ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.219.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 219

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
24 juli 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2012/C 219/01

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2011-2016

1

2012/C 219/02

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2015

5

2012/C 219/03

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Bulgarije met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2012-2015

9

2012/C 219/04

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Cyprus, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2012-2015

13

2012/C 219/05

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Tsjechië, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2012-2015

17

2012/C 219/06

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Denemarken, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2012-2015

21

2012/C 219/07

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Estland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2015

25

2012/C 219/08

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2012-2015

28

2012/C 219/09

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Frankrijk, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2012-2016

31

2012/C 219/10

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogamma van Duitsland voor de periode 2012-2016

35

2012/C 219/11

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Griekenland

38

2012/C 219/12

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Hongarije, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2012-2015

40

2012/C 219/13

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Ierland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Ierland voor de periode 2012-2015

44

2012/C 219/14

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Italië, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2012-2015

46

2012/C 219/15

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Letland, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2012-2015

50

2012/C 219/16

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Litouwen, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2012-2015

54

2012/C 219/17

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma van Luxemburg, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2012-2015

58

2012/C 219/18

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma van Malta voor 2012, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2012-2015

61

2012/C 219/19

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma van Polen voor 2012, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Polen voor 2012-2015

65

2012/C 219/20

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2012-2016

69

2012/C 219/21

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2012-2015

72

2012/C 219/22

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2012-2015

74

2012/C 219/23

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Slovenië, met een ontwerpadvies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2012-2015

77

2012/C 219/24

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma van Spanje voor 2012 en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2012-2015

81

2012/C 219/25

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma van Zweden voor 2012, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2015

85

2012/C 219/26

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Nederland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012-2015

88

2012/C 219/27

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van het Verenigd Koninkrijk met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2012-2017

91

2012/C 219/28

Aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben

95

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2012/C 219/29

Toelichting — Begeleidend document bij de aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten in het kader van het Europees semester 2012

98

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2011-2016

2012/C 219/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe strategie voor banen en groei; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Oostenrijk aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Oostenrijk niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin het Comité voor sociale bescherming wordt verzocht om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de beleidscyclus Europa 2020 worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie na te streven, de kredietverschaffing aan de economie te normaliseren, groei en concurrentievermogen te bevorderen, werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken, en de overheidsdiensten te moderniseren.

(8)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s te kunnen worden opgenomen.

(9)

Oostenrijk heeft op 24 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2011-2016 en op 25 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s tezelfdertijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma, komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario voorzichtig is wat de jaren 2012 en 2013 betreft. Wat de jaren 2014-2016 betreft, wordt het scenario optimistischer, met een verwachte gemiddelde bbp-groei van 2,1 % die consequent boven de huidige ramingen van de potentiële groei ligt. Met de in het stabiliteitsprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd het buitensporige tekort tegen 2013 te corrigeren en de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) tegen 2016 te bereiken. In het stabiliteitsprogramma is de MTD veranderd van een streven naar een begrotingsevenwicht over de gehele conjunctuurcyclus in een streven naar een structureel tekort van 0,45 % van het bbp, wat voldoende aansluit bij de eisen van het stabiliteits- en groeipact. De voorziene correctie van het buitensporig tekort stemt overeen met de termijn zoals vastgesteld in de aanbeveling van de Raad van december 2009 in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5), is de geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 0,5 % van het bbp voor de periode 2011-2013 lager dan de door de Raad aanbevolen 0,75 % van het bbp. De voorziene structurele vooruitgang in de richting van de MTD is voldoende in 2015, maar ligt in 2014 en 2016 lager dan de benchmark van 0,5 % van het bbp per jaar van het stabiliteits- en groeipact. Als met de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde rekening wordt gehouden, eerbiedigt het geschatte groeitempo van de overheidsuitgaven in de periode 2014-2015 echter de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Er kleven niettemin risico’s aan de begrotingsdoelstellingen, zowel aan de ontvangsten- als de uitgavenzijde. Het begrotingseffect van sommige maatregelen is bijvoorbeeld moeilijk te kwantificeren omdat het ervan afhangt hoe deze maatregelen afzonderlijk worden opgepakt. Aangezien de wetgeving nog niet is goedgekeurd, zijn de details van de belasting op financiële transacties nog niet bekend. De voorziene uitgavenbeperkingen op subnationaal niveau worden niet nader omschreven. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de schuldquote, die tegen het eind van 2011 72,2 % bedroeg, in 2013 met 75,3 % op haar hoogst zijn voordat zij stapsgewijs daalt tot 70,6 % in 2016. Wat de schuldreductiebenchmark van het stabiliteits- en groeipact betreft, zal Oostenrijk zich in de jaren 2014-2016 in een overgangsperiode bevinden en zouden de plannen in het stabiliteitsprogramma voldoende vooruitgang in de richting van de schuldreductiebenchmark garanderen. Er zijn aan deze prognose echter risico's verbonden gezien de toenemende schuld van overheidsbedrijven die niet tot de overheidssector worden gerekend, en de mogelijk verdere kosten in verband met aan de banksector verleende overheidssteun.

(11)

Met de vaststelling van het jongste budgettaire consolidatiepakket is Oostenrijk de weg ingeslagen naar houdbaardere overheidsfinanciën. De maatregelen in het pakket bevatten echter geen substantiële stroomlijning van de budgettaire betrekkingen tussen de federale, regionale en lokale overheden; die stroomlijning wordt alom als een belangrijke bron voor potentiële besparingen gezien. Er was een principeakkoord tussen de federale en regionale overheden over de centralisatie van de financiering van de gezondheidszorg bereikt, maar over de details moet nog worden onderhandeld.

(12)

Om de effectieve pensioenleeftijd op te trekken, heeft Oostenrijk hervormingsmaatregelen doorgevoerd die hoofdzakelijk op het beperken van de toegang tot de invaliditeitspensioenen zijn gericht. Er zijn nog geen stappen ondernomen om de harmonisatie van de wettelijke pensioenleeftijd tussen mannen en vrouwen te vervroegen, die momenteel is voorzien voor 2024-2033. De inzetbaarheid van oudere werknemers en de ontwikkeling van een cultuur van actief ouder worden binnen ondernemingen, moeten verder worden gestimuleerd. De voorgestelde maatregelen gaan mogelijk niet ver genoeg om de effectieve pensioenleeftijd wezenlijk op te trekken.

(13)

De prestaties van de Oostenrijkse arbeidsmarkt waren erg goed, getuige de laagste werkloosheidspercentages in de Unie in 2010 en 2011. Het arbeidsmarktpotentieel van Oostenrijk krimpt echter naar verwachting vanaf 2020. Oostenrijk moet er daarom naar streven het potentieel van de beroepsbevolking optimaal te benutten door de problemen aan te pakken van de lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers en het wijdverbreide gebruik van pensioenregelingen voor vervroegde uittreding en invaliditeit, de hoge belasting- en socialezekerheidsdruk op inkomen uit arbeid en de relatief hoge concentratie van vrouwen in banen met lage lonen en deeltijdwerk. Daarnaast wordt het potentieel aan mensen met een migrantenachtergrond niet ten volle benut door hun lage scholingsniveau of problemen met de erkenning van in het buitenland verworven vaardigheden. De schoolresultaten, weergegeven in de uitslagen van het Programme for International Student Assessment van de OESO („PISA”), liggen onder het EU-gemiddelde en de invloed van de sociaaleconomische achtergrond op schoolprestaties is bijzonder groot. De belangrijkste uitdagingen blijven de gestage groei van het aantal studenten door de hoge inkomende mobiliteit („massa-universiteit”) en de hoge schooluitvalpercentages (rond de 40 %), evenals een aanzienlijk financieringstekort.

(14)

Oostenrijk geniet een gunstige positie wat het concurrentievermogen en de productiviteit betreft. Het land kampt niettemin op verschillende gebieden met relatieve structurele zwakke punten die het groeipotentieel op lange termijn kunnen schaden. De concurrentie in de dienstensector is niet bepaald gunstig geweest voor de binnenlandse vraag. De hoge tarieven voor de toegang tot netwerken en het concurrentieverstorende gedrag van gevestigde bedrijven (waardoor markttoetreding, concurrentie en innovatie worden belemmerd) zijn nog niet aangepakt. In de vrije beroepen blijven nog steeds ongerechtvaardigde beperkingen bestaan: het aantal door Oostenrijk aan de Commissie gemelde gereglementeerde beroepen ligt ver boven het EU-gemiddelde. De rechtvaardiging en proportionaliteit van de regelgeving voor deze beroepen moet worden nagegaan. Er is geen tastbare vooruitgang geboekt wat de toezegging van Oostenrijk betreft om de federale mededingingsautoriteit te versterken. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (6) („de dienstenrichtlijn”) is uiteindelijk uitgevoerd door de vaststelling van een „horizontale” wet en door wetswijzigingen op provinciaal niveau, zoals aanbevolen door de Raad in 2011.

(15)

De Oostenrijkse financiële sector wordt met specifieke uitdagingen geconfronteerd door de grote risicopositie van Oostenrijkse banken ten aanzien van landen in Midden-, Oost- en Zuid-Europa, aangezien een verslechtering van de kwaliteit van de activa in een aantal van deze economieën nog altijd zou kunnen voortduren. Beleidsbeslissingen met grensoverschrijdende impact moeten worden voorafgegaan door informatie-uitwisseling en coördinatie met de toezichthouders van het land van ontvangst. De autoriteiten moeten bovendien de banken die overheidssteun hebben genoten, en met name de genationaliseerde kredietinstellingen, voortdurend nauwlettend in de gaten blijven houden en herstructureren.

(16)

Oostenrijk heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, evenals de uitvoering van de toezeggingen die in 2011 zijn gedaan, hebben betrekking op het stimuleren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen en het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(17)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Oostenrijk verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Oostenrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(18)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk onderzocht. Zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Oostenrijk in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

de begroting voor 2012 uit te voeren zoals voorzien en de begrotingsstrategie voor het jaar 2013 en de daaropvolgende jaren te versterken en onverkort uit te voeren; de maatregelen afdoende te specificeren (in het bijzonder op subnationaal niveau) om te zorgen voor een tijdige correctie van het buitensporig tekort en om de gemiddelde jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning te bereiken die in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure is uiteengezet. Daarna een afdoende structurele aanpassingsinspanning te leveren om voldoende vooruitgang in de richting van de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) te bewerkstelligen, inclusief het bereiken van de uitgavenbenchmark;

2.

verdere stappen te zetten om het nationale begrotingskader te versterken door de verantwoordelijkheden van de federale, regionale en lokale bestuursniveaus beter onderling af te stemmen, met name door het doorvoeren van concrete hervormingen om de organisatie, financiering en efficiëntie van de gezondheidszorg en het onderwijs te verbeteren;

3.

de harmonisatie van de wettelijke pensioenleeftijd tussen mannen en vrouwen te vervroegen; de inzetbaarheid van oudere werknemers te verhogen en nauwlettend toe te zien op de tenuitvoerlegging van recente hervormingen, die de manieren om vervroegd uit te treden beperken om zo te garanderen dat de effectieve pensioenleeftijd stijgt, onder meer door de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd te koppelen aan de levensverwachting;

4.

maatregelen te nemen om de effectieve belasting- en socialezekerheidsdruk op arbeid te verminderen, met name voor mensen met een laag loon, met het oog op het verhogen van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers en vrouwen, gezien de noodzaak het gevolg van demografische veranderingen van de beroepsbevolking tegen te gaan. De belastingdruk op een budgettair neutrale wijze te verschuiven naar onroerendgoedbelastingen en milieubelastingen. De grote genderloonkloof te verkleinen en de kansen voor vrouwen op een voltijdbaan te vergroten, in het bijzonder door in bijkomende zorgdiensten voor de personen ten laste te voorzien;

5.

door te gaan met het uitvoeren van maatregelen om de leerprestaties te verbeteren, met name van kansarme jongeren. Maatregelen te nemen om de schooluitval in het hoger onderwijs terug te dringen;

6.

verdere stappen te zetten ter bevordering van de mededinging in de dienstensectoren, door de toegangsbelemmeringen tot de retailmarkten op de gebieden communicatie, vervoer en energie weg te nemen. Alle ongerechtvaardigde beperkingen van de toegang tot vrije beroepen moeten worden weggenomen. De bevoegdheden van de federale mededingingsautoriteit te verruimen en de uitvoering van de hervorming van het mededingingsrecht te versnellen;

7.

banken die overheidssteun hebben gekregen, verder te herstructureren en in het oog te blijven houden, en tegelijkertijd buitensporige schuldafbouw te vermijden. De samenwerking en de coördinatie van nationale beleidsbeslissingen met de toezichthouders op de financiële sector in andere landen verder te verbeteren.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 210 van 16.7.2011, blz. 8.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(7)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/5


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2015

2012/C 219/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van België vastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd België genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 30 april 2012 heeft België zijn stabiliteitsprogramma 2012 voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of België door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. In haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voor België van een externe onevenwichtigheid sprake is, maar deze is niet buitensporig.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma 2012 komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor de jaren 2012 en 2013 en optimistisch is voor de jaren 2014 en 2015, aangezien daarin wordt uitgegaan van een bbp-groei die aanzienlijk hoger is dan de recentste ramingen van de potentiële groei in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie. Met de in het stabiliteitsprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd het tekort terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % in 2012 (tot 2,8 % van het bbp, tegen 3,7 % van het bbp in 2011) en tot nul in 2015. Het programma bevestigt de eerdere middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een structureel overschot van 0,5 % van het bbp, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze in acht worden genomen. Met het voor 2012 geplande nominale tekort wordt de termijn gerespecteerd die de Raad voor de correctie van het buitensporige tekort had vastgesteld en met de geplande begrotingsinspanning wordt gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Raad uit hoofde van de buitensporigtekortprocedure om een minimale gemiddelde jaarlijkse structurele inspanning ter grootte van 0,75 % van het bbp te leveren. Als met de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde rekening wordt gehouden, strookt het geplande groeitempo van de overheidsuitgaven in de periode 2013-2015 met het uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, maar in 2012 is dat niet het geval. Afgaande op het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) wordt in het stabiliteitsprogramma uitgegaan van een verbetering van het structurele saldo met 1,1 procentpunt van het bbp in 2012 en met gemiddeld ongeveer 0,8 % van het bbp over de periode 2013-2015.

Er vloeien echter risico’s voort uit het feit dat de vanaf 2013 te treffen aanvullende maatregelen nog niet zijn gespecificeerd en dat het macro-economische scenario vanaf 2014 te optimistisch is. Volgens het stabiliteitsprogramma zou de overheidsschuld, die met 98,0 % van het bbp in 2011 ver boven de drempel van 60 % ligt, zich stabiliseren en vervolgens afnemen tot 92,3 % in 2015, wat zou betekenen dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het verwezenlijken van het benchmark van het stabiliteits- en groeipact voor de schuldreductie.

Bovendien is er sprake van bijzonder grote impliciete verplichtingen wegens aan de financiële sector verleende garanties. Het op regels gebaseerde meerjarenkader voor de overheid, met name ten aanzien van de uitgaven, zou gebaat zijn bij handhavingsmechanismen en/of toezeggingen van zowel de gemeenschappen en de gewesten van België als de lokale overheden om hun tekortdoelstellingen te halen.

(11)

De kosten van de vergrijzing moeten worden aangepakt en er dient een structurele vermindering van het tekort te worden gerealiseerd om de hoge overheidsschuld te reduceren. De nieuwe federale regering heeft in december 2011 overeenstemming bereikt over een hervorming van het Belgische socialezekerheidsstelsel voor ouderen. Thans is het zaak de in gang gezette wettelijke hervormingen ook daadwerkelijk ten uitvoer te leggen en te controleren, teneinde de effectieve pensioenleeftijd op te trekken. Daartoe is het van cruciaal belang dat de hervorming van de sociale zekerheid voor ouderen wordt ondersteund met maatregelen die actief ouder worden en langer werken aanmoedigen; ook andere hervormingen, zoals de koppeling van de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting, zouden tot de verwezenlijking van deze doelstelling bijdragen.

(12)

Het Belgische financiële stelsel staat nog steeds voor grote uitdagingen. De herstructurering van de Belgische banken is nog altijd aan de gang en de staatssteun die in 2008/2009 in reactie op de financiële crisis is toegekend, is nog steeds niet volledig terugbetaald. Gezien het hoge niveau van de verleende garanties zijn de risico’s van het bankwezen en van de overheidssector met elkaar verweven.

(13)

De lopende rekening gaat er met de tijd geleidelijk op achteruit. De verbetering van de dienstenbalans weegt immers niet op tegen de verslechtering van de goederenbalans. De Belgische goederenuitvoer heeft terrein verloren, niet alleen in vergelijking met de groeiende wereldhandel, maar ook in vergelijking met andere lidstaten van de eurozone en het gemiddelde van de eurozone; deze situatie duidt op een ongunstige ontwikkeling van de binnenlandse loonkosten per eenheid product ten opzichte van de belangrijkste handelspartners van België (Nederland, Frankrijk, Duitsland) en de eurozone als geheel. Wegens het bestaan van een systeem van automatische loonindexeringen is het niet uitgesloten dat de inspanningen van de regering om de reële loonstijgingen in de periode 2011-2012 tot maximaal 0,3 % te beperken, niet hebben kunnen voorkomen dat de nominale lonen sterker zijn gestegen dan in de buurlanden. De productiviteit ligt weliswaar hoog, maar de groei in België is zwak. Ook de kosten van intermediaire inputs, en met name energie, zijn aan de hoge kant. De detailhandelsprijzen van gas en elektriciteit zijn bevroren om de inflatie te beteugelen, maar om het systeem voor het voeren van loononderhandelingen en het loonindexeringssysteem zelf te hervormen, zijn geen concrete maatregelen getroffen. De intensiteit inzake onderzoek en ontwikkeling (O&O) van de particuliere sector is de laatste jaren gestagneerd en het tekort aan hoogopgeleiden (vooral exacte wetenschappers en ingenieurs) kan een belangrijke belemmering gaan vormen voor een verdere verbetering van de innovatieprestatie van de Belgische economie.

(14)

Er is een aantal structurele maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van jongere en oudere werknemers te bevorderen en meer inactieven in de arbeidsmarkt te laten instromen. België heeft een aanvang gemaakt met een ingrijpende hervorming van zijn stelsel van werkloosheidsuitkeringen. Er blijven echter structurele problemen op de arbeidsmarkt bestaan en er zou meer kunnen worden gedaan om deze aan te pakken. Het is van essentieel belang dat de participatie in een leven lang leren wordt verhoogd en dat de hervormingen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding worden voortgezet om tot een doeltreffender actief arbeidsmarktbeleid te komen, met name ten aanzien van oudere werknemers en kansarme groepen, zoals mensen met een migrantenachtergrond. Er is geen noemenswaardige vooruitgang geboekt bij het verlichten van de belastingdruk op arbeid. In juni 2011 is een nieuw belastingkrediet voor de laagste lonen ingevoerd, maar dat is ontoereikend gebleken om de belangrijke werkloosheidsvallen aan de onderkant van het loongebouw aan te pakken. Er zijn geen maatregelen genomen om de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar consumptie- en/of milieubelastingen.

(15)

Voor tal van goederen en diensten liggen de prijzen doorgaans hoger dan in andere lidstaten. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan zowel een zwakke concurrentiedruk — met name in de detailhandel en in de netwerkindustrieën — als een zwak toezichtkader. In de detailhandel blijft er sprake van grote belemmeringen en operationele beperkingen. Zo bestaat er met name nog steeds concurrentiebeperkende regelgeving die de openingsuren aan banden legt, gevestigde zaken beschermt tegen nieuwkomers en de verspreiding van nieuwe bedrijfsmodellen en technologieën hindert. Een mededingingsprobleem dat de netwerkindustrieën in België gemeen hebben, is de sterke positie van de gevestigde ondernemingen en de hoge toegangsdrempels in vergelijking met andere lidstaten. Dat zorgt ervoor dat de voormalige monopoliehouders in deze sectoren nog steeds hogere prijzen kunnen aanrekenen dan in een concurrerende markt mogelijk zou zijn. De Belgische mededingingsautoriteit wordt momenteel hervormd, maar het blijft onduidelijk of de hervormde autoriteit onafhankelijk genoeg zal zijn en over voldoende middelen zal kunnen beschikken.

(16)

België ligt weliswaar op schema om de doelstelling voor het verhogen van het aandeel van hernieuwbare energie in de economie te halen, maar volgens de prognoses zullen onvoldoende vorderingen worden gemaakt bij de verwezenlijking van de doelstelling om in de niet onder de emissiehandelsregeling (6) vallende sectoren de emissie van broeikasgassen met 15 % te verminderen. België heeft in 2011 onvoldoende maatregelen of beleidsinitiatieven genomen om deze situatie te verhelpen.

(17)

België heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, het verhogen van de arbeidsparticipatie, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van België verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in België, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbevelingen 1, 4, 5 en 6 weergegeven,

BEVEELT AAN dat België in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begroting voor 2012 uit te voeren om ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort in dat jaar wordt gecorrigeerd. Daarnaast de maatregelen te specificeren die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat de begrotingsstrategie voor het jaar 2013 en latere jaren ten uitvoer wordt gelegd en op die manier te garanderen dat het buitensporige tekort op duurzame wijze wordt gecorrigeerd, dat voldoende vooruitgang wordt geboekt in de richting van de (MTD) — waarbij ook het uitgavenbenchmark wordt gehaald — en dat vorderingen worden gemaakt bij de inachtneming van het benchmark voor de schuldreductie. Het begrotingskader aan te passen om te garanderen dat de begrotingsdoelstellingen bindend zijn op federaal en subfederaal niveau, en de lastenverdeling over en de verantwoordingsplicht van de diverse geledingen van de overheid transparanter te maken.

2.

De langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën te blijven verbeteren door de leeftijdsgerelateerde uitgaven, met inbegrip van de uitgaven voor gezondheidszorg, in toom te houden. In het bijzonder de hervorming van de regelingen voor vervroegde uittreding en voor pensioen uit te voeren, alsmede verdere initiatieven te nemen om een verhoging van de feitelijke pensioenleeftijd te bewerkstelligen, onder meer door de verplichte pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting.

3.

Kapitaalverhoging van de zwakste banken stimuleren om de soliditeit van de banksector te ondersteunen, zodat deze in staat is zijn normale rol als kredietverlener aan de economie te vervullen.

4.

De werkgelegenheidsschepping en het concurrentievermogen te bevorderen, stappen te ondernemen om, in overleg met de sociale partners en conform de nationale praktijken, het systeem voor het voeren van loononderhandelingen en het loonindexeringssysteem te hervormen. In een eerste fase ervoor te zorgen dat de loonstijging beter aansluit bij de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en het concurrentievermogen, door i) erop toe te zien dat de mechanismen voor het doorvoeren van correcties achteraf waarin de „loonnorm” voorziet, worden toegepast, en het sluiten van alomvattende overeenkomsten ter bevordering van het kostenconcurrentievermogen te stimuleren, en ii) het gebruik te vergemakkelijken van clausules om niet aan sectorale collectieve overeenkomsten deel te nemen, teneinde ervoor te zorgen dat loonstijgingen en arbeidsproductiviteitsontwikkelingen op lokaal niveau beter bij elkaar aansluiten.

5.

Een significante verschuiving van belastingen op arbeid naar minder groeiverstorende belastingen, zoals onder meer milieubelastingen, te bewerkstelligen. De in gang gezette hervorming van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen voort te zetten om de negatieve prikkels om te werken te verminderen, en bij de ondersteuning van de werkgelegenheid en het activeringsbeleid sterker het accent te leggen op oudere werknemers en op kwetsbare groepen, en met name mensen met een migrantenachtergrond. De geplande verdere regionalisering van de arbeidsmarktbevoegdheden aan te grijpen om de interregionale arbeidsmobiliteit te bevorderen en de samenhang te versterken tussen het beleid op het gebied van onderwijs, een leven lang leren, beroepsopleiding en werkgelegenheid. De bestaande activeringsinspanningen tot alle leeftijdsgroepen uit te breiden.

6.

De concurrentie in de detailhandel te blijven stimuleren door de belemmeringen en de operationele beperkingen te reduceren. Maatregelen in te voeren om de concurrentie in de netwerksectoren te verstevigen door regulerende belemmeringen te herzien en door de institutionele regelingen voor daadwerkelijke tenuitvoerlegging van regels voor overheidssteun te verstevigen.

7.

Verdere maatregelen te treffen ter bevordering van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor het verminderen van de broeikasgasemissies van niet onder de emissiehandelsregeling vallende activiteiten, met name door ervoor te zorgen dat het vervoer een wezenlijke bijdrage levert aan het realiseren van deze doelstelling.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 209 van 15.7.2011, blz. 1.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  In België is slechts 37,9 % van de emissies afkomstig van sectoren die onder de EU-emissiehandelsregeling vallen. Van de belangrijkere sectoren die niet onder de emissiehandelsregeling vallen, zijn wegvervoer (21,5 %) en energieverbruik (38,9 %) de voornaamste bronnen van emissies van broeikasgassen in het land.

(7)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/9


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Bulgarije met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2012-2015

2012/C 219/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling vastgesteld (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Bulgarije en heeft hij zijn advies uitgebracht over het geactualiseerde convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2011-2014.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Bulgarije genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin het Comité voor sociale bescherming wordt verzocht om in samenwerking met het Comité werkgelegenheid en andere comités zijn opvattingen kenbaar te maken over maatregelen die in het kader van de beleidscyclus Europa 2020 worden aanbevolen. Deze opvattingen maken deel uit van het advies van het Comité werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 9 december 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse 2012 van de Commissie). Hij benadrukte de noodzaak van een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, de bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en de modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat zij in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 12 april 2012 heeft Bulgarije zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om recht te doen aan de onderlinge verbanden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Bulgarije met macro-economische onevenwichtigheden kampt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Bulgarije van een interne macro-economische onevenwichtigheid sprake is, die evenwel niet buitensporig is.

(10)

Volgens de eerste kennisgeving van Bulgarije in 2012 van de tekort- en schuldcijfers voor de jaren 2008-2011 met het oog op de toepassing van de buitensporigtekortprocedure (BTP), lag het overheidstekort in 2011 onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. Voorts wordt in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie verwacht dat het overheidstekort onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde blijft en in de prognoseperiode verder zal dalen. Bijgevolg heeft de Commissie conform de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact, op 30 mei 2012 een aanbeveling voor een besluit van de Raad (5) tot intrekking van het besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag vastgesteld.

(11)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat, vergeleken bij de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie, het aan de begrotingsprognoses van het convergentieprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario voor de periode 2012-2013 aan de optimistische kant is voor de periode 2012-2013, met een verwachte groei van 1,4 % in 2012 en 2,5 % in 2013. In de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een bbp-groei van 0,5 % in 2012 en 1,9 % in 2013. Na de correctie van het buitensporig tekort in 2011 wordt met de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie beoogd tegen het einde van de programmaperiode een begrotingssituatie tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is, zowel wat het structurele als wat het nominale begrotingssaldo betreft. De middellangetermijndoelstelling (MTD) voor het structurele saldo is licht gewijzigd van een tekort van 0,6 % van het bbp tot een tekort van 0,5 % van het bbp. Met de nieuwe MTD worden de vereisten van het stabiliteits- en groeipact afdoende in acht genomen. Uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (6), is Bulgarije van plan de MTD in de loop van de convergentieprogrammaperiode te bereiken.

In de periode 2012-2014 zou de stijging van de overheidsuitgaven — rekening houdend met de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde — onder de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact blijven, doch zij zou deze in 2015 overschrijden. Aan geplande begrotingsconsolidatie is een aantal risico’s verbonden als gevolg van i) lagere ontvangsten gezien het optimistische macro-economische scenario en het onderliggend groeipatroon van de economie dat minder belastinginkomsten genereert en ii) een inefficiënt werkende overheid, in het bijzonder op het vlak van achterstallen in de gezondheidszorg, die tot een aanzienlijke druk op de uitgaven kan leiden. De schuldquote bedraagt minder dan 60 % van het bbp; volgens het convergentieprogramma zal zij in 2012 een piek bereiken van bijna 20 % van het bbp, waarna zij gedurende de programmaperiode weer zal afnemen. Er is een ruime marge voor verbetering op het vlak van de naleving van de belastingwetgeving; door op dit terrein vooruitgang te boeken zou Bulgarije hogere groeibevorderende uitgaven kunnen ondersteunen. In het kader van de wijziging van de organieke begrotingswet is bepaald dat het begrotingstekort onder de drempel van 2 % moet blijven en de overheidsuitgaven 40 % van het bbp niet mogen overschrijden, waardoor het bindend karakter van het begrotingskader is versterkt en de voorspelbaarheid van de budgettaire planning is verbeterd. Er blijven evenwel problemen bestaan met betrekking tot de verdere verbetering van de inhoud van het begrotingskader op middellangetermijn en de versterking van de verslaglegging op transactiebasis, onder meer door het verbeteren van de kwaliteit en punctualiteit van de verslaglegging door overheidsondernemingen en subnationale overheden.

(12)

De Bulgaarse regering heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met betrekking tot sommige pensioenhervormingsmaatregelen, zoals maatregelen die betrekking hebben op de pensioengerechtigde leeftijd voor zowel mannen als vrouwen en op de diensttijd van leger- en politiepersoneel. De aanpak van de tekortkomingen met betrekking tot de adequaatheid van het pensioenstelsel blijft een belangrijke opgave op middellange termijn. De wijzigingen omvatten geen stappen om de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd voor mannen en vrouwen gelijk te schakelen. De maatregelen slagen er ook niet in de vervroegde- uittredingsmogelijkheden voor werknemers doeltreffend te beperken. Een belangrijk vraagstuk blijft de opname van mensen die geen bijdrage betalen alsook de striktere controle op en criteria voor de toewijzing van invaliditeitspensioenen.

(13)

Bulgarije heeft het hoogste percentage mensen dat het risico loopt op ernstige materiële deprivatie in de Unie, waarbij ouderen en kinderen in het bijzonder worden getroffen. Er zijn allesomvattende maatregelen nodig. In eerste instantie moet gezorgd worden voor doeltreffender sociale overdrachten. Slechts de helft van de Roma-beroepsbevolking heeft werk. In de onlangs vastgestelde nationale strategie voor de integratie van de Roma worden talrijke belemmeringen aangepakt, maar de strategie kan in de periode 2012-2020 slechts worden uitgevoerd, indien zij ondersteund wordt door een gedetailleerd actieplan.

(14)

De crisis heeft de laaggeschoolde werknemers (die het merendeel van de werklozen uitmaken) bijzonder hard getroffen en heeft geleid tot een significante toename van de jeugdwerkloosheid. Bovendien is de langdurige werkloosheid sinds 2009 aanzienlijk sneller gestegen dan in de rest van de Unie, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is van de steeds slechtere aansluiting van vraag en aanbod, zowel op het gebied van vaardigheden als in geografisch opzicht, omdat vooral laaggeschoolden met banenverlies werden geconfronteerd. Het stelsel waarbij minimumdrempels worden vastgesteld voor socialezekerheidsbijdragen moet worden herzien om het zwartwerk terug te dringen en ervoor te zorgen dat laaggeschoolden niet uit de arbeidsmarkt worden geprijsd. De maatregelen die de regering heeft genomen om de loonkosten in de overheidssector in de periode 2010-2012 te bevriezen, waren een relevante en adequate reactie, die ook heeft bijgedragen tot een betere afstemming van de arbeidskosten op de productiviteitsniveaus. Er is een nationaal initiatief opgestart om de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt grondig aan te pakken. De kwaliteit van de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening is nog steeds vrij laag; het personeel en in het bijzonder de „Roma-bemiddelaars” moeten beter worden opgeleid. Er moeten verdere maatregelen worden genomen met het oog op een betere dienstverlening op het gebied van activering, hulp bij het vinden van een baan, afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, herscholing en individuele begeleiding van laaggeschoolden.

(15)

Bulgarije heeft het grootste aantal leerlingen in de Unie dat slecht presteert op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen (volgens het Programme for international student assessment van de OESO („PISA”) 2009), hetgeen erop wijst dat het aanbieden van kwaliteitsonderwijs met aanzienlijke structurele problemen kampt. De zwakke onderwijsresultaten houden verband met de beperkte toegang tot onderwijs van kansarme groepen, in het bijzonder van de Roma-bevolking, de onvoldoende autonomie van scholen, het gebrek aan stimulansen voor betere prestaties, een slecht nationaal beoordelingssysteem en een ontoereikende verantwoordingsplicht. In het hoger onderwijs blijft de vooruitgang heel beperkt, hoewel recentelijk enkele veelbelovende inspanningen zijn geleverd. De geplande wijzigingen in de Wet op het Hoger Onderwijs moeten als een topprioriteit voor groei ten uitvoer worden gelegd en vergezeld gaan van een adequaat bestuur, investeringen en politieke vastberadenheid.

(16)

In onderzoek en innovatie (O&I) wordt in Bulgarije weinig geïnvesteerd. De investeringen in O&I moeten worden verhoogd opdat zij in 2020 het nationale streefcijfer van 1,5 % van het bbp bereiken en er moet een passende innovatiestrategie worden opgesteld. Het beheer van O&I in Bulgarije is versnipperd. Bulgarije moet zijn universiteiten versterken en een strategie ontwikkelen om instellingen voor hoger onderwijs te betrekken bij innovatieactiviteiten. Structuren om de samenwerking tussen universiteiten en de particuliere sector te bevorderen, moeten verder worden ontwikkeld en financiële middelen moeten op grond van verdienste en op een concurrerende en transparante wijze worden toegewezen. De mogelijkheden blijven beperkt voor startende bedrijven en innoverende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die financiering behoeven. Met de uitvoering van financiële instrumenten en garanties van de overheid voor jonge en innoverende ondernemingen is pas onlangs een aanvang gemaakt en de effecten daarvan moeten worden afgewacht.

(17)

Momenteel heeft Bulgarije een ontoereikende administratieve capaciteit om projecten op het vlak van wegen-, spoor-, en waterinfrastructuur te beheren en op te volgen. De administratieve hervorming is grotendeels toegespitst op een inkrimping van het overheidspersoneel, waarbij de inspanningen om andere oorzaken van inefficiëntie weg te nemen, beperkt zijn gebleven. Hoewel er in de voorbije twee jaar gestage vooruitgang is geboekt, blijft de benutting van de structuurfondsen van de EU laag. De belangrijkste redenen zijn de complexe administratieve procedures en de moeilijkheden die ondernemingen ondervinden bij het verkrijgen van medefinanciering. Daarnaast blijven er belangrijke uitdagingen bestaan met betrekking tot de verdere verbetering van het ondernemingsklimaat en de regelgeving en om vooruitgang te boeken bij het verhogen van de administratieve capaciteit van de overheidsdiensten. De invoering van e-overheidsdiensten is herhaaldelijk uitgesteld. Het belastingstelsel in Bulgarije wordt gekenmerkt door aanzienlijke belastingfraude en geringe administratieve efficiëntie. De administratieve kosten voor belastinginning zijn hoog, net als de tijdskosten voor de ondernemingen in verband met de betaling van belastingen.

(18)

De nieuwe wetgeving inzake overheidsopdrachten is een belangrijke stap op weg naar een beter systeem voor het toezicht op en de preventie en bestraffing van onregelmatigheden. Deze inspanningen moeten op twee punten worden aangevuld: i) de geplande sancties moeten daadwerkelijk worden toegepast en ii) aan het bureau voor overheidsopdrachten moeten ambtshalve bevoegdheden worden toegekend.

(19)

Ondanks de in gang gezette hervormingen handhaaft Bulgarije nog steeds enkele toegangsbeperkingen tot netwerksectoren, zoals spoorvervoer, telecommunicatie en energie. De werking van de energiemarkten op zowel groot- als kleinhandelsniveau blijft problematisch. Specifieke probleemgebieden waar vooruitgang moet worden geboekt, zijn onder meer het ontbreken van elektriciteits- en gasbeurzen, een functionerende balanceringsmarkt alsook gereguleerde prijzen voor consumenten. Voorts moet Bulgarije zorgen voor een onafhankelijke regelgeving voor het transmissiesysteem. Bulgarije is in hoge mate afhankelijk van één enkele energieroute en zijn binnenlandse energiemarkt werkt gebrekkig, waardoor het land blootgesteld is aan risico’s van aanzienlijke verstoringen van de toelevering. De bestaande maatregelen voor het aanpakken van de energieafhankelijkheid moeten worden verbeterd. Tot nu toe is er te geringe vooruitgang geboekt bij de bouw van nieuwe gasinfrastructuur. Hoewel sommige wenselijke hervormingen zijn goedgekeurd en het aandeel van de hernieuwbare energie in 2011 is gestegen, blijft de tenuitvoerlegging ontoereikend als gevolg van aanbestedingen, de beïnvloeding van het overheidsbeleid door particuliere belangen en een gebrekkig beheer van energiebedrijven in overheidshanden.

(20)

Bulgarije heeft in het kader van het Euro Plus-pact een aantal toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, de bevordering van de werkgelegenheid, het aanzwengelen van het concurrentievermogen van de overheidssector en de versterking van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(21)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Bulgarije verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Bulgarije, maar ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Bulgarije onderzocht. Zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(23)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in aanbeveling 3 en 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Bulgarije in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Ervoor te zorgen dat het gezonde begrotingsbeleid wordt voortgezet om in 2012 de MTD te bereiken. Met het oog hierop de begrotingsstrategie zoals gepland ten uitvoer te leggen, waarbij de uitgavenbenchmark in acht wordt genomen, en klaar te staan om aanvullende maatregelen te nemen als er zich risico’s voor het begrotingsscenario voordoen. De inspanningen op te voeren om de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren, in het bijzonder op vlak van onderwijs en gezondheidszorg, en een breed opgezette belastingnalevingsstrategie ten uitvoer te leggen om de belastinginning verder te verbeteren en de schaduweconomie aan te pakken. De inhoud van het begrotingskader voor de middellange termijn en de kwaliteit van het rapportagesysteem verder te verbeteren.

2.

Bijkomende maatregelen te nemen om de risico’s voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel te verminderen en de adequaatheid ervan te verbeteren door de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen met bijdragen voor een volledige loopbaan gelijk te schakelen. Striktere criteria en controles in te voeren voor de toewijzing van invaliditeitspensioenen.

3.

De uitvoering te versnellen van het nationale jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Ervoor te zorgen dat de minimumdrempels voor socialezekerheidsbijdragen reguliere arbeid niet ontmoedigen. De inspanningen op te voeren om de prestaties van de overheidsdienst voor arbeidsvoorziening te verbeteren. Om de armoede terug te dringen, verbeteringen tot stand te brengen op het vlak van de doeltreffendheid van de sociale overdrachten en de toegang tot sociale diensten van goede kwaliteit voor kinderen en bejaarden, en de nationale integratiestrategie voor de Roma uit te voeren.

4.

De hervorming te bespoedigen van zowel de wetgeving met betrekking tot scholen en het hoger onderwijs als de begeleidende maatregelen door de aandacht toe te spitsen op de modernisering van de leerplannen, de verbetering van de lerarenopleiding en de daadwerkelijke toegang tot het onderwijs voor kansarme groepen. De toegang tot financiering te verbeteren voor startende bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen, in het bijzonder die met innoverende activiteiten.

