ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.209.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 209

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
14 juli 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2012/C 209/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 200 van 7.7.2012

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2012/C 209/02

Zaak C-169/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 10 april 2012 — TNT Express Worldwide (Poland) Sp. z o.o./Minister Finansów

2

2012/C 209/03

Zaak C-174/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 12 april 2012 — Alfred Hirmann/Immofinanz AG

2

2012/C 209/04

Zaak C-178/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social número 1 de Córdoba (Spanje) op 17 april 2012 — Rafaela Rivas Montes/Instituto Nacional de Deportes de Córdoba (IMDECO)

3

2012/C 209/05

Zaak C-190/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny w Bydgoszczy (Polen) op 23 april 2012 — Emerging Markets Series of DFA lnvestment Trust Company/Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy

4

2012/C 209/06

Zaak C-210/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 3 mei 2012 — Sumitomo Chemical Co. Ltd

4

2012/C 209/07

Zaak C-213/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal de Justiça (Portugal) op 7 mei 2012 — Fernando Casimiro dos Santos Ferreira e.a./Companhia de Seguros Allianz Portugal SA

5

2012/C 209/08

Zaak C-222/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tartu Ringkonnakohus (Republiek Estland) op 11 mei 2012 — A. Karuse AS/Politsei- ja Piirivalveamet

5

2012/C 209/09

Zaak C-264/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal do Trabalho do Porto (Portugal) op 29 mei 2012 — Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins/Fidelidade Mundial — Companhia de Seguros, S.A.

5

 

Gerecht

2012/C 209/10

Zaak T-214/06: Arrest van het Gerecht van 5 juni 2012 — Imperial Chemical Industries/Commissie (Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor methacrylaat — Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst — Deelname aan onderdeel van inbreuk — Rechten van verdediging — Geldboeten — Motiveringsplicht — Zwaarte van inbreuk — Afschrikkende werking — Gelijke behandeling — Evenredigheid — Beginsel van behoorlijk bestuur — Medewerking tijdens administratieve procedure — Duur van procedure — Redelijke termijn)

7

2012/C 209/11

Zaak T-444/09: Beschikking van het Gerecht van 16 mei 2012 — La City/BHIM — Bücheler en Ewert (citydogs) (Gemeenschapsmerk — Aanwijzing van nieuwe vertegenwoordiger — Stilzitten van verzoeker — Afdoening zonder beslissing)

7

2012/C 209/12

Zaak T-191/12: Beroep ingesteld op 30 april 2012 — Roland/BHIM — Textiles Well (wellness inspired by nature)

7

2012/C 209/13

Zaak T-194/12: Beroep ingesteld op 30 april 2012 — Advance Magazine Publishers/BHIM — Bauer Consumer Media (GOLF WORLD)

8

2012/C 209/14

Zaak T-195/12: Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Nuna International/BHIM — Nanu-Nana Joachim Hoepp (nuna)

9

2012/C 209/15

Zaak T-197/12: Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Metropolis Inmobiliarias y Restauraciones/BHIM — MIP Metro (METRO)

9

2012/C 209/16

Zaak T-199/12: Beroep ingesteld op 8 mei 2012 — Euro-Link Consultants en European Profiles/Commissie

10

2012/C 209/17

Zaak T-205/12: Beroep ingesteld op 16 mei 2012 — GRE/BHIM HABM — Villiger Söhne (LIBERTE american blend)

10

2012/C 209/18

Zaak T-206/12: Beroep ingesteld op 16 mei 2012 — GRE/BHIM HABM — Villiger Söhne (LIBERTE american blend)

11

2012/C 209/19

Zaak T-208/12: Beroep ingesteld op 18 mei 2012 — Think Schuhwerk/BHIM (Schoenen met rode veteruiteinden)

11

2012/C 209/20

Zaak T-210/12: Beroep ingesteld op 18 mei 2012 — Viasat Broadcasting UK/Commissie

12

2012/C 209/21

Zaak T-211/12: Beroep ingesteld op 14 mei 2012 — Hübner/BHIM — Silesia Gerhard Hanke (Original silicea Kieselsäure-Gel)

12

2012/C 209/22

Zaak T-239/12: Beroep ingesteld op 30 mei 2012 — Jyoti Ceramic Industries/BHIM — DeguDent (ZIECON)

13

2012/C 209/23

Zaak T-59/12: Beschikking van het Gerecht van 25 mei 2012 — Planet/Commissie

13

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2012/C 209/24

Zaak F-51/12: Beroep ingesteld op 7 mei 2012 — ZZ/EMA

14

2012/C 209/25

Zaak F-137/11: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 4 juni 2012 — Dergam/Commissie

14

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/1


2012/C 209/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 200 van 7.7.2012

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 194 van 30.6.2012

PB C 184 van 23.6.2012

PB C 174 van 16.6.2012

PB C 165 van 9.6.2012

PB C 157 van 2.6.2012

PB C 151 van 26.5.2012

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 10 april 2012 — TNT Express Worldwide (Poland) Sp. z o.o./Minister Finansów

(Zaak C-169/12)

2012/C 209/02

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: TNT Express Worldwide (Poland) Sp. z o.o.

