenten, blijft de toepassing in de praktijk van één enkel regime van conflictenrecht voor grensoverschrijdende clearing en verevening van effecten in de Unie verschillen tussen lidstaten aan het licht brengen ten aanzien van de interpretatie van „plaats van een rekening” (39). In dit verband acht de ECB het noodzakelijk de verschillende juridische kaders van de Unie voor het aanhouden en verkopen van effecten en het uitoefenen van aan effecten verbonden rechten te harmoniseren overeenkomstig het eindrapport van de EU Werkgroep Rechtszekerheid (40).

9.   Specifiek regime voor de afwikkeling van csd’s

Aangezien de ontwerpverordening geen specifiek alomvattend regime bevat voor de afwikkeling van csd’s, beveelt de ECB een dergelijk regime vast te stellen.

Indien de ECB wijzigingen van de ontwerpverordening aanbeveelt, worden daartoe specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen in de bijlage opgenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 augustus 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2012) 73 definitief.

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1). Wordt momenteel herzien. Zie het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad, COM(2011) 656 definitief, en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EMIR) betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters, COM(2011) 652 definitief.

(3)  Zie de voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc- derivatens, centrale tegenpartijen en transactieregisters, COM(2010) 484 definitef.

(4)  Zie paragraaf 1 van de toelichting bij de ontwerpverordening.

(5)  Zie ook de officiële reactie van de ECB van 22 maart 2011 (hierna „de ECB-reactie”) op de openbare consultatie van de Commissie inzake centrale effectenbewaarinstellingen en inzake de harmonisatie van bepaalde aspecten van effectenafwikkeling in de Europese Unie (hierna de „consultatie van de Commissie”). De ECB-reactie is beschikbaar op de website van de ECB op http://www.ecb.int

(6)  Zie artikel 1, lid 1 van de ontwerpverordening.

(7)  Richtlijn 2004/39/EG. Het voorstel van de Commissie om Richtlijn 2004/39/EG in te trekken (zie voetnoot 3) omvat ook het begrip emissievergunningen.

(8)  Zie artikel 4, lid 18 van Richtlijn 2004/39/EG.

(9)  Zie artikel 4, lid 19 van Richtlijn 2004/39/EG.

(10)  Emissievergunningen worden in de ontwerpverordening gedefinieerd door verwijzing naar Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(11)  Zie artikel 2, lid 1, onder 1), van en paragraaf A van de bijlage bij de ontwerpverordening.

(12)  Zie CPSS-IOSCO, „Principles for financial market infrastructures”, april 2012, beschikbaar op de BIS-website op http://www.bis.org, met name Hoofdstuk 4 (hierna de „CPSS-IOSCO beginselen”).

(13)  ECB Advies CON/2011/1 van 13 januari 2011 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB C 57 van 23.2.2011, blz. 1). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op de ECB-website op http://www.ecb.europa.eu

(14)  Normen voor het gebruik van EU-effectenafwikkelingssystemen in ESCB-krediettransacties, Europees Monetair Instituut, januari 1998.

(15)  Zie met name Verantwoordelijkheid E (Samenwerking met andere autoriteiten) van de CPSS-IOSCO-beginselen.

(16)  Zowel het EU-EMIR juridisch kader en Richtlijn 2006/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1) en de CPSS-IOSCO-beginselen voorzien al in de oprichting van colleges.

(17)  Zie Financial Stability Board, „Reducing the moral hazard posed by systemically important financial institutions — recommendations and time lines”, oktober 2010, blz. 8.

(18)  Artikel 37, lid 2 van de ontwerpverordening.

(19)  Zie in dit opzicht beginsel 9 van de CPSS-IOSCO-beginselen, en Aanbeveling 10 van de „Aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen en aanbevelingen voor centrale tegenpartijen in de Europese Unie” van ESCB-CESR, mei 2009 (hierna de ‘ESCB-CESR-aanbevelingen’).

(20)  Zie in dit opzicht beginsel 9 van de CPSS-IOSCO-beginselen en Aanbeveling 10 van de ESCB-CESR-aanbevelingen.

(21)  Zie met name Titel IV en afdeling C van de bijlage bij de ontwerpverordening.

(22)  Zie Richtlijn 2006/48/EG en de wijzigingen die thans worden besproken in de compromisteksten van het voorzitterschap.

(23)  Zie in dit verband paragraaf 3.2 van ECB Advies CON/2012/5 van 25 januari 2012 inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en een voorstel voor een verordening betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB C 105 van 11.4.2012, blz. 1).

(24)  Zie afdeling C van de bijlage bij de ontwerpverordening.

(25)  Zie artikel 2, lid 2 van de ontwerpverordening.

(26)  Zie Artikel 54 van de ontwerpverordening.

(27)  Zie in dit opzicht artikel 57 en 58 van de ontwerpverordening.

(28)  Zie artikel 52, lid 5 van de ontwerpverordening.

(29)  Zie overweging 25 van de ontwerpverordening.

(30)  Zie beginsel 19 van de CPSS-IOSCO-beginselen.

(31)  Zie beginsel 3 van de CPSS-IOSCO-beginselen.

(32)  Artikel 42, lid 6 van de ontwerpverordening.

(33)  Zie beginsel 7 van de CPSS-IOSCO-beginselen en artikel 57 van de ontwerpverordening.

(34)  Zie artikel 28 van de ontwerpverordening

(35)  Zie de consultatie van de Commissie en de reactie van de ECB.

(36)  Zie artikel 46, lid 1 van de ontwerpverordening.

(37)  Zie artikel 9 van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45), artikel 9 van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43), en artikel 24 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15).

(38)  Artikel 46, lid 2 van de ontwerpverordening.

(39)  Zie in dit verband ECB Advies CON/2008/37 van 7 augustus 2008 inzake een voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG en Richtlijn 2002/47/EG (PB C 216 van 23.8.2008, blz. 1), paragraaf 8.

(40)  Zie http://ec.europa.eu/internal_market/financial-markets/docs/certainty/2ndadvice_final_en.pdf


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Overweging 6

„6.

Op 20 oktober 2010 heeft de Raad voor financiële stabiliteit [9] een oproep gedaan voor robuustere basismarktinfrastructuren en om de herziening en verbetering van de bestaande normen gevraagd. Het Committee on Payments and Settlement Systems (CPSS) van de Bank of International Settlements (BIS) en de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) leggen momenteel de laatste hand aan ontwerpen van mondiale normen. Deze dienen ter vervanging van de BIS-aanbevelingen uit 2001, die in 2009 door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) middels niet-bindende richtsnoeren zijn aangepast.”

„6.

Op 20 oktober 2010 heeft de Raad voor financiële stabiliteit een oproep gedaan voor robuustere basismarktinfrastructuren en om de herziening en verbetering van de bestaande normen gevraagd. In april 2012, hebben het Committee on Payments and Settlement Systems (CPSS) van de Bank of International Settlements (BIS) en de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) beginselen gepubliceerd voor financiële marktinfrastructuren. Deze beginselen vervangen de CPSS-IOSCO-aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen uit november 2001, die op Unieniveau werden ingevoerd middels de aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen en voor centrale tegenpartijen die in mei 2009 door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) gezamenlijk werden vastgesteld.”

Uitleg

De wijziging houdt rekening met de vaststelling van de CPSS-IOSCO-beginselen en verduidelijkt de verwijzing naar het ESCB-CESR.

Wijziging 2

Overweging 8

„8.

Een van de basistaken van het ESCB is de vlotte werking van betalingssystemen te bevorderen. In dat verband voeren de leden van het ESCB oversight uit door te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen. De leden van het ESCB treden vaak als afwikkelende instantie voor de geldzijde van effectentransacties op. Zij zijn tevens belangrijke cliënten van csd's, die vaak de zekerheidsstelling voor monetaire beleidstransacties behandelen. De leden van het ESCB moeten van nabij bij het gebeuren betrokken worden doordat zij geraadpleegd worden bij vergunningverlening aan en toezicht op csd’s, erkenning van csd’s uit derde landen en de goedkeuring van csd-koppelingen. Zij moeten voorts nauw bij het gebeuren worden betrokken doordat zij geraadpleegd worden bij de opstelling van technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook van richtsnoeren en aanbevelingen. De bepalingen van deze verordening moeten de verantwoordelijkheden van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken onverlet laten om te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en andere landen.”

„8.

Een van de basistaken van het ESCB is de vlotte werking van betalingssystemen te bevorderen. In dat verband voeren de leden van het ESCB oversight uit door te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen. De leden van het ESCB treden vaak als afwikkelende instantie voor de geldzijde van effectentransacties op. Zij zijn tevens belangrijke cliënten van csd's, die vaak de zekerheidsstelling voor monetaire beleidstransacties behandelen. De leden van het ESCB moeten van nabij bij het gebeuren betrokken worden en geraadpleegd worden bij vergunningverlening aan en toezicht op csd’s, erkenning van csd’s uit derde landen en de goedkeuring van csd-koppelingen. Om het ontstaan van parallelle regelgeving te voorkomen, moeten zij voorts nauw bij het gebeuren worden betrokken en geraadpleegd worden bij de opstelling van technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook van richtsnoeren en aanbevelingen. De bepalingen van deze verordening laten de verantwoordelijkheden van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken onverlet om te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en andere landen. Toegang tot informatie door de leden van het ESCB is cruciaal voor de adequate uitvoering van hun oversight op financiële marktinfrastructuren alsook voor de functie van een centrale circulatiebank.

