ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.139.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 139

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
15 mei 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2012/C 139/01

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot rijbewijzen waarin de functies van een bestuurderskaart zijn geïntegreerd

1

2012/C 139/02

Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus

6

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 139/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6551 — Kellogg Company/Pringles Snack Business) ( 1 )

16

2012/C 139/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6516 — Sumitomo Mitsui Financial Group/RBS Aviation Capital Group) ( 1 )

16

2012/C 139/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6534 — Wienerberger/Pipelife International) ( 1 )

17

2012/C 139/06

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6527 — Rio Tinto/Richards Bay Minerals) ( 1 )

17

2012/C 139/07

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6518 — ESB NM/BPAEL/Heliex Power Limited) ( 1 )

18

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2012/C 139/08

Kennisgeving aan de personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2011/782/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2012/256/GBVB van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 410/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, van toepassing zijn

19

 

Europese Commissie

2012/C 139/09

Wisselkoersen van de euro

20

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2012/C 139/10

Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/15/12 — Programma Jeugd in actie — Systemen voor ondersteuning van jongeren — Subactie 4.3 — Steun aan mobiliteit van jongerenwerkers

21

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2012/C 139/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6579 — Mitsubishi Corporation/Development Bank of Japan INC/DVB Bank SE/TES Holdings LTD) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

25

2012/C 139/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6565 — Elior Concessions SA/Áreas Iberoamericana SL — Áreas SA) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

27

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/1


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot rijbewijzen waarin de functies van een bestuurderskaart zijn geïntegreerd

2012/C 139/01

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16,

Gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7 en 8,

Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name artikel 28, lid 2,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 11 november 2011 een voorstel aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot rijbewijzen waarin de functies van een bestuurderskaart zijn geïntegreerd („het voorstel”) (3).

2.

Het voorstel maakt deel uit van de maatregelen die de Commissie heeft geopperd om de invoering van digitale tachografen in de Europese Unie een extra impuls te geven, zoals aangekondigd in de mededeling „Digitale tachograaf: stappenplan voor toekomstige activiteiten” (4). Het voorstel vormt een aanvulling op het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, dat op 19 juli werd aangenomen (het „voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer”) (5), waarover de EDPS op 5 oktober 2011 een advies uitbracht (6).

I.1.   Raadpleging van de EDPS

3.

Op 11 november werd het voorstel door de Commissie aan de EDPS voor raadpleging toegezonden, krachtens artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001.

4.

De EDPS betreurt het dat hij niet in de gelegenheid werd gesteld om bij de Commissie informele opmerkingen in te dienen voordat het voorstel werd aangenomen. De EDPS beveelt aan om in de inleiding van het voorstel naar het onderhavige voorstel te verwijzen.

I.2.   Algemene achtergrond

5.

In het voorstel worden de rechtsgrondslag en voorwaarden vastgesteld voor de integratie van de bestuurderskaart van beroepsbestuurders in het rijbewijs. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 27 van het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, waarin het beginsel van een dergelijke integratie was opgetekend. In artikel 27 van dat voorstel wordt bepaald dat vanaf 19 januari 2018 bestuurderskaarten worden geïntegreerd in rijbewijzen en worden afgegeven, vernieuwd, geruild en vervangen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/126/EG.

6.

De bestuurderskaart (7) is een onderdeel van het tachograafsysteem dat op grond van Verordening (EEG) nr. 3821/85 is opgezet. De bestuurderskaart wordt aan de beroepsbestuurder toegewezen. Met deze kaart kan de kaarthouder door het controleapparaat worden geïdentificeerd. Verder kunnen er gegevens over de bestuurdersactiviteiten op de kaart worden opgeslagen, voor eventuele controle achteraf. De kaart bevat een bepaalde hoeveelheid gegevens, die vermeld worden in bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85, waaronder informatie over het rijbewijs; deze bijlage zal echter aan de technologische ontwikkelingen worden aangepast nadat het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer is aangenomen.

7.

Op grond van een raadpleging van belanghebbenden en een effectbeoordeling (8) ging de Commissie de integratie van de bestuurderskaart van beroepsbestuurders in het rijbewijs als een oplossing beschouwen voor het terugdringen van fraude en het vereenvoudigen van de administratieve lasten en kosten voor de afgifte van deze documenten. Met het voorstel wordt beoogd „beide functies in één document te integreren zodat het rijbewijs de functies van een bestuurderskaart vervult” (9).

I.3.   Gegevensbeschermingsaspecten van het voorstel

8.

Zoals de EDPS reeds in zijn advies over het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (10) benadrukte, zou de voorziene integratie van de bestuurderskaart in het rijbewijs de bestaande bescherming van de gegevens van bestuurders kunnen aantasten.

9.

Gezien de hoeveelheid informatie die kan worden geregistreerd over de activiteiten van bestuurders en de locatie waar zij zich bevinden (zoals datum, tijd, afstand, geolokalisatie, snelheid, enz.), is de bestuurderskaart meer dan alleen een identiteitskaart die garandeert dat de betrokkene een beroepsbestuurder is. Deze kaart maakt vanuit het oogpunt van gegevensbescherming meer inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, omdat zij is gericht op controle van de naleving van sociale regelgeving op het gebied van het wegvervoer door de betrokken persoon.

10.

Het is derhalve van essentieel belang dat de verwerking van gegevens in het kader van de integratie van bestuurderskaarten in rijbewijzen plaatsvindt overeenkomstig het EU-kader voor gegevensbescherming zoals vastgesteld in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Richtlijn 95/46/EG (11).

11.

In dit advies zal de EDPS vooral twee wezenlijke vraagstukken onderzoeken: i) of voldoende is aangetoond dat de integratie van het rijbewijs en de bestuurderskaart nodig is om de nagestreefde doelen te bereiken, gezien de gevolgen van een dergelijke integratie voor de privacy, en ii) of voldoende is gewaarborgd dat de verwerking van bestuurdersgegevens in één enkele kaart strookt met het evenredigheidsbeginsel.

II.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

II.1.   Is het nodig bestuurderskaarten in rijbewijzen te integreren?

12.

De integratie van kaarten van beroepsbestuurders in hun rijbewijs roept vanuit het perspectief van privacy en gegevensbescherming een aantal vragen op. Allereerst merkt de EDPS op dat de noodzaak van integratie van de bestuurderskaart in het rijbewijs niet voldoende is aangetoond. In haar toelichting op het voorstel geeft de Commissie aan dat dit een „mogelijke oplossing” is om fraude met en misbruik van bestuurderskaarten te helpen bestrijden; vanuit het gezichtspunt van gegevensbescherming blijkt hieruit echter niet dat een dergelijke integratie de beste manier is om dit te bewerkstelligen, en of er naar andere methoden zou kunnen worden gekeken die minder inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maken.

13.

Er moet ook rekening worden gehouden met het feit dat de integratie van deze twee kaarten, die een totaal verschillend doel dienen, in strijd zou zijn met het doelbindingsbeginsel van artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 95/46/EG. De bestuurderskaart is meer dan alleen een identiteitskaart die garandeert dat de betrokkene een beroepsbestuurder is, omdat daarmee nagegaan wordt of de beroepsbestuurder zich aan de sociale regels in het wegvervoer houdt. De Commissie stelt zelf vast dat het erom gaat „beide functies in één document te integreren zodat het rijbewijs de functies van een bestuurderskaart vervult” (12).

14.

De bepalingen omtrent de integratie brengen wat betreft privacy en gegevensbescherming ook specifieke risico's met zich mee, waaraan nog geen aandacht is besteed. De verplichting voor de lidstaten op grond van artikel 1 van het voorstel om in alle nieuwe geïntegreerde rijbewijzen die aan bestuurders worden afgegeven, een microchip aan te brengen, roept de vraag op of een dergelijke maatregel noodzakelijk en evenredig is met het oog op het doel van de verwerking. De gevolgen voor de verwerking van de integratie van beide kaarten en het gebruik van een microchip in het nieuwe geïntegreerde rijbewijs moeten grondig worden onderzocht. Daarom beveelt de EDPS aan om pas een integratie van de bestuurderskaart in het rijbewijs te overwegen nadat een beoordeling van de effecten op de privacy en de beveiliging is uitgevoerd. Dit dient duidelijk te worden vermeld in artikel 1 van het voorstel.

15.

Het is nog onduidelijk hoe de integratie van alle vervoersdocumenten in relatie tot beroepsbestuurders zal plaatsvinden en of het nieuwe geïntegreerde rijbewijs ook gegevens zal bevatten over hun vermogen om andere soorten voertuigen die voor privégebruik bestemd zijn, te besturen. Zo ja, dan moeten duidelijke mechanismen tot stand worden gebracht om ervoor te zorgen dat elk deel van de kaart uitsluitend toegankelijk is voor daartoe gemachtigde personen. De EDPS is verder bang dat een dergelijke mogelijkheid ertoe kan leiden dat de lidstaten de microchip in alle rijbewijzen, ook die voor privégebruik, gaan aanbrengen. Wanneer ervoor gekozen wordt om een dergelijke technologie in identiteitsdocumenten met betrekking tot het rijvermogen te gebruiken, heeft dat consequenties voor de privacy en gegevensbescherming van personen, met name ten aanzien van het type en de hoeveelheid informatie die deze technologie kan bevatten. Bij het maken van een keuze mag men zich niet door de technische voorzieningen laten leiden. Welk besluit ook wordt genomen, er moet een transparante openbare discussie over worden gevoerd en het dient te worden getoetst aan de wettelijke omschrijving van passende waarborgen om de privacy en gegevensbescherming van personen zeker te stellen.

16.