Verwerende partij: Minister Finansów

Prejudiciële vragen

1)

Moet de uit artikel 66, sub a, b en c, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) (PB L 347, blz. 1, zoals gewijzigd; hierna: „richtlijn 2006/112”) voortvloeiende regeling aldus worden uitgelegd dat wanneer een belastingplichtige een factuur uitreikt voor een dienst die onder de in dat artikel bedoelde bevoegdheid van de lidstaat valt (in afwijking van de artikelen 63, 64 en 65 van richtlijn 2006/112), op grond van artikel 66, sub b, van richtlijn 2006/112 kan worden bepaald dat de belasting verschuldigd wordt (belastingschuld ontstaat) op de dag van betaling, maar uiterlijk dertig dagen na de verrichting van de dienst?

2)

Moet de uit artikel 66, sub a en b, van richtlijn 2006/112 voortvloeiende regeling aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de Poolse bepalingen vervat in artikel 19, lid 13, punt 2, sub a en b, van de Poolse wet van 11 maart 2004 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde (ustawa o podatku od towarów i usług, Dz. U. nr. 54, pos. 535, zoals gewijzigd), volgens welke het tijdstip waarop de belastingschuld ontstaat (het feit waardoor de belasting voor bepaalde handelingen verschuldigd wordt) voor vervoer- en verzenddiensten het tijdstip is van ontvangst van de volledige prijs of een deel ervan, maar uiterlijk de dertigste dag vanaf de dag van verrichting van die diensten, zelfs wanneer binnen de 7 dagen na de verrichting van de dienst een factuur is uitgereikt en overhandigd die voorziet in een latere betalingstermijn, en de dienstontvanger recht heeft op aftrek van de voorbelasting in het tijdvak waarin hij de factuur heeft ontvangen, ongeacht of hij al dan niet voor de dienst betaald heeft?


(1)  PB L 347, blz. 1.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 12 april 2012 — Alfred Hirmann/Immofinanz AG

(Zaak C-174/12)

2012/C 209/03

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Handelsgericht Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Alfred Hirmann

Verwerende partij: Immofinanz AG

Interveniënte: Aviso Zeta AG

Prejudiciële vragen

1)

Is een nationale regel die voorziet in de aansprakelijkheid van een naamloze vennootschap als uitgevende instelling jegens een verkrijger van aandelen wegens schending van informatieverplichtingen die in het recht betreffende de kapitaalmarkten zijn neergelegd overeenkomstig de volgende regelingen in

de artikelen 6 en 25 van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/11/EG van 11 maart 2008 (1);

de artikelen 7, 17 en 28 van richtlijn 2004/109/EG (2) van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004;

artikel 14 van richtlijn 2003/6/EG (3) van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003,

verenigbaar met de artikelen 12, 15, 16, 19 en 42 van richtlijn 77/91/EEG (4) van de Raad van 31 januari 1977, zoals gewijzigd?

2)

Moeten de artikelen 12, 15, 16 en, in het bijzonder, de artikelen 18, 19 en 42 van richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 31 januari 1977, zoals gewijzigd, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling op grond waarvan een naamloze vennootschap als gevolg van de in het eerste punt bedoelde aansprakelijkheid aan de verkrijger de koopprijs dient terug te betalen en de verkregen aandelen moet terugnemen?

3)

Moeten de artikelen 12, 15, 16, 18, 19 en 42 van richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 31 januari 1977, zoals gewijzigd, aldus worden uitgelegd, dat de in punt 1 bedoelde aansprakelijkheid van de naamloze vennootschap

ook het gebonden vermogen van de naamloze vennootschap (geplaatst kapitaal en reserves in de zin van artikel 15, lid 1, sub a, van deze richtlijn) kan omvatten, en

ook kan bestaan wanneer zij kan resulteren in de insolventie van de naamloze vennootschap?