5.

De inspanningen op te voeren om de administratieve capaciteit en hervormingen te versterken door het terugdringen van de bureaucratie en de kosten voor naleving van de belastingwetgeving en belastinginning, en door een betere benutting van EU-middelen, in het bijzonder op het vlak van weg- en spoorvervoer en waterbeheer. De kwaliteit en de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat te verbeteren en de invoering van e-overheidsdiensten te versnellen. De capaciteit van de overheidsadministratie in cruciale transportsectoren te verhogen en de regelgevende instanties te versterken.

6.

Ervoor te zorgen dat de wetgeving inzake overheidsopdrachten correct wordt uitgevoerd. De inspanningen ter voorkoming van onregelmatigheden te versterken en de sancties in het kader van de wetgeving inzake overheidsopdrachten en die welke voorzien zijn in de wet op belangenverstrengeling daadwerkelijk toe te passen.

7.

Maatregelen te nemen om belemmeringen voor markttoegang, gegarandeerde winstregelingen en prijscontrolemechanismen af te schaffen. De onafhankelijkheid te waarborgen van transmissie- en distributienetbeheerders, de marktstructuur te voltooien, in het bijzonder voor energiebeurzen en balanceringsmarkten. De elektriciteits- en gasverbindingen te verbeteren, de energie-efficiëntie te stimuleren en de capaciteit om verstoringen te verhelpen, te versterken.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 209 van 15.7.2011, blz. 5.

(5)  Het daaruit voortvloeiende Besluit 2012/370/EU van de Raad is op 22 juni 2012 vastgesteld (PB L 179 van 11.7.2012, blz. 19).

(6)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie, volgens de algemeen aanvaarde methode.

(7)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/13


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Cyprus, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2012-2015

2012/C 219/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Cyprus vastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2011-2014 uitgebracht („aanbeveling van de Raad voor 2011”).

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Cyprus genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er verder moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s.

(9)

Cyprus heeft op 7 mei 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en op 10 mei 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Cyprus met macro-economische onevenwichtigheden kampt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Cyprus sprake is van een interne onevenwichtigheid, veroorzaakt door de banksector en de schuldenlast van het bedrijfsleven, en van een externe en interne onevenwichtigheid in de fiscale dynamiek en het concurrentievermogen, die evenwel niet buitensporig zijn.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aan de optimistische kant lijkt wat betreft de periode 2012-2014. Hoewel de groeiprognoses aanzienlijk naar beneden zijn bijgesteld, is het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario onderhevig aan neerwaartse risico’s, vooral in verband met de ontwikkeling van de binnenlandse vraag in 2012-2013. Met de begrotingsstrategie die in het stabiliteitsprogramma is uitgestippeld, wordt beoogd om het buitensporige tekort in 2012 te corrigeren, om de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in 2014 te halen en om deze vast te houden in 2015. In het stabiliteitsprogramma wordt de vorige middellangetermijndoelstelling bevestigd, die een structureel begrotingsevenwicht inhield. Hierdoor worden de vereisten van het stabiliteits- en groeipact adequaat weerspiegeld. De geplande correctie van het buitensporige tekort valt binnen de termijn die is vastgelegd in de aanbeveling van 13 juli 2010 van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Uitgaand van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) is de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 1,5 % van het bbp voor de periode 2011-2012 gelijk aan de inspanning die de Raad aanbeveelt. De beoogde voortgang in de richting van de middellangetermijndoelstelling in 2013 is zowel volgens de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie als volgens het stabiliteitsprogramma voldoende, aangezien deze hoger ligt dan de benchmark van 0,5 % van het bbp die in het stabiliteits- en groeipact is vastgelegd.

Het groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, komt overeen met de uitgavenbenchmark in het groei- en stabiliteitspact voor 2013-2014, maar niet voor 2015. Aan de begrotingsdoelstellingen van het stabiliteitsprogramma zijn risico’s verbonden als gevolg van het feit dat het macro-economische scenario voor 2012-2014 aan de optimistische kant lijkt en de geplande consolidatie-inspanning voor 2013 gedeeltelijk berust op maatregelen die niet nauwkeurig zijn omschreven. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de schuldquote, die in 2011 71,6 % bedroeg, in 2012 stijgen naar 72,1 % en vervolgens dalen tot 65,4 % in 2015. Wat betreft de schuldreductiebenchmark uit het stabiliteits- en groeipact is de periode 2013-2015 voor Cyprus een overgangsperiode; op basis van de plannen die in het stabiliteitsprogramma zijn vermeld, zal er voldoende voortgang worden gemaakt om de schuldreductiebenchmark te halen. Aan deze prognose zijn echter risico’s verbonden als gevolg van eventuele reddingsoperaties voor financiële instellingen.

(11)

De doeltreffendheid van de belastingadministratie moet aanzienlijk worden verbeterd, want de administratiekosten zijn zeer hoog in verhouding tot de belastinginkomsten. De belastinginning is betrekkelijk laag. Met name de uitgaven voor de belastingadministratie als aandeel van het bbp en de administratiekosten in verhouding tot de nettobelastinginkomsten zijn hoog en vertonen een stijgende lijn. Er dienen maatregelen te worden genomen om informele activiteiten en zwartwerk terug te dringen en belastingontduiking aan te pakken. Bovendien dienen de initiatieven om de belastinginning doeltreffender te maken, te worden versterkt.

(12)

De bankinstellingen van Cyprus zijn in hoge mate afhankelijk van de Griekse economie; als gevolg daarvan hebben de gerealiseerde vermogenswaarden, de winstgevendheid en de kapitaal- en liquiditeitsbuffers van de banken te lijden gehad onder de herstructurering van de Griekse overheidsschuld en onder het stijgende aantal niet-presterende leningen dat is verstrekt aan Griekse leners. De totale blootstelling van de geconsolideerde Cypriotische banksector aan Griekenland is zeer groot. Het parlement heeft op 14 december 2011 twee wetsvoorstellen aangenomen die ervoor moeten zorgen dat het financiële systeem beter bestand is tegen bankcrisissen. Er is echter onvoldoende vooruitgang geboekt bij het verscherpen van het toezicht op de coöperatieve kredietinstellingen, die ongeveer 40 % van alle binnenlandse deposito’s in handen hebben.

(13)

Cyprus staat voor uitdagingen bij het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, met name op het gebied van pensioenen. Cyprus heeft twee belangrijke structurele maatregelen genomen om het pensioenstelsel te hervormen. Hoewel deze maatregelen relevant en geloofwaardig zijn, gaat de reactie van Cyprus niet ver genoeg om de betaalbaarheid en toereikendheid van het pensioenstelsel te garanderen en om het systeem op langere termijn rechtvaardiger te maken. Er moeten nog maatregelen worden genomen om de inzetbaarheid van werknemers in het bedrijfsleven op peil te houden en de effectieve pensioenleeftijd op te trekken. Cyprus heeft het hoge armoederisicopercentage voor ouderen slechts ten dele aangepakt. De genomen maatregelen zijn niet voldoende om op korte termijn te zorgen voor een toereikend inkomen voor gepensioneerden die worden bedreigd door armoede.

(14)

De ongelijkheid en inefficiënte praktijken in de gezondheidszorg zijn niet op een zinvolle manier aangepakt. Ondanks aanbeveling 3 van de aanbeveling van de Raad voor 2011, is er nog geen duidelijk tijdschema gepresenteerd voor het aanpakken van het nationaal stelsel van gezondheidszorg. Dit levert risico’s op voor de beheersbaarheid en houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, en voor de kwaliteit van de gezondheidszorg die wordt verstrekt.

(15)

De regering van Cyprus heeft een aantal stappen genomen om te voldoen aan de aanbeveling uit 2011 over loonindexering (duurtetoeslag), met name door de salarissen in de openbare sector in ruime zin voor twee jaar te bevriezen. De overheid en de sociale partners zijn ook overeengekomen voor eind juni 2012 met elkaar een dialoog aan te gaan over het systeem van duurtetoeslag. Het systeem dient, in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijk, grondig te worden hervormd, teneinde het verband tussen de reële lonen en de ontwikkelingen op het gebied van productiviteit te versterken en het systeem rechtvaardiger te maken. Dit zou niet alleen een gunstige invloed hebben op het concurrentievermogen van Cyprus, maar het zou ook leiden tot een efficiëntere verdeling van de arbeid. Deze ontwikkelingen zijn een stap in de goede richting, maar de relevantie en geloofwaardigheid ervan hangen volledig af van de mate waarin de resultaten van het huidige sociale overleg over de hervorming van het loonindexeringssysteem blijk geven van ambitie, en de mate waarin die resultaten daadwerkelijk worden omgezet.

(16)

De verslechtering van de macro-economische vooruitzichten heeft een negatieve invloed op de arbeidsmarkt in Cyprus gehad: de werkloosheid is gestegen, de jeugdwerkloosheid is zelfs sterk toegenomen. Cyprus heeft een aantal nuttige stappen ondernomen om dit probleem aan te pakken. Deze maatregelen zijn wel relevant, maar gaan niet ver genoeg, vooral wat betreft het onderwijs en de beroepsopleidingen; de uitvoering hiervan dient te worden bespoedigd. Er zijn extra inspanningen nodig om de jeugdwerkloosheid aan te pakken en om de om- en bijscholing van de beroepsbevolking te bevorderen, zodat die voorbereid is op vereiste wijzigingen op de arbeidsmarkt; de maatregelen dienen met name te worden gericht op groepen die weinig deelnemen aan een leven lang leren, zoals laaggeschoolden en oudere werknemers.

(17)

Met betrekking tot de dienstensector heeft Cyprus Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (6) (de „dienstenrichtlijn”) omgezet door middel van een horizontale wet en een aantal sectorspecifieke wetswijzigingen en voorschriften. Voor een aantal sectoren (bijvoorbeeld detailhandel, toerisme en bouw) is er echter nog geen sectorspecifieke wetgeving vastgesteld. Hoewel Cyprus met betrekking tot de reglementering van professionele diensten gunstig gerangschikt staat ten opzichte van het EU-gemiddelde en er van de 90 gereglementeerde beroepen in Cyprus slechts vier tot de zakelijke dienstverlening behoren, bestaan er voor een aantal gereglementeerde professionele diensten, bijvoorbeeld de diensten die worden aangeboden door advocaten en architecten, nog steeds vaste tarieven of minimumtarieven.

(18)

Op basis van de analyse in het diepgaande onderzoek kan worden geconcludeerd dat Cyprus met onevenwichtigheden kampt. Met name de macro-economische ontwikkelingen van de lopende rekening, de overheidsfinanciën en de financiële sector vereisen nauwlettend toezicht en dringende aandacht voor het economische beleid, om eventuele nadelige gevolgen voor het functioneren van de economie en de economische en monetaire unie af te wenden. In het bijzonder heeft de economie van Cyprus voortdurende en aanzienlijke tekorten op de lopende rekening; dit heeft een aantal redenen: tekorten op de handelsbalans als gevolg van een geleidelijke daling van het vermogen om op prijs en kosten te concurreren; onevenwichtigheden van de overheidsfinanciën die zijn omgeslagen naar jaarlijkse tekorten die zelfs groter zijn geworden toen de economie van de recessie herstelde, en de toenemende schuldenlast van de particuliere sector. Vooral niet-financiële vennootschappen zijn zeer kwetsbaar als gevolg van hun omvangrijke schuldenlast en hun lage winstgevendheid; hierdoor zijn er in deze sector steeds meer niet-presterende leningen. De grote blootstelling van de banksector aan Griekse staatsobligaties en de Griekse economie houdt ook grote risico’s in. De betrekkelijk langzame afbouw van onevenwichtigheden wordt bovendien belemmerd door de zwakke groeiverwachtingen.

(19)

Cyprus heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, het verhogen van de arbeidsparticipatie, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële houdbaarheid. De Commissie heeft onderzocht in hoeverre de in het kader van het Euro Plus-pact zijn gedane toezeggingen zijn nagekomen. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(20)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Cyprus verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Cyprus, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(21)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2012 van Cyprus onderzocht; zijn advies daarover (7) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(22)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma van Cyprus onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbevelingen 1, 2 en 7 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Cyprus in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Aanvullende maatregelen te nemen om een duurzame correctie van het buitensporige tekort in 2012 te bewerkstelligen. De begrotingsstrategie voor 2013 en de jaren daarna strikt uit te voeren, met gebruikmaking van nauwkeurig omschreven maatregelen, om te waarborgen dat de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in 2014 wordt bereikt, de uitgavenbenchmark wordt gehaald en er voldoende voortgang wordt gemaakt om de schuldreductiebenchmark te halen. De geleidelijke invoering van een afdwingbaar meerjarig budgettair kader met een bindende wettelijke grondslag en corrigerende mechanismen te versnellen. Maatregelen te nemen om de uitgaven goed in de hand te houden en de programma- en prestatiegerichte budgettering zo snel mogelijk in te voeren. Naleving van de belastingwetgeving te verbeteren en belastingontduiking aan te pakken.

2.

Het toezichts- en het regelgevingskader voor de coöperatieve kredietinstellingen verder te harmoniseren met de normen die voor de commerciële banken gelden. De regelgeving voor de efficiënte herkapitalisatie van de financiële instellingen te versterken om de gevoeligheid van de financiële sector voor schokken van buitenaf te beperken.

3.

De houdbaarheid en toereikendheid van het pensioenstelsel op lange termijn verder te verbeteren en het hoge armoederisicopercentage voor ouderen aan te pakken. De effectieve pensioenleeftijd te verhogen, mede door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de toename van de levensverwachting.

4.

Op basis van een stappenplan onverwijld het nationaal stelsel van gezondheidszorg volledig op te zetten en uit te voeren, en daarbij te zorgen voor financiële houdbaarheid en basisdekking.

5.

De vaardigheden van de werknemers te verbeteren om ervoor te zorgen dat hun beroepsmobiliteit toeneemt zodat zij kunnen worden tewerkgesteld in sectoren met een sterke groei en een hoge meerwaarde. Verdere maatregelen te nemen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, met de nadruk op stages bij bedrijven en het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap. Adequate beleidsmaatregelen te nemen om de vraag op de arbeidsmarkt te verbeteren om bedrijfsinnovatie te bevorderen.

6.

Ongerechtvaardigde obstakels op dienstenmarkten weg te nemen, met name door de uitvoering van de dienstenrichtlijn in sectoren met het grootste groeipotentieel (met inbegrip van toerisme) en de verlening van professionele diensten open te stellen.

7.

Het concurrentievermogen te verhogen, onder andere door het loonindexeringssysteem in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijk te hervormen, om ervoor te zorgen dat de productiviteitsontwikkelingen beter worden weerspiegeld. Maatregelen te nemen om de structuur van de economie te diversifiëren. De begroting in evenwicht te brengen door de uitgaven te beperken.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 210 van 16.7.2011, blz. 12.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(7)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/17


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Tsjechië, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2012-2015

2012/C 219/05

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) vastgesteld over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Tsjechië en heeft hij zijn advies uitgebracht over het geactualiseerde convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2011-2014.

(4)

Op 23 november 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Tsjechië niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzocht in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités zijn opvattingen kenbaar te maken over de acties die worden aanbevolen in de beleidscyclus van Europa 2020. Die opvattingen maken deel uit van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak van een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, de bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en de modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 25 april 2012 heeft Tsjechië zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 ingediend en op 13 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma 2012. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s tezelfder tijd geëvalueerd.

(9)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk lijkt. In het convergentieprogramma wordt ervan uitgegaan dat de bbp-groei zal uitkomen op 0,2 % en 1,3 % in respectievelijk 2012 en 2013, ten opzichte van 0 % en 1,5 % in respectievelijk 2012 en 2013 in de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie. Met de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd in 2016 een begrotingsevenwicht te bewerkstelligen. De tekortdoelstelling voor 2013 van 2,9 % van het bbp strookt met de in de aanbevelingen van de Raad van 2 december 2009 vastgestelde termijn voor het corrigeren van het buitensporig tekort. De gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 0,9 % van het bbp in de periode 2010-2013, waarbij is uitgegaan van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5), is iets lager dan de door de Raad aanbevolen inspanning van 1 %. Het convergentieprogramma bevestigt de eerdere budgettaire middellangetermijndoelstelling (MTD) van een in 2015 te bereiken structureel tekort van 1 % van het bbp, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze in acht worden genomen. Afgaande op het (herberekende) structurele begrotingssaldo bedraagt de vooruitgang richting de MTD in 2014 en 2015 respectievelijk 0,8 % en 0,7 % van het bbp en is het groeipercentage van de overheidsuitgaven in overeenstemming met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact.

De begrotingsprognoses van het convergentieprogramma zijn aan verscheidene risico’s onderhevig. De wet inzake financiële compensatie voor kerken, die momenteel in het parlement wordt besproken, zou in het jaar van zijn inwerkingtreding resulteren in een eenmalige toename van het begrotingstekort met 1,5 % van het bbp. Meer in het algemeen houden de aard en de omvang van de beoogde consolidatiemaatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde een aanzienlijk risico in voor de houdbaarheid van de begrotingsaanpassing na de programmaperiode. Tot nu toe is de begrotingsaanpassing grotendeels gebaseerd op besparingen over de hele linie, waarmee ook groeibevorderende uitgaven worden getroffen. In de periode 2013-2015 zijn extra besparingen in de uitgaven voor de overheidsdiensten gepland ten belope van bijna 1 % van het bbp, waarvan de details in het programma evenwel niet voldoende gespecificeerd worden. Ten slotte zijn de meeste geplande maatregelen aan de ontvangstenzijde tijdelijke maatregelen, die in 2015 zullen aflopen. Volgens het convergentieprogramma bereikt de schuldquote in 2013 een piek van 45,1 % om vervolgens af te nemen, grotendeels wegens de voorspelde aanhoudende verbetering van het primaire saldo.

(10)

In 2011 hebben de Tsjechische autoriteiten ermee ingestemd het verlaagd btw-tarief en de accijnzen op tabak te verhogen; voorts hebben zij een ingrijpende hervorming van de belasting op arbeid goedgekeurd, die in 2014 in werking zou moeten treden. In april 2012 is op regeringsniveau overeenstemming bereikt over verdere wijzigingen van het belastingsstelsel. Een aantal wijzigingen hebben betrekking op de milieu- en de onroerendezaakbelasting, die momenteel onder het EU-gemiddelde liggen. Het voorgestelde tijdelijke karakter van sommige maatregelen voor de belasting op arbeid kan extra nalevingskosten en een geringere voorspelbaarheid voor de belastingbetalers met zich brengen. Voorts zouden de nieuwe voorstellen slechts ten dele soelaas brengen voor de kwestie van de effectieve lage belastingdruk voor zelfstandigen ten opzichte van werknemers die het gevolg is van het feit dat op grote schaal gebruik wordt gemaakt van forfaitaire bedragen en aftrekbare bedragen. Ten slotte heeft de regering fraudebestrijdingsmaatregelen genomen op het vlak van de btw en de brandstofbelastingen en heeft zij de eerste stappen gezet met het oog op de invoering van één enkel inningspunt. De naleving van de belastingwetgeving blijft evenwel nog steeds een probleem en het huidig stelsel voor het innen van de belastingen is niet gebaseerd op een goed samenhangende en breed opgezette belastingnalevingsstrategie.

(11)

De regering is het eens geworden over een hervorming van het pensioenstelsel die ten dele is uitgevoerd en tot doel heeft de begroting weer houdbaar te maken en de pensioenspaargelden te verhogen. Wegens de geleidelijke stijging van de pensioenuitgaven, die naar verwacht vanaf 2030 zal versnellen, zijn de verwachte budgettaire onevenwichtigheden in het pensioenstelsel nog steeds relatief hoog ten opzichte van het EU-gemiddelde. De hervorming versterkt de koppeling tussen de wettelijke pensioenleeftijd en de levensverwachting, maar voorziet niet in een mechanisme dat een tijdige reactie op toekomstige ontwikkelingen garandeert. De capaciteit van de nieuw opgerichte pijler om in de toekomst bij te dragen tot hogere gemiddelde pensioenen hangt af van de participatiegraad van de werknemers, en in het bijzonder jongere werknemers, en het verwachte rendement op lange termijn. Er werden evenwel geen maatregelen aangekondigd om de effectieve deelname aan deze pijler te bevorderen. Meer voorlichting voor potentiële spaarders is aangewezen. Daarnaast vormt de door de regering, met de instemming van de sociale partners, beoogde nieuwe regeling voor vervroegde uittreding een aanzienlijk risico voor de geloofwaardigheid en de opzet van de hervormingen om zowel een daadwerkelijke verhoging van de pensioenleeftijd als toereikende pensioenen tot stand te brengen.

(12)

Het totale werkloosheidspercentage ligt onder het EU-gemiddelde, maar vrouwen met kinderen en andere kwetsbare groepen ondervinden moeilijkheden om ten volle te kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Voor een snellere terugkeer op de arbeidsmarkt na afloop van het ouderschapsverlof, waarbij het verlies aan vaardigheden wordt voorkomen, moet gezorgd worden voor een groter aanbod van voorzieningen voor kinderopvang, in het bijzonder voor kinderen jonger dan drie jaar. In dit verband heeft de regering de technische voorschriften versoepeld voor het oprichten van bedrijfscrèches en is zij voornemens het gebruik van particuliere kinderopvang aan te moedigen met fiscale prikkels, waarmee de aanbevelingen gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd. Aangezien het percentage kinderen onder de drie jaar waarvoor van officiële opvangregelingen gebruik wordt gemaakt, slechts 3 % bedraagt (ten opzichte van 24 % in de EU-27 (cijfers 2009)) zijn verdere maatregelen noodzakelijk om de arbeidsmarktparticipatie van ouders met jonge kinderen te verhogen.

(13)

Er zijn verscheidene maatregelen genomen om de prestaties van de overheidsdienst voor arbeidsvoorziening te verbeteren. Regionale arbeidsbureaus vallen voortaan onder de verantwoordelijkheid van een nieuwe centrale dienst voor arbeidsbemiddeling en als onderdeel van een bredere hervorming van de sociale uitkeringen is de verantwoordelijkheid voor de uitbetaling van niet op een verzekeringstelsel gebaseerde sociale uitkeringen overgeheveld van de gemeenten naar de arbeidsbureaus. Door de hieruit voortvloeiende toename van de werklast zal het personeel van de overheidsdienst voor arbeidsvoorziening evenwel nog meer onder druk komen te staan, terwijl het personeelsbestand van deze dienst in 2011 reeds met 12 % is ingekrompen. Om te zorgen voor een betere arbeidsbemiddeling is werk gemaakt van de uitbesteding van diensten voor arbeidsbemiddeling aan particuliere bedrijven. Een groot deel van de vergoedingen dient vooraf te worden betaald; dit zal in de toekomst opnieuw moeten worden bekeken om ervoor te zorgen dat de betalingen in verhouding staan tot de arbeidsmarktresultaten. Er zijn meer inspanningen nodig om te zorgen voor een betere kwaliteit en effectiviteit van opleiding, hulp bij het vinden van een baan en gepersonaliseerde dienstverlening. Er moet worden gezorgd voor de noodzakelijke middelen en stimulansen. Een rendementsbeoordeling moet worden ingevoerd om doelgerichter te kunnen werken, waarbij acties en de financiering van activeringsprogramma’s aan bereikte resultaten moeten worden gekoppeld.

(14)

Op het vlak van de efficiënte werking van de overheidsdiensten kan nog heel wat verbeterd worden, ondanks de verbeteringen die recentelijk op sommige terreinen tot stand zijn gekomen, zoals e-overheidsdiensten en de verlichting van de administratieve lasten voor bedrijven. Momenteel wordt de anticorruptiestrategie 2011-2012 uitgevoerd; er wordt gewerkt aan een nieuwe strategie voor de periode na 2012, die in de loop van het jaar zal worden aangenomen. De belangrijkste verwezenlijking van de huidige strategie is de goedkeuring van de nieuwe wet inzake overheidsopdrachten, die sedert april 2012 van kracht is. Een correcte handhaving en uitvoering zullen evenwel cruciaal zijn voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van de wet. Het vraagstuk van het anonieme aandelenbezit is momenteel nog niet aangepakt. Er wordt momenteel nog gewerkt aan de ambtenarenwet die evenwel onverwijld moet worden vastgesteld om aan de overheidsdiensten de noodzakelijke stabiliteit te verlenen. Voorts worden de problemen in verband met de besteding van de EU-fondsen in aanzienlijke mate veroorzaakt door onregelmatigheden bij overheidsopdrachten en de niet optimale werking van de beheer- en controlesystemen bij de overheidsdiensten.

(15)

De Tsjechische economie moet gebruikmaken van factoren die de overgang naar groei bevorderen op basis van innovatie, een hogere toegevoegde waarde en menselijk kapitaal omdat de mogelijkheden voor het bewerkstelligen van een verdere reële convergentie op basis van een kapitaalintensieve groei vrij beperkt lijken. Momenteel wordt een hervorming van het tertiair onderwijs voorbereid. Hoewel in het kader van de hervorming een herziening van de erkenningsprocedure is gepland, is zij onvoldoende precies met betrekking tot het kernvraagstuk van de maatstaven voor kwaliteitstoetsing; door het ontbreken van een systematische gegevensverzameling en -analyse kan de hervorming niet rekenen op steun bij de academische wereld. In het licht van de verslechterende resultaten van de Tsjechische leerlingen heeft de regering maatregelen genomen om minimale leerresultaten te waarborgen en heeft zij een begin gemaakt met een strategie van nationale computerondersteunde proeven. Deze maatregelen zijn evenwel te beperkt om de kwaliteit en rechtvaardigheid van het leerplichtonderwijs doeltreffend te verhogen.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Tsjechië verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Tsjechië, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Tsjechië in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De geplande voortgang in de richting van de tijdige correctie van het buitensporige tekort te waarborgen. Hiertoe de begroting 2012 volledig uit te voeren en de voor 2013 noodzakelijke duurzame maatregelen te specificeren om de in de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure vastgestelde jaarlijkse gemiddelde structurele aanpassing tot stand te brengen. Er daarna voor te zorgen dat de structurele aanpassingsinspanning toereikend is om voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de middellangetermijndoelstelling (MTD), wat onder meer inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald. In dit verband lineaire besparingen te vermijden, groeibevorderende uitgaven te vrijwaren en de inspanningen op te voeren om de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven te verhogen. Gebruik te maken van de beschikbare ruimte om de opbrengsten van de belastingen te verhogen die het minst nadelig voor de groei zijn. Ervoor te zorgen dat de hoge belastingdruk verschuift van arbeid naar onroerendezaak- en milieubelasting. De verschillen weg te werken in de fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen. Maatregelen te nemen voor een betere belastinginning, een inperking van de belastingontduiking en een betere naleving van de belastingwetgeving, onder meer door de invoering van één enkel inningspunt voor alle belastingen.

2.

Verdere wijzigingen aan te brengen in het stelsel van de ambtenarenpensioenen om de houdbaarheid ervan op lange termijn te garanderen. De plannen te heroverwegen die het mogelijk maken vervroegd uit de arbeidsmarkt te treden. De effectieve participatie van jonge werknemers in het beoogde kapitaaldekkingsstelsel te bevorderen om de adequaatheid van pensioenen te verbeteren.

3.

Aanvullende maatregelen te nemen om het aanbod aan betaalbare opvangfaciliteiten van goede kwaliteit voor de opvang van kinderen onder de leerplichtige leeftijd aanzienlijk te verhogen.

4.

De overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening te versterken door de kwaliteit en de effectiviteit van opleiding, arbeidsbemiddeling en geïndividualiseerde diensten, met inbegrip van uitbestede diensten, te verbeteren.

5.

De ambtenarenwet met spoed goed te keuren en uit te voeren om de stabiliteit en doeltreffendheid van de overheidsdiensten te bevorderen bij het voorkomen van onregelmatigheden. Te zorgen voor een adequate uitvoering van de nieuwe wet inzake overheidsopdrachten. De kwestie van het anonieme aandelenbezit aan te pakken. Ervoor te zorgen dat de EU-middelen correct worden besteed en de bestrijding van corruptie op te voeren.

6.

De noodzakelijke wetgeving vast te stellen voor het opzetten van een transparante en welomschreven kwaliteitstoetsing van het hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen. Te zorgen voor een houdbare financiering die gekoppeld is aan de resultaten van de kwaliteitstoetsing. In het leerplichtonderwijs een evaluatiekader in te voeren dat gericht is op de totstandkoming van verbeteringen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/328/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 212 van 19.7.2011, blz. 5.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exlusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie, volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/21


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Denemarken, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2012-2015

2012/C 219/06

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) vastgesteld over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Denemarken en heeft hij zijn advies uitgebracht over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2011-2015.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Denemarken genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak van een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, de bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en de modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 30 april 2012 heeft Denemarken zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Op basis van haar diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Denemarken van een interne en een externe onevenwichtigheid sprake is, die evenwel niet buitensporig zijn.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het scenario met een verwachte bbp-groei van 1,2 % in 2012 en 1,5 % in 2013 sluit grotendeels aan bij de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie van 1,1 % en 1,4 %. Derhalve zijn de overheidstekorten iets geringer in het convergentieprogramma (4,0 % in 2012 en 1,8 % in 2013 ten opzichte van 4,1 % en 2,0 % van het bbp in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie). Met de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie wordt beoogd tegen 2013 het buitensporig tekort te corrigeren en de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) te verwezenlijken van een structureel tekort van niet meer dan 0,5 procent van het bbp. De doelstelling van de regering is tevens om in 2020 een begroting te verwezenlijken die minstens een structureel evenwicht vertoont.

In het programma wordt de vorige MTD dus bevestigd, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact afdoende in acht worden genomen. Het geplande nominale tekort in 2013 spoort met een tijdige correctie van het buitensporige overheidstekort en uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) stemt de geplande begrotingsinspanning in 2013 overeen met de aanbeveling van de Raad die in juli 2010 in het kader van de buitensporigtekortprocedure is vastgesteld. De netto discretionaire maatregelen zoals deze in het convergentieprogramma worden gepresenteerd zullen volgens de raming een consolidatie opleveren die ruwweg met de aanbeveling in het kader van de buitensporigtekortprocedure overeenstemt. Het consolidatietraject is verder naar de toekomst verschoven dan gepland, zodat in 2013 een aanzienlijke inspanning vereist is om de noodzakelijke structurele aanpassing te bewerkstelligen. De kans dat Denemarken in 2013 de referentiewaarde in het Verdrag van 3 % van het bbp niet zal halen, is klein; volgens de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie zal het overheidstekort 2,0 % van het bbp bedragen. Naar verwacht zal Denemarken in 2013 zijn MTD bereiken. Uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo zal dit evenwel niet het geval zijn vanaf 2013, en zal de geraamde verbetering van het structurele begrotingssaldo lager uitvallen dan de door het stabiliteits- en groeipact vereiste 0,5 % van het bbp. Tegelijkertijd wordt verwacht dat het groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdend met de discretionaire maatregelen op het vlak van de ontvangsten, overeen zal stemmen met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Een deel van het begrotingstekort wordt gefinancierd door de rekening van de regering bij de Deense Nationalbank af te bouwen. Verwacht wordt dat de bruto-overheidsschuld van Denemarken zal dalen van 46,5 % van het bbp in 2011 tot 42,1 % in 2015, ruimschoots onder de 60 % van het bbp.

(11)

De toename van het arbeidsaanbod is essentieel voor Denemarken om de toekomstige welvaart en de houdbaarheid van de begroting te garanderen. In 2011 heeft Denemarken een ambitieuze hervorming afgerond van de regeling voor vrijwillig vervroegd ouderdomspensioen en heeft het de reeds geplande verhoging van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd en de koppeling met de levensverwachting vervroegd doorgevoerd. De aandacht moet nu worden gericht op de hervorming van het invaliditeitspensioen en gesubsidieerde banenplannen (het „flex-job”-systeem). De regering heeft ter zake een voorstel met hervormingen ingediend, dat onverwijld zou moeten worden uitgevoerd. De groeiende arbeidsparticipatiekloof tussen mensen met een migrantenachtergrond en de rest van de beroepsbevolking moet ook worden aangepakt.

(12)

De stijging van de arbeidsproductiviteit in Denemarken is in de loop van de voorbije decennia afgenomen, als gevolg van onder meer relatief zwakke onderwijsprestaties. Ondanks de hoge onderwijsuitgaven is de kwaliteit van het Deense schoolonderwijs — zoals gemeten door het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment) van de OESO — slechts gemiddeld. Voorts voltooien studenten doorgaans hun studies af op een hogere leeftijd dan in andere lidstaten en is het schooluitvalpercentage bij beroepsopleidingen vrij hoog. Om een antwoord te kunnen bieden op deze uitdagingen heeft de regering een aantal nieuwe maatregelen aangekondigd voor zowel het leerplichtonderwijs als het secundair onderwijs. De begroting 2012 voorziet ook in de opneming van sociale clausules in openbare aanbestedingsprocedures, en in maatregelen die ervoor moeten zorgen dat het voor particuliere ondernemingen financieel voordelig is om leerlingplaatsen aan te bieden, waardoor het aantal beschikbare plaatsen zal toenemen. De uitbreiding van het aantal beschikbare leerlingplaatsen zal ook aan de orde komen op het driepartijenoverleg en in het kader van de werkzaamheden van een interministerieel comité.

(13)

Een andere mogelijke verklaring voor de lage productiviteitsgroei is de relatief geringe mate van concurrentie in Denemarken. In 2011 is een concurrentiepakket goedgekeurd dat hoofdzakelijk toegespitst was op de bouwsector, de detailhandel, en de diensten in de gezondheidszorg en de overheidsdiensten. De openstelling van het taxiwezen en van vervoersdiensten voor concurrentie en de liberalisering van apotheken worden onderzocht met het oog op mogelijke nieuwe maatregelen. Momenteel vinden besprekingen plaats met de regionale en lokale overheden over de toename van de openbare aanbestedingsprocedures bij gemeenten en regio’s. In dit verband is een overheidscommissie recentelijk tot de conclusie gekomen dat de Deense mededingingswetgeving moet worden aangescherpt en dat de sancties bij inbreuken momenteel te laag zijn om een afschrikkend effect te hebben. Aangezien op dit terrein in het voorbije jaar slechts een beperkt aantal concrete initiatieven zijn genomen, zijn verdere maatregelen noodzakelijk om deze uitdaging naar behoren aan te pakken.

(14)

Zoals gebleken is uit de diepgaande evaluatie in het kader van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ontstaat er, hoewel de hoge brutoschuldenlast van de huishoudens tot op zekere hoogte een structureel kenmerk van de Deense economie vormt, waarbij de activa van de huishoudens aanzienlijk groter zijn dan de schulden, bezorgdheid over de grote schulden van de huishoudens doordat de ontwikkelingen op de huizenmarkt de schulden hebben opgedreven tot een niveau dat niet meer door structurele factoren als activa in huisvesting en pensioenen te verklaren is.

Voorts is de samenstelling van de hypotheekleningen sedert 2003 gewijzigd, waarbij meer aflossingsvrije hypotheekleningen en leningen met variabele rente zijn afgesloten dan leningen tegen vaste rentevoet met termijnaflossing. Bij een bepaald schuldniveau zijn huishoudens dus nu meer gevoelig voor renteverhogingen en schommelingen van de vastgoedprijzen dan tien jaar geleden het geval was. Dit brengt hogere potentiële risico’s met zich voor de financiële en economische stabiliteit. Denemarken heeft op dit punt maatregelen genomen om de zwakke punten van het hypotheekstelsel te verhelpen. Voorts onderzoekt het ministerie voor Ondernemingen en Groei momenteel de samenstelling van hypothecaire kredieten bij de huishoudens in het licht van inkomen, arbeidsmarktgeschiedenis en andere sociaaleconomische variabelen. Doel is de potentiële kwetsbaarheid van de huishoudens bij verschillende economische schokken, waaronder schommelingen van de rentetarieven, te bepalen. Er moeten evenwel ook maatregelen in overweging worden genomen om op middellange termijn procyclische ontwikkelingen op de vastgoedmarkt te voorkomen, bij voorkeur door de onroerendgoedbelasting in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke marktwaarde. De afschaffing van de bovengrens bij de jaarlijkse verhoging van de gemeentelijke grondwaardebelastingen zou toekomstige procyclische effecten kunnen voorkomen. Dergelijke maatregelen moeten geleidelijk worden ingevoerd, rekening houdend met de huidige noodzakelijke stabilisering van de huizenmarkt.

(15)

Denemarken heeft in het kader van het Euro Plus-pact een aantal toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het bevorderen van de werkgelegenheid, het vergroten van de concurrentiekracht, het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Denemarken, maar ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Denemarken onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(18)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma van Denemarken onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de aanbevelingen 3, 4 en 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Denemarken in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De uitgestippelde begrotingsstrategie uit te voeren om het buitensporige tekort tegen 2013 te verhelpen en de gemiddelde jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning te bereiken die op grond van de buitensporigtekortprocedure in de aanbevelingen van de Raad is vastgesteld. Er daarna voor te zorgen dat de structurele aanpassingsinspanning toereikend is om voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de (MTD), wat onder meer inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald.

2.

Verdere maatregelen te nemen om het arbeidsaanbod op lange termijn te verhogen door een hervorming van het invaliditeitspensioen, het sterker richten van de gesubsidieerde banenplannen (het „flex-job”-systeem) op mensen met een verminderde arbeidscapaciteit en het verhogen van de inzetbaarheid van mensen met een migrantenachtergrond.

3.

Onverwijld de aangekondigde maatregelen uit te voeren om de kostenefficiëntie van het onderwijs te verhogen, het percentage voortijdige schoolverlaters te verminderen, in het bijzonder in het beroepsonderwijs, en het aantal leerlingplaatsen uit te breiden.

4.

De inspanningen voort te zetten om de belemmeringen voor de concurrentie weg te nemen, in het bijzonder in de lokale dienstverlening, de detailhandel en de bouwsector, onder meer door een verdere openstelling voor concurrentie van de gemeentelijke en regionale overheidsopdrachten voor dienstverlening en door ervoor te zorgen dat de sancties in het mededingingsrecht voldoende afschrikkend zijn.

5.

Verdere preventieve maatregelen te overwegen om de stabiliteit van de huizenmarkt en het financiële systeem op middellange termijn te versterken, onder meer door rekening te houden met de resultaten van het lopend onderzoek van het ministerie voor Ondernemingen en Groei inzake de verdeling van activa en passiva bij de huishoudens en door een herziening van de onroerendgoedbelasting en een herziening van de gemeentelijke grondwaardebelasting.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 213 van 20.7.2011, blz. 1.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/25


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Estland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2015

2012/C 219/07

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014), en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Estland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2011-2015 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Estland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak om te streven naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. Hij verzocht de lidstaten de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad voor 2011 op te volgen en deze prioriteiten om te zetten in concrete maatregelen die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en in hun nationale hervormingsprogramma’s zullen worden opgenomen.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 26 april 2012 heeft Estland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om rekening te houden met de onderlinge verbanden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor 2012-2013, wanneer de groei van het bbp naar verwachting op een gemiddelde van 2,4 % zal uitkomen. Volgens de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie zal de groei van het bbp 3,8 % bedragen in 2013. De doelstelling van de in het programma uiteengezette begrotingsstrategie is te zorgen voor een duurzaam begrotingsbeleid, dat evenwichtige groei ondersteunt door middel van een structureel overschot, met dien verstande dat er voldoende budgettaire buffers moeten zijn en dat de belastingdruk op arbeid wordt verlicht. De strategie is er ook op gericht aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Met het programma wordt beoogd de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) — een structureel overschot vanaf 2013 — te overtreffen.