Bovendien onderstreept de EDPS dat het gebruik van bestuurdersgegevens ook zorgvuldig moet worden beoordeeld in de bredere context van intelligente vervoerssystemen en de mate waarin bestuurdersgegevens verder kunnen worden gebruikt en gecombineerd met andere gegevens die zijn verzameld via andere systemen die in het voertuig zijn ingebouwd (zoals eCall, eToll, enz.). De EDPS roept de wetgever op terdege rekening te houden met de beginselen van doelbinding, noodzaak en evenredigheid bij de ontwikkeling van toekomstige wetgevingsvoorstellen inzake het gebruik en de verdere verwerking van bestuurdersgegevens in het kader van intelligente vervoerssystemen.

II.2.   Evenredigheid van de verwerking van gegevens van beroepsbestuurders

17.

Zelfs als zou zijn aangetoond dat de integratie van beide kaarten noodzakelijk was, dan zou de verwerking van persoonsgegevens in die ene kaart niettemin moeten voldoen aan alle beginselen en regels voor gegevensbescherming die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG, en in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel.

18.

De EDPS merkt op dat in Richtlijn 2006/126/EG slechts in artikel 1, lid 2, melding wordt gemaakt van „voorschriften inzake gegevensbescherming”, zonder dat deze duidelijk worden beschreven. Hij beveelt aan om in een inhoudelijk artikel van het voorstel toe te lichten dat de verwerking van gegevens in verband met rijbewijzen plaats moet vinden in overeenstemming met nationale regels ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG. Benadrukt moet worden dat de verwerking in verband met rijbewijzen niet alleen betrekking heeft op de gegevens die in de microchip zijn verwerkt, maar ook op alle andere typen gegevensverwerking in relatie tot de kaart, zoals de afgifte van rijbewijzen, het toezicht op de geldigheid ervan en de controles door bevoegde instanties die erop toezien dat de sociale regels in het wegvervoer worden nageleefd.

19.

Wat betreft de details van de verwerking staat in overweging 2 van het voorstel: „Rijbewijzen en bestuurderskaarten hebben ongeveer dezelfde vormgeving en bevatten nagenoeg dezelfde gegevens”. Deze uitspraak is misleidend, en wel om twee redenen: ten eerste is het nog altijd onbekend welke gegevens precies in de bestuurderskaart zullen worden verwerkt; ten tweede mag worden aangenomen dat het om meer gegevens zal gaan dan voor het rijbewijs zijn vastgesteld, omdat de bestuurderskaart tot doel heeft toezicht te houden op het gedrag van een bestuurder om ervoor te zorgen dat de sociale regels in het wegvervoer worden geëerbiedigd.

20.

Hoewel de categorieën gegevens die het rijbewijs bevat, helder worden omschreven in bijlage I bij Richtlijn 2006/126/EG (13), zijn de specificaties voor de gegevens die in de microchip van het rijbewijs moeten worden opgeslagen, nog niet door de Commissie vastgesteld. Zo is het nog steeds onduidelijk of de microchip biometrische gegevens gaat bevatten (zoals vingerafdrukken of irisscan). Verder geldt, zoals de EDPS in zijn advies over het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (14) benadrukte, dat de details van de verwerking in de bestuurderskaart nog niet met zekerheid zijn vastgesteld; hoe deze eruit gaan zien, hangt af van de herziening van de bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 over tachografen. Deze herziening zal pas van start gaan nadat het voorstel tot wijziging van de verordening over tachografen is aangenomen. Daarom is het in dit stadium moeilijk met voldoende zekerheid aan te geven of de beoogde gegevensverwerking zal stroken met het evenredigheidsbeginsel.

21.

Wat betreft de te voorziene omvang van de bestuurdersgegevens die in de microchip zullen worden verwerkt, worden in artikel 1 van het voorstel uitsluitend de kaartidentificatiegegevens vermeld, zoals genoemd in deel IV, punt 5.2 van bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85. Niettemin staat in artikel 7 bis van het voorstel dat in het rijbewijs „de nodige functies (moeten worden) geïntegreerd zodat het kan worden gebruikt als bestuurderskaart”. Wil het rijbewijs als bestuurderskaart worden gebruikt, dan moeten daarin alle gegevens die voor de bestuurderskaart zijn vastgesteld, worden geïntegreerd en niet enkel de kaartidentificatiegegevens. Zulke gegevens zullen aanzienlijk meer informatie bevatten dan de gegevens in het rijbewijs, bijv. gegevens over activiteiten van de bestuurder (zoals datum, begin en einde van een rit, afstand, geolokalisatiegegevens, tijd, snelheid, enz.).

22.

De EDPS onderstreept dat een consistente aanpak geboden is bij de ontwikkeling van maatregelen in twee afzonderlijke rechtsinstrumenten betreffende rijbewijzen waarin bestuurderskaarten worden geïntegreerd: enerzijds het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en anderzijds het voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake het rijbewijs. Het doel van een dergelijke aanpak is om ervoor te zorgen dat de verwerking op privacyvriendelijke wijze zal plaatsvinden, dat deze beantwoordt aan alle beginselen van gegevensbescherming en vooral het evenredigheidsbeginsel, dat deze voldoende waarborgen biedt op het gebied van gegevensbescherming en dat daarbij aandachtig wordt gekeken naar de rechten van de betrokkenen.

23.

De EDPS beveelt in het bijzonder aan dat er op basis van een noodzakelijkheidstoets een duidelijke lijst wordt opgesteld met gegevens die in de geïntegreerde kaart moeten worden verwerkt. In het voorstel moet worden opgehelderd hoe het recht van betrokkenen op informatie over de verwerking, op toegang tot hun gegevens en op verzet (zie de artikelen 10, 11, 12 en 14 van Richtlijn 95/46/EG) in het kader van deze verwerking effectief kan worden uitgeoefend. Hij benadrukt tevens dat de verwerking naar behoren moet worden beoordeeld door de betreffende gegevensbeschermingsinstanties, in overeenstemming met de nationale wetgeving.

24.

De EDPS onderstreept tevens dat de doelen en omstandigheden waaronder toegang tot gegevens kan worden verkregen en door wie, moeten worden verduidelijkt. Er moet duidelijk worden gemaakt dat de toegang tot de gegevens in de microchip alleen wordt verleend voor officiële en helder omschreven doeleinden, maar niet voor andere (commerciële of niet-commerciële) doeleinden. Verder moet in het voorstel duidelijk worden aangegeven wie toegang heeft tot welke gegevens in de microchip (d.w.z. beroepsrijbewijs, bestuurdersgegevens, particulier rijbewijs) en onder welke omstandigheden (bijv. welk type toegang heeft men tot gegevens van een bestuurder die niet aan het werk is vanwege vakantie of ziekte?), omdat het gebruik van beide rechtsinstrumenten op dit punt tot onzekerheid leidt.

25.

Ten slotte dient van gestolen, verloren of defecte rijbewijzen met geïntegreerde bestuurderskaart (artikel 7 quater van het voorstel) duidelijker worden omschreven welke gegevens of categorieën gegevens moeten worden bewaard. Bij de omschrijving van zulke gegevens moeten de beginselen van evenredigheid en van minimalisering van gegevensverwerking worden gehanteerd. Verder moet er meer duidelijkheid komen over welke bevoegde instantie(s) dergelijke gegevens moet(en) registreren.

III.   CONCLUSIE

26.

De EDPS heeft twijfels over de noodzaak en evenredigheid van de integratie van rijbewijzen en bestuurderskaarten zoals in het voorstel wordt beoogd, die nog moeten worden aangetoond. Daarom moet worden onderzocht of er andere middelen, die minder inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maken, kunnen worden gevonden om hetzelfde doel te bereiken, namelijk de bestrijding van fraude en het terugdringen van de kosten van beroepsbestuurders in het wegvervoer.

27.

De EDPS beveelt in het bijzonder aan om:

in een inhoudelijk artikel van het voorstel een verwijzing naar de wetgeving op het gebied van gegevensbescherming, met name Richtlijn 95/46/EG, toe te voegen;

in artikel 1 van het voorstel te vermelden dat de integratie van bestuurderskaarten in rijbewijzen en het gebruik van de microchip pas kunnen worden overwogen nadat een beoordeling van de effecten op de privacy en de beveiliging heeft plaatsgevonden;

een consistente aanpak te volgen bij de ontwikkeling van maatregelen — in verband met de integratie van rijbewijzen en bestuurderskaarten — in twee afzonderlijke rechtsinstrumenten, d.w.z. het voorstel voor een verordening betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en het voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake het rijbewijs. Het doel van een dergelijke aanpak is ervoor te zorgen dat de verwerking in alle opzichten op privacyvriendelijke wijze zal plaatsvinden, dat deze beantwoordt aan alle beginselen van gegevensbescherming en vooral het evenredigheidsbeginsel, en dat deze voldoende waarborgen biedt op het gebied van gegevensbescherming, waaronder de effectieve uitoefening door betrokkenen van hun rechten;

op basis van een noodzakelijkheidstoets duidelijker en preciezer aan te geven welke gegevens of categorieën gegevens de microchip moet bevatten; dit zijn onder meer alle gegevens die worden genoemd in de geactualiseerde bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85, en de gegevens voor de microchip in rijbewijzen die de Commissie nog moet specificeren. De omschrijving van de in de microchip verwerkte en opgeslagen gegevens moet met name stroken met de beginselen van evenredigheid en minimalisering van gegevensverwerking;

op te helderen onder welke omstandigheden bepaalde categorieën gegevens toegankelijk zijn en voor wie;

in artikel 7 quater duidelijk te vermelden wie gestolen, verloren of defecte rijbewijzen met geïntegreerde bestuurderskaart zal registreren en dat louter gegevens die met het oog daarop strikt noodzakelijk zijn, mogen worden bewaard, in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en minimalisering van gegevensverwerking.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2012.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2011) 710 def.