Uitleg

De wijziging beoogt het belang te onderstrepen van nauwe en gelijkwaardige samenwerking tussen de ESMA en het ESCB bij het opstellen van ontwerpen van technisch normen. De wijziging adresseert ook de toegang tot informatie door de desbetreffende belanghebbenden. De voorgestelde wijzigingen van artikel 20 worden erdoor ondersteund.

Wijziging 3

Overweging 25

„25.

Gezien het mondiale karakter van de financiële markten en het systeemkritische karakter van csd's is het noodzakelijk te zorgen voor internationale convergentie van de prudentiële vereisten waaraan zij onderworpen zijn. De bepalingen van deze verordening moeten de door CPSS-IOSCO en ESCB-CESR ontwikkelde bestaande aanbevelingen volgen. De ESMA moet de bestaande normen en hun toekomstige ontwikkelingen in aanmerking nemen bij het opstellen of voorstellen tot herziening van de technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook de richtsnoeren en aanbevelingen die in deze verordening worden vereist.”

„25.

Gezien het mondiale karakter van de financiële markten en het systeemkritische karakter van csd's is het noodzakelijk te zorgen voor internationale convergentie van de prudentiële vereisten waaraan zij onderworpen zijn. De bepalingen van deze verordening moeten de CPSS-IOSCO-beginselen voor financiële markt infrastructuren en de ESCB-CESR-aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen en aanbevelingen voor centrale tegenpartijen in de Europese Unie volgen. De ESMA moet de bestaande normen en hun toekomstige ontwikkelingen in aanmerking nemen bij het voorstellen van de technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook de richtsnoeren en aanbevelingen die in deze verordening worden aangeduid.”

Uitleg

De wijziging beoogt de tekst van deze overweging te verduidelijken en houdt rekening met de vaststelling van de CPSS-IOSCO-beginselen.

Wijziging 4

Overweging 35

„35.

De veiligheid van de tussen twee csd’s getroffen koppelingsregelingen moet onderworpen zijn aan specifieke vereisten om de toegang van hun respectieve deelnemers tot andere effectenafwikkelingssystemen mogelijk te maken. De vereiste om bancaire nevendiensten in een afzonderlijke rechtspersoon te verlenen, mag niet verhinderen dat csd's die diensten ontvangen, met name wanneer zij aan een door een andere csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem deelnemen. Het is bijzonder belangrijk dat alle potentiële risico's die uit de koppelingsregelingen voortvloeien, zoals krediet-, liquiditeits-, organisatorische of alle andere relevante risico's voor csd's volledig beperkt zijn. Voor interoperabiliteitskoppelingen is het belangrijk dat bij gekoppelde effectenafwikkelingssystemen overboekingsopdrachten op hetzelfde moment het systeem binnenkomen, onherroepelijk zijn en overboekingen van effecten en geld een definitief karakter hebben. Dezelfde beginselen moeten gelden voor csd’s die voor het afwikkelen een gemeenschappelijke informatietechnologie (IT)-infrastructuur gebruiken.”

„35.

De veiligheid van de tussen twee csd’s getroffen koppelingsregelingen moet onderworpen zijn aan specifieke vereisten om de toegang van hun respectieve deelnemers tot andere effectenafwikkelingssystemen mogelijk te maken. Het vereiste om bancaire nevendiensten in een afzonderlijke rechtspersoon te verlenen, mag niet verhinderen dat csd's die diensten ontvangen, met name wanneer zij aan een door een andere csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem deelnemen. Het is bijzonder belangrijk dat alle potentiële risico's die uit de koppelingsregelingen voortvloeien, zoals krediet-, liquiditeits-, organisatorische of alle andere relevante risico's voor csd's volledig beperkt zijn. Voor interoperabiliteitskoppelingen, vereist Richtlijn 98/26/EG dat systemen er, zoveel mogelijk, voor zorgen dat hun regels worden gecoördineerd met betrekking tot het moment van binnenkomen van overboekingsopdrachten in het systeem, het onherroepelijk zijn van overboekingsopdrachten en het definitief zijn van overboekingen van effecten en geld. Dezelfde beginselen moeten gelden voor csd’s die voor het afwikkelen een gemeenschappelijke informatietechnologie (IT)-infrastructuur gebruiken.”

Uitleg

De wijziging introduceert een verwijzing naar Richtlijn 98/26/EG, aangezien lid 4 van artikel 3 van die richtlijn vereist dat systemen de regels van alle betrokken interoperabele systemen zoveel mogelijk coördineren. Zie ook het voorstel om een nieuw lid aan artikel 45 van de ontwerpverordening toe te voegen.

Wijziging 5

Artikel 1, lid 4, en artikel 1, lid 5 (nieuw)

„4.   De artikelen 9 tot en met 18 en 20 alsook de bepalingen van titel IV zijn niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), andere nationale organen van de lidstaten die soortgelijke functies vervullen, of overheidsorganen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld.”

„4.   Deze verordening is niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), , of op overheidsorganen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld.

5.   Niettegenstaande lid 4, is deze verordening met uitzondering van artikel 7, lid 1, en artikel 9 tot en met 18, 20, 25 en 44, alsook de bepalingen van Titel IV, van toepassing op de leden van het ESCB bij het exploiteren van een effectenafwikkelingssysteem en het verrichten van de in afdeling A van de bijlage opgesomde kerndiensten.

Uitleg

De ECB ondersteunt een algemene vrijstelling van wetgeving inzake financiële diensten voor de leden van het ESCB. Tegelijkertijd ondersteunt de ECB de toepassing van de ontwerpverordening, met de vrijstelling van de vergunnings- en toezichtsvereisten voorzien in artikel 9 tot en met 18 en 20, alsook Titel IV, op leden van het ESCB die effectenafwikkelingssystemen exploiteren. De wijziging beoogt hierin te voorzien. Daarnaast wordt de verwijzing naar andere nationale organen van de lidstaten die soortgelijke functies vervullen, geschrapt, omdat die, gezien de verwijzing naar ESCB-leden, overbodig is.

Wijziging 6

Artikel 2, lid 1

„ „centrale effectenbewaarinstelling” („csd”): een rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem exploiteert als bedoeld in punt 3 van afdeling A van de bijlage en ten minste één andere kerndienst uitvoert als bedoeld in afdeling A van de bijlage;”

„ „centrale effectenbewaarinstelling” („csd”): een rechtspersoon die ten minste één van de kerndiensten uitvoert als bedoeld in afdeling A van de bijlage;”

Uitleg

De wijziging verandert de definitie van csd om regelgevingsarbitrage te vermijden die resulteert uit de oprichting door een csd van twee of drie juridische entiteiten om verschillende kernactiviteiten uit te voeren zonder dat daarvoor de op csd’s van toepassing zijnde verordening geldt. De ECB is van mening dat elke rechtspersoon die een van de drie in afdeling A van de bijlage aangegeven kerndiensten aanbiedt, onderworpen dient te zijn aan de verordening.

Wijziging 7

Artikel 3, lid 1

„1.   Elke onderneming die effecten uitgeeft die toegelaten zijn tot de handel op de gereglementeerde markten zorgt ervoor dat die effecten in girale vorm worden weergegeven na immobilisatie middels de uitgifte van een verzamelstuk, dat de gehele uitgifte vertegenwoordigt, of na een rechtstreekse uitgifte van de effecten in gedematerialiseerde vorm.”

„1.   Elke rechtspersoon die effecten uitgeeft die toegelaten zijn tot de handel op de gereglementeerde markten zorgt ervoor dat die effecten in girale vorm worden weergegeven na immobilisatie middels de uitgifte van een verzamelstuk, dat de gehele uitgifte vertegenwoordigt, of na een rechtstreekse uitgifte van de effecten in gedematerialiseerde vorm.”

Uitleg

Overdraagbare effecten kunnen worden uitgegeven door ondernemingen en andere rechtspersonen, zoals lidstaten, regionale of lokale overheden van lidstaten, of internationale publiekrechtelijke instanties. Voorgesteld wordt om het toepassingsgebied van lid 1 van artikel 3 van de ontwerpverordening te verbreden door andere emittenten dan alleen ondernemingen op te nemen, door de term ‘onderneming’ te vervangen door ‘rechtspersoon’. Indien dit voorstel wordt geaccepteerd, dient lid 1 van artikel 4 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Wijziging 8

Artikel 6, lid 4

„4.   De Europese Autoriteit voor effecten en markten ontwikkelt in overleg met de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels te specificeren voor de procedures die bevestiging mogelijk maken van relevante informatie over transacties en afwikkeling vergemakkelijken als bedoeld in de leden 1 en 2 en nadere regels te geven voor de instelling van de monitoringinstrumenten om de afwikkelingstransacties te identificeren die de grootste kans maken op mislukking als bedoeld in lid 3.

[…]”

„4.   De Europese Autoriteit voor effecten en markten ontwikkelt in nauwe samenwerking met de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels te specificeren voor de procedures die bevestiging mogelijk maken van relevante informatie over transacties en afwikkeling vergemakkelijken als bedoeld in de leden 1 en 2 en nadere regels te geven voor de instelling van de monitoringinstrumenten om de afwikkelingstransacties te identificeren die de grootste kans maken op mislukking als bedoeld in lid 3.