De MTD weerspiegelt adequaat de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) zal het groeitempo van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstzijde, in 2015 voldoen aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Parallel daarmee is het programma gericht op het verwezenlijken van nominale overschotten vanaf 2014. De schuldquote ligt ruim onder de 60 % van het bbp en zal volgens het programma waarschijnlijk na 2013 verder afnemen tot zo’n 10 % in 2015.

(11)

Estland heeft in 2011 een aanzienlijk begrotingsoverschot verwezenlijkt. Met een daling van 7,6 % tot ongeveer 1,6 % is de verwachte economische groei voor 2012 in de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie veel zwakker dan die voor 2011, waardoor verdere controle over de efficiëntie van de uitgaven noodzakelijk is. Estland is voornemens in 2012 een structurele begrotingsregel in te voeren die moet helpen de uitgaven onder controle te houden. Zodra de begrotingsregel is ingevoerd, moet daarnaast het bindende karakter van de meerjarige uitgavendoelstellingen worden versterkt. Estland heeft de aanbeveling van 2011 op dit gebied dus gedeeltelijk opgevolgd.

(12)

Wat de arbeidsmarkt betreft, is een aantal stappen ondernomen op het gebied van de belasting op arbeid. De prikkels om te werken kunnen echter worden verbeterd: iets moet worden gedaan aan het toenemende beroep op uitkeringen voor invaliditeit en arbeidsongeschiktheid, en werken moet lonen voor mensen met lage en hoge inkomens die werkloosheids- en ouderschapsuitkeringen ontvangen. Hoewel er veelbelovende inspanningen worden geleverd om de hoge werkloosheid terug te dringen, blijven de langdurige werkloosheid en de jeugdwerkloosheid hoog. Het armoederisico van kinderen in huishoudens zonder baan neemt daardoor toe en moet worden aangepakt met doeltreffende sociale diensten, met name gezinsdiensten. De gezinssteun zelf kan op begrotingsneutrale wijze worden verhoogd, door gerichtere toekenning van ouderschaps- en gezinsuitkeringen en door afschaffing van ondoeltreffende kindgerelateerde vrijstellingen van de inkomstenbelasting.

(13)

Gezien de huidige trend van een modal shift ten nadele van het openbaar vervoer zijn de maatregelen in het nationaal actieplan voor energie-efficiëntie nog ontoereikend. De vloot nieuwe auto’s in Estland is de meest energie-intensieve in de EU. De brandstofaccijnzen volstaan niet om een verschuiving van de consumptiepatronen teweeg te brengen. De omzetting van verscheidene energiegerelateerde EU-richtlijnen is nog niet voltooid. Estland moet zijn energiebevoorrading nog diversifiëren. De elektriciteitsinfrastructuur kan worden verbeterd doordat een toenemende hoeveelheid windenergie daarin wordt geïntegreerd.

(14)

De kwaliteit en de beschikbaarheid van het beroepsonderwijs zijn aanzienlijk verbeterd, en voor 2012-2013 zijn nog meer moderniseringsmaatregelen gepland. De overgang van algemeen onderwijs naar beroepsonderwijs moet echter worden verbeterd en een veralgemening van meer praktijkgerichte programma’s zou kunnen worden overwogen. Met de participatie aan een leven lang leren gaat het de goede kant op, maar er is te weinig aandacht voor laaggeschoolde arbeiders. Er blijven problemen bestaan met de onderlinge afstemming van leerresultaten en arbeidsmarktbehoeften. Eveneens nodig zijn een dringende hervorming van het hoger secundair onderwijs en een verdere verbetering van de verlening van onderwijsdiensten door lokale overheden. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en instellingen voor hoger onderwijs blijft zwak, terwijl het kennisintensieve deel van de particuliere sector verder moet worden ontwikkeld.

(15)

De dalende demografische trend en de behoefte aan een evenwichtige en concurrerende regionale ontwikkeling maken het op langere termijn noodzakelijk dat de lokale besturen financieel houdbaar zijn, de overheidsdienstverlening op lokaal niveau wordt verbeterd, en optimaal gebruik wordt gemaakt van de relatief versnipperde middelen. Vanwege hun kleine omvang hebben de meeste lokale overheden moeite met universele verstrekking van de noodzakelijke sociale, gezondheids-, arbeidsmarkt-, vervoers- en onderwijsdiensten.

(16)

Estland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen en de implementatie van de in 2011 gedane toezeggingen hebben betrekking op het bevorderen van de werkgelegenheid, het verhogen van het concurrentievermogen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(17)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Estland verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar ook of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een inbreng van de Unie in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(18)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Estland onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Estland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Een gezonde begrotingssituatie te handhaven door de begrotingsplannen volgens planning uit te voeren en er zo voor te zorgen dat de middellangetermijndoelstelling voor de begroting uiterlijk in 2013 wordt verwezenlijkt en de uitgavenbenchmark wordt gehaald. De geplande begrotingsregel aan te vullen met regels voor de meerjarige uitgaven met een sterker bindend karakter binnen het begrotingskader voor de middellange termijn, de efficiëntie van de overheidsuitgaven te blijven verhogen en de maatregelen ter verbetering van de belastinginning verder uit te voeren.

2.

De prikkels om te werken te verbeteren door het stelsel van sociale uitkeringen te stroomlijnen en de flexibiliteit bij de toekenning van invaliditeits-, werkloosheids- en ouderschapsuitkeringen te verhogen, doch wel voor voldoende sociale bescherming te zorgen. De sociale dienstverlening te verbeteren, met dien verstande dat de gezins- en ouderschapsuitkeringen beter worden gericht en dat verstorende kindgerelateerde vrijstellingen van de inkomstenbelasting worden afgeschaft. De arbeidsparticipatie van jonge en langdurig werklozen te verhogen.

3.

Opleiding en onderwijs beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenwerking tussen bedrijven en de academische wereld te verbeteren. Programma’s voor een leven lang leren toegankelijker te maken voor laaggeschoolde arbeiders. De toekenning van prioriteit aan en de internationalisering van onderzoeks- en innovatiesystemen te bevorderen.

4.

De energie-efficiëntie te verbeteren, met name van gebouwen en in het vervoer, en sterkere milieuprikkels met betrekking tot voertuigen en afval te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een belasting op voertuigen. Het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen te bevorderen, onder meer door betere infrastructuur en wetgeving. De ontwikkeling van grensoverschrijdende verbindingen voort te zetten, om het relatieve marktisolement te doorbreken.

5.

De houdbaarheid van de gemeentebegrotingen te verbeteren, maar tegelijk de efficiëntie van het lokale bestuur te verhogen en voor een doeltreffende dienstverlening te zorgen, met name door sterkere aansporing tot fusie of hechtere samenwerking tussen gemeenten. Daartoe strekkende hervormingsvoorstellen moeten binnen een redelijk tijdsbestek hun beslag krijgen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 213 van 20.7.2011, blz. 5.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma verstrekte informatie, aan de hand van de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/28


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2012-2015

2012/C 219/08

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014), en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Finland vastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin is Finland genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Finland heeft op 19 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd, om na te gaan of Finland door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat voor Finland sprake is van een onevenwichtigheid, maar deze is niet buitensporig.

(10)

Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Raadsverordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor de periode 2012-2013. De verwachte groei van het bbp in het programma komt overeen met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie. De prognoses voor de jaren 2014 en 2015 zijn eveneens realistisch, aangezien wordt voorzien dat de groei van het bbp aanzienlijk lager is dan vóór de crisis en lager dan in 2010-2011, de jaren van herstel.

De voornaamste budgettaire doelstelling van het stabiliteitsprogramma 2012 is het overheidstekort terug te dringen door de uitgaven te beperken en de inkomsten te verhogen. Aangezien de begroting van de centrale overheid de voornaamste oorzaak is van het overheidstekort, zal een verbetering van haar positie bevorderlijk zijn voor het begrotingsevenwicht. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD), een overschot van 0,5 % van het bbp in structurele termen, doet voldoende recht aan de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Afgaande op het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5), heeft Finland de MTD in 2011 bereikt, maar zal het er in de periode 2012-2015 enigszins van afwijken. Het groeitempo van de overheidsuitgaven is, met inachtneming van de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, met uitzondering van het jaar 2015 voor alle jaren in lijn met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. In het stabiliteitsprogramma wordt ernaar gestreefd de centrale overheidsbegroting tegen 2015 in evenwicht te hebben en vanaf 2016 een overschot te bereiken. De schuldquote is ruim onder de 60 % van het bbp; volgens het programma zal zij in 2014 met bijna 52 % van het bbp op haar hoogst zijn, waarna zij zal dalen. Wat de overheidsfinanciën betreft, bestaat er in Finland nog steeds een opvallend houdbaarheidstekort, voornamelijk door de snel verslechterende afhankelijkheidsratio als gevolg van de vergrijzing. Het houdbaarheidstekort van de overheidsfinanciën moet voortdurend in de gaten worden gehouden en de maatregelen moeten dienovereenkomstig worden aangepast. Het begrotingskader van Finland is vastgelegd in meerjarenplafonds voor de uitgaven, die momenteel echter niet van toepassing zijn op de gemeentelijke sector.

(11)

De productiviteit van de overheidsdiensten is het afgelopen decennium gedaald. De Finse autoriteiten hebben reeds verschillende hervormingen doorgevoerd om deze kwestie aan te pakken, maar de uitvoering is traag geweest, vooral op het niveau van de lokale overheid. Daarnaast loopt er een gemeentelijke hervorming op nationaal niveau, evenals een productiviteitsprogramma van de centrale overheid. Verdere productiviteitsstijgingen en kostenbesparingen kunnen worden bereikt door de concurrentie in afgeschermde sectoren van private en overheidsdiensten te bevorderen via verdere product- en arbeidsmarktderegulering.

(12)

Het afgelopen jaar heeft de regering nieuwe maatregelen genomen om de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid terug te dringen. Tot deze maatregelen behoorden een proefprogramma om langdurige werkloosheid te verminderen en de introductie van een sociale garantie voor jongeren. De voorgenomen maatregelen zijn ambitieus en relevant, maar moeten nu uitgevoerd worden en er duidelijk op gericht zijn de vaardigheidsniveaus van de doelgroepen en hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. In het licht van demografische veranderingen is het belangrijk de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, om houdbare overheidsfinanciën te garanderen en om in de toekomst aan de vraag naar arbeid te voldoen. De levensverwachting is sneller gestegen dan werd voorzien ten tijde van de pensioenhervorming in 2005, en daarom zou de huidige wettelijke pensioenleeftijd na verloop van tijd te laag kunnen zijn. De regering heeft in haar stabiliteitsprogramma toegezegd de effectieve pensioenleeftijd tegen 2025 te verhogen tot 62,4 jaar. In maart 2012 stemden de sociale partners in met verschillende maatregelen om loopbanen te verlengen. De regering heeft zich ertoe verplicht uiterlijk op 1 januari 2017 een pensioenhervorming te laten ingaan. De aandacht moet nu gericht worden op de uitvoering van de overeengekomen maatregelen op de korte termijn.

(13)

De wettelijke belemmeringen in de dienstensector in Finland werken nog altijd beperkend en de marktconcentratie is niet alleen hoog in de retailhandel, maar ook in bepaalde productiesectoren. In de levensmiddelendetailhandel heeft Finland de hoogste marktconcentratie terwijl de voedselprijzen behoren tot de hoogste van Europa. De boeten op het gebied van het mededingingsrecht zijn van oudsher laag in Finland, wat vragen oproept over hun afschrikkende werking. Er is enig beleid op het gebied van concurrentie ontwikkeld, zoals de nieuwe mededingingswet en een nieuwe wet voor het gebruik van ruimtelijke ordening en stedenbouw. De regering heeft zich er ook toe verplicht met een nieuw programma te komen dat de concurrentie bevordert. Dit dient onverwijld te gebeuren, met het oog op de verdere versterking van het mededingingskader in de product- en dienstenmarkten.

(14)

De productiviteitsgroei in Finland stagneert en Finse exportbedrijven hebben de afgelopen jaren marktaandeel verloren op buitenlandse markten. De arbeidskosten per eenheid zijn toegenomen, hoewel dit niet voor de industriesector geldt. De groei in enkele toonaangevende industrieën, met name op het gebied van elektronica en papier, lijkt een hoogtepunt te hebben bereikt en in algemene zin daalt het aandeel van de be- en verwerkende industrie in het bbp. Finland exporteert halffabricaten en investeringsgoederen naar voornamelijk ontwikkelde, langzaam groeiende economieën; zijn producten zijn maar beperkt aanwezig in zich ontwikkelende economieën. Om in de toekomst een sterke exportsector te ontwikkelen, moet de Finse economie diverser worden, zowel wat ondernemingen als wat exportmarkten betreft. Ondanks de goede Finse prestaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie in het verleden, dreigt Finland zijn positie als innovatief EU-gidsland te verliezen indien het aantal innovatieve snelgroeiende bedrijven niet significant toeneemt. Dit vereist het bevorderen van innovatie, het realiseren van de transformatie van O&O in verhandelbare producten en het stimuleren van de penetratie van snel groeiende exportmarkten. Op korte termijn zal het eveneens van groot belang zijn de grondige kennis op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in andere sectoren, waaronder de overheidssector, te benutten en te verspreiden. Wat loonstijgingen betreft, maakt het loonakkoord tussen drie partijen uit 2011 de weg vrij voor een bescheiden toename in 2012 en 2013, wat Finlands relatieve positie ten opzichte van zijn belangrijkste handelspartners zou moeten verbeteren.

(15)

Finland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de tenuitvoerlegging van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van overheidsfinanciën, het versterken van de financiële stabiliteit en het garanderen van de belastingcoördinatie. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Finland verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Finland, maar ook of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng van de Unie in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(17)

In het licht van deze evaluatie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht; zijn advies (6) is met name in de onderstaande aanbeveling 1 vervat.

(18)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma voor 2012 en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbeveling 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Finland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

In 2012 en de jaren erna een solide begrotingssituatie te behouden door iedere afwijking van de MTD, die de houdbaarheid van overheidsfinanciën op de lange termijn waarborgt, te corrigeren. Daartoe, met ondersteuning van voldoende specifieke maatregelen, de begrotingsstrategie voor het jaar 2013 en de jaren erna te versterken en rigoureus uit te voeren, en met name de uitgavenbenchmark in acht te nemen. De omvang van het vergrijzingsgerelateerde houdbaarheidstekort jaarlijks te blijven evalueren en de overheidsontvangsten en -uitgaven overeenkomstig de langetermijndoelstellingen en -behoeften aan te passen. De lokale overheidssector beter te integreren in het systeem van meerjarige begrotingsplafonds, met name via maatregelen om de uitgaven te beheersen.

2.

Verdere maatregelen te nemen om productiviteitsstijgingen en kostenbesparingen in de openbare dienstverlening te realiseren, zoals structurele veranderingen en efficiëntiebevorderende territoriale administratieve hervormingen, ook in antwoord op de uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt.

3.

De lopende maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van jongeren en langdurig werklozen uit te voeren, met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van vaardigheden. Verdere stappen te zetten om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, onder meer door de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen. Maatregelen te nemen om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen, rekening houdend met de verbeterde levensverwachting.

4.

De concurrentie op de product- en dienstenmarkten te versterken, in het bijzonder in de retailsector, door een doeltreffende uitvoering van de nieuwe mededingingswet en van het nieuwe programma te bevordering van een gezonde concurrentie te waarborgen. Verder maatregelen te treffen die de efficiëntie van de gemeentelijke dienstverlening ten goede komen; met name moeten relatief meer diensten aan de aanbestedingsprocedure worden onderworpen, en moet in de concurrentie tussen openbare en particuliere ondernemingen het neutraliteitsbeginsel gelden. Verdere stappen te nemen die ervoor zorgen dat boeten op het gebied van het mededingingsrecht voldoende afschrikwekkend zijn.

5.

Te blijven streven naar diversificatie van de bedrijfsstructuur om de productiviteitsgroei en het externe concurrentievermogen te verbeteren, met name door versnelde invoering van de geplande maatregelen om de innovatiebasis te verbreden, en tegelijkertijd de ontwikkelingen op het gebied van lonen en productiviteit op elkaar te blijven afstemmen, geheel met inachtneming van de rol van de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijk.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 216 van 22.7.2011, blz. 3.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/31


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Frankrijk, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2012-2016

2012/C 219/09

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Frankrijk vastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Frankrijk genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat gestreefd moet worden naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 4 mei 2012 heeft Frankrijk zijn geactualiseerde stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016, en op 13 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om rekening te houden met de onderlinge verbanden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd, om na te gaan of Frankrijk door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat er voor Frankrijk van onevenwichtigheden sprake is, maar deze zijn niet buitensporig.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte beoordeling van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is. In hun voorjaarsprognose 2012 voorzagen de diensten van de Commissie een groei van het bbp van 0,5 % in 2012 en van 1,3 % in 2013, terwijl in het stabiliteitsprogramma wordt uitgegaan van respectievelijk 0,7 % en 1,75 %. Nadat het tekort in 2011 met 5,2 % van het bbp kleiner uitviel dan verwacht, beoogt het stabiliteitsprogramma dit tekort tot 3 % van het bbp terug te brengen in 2013, wat de door de Raad vastgestelde uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort is, en de consolidatie daarna voort te zetten om uiterlijk in 2016 een begroting in evenwicht te bereiken. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) — een begroting die structureel in evenwicht is — wordt naar verwachting nog binnen de programmaperiode bereikt. De MTD stemt overeen met de verplichtingen van het stabiliteits- en groeipact. Afgaande op het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) komt de geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning gedurende 2010-2013 overeen met de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009. Voor de periode 2014-2016 wordt een structurele jaarlijkse verbetering van 0,7 % van het bbp richting de MTD vooropgesteld. Volgens het stabiliteitsprogramma strookt de stijging van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Het in het stabiliteitsprogramma uitgestippelde aanpassingstraject is echter aan risico’s onderhevig. Zoals in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie wordt aangegeven, kan het macro-economische scenario minder gunstig uitvallen dan voorzien.

Met de maatregelen wordt onvoldoende duidelijk gemaakt hoe de doelstellingen vanaf 2013 zullen worden gehaald en de aanbevolen gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning zal worden geleverd. Bovendien heeft Frankrijk bij het halen van de uitgavendoelstellingen geen onbesproken staat van dienst. Er kan derhalve niet worden gegarandeerd dat het buitensporige tekort in 2013 zal zijn weggewerkt, tenzij de geplande maatregelen voldoende worden gespecificeerd en waar nodig met extra maatregelen worden aangevuld. De schuld bedroeg in 2011 85,8 % van het bbp en de schuldquote zal naar verwachting in 2013 stijgen tot 89,2 % en in 2016 terugvallen tot 83,2 %. Volgens het stabiliteitsprogramma zal aan het einde van de overgangsperiode (2016) aan de benchmark inzake schuldafbouw worden voldaan.

(11)

Hoewel tijdens de tweede helft van 2011 en in februari 2012 extra consolidatiemaatregelen zijn genomen, blijft de begrotingsconsolidatie een uitdaging vormen. Om terug te keren naar een houdbare begrotingssituatie is het van vitaal belang uitgavenoverschrijdingen te voorkomen door middel van grotere begrotingsinspanningen op basis van zeer precieze maatregelen. Bovendien is het wenselijk dat Frankrijk alle kansen om het tekort sneller te verminderen aangrijpt om de geplande correctie van het buitensporige tekort vlotter te laten verlopen. De pensioenhervorming van 2010 wordt gaandeweg uitgevoerd ten behoeve van de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën en de adequaatheid van de toekomstige pensioenen. Het is echter niet zeker dat het pensioenstelsel zoals gepland tegen 2018 in evenwicht zal zijn als de werkgelegenheid en groei lager uitkomen dan geraamd, en waarschijnlijk zal het stelsel na 2020 een tekort vertonen. Bovendien heeft de onlangs opgerichte stuurgroep, die in het leven werd geroepen om jaarlijks advies uit te brengen over de financiële situatie van de pensioenstelsels en de voorwaarden die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de balansen uiterlijk in 2018 in evenwicht zijn, in 2011 geen advies uitgebracht, wat het moeilijk maakt om de houdbaarheid van het pensioenstelsel te beoordelen.

(12)

Het functioneren van de Franse arbeidsmarkt kan worden verbeterd door de segmentatie ervan te verminderen. De arbeidsbeschermingsovereenkomst (CSP — contrat de sécurisation professionnel) die met de wet van juli 2011 werd ingevoerd en waarin twee bestaande overeenkomsten werden samengevoegd, legt de verantwoordelijkheid voor begeleiding in geval van economisch ontslag bij de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (Pôle emploi). Dat is een positieve, maar kleine stap. Verschillende maatregelen zijn voorts genomen of in voorbereiding om flexibele arbeidstijdregelingen mogelijk te maken voor bedrijven die met tijdelijke moeilijkheden kampen. Deze maatregelen zijn echter niet specifiek gericht op een desegmentatie van de arbeidsmarkt. Uit de doorlichting van de arbeidsbeschermingswetgeving blijkt bovendien dat de procedure voor individuele ontslagen nog steeds onzekerheden en potentieel hoge kosten voor werkgevers inhoudt. Ten slotte is het belangrijk dat alle eventuele aanpassingen van het minimumloon gunstig zijn voor de werkgelegenheid, met name van laaggeschoolde en onervaren arbeidskrachten.

(13)

De maatregelen die in het kader van de pensioenhervorming zijn genomen om oudere werknemers aan een baan te helpen, met de verplichting voor ondernemingen om een actief leeftijdsmanagement te voeren, zijn stappen in de goede richting. Over het algemeen zijn de hiermee samenhangende actieplannen echter onvoldoende ambitieus en ontbreken er maatregelen om bijvoorbeeld de arbeidstijd te verminderen of oudere werknemers aangepast werk aan te bieden. Bovendien zijn sommige aspecten van het stelstel van werkloosheidsuitkeringen voor oudere arbeidskrachten (duur) wellicht weinig werkbevorderend. Tot slot is een ambitieuzere strategie voor het volwassenenonderwijs nodig om de inzetbaarheid van de volwassen beroepsbevolking te vergroten.

(14)

Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid hebben de Franse autoriteiten zich ertoe verbonden het aantal leerplaatsen tegen 2015 te verhogen van 600 000 naar 800 000. In 2011 en 2012 werden verschillende maatregelen genomen om het quotum van leerlingen in ondernemingen te verhogen en de sancties voor bedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, te verscherpen. Ondanks deze maatregelen ligt het totale aantal leerplaatsen nog ver onder de doelstelling. Het blijkt noodzakelijk de behoeften van de jongeren en van de ondernemingen beter op elkaar af te stemmen. De aanpak van de jeugdwerkloosheid zou gebaat zijn bij een betere afstemming van de in het onderwijs bijgebrachte vaardigheden op de behoeften van de arbeidsmarkt.

(15)

Het samenvoegen van de bemiddelingsdiensten voor werkzoekenden (ANPE) en de uitvoeringsinstantie voor werkloosheidsuitkeringen (Unedic) tot één instantie (Pôle emploi), heeft tot nog toe niet het verhoopte resultaat opgeleverd voor de efficiëntie en de kwaliteit van de dienstverlening. De nieuwe, meerjarige tripartiete overeenkomst (tussen de overheid, de sociale partners en de Pôle emploi) die in januari 2012 werd gesloten over de werking en de dienstverlening van de Pôle emploi voor de periode 2012-2014, is een stap in de goede richting. Omdat nog niet alle doelen/doelstellingen zijn bepaald, is het in dit stadium moeilijk een oordeel te vellen over de ambitie van de hervorming. De geloofwaardigheid van de hervorming wordt ook ondermijnd door de budgettaire en personele beperkingen van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening.

(16)

In februari 2012 heeft Frankrijk een verhoging van de btw met 1,6 procentpunten tot 21,2 % en een verhoging van de sociale heffingen op kapitaalinkomsten en vermogenswinsten met 2 procentpunten tot 15,5 % vastgesteld ter compensatie van de lagere sociale bijdragen van de werkgevers. De nieuwe regering heeft aangekondigd dat zij in 2012 deze maatregel zal herzien en een belastinghervorming zal doorvoeren. Dit is een passende stap naar een evenwichtiger belastingstelsel waarbij de belastingdruk op arbeid wordt verlicht. Zoals is aangegeven in de diepgaande evaluatie van de macro-economische onevenwichtigheden door de diensten van de Commissie, kan dit helpen de kostenconcurrentiepositie van de Franse export te verbeteren met mogelijk positieve gevolgen voor de winstgevendheid van ondernemingen en, op langere termijn, voor investeringen en het niet-prijsgebonden concurrentievermogen. Deze hervorming is echter te beperkt van opzet. Hoewel gewerkt is aan het verminderen van de belastinguitgaven, gingen deze inspanningen ook gepaard met tariefverhogingen die de al hoge belastingdruk op arbeid vaak nog verhogen. In Frankrijk is het aandeel van milieubelastingen in de totale belastinginkomsten het op een na laagste van de EU, zodat er voldoende ruimte is om dergelijke belastingen te verhogen. Ten slotte heeft Frankrijk weliswaar in 2011 beoordeeld in welke mate met de verschillende belastinguitgaven de werkgelegenheids- en sociale doelstellingen worden gehaald, maar toch moet met name een aantal verlaagde btw-tarieven nog worden geëvalueerd.

(17)

Hoewel een aantal hervormingen is goedgekeurd om het bedrijfsklimaat te vereenvoudigen en bepaalde beroepen te dereguleren, volstaan deze niet om de toetredingsbelemmeringen en de voorwaarden voor concurrentiebeperkend gedrag in vele andere gevallen (zoals dierenartsen, taxi’s, de zorgsector, juridische beroepen met inbegrip van notarissen) aan te pakken. Er is dan ook behoefte aan een meer horizontale en systematische herziening van de bestaande toetredings- en gedragsbelemmeringen in gereguleerde beroepen om de noodzaak en evenredigheid ervan te beoordelen. In de sector van de detailhandel moeten distributeurs hun prijzen en andere commerciële voorwaarden vrij kunnen bepalen, zodat consumenten van lagere prijzen kunnen profiteren. Consumenten zouden ook gebaat zijn bij andere concurrentiebevorderende maatregelen in deze sterk geconcentreerde sector, zoals het opheffen of herzien van restricties inzake ruimtelijke ordening en het stroomlijnen van procedures voor het oprichten van nieuwe verkooppunten.

(18)

Bij een aantal netwerkindustrieën (groothandel van elektriciteit, spoorsector) moet voor meer concurrentie worden gezorgd, aangezien de bestaande hervormingen in deze sectoren slechts gedeeltelijke resultaten hebben opgeleverd. De graad van concentratie op de elektriciteitsmarkt blijft tot de hoogste in de Unie behoren. Hoewel de wet betreffende de nieuwe organisatie van de electriciteitsmarkt (wet-NOME) gunstig was voor de concurrentiesituatie, zijn verdere stappen nodig om in Frankrijk voor alternatieve operatoren de toegang tot opwekkingscapaciteit, zoals op water gebaseerde elektriciteitsopwekking, te verbeteren. Wat het vervoer per spoor betreft, blijft de toetreding van nieuwe ondernemingen bij zowel het goederenvervoer als het internationaal passagiersvervoer beperkt; bij het goederenvervoer blijven er technische belemmeringen voor een niet-discriminerende toegang bestaan.

(19)

In de periode van 2005 tot 2010 is het Franse exportmarktaandeel gedaald met 19,4 %. Dit is een van de sterkste dalingen van alle lidstaten en veel meer dan de drempelwaarde die in het door de Commissie op 14 februari 2012 aangenomen Waarschuwingsmechanismeverslag is opgenomen. Na hun diepgaande evaluatie van Frankrijk zijn de diensten van de Commissie tot de slotsom gekomen dat het verlies aan exportmarktaandeel te wijten is aan een verslechtering van zowel het kosten- als het niet-prijsgebonden concurrentievermogen, en dan vooral dit laatste. Vooral de stijgende arbeidskosten per eenheid product hebben de winstgevendheid van Franse ondernemingen onder druk gezet en hun capaciteit om te groeien, de noodzakelijke prestatieverbeterende investeringen te doen en te innoveren, beknot. Het beleid om innovatie in de particuliere sector aan te moedigen, moet worden opgevolgd en aangevuld met maatregelen die de winstgevendheid van Franse ondernemingen herstellen.

(20)

Frankrijk heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de implementatie van de in 2011 gedane toezeggingen, betreffen het stimuleren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen en het houdbaarder maken van de overheidsfinanciën. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(21)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Frankrijk onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(23)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbevelingen 2, 4 en 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begrotingsstrategie te versterken en uit te voeren, en deze te onderbouwen met voldoende gespecificeerde maatregelen — met name aan de uitgavenzijde — voor 2012 en de daaropvolgende jaren, zodat het buitensporig tekort in 2013 is gecorrigeerd en de structurele aanpassingsinspanning die is uiteengezet in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure, wordt verwezenlijkt. Vervolgens ervoor te zorgen dat de structurele aanpassingsinspanning toereikend is zodat voldoende vooruitgang wordt geboekt richting de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD), wat onder meer inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald, en te waarborgen dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het voldoen aan de benchmark inzake schuldafbouw. De houdbaarheid en adequaatheid van het pensioenstelsel te blijven volgen en indien nodig aanvullende maatregelen te nemen.

2.

Verdere hervormingen te introduceren om de segmentatie van de arbeidsmarkt te bestrijden door specifieke aspecten van de arbeidsbeschermingswetgeving in overleg met de sociale partners en overeenkomstig de nationale praktijken te herzien, met name met betrekking tot individuele ontslagen; ervoor te blijven zorgen dat minimumloonaanpassingen de werkgelegenheid en het concurrentievermogen ten goede komen; maatregelen te nemen om een leven lang leren bij volwassenen te bevorderen.

3.

Arbeidsmarktmaatregelen vast te stellen die oudere werknemers langer aan het werk houden; de inzetbaarheid van jongeren te verbeteren, in het bijzonder bij groepen die het kwetsbaarst zijn voor werkloosheid, door bijvoorbeeld meer en betere mogelijkheden voor leerlingovereenkomsten aan te bieden die echt beantwoorden aan hun behoeften; het actieve arbeidsmarktbeleid te intensiveren en ervoor te zorgen dat de publieke arbeidsvoorziening betere geïndividualiseerde ondersteuning biedt.

4.

Verdere stappen te ondernemen om het belastingstelsel eenvoudiger en evenwichtiger te maken door de belastingdruk op arbeid te verschuiven naar andere belastingvormen die minder wegen op de groei en de externe concurrentiepositie, zoals milieu- en verbruiksbelastingen; te blijven werken aan een vermindering en stroomlijning van belastinguitgaven (met name belastinguitgaven die schuldenopbouw stimuleren); de doeltreffendheid te beoordelen van de tijdelijk verlaagde btw-percentages ter ondersteuning van groei en het scheppen van arbeidsplaatsen.

5.

Verdere inspanningen te leveren om niet-gerechtvaardigde beperkingen bij gereglementeerde beroepen af te schaffen, met name in de diensten- en detailhandelsector; verdere stappen te zetten om de netwerkindustrieën te liberaliseren, met name op de groothandelsmarkt voor elektriciteit, de interconnectiecapaciteit voor energie te ontwikkelen en voor nieuwe operatoren de toegang tot de sectoren van het goederenvervoer per spoor en het internationale passagiersvervoer te vergemakkelijken.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 213 van 20.7.2011, blz. 8.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, door de diensten van de Commissie herberekend op basis van de in het programma voorkomende informatie volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/35


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogamma van Duitsland voor de periode 2012-2016

2012/C 219/10

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

De Raad heeft op 12 juli 2011 een aanbeveling (3) inzake het nationale hervormingsprogramma 2011 van Duitsland vastgesteld en advies uitgebracht over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2011-2014.

(4)

Op 23 november 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot het tweede Europees Semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. In dat verslag werd Duitsland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees Semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan een gedifferentieerd en groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Duitsland heeft op 18 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en op 12 april 2012 zijn nationaal hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Volgens de eerste kennisgeving die Duitsland in 2012 deed over de tekort- en schuldcijfers voor de jaren 2008-2011 voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure, bleef het algemene overheidstekort in 2011 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp. Voorts zal volgens de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie het algemene overheidstekort onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde blijven en verder dalen tijdens de programmaperiode. Als gevolg hiervan en overeenkomstig de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact heeft de Commissie op 30 mei een aanbeveling goedgekeurd voor een besluit van de Raad tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op grond van artikel 126, lid 12, van het Verdrag (5).

(11)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van dit programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen prognoses voor 2012-2013 stemmen grosso modo overeen met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie betreffende de snelheid en het patroon van economische groei en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen prognoses voor de economische groei in de latere programmajaren stemmen grotendeels overeen met het door de Commissie geraamde potentiële groeipercentage van Duitsland op middellange termijn. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma geschetste begrotingsstrategie is om de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) al in 2012 te halen en vanaf 2014 nominale begrotingen te hebben die zo goed als in evenwicht zijn, vertrekkende van een nominaal begrotingstekort van 1,0 % van het bbp in 2011, waarmee dit tekort aanzienlijk eerder dan de termijn van 2013 onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gebracht. Volgens het stabiliteitsprogramma moet de eerdere MTD van een structureel tekort van 0,5 % van het bbp (te zien als een smalle band rond 0,5 % van het bbp), waarmee afdoende wordt tegemoetgekomen aan de verplichtingen van het stabiliteits- en groeipact, worden begrepen als een tekort van ten hoogste 0,5 % van het bbp. De tekort- en schulddoelstellingen kunnen met name onder druk komen te staan als extra maatregelen voor het stabiliseren van de financiële sector nodig zouden blijken. Uitgaande van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (6) is Duitsland voornemens zijn MTD tijdens de hele stabiliteitsprogrammaperiode na te komen, en volgens de risicoanalyse zou het land daarin ook moeten slagen. Volgens de in het stabiliteitsprogramma verstrekte informatie en ook op basis van de risicoanalyse zal het groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdende met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, in 2012 de uitgavennorm van het stabiliteits- en groeipact overschrijden en er in 2013 aan voldoen.

De brutoschuld zal volgens de planning in 2012 met 0,8 procentpunt stijgen tot 82,0 % van het bbp, in 2013 dalen tot 80 % van het bbp en vervolgens in dalende lijn blijven gaan. Na de correctie van het buitensporige tekort bevindt Duitsland zich in een overgangsfase en maakt het volgens de plannen voldoende vooruitgang om aan de norm voor schuldafbouw van het stabiliteits- en groeipact te voldoen.

(12)

De bondsregering heeft maatregelen genomen om de overheidsuitgaven in de zorg doeltreffender te maken en een hervorming van de langdurige zorg voorgesteld. Er zijn extra inspanningen nodig om de gezondheidszorg nog efficiënter te maken en de verwachte verdere stijging van de uitgaven beperkt te houden. De voorgestelde hervorming van de langdurige zorg gaat ook onvoldoende ver om de verwachte kostenstijgingen in de toekomst op te vangen. Er is ruimte om de doeltreffendheid van het belastingsysteem te vergroten. De bondsregering is goed op weg om haar belofte van meer groeibevorderende uitgaven voor onderwijs en onderzoek na te komen. Het blijft echter ook belangrijk dat de Länder en de gemeenten, die het leeuwendeel van de uitgaven voor onderwijs en onderzoek voor hun rekening nemen, toezien op adequate en doeltreffende bestedingen op deze beleidsterreinen. De invoering van de nieuwe grondwettelijke rem op de schuld heeft het Duitse begrotingskader aanzienlijk versterkt. Er is echter geen noemenswaardige vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de begrotingsregel op het niveau van de deelstaten.

(13)

Dankzij de omvangrijke overheidssteun voor de financiële sector, de hervormingsinspanningen van sector zelf en de gunstige gevolgen van de opverende Duitse economie, is de hele sector gestabiliseerd. Ondanks de over het algemeen relatief stabiele financiële sector en het uitblijven van kredietschaarste, blijven er zwakke punten, met name de structurele problemen van een aantal Landesbanken, die met name vaak een levensvatbaar bedrijfsmodel ontberen, zwakke toezichtstructuren hebben en door hun afhankelijkheid van kapitaalfinanciering erg kwetsbaar blijven.

(14)

De goede prestaties van de Duitse arbeidsmarkt, met een stijgende werkgelegenheid en een lage werkloosheid, zijn niet iedereen in gelijke mate ten goede gekomen en de lonen zijn de toegenomen productiviteit niet altijd gevolgd. Negatieve belastingprikkels als gevolg van de grote belastingwig, in het bijzonder door de hoge sociale bijdragen, blijven de integratie van met name laagbetaalde arbeidskrachten op de arbeidsmarkt bemoeilijken. Veelvuldig gebruik van de zogeheten minijobs beperkt de verwerving van pensioenrechten. Daarom moet de overgang van deze deeltijdse banen naar stabielere arbeidsovereenkomsten worden verbeterd. De recente hervorming van de arbeidsmarktinstrumenten moet arbeidskansen voor iedereen ondersteunen. Het onderwijssysteem doeltreffender maken en de beroepskwalificaties van achtergestelde groepen verhogen, zijn belangrijke uitdagingen voor Duitsland. Om de negatieve gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor potentiële groei tegen te kunnen gaan, moet op middellange en lange termijn voor voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten worden gezorgd. Zorgwekkend is de geringe voltijdse arbeidsparticipatie van vrouwen. Negatieve belastingprikkels voor tweeverdieners en het gebrek aan voltijdse kinderopvang en dagscholen belemmeren de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt.

(15)

Duitsland streeft een verregaande hervorming van zijn energiesysteem na. De totale economische kostprijs van deze hervorming moet zo laag mogelijk worden gehouden door de uitbreiding van de nationale en grensoverschrijdende netwerken te versnellen, de kostenefficiëntie van het beleid inzake klimaat en hernieuwbare energie continu te verhogen, doortastende maatregelen te nemen om energie-efficiëntie verder te stimuleren en de concurrentie op de energiemarkten te vergroten. Door de centrale ligging van Duitsland heeft het Duitse spoorwegnet een grote impact op het hele Europese spoorwegsysteem. De concurrentie op de markten voor passagiers- en vrachtvervoer per spoor blijft erg beperkt, voornamelijk doordat een effectieve scheiding tussen de rollen van infrastructuurbeheerder en spoorwegonderneming uitblijft. Hoewel de laatste jaren vooruitgang is geboekt, onder meer dankzij de omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (7) („Dienstenrichtlijn” is er nog ruimte om in bepaalde dienstensectoren de concurrentie en de productiviteitsgroei extra te stimuleren.