(4)  COM(2011) 454 def.

(5)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad, COM(2011) 451 def.

(6)  Beschikbaar op de EDPS-website op het volgende adres: http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2011/11-10-05_Tachographs_NL.pdf

(7)  Volgens artikel 1, onder t), van bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 is een bestuurderskaart „een door de autoriteiten van een lidstaat aan elke bestuurder afzonderlijk afgegeven tachograafkaart. De bestuurderskaart identificeert de bestuurder en registreert de activiteiten van de bestuurder”.

(8)  Hoewel er geen privacybeoordeling werd verricht.

(9)  Zie de toelichting, COM(2011) 710 def., blz. 3.

(10)  Zie voetnoot 6.

(11)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(12)  Zie de toelichting, COM(2011) 710 def., blz. 3.

(13)  Deze hebben voornamelijk betrekking op de identiteit van de bestuurder, zijn geboorteplaats, de plaats van afgifte van het rijbewijs en de instantie die het rijbewijs heeft afgegeven, het type voertuig waarvoor het rijbewijs is toegekend en de vermelding van eventuele beperkingen.

(14)  Zie voetnoot 6, blz. 1.


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/6


Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus

2012/C 139/02

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 16,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikelen 7 en 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name op artikel 28, lid 2,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.   INLEIDING

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Dit advies maakt deel uit van een pakket van vier EDPS-adviezen inzake de financiële sector, die allemaal op dezelfde dag zijn uitgebracht.

2.

Op 15 november 2011 heeft de Commissie een voorstel aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus (hierna „Ratingbureauverordening” te noemen) (3). Dit voorstel is op 18 november 2011 voor raadpleging aan de EDPS gezonden.

3.

De EDPS is ingenomen met het feit dat hij door de Commissie is geraadpleegd, en beveelt aan om in de preambule van het aangenomen voorstel een verwijzing op te nemen naar dit advies.

4.

De EDPS betreurt echter dat hij niet formeel door de Commissie is geraadpleegd bij de voorbereiding van de oorspronkelijke Ratingbureauverordening die op 7 december 2010 in werking is getreden, en evenmin met betrekking tot de recente wijzigingen aan die verordening (4).

5.

De EDPS acht het derhalve gepast en nuttig om in voorliggend advies problemen aan de orde te stellen die verband houden met de bestaande Ratingbureauverordening. Ten eerste benadrukt hij de mogelijke gevolgen van de Ratingbureauverordening zelf voor de gegevensbescherming. Ten tweede is de in dit advies voorgestelde analyse van rechtstreeks belang voor de toepassing van de bestaande wetgeving en voor andere in behandeling zijnde en mogelijk toekomstige voorstellen die soortgelijke bepalingen bevatten, zoals besproken in de EDPS-adviezen over het wetgevingspakket tot herziening van de bankwetgeving, markten voor financiële instrumenten (MiFID/MiFIR) en marktmisbruik.

1.2.   Doelstellingen en toepassingsgebied van het voorstel en de huidige verordening

6.

Ratingbureaus zijn naar het oordeel van de Commissie belangrijke financiële marktdeelnemers en dienen aan een passend rechtskader te worden onderworpen. De eerste Ratingbureauverordening is op 7 december 2010 in werking getreden. Krachtens deze verordening moeten ratingbureaus voldoen aan strikte gedragsregels om mogelijke belangenconflicten te ondervangen en een hoge kwaliteit en een voldoende transparantie van de ratings en het ratingproces te waarborgen. Bestaande ratingbureaus hadden tot 7 september 2010 de tijd om zich te laten registreren en aan de vereisten van de verordening te voldoen.

7.

Op 1 juni 2011 is een verordening tot wijziging van de Ratingbureauverordening (Verordening (EU) nr. 513/2011) aangenomen. Krachtens deze verordening worden aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) exclusieve bevoegdheden met betrekking tot het toezicht op in de EU geregistreerde ratingbureaus toevertrouwd teneinde de registratie van en het toezicht op dergelijke ratingbureaus op Europees niveau te centraliseren en te vereenvoudigen.

8.

Het huidige wetgevingsvoorstel wijzigt de Ratingbureauverordening, maar komt niet in de plaats daarvan. De voornaamste beleidsdoelstelling van de voorgestelde herziening is het aanpakken van een aantal kwesties die verband houden met ratingbureaus en het ratinggebruik en waarin de Ratingbureauverordening in haar huidige vorm niet ver genoeg gaat.

1.3.   Doel van het advies van de EDPS

9.

De meeste bepalingen van de Ratingbureauverordening hebben betrekking op de uitoefening van en het toezicht op de werkzaamheden van ratingbureaus. Toch kunnen de uitvoering en de toepassing van het rechtskader in bepaalde gevallen gevolgen hebben voor de rechten van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens.

10.

De Ratingbureauverordening voorziet in de mogelijkheid om informatie uit te wisselen tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten en, waar mogelijk, derde landen (5). Die informatie kan ook betrekking hebben op natuurlijke personen, zoals bij ratingactiviteiten betrokken personen en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten. Voor de betrokken natuurlijke personen kunnen deze bepalingen bepaalde gevolgen hebben op het gebied van gegevensbescherming.

11.

Gelet op hetgeen voorafgaat, is voorliggend advies gericht op de volgende aspecten van de Ratingbureauverordening die betrekking hebben op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens: 1) toepasselijkheid van de gegevensbeschermingswetgeving; 2) gegevensdoorgiften naar derde landen; 3) toegang tot vastleggingen van telefoon- en dataverkeer; en 4) informatieverplichtingen betreffende gestructureerde financieringsinstrumenten en dwangsommen.

2.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

2.1.   Toepasselijkheid van de gegevensbeschermingswetgeving  (6)

12.

In verschillende overwegingen (7) van de Ratingbureauverordening wordt melding gemaakt van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001. Er moet echter in een materieel artikel van de Ratingbureauverordening een verwijzing worden opgenomen naar de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving.

13.

Een goed voorbeeld van een dergelijke materiële bepaling is terug te vinden in artikel 22 van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (8). Daarin wordt uitdrukkelijk als algemene regel gesteld dat Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens die binnen het kader van het voorstel vallen. Over dit voorstel brengt de EDPS vandaag een advies uit, waarin dit soort overkoepelende bepaling sterk wordt toegejuicht. De EDPS stelt echter voor de verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG duidelijker te maken door nader te specificeren dat de bepalingen gelden overeenkomstig de nationale regels ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

14.

Dat is bijvoorbeeld relevant voor de diverse bepalingen inzake de uitwisseling van persoonsgegevens. Ook al zijn die bepalingen volkomen rechtmatig, ze moeten worden toegepast in overeenstemming met de gegevensbeschermingswetgeving. Zo moet met name het risico worden vermeden dat die bepalingen worden opgevat als blancovolmacht om alle soorten persoonsgegevens uit te wisselen. Dat risico kan aanzienlijk worden verkleind door te verwijzen naar de gegevensbeschermingswetgeving, ook in de materiële bepalingen (9).

15.

De EDPS stelt derhalve voor een soortgelijke materiële bepaling in te voegen als vermeld in artikel 22 van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (10), mits daarbij rekening wordt gehouden met de door hem gedane suggesties bij dit voorstel (11), te weten de toepasselijkheid van de gegevensbeschermingswetgeving benadrukken en de verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG duidelijker maken door nader te specificeren dat de bepalingen gelden overeenkomstig de nationale regels ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

2.2.   Uitwisseling van informatie met derden landen  (12)

16.

De EPDS neemt nota van de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001 in artikel 34, lid 3, van de Ratingbureauverordening betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.

17.

Gelet op de risico's die gepaard gaan met dergelijke gegevensdoorgiften, doet de EDPS echter de aanbeveling te zorgen voor specifieke waarborgen, net als in artikel 23 van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik). In zijn advies over dit voorstel acht de EDPS het positief dat een dergelijke bepaling wordt gebruikt om te zorgen voor passende waarborgen, zoals een beoordeling per geval, het aantonen van de noodzaak van de doorgifte en het bestaan van een passend beschermingsniveau van persoonsgegevens in het derde land dat de persoonsgegevens ontvangt.

2.3.   Bevoegdheid van de ESMA om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen  (13)

2.3.1.   Toestemming van de rechter

18.

Artikel 23 quater, lid 1, onder e), bepaalt dat de ESMA, om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, alle nodige onderzoeken kan verrichten. Daartoe zijn de functionarissen en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd alle vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Door deze ruime formulering roept de bepaling verscheidene twijfels op met betrekking tot de materiële en persoonlijke werkingssfeer. Bovendien heeft de ESMA volgens de Ratingbureauverordening voorafgaande toestemming van een rechterlijke instantie nodig om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen indien het nationale recht dat voorschrijft (14).

19.

De begrippen „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” worden niet gedefinieerd in de voorgestelde verordening. Richtlijn 2002/58/EG (nu, als gewijzigd door Richtlijn 2009/136/EG, „de e-privacy-richtlijn” genoemd) verwijst alleen naar „verkeersgegevens”, maar maakt geen melding van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer”. Het spreekt vanzelf dat de precieze betekenis van die begrippen bepaalt welke gevolgen de onderzoeksbevoegdheid kan hebben voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens van de betrokken personen. De EDPS stelt dan ook voor om de bestaande terminologie te gebruiken, zoals gedefinieerd onder „verkeersgegevens” in Richtlijn 2002/58/EG.

20.