[…]”

Uitleg

De wijziging beoogt de adequate betrokkenheid van het ESCB te verzekeren bij de ontwikkeling van ontwerpen van reguleringsnormen door de ESMA.

Wijziging 9

Artikel 7, lid 1

„1.   Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij een systeem in dat mislukte afwikkelingsoperaties monitort voor transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten. Zij verstrekt aan de bevoegde autoriteit en aan elke persoon met een legitiem belang regelmatig rapporten betreffende het aantal mislukte afwikkelingsoperaties en informatie over mislukte afwikkelingsoperaties en alle andere relevante informatie. De bevoegde autoriteiten delen met de ESMA alle relevante informatie betreffende mislukte afwikkelingsoperaties.”

„1.   Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij een systeem in dat mislukte afwikkelingsoperaties monitort voor transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten. Zij verstrekt aan de bevoegde autoriteit, aan de in artikel 11 bedoelde autoriteiten en aan elke persoon met een legitiem belang regelmatig rapporten betreffende het aantal mislukte afwikkelingsoperaties en informatie over mislukte afwikkelingsoperaties en alle andere relevante informatie. De bevoegde autoriteiten delen met de ESMA alle relevante informatie betreffende mislukte afwikkelingsoperaties.”

Uitleg

De voorgestelde wijziging beoogt te verzekeren dat tijdige en voldoende informatie wordt verstrekt aan zowel bevoegde autoriteiten als de leden van het ESCB.

Wijziging 10

Artikel 8

„1.   De betrokken autoriteit van de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem is bevoegd om te zorgen voor toepassing van de artikelen 6 en 7 en voor monitoring van de opgelegde straffen, in nauw overleg met de in artikel 7 bedoelde autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de gereglementeerde markten, mtf’s, otf’s en ctp’s. Met name monitoren de autoriteiten de toepassing van de in artikel 7, leden 2 en 4, bedoelde straffen en van de in artikel 7, lid 6, bedoelde maatregelen.

2.   Om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie in verband met de artikelen 6 en 7 van deze Verordening te waarborgen, mag de ESMA richtsnoeren geven in overeenstemming met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1095/2010.”

„1.   De autoriteiten bedoeld in artikel 10 zijn verantwoordelijk om te zorgen voor toepassing van de artikelen 6 en 7 en voor monitoring van de opgelegde straffen, in nauwe samenwerking met de in artikel 7 bedoelde autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de gereglementeerde markten, mtf’s, otf’s en ctp’s, en de in lid 1 van artikel 11 bedoelde autoriteiten. Met name monitoren de autoriteiten de toepassing van de in artikel 7, leden 2 en 4, bedoelde straffen en van de in artikel 7, lid 6, bedoelde maatregelen.

2.   Om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie in verband met de artikelen 6 en 7 van deze Verordening te waarborgen, mag de ESMA, in nauwe samenwerking met het ESCB, richtsnoeren geven in overeenstemming met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1095/2010.”

Uitleg

De term „betrokken autoriteit” is niet gedefinieerd in artikel 1 van de ontwerpverordening. De wijziging van lid 1 beoogt te verduidelijken dat de in artikel 10 en artikel 11, lid 1, bedoelde autoriteiten naleving van artikel 6 en 7 dienen te verzekeren. De ECB merkt verder op dat de verwijzing naar toepasselijk recht niet overeenkomt met de in Richtlijn 98/26/EG gebruikte terminologie  (2). De voorgestelde wijziging van lid 2 beoogt te zorgen voor adequate betrokkenheid van de leden van het ESCB. Artikel 7, lid 8; 15, lid 7 en 8; 20, lid 8 en 9; 24, lid 8; 27, lid 3 en 4; 30, lid 6; 34, lid 4; 35, lid 6; 36, lid 9; 42, lid 7; 44, lid 3; 47, lid 6; 50, lid 6; 51, lid 5; 53, lid 6; 57, lid 5; en 58, lid 4, dienen dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Wijziging 11

Artikel 11, lid 1

„1.   De volgende autoriteiten zijn, telkens wanneer daar in deze verordening specifiek sprake van is, betrokken bij de vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s:

a)

de autoriteit verantwoordelijk voor het oversight op het door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem in de lidstaat waarvan het recht op dat effectenafwikkelingssysteem van toepassing is;

b)

in voorkomend geval, de centrale bank in de Unie in de boeken waarvan de geldzijde van een door het csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem wordt afgewikkeld of, bij afwikkeling via een kredietinstelling in overeenstemming met titel IV, de uniale centrale bank van uitgifte van de betrokken valuta.”

„1.   De volgende autoriteiten zijn, telkens wanneer daar in deze verordening specifiek sprake van is, betrokken bij de vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s:

a)

de autoriteit verantwoordelijk voor het oversight op het door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem in de lidstaat waarvan het recht op dat effectenafwikkelingssysteem van toepassing is;

b)

de centrale bank in de Unie die de valuta uitgeeft waarin afwikkeling plaatsvindt;

c)

in voorkomend geval, het lid van het ESCB in de boeken waarvan de geldzijde van een door het csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem wordt afgewikkeld .”

Uitleg

De wijziging beoogt de rol van centrale circulatiebanken te verduidelijken, en dat afwikkeling in centralebankgeld dient te worden begrepen als afwikkeling in de door die centrale bank uitgegeven valuta.

Wijziging 12

Artikel 12, lid 1, tweede alinea

„Om te zorgen voor consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie inclusief samenwerking tussen autoriteiten als bedoeld in de artikelen 9 en 11 bij de verschillende beoordelingen noodzakelijk voor de toepassing van deze verordening, mag de ESMA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren geven die zich tot de in artikel 9 bedoelde autoriteiten richten.”

„Om te zorgen voor consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie inclusief samenwerking tussen autoriteiten als bedoeld in de artikelen 9 en 11 bij de verschillende beoordelingen noodzakelijk voor de toepassing van deze verordening, mag de ESMA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren geven die zich tot de in artikel 9 bedoelde autoriteiten richten.”

Uitleg

De voorgestelde wijziging beoogt te zorgen voor de adequate betrokkenheid van de leden van het ESCB in opstelling van ESMA-richtsnoeren als de in artikel 11 van de ontwerpverordening bedoelde autoriteiten.

Wijziging 13

Artikel 13

„De in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten stellen de ESMA en elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke noodsituatie betreffende een csd, inclusief alle ontwikkelingen op de financiële markten die een schadelijk effect kunnen hebben op de marktliquiditeit en de stabiliteit van het financiële stelsel in elk van de lidstaten waar de csd of een van haar deelnemers gevestigd is.”

Onverminderd de in artikel 6 van Richtlijn 98/26/EG bedoelde kennisgeving, stellen de in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten de ESMA, het ESRB en elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke noodsituatie betreffende een csd, inclusief alle ontwikkelingen op de financiële markten die een schadelijk effect kunnen hebben op de marktliquiditeit, op de stabiliteit van een valuta waarin afwikkeling plaatsvindt, op de integriteit van monetair beleid en op de stabiliteit van het financiële stelsel in elk van de lidstaten waar de csd of een van haar deelnemers gevestigd is.”

Uitleg

De wijziging beoogt het ESRB erbij te betrekken met het oog op de aard van de bedoelde noodsituatie, die de stabiliteit van het financiële stelsel kan aantasten. Ze beoogt ook te verduidelijken dat de stabiliteit van de desbetreffende valuta’s en de integriteit van monetair beleid relevante factoren zijn voor de veiligheid van csd’s. De informatieprocedure in dit artikel dient geen effect te hebben op de kennisgeving die vereist is op grond van artiukel 6, lid 3 van Richtlijn 98/26/EG.

Wijziging 14

Artikel 15, lid 5

„5.   Vóór de verlening van een vergunning aan een kredietinstelling raadpleegt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat in de volgende gevallen:

[…]”

„5.   Vóór de verlening van een vergunning aan een kredietinstelling raadpleegt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten en de in artikel 11 bedoelde autoriteiten van de andere lidstaat in de volgende gevallen:

[…]”

Uitleg

De CPSS-IOSCO-beginselen onderstrepen het belang van samenwerking tussen centrale banken, toezichthouders en andere relevante autoriteiten. De ontwerpverordening beoogt een dergelijke samenwerking te verzekeren wat betreft de regels die gelden voor vergunningverlening aan csd’s. Indien dit voorstel wordt geaccepteerd, dienen lid 2 van artikel 17, lid 2 van artikel 18, artikel 22 en 23 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Wijziging 15

Artikel 17, lid 1, onder d)

„Een vergunninghoudende csd dient een vergunningsverzoek in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd telkens wanneer zij een kerndienst aan een derde wil uitbesteden uit hoofde van artikel 28 of haar activiteiten tot een of meer van de volgende activiteiten wil uitbreiden:

[…]

d)

het instellen van een csd-koppeling.”

„Een vergunninghoudende csd dient een vergunningsverzoek in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd telkens wanneer zij een kerndienst aan een derde wil uitbesteden uit hoofde van artikel 28 of haar activiteiten tot een of meer van de volgende activiteiten wil uitbreiden:

[…];

d)

het instellen van een interoperabiliteits-koppeling.”