(16)

Duitsland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, betreffen het stimuleren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het houdbaarder maken van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de uitvoering van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(17)

In de context van het Europees Semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economisch beleid van Duitsland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Duitsland, maar ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees Semester worden in onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(18)

In het licht van deze evaluatie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2012 van Duitsland onderzocht. Zijn advies (8) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Duitsland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Het solide begrotingsbeleid voort te zetten om in 2012 de MTD te bereiken. Hiertoe de begrotingsstrategie volgens plan uit te voeren, de uitgavennorm in acht te nemen en voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de norm inzake schuldafbouw. De groeivriendelijke consolidatiekoers te bestendigen door extra inspanningen te leveren om de overheidsuitgaven voor zorg en langdurige zorg doeltreffender te maken en gebruik te maken van de onbenutte mogelijkheden om het belastingstelsel efficiënter te maken; de beschikbare ruimte voor meer en efficiëntere, groeibevorderende uitgaven voor onderwijs en onderzoek op alle overheidsniveaus te benutten. De rem op de schuld in alle deelstaten consequent en volledig toe te passen, en daarbij in tijdige en passende controleprocedures en correctiemechanismen te voorzien.

2.

De resterende structureel zwakke punten in de financiële sector aan te pakken, onder meer door de Landesbanken die behoefte hebben aan een adequaat gefinancierd en levensvatbaar bedrijfsmodel, verder te herstructureren, maar een overdreven schuldafbouw te vermijden.

3.

Op een begrotingsneutrale manier de grote belastingwig te verkleinen, in het bijzonder voor laagbetaalde werknemers, en werk te blijven maken van passende activerings- en integratiemaatregelen, met name voor langdurig werklozen. De voorwaarden te creëren opdat de loonevolutie de productiviteitsgroei kan volgen. Maatregelen te nemen om de onderwijsresultaten van kwetsbare groepen te verbeteren, met name door gelijke kansen te garanderen in het onderwijs- en opleidingssysteem. Negatieve belastingprikkels voor tweeverdieners geleidelijk af te schaffen en de beschikbaarheid van voltijdse kinderopvang en Ganztagsschulen te vergroten.

4.

Inspanningen te blijven leveren om de totale kosten van de energiehervorming voor de economie tot een minimum te beperken, onder meer door de uitbreiding van de nationale en grensoverschrijdende elektriciteits- en gasnetwerken te versnellen. Ervoor te zorgen dat de institutionele structuur echte concurrentie op de spoorwegmarkten garandeert. Maatregelen te nemen om de concurrentie te bevorderen in de dienstensectoren, onder meer voor professionele diensten en bepaalde ambachten, met name in de bouwsector.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 212 van 19.7.2011, blz. 9.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Het betreffende Besluit 2012/369/EU van de Raad werd vastgesteld op 22 juni 2012 (PB L 179 van 11.7.2012, blz. 17).

(6)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(7)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(8)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/38


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Griekenland

2012/C 219/11

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

De Raad heeft op 12 juli 2011 een aanbeveling (3) inzake het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Griekenland vastgesteld.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(6)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er verder moet worden gestreefd naar aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat zij kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s.

(8)

Op 12 april 2012 heeft Griekenland zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 voorgelegd alsmede informatie over zijn begrotingsplannen die onvolledig is als gevolg van de lopende actualisering van de budgettaire middellangetermijnstrategie (BMTS), die naar verwachting spoedig zal zijn voltooid. De Griekse overheid wordt verzocht om, zodra de actualisering van de BMTS is voltooid, alle standaardtabellen in te dienen die overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact vereist zijn.

(9)

Op 21 februari 2012 heeft de Eurogroep overeenstemming bereikt over een tweede economisch aanpassingsprogramma voor Griekenland. De uitvoering van het economische beleid dat is beschreven in het memorandum van overeenstemming over specifieke economische beleidsvoorwaarden zal helpen om de overheidsschuld van Griekenland terug te dringen tot 117 % van het bbp in 2020. De Eurogroep is ook overeengekomen dat de financiering van het programma uit publieke middelen tot 2014 130 miljard EUR zal bedragen, bovenop de bedragen die zijn vastgelegd in het eerste financieringsprogramma.

(10)

De vrijgave van de tranches is afhankelijk van de naleving van kwantitatieve prestatiecriteria en een positieve evaluatie van de geboekte voortgang op het gebied van de beleidscriteria die zijn vastgelegd bij Besluit 2011/734/EU van de Raad van 12 juli 2011 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (4) (zoals gewijzigd op 8 november 2011 (5) en 13 maart 2012 (6)) en van het memorandum van overeenstemming over specifieke economische beleidsvoorwaarden, dat is ondertekend op 14 maart 2012.

(11)

Op 19 maart 2012 heeft de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFFS) het eerste deel (5,9 miljard EUR) van de eerste tranche (14,5 miljard EUR) van het nieuwe financieringsprogramma aan Griekenland betaald. Verder heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) 1,6 miljard EUR aan Griekenland uitgekeerd. Tot mei 2012 heeft Griekenland in het kader van het eerste en tweede programma officiële financiering voor een bedrag van in totaal 147,5 miljard EUR ontvangen.

(12)

In 2010 en 2011 heeft Griekenland enige voortgang geboekt in de richting van de ambitieuze doelstellingen die in het aanpassingsprogramma zijn vastgelegd. De uitvoering werd belemmerd door een aantal factoren: politieke instabiliteit, sociale onrust, ontoereikende administratieve capaciteit en vooral een recessie die veel ernstiger was dan verwacht. Enkele belangrijke begrotingsdoelstellingen werden niet gehaald, zodat er in 2010 en 2011 aanvullende consolidatiemaatregelen moesten worden aangenomen. Griekenland slaagde er evenwel in om het overheidstekort aanzienlijk te verlagen: van 15,8 % van het bbp in 2009 tot 9,1 % in 2011.

(13)

Op 18 april 2012 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met de titel „Groei voor Griekenland”, waarin de nadruk wordt gelegd op de positieve invloed die het volledig en effectief uitvoeren van het economische aanpassingsprogramma kan hebben, doordat er een basis wordt gelegd voor groei, investeringen en sociale vernieuwing. In de mededeling wordt eraan herinnerd dat Griekenland kan rekenen op concrete steun door zijn lidmaatschap van de Unie en de eurozone. Verder wordt er benadrukt dat de hervormingen die zijn uitgestippeld in het tweede economische aanpassingsprogramma zijn bedoeld om het potentieel aan groei en werkgelegenheidsschepping van de Griekse economie te herstellen en om een rechtvaardiger samenleving te creëren. Daarnaast wordt de uitgebreide financiële steun omschreven die aan Griekenland wordt verstrekt en wordt nadruk gelegd op de bereidheid van de partners van Griekenland, en in het bijzonder van de Commissie, om manieren te vinden om op korte termijn te bereiken doelstellingen zo veel mogelijk effect te laten sorteren door snelle maatregelen en EU-steun.

(14)

De economische crisis en de daarop volgende maatregelen inzake begrotingsconsolidatie hebben een invloed gehad op de capaciteit van Griekenland om de Europa 2020-doelstellingen te bereiken, met name de doelstellingen op sociaal gebied. Niettemin zullen de structurele hervormingen, met name die op de arbeidsmarkt, de liberalisering van verschillende sectoren en een aantal maatregelen om het ondernemingsklimaat te verbeteren, helpen om de concurrentie en de productiviteit te bevorderen, de werkgelegenheid te vergroten en de productiekosten te drukken, en zodoende op middellange termijn kunnen bijdragen aan meer werkgelegenheid en het terugdringen van armoede en sociale uitsluiting. Griekenland is ondanks de economische crisis blijven werken aan het halen van de milieudoelstellingen van Europa 2020.

(15)

Er wordt een strategische herprogrammering van de structuurfondsen uitgevoerd, met speciale aandacht voor jeugdwerkloosheid en concurrentievermogen (met name voor de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)). Met de nieuwe maatregelen worden acties versterkt op het gebied van het werkpaspoort, scholing, beroepskwalificaties en toegang tot financiering voor de kmo’s.

(16)

Griekenland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit,

BEVEELT AAN dat Griekenland:

de maatregelen die zijn vastgesteld in Besluit 2011/734/EU, zoals gewijzigd op 8 november 2011 en 13 maart 2012, en in het memorandum van overeenstemming over specifieke economische beleidsvoorwaarden, dat is ondertekend op 14 maart 2012, ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 213 van 20.7.2011, blz. 12.

(4)  PB L 296 van 15.11.2011, blz. 38.

(5)  PB L 320 van 3.12.2011, blz. 28.

(6)  PB L 113 van 25.4.2012, blz. 8.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/40


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Hongarije, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2012-2015

2012/C 219/12

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Hongarije vastgesteld en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Hongarije genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin het Comité voor sociale bescherming wordt verzocht om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités zijn opvattingen kenbaar te maken over maatregelen die in het kader van de beleidscyclus Europa 2020 worden aanbevolen. Deze opvattingen maken deel uit van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat verder moet worden gestreefd naar een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 29 februari 2012 hebben het Europees Parlement en Hongarije van gedachten gewisseld op grond van artikel 2 bis ter, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(9)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat zij in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(10)

Op 23 april 2012 heeft Hongarije zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om recht te doen aan de onderlinge verbanden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Hongarije door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voor Hongarije sprake is van buitenlandse en binnenlandse onevenwichtigheden, die evenwel niet buitensporig zijn.

(11)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma, komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario enigszins optimistisch is. De groeiprognoses van de Hongaarse autoriteiten voor de jaren 2012 en 2013 zijn ongeveer een half procentpunt hoger dan de in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie genoemde cijfers doordat zij zich baseren op optimistischere aannames met betrekking tot de binnenlandse vraag, met name in 2013. Het doel van de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie is het bereiken van een duurzame correctie van het buitensporige tekort tegen 2012, de termijn die de Raad heeft vastgesteld overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure van 13 maart 2012. De officiële tekortdoelstellingen en de geplande begrotingsinspanningen zijn in lijn met die aanbeveling. In het convergentieprogramma wordt de voorafgaande middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van 1,5 % van het bbp bevestigd, die tegen 2013 zou worden bereikt. De MTD houdt afdoende rekening met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5), lijkt de vooruitgang richting de MTD in 2013 onvoldoende gezien de beoordeling van de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie, die rekening houden met de uitvoeringsrisico’s die met de gekozen besparingsmaatregelen verbonden zijn en uitgaan van een minder optimistisch macro-economisch scenario.

Het groeitempo van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, is in 2013 in overeenstemming met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, maar niet in 2014 en 2015. Volgens de plannen van de regering wordt de overheidsschuld gedurende de programmaperiode voortdurend teruggedrongen tot onder de 73 % van het bbp in 2015, maar blijft zij boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp. Wat de benchmark voor de schuldreductie betreft, zal Hongarije zich in 2013-2014 in een transitieperiode bevinden en zou het convergentieprogramma voldoende vooruitgang in de richting van naleving van de benchmark garanderen. Volgens het convergentieprogramma wordt de benchmark voor de schuldreductie tegen het eind van de transitieperiode, in 2015, bereikt, wat de geaccumuleerde buitenlandse en binnenlandse schuldenlast zou helpen verminderen.

(12)

Er is nieuwe regelgeving vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe constitutionele kader voor het begrotingsbeheer, maar enkele aspecten daarvan blijven zwak. De begrotingsplanning voor de middellange termijn is slechts indicatief, de middelen van de begrotingsraad zijn niet evenredig met diens onlangs verkregen krachtige vetorecht en er is nog altijd onvoldoende informatie over de begroting beschikbaar. Het aanscherpen van de begrotingsplanning voor de middellange termijn en het verruimen van de analytische opdracht van de begrotingsraad zouden ervoor kunnen zorgen dat het nieuwe constitutionele kader voor het begrotingsbeheer zijn rol kan vervullen.

(13)

De beleidsreacties om de gevolgen van de belastinghervorming voor mensen met een laag loon aan te pakken (verhoging van het minimumloon, loonsubsidieregeling) hebben niet tot een verbetering van de werkgelegenheid geleid, hoewel de maatregelen om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen een kleine stap in de goede richting zijn. De arbeidsparticipatie kan worden verbeterd door de belasting op arbeid werkgelegenheidsvriendelijker te maken en krachtigere maatregelen te nemen om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen, in het bijzonder door de kinderopvang en de voorschoolse opvang uit te breiden.

(14)

De openbare dienst voor arbeidsvoorziening is gereorganiseerd, wat tot een algemene afslanking ervan heeft geleid; dit is tegengesteld aan wat in 2011 was aanbevolen. Op het gebied van actief arbeidsmarktbeleid oogt een aantal maatregelen geloofwaardig en relevant, zoals maatregelen op grond van ESF-programma’s die voorzien in op maat gesneden diensten voor kansarme groepen. Andere maatregelen voor kansarme groepen (bv. openbare werken) zullen er waarschijnlijk nauwelijks in slagen de deelname aan de open arbeidsmarkt te verbeteren. Er moeten onverwijld ingrijpende maatregelen worden genomen om de capaciteit van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening te versterken en tegelijkertijd het juiste evenwicht te handhaven tussen het financieren van openbare werken en andere actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen, om bij te dragen aan een betere werking van de arbeidsmarkt en de deelname aan deze arbeidsmarkt te verhogen. Het verhogen van het groeipotentieel via een structurele hervorming van de arbeidsmarkt zou eveneens belangrijk zijn voor het duurzaam verhelpen van de kwetsbaarheden die het gevolg zijn van de omvangrijke buitenlandse en binnenlandse schuld. Voorts is de nationale strategie voor sociale insluiting (Roma) niet naar andere beleidsterreinen uitgebreid.

(15)

De maatregelen om het ondernemingsklimaat te verbeteren zijn grotendeels een stap in de goede richting, maar er is nog veel ruimte voor verdere vooruitgang. De geleverde inspanningen om de toegang tot niet-bancaire financiering te verbeteren, zijn eveneens stappen in de goede richting, maar een alomvattende beoordeling van het beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen ontbreekt nog altijd. Hongarije scoort zeer slecht op de talrijke indicatoren die de transparantie en de kwaliteit van de overheidsdiensten meten, terwijl vooruitgang op deze gebieden ook zou bijdragen aan het bevorderen van de stabiliteit van het institutionele en beleidsklimaat. Dit zou op zijn beurt de voorwaarden voor directe buitenlandse investeringen kunnen verbeteren en het zou de vermindering van de aanzienlijke onevenwichtigheid in de netto internationale investeringspositie kunnen ondersteunen: met name de ratio van geherinvesteerde winsten daalde dramatisch in 2009 en 2010, deels door de crisis maar ook als gevolg van een aantal controversiële en onvoorspelbare veranderingen in het beleids- en belastingklimaat en in het rechts- en het institutionele stelsel. De recente ontwikkeling van de overheidsfinanciering van onderzoek en innovatie (sinds medio 2010) stemt niet overeen met de in de jaarlijkse groeianalyse 2012 vermelde prioriteit inzake een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie.

(16)

De Hongaarse regering heeft hervormingen in het hoger onderwijs doorgevoerd waarbij de structuur en de financiering ervan werden gewijzigd. Daarnaast houden bepaalde aspecten van de nieuwe wetgeving op het gebied van onderwijs het risico in dat het aantal voortijdige schoolverlaters toeneemt en dat er segregatie in het Hongaarse onderwijssysteem ontstaat. Het al even belangrijke onderwerp van een leven lang leren wordt onvoldoende behandeld. Het verbeteren van het onderwijs op alle niveaus zal belangrijk zijn om het concurrentievermogen van de Hongaarse arbeidskrachten te vergroten.

(17)

Het gebrek aan vooruitgang met de herstructurering van het openbaar vervoer is de laatste jaren een belangrijke oorzaak geweest van ontsporingen van de begroting. Het overgrote deel van het rollend materieel van openbaarvervoerbedrijven heeft de grenzen van zijn bruikbaarheid bereikt. Het verruimen van de grensoverschrijdende capaciteit van het elektriciteitsnetwerk zou een toename in de handel met naburige landen kunnen bewerkstelligen. De nationale energietoezichthouder is niet bevoegd om netwerken autonoom te organiseren en heeft geen exclusieve bevoegdheid om netwerktarieven vast te stellen, net zomin als het rendement dat netbeheerders mogen behalen. Gereguleerde prijzen zouden alleen moeten gelden voor kwetsbare klanten.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Hongarije verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Hongarije, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling, heeft de Raad het convergentieprogramma van Hongarije onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de aanbevelingen 1, 3, 4en 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Hongarije in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Het buitensporige tekort tegen 2012 duurzaam te corrigeren door de begroting voor 2012 en de goedgekeurde consolidatiemaatregelen uit te voeren en daarnaast de aanwending van eenmalige maatregelen te verminderen. Daarna alle structurele maatregelen te specificeren die nodig zijn om een duurzame correctie van het buitensporige tekort tot stand te brengen en voldoende vooruitgang te boeken in de richting van de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD), waarbij ook de uitgavenbenchmark wordt gehaald, en te zorgen voor voldoende vooruitgang in de richting van de schuldreductiebenchmark. Tevens de geaccumuleerde macro-economische onevenwichtigheden te helpen verminderen en de schuldquote van de overheid sterk te reduceren.

2.

De afgeleide wet betreffende economische stabiliteit te herzien door de nieuwe cijfermatige regels te integreren in een bindend begrotingskader voor de middellange termijn. De analytische opdracht van de begrotingsraad verder te verruimen met het oog op het verbeteren van de transparantie van de overheidsfinanciën.

3.

De belasting op arbeid werkgelegenheidsvriendelijker te maken door de gevolgen van de belastingwijzigingen van 2011 en 2012 voor mensen met een laag loon op een duurzame, budgettair neutrale manier te verlichten, bijvoorbeeld door een deel van de belastingdruk te verschuiven naar energiebelastingen en terugkerende belastingen op onroerend goed. Krachtigere maatregelen te nemen om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen, in het bijzonder door een uitbreiding van de kinderopvang en de voorschoolse opvang.

4.

De capaciteit van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening te vergroten om de kwaliteit en doeltreffendheid van opleidingen, hulp bij het zoeken naar werk en geïndividualiseerde diensten te verbeteren, in het bijzonder voor kansarme groepen. Het activerend element in de regeling voor openbare werken versterken door middel van doeltreffende opleidingen en hulp bij het zoeken naar werk. De nationale strategie voor sociale insluiting (Roma) uit te voeren en te integreren in andere beleidsterreinen.

5.

Maatregelen uit te voeren die erop zijn gericht de administratieve lasten te verminderen. Te garanderen dat overheidsopdrachten en het wetgevingsproces de concurrentie op de markt ondersteunen en te zorgen voor stabiele regelgeving en een ondernemersvriendelijk klimaat voor financiële en niet-financiële ondernemingen, ook voor directe buitenlandse investeerders. De kosten voor de naleving van belastingwetgeving te verminderen en een stabiel, rechtmatig en niet-verstorend kader voor de vennootschapsbelasting te scheppen. Ongerechtvaardigde beperkingen op de vestiging van grootwarenhuizen weg te nemen. Te voorzien in specifieke doelgerichte stimuleringsregelingen om innovatieve kleine en middelgrote bedrijven te ondersteunen in de nieuwe innovatiestrategie.

6.

Een nationale strategie inzake voortijdige schooluitval uit te stippelen en uit te voeren door voldoende middelen vrij te maken. Ervoor te zorgen dat de invoering van hervormingen in het hoger onderwijs de toegang van kansarme groepen tot het onderwijs verbetert.

7.

Het openbaarvervoersysteem te hervormen om het kostenefficiënter te maken. De grensoverschrijdende capaciteit van het elektriciteitsnetwerk te verruimen, de onafhankelijkheid van de energietoezichthouder te garanderen en de gereguleerde energieprijzen stapsgewijs af te schaffen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 209 van 15.7.2011, blz. 10.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/44


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Ierland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Ierland voor de periode 2012-2015

2012/C 219/13

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Ierland vastgesteld en zijn advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland voor de periode 2011-2015 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(6)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak om te streven naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat zij in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(8)

Op 27 april 2012 heeft Ierland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend.

(9)

Op 7 december 2010 heeft de Raad overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (4) Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU (5) tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Ierland tot 2013 vastgesteld. Het op 16 december 2010 ondertekende begeleidende memorandum van overeenstemming en de latere aanvullingen daarop bepalen de economische beleidsvoorwaarden op basis waarvan de financiële bijstand wordt uitbetaald.

(10)

Over het algemeen heeft Ierland aan de in het memorandum van overeenstemming vastgestelde voorwaarden van het financiëlebijstandsprogramma voldaan. Met name de begrotingstekortdoelstelling voor 2011 (10,6 %) is met een aanzienlijke marge verwezenlijkt en in de begroting voor 2012 wordt overeenkomstig het plafond van het financiëlebijstandsprogramma gemikt op een begrotingstekort van 8,6 % van het bbp. De middellangetermijnplannen voor de begrotingsconsolidatie zijn in overeenstemming met de tekortlimieten van het financiëlebijstandsprogramma en met de doelstelling om in 2015 een tekort van minder dan 3 % van het bbp te bereiken. De in de Prudential Capital Assessment Review van 2011 door de Centrale Bank van Ierland beoogde herkapitalisatie van de binnenlandse banken is in belangrijke mate voltooid en de schuldafbouw van de binnenlandse banken overtrof de doelstellingen van het financiëlebijstandsprogramma voor heel 2011. De structurele hervormingen om het concurrentievermogen te verbeteren en meer nieuwe banen mogelijk te maken, zijn in een vergevorderd stadium.

(11)

Zoals ruwweg werd verwacht in het kader van het financiëlebijstandsprogramma, groeide de Ierse economie weer met een bescheiden 0,7 % in 2011. De groei was exportgedreven dankzij verbeteringen van het concurrentievermogen en de sterke externe vraag. Het netto uitvoersaldo droeg 4,7 procentpunt bij aan de groei van het bbp, terwijl de binnenlandse vraag bleef krimpen door de begrotingsconsolidatie, de dalende werkgelegenheid en het herstel van de financiële positie van de huishoudens. Wegens het ongunstige externe klimaat en de aanhoudende aanpassing van de binnenlandse vraag zal de groei in 2012 afnemen tot circa 0,5 %. Het herstel van de financiële positie van huishoudens en bedrijven zal blijven wegen op de consumptie en de investeringen op de middellange termijn. Verwacht wordt dat de economische groei tot 1,9 % zal aantrekken in 2013 en tot 2,8 % in 2015 dankzij Ierlands sterke demografische ontwikkeling en flexibele arbeidsmarkt, alsook dankzij de aanzienlijk reservecapaciteit in de economie.

(12)

Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. De prognoses betreffende de economische groei in het stabiliteitsprogramma zijn vergelijkbaar met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma uiteengezette begrotingsstrategie bestaat erin het overheidstekort tegen 2015 terug te dringen tot onder de drempel van 3 % van het bbp, hetgeen in overeenstemming is met de door de Raad gestelde termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort. Het stabiliteitsprogramma gaat momenteel uit van een tekort van 8,3 % van het bbp in 2012 (onder het programmastreefcijfer van 8,6 % van het bbp), 7,5 % van het bbp in 2013, 4,8 % van het bbp in 2014 en 2,8 % van het bbp tegen het eind van de programmaperiode in 2015. Dit traject is gebaseerd op consolidatiemaatregelen van 2,7 % van het bbp die ten uitvoer worden gelegd in de begroting voor 2012, en brede consolidatiemaatregelen van 3,9 % van het bbp in 2013-2014 en een verdere, ten dele gespecificeerde consolidatie-inspanning van 1,1 % van het bbp in 2015. In het programma wordt de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel overheidstekort van 0,5 % van het bbp herhaald, die niet gedurende de programmaperiode wordt gehaald. De MTD weerspiegelt adequaat de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Het overheidstekort bedraagt meer dan 60 % van het bbp en verwacht wordt dat het zal stijgen van 108 % van het bbp in 2011 tot 120 % in 2013 alvorens het zal beginnen te dalen. Voor de duur van de buitensporigtekortprocedure tot 2015 en in de daaropvolgende drie jaar bevindt Ierland zich in een overgangsperiode en de begrotingsplannen zouden ervoor zorgen dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het voldoen aan de schuldreductiebenchmark van het stabiliteits- en groeipact.

(13)

Ierland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen hebben betrekking op het bevorderen van het concurrentievermogen, het bevorderen van de werkgelegenheid, het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit,

BEVEELT AAN dat Ierland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

de in Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU vastgestelde maatregelen die in het memorandum van overeenstemming van 16 december 2010 en de latere aanvullingen daarop nader worden bepaald, ten uitvoer te leggen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 215 van 21.7.2011, blz. 1.

(4)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

(5)  PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/46


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Italië, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2012-2015

2012/C 219/14

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) vastgesteld over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Italië, en advies uitgebracht over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2011-2014.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie, op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011, haar goedkeuring gehecht aan het Waarschuwingsmechanismeverslag, waarin Italië werd aangewezen als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie te voeren, de kredietverschaffing aan de economie te normaliseren, de groei en het concurrentievermogen te bevorderen, de werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken, en de overheidsdiensten te moderniseren.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat die kunnen worden opgenomen in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en in de nationale hervormingsprogramma’s.

(9)

Op 30 april 2012 heeft Italië zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Italië door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Italië van onevenwichtigheden sprake is, hoewel deze niet buitensporig zijn. De overheidsschuld is reeds in het kader van het stabiliteits- en groeipact zorgvuldig gecontroleerd; niettemin moet bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van de macro-economische situatie wat de export betreft, om het risico van een negatieve weerslag op de werking van de economie te verminderen.

(10)

Op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de situatie op de financiële markt niet verder verslechtert. Overeenkomstig de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie wordt dit jaar een drastische daling van het bbp verwacht en een geleidelijk herstel ervan in 2013. Overeenkomstig de buitensporigtekortprocedure wordt met de in het stabiliteitsprogramma beschreven budgettaire strategie beoogd het overheidstekort uiterlijk in 2012 terug te dringen tot beneden de bbp-referentiewaarde van het Verdrag van 3 % door middel van verdere uitgavenbeperkingen en extra inkomsten. Na de correctie van het buitensporige tekort bevestigt het stabiliteitsprogramma de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een evenwichtige begrotingssituatie — het realiseren van een structureel begrotingsevenwicht —, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze in acht worden genomen. In het programma is gepland dat Italië dit doel in 2013 bereikt, dat wil zeggen een jaar eerder dan in het vorige stabiliteitsprogramma werd beoogd, via de reeds in 2010-2011 aangenomen maatregelen. Op basis van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (5) ligt de geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning gedurende 2010-2012 boven de door de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure aanbevolen 0,5 % van het bbp. Het voor 2013 voorziene tempo van de structurele aanpassingen maakt het Italië mogelijk in dat jaar de MTD te bereiken en het geplande groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, zou aan het uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact voldoen.

Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote in 2012 pieken en daarna steeds sneller beginnen af te nemen, naarmate het primaire overschot toeneemt. In 2013-2014 zal Italië zich in een overgangsperiode bevinden en zijn begrotingsplannen zullen ervoor zorgen dat Italië voldoende vooruitgang boekt ten aanzien van de inachtneming van de benchmark voor de schuldvermindering, zoals ook wordt bevestigd in de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie. Volgens de plannen zal de benchmark voor de schuldvermindering aan het einde van de overgangsfase (2015) worden bereikt. Om de genoemde resultaten op het gebied van het tekort en de schuld te bereiken, is een strikte en volledige budgettaire uitvoering van de in 2010-2011 goedgekeurde corrigerende maatregelen onontbeerlijk.

(11)

Wat het begrotingskader betreft, heeft het Italiaanse parlement een wet goedgekeurd waarbij een regel inzake een begroting in evenwicht in de Italiaanse grondwet wordt opgenomen. Er zullen uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld om de kernelementen van de regel, dat wil zeggen de gedetailleerde toepassingsregels en de juiste correctiemechanismen en ontsnappingsclausules alsook de noodzakelijke coördinatie tussen de verschillende geledingen van de overheid, nader aan te geven. De regering heeft toegezegd duurzame verbetering van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de overheidsuitgaven na te streven door diepgaande analysen van de uitgaven op alle overheidsniveaus te verrichten. Deze analysen moeten het ook mogelijk maken om aan bepaalde uitgavenposten prioriteit te verlenen teneinde de groei te bevorderen. Met ditzelfde doel wordt thans, in het kader van de in maart 2011 genomen maatregelen en met het in november vastgestelde actieplan voor cohesie 2011, aan een herijking van het gebruik van de structuurfondsen gewerkt waarmee ook een snellere gebruikmaking van deze fondsen wordt beoogd. Er zijn evenwel nog belangrijke tekorten in de administratieve capaciteit, die de gebruikmaking van de fondsen met name in de convergentieregio’s in de weg staan.

(12)

De structuur van het belastingstelsel en het hoge niveau van belastingontwijking en zwart werk hebben de economische resultaten van Italië negatief beïnvloed. De naleving van de belastingregels en de governance worden eveneens negatief beïnvloed door velerlei soorten belastinguitgaven en zware en complexe administratieve procedures. Hoewel de gedeeltelijke verschuiving van de belastingdruk van de productiefactoren naar consumptie en bezit, die al in hervorming van de wetgeving is vastgelegd, een belangrijke eerste stap is naar een groeivriendelijker belastingstructuur, moet deze verschuiving wel worden voortgezet, waarbij ook verder rekening moet worden gehouden met het herverdelingseffect.

(13)

De overeenkomst tussen de sociale partners van juni 2011 over de hervorming van het loononderhandelingskader is in wetgeving omgezet en zal het mogelijk maken dat meer gebruik wordt gemaakt van overeenkomsten op ondernemingsniveau wat ertoe leidt dat meer rekening wordt gehouden met de behoeften van specifieke productieactiviteiten, en daarop moet toezicht worden gehouden. Niettemin moet het systeem van loononderhandelingen verder worden hervormd om het gebrek aan dynamisme in de nominale loonkosten per eenheid in vergelijking met Italië’s handelspartners, waarvan de starheid een van de factoren van het verlies aan concurrentievermogen van de Italiaanse economie is, beter aan te pakken door ook op het nationale sectorale niveau flexibeler regelingen mogelijk te maken. In april 2012 stelde de regering een ambitieuze arbeidsmarkthervorming voor om de aanhoudende problemen op de Italiaanse arbeidsmarkt op te lossen, waaronder de segmentering van die markt. Deze hervorming moet dringend worden goedgekeurd, waarbij erop wordt toegezien dat de doelstelling en de draagwijdte in verhouding blijven tot de problematiek van de Italiaanse arbeidsmarkt. Op de omvang en doeltreffendheid van de liberalisering van de arbeidsvoorziening moet nauwlettend worden toegezien.

(14)

Ondanks de inspanningen om de inzetbaarheid van vrouwen te verbeteren, met name door middel van gerichte fiscale stimuleringsmaatregelen, ligt die participatie (46,5 % in 2011) aanmerkelijk onder het gemiddelde van de EU-27 (58,5 % in 2011). Er zijn aanvullende maatregelen vereist voor opvang- en zorgfaciliteiten voor kinderen en ouderen. De uitdaging is bijzonder groot voor oudere werkneemsters in de particuliere sector, aangezien de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen tussen 2012 en 2018 met vijf jaar zal toenemen.

(15)

De jeugdwerkloosheid beliep in 2011 gemiddeld 29,1 % en nam in de eerste maanden van 2012 nog verder toe. Vooral het werkloosheidspercentage bij afgestudeerden hoger onderwijs is hoog en de verworven vaardigheden en de voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Bevordering van het leerlingstelsel als een belangrijke toegangspoort tot de arbeidsmarkt is een gunstige ontwikkeling maar hiervoor is nog de toepassing van adequate instrumenten zoals een nieuw normensysteem voor vakbekwaamheid en beroepsopleiding en op het gebied van de certificatie van vaardigheden vereist. De Commissie heeft een actieteam opgezet om de cohesiefondsen te herprogrammeren ten behoeve van maatregelen die werkgelegenheid voor jongeren en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) bevorderen.

(16)

Het percentage schooluitval van 18,8 % op nationaal niveau, met sterke regionale variaties, heeft een negatieve weerslag op de jeugdwerkloosheid. Door een combinatie van preventie-, interventie- en compensatiemaatregelen moet meer gerichte en gecoördineerde actie worden ondernomen om het enorme probleem van schooluitval aan te pakken. De slechte prestaties van het hoger-onderwijssysteem moeten worden aangepakt, onder andere door middel van de volledige uitvoering van de hervorming van universitaire opleidingen van 2010 en door een sterkere verbinding tussen de resultaten van de universiteiten en de toewijzing van overheidssubsidies.

(17)

Italië heeft belangrijke maatregelen goedgekeurd voor de liberalisering van de diensten, met name beroepsdiensten, en voor verbetering van het concurrentievermogen in de netwerkindustrieën. Daarnaast zijn er echter nog talrijke problemen in de energie- en de vervoersector, met name bij de spoorwegen en de havens, waar de knelpunten in infrastructuur en markten aanzienlijk blijven.

(18)

Hoewel er al enkele maatregelen zijn genomen om de administratieve vereenvoudiging aan te moedigen, blijft het ondernemingsklimaat in Italië complex. Met name heeft het gerechtelijk apparaat te kampen met een inefficiënt gebruik van middelen, procedures en institutionele organisatie die worden weerspiegeld in de slechte resultaten van de civiele rechtspraak in Italië, met name wat de te lange duur van de procedure voor de behandeling van zaken en het grote aantal achterstallige zaken betreft.

(19)

De toegang tot financiering voor kmo’s is moeilijk en de intensiteit van risicokapitaal is gering. In december 2011 is een vermogensaftrek ingevoerd waardoor ondernemingen het fictieve rendement op nieuwe injecties van aandelenkapitaal van het belastbare inkomen kunnen aftrekken. Naar wordt verwacht zal dit de bedrijfsgroei van kmo’s en de investeringen in innovatie vergemakkelijken. Hoewel er maatregelen ter stimulering van particuliere onderzoek en ontwikkeling (O&O) zijn genomen, met name de herfinanciering van het belastingkrediet voor investeringen door ondernemingen in onderzoek, blijft de intensiteit laag en worden weinig innovatieve projecten uitgevoerd.

(20)

Italië is in het kader van het Euro Plus-pact een aantal verbintenissen aangegaan. Deze verbintenissen, en de uitvoering van de verbintenissen die in 2011 waren geformuleerd, hebben betrekking op het bevorderen van werkgelegenheid, de verbetering van het concurrentievermogen, het vergroten van de duurzaamheid van de overheidsfinanciën en het versterken de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de uitvoering van de in het kader van het Euro Plus-pact aangegane verbintenissen onderzocht. Met de resultaten van deze evaluatie is in de onderstaande aanbevelingen rekening gehouden.

(21)

In het kader van het Europees semester heeft de Commissie een omvattende analyse van het economische beleid van Italië verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma onderzocht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Italië, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 bevatten haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(23)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma van Italië onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1, 4, 5 en 6 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Italië in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begrotingsstrategie zoals gepland uit te voeren en ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort in 2012 wordt gecorrigeerd; de geplande structurele primaire overschotten veilig te stellen om de schuldquote tegen 2013 op een neerwaarts pad te krijgen; erop toe te zien dat adequate vooruitgang wordt geboekt op weg naar de MTD en terzelfder tijd aan het uitgavenbenchmark te voldoen en voldoende voortgang te waarborgen op weg naar inachtneming van het benchmark voor de schuldvermindering.

2.

Erop toe te zien dat de specificatie in de uitvoeringswetgeving van de kernelementen van de grondwettelijke regel inzake het budgettair evenwicht, waaronder passende coördinatie op alle overheidsniveaus, in overeenstemming is met het EU-kader; duurzame verbetering van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de overheidsuitgaven na te streven door de geplande analyse van de uitgaven te verrichten en voort te gaan met de uitvoering van het actieplan voor cohesie 2011 met het oog op betere gebruikmaking en beheer van de EU-fondsen, met name in het zuiden van Italië.

3.

Verdere maatregelen te nemen ten aanzien van de jeugdwerkloosheid, onder andere door het onderwijs beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen en de overgang naar werk te vergemakkelijken, mede door stimuleringsmaatregelen voor startende bedrijven en voor het in dienst nemen van werknemers; de landelijke erkenning van vaardigheden en kwalificaties te handhaven om de mobiliteit van arbeidskrachten te bevorderen; maatregelen te nemen om de uitvalcijfers in het hoger onderwijs terug te dringen en de schooluitval te bestrijden.

4.

De hervorming van de arbeidsmarkt als prioriteit goed te keuren om de segmentatie van de arbeidsmarkt aan te pakken en een geïntegreerd stelsel voor werkloosheidsuitkeringen op te zetten; verdere maatregelen te nemen om stimulansen voor de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te creëren, met name door zorgfaciliteiten voor kinderen en ouderen in het leven te roepen. Toezicht te houden op de uitvoering van het nieuwe kader voor de loonzetting, en dat indien nodig aan te scherpen, om er mede voor te zorgen dat de loonstijging gekoppeld wordt aan de productiviteit, zowel op sector- als op bedrijfsniveau.

5.

De bestrijding van belastingontwijking voort te zetten; de grijze economie en zwart werk te bestrijden, bijvoorbeeld door intensivering van inspecties en controles; maatregelen te treffen om de werkingssfeer van belastingvrijstellingen en -voordelen en lagere btw-tarieven te verminderen en de belastingwet te vereenvoudigen; extra maatregelen te treffen met het oog op de verschuiving van de belastingdruk van kapitaal en arbeid naar bezit en consumptie, en naar het milieu.

6.

De goedgekeurde liberaliserings- en vereenvoudigingsmaatregelen in de dienstensector uit te voeren; verdere maatregelen te treffen om de toegang tot de markt in netwerkindustrieën, alsook de infrastructuurcapaciteit en interconnectie te verbeteren. Het regelgevingskader voor bedrijven verder te vereenvoudigen en de bestuurlijke capaciteit te vergroten. De toegang tot financiële instrumenten te verbeteren, met name tot eigen vermogen, om groeiende ondernemingen en innovatie te financieren. De geplande reorganisatie van de civiele rechtspraak uit te voeren en het gebruik van alternatieve regelingen voor geschillenbeslechting te bevorderen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 215 van 21.7.2011, blz. 4.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/50


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Letland, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2012-2015

2012/C 219/15

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Letland vastgesteld en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Letland voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin werd Letland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Letland heeft in 2011 voldaan aan de meeste voorwaarden die in het programma voor financiële bijstand op middellange termijn uit hoofde van Besluit 2009/290/EG (5) zijn vastgesteld. De Commissie heeft op 21 december 2011 de vijfde en laatste beoordeling uitgevoerd in het kader van Letlands betalingsbalansprogramma; de evaluatie van de voortgang die de regering heeft geboekt met budgettaire, financiële en structurele hervormingen was in het algemeen positief. Het programma voor financiële bijstand op middellange termijn liep tot januari 2012. Na afloop van dat programma is Letland onder postprogrammatoezicht blijven staan. Dit toezicht is een integraal onderdeel van de bestaande procedures en toezichtmechanismen en is gericht op het nauwlettend meten van risico’s die de macro-economische stabiliteit in gevaar zouden kunnen brengen en daardoor een negatieve invloed zouden kunnen hebben op het vermogen om schulden af te lossen. Het postprogrammatoezicht blijft van kracht totdat er een groot deel (ongeveer 70 %) van de leningen is afbetaald.