Gegevens met betrekking tot het gebruik van elektronische communicatiemiddelen kunnen uiteenlopende persoonlijke informatie bevatten, zoals de identiteit van de personen die een oproep doen of ontvangen, het tijdstip en de duur van het telefoongesprek, het gebruikte netwerk, de geografische locatie van de gebruiker in geval van draagbare apparaten enz. Sommige verkeersgegevens over het gebruik van internet en e-mail (bijvoorbeeld de lijst van bezochte websites) kunnen daarnaast belangrijke details met betrekking tot de inhoud van de communicatie onthullen. Bovendien is de verwerking van verkeersgegevens in strijd met de geheimhouding van correspondentie. Richtlijn 2002/58/EG bevat dan ook de verplichting om verkeersgegevens te wissen of anoniem te maken wanneer ze niet langer nodig zijn voor de transmissie van communicatie (15). Volgens artikel 15, lid 1, van deze richtlijn, kunnen de lidstaten in de nationale wetgeving om specifieke gegronde redenen hiervan afwijken, maar deze afwijkingen moeten in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en evenredig met de doeleinden zijn (16).

21.

De EDPS erkent dat de doelstellingen die in de Ratingbureauverordening worden nagestreefd door de Commissie, legitiem zijn. Hij begrijpt dat het nodig is maatregelen te nemen om het toezicht op de financiële markten te verscherpen, teneinde deze markten gezond te houden en de beleggers en de economie in brede zin beter te beschermen. Een onderzoeksbevoegdheid die direct verband houdt met de verkeersgegevens, moet gezien haar potentieel indringende aard beantwoorden aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, d.w.z. dat ze zich moeten beperken tot wat gepast is om het doel te bereiken en niet verder dan nodig mag gaan (17). In dit opzicht is het van essentieel belang dat de bevoegdheid duidelijk geformuleerd is wat betreft de persoonlijke en materiële werkingssfeer en de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder ze kan worden gebruikt. Verder moeten er gepaste waarborgen worden ingevoerd tegen het risico van misbruik.

22.

Artikel 23 quater verleent de ESMA de bevoegdheid om onderzoeken uit te voeren naar bij ratingactiviteiten betrokken personen en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten. Op grond van artikel 23 ter kan van deze natuurlijke personen ook worden verlangd dat zij de ESMA alle nodig geachte informatie verstrekken.

23.

Die bepalingen impliceren duidelijk dat persoonsgegevens worden uitgewisseld ingevolge de Ratingbureauverordening. Het is waarschijnlijk — of althans niet uit te sluiten — dat de betrokken vastleggingen van telefoon- en dataverkeer persoonsgegevens omvatten in de zin van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 en, voor zover relevant, Richtlijn 2002/58/EG, d.w.z. gegevens betreffende het telefoon- en dataverkeer van geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen (18). Zolang dit het geval is, moet worden verzekerd dat volledig voldaan is aan de voorwaarden voor een eerlijke en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens, als vastgelegd in de richtlijnen en de verordening.

24.

De EDPS neemt er nota van dat krachtens artikel 23 quater, lid 5, toestemming van een rechterlijke instantie moet worden gevraagd indien het nationale recht dat voorschrijft. De EDPS is evenwel van mening dat een algemeen vereiste betreffende voorafgaande toestemming van de rechter in alle gevallen — ongeacht of het nationale recht dat voorschrijft — gerechtvaardigd zou zijn gezien de mogelijke indringendheid van de bevoegdheid in kwestie en de keuze van de verordening als passend rechtsinstrument. Er moet ook in overweging worden genomen dat diverse wetten van lidstaten voorzien in bijzondere waarborgen inzake onschendbaarheid van de woning als bescherming tegen onevenredige of niet strikt gereguleerde inspecties, huiszoekingen of inbeslagnemingen, vooral wanneer die worden uitgevoerd door instellingen van administratieve aard.

25.

Zoals hierboven in punt 2.1. is opgemerkt, is de bevoegdheid van toezichthoudende autoriteiten om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, niet nieuw in de Europese wetgeving. Deze is reeds opgenomen in verscheidene bestaande richtlijnen en verordeningen met betrekking tot de financiële sector. Met name de marktmisbruikrichtlijn (19), de MiFID-richtlijn (20), en de UCITS-richtlijn (21) bevatten allemaal soortgelijke bepalingen. Hetzelfde geldt voor een aantal recente voorstellen dat is goedgekeurd door de Commissie, met name de voorstellen voor een richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (22), een verordening betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (23) en een verordening betreffende de integriteit en transparantie van energiemarkten (24).

26.

Met betrekking tot deze bestaande en voorgestelde wetgevende instrumenten moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de onderzoeksbevoegdheden die worden toegekend aan nationale autoriteiten en de toekenning van dergelijke bevoegdheden aan EU-autoriteiten. Verscheidene instrumenten verplichten de lidstaten de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen toe te kennen aan nationale autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving (25). Bijgevolg is de eigenlijke uitvoering van deze verplichting gebonden aan de nationale wetgeving, met inbegrip van de wetgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG en Richtlijn 2002/58/EG en andere nationale wetten die procedurele waarborgen voor nationale toezichthoudende en onderzoekende autoriteiten bevatten.

27.

Een dergelijke voorwaarde is niet opgenomen in de Ratingbureauverordening of in de andere wetgevende instrumenten die de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen, direct toekennen aan de EU-autoriteiten. Bijgevolg is het in deze gevallen zelfs nog belangrijker dat er in het wetgevende instrument zelf een verduidelijking komt van de persoonlijke en materiële werkingssfeer van deze bevoegdheid en de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder deze kan worden gebruikt en dat er een gepaste bescherming tegen misbruik is.

28.

Artikel 23 quater, lid 1, onder e), geeft de ESMA de bevoegdheid om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Zoals hieronder uitgelegd, is de werkingssfeer van de bepaling en met name de precieze betekenis van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” niet duidelijk.

2.3.2.   Definitie van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer”

29.

De betekenis van „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” is niet helemaal duidelijk. Er is bijgevolg verduidelijking nodig. De bepaling kan verwijzen naar vastleggingen van telefoon- en dataverkeer die de ratingbureaus moeten bijhouden in het kader van hun activiteiten. De verordening specificeert echter niet of en wanneer vastleggingen van telefoon- en dataverkeer moeten worden verzameld door de ratingbureaus (26). Indien de bepaling verwijst naar vastleggingen die worden bijgehouden door de ratingbureaus, is het derhalve van essentieel belang dat precies wordt gedefinieerd welke categorieën van telefoon- en dataverkeer moeten worden bijgehouden en kunnen worden opgevraagd door de ESMA. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten deze gegevens gepast, relevant en niet overdreven zijn naar verhouding van de toezichtdoeleinden waarvoor ze worden verwerkt (27).

30.

In dit geval is meer precisie vereist met name gezien de zware geldboeten en dwangsommen die kunnen worden opgelegd aan ratingbureaus en andere personen (waaronder natuurlijke personen wat betreft de dwangsommen) wegens niet-inachtneming van de verordening (zie artikel 36 bis en artikel 36 ter).

31.

Er dient ook te worden opgemerkt dat het hierboven genoemde artikel 37 aan de Commissie de bevoegdheid delegeert om wijzigingen goed te keuren die de Commissie het recht geven om de bijlagen bij de verordening te wijzigen, waarin nader bepaald is welke eisen inzake de bewaring van vastleggingen worden opgelegd aan ratingbureaus, en bijgevolg ook, indirect, de bevoegdheden die worden toegekend door de ESMA om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Artikel 290 VWEU bepaalt dat de bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling in een wetgevingshandeling aan de Commissie kan worden overgedragen. De EDPS is van mening dat de exacte omvang van de bevoegdheid om verkeersgegevens te raadplegen, niet kan worden beschouwd als een niet-essentieel onderdeel van de verordening. De materiële werkingssfeer daarvan moet derhalve direct in de tekst van de verordening worden opgegeven en niet worden uitgesteld tot toekomstige gedelegeerde handelingen.

32.

De EDPS begrijpt dat artikel 23 quater, lid 1, onder e) niet tot doel heeft de ESMA direct bij telecommunicatieaanbieders toegang te geven tot verkeersgegevens. Dit lijkt de logische conclusie, met name omdat er in de verordening nergens wordt verwezen naar de gegevens die worden gehouden door telecommunicatieaanbieders of de eisen die worden gesteld door de e-privacy-richtlijn, als vermeld in punt 36 hierboven (28). Hij raadt echter aan deze conclusie ten behoeve van de duidelijkheid uitdrukkelijker op te nemen in artikel 23 quater van de Ratingbureauverordening door de gegevens die worden gehouden door telecommunicatieaanbieders uitdrukkelijk uit te sluiten.

33.

Wordt echter overwogen om direct bij telecommunicatieaanbieders toegang te geven tot verkeersgegevens, dan heeft de EDPS ernstige twijfels bij de noodzaak en evenredigheid van dit toegangsrecht. De EDPS beveelt derhalve aan dit recht uitdrukkelijk uit te sluiten.

2.3.3.   Toegang tot persoonsgegevens

34.

Artikel 23 quater, lid 1, onder e) gaat niet in op de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder de toegang kan worden verkregen. Dit artikel voorziet evenmin in belangrijke procedurele waarborgen tegen het risico van misbruik. In de volgende alinea's doet de EDPS een aantal concrete voorstellen in die richting.

35.