4)

Moeten de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2009/101/EG (5) van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 aldus worden uitgelegd, dat zij in de weg staan aan een nationale regeling die voorziet in vernietiging met terugwerkende kracht van de verkrijging van de aandelen, en dat in geval van vernietiging van de overeenkomst tot aankoop van aandelen, deze vernietiging dus moet worden geacht een werking ex nunc te hebben (zie arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 april 2010 in de zaak C-215/08, „E. Friz GmbH”)?

5)

Moeten de artikelen 12, 15, 16, 18, 19 en 42 van richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 31 januari 1977, zoals gewijzigd, en de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 aldus worden uitgelegd, dat de aansprakelijkheid beperkt is tot de waarde van de aandelen — in het geval van een beursgenoteerde vennootschap dus de beurskoers van de aandelen —, op het tijdstip van de geldendmaking van de aanspraak, zodat de aandeelhouder in bepaalde gevallen minder terugkrijgt dan hij zelf voor zijn aandelen betaalde?


(1)  Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PB L 345, blz. 64), zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 (PB L 76, blz. 37).

(2)  Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PB L 390, blz. 38).

(3)  Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB L 96, blz. 16).

(4)  Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB 1977 L 26, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258, blz. 11).


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social número 1 de Córdoba (Spanje) op 17 april 2012 — Rafaela Rivas Montes/Instituto Nacional de Deportes de Córdoba (IMDECO)

(Zaak C-178/12)

2012/C 209/04

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de lo Social número 1 de Córdoba

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rafaela Rivas Montes

Verwerende partij: Instituto Nacional de Deportes de Córdoba (IMDECO)

Prejudiciële vragen

1)

Is het verenigbaar met het communautair gelijkheidsbeginsel (zoals uitgelegd door het Hof van Justitie) dat een bepaalde overheidsinstantie (in casu IMDECO) zich voor de berekening van de anciënniteitstoelage van haar personeel uitsluitend baseert op de contractuele dan wel statutaire aard van de tussen hen bestaande rechtsverhouding, en op grond daarvan in het eerste geval (ambtenaren) krachtens de vigerende ambtenarenwet zonder onderscheid alle effectieve diensttijd meetelt die eerder in welke sector dan ook van de overheid in het algemeen is vervuld [dat wil zeggen zowel voor bovengenoemde specifieke overheidsinstantie (IMDECO) als voor elke andere overheidsinstantie], terwijl zij in het tweede geval (arbeidscontractanten) krachtens de vigerende wet inzake arbeidscontractanten, zoals uitgelegd door de rechtspraak, uitsluitend de arbeidstijdvakken meetelt die daadwerkelijk eerder voor die specifieke overheidsinstantie (IMDECO) zijn vervuld, op voorwaarde dan nog dat de aan de vervulling van die tijdvakken ten grondslag liggende contractuele verhouding niet zo lang is onderbroken dat de wezenlijke eenheid van de arbeidsrechtelijke verhouding als verbroken kan worden beschouwd, aangezien de net voor een dergelijke breuk vervulde tijdvakken in dat geval niet meer zouden meetellen?

2)

Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord (en het Hof dus oordeelt dat een dergelijk optreden van een overheidsinstantie — in casu IMDECO — het communautair gelijkheidsbeginsel schendt): vereist de naleving van het gelijkheidsbeginsel in de onderhavige zaak dan dat de ambtenarenwet op arbeidscontractanten wordt toegepast?


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny w Bydgoszczy (Polen) op 23 april 2012 — Emerging Markets Series of DFA lnvestment Trust Company/Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy

(Zaak C-190/12)

2012/C 209/05

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Wojewódzki Sąd Administracyjny w Bydgoszczy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Emerging Markets Series of DFA lnvestment Trust Company

Verwerende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w Bydgoszczy

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 56, lid 1, EG (thans artikel 63 VWEU) worden betrokken bij de beoordeling of een lidstaat nationale bepalingen mag toepassen die onderscheid maken tussen de rechtspositie van belastingplichtigen doordat zij, in het kader van een algemene persoonlijke vrijstelling, beleggingsfondsen die in een lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd vrijstellen van de forfaitaire vennootschapsbelasting ter zake van ontvangen dividenden, terwijl zij niet voorzien in een dergelijke vrijstelling voor een beleggingsfonds dat fiscaal in de Verenigde Staten is gevestigd?

2)

Kan het verschil in behandeling van fondsen die zijn gevestigd in een derde land en die welke in een lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd, waarin het nationale recht voorziet ten aanzien van de persoonlijke vrijstelling in de vennootschapsbelasting, in het licht van artikel 58, lid 1, sub a, EG juncto artikel 58, lid 3, EG (thans artikel 65, lid 1, sub a, VWEU juncto artikel 65, lid 3, VWEU) als gerechtvaardigd worden beschouwd?