(7)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er moet worden gewerkt aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(9)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s.

(10)

Op 30 april 2012 heeft Letland zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(11)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario wat 2012 betreft rekening houdt met de meest actuele gegevens en voorzichtig is, en aannemelijk is wat betreft 2013. De macro-economische prognoses voor 2012 in het convergentieprogrammascenario liggen zeer dicht bij de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie (met een verwachte groei van het bbp van 2,0 % respectievelijk 2,2 %). Recente economische gegevens geven echter aan dat de cijfers hoger kunnen liggen. Met de begrotingsstrategie die in het convergentieprogramma is uitgestippeld, wordt beoogd om het buitensporige tekort in 2012 te corrigeren en om de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) tegen het einde van de convergentieprogrammaperiode bijna te bereiken. In het convergentieprogramma 2012-2015 is de MTD gewijzigd van – 1,0 % in – 0,5 % van het bbp; de nieuwe MTD weerspiegelt op adequate wijze de vereisten uit het groei- en stabiliteitspact. Het geplande nominale tekort in 2012 stemt overeen met de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort die is vastgelegd in de Aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009. Voor 2013 streeft het convergentieprogramma naar een nominaal tekort van 1,4 % van het bbp, hoewel de geplande bezuinigingen nog niet volledig worden ondersteund door maatregelen. Uitgaand van het (herberekende) structurele begrotingssaldo (6) zal Letland aan het einde van de convergentieprogrammaperiode in 2015 de MTD bijna hebben bereikt. De herberekende informatie geeft aan dat de vooruitgang in de richting van de MTD in structurele termen in de laatste convergentieprogrammajaren minder dan 0,5 % van het bbp bedraagt, maar de geplande bezuinigingen zouden ervoor zorgen dat het groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, in overeenstemming zijn met de uitgavenbenchmark uit het groei- en stabiliteitspact.

Tegelijkertijd houden fiscale hervormingen vanaf de tweede helft van 2012, zoals aangenomen door het Parlement op 24 mei 2012, die nog niet zijn weergegeven in het programmascenario maar wel worden vermeld in de begeleidende brief bij de indiening van het convergentieprogramma, een risico in voor het halen van de doelstellingen in 2013 en daarna. De schuldquote van de overheid is minder dan 60 % van het bbp; dit cijfer loopt op van 42,6 % van het bbp in 2011 tot 46,7 % van het bbp in 2014 (in verband met de voorfinanciering van omvangrijke terugbetalingen van in het kader van het internationale programma voor financiële bijstand ontvangen bedragen, die in 2014-2015 verschuldigd zijn), en daalt tot 38,9 % in 2015 nadat deze terugbetalingen zijn verricht.

(12)

Letland dient ernaar te streven het zwaartepunt van de belastingdruk te verleggen van de belasting op arbeid naar de belasting op verbruik, eigendom en gebruik van natuurlijke en andere hulpbronnen; tevens dient het structurele saldo te worden verbeterd. De relatief hoge belastingdruk op lage inkomens en het hoge percentage zwartwerkers wijzen erop dat er behoefte is aan een adequaat arbeidsmarktbeleid, dat het belasting- en uitkeringsstelsel doorgelicht dient te worden en dat er intensievere inspanningen nodig zijn om het zwarte circuit aan te pakken. De milieubelastingen zijn nog niet goed ontwikkeld en worden gedomineerd door de belasting op motorbrandstoffen, terwijl de belasting op andere energiebronnen, vervuiling en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen onder het gemiddelde van de EU ligt. Door de belastinggrondslag uit te breiden naar andere vormen van milieubelasting, met name belasting op vervuiling, en door een bredere belasting op energiebronnen te heffen, kunnen milieudoelstellingen sneller worden gehaald en ontstaat er tegelijkertijd ruimte om de belastingdruk op arbeid te verlichten en het zwaartepunt elders te leggen.

(13)

In het kader van de lopende hervorming van de budgettaire governance wordt Letland verzocht om ervoor te zorgen dat de wet op de begrotingsdiscipline door het parlement wordt aangenomen, en om een budgettaire kaderwet voor de middellange termijn te ontwikkelen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te steunen. Het aannemen van de wet op de begrotingsdiscipline is in overeenstemming met de toezeggingen die de regering in het kader van het betalingsbalansprogramma heeft gedaan; met het wetsontwerp dat door de regering is aangenomen, wordt ook beoogd om het veranderende EU-acquis op het gebied van budgettaire governance in de wetgeving van Letland op te nemen. Zodra de nieuwe wet is aangenomen en wordt uitgevoerd, zou deze het begrotingskader in Letland aanzienlijk versterken; momenteel bevat dit kader geen doeltreffend mechanisme om uitgavengroei in economische gunstige tijden te beperken.

(14)

Om ervoor te zorgen dat de pensioenhervorming doorgaat, dient Letland in 2013 de verplichte bijdragen aan het op kapitaaldekking berustende particuliere pensioenstelsel van het huidige verlaagde niveau van 2 % van het brutoloon weer op te trekken naar 6 %.

(15)

Letland dient de bijstandsregeling te versterken en hervormen en het werkloosheidspercentage aan te pakken, dat een van de hoogste in de Unie is. Met name tijdens de crisis bleek dat de jeugdwerkloosheid hoog is en dat er een groot tekort aan bepaalde vaardigheden is. Er is een actief arbeidsmarktbeleid opgezet en uitgevoerd dat specifiek op jongeren is gericht; het beleid omvat beroepsopleidingen, vrijwilligerswerk en loonsubsidies voor jongeren. Gezien de omvang van het probleem hebben deze beperkte activiteiten echter relatief weinig invloed.

(16)

In 2011 werd 40 % van de bevolking in Letland bedreigd door armoede, met alle gevolgen van dien voor de inzetbaarheid van de beroepsbevolking en toekomstige groeiverwachtingen. Letland heeft een strategie vastgesteld die een sociaal vangnet voor noodgevallen omvat. Het beleid van de overheid voor het terugdringen van armoede is vooral gericht op het verminderen van de inkomensongelijkheid, een lagere belastingdruk voor werkende gezinnen en betere toegang tot de arbeidsmarkt. Niettemin besteedt Letland relatief weinig aan sociale bescherming; de sociale overdrachten hebben slechts weinig invloed op het terugdringen van de armoede, aangezien een groot deel ervan weer bij mensen met een middelhoog of hoog inkomen terechtkomt. De uitgaven voor inkomensafhankelijke uitkeringen zijn laag; tevens wordt de rol van het sociale vangnet gedeeltelijk vervuld door tijdelijke overheidsbanen met een laag salaris. Het stelsel van socialebijstandsuitkeringen bevat verder armoede- en werkloosheidsvallen, en er wordt misbruik van gemaakt. Er heerst een grote mate van ongelijkheid wat betreft de toegang tot sociale bijstand die de lokale overheden verlenen; door het gebrek aan transparantie is goed onderbouwde besluitvorming moeilijk. Met name tijdens de crisis bleek dat de langdurige en jeugdwerkloosheid hoog zijn. De meeste jonge werklozen beschikken niet over beroepskwalificaties. Het aantal jongeren dat geen onderwijs geniet, niet aan het werk is en geen opleiding krijgt (NEET’s), is betrekkelijk groot. Er dienen maatregelen te worden genomen die overeenstemmen met de conclusies van het gezamenlijke actieteam van Letland en de Commissie, dat zich over het onderwerp jeugdwerkloosheid heeft gebogen.

(17)

Letland dient de energie-efficiëntie verder te verbeteren, de concurrentie in de belangrijkste energienetwerken te bevorderen en de koppeling met de energienetwerken van de EU te verbeteren. Het belastingstelsel biedt onvoldoende stimuli voor het terugdringen van energiekosten en voor het verleggen van verbruik en investeringen naar zuinige producten (vervoermiddelen, isolatie van gebouwen, verwarmingssystemen). De energiemarkten in Letland worden nog steeds gedomineerd door monopolies. Om historische redenen zijn de gas- en stroommarkt grotendeels gescheiden van de markt van de andere lidstaten.

(18)

Inefficiënte praktijken in de civiele rechtspleging hebben negatieve gevolgen voor het zakelijke en economische klimaat, aangezien de risico’s en kosten bij het zakendoen toenemen. De rechtbanken van eerste en tweede aanleg hebben een grote achterstand bij de behandeling van civielrechtelijke en handelszaken, vooral wat betreft contractuele verplichtingen en faillissementen. De beroepsprestaties van de rechters dienen te worden geëvalueerd. Het verdient aanbeveling om het insolventierecht verder te verbeteren.

(19)

Hoewel het onderwijsniveau relatief hoog ligt, beschikt een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking niet over beroepskwalificaties en heeft het slechts in beperkte mate toegang tot hoger onderwijs. De universiteiten scoren slecht op wereldwijde ranglijsten en worden gekenmerkt door een laag concurrentievermogen op internationaal niveau en zwak bestuur. Er is weinig samenwerking tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en ondernemingen, waardoor er wat betreft innovatie slecht wordt gepresteerd. Er is geen systematische en doeltreffende strategie voor onderzoek en innovatie. Nergens anders in de Unie geeft het bedrijfsleven zo weinig uit voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) als in Letland.

(20)

Letland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft onderzocht in hoeverre de toezeggingen zijn nagekomen die in het kader van het Euro Plus-pact zijn gedaan. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(21)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een uitgebreide analyse van het economische beleid van Letland verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma geanalyseerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Letland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Letland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De voortgang in de richting van de tijdige correctie van het buitensporige tekort te waarborgen. Met dat doel voor ogen de begroting voor het jaar 2012 zoals gepland uit te voeren en de begrotingsinspanning te verrichten die is beschreven in de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Vervolgens voor het jaar 2013 en de periode daarna een begrotingsstrategie uit te voeren, ondersteund door nauwkeurig omschreven structurele maatregelen; voldoende voortgang te boeken bij het streven naar de MTD en de uitgavenbenchmark aan te houden. Conjunctuurgerelateerde meevallers aan de ontvangstenzijde aan te wenden om de overheidsschuld terug te dringen.

2.

Maatregelen te nemen om over te stappen van het belasten van arbeid naar het belasten van verbruik, eigendom en het gebruik van natuurlijk en andere hulpbronnen, en tevens het structurele saldo te verbeteren; ervoor te zorgen dat de wet op de begrotingsdiscipline wordt aangenomen en een budgettaire kaderwet voor de middellange termijn te ontwikkelen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te steunen; de bijdragen aan het verplichte op kapitaaldekking berustende particuliere pensioenstelsel vanaf 2013 wederom te verhogen tot 6 % van het brutoloon.

3.

Maatregelen te nemen om de langdurige en jeugdwerkloosheid terug te dringen door op te treden tegen schooluitval; de doeltreffendheid van beroepsonderwijs en -opleiding en de leerlingstelselcomponent daarvan te verhogen; de kwaliteit, reikwijdte en doeltreffendheid van het actieve arbeidsmarktbeleid en de opleidingscomponent daarvan te verbeteren.

4.

Een effectieve loonsubsidieregeling in te voeren. De hoge cijfers voor armoede en sociale uitsluiting aan te pakken door de bijstandsregeling te hervormen, teneinde deze efficiënter te maken en de armen beter te beschermen. De doelgerichtheid van het beleid te verbeteren en het werken sterker aan te moedigen.

5.

De energie-efficiëntie verder aanmoedigen door middel van uitvoeringsmaatregelen en stimulansen voor het terugdringen van energiekosten en het verleggen van verbruik naar zuinige producten, met inbegrip van vervoermiddelen, gebouwen en verwarmingssystemen. De concurrentie in de belangrijkste energienetwerken bevorderen en de koppeling met de energienetwerken van de EU verbeteren.

6.

Maatregelen te nemen om het management en de efficiëntie binnen de rechterlijke macht te verbeteren, met name om de achterstand terug te dringen en de procedures in te korten. Stappen te ondernemen om het insolventierecht en de wetgeving inzake bemiddeling te verbeteren.

7.

Door te gaan met hervormingen in het hoger onderwijs, onder meer door een nieuw financieringsmodel toe te passen waarbinnen kwaliteit wordt beloond, er meer rekening wordt gehouden met de behoeften van de markt en onderzoeksinstellingen, en fragmentatie van de begrotingsmiddelen wordt vermeden. Een doeltreffend onderzoeks- en innovatiebeleid uit te stippelen en uit te voeren om bedrijven aan te zetten tot innovatie, onder meer via belastingvoordelen, het verbeteren van infrastructuur en het rationaliseren van onderzoeksinstellingen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 215 van 21.7.2011, blz. 8.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  PB L 79 van 25.3.2009, blz. 39.

(6)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(7)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/54


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Litouwen, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2012-2015

2012/C 219/16

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

Op 13 juli 2010 heeft de Raad een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Litouwen aangenomen en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Litouwen niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten. Hij riep de lidstaten op om de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad voor 2011 ten uitvoer te leggen en om deze prioriteiten om te zetten in concrete maatregelen die moeten worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma en hun nationale hervormingsprogramma.

(8)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Litouwen heeft op 27 april 2012 zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en op 30 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het is globaal genomen in overeenstemming met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie voor de jaren 2012 en 2013. De in het convergentieprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel het buitensporige tekort in 2012 te corrigeren, zoals de Raad heeft aanbevolen, en daarna vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD). Het convergentieprogramma bevestigt de eerdere MTD, namelijk een structureel overheidsoverschot van 0,5 % van het bbp, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze in acht worden genomen, en vermeldt een consolidatie van ten minste 1 procentpunt per jaar, waardoor de begroting in 2015 in evenwicht zal zijn. Terwijl de begrotingsplannen in overeenstemming zijn met een tijdige correctie van het buitensporige tekort, zal de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning in 2010-2012 op basis van het (opnieuw berekende) structurele begrotingssaldo (5) naar verwachting lager zijn dan 2,25 % van het bpp, het streefpercentage in de aanbeveling van de Raad van 16 februari 2010.

De geplande jaarlijkse vooruitgang bij de verwezenlijking van de MTD voor de jaren volgende op de correctie van het buitensporige tekort zou iets boven de benchmark van het stabiliteits- en groeipact liggen, namelijk 0,5 % van het bbp met betrekking tot het structurele saldo. De geplande groei van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, is in overeenstemming met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact voor 2013 en 2014, maar niet voor 2015. De overheidsschuld zal gedurende de convergentieprogrammaperiode naar verwachting onder 60 % van het bbp blijven; volgens de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie zal zij in 2013 tot bijna 41 % van het bbp oplopen, terwijl het convergentieprogramma streeft naar een afname van de schuld tot ongeveer 35 % in 2015. Bij de hervorming van de begrotingsplanning en -uitvoering wordt vooruitgang geboekt, maar de regering moet de voorgestelde wetten nog goedkeuren. Deze wetten zouden de verantwoordingsplicht binnen het begrotingskader versterken door de oprichting van een onafhankelijke instelling, en de regels inzake schatkistreserves aanscherpen.

(11)

Op basis van een uitgebreide strategie om naleving van de belastingwetgeving te bevorderen werden in 2011 maatregelen uitgevoerd die inderdaad voor een betere naleving hebben gezorgd en extra ontvangsten hebben opgeleverd. De uitvoering van deze maatregelen dient echter te worden voortgezet om belastingontduiking effectief aan te pakken.

(12)

De bevolkingstrends zetten een groot vraagteken bij de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. Hoewel Litouwen heeft besloten de pensioenleeftijd in de periode tot 2026 geleidelijk tot 65 jaar te verhogen, is dit alleen niet voldoende om ook in de toekomst een toereikend pensioen te garanderen en zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Voorbeelden van dergelijke aanvullende maatregelen zijn: koppeling van de wettelijke pensioenleeftijd en toekomstige uitkeringen aan demografische factoren; vaststelling van duidelijke indexeringsregels; totstandbrenging van een nauwere band tussen bijdragen en uitkeringen; en afschaffing van maatregelen die het aantrekkelijk maken vervroegd met pensioen te gaan. Daarnaast zou Litouwen beter gebruik kunnen maken van vrijwillige aanvullende pensioenregelingen. Aanvullend pensioensparen via pensioenregelingen met kapitalisatie op individuele basis en/of de instelling van bedrijfspensioenregelingen kunnen de druk op de sociale zekerheid verlichten en tezelfdertijd de toereikendheid van toekomstige pensioeninkomens verbeteren. Negatieve prikkels om langer te blijven werken zijn inmiddels opgeheven.

(13)

De wet inzake uitzendbureaus, die kortetermijnwerk moet vergemakkelijken, is op 1 december 2011 in werking getreden. Het effect van deze wet is echter mogelijk gering, omdat ook hiervoor al uitzendbureaus in Litouwen actief waren. Een uitvoerige herziening van de arbeidswetgeving kan onnodige beperkingen en administratieve hindernissen aan het licht brengen die in de weg staan aan flexibele contracten, ontslagbepalingen en arbeidstijdregelingen. Er is behoefte aan aanvullende maatregelen om de arbeidsparticipatie te vergroten, met name van jongeren, ongeschoolden en oudere werknemers, en om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten.

(14)

De werkeloosheid onder jongeren (meer dan 30 %) en laaggeschoolden is vooral tijdens de crisis aan het licht getreden. De overheid voert een aantal maatregelen uit om de werkgelegenheid voor jongeren te stimuleren, bijvoorbeeld door subsidies bij een eerste baan en korting op de te betalen sociale premies. Het activeringspercentage blijft niettemin te laag en de financiële middelen voor een actief arbeidsmarktbeleid zouden efficiënter kunnen worden gebruikt door openbare werken meer toe te spitsen op de kwetsbaarste groepen. Om de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, kunnen leercontracten en stages aantrekkelijker worden gemaakt en kan een systeem voor het voorspellen van de vraag naar kwalificaties worden opgezet. De maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de conclusies van de gezamenlijke actiegroep van Litouwen en de Commissie op het gebied van de jeugdwerkloosheid.

(15)

Ongeveer een derde van de Litouwse bevolking loopt het risico op armoede en langdurige uitsluiting. Slechts in drie andere lidstaten van de Unie is dat aandeel hoger. In 2011 heeft Litouwen de wet inzake sociale bijstand in geld gewijzigd, zodat de hervorming van het systeem van sociale bijstand in januari 2012 kon ingaan. Ook heeft Litouwen een proefmodel voor de verstrekking van sociale bijstand opgezet, de methode voor de berekening van het uitkeringsbedrag gewijzigd, bepaalde maatregelen ingevoerd om werken aantrekkelijker te maken en de dekking vergroot. De hervorming van de sociale bijstand is een stap op weg naar vermindering van de negatieve prikkels om te werken. Er moet een monitoringsysteem worden opgezet om de doeltreffendheid van de hervorming en het effect ervan op de armoedeverlichting te beoordelen. De hervorming moet ook gepaard gaan met activeringsmaatregelen om de arbeidsparticipatie te vergroten, met name voor mensen die langdurig van een uitkering leven.

(16)

Sinds 2010 voert de regering een ambitieuze hervorming van staatsbedrijven uit om het bestuur ervan te herstructureren, de transparantie te vergroten, regulerende en eigendomsfuncties van elkaar te scheiden en de concurrentie en efficiëntie te verbeteren. De hervorming is relevant en omvat zowel wettelijke als organisatorische veranderingen. Er is grote vooruitgang geboekt op het gebied van transparantie en verantwoordingsplicht, aangezien rapporten nu driemaandelijks en jaarlijks worden gepubliceerd. Voor de bedrijven zijn duidelijke doelstellingen vastgesteld. De regering heeft echter sommige onderdelen van de hervorming uitgesteld, met name de scheiding van commerciële en niet-commerciële activiteiten van staatsbedrijven; zij wil deze nu in 2012 ten uitvoer leggen.

(17)

Bij het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen heeft Litouwen enige vooruitgang geboekt. In december 2011 heeft de regering een programma voor de modernisering van flatgebouwen goedgekeurd; aan dit programma wordt echter afbreuk gedaan door hiermee tegenstrijdige subsidies op andere beleidsgebieden die het voor de bewoners van woongebouwen minder interessant maken de energie-efficiëntie te verbeteren. Er zijn dringend verdere grote inspanningen nodig om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren.

(18)

Energiegebruik zou zwaarder kunnen worden belast, want afgezien van twee landen zijn de inkomsten uit milieuheffingen in Litouwen geringer dan elders in de Unie, terwijl de vervoersbelastingen de laagste van de Unie zijn. Het impliciete belastingtarief voor energieverbruik was in 2010 in slechts zes lidstaten van de Unie lager dan in Litouwen, terwijl het aandeel van energieheffingen in het bbp slechts licht onder het EU-gemiddelde ligt.

(19)

Bij de energie-infrastructuur van het land is er een gebrek aan concurrentie en interconnectiviteit; dit heeft een remmende invloed op de groei. Door het gebrek aan interconnectiviteit kan zich op de energiemarkten geen concurrentie voordoen. Zowel op de gas- als op de elektriciteitsmarkt blijft de concentratie hoog (meer dan 90 %).

(20)

Litouwen heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het bevorderen van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, het vergroten van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de onderstaande aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(21)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Litouwen verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie van die programma’s voor een toekomstbestendig budgettair en sociaaleconomisch beleid in Litouwen, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Litouwen in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Te zorgen voor geplande vooruitgang bij de tijdige correctie van het buitensporige tekort. Hiertoe de begroting 2012 volledig uit te voeren en de structurele aanpassingsinspanning die is uiteengezet in de aanbeveling van de Raad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten te verwezenlijken. Daarna de maatregelen te specificeren die nodig zijn om de begrotingsstrategie voor 2013 en latere jaren zoals gepland uit te voeren, en daarbij te zorgen voor een toereikende structurele aanpassingsinspanning teneinde voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de MTD, wat onder meer inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald, terwijl bezuinigingen op groeibevorderende uitgaven tot een minimum worden beperkt. In dit verband overwegen de belastingen te verhogen die het minst nadelig zijn voor de groei, na te hebben vastgesteld welke dat zijn, zoals woning- en milieubelasting, daaronder begrepen het invoeren van een autobelasting, en er daarbij beter op toezien dat de belastingen betaald worden. Het begrotingskader te versterken, met name door de invoering van afdwingbare en bindende maxima voor de uitgaven in het begrotingskader voor de middellange termijn.

2.

Wetgeving betreffende een uitvoerige hervorming van het pensioenstelsel aan te nemen. De wettelijke pensioenleeftijd aan te passen aan de levensverwachting, duidelijke regels voor de indexering van pensioenen vast te stellen en te zorgen voor betere aanvullende spaarregelingen. Pensioenhervorming te onderbouwen met maatregelen die actief ouder worden stimuleren.

3.

De hoge werkloosheid aan te pakken, met name onder jongeren, laaggeschoolden en langdurig werklozen, door de middelen meer toe te spitsen op een actief arbeidsmarktbeleid en de efficiëntie van dat beleid te vergroten. De doeltreffendheid van leerlingstelsels te vergroten. De arbeidswetgeving op het punt van flexibele contracten, ontslagbepalingen en arbeidstijdregelingen te wijzigen.

4.

Maatregelen te nemen om werken aantrekkelijker te maken en een nauwere band te leggen tussen de hervorming van de sociale bijstand en activeringsmaatregelen, met name voor de kwetsbaarste groepen, teneinde armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.

5.

Alle aspecten van het hervormingspakket voor staatsbedrijven uit te voeren en met name te zorgen voor een scheiding van regulerende en eigendomsfuncties en van commerciële en niet-commerciële activiteiten. Passende monitoringinstrumenten in te stellen om de doeltreffendheid van de hervormingen te beoordelen, en te waarborgen dat alle staatsbedrijven voldoen aan de eisen van de hervorming.

6.

Meer maatregelen treffen om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren, onder meer door de opheffing van negatieve prikkels en een snelle tenuitvoerlegging van het holdingfonds. De concurrentie bij energienetten te stimuleren door een betere interconnectiviteit voor zowel gas als elektriciteit met andere lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 210 van 16.7.2011, blz. 1.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/58


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma van Luxemburg, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2012-2015

2012/C 219/17

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Luxemburg aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Luxemburg niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Deze opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er moet worden gewerkt aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat deze kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s.

(9)

Luxemburg heeft op 27 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Vooral het scenario voor 2012 en 2013 ligt heel dicht bij de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie. Bij de prognoses voor het tekort op middellange termijn is het gehanteerde groeiscenario licht optimistisch, met een groei die boven de potentiële groei ligt maar toch nog altijd een stuk onder de gemiddelde groeicijfers uit het verleden. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel het tekort door middel van een pakket consolidatiemaatregelen ter waarde van 1,2 % van het bbp terug te brengen van 1,5 % in 2012 tot 0,9 % in 2014, en meer manoeuvreerruimte te scheppen om negatieve schokken op te vangen. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de eerdere middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een structureel overschot van 0,5 %. Volgens de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact kan deze MTD echter niet als passend worden beschouwd omdat, uitgaande van het huidige beleid en de huidige prognoses, hierbij onvoldoende rekening lijkt te worden gehouden met de impliciete verplichtingen in verband met de vergrijzing, ook al is de schuld lager dan de referentiewaarde van het Verdrag. Op basis van de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie en het (opnieuw berekende) structurele begrotingssaldo in het stabiliteitsprogramma, zou Luxemburg bovendien vanaf 2012 aanzienlijk afwijken van zijn eigen MTD. Verwacht wordt dat de groei van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, een stuk groter zal zijn dan de uitgavenbenchmark die is vastgesteld in het stabiliteits- en groeipact. Met 20 % van het bbp ligt de bruto-overheidsschuld onder de referentiewaarde van het Verdrag.

(11)

Op 20 januari 2012 heeft de regering haar goedkeuring gehecht aan een wetsontwerp tot hervorming van het pensioenstelsel voor zowel de particuliere als de overheidssector. De hervorming bouwt een aantal corrigerende mechanismen in voor het geval dat de financiële situatie van het stelsel zich ongunstig ontwikkelt, en bevat aanpassingen van de bijzonder ruimhartige berekeningsmethoden voor uitkeringen. De nieuwe berekeningsmethode wordt echter geleidelijk ingevoerd, in een bijzonder lang tijdsbestek van 40 jaar. Voorts blijven de mogelijkheden voor vervroegde uittreding in grote lijnen ongewijzigd en zijn er geen maatregelen voorgesteld om de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen. Over het geheel genomen neemt Luxemburg stappen in de goede richting, maar lijkt de voorgestelde hervorming de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn onvoldoende te waarborgen.

(12)

In januari 2012 heeft het parlement een wet aangenomen tot beperkte toepassing van de automatische loonindexering tussen 2012 en 2014, ter versterking van het concurrentievermogen van de Luxemburgse economie. De regering heeft naast een mogelijke wijziging van de referentie-index echter geen verdere plannen voor een blijvende herziening van het loonvormingssysteem aangekondigd. Hoewel de productiviteit van Luxemburg momenteel zeer hoog is, wordt de manoeuvreerruimte in termen van productiviteitsstijgingen kleiner. Een blijvende herziening van het loonvormingssysteem, in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijken, is noodzakelijk om het concurrentievermogen van de Luxemburgse economie op langere termijn in stand te houden.

(13)

Luxemburg heeft een aantal relevante en geloofwaardige stappen genomen om zijn relatief hoge jeugdwerkloosheid aan te pakken. Voor de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt is echter een coherente strategie noodzakelijk om onder meer de samenwerking tussen gemeenten te versterken en de doeltreffendheid van diensten voor arbeidsvoorziening te verbeteren. Jonge werkzoekenden, met name die met een lager opleidingsniveau, zouden ook baat hebben bij meer investeringen in opleiding en onderwijs.

(14)

Naar verwachting zal Luxemburg moeilijkheden ondervinden om zijn 2020-doelstelling voor vermindering van broeikasgasemissies te halen. Afgaande op de meest recente 2020-ramingen op basis van bestaande maatregelen is de verwachting dat, tussen 2005 en 2020, in Luxemburg de emissies in niet onder de emissiehandelregeling vallende sectoren met 6 % zullen toenemen, terwijl de doelstelling een vermindering met 20 % is. De voornaamste bron van emissies vormt het wegverkeer, waarin een aanzienlijke emissievermindering kan worden bereikt. De prijs van transportbrandstoffen is nog altijd een van de laagste in de EU, wat „tanktoerisme” en negatieve externe factoren in de vorm van vervuiling en congestie meebrengt. Voor het verminderen van de broeikasgasemissies zijn extra beleidsmaatregelen noodzakelijk; bij het uitblijven daarvan zullen kostbare flexibiliteitsmechanismen nodig zijn.

(15)

Luxemburg heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. De toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, het verhogen van de werkgelegenheid en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(16)

In het kader van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Luxemburg verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Luxemburg, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht; zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Luxemburg in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Een gezonde begrotingssituatie te behouden door afwijkingen van de MTD te corrigeren, teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen, in het bijzonder met inachtneming van de impliciete verplichtingen in verband met de vergrijzing. Hiertoe de begrotingsstrategie voor 2013 en latere jaren te versterken en nauwgezet uit te voeren, en deze te onderbouwen met in voldoende mate gespecificeerde maatregelen, wat ook inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald.

2.

De voorgestelde pensioenhervorming te versterken door extra maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te vergroten, met name het tegengaan van vervroegde uittreding, en door verdere stappen te ondernemen om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen, onder meer door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting, zodat de langetermijnhoudbaarheid van het pensioenstelsel gewaarborgd is.

3.

Verdere maatregelen te treffen om in overleg met de sociale partners en conform de nationale praktijk het systeem voor loononderhandelingen en het loonindexeringssysteem te hervormen, teneinde het concurrentievermogen van de Luxemburgse economie op langere termijn in stand te houden, om te beginnen door het huidige indexeringsinterval van één jaar na 2014 te handhaven en door het effect van energie en andere volatiele producten op de referentie-index te beperken.

4.

Zich te blijven inspannen voor het verminderen van de jeugdwerkloosheid door de betrokkenheid van belanghebbenden te vergroten en maatregelen voor opleiding en onderwijs, met name voor laaggeschoolden, te intensiveren met het doel de vaardigheden en kwalificaties van jongeren beter te laten aansluiten op de arbeidsvraag.

5.

Te waarborgen dat de doelstellingen voor vermindering van broeikasgasemissies door niet onder de emissiehandelregeling vallende activiteiten worden gehaald, met name door de belasting op energieproducten te verhogen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 210 van 16.7.2011, blz. 5.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/61


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma van Malta voor 2012, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2012-2015

2012/C 219/18

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) inzake het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Malta aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Malta niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Deze opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat deze in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden.

(9)

Malta heeft op 30 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma 2012 voor de periode 2012-2015 en op 23 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is, vooral wat de laatste jaren van de periode van het programma betreft, in vergelijking met de door de Commissie geraamde potentiële groei. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel het tekort geleidelijk te verlagen tot 0,3 % van het bbp in 2015, na de geplande correctie van het buitensporige tekort in 2011. Het stabiliteitsprogramma bevestigt de eerdere middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een structureel sluitende begrotingssituatie, die na afloop van de programmaperiode moet worden bereikt. De MTD geeft de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze weer. Er is een risico dat het tekort groter zou kunnen uitvallen dan wordt beoogd, wegens i) lagere inkomsten gezien het enigszins optimistische macro-economische scenario, ii) mogelijke overschrijdingen bij de lopende primaire uitgaven; en iii) de aan de gang zijnde herstructurering van de nationale luchtvaartmaatschappij (Air Malta) en de financiële situatie van de energieleverancier (Enemalta). Uitgaande van het (opnieuw berekende) structurele begrotingssaldo (5) is de geplande jaarlijkse vooruitgang bij de verwezenlijking van de MTD in overeenstemming met de benchmark van 0,5 % van het bbp in het stabiliteits- en groeipact.

Gelet op de door de Commissie gesignaleerde eenmalige maatregelen die in de begrotingsdoelstellingen zijn opgenomen, ligt de gemiddelde vooruitgang bij de verwezenlijking van de MTD iets hoger (0,75 % van het bbp), maar is die zeer ongelijkmatig verspreid: in 2012 is er geen vooruitgang en in 2013 zullen de inspanningen 1,25 % bedragen. Volgens de informatie in het stabiliteitsprogramma zou de groei van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, tijdens de gehele programmaperiode in overeenstemming zijn met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. Gezien de risico’s voor de begrotingsdoelstellingen zou de gemiddelde aanpassing in de richting van de MTD evenwel langzamer kunnen verlopen dan wenselijk is. Nadat de brutoschuldquote van de overheid in 2011 met 72 % van het bbp een hoogtepunt heeft bereikt, moet zij volgens het stabiliteitsprogramma beginnen te dalen en in 2015 uitkomen op 65,3 % van het bbp (wat nog altijd hoger is dan de referentiewaarde van 60 % van het bbp genoemd in het Verdrag).

Volgens de plannen van het stabiliteitsprogramma boekt Malta voldoende vooruitgang om aan het einde van de overgangsperiode (2015) aan de schuldreductiebenchmark van het stabiliteits- en groeipact te voldoen, maar aan deze beoordeling kleven risico’s, omdat de schuldquote hoger dan gepland zou kunnen uitvallen, gelet op de mogelijk hogere tekorten en stock-flow adjustments. Het begrotingskader van Malta voor de middellange termijn blijft echter niet-bindend, waardoor de planninghorizon voor de begroting betrekkelijk kort is. In het stabiliteitsprogramma staat dat de regering hervormingen van de jaarlijkse begrotingsprocedure, met inbegrip van tijdschema’s, overweegt, alsmede de invoering van een in de grondwet verankerde begrotingsregel, met inbegrip van toezichts- en correctiemechanismen, in overeenstemming met de recente wijzigingen van het governancekader voor het eurogebied.

(11)

Wat de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën betreft, wordt voor Malta mettertijd een toename van de ouderdomgerelateerde uitgaven verwacht die ver boven het EU-gemiddelde ligt. De zeer geringe arbeidsparticipatie van oudere werknemers, met inbegrip van oudere vrouwen, de relatief lage pensioenleeftijd en de gebruikmaking van regelingen voor vervroegde uittreding maken het probleem nog groter. Een onafhankelijke pensioenwerkgroep diende in december 2010 voorstellen in voor een verdere pensioenhervorming, onder meer betreffende een koppeling tussen het aantal pensioneringen en de levensverwachting alsmede de invoering van meer pijlers in het pensioenstelsel. De betrokken actoren zijn hierover reeds geraadpleegd, maar de regering heeft nog geen standpunt ingenomen. Bovendien wordt in het nationale hervormingsprogramma geen brede strategie voor actief ouder worden voorgesteld. Hoewel Malta maatregelen heeft genomen om zwartwerken tegen te gaan, komt dit nog zo vaak voor dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën ook hierdoor buitensporig onder druk zou kunnen komen te staan.

(12)

De herstructurering van de economie van Malta heeft geleid tot een scheefgetrokken verhouding tussen vraag naar en aanbod van vaardigheden, die nog wordt versterkt door het lage percentage afgestudeerden in het hoger onderwijs en hoge schooluitvalcijfers. De inspanningen met het oog op een betere afstemming van het onderwijsstelsel op de behoeften van de arbeidsmarkt moeten worden voortgezet om duurzame resultaten te waarborgen. Naar verwachting zal Malta uiterlijk eind 2012 een strategie voor het aanpakken van schooluitval presenteren. Bovendien ontbreekt een uitgebreid systeem voor het verzamelen en analyseren van gegevens over dit fenomeen.

(13)

De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en oudere werknemers in Malta blijft gering. Het land onderneemt stappen om de herintreding van vrouwen te stimuleren en onderkent de moeilijkheden met betrekking tot de situatie van oudere vrouwen. Vrouwen verkeren door het verschil in werkgelegenheid tussen mannen en vrouwen evenwel in een bijzonder ongunstige positie, hoofdzakelijk door het gebrek aan voldoende beschikbare betaalbare kinderopvang en bereikbare faciliteiten voor naschoolse opvang, in combinatie met het geringe gebruik van gezinsvriendelijke maatregelen zoals flexibele werktijden en telewerken.

(14)

Malta is nog steeds een van de weinige lidstaten met een algemeen loonindexeringsstelsel. Hoewel het mechanisme kenmerken heeft waardoor de effecten ervan kunnen worden afgezwakt, brengt het een risico van loon-prijsspiralen mee, met name omdat de prijzen van invoer niet van de indexering zijn uitgesloten, en kan het het concurrentievermogen, vooral in arbeidsintensieve sectoren, schade berokkenen. De autoriteiten hebben een evaluatie uitgevoerd, waarvan de uitkomst echter nog niet beschikbaar is, en de discussie over concrete hervormingsvoorstellen moet nog van start gaan.

(15)

Malta blijft voor zijn energievoorziening nagenoeg volledig afhankelijk van de invoer van olie, terwijl de bijdrage van de hernieuwbare energiebronnen nog steeds marginaal is. Hoge elektriciteitsprijzen kunnen het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf aantasten. Het verhelpen van tekortkomingen op het gebied van energie-efficiëntie zou als dubbel voordeel hebben dat het concurrentievermogen wordt verbeterd en de energie- en klimaatdoelstellingen worden gehaald. Op deze gebieden is een begin gemaakt met een aantal initiatieven, zoals het aanmoedigen van de productie van fotovoltaïsche energie en het opzetten van windmolenparken, het aanleggen van een koppellijn voor elektriciteit met Sicilië en het stimuleren van het gebruik van zuinige auto’s. Het is evenwel nog te vroeg om het uiteindelijke effect van deze initiatieven te beoordelen, zodat de uitvoering daarvan op de voet moet worden gevolgd.

(16)

Malta kent in verhouding tot de omvang van zijn economie een zeer groot bankwezen, met een totaal aan activa van ongeveer 800 % van het bbp. Alleen al door de omvang van de sector zouden verstoringen van de financiële stabiliteit onevenredig grote gevolgen voor de binnenlandse economie kunnen hebben. De wereldwijde economische neergang heeft geleid tot een toename van dubieuze kredieten, zonder dat hier evenwel een stijging van de reserves tegenover stond. Met name de vele schuldvorderingen in de vastgoedmarkt, die goed is voor meer dan de helft van alle kredieten die aan binnenlandse ingezetenen zijn verstrekt, maken de economie kwetsbaar, vooral omdat een verdere neerwaartse correctie van de vastgoedprijzen niet valt uit te sluiten en er momenteel sprake is van een overaanbod op de woningmarkt.