Overeenkomstig artikel 23 quater, lid 1 heeft de ESMA de bevoegdheid vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen om de in de Ratingbureauverordening vermelde taken te kunnen uitvoeren. De EDPS is van mening dat de omstandigheden en voorwaarden voor de uitoefening van deze bevoegdheid duidelijker moeten worden bepaald. De EDPS raadt aan de toegang tot vastleggingen van telefoon- en dataverkeer te beperken tot specifiek geïdentificeerde en ernstige schendingen van de voorgestelde verordening en gevallen waarin een redelijk vermoeden (dat moet worden gestaafd door concreet initieel bewijs) bestaat dat er een schending is gebeurd. Deze beperking is ook bijzonder belangrijk om te voorkomen dat de toegangsbevoegdheid wordt gebruikt voor phishing, datamining of andere doeleinden.

36.

De EDPS beveelt bovendien aan om de ESMA ertoe te verplichten gebruik te maken van een officiële beschikking om vastleggingen van telefoon- en dataverkeer op te vragen. Deze beschikking moet de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek specificeren, alsmede welke informatie er nodig is, de tijdslimiet waarbinnen de informatie moet worden verstrekt en het recht van de betrokkene om tegen de beschikking in beroep te gaan bij het Hof van Justitie.

2.4.   Bepalingen met betrekking tot de openbaarmaking van informatie

2.4.1.   Informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten

37.

In het huidige wijzigingsvoorstel van de Ratingbureauverordening (29) is bij het voorgestelde artikel 8 bis betreffende informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten bepaald dat de uitgevende instelling, de initiator en de sponsor van een gestructureerd financieringsinstrument informatie openbaar maakt over de kredietkwaliteit en prestaties van de afzonderlijke onderliggende activa van het gestructureerde financieringsinstrument, de structuur van de securitisatietransactie, de kasstromen en alle zekerheden ter dekking van een securitisatie-uitzetting alsook de informatie die nodig is om omvangrijke en op goede informatie gebaseerde stresstests op de kasstromen en de waarde van de zekerheden voor de onderliggende uitzettingen te kunnen uitvoeren. De verplichting tot openbaarmaking van informatie strekt zich niet uit tot de verstrekking van informatie die inbreuk zou maken op wettelijke bepalingen welke van toepassing zijn op de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens.

38.

Dit artikel is bedoeld voor de uitgevende instelling, de initiator en de sponsor van een gestructureerd financieringsinstrument. Het verheugt de EDPS dat in het huidige wijzigingsvoorstel van de Ratingbureauverordening bij het voorgestelde artikel 8 bis is bepaald dat de verplichting tot openbaarmaking van informatie zich niet uitstrekt tot de verstrekking van informatie die inbreuk zou maken op wettelijke bepalingen welke van toepassing zijn op de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens.

39.

De EDPS is van mening dat het een stap in de goede richting is om op die wijze de nadruk te leggen op de waarborgen die worden geboden door de wetten inzake de verwerking van persoonsgegevens. Aansluitend bij de aanbevelingen die hierboven zijn gedaan, moet echter in een materieel artikel van de Ratingbureauverordening duidelijk en expliciet worden verwezen naar de nationale regels ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

2.4.2.   Informatie over dwangsommen  (30)

40.

Volgens artikel 36 quinquies van de Ratingbureauverordening maakt de ESMA alle opgelegde dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

41.

Overeenkomstig artikel 36 ter en artikel 23 ter, lid 1 kunnen dwangsommen worden opgelegd aan bij ratingactiviteiten betrokken personen en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten.

42.

De Ratingbureauverordening verleent de ESMA zo de bevoegdheid om sancties op te leggen, niet alleen aan kredietinstellingen, maar ook aan de natuurlijke personen aan wie de schending materieel kan worden toegerekend. In dezelfde geest verplicht artikel 36 quinquies de ESMA elke dwangsom openbaar te maken die wordt opgelegd wegens schending van de voorgestelde verordening.

43.

De bekendmaking van sancties kan het afschrikkend effect van sanctieregelingen verbeteren door feitelijke en potentiële daders te ontmoedigen inbreuken te plegen ter voorkoming van aanzienlijke reputatieschade. Dit zou ook een grotere transparantie bewerkstelligen door marktexploitanten ervan bewust te maken dat een bepaalde persoon een schending heeft begaan. Deze verplichting wordt alleen beperkt wanneer de bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen. In dit geval maken de bevoegde autoriteiten de sancties zonder vermelding van namen bekend.

44.

De EDPS is er niet van overtuigd dat de verplichte bekendmaking van sancties, zoals die nu wordt voorgesteld, voldoet aan de vereisten van de gegevensbeschermingswetgeving. Een en ander wordt duidelijk gemaakt in het arrest dat het Hof van Justitie heeft gewezen in de zaak Schecke  (31). De EDPS stelt zich op het standpunt dat het doel, de noodzaak en evenredigheid van de maatregel niet genoegzaam worden aangetoond, en dat er hoe dan ook moet worden gezorgd voor passende waarborgen om de rechten van natuurlijke personen te vrijwaren.

2.4.3.   Noodzaak en evenredigheid van de verplichte bekendmaking van sancties

45.

In het arrest in de zaak Schecke heeft het Hof van Justitie de bepalingen nietig verklaard van een verordening van de Raad en een verordening van de Commissie betreffende de verplichte bekendmaking van informatie over de begunstigden van steun uit landbouwfondsen, met inbegrip van de identiteit van de begunstigden en de uit die fondsen ontvangen bedragen. Het Hof heeft geoordeeld dat die bekendmaking is aan te merken als de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 8, lid 2, van het Europees Handvest van de grondrechten (het „Handvest”) en bijgevolg strekt tot inmenging in de bij artikelen 7 en 8 van het Handvest erkende rechten.

46.

Het Hof heeft eerst gekeken naar het vereiste dat „uitzonderingen op en beperkingen van de bescherming van persoonsgegevens, binnen de grenzen van het strikt noodzakelijke moeten blijven” en heeft vervolgens het doel en de evenredigheid van die bekendmaking beoordeeld. Het Hof is tot de slotsom gekomen dat in casu niets erop wees dat de Raad en de Commissie bij de vaststelling van de wetgeving in kwestie vormen van bekendmaking van informatie in overweging hebben genomen die in overeenstemming zouden zijn met de doelstelling van een dergelijke bekendmaking, maar tegelijkertijd het recht van deze begunstigden minder zouden aantasten.

47.

Het lijkt erop dat artikel 36 quinquies van de Ratingbureauverordening dezelfde tekortkomingen vertoont als door het Europees Hof van Justitie gesignaleerd in het arrest in de zaak Schecke. Er zij aan herinnerd dat het, ter beoordeling of een bepaling die verplicht tot het openbaar maken van persoonsgegevens voldoet aan de eisen inzake gegevensbescherming, van cruciaal belang is dat een duidelijk, welomschreven doel bestaat dat de voorgenomen bekendmaking beoogt te bereiken. Alleen met een duidelijk, welomschreven doel kan worden beoordeeld of de bekendmaking van de betrokken persoonsgegevens echt noodzakelijk en evenredig is (32).

48.

De EDPS meent daarom dat het doel en bijgevolg ook de noodzaak van deze maatregel niet duidelijk vaststaan. In de overwegingen van de Ratingbureauverordening wordt nergens ingegaan op deze kwesties. Is het algemeen nagestreefde doel de versterking van de afschrikkende werking, dan had de Commissie bijvoorbeeld moeten uitleggen waarom niet kon worden volstaan met zwaardere financiële of andere sancties (die verder gaan dan het openlijk aan de kaak stellen („naming en shaming”) van de overtreders).

49.

Bovendien had de Commissie minder indringende methoden in overweging moeten nemen, zoals een bekendmaking die beperkt blijft tot ratingbureaus of waarover per geval wordt beslist. Met name de laatste keuzemogelijkheid lijkt prima facie een evenrediger oplossing.

50.

De mogelijkheid om het geval te beoordelen rekening houdend met de specifieke omstandigheden maakt deze oplossing naar het oordeel van de EDPS echter evenrediger zodat deze optie de voorkeur geniet boven een verplichte bekendmaking in alle gevallen. Deze beoordelingsmarge kan bijvoorbeeld de ESMA vrijlaten om bekendmaking te voorkomen bij schendingen die minder ernstig zijn, die geen schade van betekenis veroorzaken, waarbij de betrokken partij zich coöperatief heeft opgesteld enz.

2.4.4.   De kwestie van passende waarborgen

51.

De Ratingbureauverordening had moeten voorzien in passende waarborgen om te zorgen voor een billijk evenwicht tussen de verschillende belangen die in het geding zijn. Ten eerste zijn er waarborgen nodig ten aanzien van het recht van de betrokken personen om bezwaar aan te tekenen en het vermoeden van onschuld. Wat dat betreft, had de Commissie in de tekst van artikel 36 quinquies een specifieke formulering moeten opnemen om de ESMA te verplichten passende maatregelen te nemen, zowel in het geval dat bezwaar kan worden aangetekend tegen het besluit, als in het geval dat dit besluit uiteindelijk nietig wordt verklaard door een rechter (33).

52.

Ten tweede moet de Ratingbureauverordening waarborgen dat de rechten van de betrokkenen op proactieve wijze in acht worden genomen. De EDPS stelt het op prijs dat de Ratingbureauverordening voorziet in de mogelijkheid om de bekendmaking uit te sluiten wanneer de betrokken partijen daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht. Een proactieve aanpak dient echter te impliceren dat de betrokkenen op voorhand ervan in kennis worden gesteld dat het besluit tot oplegging van een dwangsom zal worden bekendgemaakt, en dat hun overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 95/46/EG het recht wordt verleend op grond van zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen daartegen bezwaar aan te tekenen (34).

53.