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 3 mei 2012 — Sumitomo Chemical Co. Ltd

(Zaak C-210/12)

2012/C 209/06

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundespatentgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sumitomo Chemical Co. Ltd

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (1) aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen wordt afgegeven wanneer een van kracht zijnde vergunning op grond van artikel 8, lid 4, van richtlijn 91/414/EEG is verleend?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Verlangt artikel 3, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 1610/96 dat de vergunning nog van kracht is op de datum van de aanvraag van het certificaat?

3)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

Moet artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 1610/96 aldus worden uitgelegd dat een aanvraag reeds vóór het begin van de in deze bepaling genoemde termijn kan worden ingediend?


(1)  PB L 198, blz. 30.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal de Justiça (Portugal) op 7 mei 2012 — Fernando Casimiro dos Santos Ferreira e.a./Companhia de Seguros Allianz Portugal SA

(Zaak C-213/12)

2012/C 209/07

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Supremo Tribunal de Justiça

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Fernando Casimiro dos Santos Ferreira, Maria do Carmo Ferreira dos Santos, Rosa Fernanda Santos Ferreira

Verwerende partij: Companhia de Seguros Allianz Portugal SA

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 1, lid 1, en 3 van de Tweede richtlijn (1) juncto artikel 1 van de Derde richtlijn (2) [inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven] aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke het recht op vergoeding van immateriële schade van familieleden van de bestuurder als gevolg van zijn overlijden is uitgesloten wanneer het ongeval uitsluitend te wijten is aan de schuld van deze bestuurder?


(1)  Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1984, L 8, blz. 17).

(2)  Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33).


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tartu Ringkonnakohus (Republiek Estland) op 11 mei 2012 — A. Karuse AS/Politsei- ja Piirivalveamet

(Zaak C-222/12)

2012/C 209/08

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Tartu Ringkonnakohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A. Karuse AS

Verwerende partij: Politsei- ja Piirivalveamet

Prejudiciële vraag

Dienen de bewoordingen „in verband met het onderhoud van wegen” die bij de definitie van de door artikel 13, lid 1, sub h, van verordening (EG) nr. 561/2006 (1) van het Europees Parlement en de Raad toegestane uitzondering worden gebruikt, aldus te worden uitgelegd dat zij ook zien op een vrachtwagen met kiepbak waarvan het totale gewicht 25,5 ton bedraagt, die gebruikmaakt van een secundaire openbare weg om grind te vervoeren van een grindgroeve naar een plaats waar herstellings- en onderhoudswerken aan de weg worden verricht?


(1)  Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad; PB L 102, blz. 1.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal do Trabalho do Porto (Portugal) op 29 mei 2012 — Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins/Fidelidade Mundial — Companhia de Seguros, S.A.

(Zaak C-264/12)

2012/C 209/09

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal do Trabalho do Porto

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Sindicato Nacional dos Profissionais de Seguros e Afins

Verwerende partij: Fidelidade Mundial — Companhia de Seguros, S.A.

Prejudiciële vragen

1)

Moet het beginsel van gelijke behandeling, waarin het discriminatieverbod zijn oorsprong vindt, aldus worden uitgelegd dat het geldt voor werknemers in de openbare sector?

2)

Is de overheidsmaatregel om voordien verschuldigde vergoedingen in de vorm van vakantie- en kerstgratificaties niet te betalen, die is opgelegd bij de begrotingswet voor 2012 en uitsluitend werknemers in de overheidssector of van overheidsbedrijven betreft, in strijd met het discriminatiebeginsel doordat het aldus leidt tot discriminatie op grond van de publiekrechtelijke aard van de arbeidsverhouding?

3)

Moet het in artikel 31, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht op waardige arbeidsomstandigheden aldus worden uitgelegd dat indien de overeenkomst niet wordt gewijzigd, het loon niet mag worden verlaagd zonder instemming van de werknemer?

4)

Moet het in artikel 31, lid 1, van het Handvest van de grondrechten neergelegde recht op waardige arbeidsomstandigheden aldus worden uitgelegd dat het een recht op een billijk loon omvat dat aan de werknemers en hun gezin een behoorlijke levensstandaard waarborgt?