Uitleg

Vanwege de ermee gepaard gaande administratieve lasten dient de in lid 1 van artikel 17 voorziene procedure beperkt te worden tot interoperabele csd-koppelingen. Ook wordt voorgesteld gelijksoortige wijzigingen aan te brengen in artikel 45, lid 2, en artikel 50, lid 3 van de ontwerpverordening.

Wijziging 16

Artikel 19, lid 2

„2.   Centrale banken stellen de ESMA onmiddellijk in kennis van elke csd die zij exploiteren.”

„2.   Leden van het ESCB stellen de ESMA in kennis van elkeffectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteren”.

Uitleg

De wijziging beoogt de reikwijdte van lid 2 van artikel 19 te verduidelijken. In overeenstemming met overweging 9 en lid 4 van artikel 1 van de ontwerpverordening, verduidelijkt de wijziging dat leden van het ESCB geen csd’s exploiteren, maar een effectenafwikkelingssysteem kunnen exploiteren en een andere in afdeling A van de bijlage opgesomde kerndienst verrichten.

Wijziging 17

Artikel 20

„1.   Ten minste jaarlijks toetst de bevoegde autoriteit de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een csd met betrekking tot de naleving van deze verordening worden geïmplementeerd en evalueert zij de risico's waaraan de csd is of kan zijn blootgesteld.

[…]

4.   Bij het verrichten van de toetsing en evaluatie als bedoeld in lid 1 raadpleegt de bevoegde autoriteit in een vroeg stadium de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de werking van de door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

5.   De bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten minste eenmaal per jaar de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten in kennis van de resultaten, inclusief verhelpende maatregelen of straffen, van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie.

[…]”

„1.   Ten minste jaarlijks toetst de bevoegde autoriteit de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een csd met betrekking tot de naleving van deze verordening worden geïmplementeerd en evalueert zij de risico's waaraan de csd is of kan zijn blootgesteld of mee verbonden. De bevoegde autoriteit heeft het recht alle voor zijn evaluatie relevante informatie te verzamelen.

[…]

4.   Bij het verrichten van de toetsing en evaluatie als bedoeld in lid 1 werkt de bevoegde autoriteit in een vroeg stadium nauw samen met de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de werking van de door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

5.   De bevoegde autoriteit bespreekt regelmatig de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten in kennis van de resultaten, inclusief verhelpende maatregelen of straffen, van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie, regelmatig en vooraf met de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten.

[…]”

Uitleg

De wijziging van lid 1 beoogt te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie verzamelen en ontvangen die nodig is voor de beoordeling en macro-prudentële analyse van risico’s waaraan een csd is of kan zijn blootgesteld, met inbegrip van risico’s verbonden aan zijn systemische rol.

De wijzigingen van lid 4 en 5 beogen nauwe samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, toezichthouders en andere relevante autoriteiten te formaliseren.

Wijziging 18

Artikel 21, lid 2

„2.   Elke csd die voor de eerste maal haar diensten of activiteiten binnen het grondgebied van een andere lidstaat wil verlenen of die het dienstverleningsaanbod wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd de volgende informatie mee:

a)

de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

b)

een operationeel programma waarin met name wordt aangegeven welke dienst zij voornemens is te verlenen;

c)

in geval van een bijkantoor, de organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de verantwoordelijken voor de leiding van het bijkantoor.”

„2.   Elke csd die voor de eerste maal haar diensten of activiteiten binnen het grondgebied van een andere lidstaat wil verlenen of die het dienstverleningsaanbod wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd de volgende informatie mee:

a)

de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

b)

een operationeel programma waarin met name wordt aangegeven welke diensten zij voornemens is te verlenen, met inbegrip van de valuta of valuta’s die zij verwerkt;

c)

in geval van een bijkantoor, de organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de verantwoordelijken voor de leiding van het bijkantoor.”

Uitleg

De csd dient informatie te verschaffen over de valuta of valuta’s waarin ze afwikkeling verricht. Deze informatie is noodzakelijk om de centrale circulatiebanken te bepalen die dienen te worden betrokken bij de vergunningverlening en het beoordelingsproces van die csd.

Wijziging 19

Artikel 21, lid 3

„3.   Binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie doet de bevoegde autoriteit mededeling van die informatie aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tenzij zij, rekening houdend met de beoogde dienstverlening, redenen heeft om te twijfelen aan de toereikendheid van de administratieve structuur of de financiële situatie van de csd die haar diensten in de lidstaat van ontvangst wil verlenen.”

„3.   Binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie doet de bevoegde autoriteit mededeling van die informatie aan de in artikel 11 bedoelde autoriteiten en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tenzij zij, rekening houdend met de beoogde dienstverlening, redenen heeft om te twijfelen aan de toereikendheid van de administratieve structuur of de financiele situatie van de csd die haar diensten in de lidstaat van ontvangst wil verlenen.”

Uitleg

De wijziging beoogt te verzekeren dat de in lid 2 van artikel 21 van de ontwerpverordening bedoelde informatie ook onmiddellijk en op gelijkwaardige basis wordt verstrekt aan de in artikel 11 van de ontwerpverordening bedoelde autoriteiten.

Wijziging 20

Artikel 20a Beroepsgeheim (nieuw)

[Geen tekst]

1.   Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten, ESMA of voor de auditors en deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten, ESMA of het ESRB handelen

Vertrouwelijke informatie die deze personen bij de uitoefening van hun taken ontvangen, wordt aan geen persoon of autoriteit bekend gemaakt, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat individuele csd’s of andere personen niet herkenbaar zijn, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht of het belastingrecht of onder de overige bepalingen van deze verordening vallen.

2.   Wanneer een csd failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mag vertrouwelijke informatie die geen betrekking heeft op derden in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt voor zover dat nodig is voor de afwikkeling van de procedure.

3.   Onverminderd zaken die onder het strafrecht of het belastingrecht vallen, mogen de in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten, ESMA, andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen dan de bevoegde autoriteiten die ingevolge deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, deze, wanneer het om bevoegde autoriteiten gaat, uitsluitend gebruiken bij de vervulling van hun taken en voor de uitoefening van hun functies met inbegrip van het bekend maken aan een hogere instantie, binnen het toepassingsgebied van deze verordening of, wanneer het om andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen gaat, voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt is of in het kader van administratieve of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden. Wanneer ESMA, de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit, instantie of persoon die de informatie heeft verstrekt, daarin toestemt, mag de ontvangende autoriteit de informatie evenwel voor niet-commerciële doeleinden gebruiken.

4.   Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of overgebrachte vertrouwelijke informatie valt onder de in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde voorwaarden inzake het beroepsgeheim.

Deze voorwaarden vormen evenwel geen beletsel voor ESMA, of de in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten om vertrouwelijke gegevens uit te wisselen of door te geven, overeenkomstig hun wettelijke taken en andere wetgeving betreffende beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, pensioenfondsen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, verzekeringsondernemingen, gereglementeerde markten of marktexploitanten, dan wel met instemming van de bevoegde autoriteit of andere autoriteit of instantie of natuurlijke of rechtspersoon die deze gegevens heeft verstrekt.

5.   De leden 1, 2 en 3 beletten niet dat de in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht vertrouwelijke informatie uitwisselen of overbrengen die niet van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat is ontvangen.

Uitleg

Met deze wijziging stelt de ECB voor een soortgelijke regeling voor beroepsgeheim in te voeren als de corresponderende bepalingen in andere Europese wetgeving inzake financiële diensten, zoals EMIR. Hiertoe wordt voorgesteld een nieuw artikel 20a in te voeren.

Wijziging 21

Artikel 20b Uitwisseling van gegevens (nieuw)

[Geen tekst]

1.   ESMA, de in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten en andere relevante autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken.

2.   De in artikel 10 en 11 bedoelde autoriteiten, andere relevante autoriteiten, ESMA en andere instanties of natuurlijke personen en rechtspersonen die bij de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, gebruiken deze uitsluitend bij de vervulling van hun taken.

3.   De bevoegde autoriteiten delen informatie aan het ESRB en de relevante leden van het ESCB mee als die informatie relevant is voor de vervulling van hun taken.

Uitleg

Met deze wijziging stelt de ECB voor een soortgelijke regeling betreffende de uitwisseling van gegevens in te voeren als de corresponderende bepalingen in andere Europese wetgeving inzake financiële diensten, zoals EMIR. Hiertoe wordt voorgesteld een nieuw artikel 20b in te voeren.

Wijziging 22

Artikel 22, lid 7

„7.   De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, modellen en procedures voor de samenwerkingsregelingen als bedoeld in de leden 1, 3 en 5.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.”

„7.   De ESMA, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB, ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, modellen en procedures voor de samenwerkingsregelingen als bedoeld in de leden 1, 3 en 5.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.”

Uitleg

De wijziging beoogt te verzekeren dat de leden van het ESCB naar behoren worden betrokken bij het opstellen van ontwerpen van technische uitvoeringsnormen.

Wijziging 23

Artikel 23, lid 2

„2.   Na overleg met de in lid 3 bedoelde autoriteiten erkent de ESMA een in een derde land gevestigde csd die erkenning voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde diensten heeft aangevraagd indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de Commissie heeft een besluit genomen overeenkomstig lid 6;

b)

de csd is daadwerkelijk aan vergunningsplicht en toezicht onderworpen waardoor volledige naleving van de in dat derde land geldende prudentiële vereisten gewaarborgd is;

c)

er zijn ingevolge lid 7 samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten in dat derde land getroffen.”