Ten derde, hoewel de Ratingbureauverordening niet duidelijk aangeeft op welk medium de informatie moet worden bekendgemaakt, is het in de praktijk goed denkbaar dat de informatie op het internet wordt bekendgemaakt. Publicaties op het internet doen specifieke problemen en risico's rijzen die meer in het bijzonder verband houden met de noodzaak om de informatie niet langer online te houden dan nodig is en om te beletten dat de gegevens worden bewerkt of gewijzigd. Bij het gebruik van externe zoekmachines ontstaat ook het risico dat de informatie uit haar context wordt gelicht en via het internet of daarbuiten wordt verspreid op minder gemakkelijk te controleren wijzen (35).

54.

Gelet op hetgeen voorafgaat, is het noodzakelijk de ESMA te verplichten ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens van de betrokken personen slechts gedurende een redelijke tijdsperiode online blijven, waarna ze systematisch worden verwijderd (36). Voorts dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat passende veiligheidsmaatregelen en waarborgen worden vastgesteld, meer in het bijzonder ter bescherming tegen risico's in verband met het gebruik van externe zoekmachines (37).

2.4.5.   Conclusie betreffende openbaarmaking van informatie over dwangsommen

55.

De EDPS is van mening dat de verplichte bekendmaking van dwangsommen, zoals die nu wordt voorgesteld, niet strookt met de grondrechten op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. De wetgever dient de noodzaak van het voorgestelde systeem zorgvuldig te beoordelen en dient na te gaan of de bekendmakingsverplichting verder gaat dan wat nodig is om de nagestreefde doelstelling van algemeen belang te bereiken dan wel of diezelfde doelstelling met minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. Ongeacht de uitkomst van deze evenredigheidstoetsing moet de bekendmakingsverplichting hoe dan ook worden ondersteund door passende waarborgen om ervoor te zorgen dat het vermoeden van onschuld en het recht van bezwaar van de betrokken personen in acht wordt genomen, dat de gegevens afdoende worden beveiligd en nauwkeurig zijn en dat ze na een gepaste tijdsperiode worden verwijderd.

3.   CONCLUSIES

56.

De EDPS beveelt aan:

om in de Ratingbureauverordening een materiële bepaling in te voegen die luidt als volgt: „Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van deze verordening passen de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten de bepalingen toe van de nationale regels ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de ESMA in het kader van deze verordening voldoet de ESMA aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.”;

om specifieke waarborgen toe te voegen in artikel 34 van de Ratingbureauverordening, net als in artikel 23 van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik). In zijn advies over dit voorstel acht de EDPS het positief dat een dergelijke bepaling wordt gebruikt om te zorgen voor passende waarborgen, zoals een beoordeling per geval, het aantonen van de noodzaak van de doorgifte en het bestaan van een passend beschermingsniveau van persoonsgegevens in het derde land dat de persoonsgegevens ontvangt;

om duidelijk te specificeren welke categorieën vastleggingen van telefoon- en dataverkeer de ratingbureaus moeten bijhouden en/of overleggen aan de ESMA. Deze gegevens moeten adequaat, relevant en niet-buitensporig zijn naar verhouding van de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;

om uitdrukkelijk te vermelden dat rechtstreekse toegang tot de vastleggingen van telefoon- en dataverkeer van telecommunicatieaanbieders uitgesloten is;

om de toegang tot vastleggingen van telefoon- en dataverkeer te beperken tot specifiek geïdentificeerde en ernstige schendingen van de voorgestelde verordening en gevallen waarin een redelijk vermoeden (dat moet worden gestaafd door concreet initieel bewijs) bestaat dat er een schending is gebeurd;

om de noodzaak te beoordelen van het voorgestelde systeem voor de verplichte bekendmaking van dwangsommen en om zeker te stellen dat de bekendmakingsverplichting niet verder gaat dan wat nodig is om de nagestreefde doelstelling van algemeen belang te bereiken en dat diezelfde doelstelling niet met minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. Ongeacht de uitkomst van deze evenredigheidstoetsing moet de bekendmakingsverplichting hoe dan ook worden ondersteund door passende waarborgen om ervoor te zorgen dat het vermoeden van onschuld en het recht van bezwaar van de betrokken personen in acht wordt genomen, dat de gegevens afdoende worden beveiligd en nauwkeurig zijn en dat ze na een gepaste tijdsperiode worden verwijderd.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2012.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2011) 747.

(4)  Verordening (EU) nr. 513/2011, die op 1 juni 2011 in werking is getreden.

(5)  Zie met name artikelen 23 en 27 van de Ratingbureauverordening.

(6)  Zie ook recente EDPS-adviezen over het wetgevingspakket tot herziening van de bankwetgeving (punt 2.1), markten voor financiële instrumenten (MiFID/MiFIR) (punt 2.1) en marktmisbruik (punt 2.1).

(7)  Zie overwegingen 8, 33 en 34 van de Ratingbureauverordening.

(8)  COM(2011) 651.

(9)  De Ratingbureauverordening bevat bepalingen die de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten toestaan of verplichten onderling of met de ESMA gegevens uit te wisselen. Zo wordt met name in artikel 27 van de verordening bepaald dat de ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten elkaar voorzien van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening. Voorts verleent artikel 23 quater de ESMA de bevoegdheid om onderzoeken uit te voeren naar bij ratingactiviteiten betrokken personen en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten. Op grond van artikel 23 ter kan van deze natuurlijke personen ook worden verlangd dat zij de ESMA alle nodig geachte informatie verstrekken. Die bepalingen houden duidelijk in dat persoonsgegevens worden uitgewisseld ingevolge de Ratingbureauverordening.

(10)  Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), COM(2011) 651.

(11)  Zie het advies van de EDPS van 10 februari 2012 betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), COM(2011) 651.

(12)  Zie ook recente EDPS-adviezen over het wetgevingspakket tot herziening van de bankwetgeving (punt 2.2), markten voor financiële instrumenten (MiFID/MiFIR) (punt 2.8) en marktmisbruik (punt 2.5).

(13)  Zie ook recente EDPS-adviezen over markten voor financiële instrumenten (MiFID/MiFIR) (punt 2.3) en marktmisbruik (punt 2.3.2).

(14)  Artikel 23 quater, lid 5.

(15)  Zie artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2002/58/EG (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(16)  Zie artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2002/58/EG, „op voorwaarde dat de beperking in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en proportioneel is ter waarborging van de nationale veiligheid, d.w.z. de staatsveiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, of het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of van onbevoegd gebruik van het elektronische-communicatiesysteem als bedoeld in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG. Daartoe kunnen de lidstaten o.a. wetgevingsmaatregelen treffen om gegevens gedurende een beperkte periode te bewaren om de redenen die in dit lid worden genoemd (…)”.

(17)  Zie bijv., gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09, Volker und Markus Schecke GbR (C-92/09), Hartmut Eifert (C-92/09)/v. Land Hessen, nog niet gepubliceerd in Jurispr., punt 74.

(18)  Normaal gezien de werknemers aan wie het telefoon- en dataverkeer kan worden toegeschreven, alsmede de ontvangers en andere betrokken gebruikers.

(19)  Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16).

(20)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(21)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(22)  Voorstel van 30 april 2009 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen en tot wijziging van de Richtlijnen 2004/39/EG en 2009/65/EG, COM(2009) 207.

(23)  Voorstel van 15 september 2010 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps, COM(2010) 482.

(24)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkt, COM(2010) 726.

(25)  Zie bijvoorbeeld artikel 12, lid 2, van de marktmisbruikrichtlijn vermeld in voetnoot 20. Zie ook artikel 50 van de MiFID-richtlijn, vermeld in voetnoot 21.

(26)  De uitdrukking „vastleggingen van telefoon- en dataverkeer” kan uiteenlopende informatie omvatten, waaronder de duur, het tijdstip of het volume van een communicatie, het gebruikte protocol, de locatie van de eindapparatuur van de verzender of de ontvanger, het netwerk waarop de communicatie begint of eindigt, het begin, het einde of de duur van de verbinding of zelfs de lijst van bezochte websites en de inhoud van de communicatie zelf, indien deze wordt geregistreerd. Voor zover ze betrekking hebben op geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, vormen al deze gegevens persoonsgegevens.

(27)  Zie artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 95/46/EG en artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 45/2001. Er moet ook worden overwogen of er specifieke beschermingen kunnen worden ingevoerd om te voorkomen dat gegevens met betrekking tot oprecht privaat gebruik worden opgeslagen en verwerkt.

(28)  Zoals reeds aangehaald, vestigt de e-privacy-richtlijn het algemene beginsel dat verkeersgegevens moeten worden gewist of anoniem gemaakt zodra ze niet meer nodig zijn voor het doorzenden van de communicatie. Dergelijke gegevens mogen slechts worden verwerkt voor zover dat nodig is voor de facturering en voor interconnectiebetalingen. De verwerking is slechts toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen. Iedere afwijking van dit beginsel is slechts toegestaan wanneer deze in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en proportioneel is en dient voor specifieke doeleinden van nationale veiligheid, d.w.z. de staatsveiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, of het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of van onbevoegd gebruik van het elektronische communicatiesysteem.

(29)  COM(2011) 747.

(30)  Zie ook recente EDPS-adviezen over het wetgevingspakket tot herziening van de bankwetgeving (punt 2.4), markten voor financiële instrumenten (MiFID/MiFIR) (punt 2.5) en marktmisbruik (punt 2.6).

(31)  Gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09, Schecke, punten 56 tot en met 64.

(32)  Zie met betrekking tot dit punt eveneens het advies van de EDPS van 15 april 2011 over de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie (PB C 215 van 21.7.2011, blz. 13).