5)

Is de opschorting van de betaling van vakantie- en kerstgratificaties, wanneer zij niet de enige mogelijke, noodzakelijke en essentiële maatregel is om de overheidsfinanciën te saneren wanneer het land zich in een ernstige economische en financiële crisis bevindt, in strijd met het in artikel 31, lid 1, van het Handvest van de grondrechten neergelegde recht, doordat zij een bedreiging vormt voor de levensstandaard en de financiële verplichtingen die zijn aangegaan door de werknemers en hun gezin, die geen rekening hebben gehouden met een verlaging van hun jaarlijkse vergoedingen, waaronder de twee gratificaties?

6)

Is de aldus door de Portugese Staat doorgevoerde loonsverlaging, bestaande in de opschorting van de betaling van de twee gratificaties, voor zover zij noch gepland was noch voorzienbaar was voor de werknemers, in strijd met het recht op waardige arbeidsomstandigheden?

7)

Is de begrotingswet voor 2012, voor zover zij bepaalt dat niet van de regeling van opschorting van de betaling van vakantie- en kerstgratificaties kan worden afgeweken bij collectieve overeenkomsten en dat deze regeling voorrang heeft boven deze collectieve overeenkomsten, in strijd met het recht op collectieve onderhandelingen?


Gerecht

14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/7


Arrest van het Gerecht van 5 juni 2012 — Imperial Chemical Industries/Commissie

(Zaak T-214/06) (1)

(Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor methacrylaat - Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst - Deelname aan onderdeel van inbreuk - Rechten van verdediging - Geldboeten - Motiveringsplicht - Zwaarte van inbreuk - Afschrikkende werking - Gelijke behandeling - Evenredigheid - Beginsel van behoorlijk bestuur - Medewerking tijdens administratieve procedure - Duur van procedure - Redelijke termijn)

2012/C 209/10

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Imperial Chemical Industries Ltd, voorheen Imperial Chemical Industries plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. Anderson, QC, H. Rosenblatt, B. Lebrun, advocaten, W. Turner, S. Berwick en T. Soames, solicitors, vervolgens R. Wesseling en C. Swaak, en ten slotte R. Wesseling, C. Swaak en F. ten Have, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk V. Bottka, I. Chatzigiannis en F. Amato, vervolgens V. Bottka, I. Chatzigiannis en F. Arbault, en ten slotte V. Bottka en J. Bourke, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van artikel 2, sub c, van beschikking C(2006) 2098 def. van de Commissie van 31 mei 2006 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/F/38.645 — Methacrylaat), of, subsidiair, tot verlaging van de bij deze bepaling opgelegde geldboete

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Imperial Chemical Industries Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 237 van 30.9.2006.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/7


Beschikking van het Gerecht van 16 mei 2012 — La City/BHIM — Bücheler en Ewert (citydogs)

(Zaak T-444/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanwijzing van nieuwe vertegenwoordiger - Stilzitten van verzoeker - Afdoening zonder beslissing)

2012/C 209/11

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: La City (La Courneuve, Frankrijk) (vertegenwoordiger: aanvankelijk S. Bénoliel-Claux, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Schäffner en R. Pethke, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Andreas Bücheler en Konstanze Ewert (Engelskirchen, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 5 augustus 2009 (zaak R 233/2008-1) inzake een oppositieprocedure tussen enerzijds La City en anderzijds Andreas Bücheler en Konstanze Ewert

Dictum

1)

Op het onderhavige beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

La City, het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), Andreas Bücheler en Konstanze Ewert zullen elk hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 11 van 16.1.2010.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/7


Beroep ingesteld op 30 april 2012 — Roland/BHIM — Textiles Well (wellness inspired by nature)

(Zaak T-191/12)

2012/C 209/12

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Roland SE (Essen, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Rauscher en C. Onken, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Textiles Well SA (Le Vigan, Frankrijk)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 februari 2012 in zaak R 2552/2010-1 vernietigen;

oppositie nr. 1299967 afwijzen; en

het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: internationaal beeldmerk „wellness inspired by nature” voor waren van klasse 25 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. W00924808

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapswoordmerk nr. 527630 „WELL” voor waren van klasse 25; Franse woordmerk nr. 99804486 „WELLNESS” voor waren van klasse 25

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie en weigering van bescherming voor de internationale merkinschrijving voor alle betwiste waren

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/8


Beroep ingesteld op 30 april 2012 — Advance Magazine Publishers/BHIM — Bauer Consumer Media (GOLF WORLD)

(Zaak T-194/12)