(17)

Malta heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. De toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de werkgelegenheid en het vergroten van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Malta verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma 2012 en het nationale hervormingsprogramma 2012 onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Malta, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Malta in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begrotingsstrategie in 2012 te versterken door middel van aanvullende permanente maatregelen teneinde voor passende vooruitgang bij de verwezenlijking van de MTD te zorgen en het tekort onder 3 % van het bbp te houden zonder gebruik te maken van eenmalige maatregelen. Daarna de begrotingsconsolidatie in een passend tempo voort te zetten, om voldoende vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de MTD, wat ook inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald, en bij het voldoen aan de benchmark voor de schuldreductie, door concrete maatregelen te specificeren om vanaf 2013 de tekortdoelstellingen te ondersteunen en tegelijkertijd klaar te staan om in geval van ontsporingen aanvullende maatregelen te treffen. Uiterlijk eind 2012 een bindend, op regels gebaseerd meerjarig begrotingskader uit te voeren. De naleving van de belastingwetgeving te vergroten, belastingontduiking te bestrijden en vennootschapsbelastingschulden te ontmoedigen.

2.

Onverwijld maatregelen te nemen om de langetermijnhoudbaarheid van het pensioenstelsel te garanderen door een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd — onder meer via een aanzienlijke versnelling van de geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd in vergelijking met de huidige wetgeving — en door een duidelijke koppeling van de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting, alsook maatregelen om particulier pensioensparen aan te moedigen. Maatregelen te treffen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te vergroten en het gebruik van regelingen voor vervroegde uittreding te ontmoedigen.

3.

Maatregelen te treffen om het hoge percentage schooluitval te verlagen. Door te gaan met de beleidsinspanningen in het onderwijsstelsel om de vaardigheden aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt. Meer en betaalbaardere kinderopvang en buitenschoolse opvangfaciliteiten aan te bieden, teneinde het verschil in werkgelegenheid tussen mannen en vrouwen te verkleinen.

4.

De noodzakelijke verdere maatregelen te treffen om in overleg met de sociale partners en conform de nationale praktijken het systeem voor het voeren van loononderhandelingen en het loonindexeringssysteem te hervormen, zodat de ontwikkelingen van de arbeidsproductiviteit beter worden weergegeven en de gevolgen van de prijzen van ingevoerde producten voor de index worden beperkt.

5.

Met het oog op het verkleinen van de afhankelijkheid van Malta van de invoer van olie meer inspanningen te doen om de energie-efficiëntie te bevorderen en het aandeel van uit hernieuwbare bronnen opgewekte energie te vergroten door zorgvuldig toezicht te houden op de bestaande stimuleringsmechanismen en voorrang te geven aan de uitbouw van de infrastructuur, onder meer door het voltooien van de elektriciteitsverbinding met Sicilië.

6.

Met het oog op de versterking van de bankensector maatregelen te nemen teneinde de mogelijke risico’s als gevolg van de vele schuldvorderingen in de vastgoedmarkt zo klein mogelijk te houden. Maatregelen te nemen voor het aanleggen van meer reserves voor waardeverminderingen op kredieten.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 215 van 21.7.2011, blz. 10.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/65


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma van Polen voor 2012, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Polen voor 2012-2015

2012/C 219/19

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

Op 13 juli 2010 heeft de Raad een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Polen aangenomen (3) en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Polen voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin is Polen niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar een gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat deze in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s of hun nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Polen heeft op 25 april 2012 zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en op 27 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma, komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is en in overeenstemming met de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie. De doelstelling van de in het convergentieprogramma uitgestippelde begrotingsstrategie is om het buitensporige tekort tegen 2012 te corrigeren en de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) tegen 2015 te bereiken. In het convergentieprogramma wordt de MTD van een tekort van 1 % van het bbp bevestigd, wat afdoende rekening houdt met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. De geplande correctie van het tekort is in overeenstemming met de termijn die door de Raad is vastgesteld en de geplande begrotingsinspanningen zijn in lijn met de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure (BTP). Op basis van het (herberekende) structurele saldo (5), is de geplande jaarlijkse vooruitgang in de richting van de MTD hoger dan de 0,5 % van het bbp (in structurele termen). Het groeitempo van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, is over de gehele programmaperiode in overeenstemming met de benchmark van het stabiliteits- en groeipact, maar in 2013 overschrijdt het de uitgavenbenchmark met een geringe marge volgens de voorjaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie. Voldoende vooruitgang in de richting van de MTD zou bijkomende inspanningen kunnen vergen, aangezien de nadruk nu voornamelijk ligt op aanzienlijke beperkingen van de overheidsinvesteringen en er onvoldoende ondersteuning is van specifieke maatregelen in de laatste jaren van het convergentieprogramma. De overheidsschuld in Polen zal naar verwachting onder de 60 % van het bbp blijven gedurende de programmaperiode. De nationale autoriteiten voorspellen dat zij stapsgewijs afneemt van 56,3 % van het bbp in 2011 naar 49,7 % van het bbp in 2015, terwijl de Commissie, rekening houdend met mogelijke risico's voor de consolidatieplannen, een langzamere verbetering verwacht.

(11)

De regering heeft nog geen actie ondernomen om uiterlijk in 2013 een permanente uitgavenregel in te voeren. Het werk aan deze permanente regel is nog niet afgerond en tot dusver zijn er geen details over bekendgemaakt. Er is evenmin voortgang geweest op het gebied van de classificatie van nationale rekeningen in het Europees systeem van economische rekeningen (ESR 95-normen), noch met betrekking tot de verbetering van de coördinatie tussen de verschillende geledingen van de overheid bij de begrotingsprocedures.

(12)

De jeugdwerkloosheid ligt boven het EU-gemiddelde en is grotendeels het gevolg van een discrepantie tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden en de beperkte toegang tot het leerlingstelsel en een leven lang leren. Er zijn maatregelen gepland om de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Het gedeeltelijke misbruik van overeenkomsten voor zelfstandigen en civielrechtelijke overeenkomsten die niet onder de arbeidswet vallen, lijkt een oorzaak van de arbeidsmarktsegmentatie en van armoede onder werkenden, die tot de hoogste in de Unie behoort. Bovendien zou de reikwijdte en geschiktheid van aan werkenden toegekende voordelen voor mensen met een laag loon opnieuw moeten worden bekeken.

(13)

Polen is in de tweede helft van 2011 begonnen met een ambitieuze hervorming van het hoger onderwijs. Deze hervorming streeft ernaar de banden tussen universiteiten en het bedrijfsleven te verstevigen en de discrepantie tussen vaardigheden en banen aan te pakken. De hervorming streeft er verder naar opleidingen flexibeler en ontvankelijker voor veranderende behoeften op de arbeidsmarkt te maken. De hervorming stimuleert ook het werken als zelfstandige. Het is niettemin nog altijd nodig de relevantie en kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, met specifieke aandacht voor particuliere instellingen voor hoger onderwijs.

(14)

De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt moet omhoog door verbetering van het stelsel van kinderopvang. Polen heeft op dit moment de laagste inschrijvingsgraad in Europa voor onderwijs in de voorschoolse leeftijd. Dit is te wijten aan plaatsgebrek en onvoldoende adequate infrastructuur. De verklaring van de regering dat zij extra middelen zou vrijmaken om voorschoolse instellingen (voor kinderen in de leeftijd van 3-5 jaar) op te zetten, komt niet tot uiting in de begrotingswet 2012. Dit heeft ertoe geleid dat sommige gemeenten scholen en kleuterscholen hebben gesloten.

(15)

Om de lage participatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt aan te pakken, heeft Polen een algemene pensioenhervorming aangenomen. De wettelijke pensioenleeftijd zal vanaf 2013 stapsgewijs worden verhoogd tot 67 jaar voor mannen (thans 65 jaar) in 2020 en voor vrouwen (thans 60 jaar) in 2040. Polen is blijven streven naar een beperking van gunstige pensioenvoorwaarden voor geüniformeerd personeel. In 2011 heeft Polen enkele veranderingen in het socialezekerheidsfonds voor landbouwers (KRUS) aangebracht. De hervorming is echter tijdelijk en onvoldoende vanuit arbeidsmarktperspectief. Mijnwerkers profiteren nog altijd van een speciale pensioenregeling.

(16)

Recente hervormingen om het onderzoeksklimaat te verbeteren zijn bedoeld om financiering op maat te bieden aan instellingen die het best presteren. Het nationale onderzoeksprogramma dat in augustus 2011 is aangenomen, is een belangrijke stap in deze richting. Het blijft echter onduidelijk wat de samenhang en coördinatie is van de prioriteiten in het programma in relatie tot innovatie en industrieel beleid.

(17)

Bestaande beperkingen op het verlenen van professionele diensten belemmeren de verdere groei in hoge mate, met name in de bouw, het vervoer en op het gebied van gezondheid. De regering heeft een plan aangekondigd om de reglementering van professionele diensten met 50 % te verlagen, zowel wat opleidingseisen als licenties betreft. Ondanks recente pogingen blijven de administratieve lasten voor ondernemingen hoog, en het ontbreekt nog altijd aan efficiëntie in het overheidsbestuur. Tot de belangrijkste aandachtsgebieden behoren de hoge nalevingskosten, de ingewikkelde en instabiele belastingwetgeving, de zwakke handhaving bij de uitvoering van contracten, de langdurige en tijdrovende procedures voor licenties en vergunningen, en de registratie van eigendommen en wetgeving inzake ruimtelijke ordening. De juridische procedures en andere rechtshandelingen zijn langdurig en er is nog een aanzienlijk aantal zaken aanhangig.

(18)

De groei en de concurrentie in de energiesector worden geremd door de achterblijvende toepassing van EU-wetgeving, met name wat betreft het tweede en derde energiepakket en Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (6) (richtlijn hernieuwbare energie) en als gevolg van de lopende inbreukprocedures. Terwijl het netwerk van snelwegen en expreswegen op grote schaal wordt uitgebreid met steun van EU-middelen, zijn investeringen in het spoorwegnet nog noodzakelijker, gezien de zeer slechte staat van de infrastructuur. Polen maakt niet ten volle gebruik van de middelen uit het Cohesiefonds die hiervoor beschikbaar zijn. Er zijn nog altijd belemmeringen voor het doelmatig functioneren van de spoorwegmarkt.

(19)

Polen heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het bevorderen van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(20)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Polen verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationaal hervormingsprogramma geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een -inbreng van de Unie in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 weergegeven.

(21)

In het licht van deze beoordeling, heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Polen in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De voortgang in de richting van de correctie van het buitensporige tekort te waarborgen. Daartoe de begroting voor het jaar 2012 volledig uit te voeren en de structurele aanpassingsinspanning te bereiken die op grond van de BTP in de aanbevelingen van de Raad uiteen is gezet. Daarna de noodzakelijke maatregelen te specificeren om de uitvoering van de begrotingsstrategie te garanderen voor het jaar 2013 en de jaren erna, zoals gepland, en een afdoende structurele aanpassingsinspanning te garanderen om voldoende vooruitgang te realiseren in de richting van de MTD, waarbij ook de uitgavenbenchmark wordt gehaald. Bezuinigingen op groeibevorderende uitgaven in de toekomst te beperken en de naleving van belastingen in de hand te werken.

2.

De hervorming van het begrotingskader te bespoedigen door wetgeving vast te stellen om uiterlijk in 2013 een permanente uitgavenregel in het leven te roepen. Deze regel moet in overeenstemming zijn met het Europees systeem van economische rekeningen. Maatregelen te nemen om de coördinatiemechanismen tussen de verschillende geledingen van de overheid op middellange termijn te versterken en de jaarlijkse begrotingsprocedures te verbeteren.

3.

De jeugdwerkloosheid te verminderen, de beschikbaarheid van het leerlingstelsel en van leren op het werk uit te breiden, de kwaliteit van de beroepsopleidingen te verbeteren en de voorgestelde strategie voor een leven lang leren vast te stellen. De onderwijsresultaten beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Arbeidsmarktsegmentatie en armoede onder werkenden te bestrijden, excessief gebruik van civielrechtelijke overeenkomsten te beperken en de proeftijd bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur te verlengen.

4.

Het streven om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt uit te breiden en de inschrijvingsgraad van kinderen in zowel de opvang voor de jongste kinderen als het voorschools onderwijs te verhogen, door stabiele financiering en investeringen in de openbare infrastructuur, de terbeschikkingstelling van gekwalificeerd personeel en betaalbare toegang te garanderen. De diepgewortelde praktijken op het gebied van vervroegde uittreding aan te pakken om de leeftijd waarop de arbeidsmarkt verlaten wordt, te verhogen. De speciale pensioenregeling voor mijnwerkers geleidelijk af te schaffen met het doel hen in het algemene stelsel te integreren. Ambitieuzere, duurzamere stappen te ondernemen om het KRUS te hervormen zodat de individuele inkomens hierin beter tot uiting komen.

5.

Aanvullende maatregelen te nemen om een innovatievriendelijk ondernemersklimaat te garanderen door de banden tussen onderzoek, innovatie en industrie aan te halen, en door gemeenschappelijke prioriteitsgebieden en instrumenten vast te stellen die de gehele innovatiecyclus ondersteunen; de toegang tot financiering voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten te verbeteren door middel van garanties en overbruggingskredieten.

6.

Meer inspanningen te leveren om de stimuleringsmaatregelen voor investeringen in energieopwekkingscapaciteit en energie-efficiëntie in de hele energieketen te verbeteren, de ontwikkeling van elektriciteitsnetten, onder meer grensoverschrijdende koppeling, te versnellen, de obstakels voor de grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit weg te nemen en de concurrentie in de gassector te bevorderen door gereguleerde prijzen geleidelijk af te schaffen en een gashandelsplatform tot stand te brengen. De rol en de middelen van de toezichthouder op de spoorwegmarkt uit te breiden, en in te staan voor een doeltreffende en snelle uitvoering van investeringsprojecten voor het spoor. De beperkingen op het uitoefenen van professionele diensten weg te nemen en de handhaving van contracten en de eisen voor bouwvergunningen te vereenvoudigen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 217 van 23.7.2011, blz. 5.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(7)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/69


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2012-2016

2012/C 219/20

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Portugal vastgesteld.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(6)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(8)

Portugal heeft op 2 mei 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2016 en op 7 mei 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend.

(9)

Op 17 mei 2011 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU (4) tot verlening van financiële bijstand aan Portugal op middellange termijn voor de periode van drie jaar, van 2011 tot 2014, vastgesteld, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (5). In het bijbehorende memorandum van overeenstemming, dat ook op 17 mei 2011 werd ondertekend, en de latere aanvullingen daarop, zijn de economische beleidsvoorwaarden voor de uitkering van de financiële bijstand vastgesteld.

(10)

Portugal heeft op een aantal fronten goede vorderingen gemaakt, maar er resteren nog aanzienlijke uitdagingen. De verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen blijft van essentieel belang indien de regering binnen de periode van het economisch aanpassingsprogramma weer volledige markttoegang wil bereiken. Ter beperking van de risico’s voor de begrotingsdoelstellingen voor 2012, is een spoedige en vastberaden uitvoering van de structurele begrotingsmaatregelen van het economisch aanpassingsprogramma van groot belang. Tegelijkertijd moet de regering de hervormingen voortzetten waarmee de uitdagingen op het gebied van het concurrentievermogen van Portugal worden aangegaan. De begroting voor 2012 geeft geen invulling aan eerdere plannen voor een „fiscale devaluatie”. Hierdoor is het des te belangrijker om snel aanvullende structurele hervormingen op de arbeidsmarkt en op productmarkten door te voeren, teneinde de loonkosten per eenheid product te beperken, de flexibiliteit te vergroten en de toegangsdrempels te verlagen. De regering dient sterke gevestigde belangen die hervormingen in de weg staan, vasthoudend en vastbesloten het hoofd te bieden.

(11)

In het algemeen is bij de derde toetsing van het economisch aanpassingsprogramma geconcludeerd dat de uitvoering door Portugal van de voorwaarden in het memorandum van overeenstemming van 17 mei 2011 nog altijd volgens plan verloopt. Met name is de doelstelling voor het begrotingstekort voor 2011 (5,9 % van het bbp) ruimschoots bereikt door middel van een overdracht van pensioenfondsen van de banken naar de staat ter hoogte van 3,5 % van het bbp. Ondanks deze eenmalige actie was de structurele consolidatie in 2011 omvangrijk en betrof zij 3,5 % van het bbp. Banken zijn op de goede weg om tegen het eind van 2012 te voldoen aan de kapitaalvereisten van het economisch aanpassingsprogramma, maar de kapitaalpositie moet in 2012 verder verbeteren in overeenstemming met de vereisten van dat programma en op grond van de eis van de Europese Bankautoriteit dat voorzieningen voor soevereine risico’s worden getroffen, alsook vanwege het programma voor de bijzondere inspectie ter plaatse en de geplande overdracht van de particuliere pensioenregelingen van banken. Begin juni 2012 heeft de regering aangekondigd dat zij aan drie belangrijke banken openbare middelen zou verstrekken waardoor aan de kapitaalvereisten uit hoofde van het economisch aanpassingsprogramma kan worden voldaan. De vierde toetsing op het niveau van de ambtenaren van het economisch aanpassingsprogramma, die begin juni 2012 is afgesloten, bevestigde de resultaten van de derde toetsing, te weten dat het programma nog altijd volgens plan verloopt.

(12)

De daling van het bbp in 2011 was minder sterk dan verwacht, omdat de cijfers voor de uitvoer en de consumptie gunstiger uitvielen dan de prognoses. In het vierde kwartaal van 2011 en begin 2012 was de binnenlandse vraag echter zwak, terwijl de werkloosheid sterk toenam en het vertrouwen van de ondernemers gering was. Volgens de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie zijn de vooruitzichten voor 2012 verslechterd en wordt thans verwacht dat het bbp met 3,3 % zal dalen. De economische groei zal in 2013 beperkter zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Hoewel de externe positie zich tot dusver opmerkelijk snel heeft aangepast in die zin dat de Portugese export buiten de Unie een groter marktaandeel heeft verworven en de invoer aanzienlijk is afgenomen, is het de vraag of deze trend zich zal voortzetten. Gezien de grote buitenlandse schuld van Portugal zijn zeer aanzienlijke verdere structurele aanpassingen vereist.

(13)

Bij de begroting 2012 wordt gestreefd naar een overheidstekort van 4,5 % van het bbp, wat in overeenstemming is met de eisen van het economisch aanpassingsprogramma en met de aanbevelingen van de Raad aan Portugal in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen plannen voor begrotingsconsolidatie op middellange termijn zijn eveneens consistent met de kerndoelen voor het tekort in het economisch aanpassingsprogramma, en voor 2013 wordt een begrotingstekort van 3 % van het bbp verwacht. De begroting 2012 omvat consolidatiemaatregelen ter waarde van meer dan 5 % van het bbp, die uit permanente structurele maatregelen bestaan. Twee derde van de maatregelen betreffen de uitgavenzijde; hiertoe behoren een aanzienlijke verlaging van de lonen en pensioenen in de overheidssector, een vermindering van het aantal ambtenaren met 2 % (voltijdequivalenten) en een rationalisatie van staatsbedrijven. Aan de ontvangstenzijde beoogt de begroting een vermindering van het aantal belastingvrijstellingen, een toename van het aantal goederen en diensten waarvoor het standaard btw-tarief geldt, hogere inkomsten- en vennootschapsbelastingen, hogere accijnzen en een intensievere bestrijding van belastingontduiking en fraude. Het tekort zal naar verwachting verder dalen tot 1,8 % van het bbp in 2014 en 1 % van het bbp in 2015. De grootste risico’s voor de begrotingsdoelstellingen houden verband met de sector staatsbedrijven en de lokale en regionale overheden. Wat het structurele saldo betreft, wordt verwacht dat de structurele begrotingsaanpassing in 2011-2012 meer dan 7 procentpunten van het bbp zal bedragen. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling van – 0,5 % van het bbp geeft de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze weer. De overheidsschuld zal naar verwachting in 2013 met 115,7 % van het bbp een hoogtepunt bereiken en vervolgens geleidelijk afnemen. De vierde toetsing op het niveau van de ambtenaren van het economisch aanpassingsprogramma bevestigde dat de doelstelling voor het begrotingstekort voor 2012 binnen bereik blijft, aangezien de uitvoering van de begroting in de eerste vier maanden van 2012 strookte met de verwachtingen, en aangezien de neerwaartse risico’s die voortvloeien uit een sterkere stijging van de werkloosheid en een minder belastingvriendelijke samenstelling van de groei in vergelijking met de begrotingsprognoses worden gecompenseerd met besparingen in andere onderdelen van de begroting.

(14)

Tot dusver is merkbare vooruitgang geboekt en het volledig welslagen van het economisch aanpassingsprogramma is sterk afhankelijk van de tenuitvoerlegging van een groot aantal structurele hervormingen die de rigiditeit en knelpunten die aan de reeds 10 jaar durende economische stagnatie ten grondslag liggen, kunnen wegnemen. De verstrekkende en ambitieuze hervormingsagenda ligt op schema wat betreft de regels voor de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, de woningmarkt, de gerechtelijke organisatie en faillissementen, alsmede mededinging. Tot dusver zijn ook de privatiseringen erg succesvol. In de netwerkindustrieën was de vooruitgang wisselender van aard. Met name in de energiesector is een omvattende strategie gepresenteerd om de stijgende schulden van de sector terug te dringen door het aanpakken van buitensporige huren, en deze zal de komende maanden moeten worden uitgevoerd.

(15)

Aan een strategische herprogrammering van de structuurfondsen wordt gewerkt, waarbij steun voor jeugdwerkgelegenheid en concurrentievermogen (met name wat kleine en middelgrote ondernemingen betreft) centraal staat. De nieuwe maatregelen ondersteunen acties met betrekking tot het werkgelegenheidspaspoort, opleiding en beroepskwalificaties en toegang tot financiële middelen voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(16)

Portugal heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. De toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het verbeteren van het concurrentievermogen, het verhogen van de arbeidsparticipatie, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële duurzaamheid,

BEVEELT AAN dat Portugal in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

de maatregelen ten uitvoer te leggen die zijn vastgesteld in Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU, en die nader zijn gespecificeerd in het memorandum van overeenstemming van 17 mei 2011 en de latere aanvullingen daarop.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 216 van 22.7.2011, blz. 1.

(4)  PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88.

(5)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/72


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2012-2015

2012/C 219/21

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Roemenië vastgesteld en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(6)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(7)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(8)

Roemenië heeft op 23 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 en op 11 mei 2012 zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 ingediend.

(9)

Op 6 mei 2009 heeft de Raad Beschikking 2009/459/EG (4) vastgesteld om uit hoofde van artikel 143 van het Verdrag gedurende een periode van drie jaar financiële middellangetermijnbijstand aan Roemenië ter beschikking te stellen. In het bijbehorende memorandum van overeenstemming, dat op 23 juni 2009 werd ondertekend, en de latere aanvullingen daarop zijn de economische beleidsvoorwaarden voor de uitkering van de financiële bijstand vastgesteld. Beschikking 2009/459/EG werd op 16 maart 2010 bij Besluit 2010/183/EU (5) gewijzigd. Na de succesvolle tenuitvoerlegging van het middellangetermijnbijstandsprogramma door Roemenië en gezien een aanzienlijke doch slechts gedeeltelijke aanpassing van de lopende rekening als gevolg van overblijvende structurele zwakke punten op de Roemeense product- en arbeidsmarkt die het land kwetsbaar maken voor internationale prijsschokken, heeft de Raad op 12 mei 2011 Besluit 2011/288/EU (6) vastgesteld om Roemenië voor een periode van drie jaar anticiperende financiële middellangetermijnbijstand te verlenen op grond van artikel 143 van het Verdrag. Het bijbehorende memorandum van overeenstemming werd op 29 juni 2011 ondertekend en de eerste aanvulling daarop op 27 december 2011.

(10)

Bij de tweede formele toetsing van het programma voor financiële middellangetermijnbijstand eind april-begin mei 2012 werd vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van dat programma door Roemenië volgens plan blijft verlopen. De doelstelling voor het begrotingstekort op kasbasis in 2011 werd verwezenlijkt, terwijl de doelstelling van het Europees Systeem voor nationale en regionale rekeningen (ESR) zou zijn verwezenlijkt, ware het niet dat de regering door rechterlijke uitspraken gedwongen werd een omvangrijke eenmalige maatregel te nemen om een vergoeding aan bepaalde categorieën werknemers uit te keren. Voor 2012 koerst Roemenië nog steeds af op een begrotingstekort van minder dan 3 % van het bbp in ESR-termen. De Roemeense banksector is veerkrachtig gebleven ondanks de achteruitlopende kwaliteit van de activa, die druk blijft uitoefenen op de winstgevendheid van de sector. Er is voldaan aan de in het programma voor financiële middellangetermijnbijstand opgenomen voorwaarden voor de financiële sector, hoewel soms met enige vertraging. Op belangrijke gebieden voor structurele hervorming, zoals energie, vervoer en de absorptie van EU-middelen, is wisselende vooruitgang geboekt.

(11)

Na twee jaren van krimp groeide het reële bbp van Roemenië in 2011 met 2½ %. Verwacht wordt dat deze groei in 2012 zal terugvallen tot 1,4 %. Volgens de prognoses zal de binnenlandse vraag de belangrijkste groeiaanjager zijn. Overheidsinvesteringen, ondersteund door een betere absorptie van de EU-middelen, zullen in 2012 naar verwachting een belangrijke rol spelen.

(12)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma voor 2012 komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. De in het convergentieprogramma opgenomen begrotingsstrategie heeft tot doel in 2012 een begrotingstekort van minder dan 3 % van het bpp te verwezenlijken, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Raad aan Roemenië in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten. Daarna wordt voor de begroting gestreefd naar een middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) die is vastgesteld op een structureel tekort van 0,7 % van het bbp. De MTD geeft de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze weer. Na de geplande correctie van het buitensporige tekort in 2012 wordt verwacht dat het tekort verder zal afnemen tot 2,2 % van het bbp in 2013, 1,2 % van het bbp in 2014 en 0,9 % van het bbp in 2015. Uitgaande van het (opnieuw berekende) structurele begrotingssaldo (7) betekent dat een verbetering van het tekort met 1,5 % in 2012, met 0,5 % in 2013 en met 0,7 % in 2014, in overeenstemming met de benchmark van 0,5 % van het bbp in het stabiliteits- en groeipact. De groei van de overheidsuitgaven is in overeenstemming met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact voor de periode 2012-2015. Volgens het convergentieprogramma zal de MTD in 2014 worden gehaald. De grootste risico’s voor de begrotingsdoelstellingen zijn de betalingsachterstanden van staatsbedrijven alsook de mogelijkheid dat opnieuw betalingsachterstanden worden opgebouwd op het niveau van de plaatselijke overheid en in de gezondheidszorg, ook al zijn in de gezondheidszorg bepaalde maatregelen genomen. De overheidsschuld lag eind 2011 onder 34 % van het bpp, d.w.z. ruim onder 60 % van het bbp.

(13)

Roemenië heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het bevorderen van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, het vergroten van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit,

BEVEELT AAN dat Roemenië in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

De maatregelen ten uitvoer te leggen die zijn vastgesteld in Beschikking 2009/459/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2010/183/EU, alsook de maatregelen die zijn vastgesteld in Besluit 2011/288/EU en nader zijn gespecificeerd in het memorandum van overeenstemming van 23 juni 2009 en de latere aanvullingen daarop en in het memorandum van overeenstemming van 29 juni 2011 en de latere aanvullingen daarop.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 216 van 22.7.2011, blz. 6.

(4)  PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8.

(5)  PB L 83 van 30.3.2010, blz. 19.

(6)  PB L 132 van 19.5.2011, blz. 15.

(7)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie herberekend is volgens de algemeen aanvaarde methode.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/74


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2012-2015

2012/C 219/22

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe strategie voor banen en groei; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld, en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten is verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Slowakije aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Slowakije niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie na te streven, de kredietverschaffing aan de economie te normaliseren, groei en concurrentievermogen te bevorderen, werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken, en de overheidsdiensten te moderniseren.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Op 30 april 2012 heeft Slowakije zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het komt grotendeels overeen met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie, hoewel daarin wordt uitgegaan van een iets sterkere groei van het bbp voor 2012. De in het stabiliteitsprogramma beschreven begrotingsstrategie op middellange termijn heeft tot doel om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen. De tussentijdse stappen die daarvoor moeten worden gezet, zijn een strikte uitvoering van de begroting voor 2012 en een beperking van het nominale tekort tot minder dan 3 % van het bbp in 2013 — de door de Raad bepaalde tijdslimiet voor de correctie van het buitensporig tekort. De geplande beperking van het nominale tekort in 2013 zou evenwel kunnen achterblijven bij de verwachtingen. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) is in het programma veranderd van een vrijwel evenwichtige begroting in een structureel tekort van 0,5 % van het bbp, wat naar verwachting niet binnen de programmaperiode zal worden bereikt. Deze nieuwe MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Afgaande op het (herberekende) structurele saldo (5) bedraagt de geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning 1,3 % van het bbp in de periode 2010-2013, ruim boven de aanbeveling van de Raad, waarbij de resterende begrotingsinspanning vooral op 2013 wordt geconcentreerd. De doelstelling voor 2013 is niet zonder risico’s; zo zouden de voorgestelde maatregelen aan de ontvangstenzijde kunnen achterblijven bij de doelstelling; het kan moeilijk blijken alle kleinschalige maatregelen tegelijk uit te voeren; en in het verleden is het al gebeurd dat de tekortdoelstellingen naar boven werden bijgesteld.

Daarnaast kunnen sectoroverschrijdende bezuinigingen op middellange termijn onhoudbaar blijken. In 2014 en 2015 bedraagt de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning 0,3 % van het bbp; dat is lager dan de vereiste aanpassing van 0,5 % van het bbp voor landen die de MTD nog niet hebben bereikt. Volgens het stabiliteitsprogramma strookt het groeitempo van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, tegen het einde van de programmaperiode evenwel met de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. De staatsschuld zou ruim onder de 60 % van het bbp blijven. Slowakije heeft de wet tot oprichting van de begrotingsraad aangenomen, maar tot dusver is de raad nog niet opgericht en zijn de uitgavenplafonds nog niet wettelijk vastgelegd.

(11)

Gezien de slinkende mogelijkheden voor verdere consolidatie op basis van de uitgaven en de noodzaak om de convergentie verder te ondersteunen door middel van uitgaven op gebieden als onderwijs, innovatie en vervoersinfrastructuur, is er ruimte voor maatregelen om de belastinggrondslag te verbreden, belastingontduiking te beperken en de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren, zonder de groeivooruitzichten op korte termijn in gevaar te brengen. Het wegwerken van een van de grootste btw-tekorten in de EU zou veel extra inkomsten kunnen opleveren. Ook zouden belastingen die de groei niet in gevaar brengen, zoals onroerendgoedbelasting en milieuheffingen, kunnen worden verhoogd. De effectieve belasting op inkomen uit arbeid verschilt naargelang van het soort werk. Dit stimuleert een overgang naar meer flexibele arbeidsregelingen, met negatieve gevolgen op korte en lange termijn voor de overheidsfinanciën.

(12)

Slowakije heeft de houdbaarheid op lange termijn van zijn overheidsfinanciën slechts gedeeltelijk aangepakt, aangezien het de beoogde veranderingen in de pay-as-you-go-pijler (omslagstelsel) van zijn pensioenstelsel niet heeft doorgevoerd. Er zijn maatregelen genomen om de levensvatbaarheid van de pensioenpijler met volledige kapitaaldekking te vergroten. Een instabiel juridisch kader, dat vaak grote wijzigingen ondergaat, heeft in het verleden echter niet geringe aanpassingskosten met zich meegebracht en tot onzekerheid inzake de pijler met volledige kapitaaldekking geleid.

(13)

Er zijn geen maatregelen van belang genomen om het werkgelegenheidsprobleem van Slowakije aan te pakken. Nog steeds is het nodig tot een doeltreffender actief arbeidsmarktbeleid te komen en de capaciteit van de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling te verbeteren. Ook moeten maatregelen worden getroffen om de arbeidsparticipatie van ouderen en vrouwen te vergroten, met name door uitbreiding van de kinderopvang. De belastingwig, met inbegrip van alle verplichte betalingen, blijft voor werknemers met een laag inkomen betrekkelijk hoog en een deel van de mensen die een baan zoeken, wordt nauwelijks gestimuleerd om bijstand te verruilen voor een laagbetaalde baan.

(14)

Er zijn slechts beperkte maatregelen genomen om de lage kwaliteit van het onderwijs- en beroepsopleidingsstelsel te verbeteren. Om de hoge jeugdwerkeloosheid in Slowakije aan te pakken, zou het actieplan voor jongeren zo snel mogelijk moeten worden vastgesteld en uitgevoerd, volgens de conclusies van het gezamenlijke actieteam van Slowakije en de Commissie, waarbij tevens zowel het beroepsonderwijs als het hoger onderwijs moet worden hervormd. Een geactualiseerde strategie inzake een leven lang leren is vastgesteld. Er zijn echter geen bijzondere stimulansen ter verhoging van de deelnemingspercentages ingevoerd.

(15)

Gemarginaliseerde gemeenschappen, waaronder de Roma, worden grotendeels uitgesloten van de arbeidsmarkt en het reguliere onderwijsstelsel; deze gemeenschappen vormen een arbeidspotentieel in de Slowaakse economie dat onvoldoende wordt benut. Om dit probleem aan te pakken, zou Slowakije zich meer moeten inspannen om de onderwijsresultaten van gemarginaliseerde groepen te verbeteren en zijn re-integratiebeleid voor volwassenen te versterken.

(16)

Slowakije heeft de transparantie van de regels inzake overheidsopdrachten en de rechterlijke macht wezenlijk verbeterd, zij het dat gerechtelijke procedures traag en kostbaar blijven. Desalniettemin blijft de algehele kwaliteit en capaciteit van overheidsinstellingen zwak. Het openbaar bestuur ontbeert een strategische benadering en kampt met een groot personeelsverloop en onvoldoende capaciteitsopbouw, waardoor de beleidsbepaling en de overheidsdienstverlening worden belemmerd.

(17)

Slowakije heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen hebben betrekking op het bevorderen van werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Slowakije verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationaal hervormingsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slowakije, maar ook of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng van de Unie in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Slowakije in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

In 2012 aanvullende maatregelen te treffen en de noodzakelijke maatregelen voor 2013 te specificeren, om het buitensporig tekort op duurzame wijze te corrigeren en ervoor te zorgen dat de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure geformuleerde structurele aanpassing wordt verwezenlijkt. Gericht te bezuinigen en daarbij groeistimulerende uitgaven te ontzien en meer inspanningen te leveren om de efficiëntie van de overheidsuitgaven te verbeteren. Daarna passende structurele aanpassingen door te voeren om voldoende vooruitgang te boeken met betrekking tot de MTD, inclusief het voldoen aan de uitgavenbenchmark. De oprichting van de begrotingsraad te versnellen en regels inzake uitgavenplafonds vast te stellen.

2.

De naleving van de belastingwetgeving te verbeteren, met name wat de doeltreffendheid van de btw-inning betreft; onevenwichtigheden te verminderen bij de heffing van belasting op arbeid ten aanzien van de verschillende soorten werkgelegenheid, onder meer door het verminderen van de belastingaftrek; de belasting op onroerend goed te koppelen aan de marktwaarde van het goed; meer gebruik te maken van milieuheffingen.

3.

De pay-as-you-go-pijler van het pensioenstelsel verder aan te passen, in hoofdzaak door het indexatiemechanisme te wijzigen, door het invoeren van een directe koppeling tussen de pensioengerechtigde leeftijd en de levensverwachting en door bij de formule voor de pensioenberekening een indexering toe te passen die de demografische wijziging weerspiegelt. De stabiliteit en de levensvatbaarheid — ook van de pijler met volledige kapitaaldekking — te waarborgen.

4.

De administratieve capaciteit van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling te verbeteren teneinde de doelgerichte inzet, opzet en evaluatie van actief arbeidsmarktbeleid te verbeteren, met het oog op een meer geïndividualiseerde dienstverlening inzake arbeidsvoorziening voor jongeren, langdurig werklozen, ouderen en vrouwen. De voorzieningen voor kinderopvang uit te breiden. De belastingwig voor laagbetaalde werknemers te verminderen en het uitkeringsstelsel aan te passen.

5.

Het actieplan voor jongeren aan te nemen en uit te voeren, met name met betrekking tot de kwaliteit en de relevantie voor de arbeidsmarkt van onderwijs en beroepsopleiding, onder andere door de invoering van een leerlingwezen. De kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren door betere kwaliteitstoetsing en resultaatgerichtheid.

6.

Actieve maatregelen te nemen om de toegang tot en de kwaliteit van scholing en voorschoolse vorming voor kwetsbare groepen te verbeteren, onder andere voor de Roma. Te zorgen voor re-integratie in de arbeidsmarkt van volwassenen, door maatregelen op het gebied van activering en door doelgerichte diensten voor arbeidsbemiddeling, tweedekansonderwijs en korte programma’s voor beroepsopleiding.

7.

De kwaliteit van de overheidsdiensten te versterken, onder andere door het personeelsbeheer te verbeteren en de analysecapaciteit op te voeren. Gerechtelijke procedures verder te verkorten en de rol van het bureau voor overheidsopdrachten als onafhankelijk orgaan te versterken.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 272 van 15.9.2011, blz. 1.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend, volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/77


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Slovenië, met een ontwerpadvies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2012-2015

2012/C 219/23

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Slovenië aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring aan de tweede jaarlijkse groeianalyse gehecht en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin is Slovenië genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin het Comité voor sociale bescherming wordt verzocht om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, zijn opvattingen kenbaar te maken over maatregelen die in het kader van de beleidscyclus Europa 2020 worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er moet worden gewerkt aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen verzocht hun toezeggingen tijdig te presenteren zodat deze kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s en hun nationale hervormingsprogramma’s.

(9)

Op 26 april 2012 heeft Slovenië zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en op 13 april 2012 zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Slovenië door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Slovenië sprake is van interne onevenwichtigheden die met name van invloed zijn op de financiële balansen van het bedrijfsleven en de stabiliteit van de banken. Deze interne onevenwichtigheden en potentiële externe onevenwichtigheden moeten nauwlettend worden gevolgd en worden meegenomen in economische beleidsoverwegingen om het risico op negatieve gevolgen voor de werking van de economie te beperken. De herkapitalisatie en verkoop van de grootste bank en de vaste verbintenis om het buitensporig tekort te corrigeren vóór de uiterste termijn van 2013 zijn twee belangrijke elementen van het programma. Het risico op buitensporige onevenwichtigheden kan worden geminimaliseerd door snelle en grondige implementatie op deze terreinen.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma 2012 komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is in vergelijking met de voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma beschreven begrotingsstrategie is om het overheidstekort in 2013 — de door de Raad bepaalde termijn — onder de 3 % van het bbp te brengen en daarna te streven naar verdere terugdringing van het tekort, zodat Slovenië de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) uiterlijk in 2015 haalt. De MTD behelst een structureel evenwicht; deze doelstelling is sinds het vorige stabiliteitsprogramma niet gewijzigd, maar kan niet als adequaat worden beschouwd volgens het stabiliteits- en groeipact, aangezien volgens de huidige beleidslijnen en prognoses niet snel genoeg vorderingen worden geboekt op weg naar houdbaarheid op lange termijn.