(33)  Zo kunnen de nationale autoriteiten bijvoorbeeld de volgende maatregelen in overweging nemen: de bekendmaking uitstellen totdat het bezwaar wordt afgewezen of, zoals gesuggereerd in het effectbeoordelingsverslag, duidelijk aangeven dat er nog steeds bezwaar tegen het besluit kan worden aangetekend en dat de betrokkene voor onschuldig wordt gehouden totdat het besluit definitief wordt, en een rectificatie bekendmaken wanneer het besluit nietig wordt verklaard door een rechter.

(34)  Zie het advies van de EDPS van 10 april 2007 over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB C 134 van 16.6.2007, blz. 1).

(35)  Zie met betrekking tot dit punt het door de Italiaanse toezichthouder voor gegevensbescherming gepubliceerde document „Personal Data As Also Contained in Records and Documents by Public Administrative Bodies: Guidelines for Their Processing by Public Bodies in Connection with Web-Based Communication and Dissemination”, dat kan worden geraadpleegd op de website van de Italiaanse toezichthouder voor gegevensbescherming, http://www.garanteprivacy.it/garante/doc.jsp?ID=1803707

(36)  Deze punten van zorg hebben ook te maken met het algemenere recht om te worden vergeten door onlinetoepassingen, waarvan de opname in het nieuwe wetgevingskader voor de bescherming van persoonsgegevens in behandeling is.

(37)  Deze maatregelen en waarborgen kunnen bijvoorbeeld erin bestaan de indexering van gegevens door middel van externe zoekmachines uit te sluiten.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/16


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6551 — Kellogg Company/Pringles Snack Business)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/03

Op 2 mei 2012 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32012M6551. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/16


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6516 — Sumitomo Mitsui Financial Group/RBS Aviation Capital Group)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/04

Op 4 mei 2012 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32012M6516. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/17


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6534 — Wienerberger/Pipelife International)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/05

Op 2 mei 2012 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32012M6534. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/17


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6527 — Rio Tinto/Richards Bay Minerals)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/06

Op 4 mei 2012 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32012M6527. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/18


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6518 — ESB NM/BPAEL/Heliex Power Limited)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/07

Op 3 mei 2012 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32012M6518. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/19


Kennisgeving aan de personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2011/782/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2012/256/GBVB van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 410/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, van toepassing zijn

2012/C 139/08

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen en entiteiten die genoemd worden in Bijlage I bij Besluit 2011/782/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2012/256/GBVB van de Raad (1) en in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 410/2012 van de Raad (2) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië.

De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de personen en entiteiten die in de bovengenoemde bijlagen voorkomen, moeten worden opgenomen in de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit 2011/782/GBVB en van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië. De redenen voor de opneming van de betrokken personen en entiteiten staan in de desbetreffende vermeldingen in die bijlagen.

De betrokken personen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten), als vermeld op de websites in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 36/2012, om toestemming te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 16 van de verordening).

De betrokken personen en entiteiten kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, via onderstaand adres een verzoek tot de Raad richten om het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

DG K Eenheid Coördinatie

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

Tevens worden de betrokken personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 126 van 15.5.2012, blz. 9.

(2)  PB L 126 van 15.5.2012, blz. 3.


Europese Commissie

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/20


Wisselkoersen van de euro (1)

14 mei 2012

2012/C 139/09

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2863

JPY

Japanse yen

102,64

DKK

Deense kroon

7,4333

GBP

Pond sterling

0,80000

SEK

Zweedse kroon

9,0020

CHF

Zwitserse frank

1,2010

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,5915

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,395

HUF

Hongaarse forint

291,77

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6975

PLN

Poolse zloty

4,3020

RON

Roemeense leu

4,4406

TRY

Turkse lira

2,3250

AUD

Australische dollar

1,2881

CAD

Canadese dollar

1,2911

HKD

Hongkongse dollar

9,9890

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6534

SGD

Singaporese dollar

1,6170

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 481,90

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,5421

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1325

HRK

Kroatische kuna

7,5163

IDR

Indonesische roepia

11 895,80

MYR

Maleisische ringgit

3,9644

PHP

Filipijnse peso

55,015

RUB

Russische roebel

39,0441

THB

Thaise baht

40,313

BRL

Braziliaanse real

2,5417

MXN

Mexicaanse peso

17,5580

INR

Indiase roepie

69,4150


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/21


Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/15/12

Programma „Jeugd in actie”

Systemen voor ondersteuning van jongeren — Subactie 4.3

Steun aan mobiliteit van jongerenwerkers

2012/C 139/10

1.   Doelstelling

Deze oproep heeft tot doel de mobiliteit en uitwisselingen van jongerenwerkers te stimuleren teneinde de verwerving van nieuwe vaardigheden en competenties te bevorderen en hun profiel als beroepsbeoefenaars op jeugdgebied te verrijken. Door het bevorderen van grensoverschrijdende leerervaringen op de lange termijn voor jongerenwerkers, richt deze nieuwe actie zich ook op het versterken van de capaciteiten van de bij het project betrokken instellingen, die zullen profiteren van de ervaring en de frisse blik die een jongerenwerker met een andere achtergrond meebrengt. Op die manier zal deze oproep het netwerken tussen jongereninstellingen in Europa verbeteren, en zal hij bijdragen aan de beleidsprioriteit om jongerenwerk te ondersteunen, te erkennen en te professionaliseren als een gemeenschappelijk Europees beleidsinstrument.

Deze oproep wordt gedaan om subsidies te verlenen aan projecten.

De doelstellingen van de oproep luiden als volgt:

jongerenwerkers kennis laten maken met een andere arbeidsomgeving in een ander land;

meer inzicht verwerven in de Europese dimensie van jongerenwerk;

de professionele, interculturele en taalkundige vaardigheden van jongerenwerkers verbeteren;

de uitwisseling van ervaringen met en benaderingen van jongerenwerk en niet-formeel onderwijs bevorderen;

bijdragen aan het ontwikkelen van sterkere en kwalitatief hoogwaardigere samenwerkingsverbanden tussen jongerenorganisaties in heel Europa;

de kwaliteit en de rol van jongerenwerk in Europa vergroten.

Prioriteiten

De voorkeur gaat uit naar projecten die de onderstaande prioriteiten het best weergeven:

i)

Permanente prioriteiten van het programma Jeugd in actie

participatie van jongeren;

culturele diversiteit;

Europees staatsburgerschap;

integratie van jongeren met minder kansen.

ii)

Jaarlijkse prioriteiten van het programma Jeugd in actie

jeugdwerkloosheid, armoede en marginalisering bestrijden;

ruimte voor initiatieven, creativiteit en ondernemerschap, inzetbaarheid;

sport- en buitenactiviteiten op lokaal niveau;

wereldwijde uitdagingen op het gebied van het milieu en klimaatverandering.

2.   Organisaties die voor subsidie in aanmerking komen

Voorstellen kunnen alleen worden ingediend door non-profitorganisaties. Het kan gaan om:

niet-gouvernementele organisaties (ngo's);

op jeugdgebied actieve Europese organen (engo's) die ledenorganisaties hebben in ten minste acht (8) programmalanden van het programma Jeugd in actie;

overheidsorganen op regionaal of lokaal niveau.

Dit geldt voor zowel aanvragers als partnerorganisaties.

Gegadigden moeten — op het moment dat is aangegeven als de uiterste termijn voor het indienen van voorstellen — gedurende ten minste twee (2) jaar wettelijk zijn geregistreerd in een van de programmalanden.

De programmalanden zijn:

de lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden (1);

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA): IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.

kandidaat-lidstaten waarvoor een pretoetredingsstrategie is aangenomen, in overeenstemming met de algemene beginselen en voorwaarden die zijn vastgelegd in de kaderovereenkomsten die met deze landen zijn gesloten voor hun deelname aan communautaire programma's: Kroatië en Turkije.

Projecten moeten gebaseerd zijn op een hecht samenwerkingsverband tussen twee (2) partners uit twee (2) verschillende programmalanden, waarvan er ten minste één (1) lidstaat van de EU is, die respectievelijk optreden als zendende en ontvangende organisatie van de bij het project betrokken jongerenwerker(s).

Een van de twee partners vervult de rol van coördinerende organisatie en dient namens beide organisaties de aanvraag in bij het Uitvoerend Agentschap.

In het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen mag een en dezelfde aanvrager niet meer dan één projectvoorstel indienen.

3.   In aanmerking komende acties en deelnemers

Het project moet activiteiten zonder winstoogmerk op het gebied van jongereneducatie en niet-formeel onderwijs omvatten.

De projecten moeten starten tussen 1 november 2012 en 1 april 2013.

De projecten hebben een looptijd van maximaal 12 maanden. De mobiliteit moet minimaal 2 maanden en maximaal 6 maanden duren.

Deelnemers aan deze oproep tot het indienen van voorstellen moeten professionele jongerenwerkers zijn die legaal in een van de programmalanden van het programma Jeugd in actie verblijven. Het gaat hierbij om zowel bezoldigde werknemers als ervaren vrijwilligers die werkzaam zijn binnen niet-gouvernementele organisaties of lokale of regionale overheidsorganen op jeugdgebied. Er geldt geen leeftijdsgrens voor deelname.

Om ervoor te zorgen dat zowel de afzonderlijke deelnemer(s) als hun zendende en ontvangende organisaties optimaal profiteren van het leermobiliteitsproject, is minimaal twee jaar relevante en aantoonbare beroepservaring op het gebied van jongerenwerk vereist.

Jongerenwerkers moeten een duidelijke, regelmatige, gestructureerde en stabiele samenwerking met hun zendende organisatie hebben. Hun gegevens moeten op het aanvraagformulier worden vermeld.