2012/C 209/13

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Advance Magazine Publishers, Inc. (New York, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: R. Hacon, barrister)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Bauer Consumer Media Ltd (Peterborough, Verenigd Koninkrijk)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 9 februari 2012 in zaak R 239/2011-1 vernietigen;

de betreffende aanvraag afwijzen voor alle waren en diensten waarvoor de aanvraag werd gepubliceerd voor mogelijke oppositie;

subsidiair, het bewijs van gebruik toereikend achten en de oppositie terugwijzen naar de oppositieafdeling voor een beslissing over het conflict tussen de betrokken merken; en

de kosten van de oppositieprocedure, van de procedure voor de kamer van beroep en van het onderhavige beroep, alsmede de beroepstaksen aan opposante vergoeden.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „GOLF WORLD” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 38 en 41 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7070147

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: Benelux-merkinschrijving nr. 465586 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Deense merkinschrijving nr. 541/1991 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Franse merkinschrijving nr. 1551025 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Griekse merkinschrijving nr. 96430 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Italiaanse merkinschrijving nr. 575282 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Spaanse merkinschrijving nr. 1308477 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Zweedse merkinschrijving nr. 229611 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Portugese merkinschrijving nr. 259282 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16; Ierse merkinschrijving nr. 113474 voor het woordmerk „GOLF WORLD” voor waren van klasse 16

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 42 van verordening nr. 207/2009 van de Raad


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/9


Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Nuna International/BHIM — Nanu-Nana Joachim Hoepp (nuna)

(Zaak T-195/12)

2012/C 209/14

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Nuna International BV (Erp, Nederland) (vertegenwoordiger: A. Alpera Plazas, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Nanu-Nana Joachim Hoepp GmbH & Co. (Bremen, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 februari 2012 in zaak R 476/2011-1 vernietigen;

inschrijving van het bestreden gemeenschapsmerk toestaan voor alle in de aanvraag aangeduide waren.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: het beeldmerk „nuna” voor waren van de klassen 12, 18, 20, 21, 25 en 28 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 6239743

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: het woordmerk „NANU”, waarvoor gemeenschapsmerkaanvraag nr. 6218879 is ingediend; het als gemeenschapsmerk nr. 6218945 ingeschreven woordmerk „NANA” voor waren en diensten van de klassen 4, 6, 8, 11, 14, 16, 18, 20, 21, 24, 26, 28, 30, 34 en 35; het als gemeenschapsmerk nr. 6217814 ingeschreven woordmerk „NANU-NANA” voor waren en diensten van de klassen 16, 18, 20, 21, 24, 25, 28 en 35; het in Duitsland onder nr. 36647710 ingeschreven woordmerk „NANU”; het in Duitsland onder nr. 39804075 ingeschreven woordmerk „NANA”; het in Duitsland onder nr. 1054703 ingeschreven woordmerk „NANU-NANA”; het onder nr. 557176 ingeschreven internationale woordmerk „NANU-NANA”

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de bestreden beslissing, toewijzing van de oppositie en afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 van de Raad


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/9


Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Metropolis Inmobiliarias y Restauraciones/BHIM — MIP Metro (METRO)

(Zaak T-197/12)

2012/C 209/15

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Metropolis Inmobiliarias y Restauraciones, SL (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: J. Carbonell Callicó, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij voor de kamer van beroep: MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG (Düsseldorf, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 maart 2012 in zaak R 2440/2010-1 wijzigen;

subsidiair, mocht de eerste vordering worden afgewezen, de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 maart 2012 in zaak R 2440/2010-1 vernietigen;

verweerder en de andere partij voor de kamer van beroep verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: andere partij voor de kamer van beroep

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk, in kleur „METRO”, voor met name diensten van klasse 36 — Gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7585045

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: Gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7111974 van beeldmerk in kleur „GRUPOMETROPOLIS”, voor diensten van klasse 36

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 6 van het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; schending van artikelen 75 en 76 van verordening nr. 207/2009 van de Raad; schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 van de Raad


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/10


Beroep ingesteld op 8 mei 2012 — Euro-Link Consultants en European Profiles/Commissie

(Zaak T-199/12)

2012/C 209/16

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Euro-Link Consultants Ltd (Boekarest, Roemenië) en European Profiles SA (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de in het onderhavige beroep bestreden beslissing van de Delegatie van de Europese Unie in Oekraïne van 28 februari 2012 in het kader van de aanbestedingsprocedure EuropeAid/131567/C/SER/UA „Project voor diversificatie en ondersteuning van toerisme op de Krim” en de in dit verband uitgevaardigde vervolgbeslissingen van diezelfde instantie en van de directeur van het DG Ontwikkeling van de Europese Commissie;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van het wezenlijke vormvoorschrift van de motivering, waarbij wordt benadrukt dat

de rechtspraak en de wet de verwerende partij verplichten de voordelen van de gekozen offerte duidelijk in detail te bespreken in plaats van het door de verzoekende partijen overgelegde bewijs gewoon te betwisten; een zorgvuldige overheid dient de beweringen correct te onderzoeken en behandelen, des te meer wanneer verschillende verzwarende omstandigheden dit vereiste versterken.

