ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.048.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 48

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
18 februari 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Centrale Bank

2012/C 048/01

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 10 februari 2012 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Bank of Greece (ECB/2012/1)

1

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2012/C 048/02

Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt

2

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2012/C 048/03

Kennisgeving ter attentie van de personen, entiteiten en lichamen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2012/97/GBVB van de Raad, van toepassing zijn

13

 

Europese Commissie

2012/C 048/04

Wisselkoersen van de euro

14

2012/C 048/05

Advies van het Adviescomite voor mededingingsregelingen en machtspositie uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2011 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.605 — CRT Glas — Rapporteur: Nederland

15

2012/C 048/06

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — COMP/39.605 — CRT Glas

16

2012/C 048/07

Samenvatting van een besluit van de Commissie van 19 oktober 2011 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/39.605 — CRT Glas) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 7436 definitief)  ( 1 )

18

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2012/C 048/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6499 — FCC/Mitsui Renewable Energy/FCC Energia) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

20

2012/C 048/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6468 — Forfarmers/Hendrix) ( 1 )

22

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2012/C 048/10

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

23

2012/C 048/11

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

28

2012/C 048/12

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Centrale Bank

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 10 februari 2012

aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Bank of Greece

(ECB/2012/1)

2012/C 48/01

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 27.1,

Overwegende:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants, die op aanbeveling van de raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie.

(2)

Het mandaat van de externe accountants van de Bank of Greece zal eindigen na de audit van het boekjaar 2011. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2012 externe accountants te benoemen.

(3)

De Bank of Greece heeft KPMG Certified Auditors A.E. als externe accountants geselecteerd voor de boekjaren 2012 tot en met 2016,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Het verdient aanbeveling dat KPMG Certified Auditors A.E. wordt benoemd tot de externe accountants van de Bank of Greece voor de boekjaren 2012 tot en met 2016.

Gedaan te Frankfurt am Main, 10 februari 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/2


Advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt

2012/C 48/02

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16,

Gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7 en 8,

Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

Gezien het verzoek om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.   INLEIDING

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 29 augustus 2011 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (hierna: „het voorstel” of „de voorgestelde verordening”) (3). Het voorstel werd op dezelfde dag naar de EDPS verstuurd voor advies

2.

Voor de goedkeuring van het voorstel werd de EDPS in de gelegenheid gesteld informele opmerkingen te maken, terwijl hij daarvoor reeds de mogelijkheid had om dit te doen met betrekking tot de mededeling van de Commissie „Een beter bestuur van de interne markt door meer bestuurlijke samenwerking: Een uitbreidings- en ontwikkelingsstrategie voor het Informatiesysteem interne markt (IMI)” (4), die aan het voorstel voorafging. Tal van deze opmerkingen zijn in het voorstel in aanmerking genomen, zodat de gegevensbeschermingsmaatregelen in het voorstel zijn versterkt.

3.

De EDPS waardeert dat de Commissie hem formeel heeft geraadpleegd en dat een verwijzing naar dit advies is opgenomen in de preambule van het voorstel.

1.2.   Doelstellingen en toepassingsgebied van het voorstel

4.

Het Informatiesysteem interne markt (IMI) is een IT-instrument waarmee de bevoegde autoriteiten uit de lidstaten onderling informatie kunnen uitwisselen bij de toepassing van de wetgeving over de interne markt. Het IMI biedt de nationale, regionale en lokale autoriteiten in de lidstaten van de EU de mogelijkheid snel en gemakkelijk met instanties in andere Europese landen te communiceren. Hierbij worden ook relevante persoonsgegevens, waaronder gevoelige gegevens, verwerkt.

5.

Het IMI werd oorspronkelijk opgezet als instrument voor één-op-één-uitwisselingen van gegevens uit hoofde van de Richtlijn beroepskwalificaties (5) en de Dienstenrichtlijn (6). Met behulp van het IMI kunnen de gebruikers vaststellen welke autoriteit in een andere lidstaat bevoegd is en vervolgens met deze autoriteit communiceren via vooraf vertaalde standaardvragen en -antwoorden (7).

6.

Het is echter de bedoeling om van het IMI een flexibel, horizontaal systeem te maken dat op tal van gebieden van de internemarktwetgeving een ondersteunende rol kan spelen. Er wordt beoogd het gebruik van dit instrument geleidelijk aan uit te breiden en het in de toekomst ook op andere terreinen van het EU-recht in te zetten.

7.

Tevens wordt beoogd de functionaliteiten van het IMI uit te breiden. Naast de één-op-één-uitwisseling van informatie zijn nieuwe functionaliteiten gepland of reeds ingevoerd, zoals „kennisgevingsprocedures, waarschuwingsmechanismen, regelingen voor wederzijdse bijstand en probleemoplossing” (8) en „een geheugen met informatie […] als toekomstige referentiebron voor IMI-actoren” (9). Bij vele van deze functionaliteiten, maar niet alle, kan het zijn dat persoonsgegevens worden verwerkt.

8.

Het voorstel is erop gericht te voorzien in een duidelijke rechtsgrondslag en een uitgebreid gegevensbeschermingskader voor het IMI.

1.3.   Achtergrond van het voorstel: een stapsgewijze aanpak voor de invoering van een uitgebreid gegevensbeschermingskader voor het IMI

9.

In het voorjaar van 2007 verzocht de Europese Commissie de Groep gegevensbescherming van artikel 29 (WP29) om een advies over de implicaties van het IMI op het gebied van gegevensbescherming. De WP29 bracht haar advies op 20 september 2007 uit (10). In dit advies werd de Commissie aanbevolen de gegevensuitwisseling binnen het IMI van een duidelijker rechtsgrond te voorzien en in dit verband specifieke waarborgen voor de gegevensbescherming te bieden. De EDPS nam actief deel aan de werkzaamheden van de subgroep IMI en onderschreef de conclusies uit het advies van de WP29.

10.

Daarna heeft de EDPS de Commissie verder geadviseerd over de vraag hoe stapsgewijs voor een sterker gegevensbeschermingskader voor het IMI kan worden gezorgd (11). In het verdere verloop van deze samenwerking en sinds zijn advies van 22 februari 2008 over de invoering van het IMI (12) heeft de EDPS consequent aangedrongen op de vaststelling van een nieuw wetgevingsinstrument volgens de gewone wetgevingsprocedure, teneinde een sterker gegevensbeschermingskader voor het IMI tot stand te brengen en voor meer rechtszekerheid te zorgen. De Commissie heeft nu een voorstel voor een dergelijk wetgevingsinstrument ingediend (13).

2.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

2.1.   Algemeen standpunt van de EDPS ten aanzien van het voorstel en de belangrijkste aandachtspunten bij de wettelijke regeling van het IMI

11.

De EDPS staat over het algemeen positief tegenover het IMI. De EDPS steunt de doelstelling van de Commissie om een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling op te zetten en de daarmee verband houdende gegevensbeschermingsaspecten te regelen. Een dergelijk gestroomlijnd systeem maakt niet alleen een efficiëntere samenwerking mogelijk, maar kan ook zorgen voor een consequentere naleving van de toepasselijke wetgeving op het gebied van gegevensbescherming indien een duidelijk kader wordt geschapen dat bepaalt welke informatie met wie en onder welke omstandigheden mag worden uitgewisseld.

12.

De EDPS is tevens verheugd dat de Commissie voor de invoering van het IMI een horizontaal wetgevingsinstrument in de vorm van een verordening van het Europees Parlement en de Raad voorstelt. Hij is ingenomen met het feit dat in het voorstel zeer uitvoerig wordt ingegaan op de belangrijkste gegevensbeschermingskwesties in verband met het IMI. Zijn opmerkingen moeten tegen deze positieve achtergrond worden gelezen.

13.

Niettemin waarschuwt de EDPS dat de invoering van een gecentraliseerd systeem voor verschillende gebieden van bestuurlijke samenwerking ook risico’s inhoudt. Hiertoe behoort bijvoorbeeld het risico dat meer gegevens worden uitgewisseld of gegevens op grotere schaal worden uitgewisseld dan strikt noodzakelijk is voor een efficiënte samenwerking, en dat gegevens, waaronder mogelijk ook achterhaalde en onnauwkeurige gegevens, langer in het systeem opgeslagen blijven dan nodig is. Ook de beveiliging van een in 27 lidstaten toegankelijke databank is een netelige kwestie, omdat het systeem niet veiliger is dan zijn zwakste schakel.