De kans bestaat dat de resultaten met betrekking tot het tekort slechter zijn dan gepland, doordat i) de maatregelen, met name voor de periode 2014-2015, onvoldoende zijn gespecificeerd; ii) in het verleden de primaire lopende uitgaven regelmatig zijn overschreden; iii) de ontvangsten lager zouden kunnen uitvallen gezien het relatief optimistische macro-economische scenario en de onzekerheid over het effect van de onlangs vastgestelde belastingmaatregelen; en door iv) eventuele aanvullende kapitaalondersteunende maatregelen en garanties. Afgaande op het (herberekende) structurele saldo (5) bedraagt de geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning 1 % van het bbp in de periode 2011-2013, iets meer dan de aanbeveling van de Raad. De voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie impliceert echter een extra inspanning voor 2013 om te voldoen aan de aanbeveling voor de volledige correctieperiode. Na de correctie van het buitensporig tekort komt het jaarlijkse tempo op weg naar de MTD volgens het stabiliteitsprogramma in 2015 overeen met de in het stabiliteits- en groeipact vastgestelde benchmark van 0,5 %, maar ligt het in 2014 daaronder, terwijl de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, beide jaren overeenkomen met de benchmark van het stabiliteits- en groeipact, waardoor de in het programma geplande aanpassingen over het algemeen adequaat zijn met het oog op de MTD. Gezien bovenstaande risico’s zou de vooruitgang met betrekking tot de MTD beide jaren trager kunnen zijn dan wenselijk.

De bruto staatsschuld bedroeg in 2011 48 % van het bbp en zal volgens het stabiliteitsprogramma in 2013 de piek van 53 % bereiken (en blijft daarmee onder de referentiewaarde uit het Verdrag van 60 % van het bbp), alvorens aan het einde van de programmaperiode licht te dalen. De schuldprognoses zouden hoger kunnen uitvallen vanwege de eerder genoemde mogelijkheid van een groter overheidstekort en stock-flow adjustments. Het begrotingskader voor de middellange termijn en de uitgavenregel van Slovenië zijn nog steeds niet dwingend genoeg en onvoldoende gericht op het bereiken van de MTD en het verzekeren van de houdbaarheid op lange termijn.

(11)

De regering was tot op heden niet in de gelegenheid om systeemwijzigingen in het pensioenstelsel aan te brengen, aangezien er binnen twaalf maanden na het referendum van juni 2011 over de vorige pensioenhervorming geen wetgeving kon worden aangenomen. In december 2011 en mei 2012 zijn echter wel maatregelen verlengd en versterkt om de kosten op korte termijn te beheersen. Hoewel deze noodmaatregelen op korte termijn relevant en gunstig zijn, zijn zij duidelijk onvoldoende om de uitdagingen op lange termijn het hoofd te kunnen bieden. De regering is voornemens om tegen het einde van 2013 een nieuwe pensioenhervorming uit te voeren, die zou zijn gebaseerd op een meerpijlersysteem en een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd. Hoewel er geen nadere details zijn verstrekt, lijkt het ambitieniveau van deze plannen bescheiden. Gezien de omvang van de problemen is een ingrijpende hervorming gerechtvaardigd, waarin de volgende kwesties worden aangepakt: de lage wettelijke pensioenleeftijd, verschillen tussen de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en voor vrouwen, de uitgebreide mogelijkheden voor vervroegd pensioen en de genereuze indexatieregelingen voor pensioenen. Tot op heden zijn geen specifieke maatregelen uitgevoerd om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen, alhoewel de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen inzake actief arbeidsmarktbeleid 2012-2015 en het plan voor de uitvoering van maatregelen inzake een actief arbeidsmarktbeleid voor 2012 zich specifiek richten op oudere werklozen.

(12)

De Sloveense banksector lijkt thans voor nog grotere uitdagingen te staan dan ten tijde van de beoordeling over 2011. De sector heeft over het hele jaar 2011 aanzienlijke verliezen geleden en naar verwachting zal de vertragende economie verdere verliezen op leningen meebrengen, aangezien meer ondernemingen het moeilijk hebben om hun schulden af te lossen. Gezien de omvang van het probleem zijn de maatregelen die tot nog toe zijn genomen of aangekondigd, ontoereikend. Over de dringend noodzakelijke tweede herkapitalisatie van de grootste bank (NLB) wordt nog steeds onderhandeld met particuliere en internationale investeerders. De nieuwe regering heeft aangegeven voornemens te zijn haar deelnemingen in grote banken te verminderen tot een blokkeringsminderheid. De relatie tussen dit streven op langere termijn en de directe en dringende behoefte aan vers kapitaal moet duidelijk aan de orde worden gesteld, aangezien de verantwoordelijkheid uiteindelijk ondubbelzinnig op de staat als meerderheidsaandeelhouder rust. Een duidelijke privatiseringsstrategie met tijdige kapitaalinjecties om verliezen te dekken, de zekerheid van goed bestuur en professioneel, gedepolitiseerd beheer zouden dit beleid en de eventuele verkoop van deze banken geloofwaardiger maken.

(13)

Er werden het afgelopen jaar geen concrete voorstellen gedaan om de asymmetrie te verminderen tussen de bescherming die aan respectievelijk vaste en tijdelijke werknemers wordt geboden. In 2011 zijn onderhandelingen met de sociale partners gestart over de wet inzake arbeidsverhoudingen, maar er is geen overeenstemming bereikt en er zijn evenmin wijzigingen aangenomen. In het nationale hervormingsprogramma wordt een aantal maatregelen aangegeven om de flexizekerheid te vergroten en de segmentatie aan te pakken, maar het bevat geen tijdschema voor de vaststelling daarvan. In de onlangs goedgekeurde wet inzake het in evenwicht brengen van de overheidsfinanciën zijn aanzienlijke hogere lasten (concessievergoedingen) ingevoerd voor werkstudenten om dit arbeidsstatuut minder aantrekkelijk te maken, maar er worden op dit moment geen andere maatregelen overwogen.

(14)

Het vermogen van het onderwijs- en opleidingsstelsel om in te spelen op de behoeften van de arbeidsmarkt blijft ontoereikend, ofschoon er thans in de hele onderwijscyclus loopbaanadviesdiensten worden geïntroduceerd en er wordt getracht informatie te verstrekken over carrièremogelijkheden. Er zijn geen concrete stappen genomen om een systeem op te zetten om de vraag op de arbeidsmarkt te voorspellen. Sommige door het Europees Sociaal Fonds gecofinancierde projecten werden opgezet om beroepen te promoten waarnaar op de arbeidsmarkt veel vraag is. Deze maatregelen zijn zinvol, maar pakken de problemen al met al onvoldoende aan. De beoordeling door externe deskundigen van de algehele effectiviteit van de openbare arbeidsvoorzieningsdienst in Slovenië is nog niet beschikbaar.

(15)

Ondanks wetswijzigingen in april 2011 om het Bureau bescherming mededinging (BBM) met ingang van 1 januari 2012 om te zetten in een onafhankelijk agentschap, is het BBM nog niet onafhankelijk aangezien eerst aan diverse procedurele voorwaarden moet zijn voldaan. Bovendien werden de middelen van het BBM in 2011 gereduceerd. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op het vermogen van het bureau zijn handhavingsacties uit te breiden en institutioneel gewicht te verlenen aan hervormingsinspanningen die de mededinging een impuls moeten geven. Onlangs is een studie voltooid naar de deregulering van beroepen, maar de concrete beleidsmaatregelen op dit terrein blijven vaag. Meer in het algemeen kunnen sommige aspecten van het rechtskader voor de vestiging van dienstverleners vragen oproepen inzake de verenigbaarheid met Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (6). Het algehele ondernemingsklimaat wordt gekenmerkt door zwakheden die nationale en buitenlandse investeerders afschrikken en het saneren van bankbalansen belemmeren, zoals de directe en indirecte betrokkenheid van de staat bij de economie en debiteurvriendelijke en soms problematische insolventieprocedures. Tot slot begint het nationale transmissienetwerk een knelpunt te worden nu het land steeds belangrijker wordt als doorvoerland voor elektriciteit.

(16)

Na een sterke discretionaire toename in maart 2010 was het minimumloon in 2011 als percentage van het gemiddelde loon het hoogste van de EU, hoewel het net onder de armoededrempel ligt. De indexatie van de twee daaropvolgende jaren leidde tot een nominale stijging van nog eens 4 %. Dit beperkt het concurrentievermogen van arbeidsintensieve industrieën en verergert de structurele werkloosheid.

(17)

Slovenië heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen hebben betrekking op het bevorderen van werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het versterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(18)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Slovenië verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slovenië, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 7 weergegeven.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Slovenië onderzocht; zijn advies (7) daarover is met name in aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de aanbevelingen 3, 6 en 7 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Slovenië in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begroting voor 2012 uit te voeren en de begrotingsstrategie voor 2013 te versterken met voldoende gespecificeerde structurele maatregelen en klaar te staan om aanvullende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het buitensporig tekort uiterlijk in 2013 op houdbare wijze wordt gecorrigeerd en dat de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure geformuleerde structurele aanpassing wordt verwezenlijkt. Daarna passende structurele aanpassingen door te voeren om voldoende vooruitgang te boeken met betrekking tot de MTD, inclusief het voldoen aan de uitgavenbenchmark. Het begrotingskader voor de middellange termijn te versterken, met inbegrip van de uitgavenregel, door het in grotere mate bindend en transparant te maken.

2.

Met spoed maatregelen te nemen om de langetermijnhoudbaarheid van het pensioenstelsel te waarborgen en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de pensioenen toereikend blijven, door i) de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd voor mannen en voor vrouwen gelijk te trekken; ii) de effectieve pensioenleeftijd te verhogen, onder meer door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting; iii) de mogelijkheden voor vervroegd pensioen te beperken; en iv) het indexatiesysteem voor de pensioenen te herzien. De participatiegraad van oudere werknemers ook te verhogen door een actief arbeidsmarktbeleid en maatregelen voor een leven lang leren verder te ontwikkelen.

3.

De nodige maatregelen te nemen om voldoende kapitaalbuffers in de banksector op te bouwen en de sanering van balansen aan te moedigen zodat opnieuw passende leningen voor productieve activiteiten kunnen worden verstrekt. Volwaardige verificatie door derden te bewerkstelligen voor de ramingen van verliezen op leningen in het kader van de stresstests voor systeembanken.

4.

De wetgeving inzake arbeidsbescherming met betrekking tot vaste contracten te wijzigen om de segmentatie van de arbeidsmarkt te verminderen, in overleg met sociale partners en overeenkomstig nationale praktijken. De parallelle arbeidsmarkt met werkstudenten verder aan te pakken.

5.

De vaardigheden beter af te stemmen op de vraag van de arbeidsmarkt, met name voor laaggeschoolde werknemers en hoger opgeleiden, en de hervorming van beroepsonderwijs en beroepsopleiding voort te zetten.

6.

Verdere stappen te zetten om de markt open te stellen en de reorganisatie van de professionele dienstverlening te versnellen. Het ondernemingsklimaat te verbeteren door i) het uitvoeren van de hervorming van het Bureau bescherming mededinging, ii) het opstellen van een kader voor staatsbedrijven dat rechtstreekse invloed op het beheer en strenge normen voor ondernemingsbestuur waarborgt, iii) het verbeteren van faillissementsprocedures, met name wat betreft snelheid en efficiëntie.

7.

In overleg met de sociale partners en overeenkomstig de nationale praktijken ervoor te zorgen dat de loonstijging, inclusief de aanpassing van het minimumloon, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid bevordert.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 217 van 23.7.2011, blz. 1.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(7)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/81


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma van Spanje voor 2012 en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2012-2015

2012/C 219/24

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbevelingen van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Spanje aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin wordt Spanje genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin het Comité voor sociale bescherming wordt verzocht om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités zijn opvattingen kenbaar te maken over maatregelen die in het kader van de beleidscyclus Europa 2020 worden aanbevolen. Deze opvattingen maken deel uit van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan een gedifferentieerd en groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, verzocht verdere toezeggingen te doen voor een beperkt aantal essentiële, tijdige en meetbare hervormingen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het pact.

(9)

Op 30 april 2012 heeft Spanje zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om recht te doen aan de onderlinge verbanden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Spanje door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Spanje sprake is van onevenwichtigheden, die niet buitensporig zijn, maar wel dringend moeten worden aangepakt.

(10)

Op basis van de beoordeling van het op grond van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 opgestelde stabiliteitsprogramma is de Raad van mening dat het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario in het algemeen plausibel is voor 2012 en optimistisch voor de daarop volgende jaren. In de voorjaarsprognose 2012 voorzagen de diensten van de Commissie een groei van het bbp van – 1,8 % in 2012 en – 0,3 % in 2013, terwijl in het stabiliteitsprogramma wordt uitgegaan van respectievelijk – 1,7 % en 0,2 %. In overeenstemming met de buitensporigtekortprocedure (BTP) beoogt de begrotingsstrategie van het stabiliteitsprogramma het algemene overheidstekort tegen 2013 onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen. De strategie is vooral gebaseerd op uitgavenbeperkingen (5), maar omvat ook een aantal inkomstenverhogende maatregelen. Uitgaande van het (herberekende) structurele saldo bedraagt de in het stabiliteitsprogramma vooropgestelde gemiddelde jaarlijkse verbetering van het structurele tekort voor 2011-2013 2,6 % van het bbp. Dat is boven de in het kader van de BTP aanbevolen begrotingsinspanning van gemiddeld meer dan 1,5 % van het bbp voor de periode 2010-2013. Na correctie van het buitensporige tekort houdt het stabiliteitsprogramma vast aan de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel in evenwicht zijnde begroting, die in 2015 met een structureel begrotingstekort van 0,2 % van het bbp bijna zal worden gehaald. De MTD beantwoordt aan de verplichtingen van het stabiliteits- en groeipact. Met het voorziene tempo van structurele aanpassingen in 2012-2013 wordt voldoende vooruitgang richting de MTD geboekt en de stijging van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, strookt met de uitgavennorm van het stabiliteits- en groeipact.

Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote in 2013 een piek bereiken en daarna dalen. In 2014 en 2015 zal Spanje zich in een overgangsfase bevinden en de in het stabiliteitsprogramma voorgestelde plannen volstaan om aan de norm inzake schuldafbouw van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. De aanpassingstrajecten voor het tekort en de schuld zijn onderhevig aan neerwaartse risico’s.

De macro-economische ontwikkelingen kunnen minder gunstig zijn dan verwacht. Bovendien zijn de maatregelen vanaf 2013 onvoldoende gespecificeerd. Andere risico’s voor de begrotingsstrategie zijn de begrotingsdiscipline van de regionale overheden, gezien hun recente slechte staat van dienst, een grotere gevoeligheid van de inkomsten voor de lopende structurele aanpassingen, het onzekere effect van de belastingamnestie op de inkomsten en mogelijke nieuwe financiële reddingsacties. Enig effect van deze reddingsacties op het tekort zou eenmalig zijn. Een strikte handhaving van de wet inzake begrotingsstabiliteit en de goedkeuring van doortastende begrotingsmaatregelen op regionaal niveau kunnen het risico van ontsporingen op regionaal niveau beperken. De gedecentraliseerde overheidsfinanciën in Spanje vragen om een sterk budgettair en institutioneel kader. De Raad is ingenomen met het voornemen van de Commissie om over de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad betreffende het corrigeren van het buitensporig tekort in de komende weken een grondige analyse uit te brengen en daarbij ook rekening te houden met het aangekondigde meerjarige begrotingsplan voor 2013-2014.

(11)

In 2011 heeft Spanje een pensioenhervorming goedgekeurd waarmee een belangrijke stap wordt gezet om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren. De verslechterende economische vooruitzichten in Spanje beperken echter het effect van deze hervorming op de geraamde overheidsuitgaven in verband met de vergrijzing. Bovendien moet de hervorming nog worden aangevuld met concrete maatregelen om de algemene werkgelegenheidsstrategie voor oudere werknemers voor 2012-2014 te ondersteunen.

(12)

Hoewel de belastingquote in Spanje tot de laagste in Europa behoort, kan het belastingstelsel efficiënter worden gemaakt door het aandeel groeivriendelijkere indirecte belastingen te vergroten. Er is met name ruimte om de heffingsgrondslag van de btw te verruimen door iets te doen aan de op grote schaal toegepaste vrijstellingen en verlaagde tarieven. Door de aftrekbaarheid van hypotheekrente worden in het Spaanse belastingstelsel het aangaan van schulden en de aankoop van woningen bevoordeeld ten opzichte van huurformules.

(13)

Spanje heeft bij het herstructureren van zijn financiële sector aanzienlijke vooruitgang geboekt. Die herstructurering moet worden voortgezet om ervoor te zorgen dat eventuele niet-levensvatbare banken worden afgewikkeld en dat gezonde banken hun functie van kredietverlener aan de echte economie op een duurzame manier en zonder onevenredige concurrentieverstoring kunnen vervullen. Door de verslechterende macro-economische vooruitzichten zal de kapitaalbasis van de banken mogelijk verder moeten worden versterkt.

(14)

In februari 2012 heeft de regering een verregaande hervorming van het systeem voor arbeidsbescherming en collectieve loononderhandelingen goedgekeurd om de hoge werkloosheid en de sterke segmentatie van de arbeidsmarkt te bestrijden. De effecten daarvan moeten worden gemonitord, met name wat de loonontwikkelingen en het verminderen van de segmentatie betreft. Om de uitdaging volledig te beantwoorden, moet de hervorming gepaard gaan met een verregaandere herziening van het actieve arbeidsmarktbeleid om de emplooibaarheid en de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verbeteren.

(15)

Om de hoge jeugdwerkloosheid aan te pakken, moet Spanje onverwijld zijn actieplan voor jongeren uitvoeren, onder meer wat leerling- en stageovereenkomsten betreft. Hoewel Spanje maatregelen heeft genomen om het percentage voortijdige schoolverlaters terug te dringen, blijft hun aantal hoog en gaan achter de cijfers grote regionale verschillen schuil.

(16)

De armoede is gestegen — in 2010 werden 1 miljoen personen meer bedreigd — en de armoede bij kinderen is met 26,2 % verontrustend hoog. Het armoedepercentage bij uitzendkrachten is dubbel zo hoog als bij vaste werknemers.

(17)

Professionele diensten blijven in Spanje van mededinging afgeschermd. Een hervorming van de professionele diensten kan het potentiële bbp verhogen, aangezien ze een belangrijke input vormen voor de andere economische sectoren. Er zijn met name inspanningen nodig om voor een aantal sterk gereglementeerde beroepen (zoals ingenieurs, notarissen, kadasterambtenaren, juridische vertegenwoordigers) niet-gerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen weg te nemen. Bovendien duurt het verkrijgen van een bedrijfsvergunning in Spanje langer dan in enig ander land van de Unie. Een gebrek aan samenwerking tussen lokale, regionale en nationale overheden heeft geleid tot een wildgroei van elkaar soms overlappende voorschriften en tot een versnippering van de Spaanse binnenlandse markt. Om de grote externe onevenwichtigheden te verkleinen, moeten exportactiviteiten worden vergemakkelijkt. Spanje staat ook voor veelvuldige en complexe uitdagingen in de energiesector, die een ernstige rem zijn op de goede werking van de product- en dienstenmarkten.

(18)

Spanje heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze toezeggingen, en de uitvoering van de in 2011 gedane toezeggingen, betreffen het stimuleren van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het houdbaarder maken van de overheidsfinanciën en het sterken van de financiële stabiliteit. De Commissie heeft de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht en vastgesteld dat deze slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(19)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economisch beleid van Spanje verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Spanje, maar ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een inbreng van de Unie in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 8 weergegeven.

(20)

In het licht van deze evaluatie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn advies (6) is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(21)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbevelingen 1, 3, 4, 5 en 8 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Spanje in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in het kader van de BTP een gemiddelde structurele jaarlijkse begrotingsinspanning van meer dan 1,5 % van het bbp te leveren voor de periode 2010-2013 door de in het kader van de begroting 2012 goedgekeurde maatregelen uit te voeren en uiterlijk eind juli 2012 het aangekondigde meerjarige begrotingsplan voor 2013-2014 aan te nemen. Op regionaal niveau maatregelen aan te nemen en uit te voeren die sporen met de goedgekeurde herstelplannen, de in de wet inzake begrotingsstabiliteit opgenomen nieuwe bepalingen betreffende transparantie en controle van de begrotingsuitvoering strikt toe te passen en de punctualiteit en de nauwkeurigheid van de begrotingsrapportage op alle overheidsniveaus verder te verbeteren. Een onafhankelijk begrotingcomité in te stellen dat het begrotingsbeleid analyseert, van advies voorziet en controleert. Hervormingen in de publieke sector door te voeren om de efficiëntie en de kwaliteit van de overheidsuitgaven op alle niveaus te verbeteren.

2.

Ervoor te zorgen dat de pensioenleeftijd meestijgt met de levensverwachting bij het regelen van de houdbaarheidsfactor waarin de recente pensioenhervorming voorziet, en de algemene werkgelegenheidsstrategie voor oudere werknemers te versterken met concrete maatregelen om het idee van een leven lang leren verder uit te werken, de arbeidsomstandigheden te verbeteren en de herintreding van deze groep op de arbeidsmarkt te bevorderen.

3.

Een belastingstelsel in te voeren dat overeenstemt met de inspanningen inzake begrotingsconsolidatie en groei meer stimuleert, onder meer door belastingen te verschuiven van arbeid naar consumptie- en milieuheffingen. In het bijzonder werk te maken van het lage btw-inkomstenpercentage door de heffingsgrondslag van de btw te verruimen. Het aangaan van schulden en het woningbezit fiscaal minder voordelig te maken (ten opzichte van huurformules).

4.

De hervorming van de financiële sector uit te voeren, met name door de lopende herstructurering van de banksector aan te vullen met het aanpakken van de situatie van resterende kwetsbare instellingen, een alomvattende strategie te ontwikkelen om de erfenisactiva op de balansen van de banken doeltreffend te benaderen, en een duidelijk standpunt in te nemen over de financiering en het gebruik van zogeheten backstop- of vangnetfaciliteiten.

5.

De arbeidsmarkthervormingen uit te voeren en extra maatregelen te nemen om de doeltreffendheid van het actieve arbeidsmarktbeleid te vergroten door de maatregelen gerichter te maken, het gebruik van opleidingen, advies en arbeidsbemiddelingsdiensten te bevorderen, de band met passieve beleidsmaatregelen te versterken, en de coördinatie tussen de nationale en regionale diensten voor arbeidsvoorziening te vergroten, onder meer door informatie over vacatures uit te wisselen.

6.

De uitgavenprioriteiten te herzien en middelen te herbestemmen om de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoek, innovatie en jongeren te ondersteunen. Het actieplan voor jongeren uit te voeren, met name wat de kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van beroepsopleidingen en onderwijs betreft, en meer inspanningen te leveren om schooluitval terug te dringen en de deelname aan beroepsonderwijs en -opleidingen te bevorderen door middel van preventie-, interventie- en compensatiemaatregelen.

7.

Kwetsbare groepen inzetbaarder te maken, in combinatie met effectieve dienstverlening voor kind en gezin, teneinde de situatie van mensen voor wie armoede en/of sociale uitsluiting dreigt te verbeteren en aldus te voorzien in het welzijn van kinderen.

8.

Aanvullende maatregelen te nemen om professionele diensten, met inbegrip van sterk gereglementeerde beroepen, open te stellen, vertragingen bij het verlenen van bedrijfsvergunningen weg te werken en belemmeringen voor zakelijke activiteiten weg te nemen die het gevolg zijn van elkaar overlappende en veelvoudige regelgeving van verschillende overheidsniveaus. De elektriciteits- en gasverbindingen met buurlanden te voltooien en de tekorten in verband met de elektriciteitstarieven grondig aan te pakken, met name door de elektriciteitsvoorzieningsketen kostenefficiënter te maken.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47)

(4)  PB C 212 van 19.7.2011, blz. 1.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/85


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma van Zweden voor 2012, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2015

2012/C 219/25

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld, en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (3), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Zweden aangenomen en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen. Daarin is Zweden genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat er moet worden gewerkt aan gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 20 april 2012 heeft Zweden zijn convergentieprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2012 ingediend. Met het oog op het onderlinge verband zijn beide programma’s tegelijkertijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of Zweden door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. In haar diepgaande evaluatie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voor Zweden sprake is van externe onevenwichtigheden, maar deze zijn niet buitensporig.

(9)

Op basis van de evaluatie van het convergentieprogramma overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97, komt de Raad tot de conclusie dat het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, plausibel is voor 2012 en optimistisch voor 2013-2015, wanneer de groei van het bbp naar verwachting gemiddeld 3,5 % zou bedragen. De voorjaarsprognose 2012 van de diensten van de Commissie voorziet een groei van 2,1 % van het bbp voor 2013. Het doel van de in het convergentieprogramma beschreven begrotingsstrategie is om de houdbaarheid op lange termijn te waarborgen door de regels van het Zweedse begrotingskader te eerbiedigen, inclusief de doelstelling van een vorderingenoverschot voor de overheid van 1 % van het bbp gedurende de cyclus. De strategie richt zich ook op het voldoen aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact, met name wat betreft het respecteren van de referentiewaarde van 3 % van het bbp. De middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) is in het convergentieprogramma veranderd van een overheidsoverschot van 1,0 % van het bpp in een tekort van 1,0 % van het bbp. Deze nieuwe MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact. Door deze verandering zal de MTD, afgaande op het (herberekende) structurele begrotingssaldo, waarschijnlijk worden gehaald gedurende de programmaperiode, zelfs als rekening wordt gehouden met verdere expansieve discretionaire maatregelen in 2013 of 2014. De begrotingsprognoses vanaf 2013 zijn aan neerwaartse risico’s onderhevig vanwege de optimistische macro-economische aannamen. Het geplande groeipercentage van de overheidsuitgaven, rekening houdend met discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, zou voldoen aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact. De schuldquote ligt onder de 60 % van het bpp en zal volgens het convergentieprogramma gedurende de programmaperiode verder blijven afnemen.

(10)

Uit de diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 bleek dat de schuldenlast per huishouden relatief hoog is. Hoewel de situatie op de woning- en hypotheekmarkt zich in 2011 heeft gestabiliseerd, is er nog steeds sprake van structurele verstoringen die een bedreiging vormen voor de stabiliteit van deze markten op lange termijn. Er zijn nuttige maatregelen genomen om de veerkracht van de financiële sector te versterken, maar een aantal minder belichte beleidslijnen dragen mogelijk bij tot de wispelturigheid van de Zweedse woningmarkt en de accumulatie van hypotheekschuld: genereuze mogelijkheden voor belastingaftrek van rente, lage vermogensbelasting, weinig aflossing en stringente huurregulering. Aan de aanbodzijde vormen lokale monopolies op het gebied van ruimtelijke ordening, langdurige processen met betrekking tot bestemmingsplannen en een gebrek aan concurrentie een belemmering voor de flexibiliteit van het woningaanbod.

(11)

Hoewel de arbeidsmarkt in 2011 een algemene verbetering doormaakte, is er nog steeds sprake van hoge werkloosheid onder jongeren en kwetsbare groepen, en met name migranten. Zweden voert momenteel verschillende maatregelen voor actief arbeidsmarktbeleid en onderwijshervormingen door om dit probleem aan te pakken. De meeste maatregelen lijken relevant en geloofwaardig, maar het is nog te vroeg om het effect ervan te kunnen beoordelen. De relevantie en doeltreffendheid van de belangrijkste maatregel voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid — de btw-verlaging voor restaurants en cateringdiensten — is onzeker en moet worden onderzocht. Bovendien zou het ambitieniveau kunnen worden verhoogd indien de problemen op een meer samenhangende wijze zouden worden opgelost door ook de relatief hoge lonen aan de onderkant van de loonschaal en de verschillen inzake arbeidsbescherming tussen vaste en tijdelijke werknemers aan te pakken.

(12)

Zweden heeft het op één na hoogste niveau van uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) uitgedrukt als percentage van het bbp en is een koploper op het gebied van innovatie volgens het prestatiescorebord voor onderzoek en innovatie. Met betrekking tot de commercialisering van innovatieve producten presteert Zweden echter onder het EU-gemiddelde en laat het een negatieve trend zien. Zweden lijkt bovendien achter te blijven bij het oprichten van snelgroeiende, innovatieve ondernemingen. Bovendien is de over het algemeen sterke positie van Zweden op het gebied van O&O kwetsbaar omdat het land sterk afhankelijk is van een paar grote multinationale ondernemingen die in toenemende mate hun O&O-activiteiten naar het buitenland verplaatsen. Deze punten moeten worden aangepakt in de nieuwe wet inzake onderzoek en innovatie, die voor de herfst van 2012 staat gepland.

(13)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Zweden verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Zweden, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma onderzocht. Zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(15)

In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn met name in de onderstaande aanbeveling 2 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Zweden in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

In 2012 en daarna een solide begrotingssituatie te behouden door de geplande begrotingsstrategie uit te voeren en ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de MTD.

2.

Verdere preventieve maatregelen te nemen om de stabiliteit op middellange termijn van de woning- en hypotheekmarkt te versterken, onder meer door het bevorderen van terughoudendheid bij het verstrekken van leningen, het verminderen van de tendens om schulden aan te gaan bij het financieren van investeringen in huizen, en het aanpakken van beperkingen inzake het woningaanbod en huurregulering.

3.

Verdere maatregelen te nemen om de participatie van jongeren en kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te verbeteren, bijvoorbeeld door de doeltreffendheid van de maatregelen op het gebied van het actief arbeidsmarktbeleid te verbeteren, de overgang van school naar werk te vergemakkelijken, impulsen te geven voor beleid om de vraag naar kwetsbare groepen te stimuleren en de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Een evaluatie te verrichten van het effect van de verlaging van het btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten op het scheppen van werkgelegenheid.

4.

In het kader van de geplande wet inzake onderzoek en innovatie extra maatregelen te nemen ter verdere verbetering van de topkwaliteit in het onderzoek en deze te richten op het verbeteren van de commercialisering van innovatieve producten en de ontwikkeling van nieuwe technologieën.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 217 van 23.7.2011, blz. 9.

(5)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/88


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Nederland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012-2015

2012/C 219/26

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) vastgesteld, en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationale economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van Nederland aangenomen en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2011-2014 uitgebracht.

(4)

Op 23 november 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4) het Waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen; daarin werd Nederland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzocht in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid zijn opvattingen kenbaar te maken over de acties die worden aanbevolen in de beleidscyclus van Europa 2020. Deze opvattingen maken deel uit van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 2 maart 2012 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren, zodat deze in de stabiliteits- of convergentieprogramma’s en de nationale hervormingsprogramma’s kunnen worden opgenomen.

(9)

Nederland heeft op 27 april 2012 zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is. Voor 2013 voorziet het stabiliteitsprogramma een groei van 1,25 %, zonder rekening te houden met het negatieve effect van de aanvullende consolidatiemaatregelen op de groei, terwijl de Commissie bij haar prognose op basis van hetzelfde scenario, d.w.z. zonder beleidsverandering, op een geringere groei van 0,7 % uitkomt. Het uitdrukkelijke doel van het stabiliteitsprogramma is om te voldoen aan de aanbevelingen van de Raad met betrekking tot het corrigeren van het buitensporige tekort en om te streven naar verdere verbetering van de begrotingssituatie met het oog op de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) door te trachten een structurele inspanning van ten minste 0,5 % per jaar te leveren. Het stabiliteitsprogramma streeft naar een nominaal overheidstekort van 3 % van het bbp in 2013 en bevestigt de eerdere MTD van een structureel tekort van 0,5 % van het bbp, waarmee de vereisten van het stabiliteits- en groeipact op adequate wijze in acht worden genomen. De gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 0,75 % van het bbp in de periode 2010-2013, waarbij is uitgegaan van het (opnieuw berekende) structurele begrotingssaldo (5), is in overeenstemming met de door de Raad aanbevolen structurele inspanning van 0,75 % van het bbp. Aangezien het stabiliteitsprogramma geen begrotingsdoelstellingen voor de jaren na 2013 bevat, kan geen oordeel worden gegeven over de houdbaarheid van de begrotingscorrectie in 2013 en de vorderingen bij de verwezenlijking van de MTD in latere jaren, onder meer of wordt voldaan aan de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact.

De begrotingsprognoses voor de programmaperiode zijn aan uitvoeringsrisico’s onderhevig. Deze betreffen niet alleen de onlangs aangekondigde consolidatiemaatregelen, maar ook de uitvoering van enkele van de maatregelen waarover de demissionaire regering eerder overeenstemming bereikte. De in april 2012 door de regering voor 2013 voorgestelde extra maatregelen en de gevolgen daarvan voor de begroting zijn op 25 mei, na de uiterste datum voor de beoordeling, nader gespecificeerd en gekwantificeerd. De aanpassing van de begroting geschiedde tot dusver vooral door bezuinigingen op de uitgaven, waaronder ook op groeibevorderende uitgaven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2012 zal de schuldquote naar verwachting in 2012 vrij sterk oplopen naar 70,2 % van het bbp en daarna in 2013 licht stijgen tot 70,7 % van het bbp, waarbij rekening is gehouden met het effect van de aanvullende consolidatiemaatregelen. De schuldquote zal dan ook naar verwachting ruim boven de referentiewaarde uit het Verdrag van 60 % blijven. Het stabiliteitsprogramma bevat geen schulddoelstellingen voor 2014 en 2015, zodat niet kan worden beoordeeld of wordt voldaan aan de benchmark van het stabiliteits- en groeipact voor de schuldreductie.

(11)

De regering heeft plannen voorgelegd waarbij de wettelijke pensioenleeftijd geleidelijk wordt verhoogd tot 66 in uiterlijk 2019 en 67 in uiterlijk 2024. Daarna wordt de wettelijke pensioenleeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Arbeidsmarktmaatregelen zullen een dienovereenkomstige verhoging van de effectieve pensioenleeftijd ondersteunen. In overeenstemming met het regeerakkoord heeft de pensioenhervorming tot doel een passende en toekomstbestendige intra- en intergenerationele verdeling van kosten en risico’s in de tweede pensioenpijler te waarborgen. De regering heeft een plan voorgelegd om de langdurige zorg te hervormen. Er zullen verdere concrete maatregelen nodig zijn om bij te dragen tot een vermindering van de financiële lasten als gevolg van de vergrijzende Nederlandse samenleving.

(12)

De negatieve fiscale prikkels om te werken voor verdieners van een tweede inkomen zijn weliswaar verminderd, maar nog niet genoeg. Het opheffen van de resterende negatieve prikkels zou een verder positief effect op het arbeidsaanbod hebben en tot een efficiëntere allocatie van menselijk kapitaal leiden. De integratie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt moet worden verbeterd.

(13)

Op het gebied van het bedrijfslevenbeleid zijn de agenda’s van de topsectoren goedgekeurd en hebben de overheid en vertegenwoordigers van die sectoren „innovatiecontracten” ondertekend. Het particuliere onderzoek krijgt meer steun door invoering van de heffingskorting voor onderzoek en ontwikkeling (RDA+-heffingskorting), die deel uitmaakt van het pakket maatregelen om innovatie, particulier onderzoek en ontwikkeling en het aanhalen van de banden tussen wetenschap en bedrijfsleven verder te stimuleren. De nadruk op „topsectoren” mag evenwel niet ten koste gaan van het fundamentele onderzoek, noch mogen innovatieve ondernemingen die niet tot de „topsectoren” behoren, worden uitgesloten.

(14)

In de afgelopen veertig jaar zijn op de Nederlandse woningmarkt structurele verstoringen ontstaan. Op de onroerendgoedmarkt hebben fundamentele aanbodbeperkingen en fiscale prikkels voor eigenwoningbezit (met name de hypotheekrenteaftrek die gunstig is voor de hogere inkomens) tot een ondoelmatige kapitaalallocatie geleid. Op de huurwoningenmarkt, die door een zeer hoog percentage sociale woningen wordt gekenmerkt, hebben sociaal beleid, maximumhuren en maximale huurverhogingen tot een zeer inelastisch woningaanbod geleid. Een wijziging van de fiscale voordelen voor eigenwoningbezit zou helpen de structurele verstoringen op de Nederlandse woningmarkt te verminderen.

(15)

Nederland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. De toezeggingen, en de nakoming van de in 2011 gedane toezeggingen, hebben betrekking op het bevorderen van de werkgelegenheid, het verbeteren van het concurrentievermogen, het versterken van de financiële stabiliteit en het vergroten van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De Commissie heeft de nakoming van de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. In de aanbevelingen is met de resultaten van dit onderzoek rekening gehouden.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van Nederland verricht. Zij heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht. Daarbij heeft zij gekeken naar de relevantie van die programma’s voor een toekomstbestendig budgettair en sociaaleconomisch beleid in Nederland, en is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht; zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Nederland in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

Te zorgen voor een tijdige en duurzame correctie van het buitensporige tekort. Hiertoe de begrotingsstrategie voor 2012 volledig uit te voeren zoals gepland. De maatregelen te specificeren die nodig zijn om de begroting 2013 uit te voeren teneinde de structurele aanpassingsinspanning die is uiteengezet in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten te verwezenlijken. Er daarna voor te zorgen dat de structurele aanpassingsinspanning toereikend is om voldoende vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de MTD, wat onder meer inhoudt dat de uitgavenbenchmark wordt gehaald, en te waarborgen dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het voldoen aan de benchmark voor de schuldreductie, waarbij de uitgaven op gebieden die rechtstreeks van belang voor de groei zijn, zoals onderzoek en innovatie en onderwijs en scholing, worden ontzien. Hiertoe na de vorming van een nieuwe regering een geactualiseerde versie van het stabiliteitsprogramma 2012 met concrete doelstellingen en maatregelen voor de periode na 2013 in te dienen.

2.

Maatregelen te nemen om de wettelijke pensioenleeftijd te verhogen, onder andere door koppeling aan de levensverwachting, en ter ondersteuning daarvan arbeidsmarktmaatregelen ter bevordering van het verhogen van de feitelijke pensioenleeftijd te treffen en tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren. De tweede pensioenpijler aan de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd aan te passen en daarbij een passende intra- en intergenerationele verdeling van kosten en risico’s te waarborgen. De geplande hervorming van de langdurige zorg ten uitvoer te leggen en deze, gezien de vergrijzing van de bevolking, met verdere maatregelen ter beteugeling van de kostenstijging aan te vullen.

3.

De arbeidsparticipatie te vergroten, met name voor ouderen, vrouwen, mensen met een handicap en migranten, onder meer door de negatieve fiscale prikkels om te werken voor verdieners van een tweede inkomen verder te verminderen, de arbeidsmarktmobiliteit te bevorderen en rigiditeiten aan te pakken.

4.

Innovatie, investeringen in particulier onderzoek en ontwikkeling en nauwere banden tussen de wetenschapswereld en het bedrijfsleven te stimuleren, alsook industriële vernieuwing te bevorderen door middel van passende prikkels in het kader van het bedrijfslevenbeleid, en daarbij de toegankelijkheid voor niet tot de topsectoren behorende ondernemingen te waarborgen en het fundamenteel onderzoek veilig te stellen.

5.