2)

Tweede middel: schending van het wezenlijke vormvoorschrift van de naleving van de toepasselijke procedure, waarbij wordt benadrukt dat

de door het comité gevolgde evaluatieprocedure onregelmatigheden vertoonde waarvan de verwerende partij op de hoogte was en die zij vóór de bekendmaking van de resultaten niet in aanmerking heeft genomen. Bijgevolg zijn de vervolgbeslissingen onregelmatig, voor zover zij zijn gebaseerd op het resultaat van deze onregelmatigheden.

3)

Derde middel: schending van het gelijkheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheid, waarbij wordt benadrukt dat

de onwettige procedure met schending van het discriminatieverbod enkel in het geval van de verzoekende partijen werd toegepast. Ook lijkt het dat de enige bedoeling van de onwettige procedure erin bestond de verzoekende partijen weg te werken van de eerste plaats op de evaluatielijst.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/10


Beroep ingesteld op 16 mei 2012 — GRE/BHIM HABM — Villiger Söhne (LIBERTE american blend)

(Zaak T-205/12)

2012/C 209/17

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH (Kloster Lehnin, Duitsland) (vertegenwoordigers: I. Memmler en S. Schulz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij voor de kamer van beroep: Villiger Söhne GmbH (Waldshut-Tiengen, Duitsland)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 maart 2012 in zaak R 387/2011-1 te vernietigen;

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „LIBERTE american blend” voor waren van klasse 34 — aanvraag nr. 7 481 211

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Villiger Söhne GmbH

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „LA LIBERTAD” en beeldmerk „La LIBERTAD” voor waren van de klassen 14 en 34

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/11


Beroep ingesteld op 16 mei 2012 — GRE/BHIM HABM — Villiger Söhne (LIBERTE american blend)

(Zaak T-206/12)

2012/C 209/18

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GRE Grand River Enterprises Deutschland GmbH (Kloster Lehnin, Duitsland) (vertegenwoordigers: I. Memmler en S. Schulz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij voor de kamer van beroep: Villiger Söhne GmbH (Waldshut-Tiengen, Duitsland)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 maart 2012 in zaak R 411/2011-1 te vernietigen;

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „LIBERTE american blend” voor waren van klasse 34 — aanvraag nr. 7 481 328

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Villiger Söhne GmbH

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „LA LIBERTAD” en beeldmerk „La LIBERTAD” voor waren van de klassen 14 en 34

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/11


Beroep ingesteld op 18 mei 2012 — Think Schuhwerk/BHIM (Schoenen met rode veteruiteinden)

(Zaak T-208/12)

2012/C 209/19

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Think Schuhwerk GmbH (Kopfing, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: M. Gail, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 23 februari 2012 in zaak R 1552/2011-1 vernietigen;

het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) verwijzen in zijn eigen kosten en in de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: Overig merk voor schoenen met veters waaraan rode veteruiteinden zijn aangebracht voor waren van klasse 25 — aanvraag nr. 9 130 361

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009

schending van het beginsel van gelijke behandeling


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/12


Beroep ingesteld op 18 mei 2012 — Viasat Broadcasting UK/Commissie

(Zaak T-210/12)

2012/C 209/20

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Viasat Broadcasting UK Ltd (West Drayton, Middlesex, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: S. Kalsmose-Hjelmborg en M. Honoré, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 20 april 2011 betreffende steunmaatregel C 19/09 die Denemarken voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de herstructurering van TV 2 Danmark A/S nietig te verklaren;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij een enkel middel aan dat er in wezen aan is ontleend dat de Europese Commissie het recht heeft geschonden door in haar beoordeling geen rekening te houden met de steun die aan TV 2 Danmark A/S is verleend via 8 regionale TV 2-zenders.

Verzoekster stelt in dat verband dat de kostenloze uitzendingen door de regionale zenders, die uit omroepbijdragen worden gefinancierd, ten behoeve van TV 2 Danmark A/S staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormen. Daarnaast wordt eraan herinnerd dat ingevolge de vergunning voor de publieke omroepdienst die aan TV 2 Danmark A/S is verleend door de minister van Cultuur, de reclame-opbrengsten uit „reclameslots” bij de regionale zender voor TV 2 Danmark A/S zijn bestemd.