Belangrijkste aandachtspunten

14.

Met betrekking tot het in het voorstel beoogde wettelijk kader voor het IMI wijst de EDPS op twee belangrijke aandachtspunten:

de noodzaak om, met inachtneming van bestaande verschillen, voor samenhang te zorgen, en

de noodzaak om het juiste evenwicht te vinden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

15.

Deze twee kwesties vormen belangrijke referentiepunten en zijn voor een groot deel bepalend voor de benadering die de EDPS in dit advies volgt.

Samenhang ondanks verschillen

16.

Ten eerste is het IMI een systeem dat in 27 lidstaten wordt gebruikt. Bij de huidige stand van de harmonisatie van de Europese wetgeving is er nog altijd sprake van grote verschillen tussen de administratieve procedures van de lidstaten en tussen de nationale gegevensbeschermingswetten. De opzet van het IMI moet waarborgen dat de gebruikers in elk van de 27 lidstaten hun nationale wetgeving, ook die op het gebied van gegevensbescherming, kunnen naleven wanneer zij via het IMI persoonsgegevens uitwisselen. Tevens moeten betrokkenen wier gegevens via dit instrument worden verwerkt, ervan op aan kunnen dat hun gegevens te allen tijde beschermd zijn, ook wanneer deze via het informatiesysteem worden doorgegeven naar een andere lidstaat. Zorgen voor de nodige samenhang, met inachtneming van alle bestaande verschillen, moet een centraal aandachtspunt zijn bij de opbouw van zowel de technische als de wettelijke infrastructuur van het IMI. De gegevensverwerkingsactiviteiten in het kader van het IMI moeten transparant zijn, en de verantwoordelijkheden voor de besluitvorming over de opzet van het systeem, voor het dagelijkse onderhoud en het dagelijks gebruik ervan en voor het toezicht erop, moeten duidelijk worden afgebakend.

Evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid

17.

Ten tweede is het IMI, anders dan andere grootschalige IT-systemen, zoals het Schengeninformatiesysteem, het visuminformatiesysteem, het douane-informatiesysteem of Eurodac, die alle zijn toegesneden op samenwerking op een specifiek, duidelijk omlijnd gebied, een horizontaal instrument voor informatieuitwisseling dat kan worden gebruikt om de informatieuitwisseling op tal van beleidsgebieden te vergemakkelijken. Het is de bedoeling dat het IMI zich gaandeweg zal uitstrekken tot steeds meer beleidsgebieden en dat ook de functionaliteiten van het systeem worden uitgebreid en zo in de toekomst betrekking kunnen hebben op vormen van administratieve samenwerking die thans nog niet nader zijn ingevuld. Op grond van deze bijzondere kenmerken van het IMI is het moeilijker de functionaliteiten van het systeem en de vormen van gegevensuitwisseling die in het kader ervan zullen plaatsvinden, duidelijk te omschrijven. Daarom is het ook moeilijker om precies aan te geven welke waarborgen voor de gegevensbescherming vereist zijn.

18.

De EDPS erkent dat er behoefte bestaat aan een flexibel systeem en hij neemt nota van de wens van de Commissie om de verordening toekomstvast te maken. Dit mag er echter niet toe leiden dat de functionaliteiten van het systeem en de waarborgen voor de gegevensbescherming die uiteindelijk worden ingevoerd, minder duidelijkheid of rechtszekerheid bieden. Waar mogelijk moet het voorstel derhalve meer specifieke regels bevatten en mag het zich niet beperken tot een herhaling van de algemene gegevensbeschermingsbeginselen die in Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn neergelegd (14).

2.2.   Toepassingsgebied van het IMI en geplande uitbreiding (artikelen 3 en 4)

2.2.1.   Inleiding

19.

De EDPS is verheugd dat het voorstel een duidelijk definitie bevat van het huidige toepassingsgebied van het IMI en dat in bijlage I de toepasselijke wetgevingshandelingen van de Unie zijn opgesomd op basis waarvan informatie kan worden uitgewisseld. Zo is een uitwisseling mogelijk in het kader van administratieve samenwerking op grond van specifieke bepalingen van de Richtlijn beroepskwalificaties, de Dienstenrichtlijn en de Richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (15).

20.

Aangezien het de bedoeling is dat het toepassingsgebied van het IMI in de toekomst wordt uitgebreid, zijn in bijlage II de gebieden opgenomen waarop het IMI mogelijk zal worden gebruikt. Elementen uit bijlage II kunnen, na uitvoering van een effectbeoordeling, door middel van een door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handeling worden verplaatst naar bijlage I (16).

21.

De EDPS staat positief tegenover deze methode, omdat i) het toepassingsgebied van het IMI er duidelijk door wordt afgebakend, ii) transparantie wordt verzekerd, en iii) het systeem tegelijkertijd flexibel genoeg is voor gevallen waarin het later ook voor nieuwe informatie-uitwisseling wordt gebruikt. Bovendien zal geen informatie via het IMI kunnen worden uitgewisseld zonder dat i) dit toegestaan of voorgeschreven wordt op een adequate, specifieke rechtsgrondslag van de interne markt (17), en ii) die rechtsgrondslag in bijlage I bij de verordening staat vermeld.

22.

Toch bestaat er nog steeds onzekerheid omtrent het toepassingsgebied van het IMI, namelijk wat betreft de beleidsgebieden waartoe het IMI zich kan uitstrekken en wat betreft de functionaliteiten die in het IMI kunnen worden geïntegreerd.

23.

Ten eerste kan niet worden uitgesloten dat het toepassingsgebied van het IMI wordt uitgebreid tot andere dan de in de bijlagen I en II genoemde beleidsgebieden. Dit kan het geval zijn indien niet een gedelegeerde handeling van de Commissie, maar een door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde handeling voorziet in het gebruik van het IMI voor bepaalde soorten gegevensuitwisselingen in gevallen die niet door bijlage II zijn gedekt (18).

24.

Ten tweede zijn voor de uitbreiding van het toepassingsgebied tot nieuwe beleidsgebieden weliswaar in sommige gevallen weinig of geen wijzigingen in de bestaande functionaliteiten van het systeem vereist (19), maar voor de uitbreiding tot andere gebieden is het wellicht wel nodig om nieuwe en andere functionaliteiten in te voeren of de bestaande ingrijpend te wijzigen:

hoewel in het voorstel naar een aantal bestaande of geplande functionaliteiten wordt verwezen, zijn deze verwijzingen vaak niet duidelijk en gedetailleerd genoeg. Dit geldt, in meer of mindere mate, voor waarschuwingsmechanismen, externe partijen, geheugens, regelingen voor wederzijdse bijstand en probleemoplossing (20). Om een voorbeeld te noemen: de term „waarschuwingsmechanismen”, die naar een belangrijke bestaande functionaliteit verwijst, komt slechts één keer, in overweging 10, voor;

overeenkomstig de voorgestelde verordening is het mogelijk om nieuwe soorten functionaliteiten in te voeren die in het voorstel in het geheel niet worden genoemd;

het IMI werd tot dusver beschreven als IT-instrument voor de uitwisseling van informatie (zie bijv. artikel 3 van het voorstel). Sommige functionaliteiten die in het voorstel worden genoemd, zoals de functie „geheugen met informatie”, gaan blijkbaar verder. De voorgestelde verlenging van de bewaartermijnen tot vijf jaar duidt ook op een ontwikkeling in de richting van een gegevensbank. Hierdoor zou het IMI een fundamenteel ander karakter krijgen (21).

2.2.2.   Aanbevelingen

25.

Om deze onzekerheden weg te nemen stelt de EDPS een tweeledige aanpak voor. Hij stelt ten eerste voor dat de functionaliteiten die nu reeds te voorzien zijn, worden verduidelijkt en nader worden ingevuld, en ten tweede dat passende procedurele waarborgen worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat ook bij de toekomstige ontwikkeling van het IMI zorgvuldig rekening wordt gehouden met de gegevensbescherming.