Projecten moeten de individuele mobiliteit ondersteunen van maximaal twee (2) jongerenwerkers. Wanneer twee jongerenwerkers bij het project betrokken zijn, moet het project gebaseerd zijn op het wederkerigheidsbeginsel, d.w.z. er moet een wederzijdse uitwisseling van jongerenwerkers tussen beide partnerorganisaties plaatsvinden. Dit stelt partners in staat hun personele bezetting stabiel te houden.

Jongerenwerkers die op vrijwillige basis actief zijn, moeten aantonen dat ze een hechte band en een regelmatige, gestructureerde en duurzame samenwerking met hun zendende organisatie hebben.

Deze oproep richt zich niet op jonge vrijwilligers die af en toe voor een jongerenorganisatie of overheidsorgaan werken.

4.   Gunningscriteria

In aanmerking komende aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

Relevantie ten opzichte van de doelstellingen en de prioriteiten van het programma Jeugd in actie en van de oproep tot het indienen van voorstellen (25 %)

In dit verband worden de volgende aspecten beoordeeld:

a)

het project beantwoordt aan de algemene doelstellingen en prioriteiten van het programma Jeugd in actie;

b)

het project beantwoordt aan de specifieke doelstellingen en prioriteiten van deze oproep tot het indienen van voorstellen.

Kwaliteit van het project en van de in het kader daarvan gebruikte werkmethoden (60 %)

In dit verband worden de volgende aspecten beoordeeld:

a)

de hoge kwaliteit van het werkprogramma als het gaat om inhoud en methodologie (waaronder de kwaliteit van de voorbereidings- en evaluatiefasen), duidelijkheid, consistentie, innovatieve aspecten en Europese dimensie. De onderlinge samenhang van de activiteitenprogramma's wanneer twee jongerenwerkers bij het project betrokken zijn;

b)

de kwaliteit van het samenwerkingsverband, en met name de duidelijkheid van de taken, de beschrijving van de huidige rol van de partners in de samenwerking, de ervaring en motivatie van de partners om het project op te zetten en jongerenwerk verder te ontwikkelen. De betrokkenheid van de partners om de deelnemers op passende wijze te ondersteunen;

c)

de actieve betrokkenheid van jongerenwerkers bij het beschrijven van het project;

d)

de impact en relevantie van het project voor de beroepsvaardigheden van de deelnemers, evenals voor de capaciteitsvorming van de betrokken partners (bijv. sterkere betrokkenheid bij internationale activiteiten of verdere ontwikkeling van jongerenwerk);

e)

de gebleken meerwaarde van het project voor de betrokken structuren;

f)

de zichtbaarheid van het project en de kwaliteit van maatregelen die tot doel hebben de resultaten van het project onder de aandacht te brengen en te exploiteren;

g)

het multipliereffect van het project, de levensvatbaarheid op lange termijn en of het duurzame samenwerking, aanvullende activiteiten of langdurige voordelen voor de betreffende partners en deelnemers met zich meebrengt;

h)

een begroting die in overeenstemming is met de in het werkprogramma geplande activiteiten.

Profiel van bij het project betrokken promotors/deelnemers (15 %)

In dit verband worden de volgende aspecten beoordeeld:

a)

betrokkenheid van promotors en/of deelnemers die werken met kansarme of werkloze jongeren;

b)

motivatie van de jongerenwerker(s) om deel te nemen aan het mobiliteitsproject, bij te dragen aan de activiteiten van de ontvangende organisatie en om bij hun terugkeer in eigen land bekendheid te geven aan de leerresultaten van het project.

5.   Begroting

De totale begroting voor de medefinanciering van projecten in het kader van deze oproep wordt geraamd op 1 000 000 EUR.

De maximumsubsidie bedraagt 25 000 EUR.

Het Agentschap behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare financiële middelen toe te kennen. Het Agentschap zal bij het selecteren van de projecten proberen een evenwichtige geografische vertegenwoordiging te bereiken, maar zal zich met betrekking tot het vaststellen van het aantal gefinancierde projecten per land ook en vooral laten leiden door de kwaliteit van de projecten.

6.   Uiterste termijn voor het indienen van aanvragen

De subsidieaanvragen moeten worden opgesteld in een van de officiële EU-talen, met gebruikmaking van het daarvoor bestemde elektronische formulier.

De formulieren zijn verkrijgbaar op het volgende internetadres:

http://eacea.ec.europa.eu/youth/index_en.htm

Het volledig ingevulde elektronische aanvraagformulier moet worden ingediend vóór 12:00 uur ('s middags, Brusselse tijd) op 3 september 2012.

Daarnaast moet op 3 september 2012 een papieren versie van de aanvraag zijn verzonden naar het volgende adres:

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

Programma „Jeugd in actie” — EACEA/15/12

BOUR 4/029

Bourgetlaan 1

1140 Brussel

BELGIË

per post (het poststempel dient als bewijs van de datum),

door een koeriersdienst, waarbij de datum van ontvangst door de koeriersdienst geldt als bewijs voor de datum van verzending (een kopie van het ontvangstbewijs met vermelding van de afgiftedatum moet worden ingesloten bij het aanvraagformulier).

Aanvragen die worden verzonden per fax of e-mail worden niet geaccepteerd.

7.   Meer informatie

De aanvragen moeten voldoen aan de bepalingen van de richtlijnen voor aanvragers — Oproep tot het indienen van voorstellen EACEA 15/12, worden ingediend met behulp van het daarvoor bedoelde aanvraagformulier, en de vereiste bijlagen bevatten.

Deze documenten zijn te vinden op het volgende internetadres:

http://eacea.ec.europa.eu/youth/index_en.htm


(1)  Personen uit de landen en gebieden overzee (LGO's), en waar van toepassing de relevante publieke en/of particuliere instellingen en organen in een LGO, komen in aanmerking voor steun uit hoofde van het programma Jeugd in actie, afhankelijk van de voorschriften van het programma en de regelingen die gelden in de lidstaat waarmee zij verbonden zijn. De desbetreffende LGO's staan vermeld in bijlage 1A van Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) PB L 314 van 30.11.2001, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:2001D0822:20011202:NL:PDF


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/25


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6579 — Mitsubishi Corporation/Development Bank of Japan INC/DVB Bank SE/TES Holdings LTD)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/11

1.

Op 3 mei 2012 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Mitsubishi Corporation („MC”, Japan), Development Bank of Japan („DBJ”, Japan) en DVB Bank („DVB”, Duitsland), die onder zeggenschap staat van DZB Group („DZB”, Duitsland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over TES Holdings Ltd. en haar dochterondernemingen („TES”, Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

MC: algemene handelsactiviteiten in verschillende sectoren, met name energie, metalen, machinebouw, chemicaliën, levensmiddelen en algemene goederen,

DBJ: financiële diensten, met name geïntegreerde beleggings- en leningdiensten, alsook adviesverlening,

DVB: financiële diensten, meer bepaald de financiering van internationaal vervoer, met name geïntegreerde financiële oplossingen en adviesverlening op het gebied van scheepvaart, luchtvaart en landvervoer,

DZB: centrale instelling voor een Duits financieel netwerk van coöperatieve banken („Volksbanken Raiffeisenbanken”) en bankdiensten voor bedrijven,

TES: beheer van vliegtuigmotoren, verhuur van gebruikte vliegtuigmotoren op korte termijn („stub leasing”) en verkoop van vliegtuigonderdelen en -materiaal.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6579 — Mitsubishi Corporation/Development Bank of Japan INC/DVB Bank SE/TES Holdings LTD, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


15.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6565 — Elior Concessions SA/Áreas Iberoamericana SL — Áreas SA)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 139/12

1.

Op 4 mei 2012 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Elior Concessions SA („Elior”, Frankrijk), die onder zeggenschap staat van Charterhouse Capital Partners LLP („Charterhouse”, Verenigd Koninkrijk), en Robert Zolade, een Franse burger, in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgen over Áreas Iberoamericana SL (Spanje) en uiteindelijk over Áreas SA („Áreas”, Spanje), een volle dochteronderneming van Áreas Iberoamericana SL, die voorheen onder de gezamenlijke zeggenschap stond van Elior en Emesa SL („Emesa”, Spanje) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Elior: dochteronderneming van Elior SCA, die een houdstermaatschappij is aan het hoofd van Elior Group. Zij is hoofdzakelijk actief in de voedingsdienstensector, meer bepaald in de cateringsector, en verleent cateringdiensten aan ondernemingen, scholen, universiteiten, ziekenhuizen en bejaardentehuizen. Elior houdt zich in mindere mate ook bezig met faciliteitenbeheer, reisbureaus en distributiediensten. Haar bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot verschillende Europese landen, alsook Latijns-Amerika en de Verenigde Staten. Via haar zusteronderneming Elior Restauration & Services SA verleent zij ook cateringdiensten in Spanje onder de merknaam „Serunión”,

Charterhouse: maakt deel uit van een concern dat aandelenkapitaal verstrekt en fondsbeheerdiensten verleent,

Robert Zolade: Franse investeerder,

Emesa: Spaanse onderneming die verschillende diensten verleent, met name vastgoeddiensten, medische diensten en adviesverlening,

Áreas Iberoamericana: houdstermaatschappij die zeggenschap heeft over Áreas en geen eigen marktactiviteiten verricht,

Áreas: moedermaatschappij van een concern dat hoofdzakelijk concessiecateringdiensten aanbiedt. Haar faciliteiten zijn gevestigd in luchthavens en spoorwegstations, op snelwegen en autowegen, in warenhuizen en op kermissen.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6565 — Elior Concessions SA/Áreas Iberoamericana SL — Áreas SA, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).