Verzoekster stelt voorts dat verweerster, door voorbij te gaan aan de steun die aan TV 2 Danmark A/S wordt verleend via de regionale zenders, de financiële situatie van TV 2 Danmark A/S niet in het licht van het hele spectrum van haar inkomsten heeft beoordeeld.

Door dit verzuim meent verzoekster dat de gehele beoordeling van verweerster van het herstructureringsplan gebaseerd is op onjuiste aannames betreffende de financiële situatie van TV 2 Danmark A/S. Verzoekster betoogt dan ook dat verweerster niet kon bevestigen dat aan de vereisten in haar eigen richtsnoeren (1) is voldaan.

Bijgevolg stelt verzoekster dat verweerster heeft verzuimd om in overeenstemming te handelen met de criteria die de Commissie zelf heeft gedefinieerd in haar Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en uiteindelijk in artikel 107, lid 3, sub c, VWEU bij de beoordeling van de reddings- en herstructureringssteun aan TV 2 Danmark A/S.


(1)  Mededeling van de Commissie — Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB 2004, C 244, blz. 2).


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/12


Beroep ingesteld op 14 mei 2012 — Hübner/BHIM — Silesia Gerhard Hanke (Original silicea Kieselsäure-Gel)

(Zaak T-211/12)

2012/C 209/21

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Anton Hübner GmbH & Co. KG (Ehrenkirchen, Duitsland) (vertegenwoordiger: A Kirchgäßner, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Silesia Gerhard Hanke GmbH & Co. KG (Neuss, Duitsland)

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 1 maart 2012 in zaak R 351/2011-1 als volgt te wijzigen: de beslissing van de oppositieafdeling wordt overeenkomstig de strekking van het beroep nietig verklaard en de oppositie wordt volledig afgewezen;

interveniënte te verwijzen in de kosten van de procedure, met inbegrip van de kosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „Original silicea Kieselsäure-Gel” voor waren van de klassen 3 en 5 — aanvraag nr. 8 178 576

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Silesia Gerhard Hanke GmbH & Co. KG

Oppositiemerk of -teken: nationaal woordmerk „Silesia” voor waren van de klassen 2, 3, 5, 29, 30, 32 en 33

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 2, sub b, van verordening nr. 207/2009


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/13


Beroep ingesteld op 30 mei 2012 — Jyoti Ceramic Industries/BHIM — DeguDent (ZIECON)

(Zaak T-239/12)

2012/C 209/22

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Jyoti Ceramic Industries PVT. Ltd (Nashik, India) (vertegenwoordigers: R. Egerer, D. Jochim en A. Kolb, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: DeguDent GmbH (Hanau-Wolfgang, Duitsland)

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 21 maart 2012 in zaak R 2546/2010-1 te vernietigen;

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „ZIECON” voor waren van de klassen 5, 10 en 40 — aanvraag nr. 8 272 271

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: DeguDent GmbH

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „CERCON” voor waren van de klassen 5, 9 en 10

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van het beroep en afwijzing van de inschrijvingsaanvraag

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009

schending van artikel 76 van verordening nr. 207/2009 juncto regel 50, lid 1, en regel 19, leden 1 en 3, van de uitvoeringsverordening


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/13


Beschikking van het Gerecht van 25 mei 2012 — Planet/Commissie

(Zaak T-59/12) (1)

2012/C 209/23

Procestaal: Grieks

De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 118 van 21.4.2012.


Gerecht voor ambtenarenzaken

14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/14


Beroep ingesteld op 7 mei 2012 — ZZ/EMA

(Zaak F-51/12)

2012/C 209/24

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Orlandi, J.-N. Louis, D. Abreu Caldas, advocaten)

Verwerende partij: Europees Geneesmiddelenbureau

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van verzoekers verzoek om verlenging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris door het Europees Geneesmiddelenbureau

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van het Europees Geneesmiddelenbureau van 1 september 2011 tot afwijzing van verzoekers verzoek van 22 augustus 2011 om verlenging van zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris;

veroordeling van het Europees Geneesmiddelenbureau tot betaling aan verzoeker van een voorlopig bedrag van 1 EUR, onder voorbehoud van vermeerdering;

verwijzing van het Europees Geneesmiddelenbureau in de kosten.


14.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/14


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 4 juni 2012 — Dergam/Commissie

(Zaak F-137/11)

2012/C 209/25

Procestaal: Frans

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.