Verduidelijking van bestaande en te voorziene functionaliteiten (bijv. één-op-één-uitwisselingen, waarschuwingsmechanismen, geheugens, probleemoplossing en externe partijen)

26.

De EDPS beveelt aan om in de verordening meer specifiek in te gaan op de reeds vaststaande functionaliteiten, bijvoorbeeld in het geval van de in de bijlagen I en II bedoelde informatie-uitwisselingen.

27.

Zo zou kunnen worden voorzien in meer specifieke en duidelijkere maatregelen voor de integratie van Solvit (22) in het IMI (bepalingen inzake „externe partijen” en „probleemoplossing”) en voor lijsten van beroepsbeoefenaren en dienstverleners (bepalingen inzake „geheugens”).

28.

Daarnaast is een verduidelijking nodig met betrekking tot „waarschuwingsmechanismen”, waarvan reeds op basis van de Dienstenrichtlijn gebruik wordt gemaakt en die mogelijk ook voor andere beleidsgebieden zullen worden ingevoerd. Met name dient de functionaliteit van het bedoelde „waarschuwingsmechanisme” in artikel 5 nader te worden omschreven (evenals ander functionaliteiten, zoals één-op-één-uitwisseling van informatie en geheugens). Het recht van toegang tot en de bewaartermijn van waarschuwingen moet eveneens worden verduidelijkt (23).

Procedurele waarborgen (gevolgen voor de gegevensbescherming en raadpleging van gegevensbeschermingsautoriteiten)

29.

Indien wordt beoogd de verordening toekomstvast te maken met betrekking tot aanvullende functionaliteiten die op de lange termijn noodzakelijk mochten blijken en daarom de invoering van aanvullende functionaliteiten mogelijk te maken die nog niet in de verordening zijn omschreven, moet hierbij wel worden gezorgd voor adequate procedurele waarborgen om zeker te stellen dat passende maatregelen worden getroffen om de nodige waarborgen voor de gegevensbescherming te implementeren voordat die nieuwe functionaliteiten worden toegepast. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding tot nieuwe beleidsgebieden wanneer deze gevolgen heeft voor de gegevensbescherming.

30.

De EDPS adviseert om een duidelijk mechanisme in te stellen dat ervoor zorgt dat voor elke uitbreiding van functionaliteiten of uitbreidingen tot nieuwe beleidsgebieden de implicaties voor de gegevensbescherming zorgvuldig worden geëvalueerd en dat zo nodig extra waarborgen of technische maatregelen worden ingevoerd in de structuur van het IMI. Het gaat met name om de volgende aanbevelingen:

de uitvoering van de op bladzijde 8 van de toelichting bij het voorstel bedoelde effectbeoordeling dient specifiek te worden voorgeschreven in de tekst van de verordening zelf en moet ook een beoordeling van de gevolgen voor de gegevensbescherming omvatten, waarin specifiek moet worden aangegeven welke wijzigingen in de opzet van het IMI eventueel noodzakelijk zijn om te verzekeren dat het systeem de nodige waarborgen voor de gegevensbescherming biedt, ook voor nieuwe beleidsgebieden en/of functionaliteiten;

in de verordening dient specifiek te worden bepaald dat de EDPS en de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten vóór elke uitbreiding van het IMI moeten worden geraadpleegd. Deze raadpleging kan plaatsvinden via het in artikel 20 bedoelde mechanisme voor gecoördineerd toezicht.

31.

Deze procedurele waarborgen (effectbeoordeling uit een oogpunt van gegevensbescherming en raadpleging) moeten van toepassing zijn op zowel de uitbreiding van het toepassingsgebied van het IMI via een gedelegeerde handeling van de Commissie (verplaatsing van bijlage II naar bijlage I) als op een uitbreiding via een verordening van het Europees Parlement en de Raad die in een element voorziet dat niet is opgenomen in bijlage II.

32.

Ten slotte beveelt de EDPS aan dat in de verordening wordt verduidelijkt of de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens artikel 23 kan vaststellen, naast de overheveling van elementen van bijlage II naar bijlage I nog betrekking kunnen hebben op andere zaken. Indien mogelijk dient de Commissie in de verordening de bevoegdheid te worden verleend om specifieke uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen vast te stellen om aanvullende functionaliteiten van het systeem nader te omschrijven of vraagstukken op het gebied van gegevensbescherming te regelen die zich mogelijk in de toekomst zullen voordoen.

2.3.   Rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (artikelen 7 t/m 9)

33.

De EDPS is verheugd dat een volledig hoofdstuk (hoofdstuk II) van de verordening is gewijd aan de verduidelijking van de uiteenlopende taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen die bij het IMI zijn betrokken. De desbetreffende bepalingen kunnen verder worden versterkt zoals hieronder aangegeven.

34.

In artikel 9 worden de verantwoordelijkheden beschreven die voortvloeien uit de rol van de Commissie als controleur. De EDPS beveelt aan om een aanvullende bepaling op te nemen waarin wordt vastgelegd dat de Commissie erop moet toezien dat bij de opzet van het systeem het beginsel van ingebouwde privacy in acht wordt genomen en dat zij een coördinerende rol moet spelen op het gebied van gegevensbescherming.

35.

De EDPS is verheugd dat in de opsomming van de taken van de IMI-coördinatoren in artikel 7 nu ook coördinerende taken die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens worden genoemd, waartoe ook behoort dat zij als contactpunt fungeren voor de Commissie. De EDPS adviseert te verduidelijken dat tot deze coördinerende taken ook het onderhouden van contacten met de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming behoort.

2.4.   Toegangsrechten (artikel 10)

36.

Artikel 10 voorziet in waarborgen met betrekking tot het recht van toegang tot het IMI. De EDPS is verheugd dat deze bepalingen naar aanleiding van zijn opmerkingen aanzienlijk zijn versterkt.

37.

Gezien het horizontale karakter van het IMI en de beoogde uitbreiding ervan moet ervoor worden gezorgd dat het systeem garandeert dat „Chinese muren” worden toegepast waardoor de informatie die op een bepaald beleidsgebied wordt verwerkt, van de andere gebieden wordt gescheiden: de IMI-gebruikers mogen i) alleen gegevens opvragen voor zover kennis van deze informatie onontbeerlijk is („need-to-know”) en ii) alleen toegang hebben tot gegevens op één beleidsgebied.

38.

Indien het onvermijdelijk is dat een IMI-gebruiker het recht op toegang tot gegevens op meerdere beleidsgebieden wordt verleend (wat mogelijk het geval is bij bepaalde lokale overheidsinstanties) moet ten minste worden gewaarborgd dat het systeem het niet toelaat dat gegevens afkomstig uit verschillende beleidsgebieden worden gecombineerd. Uitzonderingen op deze regel moeten, met volledige inachtneming van het beginsel van doelafbakening, worden vastgelegd in de uitvoeringswetgeving of in een handeling van de Unie.

39.

Deze beginselen zijn weliswaar in grote lijnen opgenomen in de tekst van de verordening, maar zouden verder kunnen worden versterkt en verder kunnen worden uitgewerkt voor concrete toepassing.

40.

Wat betreft de toegangsrechten van de Commissie is de EDPS verheugd dat artikel 9, leden 2 en 4, en artikel 10, lid 6, van het voorstel samen genomen bepalen dat de Commissie geen toegang heeft tot de persoonsgegevens die tussen de lidstaten worden uitgewisseld, behalve wanneer zij betrokken is bij een administratieve samenwerkingsprocedure.

41.

De toegangsrechten van externe partijen en de toegangsrechten tot waarschuwingsmechanismen moeten nader worden omlijnd (24). Met betrekking tot waarschuwingsmechanismen beveelt de EDPS aan om in de verordening te bepalen dat waarschuwingen niet telkens aan alle relevante bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden gezonden, maar uitsluitend aan de betrokken autoriteiten op een „need-to-know”-basis. Dit sluit niet uit dat in specifieke gevallen of voor specifieke beleidsgebieden waarschuwingen aan alle lidstaten kunnen worden gezonden indien zij alle betrokkenen zijn. Ook moet per geval worden beoordeeld of de Commissie toegang tot waarschuwingen dient te krijgen.