„2.   Na overleg met de in lid 3 bedoelde autoriteiten erkent de ESMA een in een derde land gevestigde csd die erkenning voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde diensten heeft aangevraagd indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de Commissie heeft een besluit genomen overeenkomstig lid 6;

b)

de csd is daadwerkelijk aan vergunningsplicht, toezicht, en oversight onderworpen, of, indien het effectenafwikkelingssysteem door een centrale bank wordt geëxploiteerd, aan oversight, waardoor volledige naleving van de in dat derde land geldende prudentiële vereisten gewaarborgd is;

c)

er zijn ingevolge lid 7 samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de relevante autoriteiten in dat derde land getroffen.”

Uitleg

De wijziging beoogt te verzekeren dat de voorwaarde onder b) geldt voor door centrale banken geëxploiteerde csd’s uit derde landen die alleen aan oversight onderworpen zijn, zoals thans het geval is met sommige door NCB’s geëxploiteerde csd’s in de Unie. Lid 2, onder c), dient betrekking te hebben op centrale banken in hun hoedanigheid van zowel toezichthouders als centrale circulatiebanken.

Wijziging 24

Artikel 23, lid 3

„3.   Bij de beoordeling of de in lid 2 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, raadpleegt de ESMA:

a)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de csd van het derde land voornemens is csd-diensten te verlenen;

b)

de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op in de Unie gevestigde csd's waarmee een csd van een derde land koppelingen heeft ingesteld;

c)

de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde autoriteiten;

d)

de autoriteit in het derde land die bevoegd is voor vergunningverlening aan en toezicht op csd's.”

„3.   Bij de beoordeling of de in lid 2 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, raadpleegt de ESMA:

a)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de csd van het derde land voornemens is csd-diensten te verlenen;

b)

de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op in de Unie gevestigde csd's waarmee een csd van een derde land koppelingen heeft ingesteld;

c)

de in artikel 11, lid 1, , bedoelde autoriteiten;

d)

de autoriteit in het derde land die bevoegd is voor vergunningverlening aan en toezicht op csd's.”

Uitleg

De wijziging beoogt te verzekeren dat de desbetreffende centrale circulatiebank wordt betrokken bij de beoordeling door de ESMA in overeenstemming met de CPSS-IOSCO-beginselen.

Wijziging 25

Artikel 25, lid 5

„5.   Een csd stelt duidelijk de taken en verantwoordelijkheden van de raad van bestuur vast en stelt de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur ter beschikking van de bevoegde autoriteit.”

„5.   Een csd stelt duidelijk de taken en verantwoordelijkheden van de raad van bestuur vast en stelt de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur ter beschikking van de bevoegde autoriteit en de controlleur.”

Uitleg

De wijziging maakt deze bepaling consistent met artikel 25, lid 3 van EMIR.

Wijziging 26

Artikel 28, lid 5

„5.   De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing indien een csd sommige van haar diensten of activiteiten aan een publiekrechtelijke entiteit uitbesteedt en die uitbesteding wordt beheerst door een specifiek wettelijk, regelgevend en operationeel kader dat gezamenlijk door de publiekrechtelijke entiteit en de betrokken csd is overeengekomen en geformaliseerd en door de bevoegde entiteiten op basis van de in deze verordening vastgestelde vereisten is goedgekeurd.”

„5.   De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing indien een csd sommige van haar diensten of activiteiten aan een publiekrechtelijke entiteit uitbesteedt en die uitbesteding wordt beheerst door een specifiek wettelijk, regelgevend en operationeel kader dat gezamenlijk door de publiekrechtelijke entiteit en de betrokken csd is overeengekomen en geformaliseerd en door de bevoegde entiteiten van de desbetreffende csd is onderschreven.”

Uitleg

De wijziging doet redactionele suggesties. Daarnaast wordt voorgesteld het laatse gedeelte van de zin te schrappen, omdat in de ontwerpverordening niet voorzien wordt in specifieke vereisten voor de ontwikkeling van dit operationele kader.

Wijziging 27

Artikel 35

„1.   Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, houdt zij vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan zij te allen tijd en onverwijld in de rekeningen bij de csd de effecten van elke deelnemer van de effecten van elke andere deelnemer en, in voorkomend geval, van de eigen activa van de csd kan onderscheiden.

2.   Een csd houdt vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan een deelnemer de effecten van die deelnemer van die van de cliënten van die deelnemer kan onderscheiden.

3.   Een csd biedt aan vastleggingen en rekeningen aan te houden door middel waarvan een deelnemer de effecten van ieder van de cliënten van die deelnemer kan onderscheiden, indien en zoals door die deelnemer vereist („scheiding van afzonderlijke cliënten”).

[…]”

„1.   Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, houdt zij vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan zij te allen tijd en onverwijld in de rekeningen bij de csd de effecten van elke deelnemer van de effecten van elke andere deelnemer en, in voorkomend geval, van de eigen activa van de csd kan scheiden.

2.   Een csd houdt vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan een deelnemer de effecten van die deelnemer van die van de cliënten van die deelnemer kan scheiden.

3.   Een csd biedt aan vastleggingen en rekeningen aan te houden door middel waarvan een deelnemer de effecten van ieder van de cliënten van die deelnemer kan scheiden, indien en zoals door die deelnemer vereist („scheiding van afzonderlijke cliënten”).

[…]”

Uitleg

De wijziging beoogt te verduidelijken dat door cliënten aangehouden effecten dienen te worden gescheiden van de effecten van de csd en van andere cliënten. Dit is consistent met beginsel 11 van de CPSS-IOSCO-beginselen.

Wijziging 28

Artikel 36, lid 6

„6.   Een csd zorgt ervoor dat de afwikkeling uiterlijk aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum definitief is. Op verzoek van haar gebruikerscomité installeert zij systemen die afwikkeling binnen de werkdag of realtime mogelijk maken.”

„6.   Een csd zorgt ervoor dat de afwikkeling uiterlijk aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum definitief is. Op verzoek van haar gebruikerscomité installeert zij operationele procedures die afwikkeling binnen de werkdag of realtime mogelijk maken.”

Uitleg

In de context van de ontwerpverordening heeft de term „systeem” een specifieke betekenis, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG. De wijziging beoogt onbedoelde interpretaties van de term „systeem” te voorkomen.

Wijziging 29

Artikel 37, lid 1

„1.   Voor transacties die luiden in de valuta van het land waar de afwikkeling plaatsvindt, wikkelt een csd, telkens wanneer het praktisch en mogelijk is, de geldbetalingen van haar betrokken effectenafwikkelingssysteem af via rekeningen die zijn geopend bij een centrale bank die in die valuta opereert.”

„1.   Voor transacties die luiden in de valuta van het land waar de afwikkeling plaatsvindt, wikkelt een csd, telkens wanneer het praktisch en mogelijk is, de geldbetalingen van haar betrokken effectenafwikkelingssysteem af via rekeningen die zijn geopend bij de centrale circulatiebank van die valuta .”

Uitleg

Op basis van het waarborgen van de veiligheid en efficiëntie van afwikkeling en in overeenstemming met CPSS-IOSCO-beginselen, dient deze bepaling te worden aangevuld door te bepalen dat voor transacties die luiden in de valuta van het land van de afwikkeling, csd’s, telkens wanneer dat praktisch en mogelijk is, dienen af te wikkelen in centralebankgeld. De wijziging beoogt te preciseren dat de rekeningen voor afwikkeling van de geldzijde dienen te worden geopend bij de centrale circulatiebank van de valuta in plaats van bij een centrale bank die in die valuta opereert.

Wijziging 30

Artikel 39 van de de ontwerpverordening

„Een csd stelt een gezond risicomanagementkader vast om op veelomvattende wijze juridische, zakelijke, operationele en andere risico's te managen.”

„Een csd stelt een gezond risicomanagementkader vast om op veelomvattende wijze juridische, zakelijke, operationele risico’s, systeemrisico’s en andere risico's te managen.”

Uitleg

Csd’s worden geacht marktinfrastructuren van systemisch belang te zijn. Om deze reden dienen de voor hen geldende prudentiële vereisten te beogen systeemrisico aan te pakken.

Wijziging 31

Artikel 40, lid 2

„2.   Een csd stelt haar regels, procedures en contracten zo op dat zij, inclusief bij wanbetaling van de deelnemer, in alle betrokken jurisdicties kunnen worden gehandhaafd.”

„2.   Een csd stelt haar regels, procedures en contracten zo op dat zij, bij wanbetaling van de deelnemer, kunnen worden gehandhaafd.”

Uitleg

De wijziging is redactioneel. Handhaafbaarheid van regels, procedures en contracten houdt al in dat ze in alle betrokken jurisdicties kunnen worden gehandhaafd.

Wijziging 32

Artikel 45, lid 4

„4.   Bij een voorlopige overboeking van effecten tussen gekoppelde csd's is heroverboeking van effecten voordat de eerste overboeking definitief is verboden.”

„4.   Bij een voorlopige overboeking van effecten tussen gekoppelde csd's is heroverboeking of verdere overdracht aan een derde csd van effecten voordat de eerste overboeking definitief is, verboden.”