De woningmarkt onder meer door de volgende maatregelen geleidelijk te hervormen: i) wijziging van de gunstige fiscale behandeling van eigenwoningbezit, onder meer door een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek, en/of door het systeem van het eigenwoningforfait, ii) totstandbrenging van een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt en iii) aanpassing van de huren voor sociale woningen aan het inkomen van huishoudens.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(3)  PB C 212 van 19.7.2011, blz. 13.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/91


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van het Verenigd Koninkrijk met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2012-2017

2012/C 219/27

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en is gericht op de sleutelgebieden waar Europa’s potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

Op 13 juli 2010 heeft de Raad een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) aangenomen, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling (4) vastgesteld over het nationale hervormingsprogramma voor 2011 van het Verenigd Koninkrijk en zijn advies uitgebracht over het geactualiseerde convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2011-2014.

(4)

Op 23 november 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de tweede jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het tweede Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat in de Europa 2020-strategie is verankerd. Op 14 februari 2012 heeft de Commissie, op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011, haar goedkeuring gehecht aan het Waarschuwingsmechanismeverslag, waarin het Verenigd Koninkrijk werd aangewezen als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie worden onderworpen.

(5)

Op 1 december 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin hij het Comité voor sociale bescherming verzoekt om in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en andere comités, de Raad zijn opvattingen kenbaar te maken over de maatregelen die in het kader van de Europa 2020-beleidscyclus worden aanbevolen. Die opvattingen vormen een onderdeel van het advies van het Comité voor de werkgelegenheid.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen.

(7)

Op 2 maart 2012 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte de noodzaak een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie te voeren, de kredietverschaffing aan de economie te normaliseren, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 30 april 2012 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn convergentieprogramma voor de periode 2011-2012 tot 2016-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2012 ingediend. Om met hun onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma’s terzelfder tijd geëvalueerd. Voorts heeft de Commissie een diepgaande evaluatie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerd om na te gaan of het Verenigd Koninkrijk door macro-economische onevenwichtigheden is geraakt. Op basis van haar diepgaande evaluatie, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in het Verenigd Koninkrijk sprake is van een onevenwichtigheid, zij het geen buitensporige.

(9)

Overeenkomstig punt 4 van Protocol nr. 15 betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om buitensporige overheidstekorten te vermijden, niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land de euro invoert, maar punt 5 van het protocol stelt dat het Verenigd Koninkrijk ernaar moet streven een buitensporig overheidstekort te voorkomen. Op 8 juli 2008 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk lijkt. De in het convergentieprogramma geformuleerde begrotingsstrategie is erop gericht de noodzakelijke budgettaire consolidatie uit te voeren om de begrotingsdoelstellingen van de regering voor de nettoschuld en het conjunctuurgezuiverde lopende saldo te bereiken. In het convergentieprogramma wordt geen middellangetermijnbegrotingsdoelstelling vermeld zoals in het stabiliteits- en groeipact is voorzien. Volgens de prognoses van het programma zal het Verenigd Koninkrijk de termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort, die de Raad in zijn aanbeveling van 2 december 2009 heeft vastgesteld, met één jaar worden overschreden. Het overheidstekort in 2014-2015, welke termijn door de Raad is vastgesteld, wordt op 4,4 % van het bbp geraamd, hetgeen — indien men zich op het (herberekende) structurele saldo baseert (5) — tussen 2010-2011 en 2014-2015 een gemiddelde begrotingsinspanning van 1,25 % van het bbp impliceert, wat onder het in de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure (BTP) vastgestelde percentage van 1,75 % ligt. Hoewel de regering niet is afgeweken van haar budgettaire consolidatiestrategie die aanvankelijk, op basis van de vorige macro-economische prognoses, voldoende leek om aan de doelstellingen van de buitensporigtekortprocedure te voldoen, zijn de begrotingssituatie en -vooruitzichten ongunstig beïnvloed door de achteruitgang van de perspectieven voor economische groei. Op het aanpassingstraject naar budgettaire consolidatie is prioriteit gegeven aan maatregelen aan de ontvangstenzijde. Bijna 40 % van de voor de periode 2010-2011 tot 2014-2015 geplande totale jaarlijkse budgettaire consolidatie is tegen het eind van het begrotingsjaar 2011-2012 bereikt, alsook 30 % van de besnoeiingen en twee derde van de netto belastingverhogingen. De potentiële bijdrage aan de ontvangsten van een grotere doeltreffendheid van het belastingstelsel, die uit de herziening van de structuur van de btw-tarieven resulteert, blijft relatief onderbenut.

Het overheidstekort zal volgens het stabiliteitsprogramma in 2011-2012 8,3 % van het bbp bedragen, in 2012-2013 5,9 % van het bbp, in 2013-2014 6,0 % van het bbp, in 2014-2015 4,4 % van het bbp, in 2015-2016 2,9 % van het bbp en in 2016-2017 1,2 % van het bbp. Deze ramingen zijn iets lager dan die van de diensten van de Commissie die, in de voorjaarsprognose 2012 in 2012-2013 een tekort van 6,1 % van het bbp verwachten (dat zonder de geplande eenmalige overdracht van het pensioenfonds 7,9 % zou bedragen) en in 2013-2014 6,5 % van het bbp. De verschillen vloeien voort uit een geringere groeiprognose en door Eurostat in de gegevens van het Verenigd Koninkrijk aangebrachte wijzigingen. In de verklaring van najaar 2011 werd in de begrotingsplannen een aantal correcties aangebracht om prioriteit te geven aan groeiverhogende uitgaven maar blijft de verlaging van de overheidsinvesteringen tussen nu en 2014-2015 drastisch. Verwacht wordt dat de overheidsschuld, die voor 2013-2014 op 94,7 % wordt geraamd, in 2014-2015 zijn hoogste niveau zal bereiken.

(11)

Tijdens de aanloop naar de crisis raakte de huizenmarkt oververhit, waarbij de verhouding tussen huizenprijzen en inkomens in een context van een steeds groter woningentekort historische niveaus bereikte, wat tot een zeer hoge hypotheekschuld leidde. Volgens de diepgaande evaluatie van de Commissie veroorzaakt de hoge schuldenlast per huishouden een onevenwichtigheid in de economie van het Verenigd Koninkrijk. Het grote aandeel hypotheekleningen met variabele rente maakt de financiën van de huishoudens kwetsbaar bij rentestijgingen, wat via de financiële sector voor de hele economie een potentieel destabiliserend effect kan hebben. De schuldenlast van de huishoudens zal waarschijnlijk alleen dan aanmerkelijk dalen indien de huizenprijzen in verhouding tot het beschikbare inkomen dalen; indien de nominale huizenprijzen evenwel snel zouden dalen, zou dit het gevaar met zich brengen dat de huishoudens in een negatieve nettopositie terechtkomen. De woningbouw bevindt zich nog steeds op recorddiepte als gevolg van zowel een restrictief bouwvergunningenstelsel als conjunctuurverzwakking en de bedrijvigheid op de huizenmarkt in bredere zin blijft zwak. In november 2011 heeft de regering haar nationale woningbouwstrategie gepubliceerd, waarmee wordt beoogd de groei van de woningbouw te bevorderen, maar de onzekerheid over het netto-effect van het nieuwe systeem op de huizensector blijft zeer onzeker. Bovendien wordt in de woningbouwstrategie geen melding gemaakt van de kwestie van de vastgoedbelasting, waarbij het Verenigd Koninkrijk en degressieve periodieke belasting („council tax” — plaatselijke belasting) combineert met een progressieve belasting over vastgoedtransacties („stamp duty land tax” — SDLT), die bij conjuncturele ontwikkelingen van de begrotingsontvangsten en de financiële stabiliteit een rol kunnen spelen. In de begroting 2012 zijn weliswaar wijzigingen aangebracht in de SDLT, maar over het geheel genomen is er weinig veranderd.

(12)

Het Verenigd Koninkrijk staat voor steeds grotere uitdagingen op het gebied van werkloosheid en arbeidsmarktparticipatie. De werkloosheid in het VK beloopt op dit ogenblik 8,4 %. De jongerenwerkloosheid ligt veel hoger, namelijk op 22,2 % en meer dan 38 % van de werklozen zijn jonger dan 25 jaar. Bovendien heeft 17,7 % van de jongeren (16 tot 24 jaar) geen baan en volgt geen onderwijs of opleiding. De werkgelegenheid in de particuliere sector is bescheiden gegroeid, maar die groei was niet voldoende om de vermindering van de arbeidsplaatsen in de publieke sector en de groei van de beroepsbevolking te compenseren. In het Verenigd Koninkrijk is er een overaanbod van laagopgeleide werknemers en een tekort aan arbeidskrachten met kwalitatief hoogwaardige beroepskwalificaties en technische vaardigheden waaraan vooral behoefte is in de sectoren goederenproductie en export waar het Verenigd Koninkrijk betrekkelijk zwak presteert. Bij het beroepsonderwijs en beroepsopleiding ligt de nadruk op basisvaardigheden en vaardigheden van niveau 2, terwijl de economie steeds hogere kwalificaties vereist. Het Verenigd Koninkrijk telt daarnaast nog steeds een vrij groot aantal volwassenen met een zeer gebrekkige basiskennis van lezen, schrijven en rekenen, waardoor deze personen moeilijk in aanmerking komen voor een beroepsopleiding. Het aantal vroegtijdige schoolverlaters is sedert 2005 met 3,3 procentpunt gestegen en ligt boven het EU-gemiddelde van 14,9 %; het is van cruciaal belang dat gezinnen met lage inkomens steun blijven ontvangen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen.

(13)

De regering heeft een programma voor de hervorming van de welzijnssector om meer mensen te helpen werk te vinden en terzelfder tijd de meest kwetsbaren te ondersteunen. Het universele krediet, waarmee wordt beoogd het uitkeringensysteem te vereenvoudigen, geldt nog niet. De regering dient maatregelen te nemen om te voorkomen dat de positieve effecten van de nieuwe beleidsmaatregelen op het gebied van werkgelegenheid en inkomens teniet worden gedaan door de steeds lagere bedragen die voor de uitkeringen beschikbaar zijn, waardoor de armoede — vooral bij gezinnen met kinderen — zou kunnen toenemen. Volgens een onafhankelijke prognose zal de absolute kinderarmoede in 2020-2021 haar hoogste niveau sinds 2001-2002 bereiken en zal de regering haar in de wet op de kinderarmoede („Child Poverty Act”) vervatte doelstellingen betreffende het terugdringen van kinderarmoede niet halen. De regering dient stappen te nemen om voldoende toegang tot kinderopvang, met name voor laagverdieners, te garanderen. Bezuinigingen in de toelagen voor kinderopvang zouden het probleem kunnen verergeren.

(14)

Wat financiering betreft, blijven de voorwaarden strikt, met name voorkleine en middelgrote ondernemingen, en de behoefte aan financiering van het bedrijfsleven was in 2011 negatief. Uit studies blijkt dat een groot aantal kmo’s van de kredietschaarste te lijden hebben, terwijl er ook mogelijke problemen aan de vraagzijde zijn. Daarenboven blijft de toegang tot niet-bancaire kredieten hoofdzakelijk beperkt tot de grootste ondernemingen en de concurrentie in de banksector is beperkt. De werkgroep Breedon voor alternatieve financieringsmarkten is van oordeel dat er, ondanks de maatregelen van de overheid ter verbetering van de situatie, de komende vijf jaar een aanzienlijk financieringstekort zal blijven bestaan, vooral voor kmo’s.

(15)

Het Verenigd Koninkrijk staat voor de taak zijn energie- en vervoersinfrastructuur te verbeteren; deze is verbonden met het leggen van de grondslag voor groei en concurrentievermogen op lange termijn, en met het aanpakken van de oorzaken van het gebrekkige externe concurrentievermogen van het Verenigd Koninkrijk in de industriële sector. Het Verenigd Koninkrijk heeft aanzienlijke investeringen nodig om zijn stroomproductiecapaciteit te verbeteren, aangezien een groot deel van de huidige productiecapaciteit, die in de loop van het komende decennium wordt stilgelegd, zal moeten worden vervangen en de verplichtingen inzake het gebruik van hernieuwbare energiebronnen moet worden nagekomen en strengere normen inzake CO2-uitstoot in acht moeten worden genomen. De vervoersector in het Verenigd Koninkrijk heeft te kampen met tekorten in de capaciteit en de kwaliteit van zijn netwerken, wat in het nadeel zou kunnen werken van de doelstelling van de regering om een nieuw evenwicht in de economie te brengen ten voordele van investeringen en export. In het kader van de budgettaire consolidatiestrategie van de regering zullen de overheidsinvesteringen tegen 2014-15 sterk gaan dalen, wat de bestaande knelpunten in de vervoersinfrastructuur kan verergeren tenzij er alternatieve financieringsbronnen worden gevonden.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een alomvattende analyse van het economische beleid van het Verenigd Koninkrijk verricht. Zij heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma doorgelicht, en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in het Verenigd Koninkrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om het algemeen economisch bestuur van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 6 bevatten haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk onderzocht. Zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(18)

In het licht van de resultaten van de diepgaande evaluatie van de Commissie uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma onderzocht. Zijn aanbeveling op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 is met name in de onderstaande aanbevelingen 2, 3 en 6 weergegeven,

BEVEELT AAN dat het Verenigd Koninkrijk in de periode 2012-2013 actie onderneemt om:

1.

De begrotingsstrategie voor het begrotingsjaar 2012-2013 en latere jaren volledig uit te voeren met behulp van voldoende precieze maatregelen, om tijdig een duurzame correctie van het buitensporige tekort te bereiken en de in de aanbevelingen van de Raad in het kader van de BTP genoemde vastgelegde structurele aanpassing te verwezenlijken en de hoge overheidsschuldquote op een aanhoudend neerwaarts pad te brengen. Behoudens versterking van de begrotingsstrategie voor het begrotingsjaar 2013-2014 en latere jaren, prioriteit te geven aan groeiverhogende uitgaven om het risico te vermijden dat verdere verzwakking van de groeivooruitzichten op de middellange termijn een negatieve weerslag heeft op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

2.

Het destabiliserende effect van hoge en volatiele huizenprijzen en de hoge schuldenlast per huishouden aan te pakken door een omvattend programma inzake hervormingen in de woningsector uit te voeren om het huizenaanbod te vergroten en de problemen in verband met betaalbaarheid en de noodzaak van overheidssubsidies voor woningbouw aan te pakken; verdere hervormingen van de woningmarkt, met inbegrip van de markt voor hypothecair krediet en de huurmarkt, van de financiële regelgeving en de onroerendgoedbelasting uit te voeren om overmatige volatiliteit en verstoringen in de woningmarkt te voorkomen.

3.

De inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt, met name die jongeren welke geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, te blijven verbeteren onder meer door het Jongerencontract te benutten; ervoor te zorgen dat meer jongeren deelnemen aan leerlingstelsels, dat deze stelsels voldoende gericht zijn op geavanceerde en hoogkwalitatieve vaardigheden en dat meer kleine en middelgrote bedrijven hieraan deelnemen; maatregelen te treffen om het hoge percentage jongeren in de leeftijdsgroep 18-24 jaar die de school met zeer geringe basisvaardigheden verlaten, terug te dringen.

4.

De maatregelen te versterken om de integratie in de arbeidsmarkt te vergemakkelijken van mensen uit huishoudens waar niemand werk heeft; ervoor te zorgen dat de geplande hervormingen van het stelsel van sociale bescherming niet tot verergering van de kinderarmoede leiden; de maatregelen die de toegang tot kinderopvang beogen te vergemakkelijken, volledig uit te voeren.

5.

De beschikbaarheid van bancaire en niet-bancaire financiering voor de particuliere sector, met name het mkb, verder te verbeteren; de concurrentie in het bankwezen te bevorderen, met name door middel van maatregelen waarmee de belemmeringen voor markttoegang kunnen worden verminderd; de transparantie te vergroten en het overstappen tussen banken te vergemakkelijken zoals door de Independent Commission on Banking (onafhankelijke commissie voor het bankwezen) wordt aanbevolen en na te gaan hoe de toegang tot durf- en risicokapitaal en niet-bancaire financiering kan worden verbeterd.

6.

Een langetermijnstrategie toe te passen om de capaciteit en de kwaliteit van de netwerkinfrastructuur van het Verenigd Koninkrijk te verbeteren, daaronder begrepen maatregelen om de knelpunten in de vervoers- en energienetten weg te nemen door efficiëntere en degelijker plannings- en besluitvormingsprocessen en adequate publieke of private financieringsregelingen te benutten.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Voor 2012 gehandhaafd bij Besluit 2012/238/EU van de Raad van 26 april 2012 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 119 van 4.5.2012, blz. 47).

(4)  PB C 217 van 23.7.2011, blz. 12.

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, exclusief eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie op basis van de in het programma vervatte informatie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/95


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben

2012/C 219/28

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 in samenhang met artikel 121, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Eurogroep vervult sinds haar oprichting een sleutelrol bij de economische governance van de eurozone. De economische crisis heeft de nauwe onderlinge relaties in de eurozone duidelijk blootgelegd en de noodzaak onderstreept van een coherent, alomvattend beleidsstandpunt ter weerspiegeling van de sterke overloopeffecten tussen landen die de euro als munt hebben, evenals de noodzaak van werkzame regelingen inzake beleidscoördinatie om snel te reageren op veranderingen in de economische omgeving.

(2)

De Raad heeft landspecifieke aanbevelingen gericht tot alle lidstaten die de euro als munt hebben („lidstaten van de eurozone”). Deze aanbevelingen betreffen het aanpakken van economische uitdagingen op nationaal niveau en zijn tevens richtinggevend voor de stabiliteit en de groei in de eurozone als geheel. De lidstaten van de eurozone zich bij het Euro Plus-pact tevens verbonden tot het doorvoeren van een aantal ingrijpende aanvullende beleidshervormingen om het concurrentievermogen te verbeteren, de werkgelegenheid te stimuleren, de overheidsfinanciën houdbaarder te maken en de financiële stabiliteit te versterken. Op 2 maart 2012 hebben de lidstaten van de eurozone en acht andere lidstaten („lidstaten buiten de eurozone”) het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie ondertekend waarbij zij ermee instemden alle belangrijke economische beleidshervormingen die zij voornemens zijn door te voeren, vooraf met elkaar te bespreken en, waar zulks passend wordt geacht, onderling af te stemmen. Voorafgaande coördinatie in het kader van de eurozone, zowel via het indienen van ontwerpbegrotingsplannen als het bespreken van belangrijke voorgenomen economische beleidshervormingen, zal helpen rekening te houden met de overloopeffecten van nationale maatregelen op de eurozone als geheel.

(3)

De aanwezigheid van goed opgezette begrotingskaders ter versterking van de binnenlandse begrotingsgovernance is cruciaal voor een goed beheer van de overheidsfinanciën en draagt bij tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in de eurozone als geheel. De staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone hebben in juli en oktober 2011 toegezegd om nationale begrotingskaders in de zin van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (1) reeds tegen eind 2012 in te voeren, wat vroeger is dan het bij de richtlijn vastgestelde tijdschema, en verder te gaan dan wat in de richtlijn wordt voorgeschreven. Tevens hebben, op 2 maart 2012, de eurolanden plus acht andere lidstaten zich er door het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie te ondertekenen, toe verbonden hun nationale begrotingsgovernance verder te versterken, met name door voor de begrotingspositie van de overheid bindende regels in te voeren om de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) te bereiken.

(4)

Begrotingsconsolidatie is een kernonderdeel van de strategie om de crisis in de eurozone te boven te komen. Het begrotingskader van de EU staat toe dat het tempo waarin de lidstaten consolideren, wordt gedifferentieerd naargelang de begrotingsruimte die zij hebben en de macro-economische omstandigheden. Het stabiliteits- en groeipact en het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie focussen op de structurele saldi en staan bijgevolg toe de effecten van de conjunctuur en van eenmalige maatregelen op de nominale begrotingssaldo in aanmerking te nemen. De maatregelen die daadwerkelijk zijn genomen om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Raad inzake het corrigeren van buitensporige tekorten worden op hun structurele merites beoordeeld. Om het vertrouwen in het blijvende karakter van de consolidatie in de eurozone te versterken en de negatieve gevolgen voor de groei op korte termijn te beperken, is een adequate samenstelling van de consolidatie van essentieel belang. Groeivriendelijke uitgaven, in het bijzonder investeringen, moeten voorrang krijgen; in verschillende eurolanden zijn projecten voor productieve investeringen aan te wijzen waarvan de particuliere en maatschappelijke baten groter zijn dan de lasten bij de huidige lage rente. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren, zijn hervormingen van langdurige uitkeringen, met name in de gezondheidssector en de pensioenen, dringend noodzakelijk. Passende fiscale maatregelen, zoals het verlagen van de belastingdruk op arbeid, het verruimen van de belastinggrondslagen en het doeltreffender bestrijden van belastingontduiking, kunnen bijdragen aan de consolidatie en tezelfdertijd het concurrentievermogen vergroten en betere groeivoorwaarden scheppen.

(5)

Stabiliteit en een goed functionerend financieel systeem zijn absolute vereisten om het scenario af te wenden van „een verloren decennium” van zwakke groei in de eurozone en om het vertrouwen van de beleggers te vergroten. Een verdere opschoning van de balansen van banken is nodig en het is zaak te waarborgen dat dit op een ordelijke manier verloopt en zonder dat de kredietverlening aan de reële economie daardoor in het gedrang komt. Om de trend van toenemende financiële fragmentatie te keren, is verdere vooruitgang op het vlak van integratie van de toezichtstructuren en praktijken en grensoverschrijdend crisisbeheer noodzakelijk.

(6)

Een ordelijke afbouw van macro-economische onevenwichtigheden in de eurozone is essentieel voor duurzame groei en stabiliteit in de eurozone. Het proces om de onevenwichtigheden te verminderen is op gang gekomen, maar dient standvastig te worden voortgezet. Maatregelen om de onevenwichtigheden te corrigeren, zijn urgenter in landen met een handelstekort, waar hervormingen noodzakelijk zijn om het concurrentievermogen te vergroten en een herverdeling van middelen naar de verhandelbare sector te bevorderen. Surpluslanden kunnen tezelfdertijd aan het evenwichtsherstel bijdragen door onnodige regelgevende en andere restricties voor de binnenlandse vraag, niet-verhandelbare activiteiten en investeringen op te heffen.

(7)

Het erkennen van de onderlinge afhankelijkheid van de economieën van de lidstaten van de eurozone en van de voordelen die stabiliteit binnen de monetaire unie haar deelnemers en de ruimere Unie kan opleveren, is een eerste vereiste voor de verdere ontwikkeling van de economische unie. Met het oog op de toekomst zullen de lidstaten van de eurozone hun integratie moeten verdiepen om tot een volwaardige economische en monetaire unie te komen.

(8)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (2), en heeft op 15 februari 2012 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 aangenomen,

BEVEELT AAN dat de lidstaten van de eurozone, in de periode 2012-2013 actie ondernemen, elk afzonderlijk en collectief, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Raad om het economisch beleid van de lidstaten te coördineren, maar in het bijzonder binnen het kader van de economische beleidscoördinatie in de Eurogroep, om:

1.

De werkmethoden van de Eurogroep te versterken, opdat de groep zich kan belasten met de verantwoordelijkheid voor het algemene beleidstandpunt van de eurozone, inclusief doeltreffende reacties op veranderingen in de economische omgeving, almede met de leiding van de coördinatie van het economisch beleid in het kader van het versterkt toezichtkader dat van toepassing is op de lidstaten van de eurozone.

2.

In de Eurogroep de samenwerking op beleidsgebied te intensiveren door informatie uit te wisselen en begrotingsplannen en belangrijke hervormingsplannen met mogelijke overloopeffecten binnen de eurozone vooraf te bespreken. Erop toe te zien dat de hervormingen worden doorgevoerd die noodzakelijk zijn voor een stabiele en sterke eurozone, onder andere dat gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen die de Raad heeft gericht tot afzonderlijke lidstaten van de euro, en die niet alleen uitdagingen op nationaal niveau betreffen, maar ook in de eurozone als geheel doorwerken.

3.

De begrotingsdiscipline te verscherpen en de begrotingsinstellingen te versterken op nationaal en subnationaal niveau, om het vertrouwen van de markten in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in de eurozone op middellange en lange termijn te bevorderen. Zoals door de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone in juli en oktober 2011 en op 2 maart 2012 is overeengekomen, de omzetting van Richtlijn 2011/85/EU te vervroegen naar eind 2012 en de begrotingsgovernance verder te versterken, met name door in de nationale wetgeving van alle eurolanden de regels voor een begroting die structureel in evenwicht is en de automatische correctiemechanismen op te nemen.

4.

Op basis van de conclusies van de Europese Raad van 1-2 maart 2012 te zorgen voor een coherent, algemeen begrotingsstandpunt in de eurozone, gericht op begrotingsconsolidatie overeenkomstig de aanbevelingen en besluiten van de Raad en de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact, waarbij met de landspecifieke macrofinanciële situaties rekening wordt gehouden. De lidstaten die zich geconfronteerd zien met een aanzienlijke en mogelijkerwijs stijgende risicopremie, dienen afwijkingen van de doelstellingen voor het nominale saldo te beperken, zelfs bij slechter dan verwachte macro-economische omstandigheden. De andere lidstaten dienen de automatische stabilisatoren hun rol te laten spelen en het structurele aanpassingstraject te volgen, en gereed te zijn om het consolidatietempo te herzien mochten de macro-economische omstandigheden verder verslechteren. In de samenstelling van overheidsuitgaven en -ontvangsten moet het effect dat bestedingen en ontvangstenbronnen op de groei hebben, tot uiting komen. In het bijzonder moeten alle beschikbare begrotingsmarges worden benut om overheidsinvesteringen in de eurozone te bevorderen, waarbij onder andere met verschillen in financieringskosten tussen de landen rekening kan worden gehouden.

5.

Actie te ondernemen om de werking en de stabiliteit van het financieel systeem in de eurozone te verbeteren. De stappen in de richting van een sterker geïntegreerde financiële architectuur, die het bankentoezicht en de grensoverschrijdende crisisafwikkeling omvat, versneld te zetten.

6.

Structurele hervormingen door te voeren die tevens flexibele aanpassingen van de lonen bevorderen, om — in combinatie met de gedifferentieerde begrotingskoers — een ordelijke afbouw van de macro-economische onevenwichtigheden in de eurozone en aldus groei en banen in de hand te werken. Hiertoe behoren onder andere maatregelen op nationaal niveau die in overeenstemming zijn met de specifieke nationale situatie en met de aanbevelingen die de Raad aan de afzonderlijke eurolanden heeft gegeven.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

(2)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/98


Toelichting

Begeleidend document bij de aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten in het kader van het Europees semester 2012

2012/C 219/29

Artikel 2 bis ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (1) over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid, dat onderdeel is van de afdeling „Economische dialoog”, bepaalt dat „Van de Raad als hoofdregel verwacht [wordt] dat hij de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie opvolgt of zijn standpunt publiekelijk toelicht”.

Met inachtneming van deze „pas toe of leg uit”-regel presenteert de Raad de volgende toelichting bij de overeengekomen wijzigingen in de in het kader van het Europees semester 2012 gedane aanbevelingen van de Commissie voor landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten waarmee de Commissie het niet eens is.

De Raad heeft ingestemd met een aantal aanvullingen en met materiële of technische wijzigingen in de aanbevelingen, met de volle steun van de Commissie (2)  (3)

BELGIË

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 5

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Een significante verschuiving van belastingen op arbeid naar minder groeiverstorende belastingen, zoals onder meer milieubelastingen, te bewerkstelligen. De in gang gezette hervorming van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen voort te zetten om de negatieve prikkels om te werken te verminderen, en bij de ondersteuning van de werkgelegenheid en het activeringsbeleid sterker het accent leggen op oudere werknemers en kwetsbare groepen, en met name mensen met een migrantenachtergrond. De geplande verdere regionalisering van de arbeidsmarktbevoegdheden aan te grijpen om de interregionale arbeidsmobiliteit te bevorderen en de samenhang te versterken tussen het beleid op het gebied van onderwijs, een leven lang leren, beroepsopleiding en werkgelegenheid. De bestaande activeringsinspanningen tot alle leeftijdsgroepen uit te breiden.

Toelichting:

De Raad was het erover eens dat de geringe werkgelegenheidspercentages van respectievelijk migranten en oudere werknemers de belangrijkste problemen in verband met de arbeidsmarktparticipatie in België zijn. Beide moeten worden aangepakt. De beoordelingen in het kader van het multilaterale toezicht door het Comité voor de werkgelegenheid en de monitor van de werkgelegen-heidsprestatie bevestigen dat oudere werknemers het belangrijkste probleem blijven in het streven naar een effectief arbeidsmarktbeleid.

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 6

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

De concurrentie in de detailhandel te blijven stimuleren door de belemmeringen en de operationele beperkingen te reduceren. Maatregelen in te voeren om de concurrentie in de netwerkindustrieën te verstevigen door regulerende belemmeringen te herzien en door de institutionele regelingen voor daadwerkelijke tenuitvoerlegging van regels voor overheidssteun te verstevigen.

Toelichting:

De Raad vond dat het tot niets dient om alle netwerkindustrieën in de aanbeveling op te sommen.

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 7

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Verdere maatregelen te treffen ter bevordering van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor het verminderen van de broeikasgasemissies van niet onder de emissiehandelsregeling vallende activiteiten, met name door ervoor te zorgen dat het vervoer een wezenlijke bijdrage levert aan het realiseren van deze doelstelling.

Toelichting:

De Raad vond dat diende te worden toegegeven dat reeds maatregelen zijn genomen om de broeikasgassen terug te dringen. Omdat effecten moeilijk te meten zijn op korte termijn en er slechts traag vorderingen lijken te worden gemaakt, werd afgesproken te benadrukken dat verdere maatregelen nodig zijn om sneller vooruit te gaan.

BULGARIJE

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 2

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Bijkomende maatregelen nemen om de risico’s voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel te verminderen en de adequaatheid ervan te verbeteren door de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen met bijdragen voor een volledige loopbaan gelijk te schakelen. Striktere criteria en controles in te voeren voor de toewijzing van invaliditeitspensioenen.

Toelichting:

De Raad vond dat diende te worden toegegeven dat reeds aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt om de toegang tot vervroegde uittreding te beperken.

SPANJE

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 7

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Kwetsbare groepen inzetbaar der te maken, in combinatie met effectieve dienstverlening voor kind en gezin, teneinde de situatie van mensen voor wie armoede en/of sociale uitsluiting dreigt te verbeteren en aldus te voorzien in het welzijn van kinderen.

Toelichting:

De Raad heeft ingestemd met een wijziging in deze aanbeveling door sterker het accent te leggen op de genomen maatregelen om de inzetbaarheid van werknemers te bevorderen als het meest geschikte middel tot bestrijding van armoede en sociale uitsluiting; bijgevolg is bevordering van toegang tot opleiding en werkgelegenheid voor volwassenen de meest concrete manier om de situatie van kinderen te verbeteren.

ITALIË

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

De hervorming van de arbeidsmarkt als prioriteit goed te keuren om de segmentatie van de arbeidsmarkt aan te pakken en een geïntegreerd stelsel voor werkloosheidsuitkeringen op te zetten; verdere maatregelen te nemen om stimulansen voor de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te creëren, met name door zorgfaciliteiten voor kinderen en ouderen in het leven te roepen. Toezicht te houden op het nieuwe kader voor de loonzetting, en dat indien nodig aan te scherpen, om er mede voor te zorgen dat de loonstijging gekoppeld wordt aan de productiviteit, zowel op sector- als op bedrijfsniveau. .

Toelichting:

De Raad was het ermee eens dat het accent op dit ogenblik moet liggen op uitvoering en controle van de recent ingevoerde regelingen. Zijn er onvoldoende resultaten, dan moet het kader voor de loonzetting echter nog verder gewijzigd worden. Deze boodschap werd nog eens extra benadrukt tijdens het multilaterale toezicht door het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor de economische politiek wat betreft het thema van de lonen; daarbij werd opgemerkt dat Italië zich vooral zou moeten toeleggen op de uitvoering en controle van deze hervorming.

LETLAND

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 5

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

De energie-efficiëntie verder aanmoedigen door middel van uitvoeringsmaatregelen en stimulansen voor het terugdringen van energiekosten en het verleggen van verbruik naar zuinige producten, met inbegrip van vervoermiddelen, gebouwen en verwarmingssystemen. De concurrentie in de belangrijkste energienetwerken bevorderen en de koppeling met de energienetwerken van de EU verbeteren.

Toelichting:

De Raad heeft ermee ingestemd om de lijst van de energienetwerken waarbij concurrentievergroting nodig is, te schrappen, omdat de situatie in de drie sectoren nogal verschilt en geen eenvormige aanpak mogelijk is.

Er blijven nog obstakels voor de liberalisering van de Letse gasmarkt, en er zal dan ook mogen worden afgeweken van het derde energiepakket. Er kan dus niet ernstig over mededinging gediscussieerd worden zolang geen degelijke marktanalyse is gemaakt. De elektriciteitsmarkt is relatief goed ontwikkeld en functioneert conform de eisen van het derde energiepakket. Aangezien voor de mededinging in de sector warmtevoorziening in Letland aanzienlijke investeringen nodig zijn vanwege de specifieke situatie (stadsverwarming), zal die pas worden ingevoerd wanneer dat economisch zinvol en mogelijk is.

POLEN

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 4

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Het streven de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt uit te breiden en de inschrijvingsgraad van kinderen in zowel de opvang voor de jongste kinderen als het voorschools onderwijs te verhogen, door stabiele financiering en investeringen in de openbare infrastructuur, de terbeschikkingstelling van gekwalificeerd personeel en betaalbare toegang te garanderen. De diepgewortelde praktijken op het gebied van vervroegde uittreding aan te pakken om de uittredingsleeftijd uit de arbeidsmarkt te verhogen. De speciale pensioenregeling voor mijnwerkers geleidelijk af te schaffen met het doel hen in het algemene stelsel te integreren. Ambitieuzere, duurzamere stappen te ondernemen om KRUS te hervormen zodat de individuele inkomens hierin beter tot uiting komen.

Toelichting:

De Raad is het ermee eens om de verwijzing naar de „volledige” opname van alle werknemers van mijnbedrijven in de algemene regeling te schrappen, omdat die verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden, en daarbij geen rekening zou worden gehouden met de specifieke situatie van een aantal mijnwerkers die bijzonder werk of werk in bijzondere omstandigheden verrichten, zoals die welke altijd ondergronds werken of direct bij de ontginning betrokken zijn.

De bedoeling van de regering is de mijnwerkers op te nemen in de algemene pensioenregeling (een kapitaaldekkingsstelsel). Een zeer beperkt aantal mijnwerkers geniet echter bijzondere rechten (pensioenprivileges) voordat zij de wettelijke pensioenleeftijd bereiken (bij de wet vastgelegd), zoals werknemers die bijzonder werk of werk in bijzondere omstandigheden verrichten. In dat geval behoren mijnwerkers die altijd ondergronds werken of direct bij de ontginning betrokken zijn, tot de groep van beroepen die als gevaarlijk of zwaar omschreven worden, en hebben zij recht op enige vorm van brugpensioen voordat zij de wettige pensioenleeftijd bereiken. Het Central Institute for Labour Protection werkt samen met het Social Insurance Institution (ZUS) hard aan een nauwkeurige definitie van ondergrondse werkzaamheden die recht zouden geven op een brugpensioen. Zodra deze mijnwerkers de wettelijke pensioenleeftijd bereiken zullen zij op dezelfde manier behandeld worden als de rest.

FINLAND

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

De lopende maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie van jongeren en langdurig werklozen uit te voeren, met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van vaardigheden. Verdere stappen te zetten om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen, onder meer door de mogelijkheden voor vervroegde uittreding te verminderen. Maatregelen te nemen om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen rekening houdend met de verbeterde levensverwachting.

Toelichting:

De Raad merkte op dat er alternatieve middelen zijn om ervoor te zorgen dat de daadwerkelijke pensioenleeftijd mee evolueert met de levensverwachting, ofwel door verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, ofwel door aanpassing van de hoogte van de pensioenuitkering. Hij was het er daarom mee eens de aanbeveling aan te passen om goed tot uiting te laten komen dat Finland voor de tweede mogelijkheid heeft gekozen.

ZWEDEN

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

Verdere maatregelen te nemen om de participatie van jongeren en kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te verbeteren, bijvoorbeeld door de doeltreffendheid van de maatregelen op het gebied van het actief arbeidsmarktbeleid te verbeteren, de overgang van school naar werk te vergemakkelijken, impulsen te geven voor beleid om de vraag naar kwetsbare groepen te stimuleren en de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Een evaluatie te verrichten van het effect van de verlaging van het btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten op het scheppen van werkgelegenheid.

Toelichting:

De Raad heeft ermee ingestemd de tekst aan te passen opdat de huidige problemen voor de Zweedse arbeidsmarkt er duidelijk in tot uiting komen, nl. het verbeteren van de effectiviteit van een actief arbeidsmarktbeleid, van de overgang van school naar werk en van het overheidsbeleid om op de arbeidsmarkt meer vraag naar kwetsbare groepen te creëren.

Daarnaast onderkende de Raad dat Zweden een gedecentraliseerd regime voor loononderhandelingen heeft en was hij het ermee eens dat de sociale partners de loononderhandelingen voeren en dat overheidsbemoeienis daarbij niet zou sporen met het nationale systeem voor loonvorming. De verwijzing naar „stimuleren van grotere loonflexibiliteit” werd daarom ongepast geacht.

VERENIGD KONINKRIJK

LANDENSPECIFIEKE AANBEVELING 3

Tekst waarover overeenstemming is bereikt:

De inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt, met name die jongeren welke geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, te blijven verbeteren onder meer door het Jongerencontract te benutten; ervoor te zorgen dat meer jongeren deelnemen aan leerlingstelsels, dat deze stelsels voldoende gericht zijn op geavanceerde en hoogkwalitatieve vaardigheden en dat meer kleine en middelgrote bedrijven hieraan deelnemen; maatregelen te treffen om het hoge percentage jongeren in de leeftijdsgroep 18-24 met zeer geringe basisvaardigheden terug te dringen.

Toelichting:

De analyse van vroegtijdig schoolverlaten in het kader van de monitor van de werkgelegenheidsprestatie bestrijkt de leeftijdsgroep 18-24 jaar. Dat verschilt van de door de Commissie voorgestelde tekst van de landenspecifieke aanbeveling, waarin „jongeren die […] de school […] verlaten” als ijkpunt geldt. Daarnaast is het Comité voor de werkgelegenheid voor zijn multilaterale evaluatie van de landenspecifieke aanbevelingen voor 2011 uitgegaan van jongerenwerkloosheid. Ook dat is totaal iets anders dan „jongeren die […] de school […] verlaten”.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Lidstaten zonder wijzigingen of waarvoor wijzigingen zijn aangebracht in overeenstemming met de Commissie: CZ, DK, DE, EE, IE, EL, FR, CY, LT, LU, HU, MT, NL, AT, PT, RO, SI, SK, eurozone.

(3)  De gewijzigde tekst staat cursief.