2.5.   Bewaren van persoonsgegevens (artikelen 13 en 14)

2.5.1.   Inleiding

42.

In artikel 13 wordt de bewaartermijn voor gegevens in het IMI, die thans zes maanden bedraagt (vanaf de afsluiting van de zaak), tot vijf jaar verlengd, waarbij de gegevens na 18 maanden worden afgeschermd. Afgeschermde gegevens kunnen alleen worden opgevraagd volgens een specifieke procedure, die uitsluitend kan worden ingeleid door de betrokkene, of in gevallen waarin de gegevens nodig zijn „om als bewijs te dienen dat er een informatie-uitwisseling via IMI heeft plaatsgevonden”.

43.

Bijgevolg worden gegevens in het IMI gedurende drie verschillende periodes opgeslagen:

vanaf het tijdstip van invoering in het systeem tot aan het tijdstip van sluiting van de zaak;

gedurende 18 maanden na sluiting van de zaak (25);

in afgeschermde vorm vanaf het verstrijken van de periode van 18 maanden gedurende een verdere periode van drie jaar en zes maanden (met andere woorden: tot het verstrijken van een periode van vijf jaar na sluiting van de zaak).

44.

Naast deze algemene regels voorziet artikel 13, lid 2, in de mogelijkheid gegevens in een „geheugen met informatie” te bewaren zo lang dat voor dat doel is vereist, mits de betrokkene daartoe toestemming heeft gegeven of indien „dit noodzakelijk is om te voldoen aan een handeling van de Unie”. Bovendien voorziet artikel 14 in een vergelijkbare afschermingsregeling voor het bewaren van persoonsgegevens van IMI-gebruikers gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum dat zij niet langer als IMI-gebruikers actief zijn.

45.

Er zijn geen andere specifieke bepalingen. Vermoedelijk is het daarom de bedoeling dat de algemene regels niet alleen van toepassing zijn op één-op-één-uitwisselingen, maar ook op waarschuwingen, probleemoplossing (zoals in het geval van Solvit (26)) en alle andere functionaliteiten waarbij persoonsgegevens worden verwerkt.

46.

In het licht van artikel 6, lid 1, onder e), van Richtlijn 95/46/EG en artikel 4, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 45/2001, waarin is bepaald dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, noodzakelijk is, heeft de EDPS een aantal bedenkingen met betrekking tot de bewaartermijnen.

2.5.2.   Vanaf de invoering in het systeem tot aan de sluiting van de zaak: noodzaak van een tijdige sluiting van de zaak

47.

Wat betreft de eerste periode vanaf de invoering van gegevens in het systeem tot aan de sluiting van de zaak, maakt de EDPS zich zorgen over het risico dat sommige zaken nooit of pas na een buitensporig lange periode worden afgesloten. Dit kan ertoe leiden dat sommige persoonsgegevens langer in de gegevensbank blijven opgeslagen dan noodzakelijk is of zelfs voor onbepaalde tijd worden bewaard.

48.

Het is de EDPS bekend dat de Commissie op praktisch niveau vooruitgang heeft geboekt bij het beperken van de opslag van oude gegevens in het IMI en dat er voor één-op-één-uitwisselingen een systeem is ingevoerd om toe te zien op tijdige sluiting van zaken en om op gezette tijden herinneringen te sturen indien zaken niet op tijd worden gesloten. Bovendien is het door een aanpassing van de functionaliteiten van het systeem op basis van het beginsel van ingebouwde privacy nu mogelijk om met een druk op de knop een antwoord te accepteren en een zaak daarmee tegelijkertijd te sluiten. Voorheen waren hiervoor twee aparte stappen nodig, wat een deel van de „slapende” zaken in het systeem kan verklaren.

49.

De EDPS is ingenomen met de inspanningen die in dit verband op praktisch niveau zijn verricht. Hij beveelt echter aan om in de tekst van de verordening zelf waarborgen op te nemen dat zaken in het IMI tijdig worden gesloten en dat „slapende” zaken (zaken waarin sinds geruime tijd geen activiteiten worden geconstateerd) uit de gegevensbank worden gewist.

2.5.3.   18 maanden na sluiting van de zaak: is de verlenging van de termijn van 6 maanden gerechtvaardigd?

50.

De EDPS dringt erop aan opnieuw te overwegen of er gegronde redenen zijn om de huidige termijn van zes maanden te verlengen tot 18 maanden na sluiting van een zaak, en zo ja, of deze redenen alleen voor de één-op-één-uitwisseling van gegevens gelden of ook voor andere soorten functionaliteiten. Het IMI bestaat inmiddels sinds enkele jaren; het verdient aanbeveling om van de in dit verband opgedane ervaring te profiteren.

51.

Indien het IMI een instrument voor informatie-uitwisseling blijft (en niet uitgroeit tot een bestandsbeheersysteem, gegevensbank of archiveringssysteem) en vooropgesteld dat de bevoegde autoriteiten middelen aan de hand worden gedaan de door hen ontvangen informatie op te vragen (ofwel elektronisch of op papier, maar in ieder geval zodanig dat zij de opgevraagde informatie als bewijs kunnen gebruiken (27)), lijkt het geenszins nodig om de gegevens na sluiting van een zaak nog in het IMI te bewaren.

52.

Bij de één-op-één-uitwisseling van gegevens kan het op grond van de eventuele noodzaak om vervolgvragen te stellen nadat een antwoord reeds is geaccepteerd en de zaak daarom reeds is afgesloten, wellicht gerechtvaardigd zijn om gegevens gedurende een (tamelijk korte) periode na sluiting van de zaak te bewaren. De huidige termijn van zes maanden lijkt op het eerste gezicht ruim voldoende te zijn voor dit doeleinde.

2.5.4.   Van 18 maanden tot 5 jaar: afgeschermde gegevens

53.

De EDPS is van oordeel dat de Commissie niet afdoende heeft aangetoond dat een bewaartermijn voor „afgeschermde gegevens” van maximaal vijf jaar noodzakelijk en evenredig is.

54.

In de toelichting (blz. 9) wordt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Rijkeboer  (28). De EDPS adviseert de Commissie om de implicaties van deze zaak voor het bewaren van gegevens in het IMI te overdenken. Naar het oordeel van de EDPS volgt uit het arrest in de zaak Rijkeboer niet dat het IMI zodanig moet worden geconfigureerd dat gegevens vijf jaar lang na sluiting van een zaak worden bewaard.

55.

De EDPS is van mening dat de verwijzing naar het arrest Rijkeboer of naar de rechten van betrokkenen op toegang tot hun persoonsgegevens geen afdoende en adequate rechtvaardiging vormt om gegevens in het IMI nog vijf jaar na sluiting van een zaak te bewaren. Het bewaren van loggegevens (waarbij strikt wordt vastgelegd dat deze geen inhoud of bijv. bijlagen of gevoelige gegevens mogen inhouden) zou een minder indringende oplossing kunnen bieden waarover wellicht dieper dient te worden nagedacht. De EDPS betwijfelt inmiddels zelfs dat deze oplossing noodzakelijk of evenredig geacht kan worden.

56.

Bovendien is het een probleem dat onduidelijkheid bestaat over de vraag wie er voor welke doeleinden toegang heeft tot de „afgeschermde gegevens”. De in artikel 13, lid 3, opgenomen verwijzing naar het gebruik van dergelijke gegevens „als bewijs […] dat er een informatie-uitwisseling via IMI heeft plaatsgevonden” volstaat niet. Indien aan de bepaling inzake het „afschermen” van gegevens wordt vastgehouden, moet in elk geval beter worden vastgelegd wie er onder welke omstandigheden het recht heeft om bewijzen voor de informatieuitwisseling op te vragen. Hebben naast de betrokkenen ook anderen recht op toegang? Zo ja, gaat het dan alleen om de bevoegde autoriteiten en gaat het er dan alleen om te bewijzen dat een bepaalde gegevensuitwisseling met een bepaalde inhoud heeft plaatsgevonden (ingeval een dergelijke uitwisseling wordt bestreden door de bevoegde autoriteiten die het bericht hebben verzonden of ontvangen)? Wordt er gedacht aan andere mogelijke vormen van gebruik met het oog op het bewijzen van een informatie-uitwisseling (29)?