Uitleg

Deze wijziging adresseert problemen die verband houden met de mogelijke schepping van effecten indien een voorlopige overdracht wordt geannuleerd en de voorlopig overgedragen effecten worden overgedragen aan een andere csd. Deze risico’s houden verband met de integriteit van de emissie.

Wijziging 33

Artikel 45, lid 8bis (nieuw)

[Geen tekst]

„Een csd voorziet in passende rekeningstructuren om deelnemers, waaronder andere csd's, in staat te stellen verbinding te maken met haar systemen. De rekeningstructuur wordt ondersteund door de passende afwikkelings- en bewaringsregelingen en fiscale regelingen.”

Uitleg

Tenzij een csd waarmee een andere csd is gekoppeld, passende rekeningstructuren aanbiedt, bijvoorbeeld in de vorm van omnibusrekeningstructuren, kan de koppeling tussen deze csd’s niet behoorlijk functioneren.

Wijziging 34

Artikel 45, lid 9

„9.   De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de in lid 3 bedoelde voorwaarden waarop elke soort koppelingsregeling in toereikende bescherming van de gekoppelde csd's en van hun deelnemers voorziet, met name wanneer een csd voornemens is aan het door een andere csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem deel te nemen, de monitoring en behandeling van bijkomende risico's als bedoeld in lid 5 die uithet gebruik van intermediairs voortvloeien, de aansluitingsmethoden als bedoeld in lid 6, de gevallen waarin afwikkeling van transacties op basis van levering tegen betaling via koppelingen praktisch en mogelijk is als bedoeld in lid 7 en de methoden voor beoordeling daarvan.”

„9.   De ESMA ontwikkelt in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de in lid 3 bedoelde voorwaarden waarop elke soort koppelingsregeling in toereikende bescherming van de gekoppelde csd's en van hun deelnemers voorziet, met name wanneer een csd voornemens is aan het door een andere csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem deel te nemen, de monitoring en behandeling van bijkomende risico's alsbedoeld in lid 5 die uit het gebruik van intermediairs voortvloeien, de aansluitingsmethoden als bedoeld in lid 6, de gevallen waarin afwikkeling van transacties op basis van levering tegen betaling via koppelingen praktisch en mogelijk is als bedoeld in lid 7, de bepalingen van lid [8bis] betreffende de passende rekeningstructuren, met inbegrip van de desbetreffende regelingen, en de methoden voor beoordeling daarvan.”

Uitleg

Het doel van de wijziging is te voorzien in de vaststelling van technische normen door de ESMA met betrekking tot rekeningstructuren voor csd-koppelingen.

Wijziging 35

Artikel 46

„1.   Elke kwestie met betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten in verband met door een cds bewaarde financiële instrumenten wordt beheerst door het recht van het land waar de rekening wordt aangehouden.

2.   Indien de rekening voor afwikkeling in een effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, is het geldende recht het recht dat dit effectenafwikkelingssysteem beheerst.

3.   Als de rekening niet voor afwikkeling in een effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, wordt die rekening geacht te worden aangehouden op de plaats waar de csd haar gewone verblijfplaats heeft als bepaald bij artikel 19 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad.

4.   Als dit artikel de toepassing van het recht van een land voorschrijft, wordt daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht.”

„1.   Onverminderd artikel 2, onder a), 9 en 10 van Richtlijn 98/26/EG, wordt elke kwestie met betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten in verband met door een cds bewaarde financiële instrumenten beheerst door het recht van het land waar de rekening wordt aangehouden. De rekening wordt geacht te worden aangehouden op de plaats waar de csd haar gewone verblijfplaats heeft zoals bepaald door artikel 19 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad.

2.   Indien het recht van de lidstaat waar de rekening wordt aangehouden, verschilt van het recht dat het effectenafwikkelingssysteem beheerst, en het effectenafwikkelingssysteem is aangewezen overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, is het van toepassing zijnde recht het recht dat het effectenafwikkelingssysteem beheerst.

   

3.   Als dit artikel de toepassing van het recht van een land voorschrijft, wordt daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht.”

Uitleg

De ontwerpverordening voorziet in een uitzondering op de in lid 1 van artikel 46 uiteengezette hoofdregel en maakt een rechtskeuze mogelijk in verband met een rekening die gebruikt wordt voor afwikkeling in een effectenafwikkelingssysteem. Het begrip effectenafwikkelingssysteem is gedefinieerd als een formele regeling beheerst door het recht van een door de deelnemers gekozen lidstaat  (3). Bijgevolg, omdat deelnemers het op een effectenafwikkelingssysteem van toepassing zijnde recht kunnen kiezen, is het recht dat een effectenafwikkelingssysteem beheerst, zoals bedoeld in lid 2 van artikel 46 van de ontwerpverordening, onderwerp van een rechtskeuze en kan het verschillen van het recht van de plaats van vestiging van de csd. Dit schept juridische onzekerheid ten aanzien van het geldende recht met betrekking tot op de rekeningen van een csd afgewikkelde effecten. De wijziging beoogt de reikwijdte van de rechtskeuze te beperken en houdt daarbij tegelijkertijd rekening met bepaalde gevallen waarin het recht van de lidstaat waarin de rekeningen worden aangehouden, verschilt van het recht dat de regels van het effectenafwikkelingssysteem beheerst.

Wijziging 36

Artikel 52, lid 2

„2.   […]

Na een gedetailleerde effectbeoordeling, een raadpleging van de betrokken ondernemingen en na rekening tehebben gehouden met de adviezen van de EBA, de ESMA en de ECB, neemt de Commissie een uitvoeringsbesluit in overeenstemming met de procedure waarvan sprake in artikel 66. De Commissie motiveert haar uitvoeringsbesluit.

[…]”

„2.   […]

Na een gedetailleerde effectbeoordeling, een raadpleging van de betrokken csd en na rekeningte hebben gehouden met de adviezen van de EBA, de ESMA, de ECB, en de toezichthoudende autoriteiten en de beoordeling van het ESRB, neemt de Commissie een uitvoeringsbesluit in overeenstemming met de procedure waarvan sprake in artikel 66. De Commissie motiveert haar uitvoeringsbesluit.

[…]”

Uitleg

De wijziging verduidelijkt dat de betrokken ondernemingen csd’s zijn, en dat het ESRB ook haar beoordeling aan de Commissie zou verschaffen.

Wijziging 37

Artikel 52, lid 3

„3.   Een csd die voornemens is de geldzijde van haar gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssysteem in overeenstemming met artikel 37, lid 2, van deze verordening af te wikkelen, dient over een vergunning te beschikken om met het oog daarop een vergunninghoudende kredietinstelling aan te wijzen als bepaald in titel II van Richtlijn 2006/48/EG, tenzij de in artikel 53, lid 1, van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteit op basis van het beschikbare bewijs aantoont dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van risico's uit hoofde van artikel 57, leden 3 en 4, van deze verordening niet voldoende beperkt is. In dat geval kan de in artikel 53, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit vereisen dat de csd meer dan een kredietinstelling aanwijst. Die aangewezen kredietinstellingen worden als afwikkelende instantie beschouwd.”

„3.   Een csd die voornemens is de geldzijde van haar gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssysteem in overeenstemming met artikel 37, lid 2, van deze verordening af te wikkelen, dient over een vergunning te beschikken om met het oog daarop een vergunninghoudende kredietinstelling aan te wijzen als bepaald in titel II van Richtlijn 2006/48/EG, tenzij de in artikel 53, lid 1, van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteit op basis van het beschikbare bewijs aantoont dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van risico's uit hoofde van artikel 57, leden 3 en 4, van deze verordening niet voldoende beperkt is. In dat geval kan de in artikel 53, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit vereisen dat de csd meer dan een kredietinstelling aanwijst. Die aangewezen kredietinstellingen worden als afwikkelende instantie beschouwd zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d) van Richtlijn 98/26/EG.

Uitleg

De wijziging beoogt te verduidelijken dat een aangewezen kredietinstelling moet worden beschouwd als een afwikkelende instantie in de betekenis van Richtlijn 98/26/EG voor de geldzijde van effectentransacties, waarbij ze aan overboekingsopdrachten met betrekking tot die geldzijde een definitief karakter geven.

Wijziging 38

Artikel 53, lid 5

„5.   De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke informatie de aanvragende csd aan de bevoegde autoriteit dient te verstrekken.

[…]”

„5.   De ESMA ontwikkelt in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB en de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke informatie de aanvragende csd aan de bevoegde autoriteit dient te verstrekken.

[…]”

Uitleg

De wijziging beoogt de EBA te betrekken bij de ontwikkeling van de ontwerpen van technische reguleringsnormen bedoeld in lid 5 van artikel 53, aangezien het onderwerp van deze normen verband houdt met informatie betreffende kredietinstellingen.


(1)  Vet gedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt nieuwe tekst toe te voegen. Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(2)  Zie met name Richtlijn 98/26/EG, die verwijst naar „governing” recht in plaats van „applicable” recht.