2.5.5.   Waarschuwingsmechanismen

57.

De EDPS beveelt aan een duidelijker onderscheid te maken tussen waarschuwingsmechanismen en geheugens met informatie. Het gebruik van een waarschuwingsmechanisme als communicatiemiddel om de bevoegde autoriteiten op de hoogte te stellen van een bepaald vergrijp of een verdenking is iets heel anders dan het opslaan van een dergelijke waarschuwing in een gegevensbank gedurende een lange of zelfs onbepaalde periode. Het opslaan van waarschuwingsgegevens zou nieuwe problemen opleveren en zou specifieke regels en aanvullende waarborgen voor de gegevensbescherming vergen.

58.

Derhalve beveelt de EDPS aan dat in de verordening als standaardregel wordt vastgelegd dat i) — voor zover in verticale wetgeving niet anders is bepaald en op voorwaarde dat voor de nodige aanvullende waarborgen is gezorgd — een bewaringstermijn van zes maanden van toepassing is op waarschuwingen, en dat ii) deze termijn ingaat op het tijdstip waarop de waarschuwing wordt verzonden.

59.

Als alternatieve mogelijkheid adviseert de EDPS om in de voorgestelde verordening uitvoerige waarborgen met betrekking tot waarschuwingsmechanismen op te nemen. De EDPS is gaarne bereid de Commissie en de wetgevers hierover van verder advies te dienen, indien voor deze tweede benadering wordt gekozen.

2.6.   Bijzondere categorieën van gegevens (artikel 15)

60.

De EDPS is ingenomen met het onderscheid dat is gemaakt tussen de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG enerzijds en de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, lid 5, anderzijds. Hij is tevens ingenomen met het feit dat in de verordening uitdrukkelijk is vermeld dat de verwerking van bijzondere categorieën van gegevens uitsluitend is toegestaan op basis van de specifieke rechtsgrondslag van artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG.

61.

In dit verband gaat de EDPS ervan uit dat met behulp van het IMI een groot aantal gevoelige gegevens zal worden verwerkt die onder artikel 8, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG vallen. Het IMI was namelijk van meet af aan, vanaf de eerste toepassing ter ondersteuning van de administratieve samenwerking uit hoofde van de Dienstenrichtlijn en de Richtlijn beroepskwalificaties, bedoeld voor de verwerking van dergelijke gegevens, met name gegevens in verband met dossiers over strafrechtelijke en administratieve procedures die gevolgen kunnen hebben voor het recht van een beroepsbeoefenaar of dienstverlener om in een andere lidstaat te werken of diensten aan te bieden.

62.

Bovendien zal waarschijnlijk een groot aantal gevoelige gegevens die onder artikel 8, lid 1, vallen (voor het merendeel gezondheidsgerelateerde gegevens) in het IMI worden verwerkt wanneer het systeem wordt uitgebreid met een module voor Solvit (30). Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat in de toekomst op ad-hocbasis of systematisch nog andere gevoelige gegevens zullen worden vergaard via het IMI.

2.7.   Beveiliging (artikel 16 en overweging 16)

63.

De EDPS is verheugd dat in artikel 16 specifiek wordt bepaald dat de Commissie aan haar eigen interne regels voor de beveiliging van gegevens moet voldoen die zij op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 45/2001 heeft vastgesteld en dat zij voor het IMI een beveiligingsplan moet vaststellen dat voortdurend actueel dient te zijn.

64.

Om deze bepalingen verder te versterken beveelt de EDPS aan om in de verordening voor te schrijven dat voor elke uitbreiding van het IMI tot een nieuw beleidsgebied of voor de toevoeging van een nieuwe functionaliteit met gevolgen voor persoonsgegevens een risicobeoordeling moet worden uitgevoerd en het beveiligingsplan moet worden geëvalueerd (31).

65.

Tevens merkt de EDPS op dat artikel 16 en overweging 16 alleen betrekking hebben op de verplichtingen van de Commissie en de toezichthoudende rol van de EDPS. Hierdoor kan echter een verkeerde indruk worden gewekt. De Commissie is weliswaar de beheerder van het systeem en heeft als zodanig de grootste verantwoordelijkheid voor de beveiliging van het IMI, maar de bevoegde autoriteiten hebben eveneens verplichtingen, op de naleving waarvan de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten toezien. Daarom dienen artikel 16 en overweging 16 betrekking te hebben op de beveiligingsverplichtingen van de overige IMI-partijen overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG en op de toezichtbevoegdheden van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten.

2.8.   Informatie voor betrokkenen en transparantie (artikel 17)

2.8.1.   Informatieverstrekking in de lidstaten

66.

Wat artikel 17, lid 1, betreft, beveelt de EDPS aan om meer specifieke bepalingen in de verordening op te nemen om ervoor te zorgen dat de betrokkenen volledig worden geïnformeerd over de verwerking van hun gegevens in het IMI. Gezien het feit dat het IMI door een groot aantal bevoegde autoriteiten zal worden gebruikt, met inbegrip van tal van kleine lokale overheidsinstanties die niet altijd over de nodige middelen beschikken, moet dringend worden geadviseerd om de kennisgeving op nationaal niveau te coördineren.

2.8.2.   Informatieverstrekking door de Commissie

67.

Krachtens artikel 17, lid 2, onder a), moet de Commissie met betrekking tot de eigen gegevensverwerkingsactiviteiten een privacyverklaring afgeven in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 of Verordening (EG) nr. 45/2001. Bovendien is de Commissie op grond van artikel 17, lid 2, onder b), verplicht informatie te verstrekken „over de gegevensbeschermingsaspecten van de administratieve samenwerkingsprocedures in IMI zoals bedoeld in artikel 12”. Ten slotte moet de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder c), informatie verstrekken „over de uitzonderingen op of beperkingen van de rechten van betrokkenen als bedoeld in artikel 19”.

68.

De EDPS is verheugd over deze bepalingen, die bijdragen tot de transparantie van de gegevensverwerkingsactiviteiten in het kader van het IMI. Zoals reeds in paragraaf 2.1 hierboven opgemerkt, is het bij een systeem dat in 27 lidstaten wordt gebruikt van cruciaal belang dat voor samenhang wordt gezorgd met betrekking tot het beheer van het systeem, de toegepaste waarborgen voor de gegevensbescherming en de informatie die aan de betrokkenen wordt verstrekt (32).

69.

Toch moeten de bepalingen van artikel 17, lid 2, nog verder worden versterkt. Als beheerder van het systeem is de Commissie het best in staat een proactieve rol te spelen en de betrokkenen te voorzien van een „eerste informatielaag” in de vorm van een privacyverklaring en andere relevante informatie, die via haar meertalige website kan worden verstrekt, ook „namens” bevoegde autoriteiten, en die de in artikel 10 of artikel 11 van Richtlijn 95/46/EG bedoelde informatie dient te omvatten. In vele gevallen zou het dan volstaan wanneer de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in hun privacyverklaringen eenvoudig naar de verklaring van de Commissie verwijzen en deze alleen aanvullen voor zover aan specifieke aanvullende informatievereisten uit hoofde van de nationale wetgeving moet worden voldaan.

70.

Daarnaast dient in artikel 17, lid 2, onder b), te worden verduidelijkt dat de door de Commissie verstrekte informatie uitvoerig ingaat op alle beleidsgebieden, alle soorten administratieve samenwerkingsprocedures en alle functionaliteiten van het IMI en dat daarin ook de specifieke categorieën gegevens worden vermeld die kunnen worden verwerkt. In dit kader moeten op de website van het IMI ook de vragenlijsten worden gepubliceerd die bij de één-op-één-samenwerking worden gebruikt, zoals thans ook gebeurt.

2.9.   Recht op toegang tot en rectificatie en wissing van gegevens (artikel 18)

71.

De EDPS zou wederom, net als hierboven in paragraaf 2.1, willen wijzen op het feit dat het van essentieel belang is om voor samenwerking te zorgen met betrekking tot het beheer van het systeem en de toegepaste waarborgen voor de gegevensbescherming. Daarom wenst de EDPS dat de bepalingen inzake het recht op toegang tot en rectificatie en wissing van gegevens nader worden ingevuld.

72.

In artikel 18 dient nader te worden omschreven aan wie de betrokkenen een verzoek om toegang dienen te richten. Dit moet duidelijk worden aangegeven voor de toegang tot gegevens gedurende de verschillende perioden:

vóór afsluiting van de zaak;

na afsluiting van de zaak, doch vóór het verstrijken van de bewaartermijn van 18 maanden;

en ten slotte gedurende de periode tijdens welke de gegevens „afgeschermd” zijn.

73.

In de verordening dient tevens te worden bepaald dat de bevoegde autoriteiten waar nodig moeten samenwerken met betrekking tot verzoeken om toegang. De rectificatie en wissing van gegevens moet „zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zestig dagen” worden uitgevoerd, in plaats van „binnen zestig dagen”. Daarnaast moet er verwezen worden naar de mogelijkheid om een module voor gegevensbescherming te creëren en naar eventuele ingebouwde privacyoplossingen voor de samenwerking tussen autoriteiten met betrekking tot toegangsrechten, evenals de mogelijkheid om betrokkenen, waar relevant en haalbaar, actief van hun rechten gebruik te laten maken, bijvoorbeeld door hun rechtstreeks toegang te geven tot hun gegevens.

2.10.   Toezicht (artikel 20)

74.

In de afgelopen jaren is het model van „gecoördineerd toezicht” ontwikkeld. Dit toezichtmodel, dat inmiddels bij Eurodac en delen van het douane-informatiesysteem wordt toegepast, is ook ingevoerd voor het visuminformatiesysteem (VIS) en het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II).

75.

Het model bestaat uit drie lagen:

voor het toezicht op nationaal niveau wordt gezorgd door de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten;

voor het toezicht op EU-niveau wordt gezorgd door de EDPS;

voor coördinatie wordt gezorgd middels regelmatige bijeenkomsten en andere gecoördineerde activiteiten die worden ondersteund door de EDPS, die als secretaris fungeert voor dit coördinatiemechanisme.

76.

Dit model is succesvol en doeltreffend gebleken en dient in de toekomst ook bij andere informatiesystemen te worden toegepast.

77.

De EDPS verwelkomt het feit dat in artikel 20 van het voorstel specifiek is voorzien in gecoördineerd toezicht, waarvoor de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en de EDPS gezamenlijk zorg dragen volgens een model dat in grote lijnen identiek is aan dat wat in de VIS-verordening en de SIS II-verordening is omschreven (33).

78.

De EDPS pleit ervoor de bepalingen inzake gecoördineerd toezicht op bepaalde punten te versterken en daartoe bepalingen in te voeren die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die bijvoorbeeld zijn ingevoerd in verband met het visuminformatiesysteem (artikelen 41-43 van de VIS-verordening) en Schengen II (artikelen 44-46 van de SIS II-verordening) of gepland zijn voor Eurodac (34). Met name zou het nuttig zijn wanneer:

in artikel 20, leden 1 en 2, van de verordening de respectievelijke toezichttaken van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en de EDPS duidelijker zouden worden beschreven en afgebakend (35);

in artikel 20, lid 3, van de verordening zou worden bepaald dat de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en de EDPS, handelend binnen de werkingssfeer van hun eigen bevoegdheden, „actief samenwerken” en „voor een gecoördineerd toezicht op het IMI zorg dragen” (in plaats van slechts te verwijzen naar gecoördineerd toezicht, zonder daarbij actieve samenwerking voor te schrijven) (36); en

in de verordening uitvoeriger zou worden beschreven wat onder samenwerking is te verstaan, bijvoorbeeld door voor te schrijven dat de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en de EDPS, „handelend binnen de werkingssfeer van hun eigen bevoegdheden, relevante informatie dienen uit te wisselen, elkaar dienen te ondersteunen bij de uitvoering van controles en inspecties, interpretatieproblemen of moeilijkheden bij de toepassing van de IMI-verordening moeten onderzoeken, problemen bij de uitoefening van onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van de betrokkenen moeten analyseren, geharmoniseerde voorstellen voor gezamenlijke oplossingen voor eventuele problemen dienen op te stellen en het bewustzijn voor de rechten op het gebied van gegevensbescherming waar nodig dienen te bevorderen” (37).

79.

De EDPS is zich echter bewust van het feit dat het IMI momenteel nog kleinschaliger is, dat thans andere gegevens worden verwerkt en dat het IMI nog in ontwikkeling is. Daarom erkent hij dat het wellicht wenselijk is om voor meer flexibiliteit te zorgen wat de frequentie van bijeenkomsten en controles betreft. Kortom, de EDPS adviseert om in de verordening de noodzakelijke minimumvoorschriften op te nemen om een doeltreffende samenwerking te waarborgen, maar geen onnodige administratieve lasten te creëren.

80.

Artikel 20, lid 3, voorziet niet in regelmatige bijeenkomsten, maar bepaalt slechts dat de EDPS de nationale toezichthoudende autoriteiten „indien noodzakelijk” kan uitnodigen voor een bijeenkomst. De EDPS is verheugd dat het volgens deze bepalingen aan de betrokken partijen wordt overgelaten om zelf de frequentie en de modaliteiten van hun bijeenkomsten en andere procedurele details met betrekking tot hun onderlinge samenwerking te bepalen. Deze elementen kunnen worden overeengekomen in een reglement van orde, waarnaar in de verordening reeds wordt verwezen.

81.

Wat de regelmatige controles betreft, is het wellicht doeltreffender om de samenwerkende autoriteiten in hun reglement van orde zelf te laten bepalen wanneer en met welke frequentie dergelijke controles moeten worden uitgevoerd. Dit kan afhankelijk zijn van tal van factoren en kan mettertijd ook veranderen. Derhalve staat de EDPS positief tegenover de aanpak van de Commissie die ook in dit verband meer speelruimte biedt.

2.11.   Nationaal gebruik van het IMI

82.

De EDPS is verheugd dat het voorstel in een duidelijke rechtsgrondslag voor het nationaal gebruik van het IMI voorziet en dat aan een dergelijk gebruik verschillende voorwaarden zijn verbonden, zoals het feit dat de nationale gegevensbeschermingsautoriteit moet worden geraadpleegd en dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met de nationale wetgeving.

2.12.   Informatie-uitwisseling met derde landen (artikel 22)

83.

De EDPS is ingenomen met de in artikel 22, lid 1, opgenomen voorschriften voor de uitwisseling van informatie en met het feit dat artikel 22, lid 3, voor transparantie met betrekking tot de uitbreiding van het IMI zorgt middels bekendmaking van een bijgewerkt overzicht van de bij de gegevensuitwisseling betrokken derde landen in het Publicatieblad van de Europese Unie.

84.

De EDPS adviseert de Commissie voorts om de verwijzing naar de afwijkingen bedoeld in artikel 26 van Richtlijn 95/46/EG te beperken tot artikel 26, lid 2. Met andere woorden: bevoegde autoriteiten of andere externe partijen in een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, mogen geen rechtstreekse toegang tot het IMI hebben, tenzij passende contractuele bepalingen zijn vastgesteld. Over deze bepalingen moet op EU-niveau worden onderhandeld.

85.

De EDPS benadrukt dat andere afwijkingen, bijvoorbeeld wanneer „de doorgifte noodzakelijk of wettelijk verplicht is vanwege een zwaarwegend algemeen belang of voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte”, niet mogen worden gebruikt om de doorgifte van gegevens naar derde landen met rechtstreekse gebruikmaking van het IMI te rechtvaardigen (38).

2.13.   Verantwoordingsplicht (artikel 26)

86.

In overeenstemming met de verwachte versterking van de regelingen inzake verantwoordingsplicht in het kader van de herziening van het gegevensbeschermingskader van de EU (39) beveelt de EDPS aan om in de verordening een duidelijk kader vast te stellen voor adequate interne controlemechanismen dat de naleving van de gegevensbeschermingswetgeving op aantoonbare wijze waarborgt en ten minste de hieronder genoemde elementen omvat.

87.