(3)  Zie in dit opzicht artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, dat verwijst naar „governing” recht in plaats van „applicable” recht.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/32


Lijst van nationale voetbalinformatiepunten (NIV's)

2012/C 310/03

Wijzigingen dienen te worden gezonden aan: lewp@consilium.europa.eu

Lidstaat

Dienst

Adres

Telefoon/Fax

E-mail

BE

Federale Politie

Algemene directie van de bestuurlijke politie

Directie Bestuurlijke Operaties en Informatiehuishouding

Integrale Voetbalveiligheid (IV)

Rue Fritz Toussaintstraat 8

1050 Bruxelles

+32 26426019

+32 26426070

+32 26464940 (Fax)

ivv-sif@skynet.be

BG

National Information Centre

Sport Events Security Unit

Criminal Police Department

National Police Chief Directorate

Ministry of Interior

Alexander Malinov blvd. 1

1715 Sofia

+359 29828610

+359 29316080 (Fax)

nfip@mvr.bg

CZ

Policejní prezidium České republiky

Úřad služby kriminální policie a vyšetřování

(Police Presidium of the Czech Republic

Bureau of Criminal Police and Investigation Service)

Strojnická 27

PO Box 62/KPV

170 89 Praha 7

+420 974824105

+420 974824150

+420 603190315

+420 603190084

+420 974824289 (Fax)

uskpv.podatelna@mvcr.cz

cz.sis@mvcr.cz

DK

Danish National Police,

Communication Centre

Ejby Industrivej 125-135

2620 Glostrup

+45 33430601

+45 33322771 (Fax)

NEC@politi.dk

DE

Landesamt für Zentrale Polizeiliche Dienste Nordrhein-Westfalen (LZPD NRW)

Zentrale Informationsstelle Sporteinsätze (ZIS)

Central Sports Intelligence Unit Germany

Hammfelddamm 4a

41460 Neuss

+49 2034175-4130

+49 2034175-4131

+49 2034175-4257

+49 2034175-4258

+49 2034175-4904 (Fax)

zis@polizei.nrw.de

EE

Coordination Division

Development Bureau

Public Order Police Department

Police and Border Guard Board

Ädala 4e

10614 Tallinn

+372 6123229

+372 6123910 (24 h)

+372 6123209 (Fax)

nfip.estonia@list.pol.ee

EL

Ministry of Public Order and Citizen Protection/Hellenic Police Headquarters/General Policing Division

P. Kanellopoulou Ave. 4

101 77 Athens

+30 2106924929

+30 6977788519

+30 2106998150 (Fax)

nfipgreece@astynomia.gr

ES

National Sport Office -Oficina Nacional de Deportes-

Secretaría General de la Comisaría General de Seguridad Ciudadana

Calle Julián González Segador, s/n

28043 Madrid

+34 915822710

+34 915822711

+34 915822712 (Fax)

ond@policia.es

FR

Direction centrale de la sécurité publique

Division nationale de lutte contre le hooliganisme

11 rue Cambacérès

75011 Paris

+33 149274845

+33 140072279 (Fax)

dcsp.pnif@interieur.gouv.fr

IE

National Football Information Points, National Criminal Intelligence

Security and Intelligence

Garda Headquarters

Phoenix Park

Dublin 8

+353 16661815

SI_NCIU@garda.ie

IT

Ministero dell'Interno

Dipartimento della Pubblica Sicurezza

Ufficio Ordine Pubblico

Piazza del Viminale 1

00184 Roma RM

+39 0646527993

+39 0646547798 (Fax)

cnims@interno.it

CY

Ministry of Justice and Public Order

Cyprus Police Headquarters, Operations Branch

National Football Information Point

Antistratigou Evangelou

Floraki str.

1478 Nicosia

+357 22808559

+357 22808341 (Fax)

nfiphq@police.gov.cy

LV

Central Public Order Police Department of State Police

Čiekurkalna 1. līnija K-4

Rīga, LV-1026

+371 67829335

+371 67829449 (Fax)

pasakumi@vp.gov.lv

LT

Police Department under the MoI Public Police Board

Saltoniskiu g. 19

LT-08105 Vilnius

+370 52719867

+370 52717951 (Fax)

nfip-lithuania@policija.lt

For urgent cases (24/7 service)

Lithuanian Criminal Police Bureau

International Liaison Office

Liepyno g. 7

LT-08105 Vilnius

+370 52719900

+370 52719924 (Fax)

office@ilnb.lt

LU

Direction générale de la police Grand-Ducale

Direction des opérations et de la prévention

2957 Luxembourg

+352 49972360

+352 49972399 (Fax)

dop@police.etat.lu

HU

Hungarian National Police

Law Enforcement Directorate

Public Order Department

Budapest

Teve u. 4–6.

1139

+36 14435507

+36 14435543 (Fax)

nfiphungary@orfk.police.hu

MT

Police General Headquarters

Protective Services

Malta Police Force

Police General Headquarters

St. Calcidonio Square

Floriana

FRN 1530

+356 21224001

+356 21226183 (Fax)

carmelo.magri@gov.mt

NL

Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV)

PO Box 8300

3503 RH Utrecht

+31 306577222

+31 306577239 (Fax)

civ@wxs.nl

civ@utrecht.politie.nl

http://www.civ-voetbal.com

AT

Bundesministerium für Inneres (Ministry of Interior)

Generaldirektion für die öffentliche Sicherheit

Abteilung II/11 — Sportangelegenheiten

Türkenstraße 22

1090 Wien

+43 13131085501

+43 13131085590 (Fax)

BMI-II-11@bmi.gv.at

PL

General Headquarters of Police

General Police Staff

National Football Information Point

ul. Puławska 148/150

02-624 Warszawa

+48 226015034

+48 226013537

+48 226012823

+48 226015001 (Fax)

kpk@policja.gov.pl

PT

Polícia de Segurança Pública

Direcção Nacional

Departamento de Informações Policiais

Largo da Penha de França 1.o

1199-010 Lisboa

+351 218111000

+351 218147705 (Fax)

pnif@psp.pt

RO

Ministry of Administration and Interior/General Inspectorate of Romanian Gendarmerie — National Football Information Point

Str. Jandarmeriei nr. 9-11, sector 1

013894 București

+40 213198065

+40 214096557

+40 213198065 (Fax)

nfip@mai.gov.ro

SI

Ministry of the Interior

Uniformed Police Directorate

General Police Division

Štefanova ulica 2

SI-1501 Ljubljana

+386 14284989

+386 14284751

+386 14284791 (Fax)

ssp.uup@policija.si

SK

Národné informačné centrum NUI Bratislava

(NFIP Bratislava)

Vajnorská 25

Bratislava

+421 0961050318

+421 0961059002 (Fax)

divackenasilie@minv.sk

nic@nui.minv.sk (non EU countries only)

FI

Helsinki Police, Operational Policing Department

Pasilanraitio 11

FI-00240 Helsinki

+358 718776111

+358 718772812 (Fax)

nfip-fin@poliisi.fi

SE

National Bureau of Investigation, International Police Cooperation Division (IPO)

POB 12256

SE-102 26 Stockholm

+46 105637000

+46 86514203 (Fax)

ipo@rkp.police.se

UK

UKFPU (United Kingdom Football Policing Unit)

PO Box 51997

London

SW9 6TN

+44 2077857161-82

+44 2077857184 (Fax)

footballdesk@fpu.pnn.police.uk

Europol

 

 

Visitors address:

Eisenhowerlaan 73

2517 KK Den Haag

NEDERLAND

 

Postal address:

Europol

PO Box 908 50

2509 LW Den Haag

NEDERLAND

+31 703531022

O1@europol.europa.eu

navarroj@europol.europa.eu


Europese Commissie

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/36


Wisselkoersen van de euro (1)

12 oktober 2012

2012/C 310/04

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2970

JPY

Japanse yen

101,70

DKK

Deense kroon

7,4589

GBP

Pond sterling

0,80650

SEK

Zweedse kroon

8,6830

CHF

Zwitserse frank

1,2093

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,4005

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,950

HUF

Hongaarse forint

281,40

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6961

PLN

Poolse zloty

4,0978

RON

Roemeense leu

4,5648

TRY

Turkse lira

2,3437

AUD

Australische dollar

1,2654

CAD

Canadese dollar

1,2678

HKD

Hongkongse dollar

10,0541

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5815

SGD

Singaporese dollar

1,5834

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 441,35

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,1779

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1267

HRK

Kroatische kuna

7,5223

IDR

Indonesische roepia

12 438,76

MYR

Maleisische ringgit

3,9658

PHP

Filipijnse peso

53,744

RUB

Russische roebel

40,2000

THB

Thaise baht

39,740

BRL

Braziliaanse real

2,6428

MXN

Mexicaanse peso

16,6949

INR

Indiase roepie

68,5060


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/37


Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor het lidmaatschap van een multisectoraal en onafhankelijk panel van deskundigen voor het verstrekken van advies over doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid

2012/C 310/05

Deze oproep is bestemd voor deskundigen die in aanmerking wensen te komen voor het lidmaatschap van een multisectoraal en onafhankelijk panel van deskundigen voor het verstrekken van advies over doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid („het panel”), opgericht bij Besluit 2012/C 198/06 van de Commissie van 5 juli 2012 (1).

De rol van het panel bestaat erin de Commissie onafhankelijk en multisectoraal advies te verstrekken over doeltreffende manieren om in gezondheid te investeren. Het werk van het panel berust op de beginselen van deskundigheid, onafhankelijkheid, multisectorale aanpak en transparantie.

Samenstelling en bevoegdheid van het panel

Het panel bestaat uit maximaal 17 leden en kan op eigen initiatief en met toestemming van de Commissie een beroep doen op geassocieerde externe deskundigen en deskundigen van andere EU-organen om bij te dragen aan zijn werkzaamheden in verband met specifieke kwesties. Deze geassocieerde leden nemen deel aan de activiteiten en de beraadslagingen betreffende het behandelde onderwerp en hebben dezelfde functies, verantwoordelijkheden en rechten als de leden van het panel.