In dit verband is de EDPS ingenomen met de bepaling van artikel 26, lid 2, van de verordening dat de Commissie om de drie jaar verslag moet uitbrengen aan de EDPS over aspecten die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens in IMI, met inbegrip van de gegevensbeveiliging. Het zou wenselijk zijn dat in de verordening wordt verduidelijkt dat de EDPS het verslag van de Commissie moet doorsturen aan de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten in het kader van het in artikel 20 bedoelde gecoördineerd toezicht. Het zou tevens nuttig zijn te verduidelijken dat in dat verslag voor elk beleidsgebied en elke functionaliteit dient te worden uiteengezet op welke wijze in de praktijk rekening is gehouden met de belangrijkste beginselen en aandachtspunten op het gebied van gegevensbescherming (bijv. informatieverstrekking aan betrokkenen, toegangsrechten, beveiliging).

88.

Daarnaast dient in de verordening te worden verduidelijkt dat het kader voor interne controlemechanismen ook een evaluatie van de gevolgen voor de privacy (onder meer via een analyse van veiligheidsrisico’s), een op basis daarvan vastgesteld gegevensbeschermingsbeleid (met inbegrip van een beveiligingsplan) en periodieke herzieningen en controles moet omvatten.

2.14.   Ingebouwde privacy

89.

De EDPS verwelkomt de verwijzing naar dit beginsel in overweging 6 van de verordening (40). Hij adviseert om in de verordening ook specifieke ingebouwde privacymaatregelen te introduceren, zoals:

een gegevensbeschermingsmodule die betrokkenen in de gelegenheid stelt om hun rechten doeltreffender uit te oefenen (41);

een duidelijke scheiding tussen de verschillende beleidsgebieden binnen het IMI („Chinese muren”) (42);

specifieke technische oplossingen ter beperking van de zoekmogelijkheden in bestanden, waarschuwingsinformatie en andere gegevens, om voor de nodige doelafbakening te zorgen;

specifieke maatregelen om te waarborgen dat zaken waarin geen activiteiten meer worden geconstateerd, worden gesloten (43);

adequate procedurele waarborgen in het licht van toekomstige ontwikkelingen (44).

3.   CONCLUSIES

90.

De EDPS staat over het algemeen positief tegenover het IMI. De EDPS steunt de doelstelling van de Commissie om een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling op te zetten en de daarmee verband houdende gegevensbeschermingsaspecten te regelen. De EDPS is tevens verheugd dat de Commissie voor de invoering van het IMI een horizontaal wetgevingsinstrument in de vorm van een verordening van het Europees Parlement en de Raad voorstelt. Hij is ingenomen met het feit dat in het voorstel zeer uitvoerig wordt ingegaan op de belangrijkste gegevensbeschermingskwesties in verband met het IMI.

91.

Met betrekking tot het in het voorstel beoogde wettelijk kader voor het IMI wijst de EDPS op twee belangrijke aandachtspunten:

de noodzaak om, met inachtneming van bestaande verschillen, voor samenhang te zorgen, en

de noodzaak om het juiste evenwicht te vinden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

92.

Functionaliteiten van het IMI die reeds te voorzien zijn, moeten worden verduidelijkt en nader worden ingevuld.

93.

Er moeten passende procedurele waarborgen worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat bij de toekomstige ontwikkeling van het IMI zorgvuldig rekening wordt gehouden met de gegevensbescherming. Dit houdt onder meer in dat voor elke uitbreiding van het toepassingsgebied van het IMI en/of de invoering van een nieuwe functionaliteit een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd en de EDPS en de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten moeten worden geraadpleegd.

94.

De toegangsrechten van externe partijen en het recht van toegang tot waarschuwingsmechanismen moeten nader worden omlijnd.

95.

Wat betreft de bewaartermijnen:

moeten in de verordening waarborgen worden opgenomen dat zaken in het IMI tijdig worden gesloten en dat „slapende” zaken (zaken waarin sinds geruime tijd geen activiteiten worden geconstateerd) uit de gegevensbank worden verwijderd;

dient opnieuw te worden overwogen of er gegronde redenen zijn om de huidige termijn van zes maanden te verlengen tot 18 maanden na afsluiting van een zaak;

heeft de Commissie niet afdoende aangetoond dat een bewaartermijn voor „afgeschermde gegevens” van maximaal vijf jaar noodzakelijk en evenredig is, zodat dit voorstel moet worden heroverwogen; en

moet een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen waarschuwingsmechanismen en geheugens met informatie. In de verordening dient als standaardregel te worden vastgelegd dat i) — voor zover in verticale wetgeving niet anders is bepaald en op voorwaarde dat voor de nodige aanvullende waarborgen is gezorgd — een bewaringstermijn van zes maanden van toepassing is op waarschuwingen, en dat ii) deze termijn ingaat op het tijdstip waarop de waarschuwing wordt verzonden.

96.

In de verordening dient te worden voorgeschreven dat voor elke uitbreiding van het IMI tot een nieuw beleidsgebied of voor de toevoeging van een nieuwe functionaliteit met gevolgen voor persoonsgegevens een risicobeoordeling moet worden uitgevoerd en het beveiligingsplan moet worden geëvalueerd.

97.

De bepalingen inzake informatieverstrekking aan betrokkenen moeten worden versterkt en moeten een consequentere aanpak in de hand werken.

98.

De EDPS pleit ervoor de bepalingen inzake gecoördineerd toezicht op bepaalde punten te versterken en daartoe bepalingen in te voeren die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die bijvoorbeeld in verband met het visuminformatiesysteem en Schengen II zijn ingevoerd of gepland zijn voor Eurodac. Wat betreft de frequentie van bijeenkomsten en controles staat de EDPS achter de flexibele aanpak van het voorstel die erop is gericht in de verordening de noodzakelijke minimumvoorschriften op te nemen om een doeltreffende samenwerking te waarborgen, zonder onnodige administratieve lasten te creëren.

99.

De verordening moet waarborgen dat bevoegde autoriteiten of andere externe partijen in een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, geen rechtstreekse toegang tot het IMI hebben, tenzij passende contractuele bepalingen zijn vastgesteld. Over deze bepalingen moet op EU-niveau worden onderhandeld.

100.

In de verordening moet een duidelijk kader voor adequate interne controlemechanismen worden vastgesteld dat de naleving van de gegevensbeschermingswetgeving op aantoonbare wijze waarborgt en dat ook een evaluatie van de gevolgen voor de privacy (onder meer via een analyse van veiligheidsrisico’s), een op basis daarvan vastgesteld gegevensbeschermingsbeleid (met inbegrip van een beveiligingsplan) en periodieke herzieningen en controles moet omvatten.

101.

In de verordening moeten ook specifieke ingebouwde privacymaatregelen worden geïntroduceerd.

Gedaan te Brussel, 22 november 2011.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2011) 522 definitief.

(4)  COM(2011) 75.

(5)  Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).

(6)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(7)  Een typisch voorbeeld voor een vraag die gevoelige informatie bevat, luidt: „Is het document in bijlage een wettig bewijs dat (de migrerende beroepsbeoefenaar) geen tijdelijk of permanent beroepsverbod is opgelegd wegens ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken?”.

(8)  Zie overweging 10.

(9)  Zie artikel 13, lid 2.

(10)  Advies 7/2007 van de WP29 over kwesties inzake gegevensbescherming in verband met het informatiesysteem interne markt (IMI). Beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice/policies/privacy/docs/wpdocs/2007/wp140_nl.pdf

(11)  De belangrijkste documenten met betrekking tot deze samenwerking zijn beschikbaar op de IMI-website van de Commissie: http://ec.europa.eu/internal_market/imi-net/data_protection_nl.html, en op de website van de EDPS: http://www.edps.europa.eu

(12)  Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de Beschikking 2008/49/EG van de Commissie van 12 december 2007 inzake de bescherming van persoonsgegevens bij de invoering van het informatiesysteem interne markt (IMI) (PB C 270 van 25.10.2008, blz. 1).

(13)  De WP29 is eveneens voornemens advies uit te brengen over het voorstel. De EDPS heeft de desbetreffende ontwikkelingen in de subgroep IMI gevolgd en hieraan met zijn opmerkingen bijgedragen.

(14)  Zie in dit verband de opmerkingen van de EDPS in paragraaf 2.2. over de geplande uitbreiding van het IMI.