De leden van het panel worden door de Commissie benoemd op grond van hun deskundigheid op een of meer bevoegdheidsgebieden en bestrijken gezamenlijk een zo breed mogelijk spectrum aan vakgebieden. De expertisegebieden zijn beschreven in bijlage I bij Besluit 2012/C 198/06.

De ambtstermijn van de leden van het panel is drie jaar. De leden mogen niet meer dan drie opeenvolgende ambtstermijnen vervullen. Na afloop van hun ambtstermijn blijven zij in functie, totdat in hun vervanging of in de verlenging van hun ambtstermijn is voorzien.

Belangstellende deskundigen kunnen een aanvraag voor het lidmaatschap van het panel indienen.

In aanmerking komende deskundigen

De aanvragers moeten:

een universitaire graad op een relevant wetenschappelijk gebied hebben,

een beroepservaring van ten minste tien jaar hebben,

een goede kennis van de Engelse taal hebben.

Deze oproep tot het indienen van blijken van belangstelling staat open voor deskundigen van binnen en buiten Europa.

Selectiecriteria

De voorkeur zal worden gegeven aan kandidaten met:

beroepservaring die relevant is voor de in bijlage I bij Besluit 2012/C 198/06 vermelde expertisegebieden,

ervaring op het gebied van beleidsontwikkeling en -uitvoering op regional, nationaal en internationaal niveau, met name wat de gezondheidssector betreft,

aangetoonde wetenschappelijke deskundigheid op een of bij voorkeur meer domeinen van het door het panel bestreken gebied,

beroepservaring in een multidisciplinaire en internationale omgeving, met name wat de Europese context betreft,

management- en communicatievaardigheden, met name wat betreft het voorzitten en organiseren van werkgroepen en het beheer van complexe informatie en de opstelling van samenvattende documenten.

Selectieprocedure

De selectieprocedure verloopt in drie fasen:

i)

verificatie van de ontvankelijkheid van de aanvragen en het feit of de aanvragers voor deelname in aanmerking komen;

ii)

vergelijkende beoordeling en opstelling van een lijst van meest geschikte aanvragers; en

iii)

benoeming van leden van het panel uit de lijst.

Voor de fasen i) en ii) zal een selectiecomité worden opgericht, bestaande uit ambtenaren van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor het beleid en de wetgeving op het gebied van volksgezondheid, gezondheidsstelsels en wetenschappelijk onderzoek, en externe expertise.

Bij de procedure zal de Commissie de volgende criteria hanteren: onafhankelijkheid (mogelijke belangenconflicten); vertegenwoordiging van verschillende geografische regio’s en evenwichtige deelname van mannen en vrouwen.

Benoeming van de leden

De directeur-generaal voor Gezondheid en Consumenten zal de leden van het panel op basis van de door het selectiecomité opgestelde lijst van kandidaten benoemen.

De namen van de benoemde leden van het panel zullen worden bekendgemaakt in het register van de deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie (2) op de website van het directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten (3).

Onafhankelijkheid

De leden van het panel worden op persoonlijke titel benoemd. De aanvragers moeten een verklaring afleggen waarin zij zich ertoe verbinden onafhankelijk van elke invloed van buitenaf te handelen en zij moeten opgave doen van al hun belangen die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. De aanvragers zal worden verzocht te bevestigen dat zij, indien zij worden benoemd, akkoord zullen gaan met het afleggen van zowel jaarlijkse schriftelijke belangenverklaringen als schriftelijke en/of mondelinge onderwerpspecifieke belangenverklaringen in de wetenschap dat deze openbaar gemaakt zullen worden.

Werkbelasting en vergoedingen

De aanvragers moeten bereid zijn regelmatig vergaderingen bij te wonen, actief aan de wetenschappelijke discussies bij te dragen, documenten te bestuderen en tijdens de vergaderingen van het panel commentaar te geven, op uitnodiging aan workshops en hoorzittingen deel te nemen en op ad-hocbasis als voorzitter en/of rapporteur van werkgroepen te fungeren. De meeste werkdocumenten zijn in het Engels gesteld en de vergaderingen worden eveneens in het Engels gehouden. De aanvragers moeten er rekening mee houden dat de vergaderingen gewoonlijk voorbereid moeten worden. Het panel zal naar schatting vijf tot tien keer per jaar in plenaire vergadering bijeenkomen. De aanvragers moeten bereid zijn gebruik te maken van elektronische methoden voor het beheer en de uitwisseling van documenten en video- of audioconferenties bij te wonen.

De leden van het panel en de externe deskundigen hebben recht op een vergoeding voor hun deelname aan de vergaderingen van het panel en voor hun optreden als rapporteur voor specifieke kwesties. De vergoedingen staan vermeld in bijlage II bij Besluit 2012/C 198/06.

De leden hebben ook recht op vergoeding van hun reis- en verblijfkosten volgens de door de Commissie vastgestelde regels.

Aanvraagprocedure

Belangstellende deskundigen wordt verzocht het online-aanvraagformulier in te vullen en in te dienen, dat als bijlagen een curriculum vitae en een lijst van publicaties omvat.

De bekendmaking van de aanvraagprocedure, het aanvraagformulier en de specifieke privacyverklaring zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/health/healthcare/consultations/call_expertpanel_healthinnovation_en.htm

De uiterste datum voor de indiening van de aanvragen is 23 november 2012.

Alleen online-aanvragen die via internet zijn ingediend, worden in aanmerking genomen.

Aanvragen worden als ontvankelijk beschouwd als zij het volgende omvatten:

een ingevuld verplicht aanvraagformulier;

een curriculum vitae, bij voorkeur niet langer dan drie bladzijden (bijlage bij het aanvraagformulier);

een lijst van wetenschappelijke publicaties van de aanvrager (bijlage bij het aanvraagformulier);

een naar waarheid ingevulde belangenverklaring (opgenomen in het aanvraagformulier).

In een later stadium kan om bewijsstukken worden gevraagd. Alle blijken van belangstelling zullen vertrouwelijk worden behandeld.

De Commissie zal de kandidaten zo snel mogelijk in kennis stellen van de uitkomst van de selectieprocedures.

Contactgegevens

Nadere informatie over deze oproep wordt verstrekt door:

SANCO-CALL-PANEL@ec.europa.eu

Bescherming van persoonsgegevens

De Commissie ziet erop toe dat de persoonsgegevens van de aanvragers worden verwerkt als voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1). Dit geldt met name voor de vertrouwelijkheid en de beveiliging van dergelijke gegevens.

De voor de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van deze oproep verantwoordelijke persoon is Tapani Piha, hoofd van eenheid D3 van directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten.

Voor nadere informatie over de reikwijdte en de doeleinden van en de middelen voor de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van deze oproep, kunnen aanvragers de specifieke privacyverklaring raadplegen op de webpagina van deze oproep op het hierboven vermelde adres.


(1)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2012:198:0007:0011:NL:PDF

(2)  http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/

(3)  http://ec.europa.eu/dgs/health_consumer/index_en.htm


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/40


Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

2012/C 310/06

Marktdeelnemers worden ervan in kennis gesteld dat de Commissie voor de julironde van 2013 verzoeken heeft ontvangen overeenkomstig de administratieve regelingen zoals opgenomen in de Mededeling van de Commissie inzake autonome tariefschorsingen en -contingenten (2011/C 363/02) (1).

De lijst met producten waarvoor een schorsing van rechten is gevraagd, is nu beschikbaar op de thematische (Europa) website van de Commissie over de douane-unie (2).

Marktdeelnemers worden er eveneens van in kennis gesteld dat 10 december 2012 de uiterste datum is waarop bezwaren tegen nieuwe verzoeken via de nationale overheidsdiensten door de Commissie moeten zijn ontvangen. Op deze datum staat de tweede vergadering van de Groep economische tariefvraagstukken gepland.

Geïnteresseerde marktdeelnemers wordt aangeraden de lijst regelmatig te raadplegen om op de hoogte te blijven van de status van de verzoeken.

Meer informatie over de procedure met betrekking tot autonome tariefschorsingen is te vinden op de Europa-website:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/suspensions/index_en.htm


(1)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 6.

(2)  http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds2/susp/susp_home.jsp?Lang=nl


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/41


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6721 — First Reserve Management/SK Capital Partners/TPC)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 310/07

1.

Op 8 oktober 2012 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat First Reserve Management, L.P. („First Reserve”, Verenigde Staten) en SK Capital Partners („SK”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over TPC Group Inc. („TPC”, Verenigde Staten) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

First Reserve: investeringen met particulier risicokapitaal en infrastructuurinvesteringen, met name in de energie-industrie, waaronder olievelddiensten, energie-infrastructuur en stroom- en energiereserves,

SK: particuliere beleggingsonderneming die zich met name richt op speciale materialen, chemicaliën en gezondheidszorg, en,

TPC: fabricage van producten met een toegevoegde waarde op basis van petrochemische grondstoffen, zoals C4- en C3-koolwaterstoffen, die worden gebruikt bij de fabricage van hoogwaardige chemische producten en speciale chemicaliën.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6721 — First Reserve Management/SK Capital Partners/TPC, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).