(15)  Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(16)  In de tekst van de ontwerpverordening zelf is geen sprake van een effectbeoordeling. Op blz. 8 van de toelichting bij het voorstel wordt evenwel uitgelegd dat de Commissie de bevoegdheid zal worden verleend om middels het aannemen van een gedelegeerde handeling elementen van bijlage II te verplaatsen naar bijlage I „op basis van een beoordeling van de technische haalbaarheid, kostenefficiëntie, gebruikersvriendelijkheid en de gevolgen voor het systeem in het algemeen” en op basis van de resultaten van een mogelijke testfase.

(17)  Een uitzondering moet worden gemaakt voor Solvit (zie bijlage II, punt I.1), waarvoor alleen „zachte wetgeving” in de vorm van een aanbeveling van de Commissie beschikbaar is. De EDPS is van mening dat uit het oogpunt van gegevensbescherming de rechtsgrondslag voor de gegevensverwerking in het geval van Solvit de toestemming van de betrokkenen kan zijn om hen betreffende gegevens te verwerken.

(18)  Dit zou kunnen gebeuren op initiatief van de Commissie, maar er kan ook niet worden uitgesloten dat het idee om het IMI op een bepaald beleidsgebied te gebruiken op een later tijdstip in het wetgevingsproces ontstaat en het Parlement of de Raad een voorstel van die strekking indient. Dit is in het verleden reeds verschillende malen gebeurd met de richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg. Er moet duidelijk worden gemaakt hoe de uitbreidingsprocedure, die nu alleen lijkt te zijn toegesneden op uitbreiding middels gedelegeerde handelingen, er in dergelijke gevallen uitziet (zie de bepalingen met betrekking tot effectbeoordeling, gedelegeerde handelingen en de actualisering van bijlage I).

(19)  Zo zijn bijvoorbeeld de één-op-één uitwisselingen van gegevens uit hoofde van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en die uit hoofde van de richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg gebaseerd op vrijwel dezelfde structuur, zodat zij kunnen worden uitgevoerd met behulp van vergelijkbare functionaliteiten waarvoor vergelijkbare waarborgen voor de gegevensbescherming gelden.

(20)  Zie de overwegingen 2, 10, 12, 13 en 15 en artikel 5, onder b) en i), artikel 10, lid 7, en artikel 13, lid 2.

(21)  Indien het de bedoeling is om met het IMI bestaande bestandsbeheersystemen en archiveringssystemen te vervangen en/of het IMI als gegevensbank te gebruiken, moet dit duidelijker worden vermeld in artikel 3.

(22)  Zie bijlage II, punt I.1.

(23)  Zie de paragrafen 2.4 en 2.5.5 hieronder.

(24)  Zie ook paragraaf 2.2.2.

(25)  Uit artikel 13, lid 1, lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de termijn van 18 maanden een maximale termijn is en dat dus ook een kortere periode kan worden vastgesteld. De totale bewaartermijn verandert hierdoor echter niet en bedraagt in elk geval vijf jaar na sluiting van de zaak.

(26)  Zie bijlage II, punt I.1.

(27)  De EDPS is bekend dat inspanningen zijn ondernomen om hiervoor op praktisch niveau te zorgen.

(28)  C-553/07 Rijkeboer, Jurispr. 2009, blz. I-3889.

(29)  Hoewel het bewaren van persoonsgegevens van IMI-gebruikers verhoudingsgewijs weinig risico voor de privacy inhoudt, is de EDPS niettemin van mening dat het bewaren van persoonsgegevens van IMI-gebruikers gedurende een termijn van vijf jaar nadat zij niet meer als gebruikers actief zijn, evenmin afdoende is gerechtvaardigd.

(30)  Zie bijlage II, punt I.1.

(31)  Zie ook paragraaf 12 inzake aanbevelingen over controles.

(32)  Bij deze op samenhang gerichte aanpak moet natuurlijk, waar dit noodzakelijk en gerechtvaardigd is, naar behoren rekening worden gehouden met eventuele nationale verschillen.

(33)  Zie Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4) en Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(34)  Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1), die momenteel aan een herziening wordt onderworpen. In dit verband wordt overwogen soortgelijke bepalingen in te voeren als in de VIS-verordening en de SIS II-verordening.

(35)  Zie bijvoorbeeld de artikelen 41 en 42 van de VIS-verordening.

(36)  Zie bijvoorbeeld artikel 43, lid 1, van de VIS-verordening.

(37)  Zie bijvoorbeeld artikel 43, lid 2, van de VIS-verordening.

(38)  In artikel 22, lid 2, is voor de Commissie als IMI-actor een soortgelijke benadering gevolgd.

(39)  Zie paragraaf 2.2.4 van de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld „Een integrale aanpak van de bescherming van persoonsgegevens in de Europese Unie”, COM(2010) 609 definitief. Zie ook punt 7 van het advies dat de EDPS op 14 januari 2011 over deze mededeling van de Commissie heeft uitgebracht.

(40)  Idem.

(41)  Zie paragraaf 2.9. hierboven.

(42)  Zie paragraaf 2.4. hierboven.

(43)  Zie paragraaf 2.5.2 hierboven.

(44)  Zie paragraaf 2.2.2 hierboven.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/13


Kennisgeving ter attentie van de personen, entiteiten en lichamen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2012/97/GBVB van de Raad, van toepassing zijn

2012/C 48/03

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen, entiteiten en lichamen die voorkomen in bijlage I bij Besluit 2011/101/GBVB (1) van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2012/97/GBVB (2) van de Raad.

De Raad van de Europese Unie heeft bepaald dat de personen, entiteiten en lichamen die in bovengenoemde bijlage voorkomen, vermeld moeten blijven op de lijst van personen, entiteiten en lichamen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad.

De betrokken personen, entiteiten en lichamen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaat of lidstaten, als vermeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 314/2004, kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 7 van de verordening).

De betrokken personen, entiteiten en lichamen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

DG K Eenheid Coördinatie

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

Tevens worden de betrokken personen, entiteiten en lichamen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6.

(2)  PB L 47 van 18.2.2012, blz. 50.


Europese Commissie

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/14


Wisselkoersen van de euro (1)

17 februari 2012

2012/C 48/04

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3159

JPY

Japanse yen

104,39

DKK

Deense kroon

7,4334

GBP

Pond sterling

0,83110

SEK

Zweedse kroon

8,8316

CHF

Zwitserse frank

1,2083

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,4975

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,001

HUF

Hongaarse forint

290,14

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6988

PLN

Poolse zloty

4,1816

RON

Roemeense leu

4,3545

TRY

Turkse lira

2,3094

AUD

Australische dollar

1,2230

CAD

Canadese dollar

1,3093

HKD

Hongkongse dollar

10,2036

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5730

SGD

Singaporese dollar

1,6541

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 480,16

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,1882

CNY

Chinese yuan renminbi

8,2864

HRK

Kroatische kuna

7,5780

IDR

Indonesische roepia

11 888,19

MYR

Maleisische ringgit

3,9951

PHP

Filipijnse peso

56,143

RUB

Russische roebel

39,3750

THB

Thaise baht

40,517

BRL

Braziliaanse real

2,2550

MXN

Mexicaanse peso

16,8317

INR

Indiase roepie

64,7950


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/15


Advies van het Adviescomite voor mededingingsregelingen en machtspositie uitgebracht op zijn bijeenkomst van 17 oktober 2011 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.605 — CRT Glas

Rapporteur: Nederland

2012/C 48/05

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de concurrentiebeperkende gedraging in het ontwerpbesluit een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen ondernemingen vormt in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling door de Commissie in het ontwerpbesluit van de omvang van de product- en de geografische markt waarop de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging van invloed was.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, hebben deelgenomen aan één voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging tot doel had de mededinging in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst te beperken.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging de handel tussen de EU-lidstaten en andere partijen bij de EER-Overeenkomst in aanzienlijke mate ongunstig kon beïnvloeden.

6.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie wat betreft de duur van de inbreuk.

7.

Het Adviescomité is het eens met het ontwerpbesluit van de Commissie wat betreft de adressaten.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de toepassing van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten.

11.

Het Adviescomité is het eens met de bepaling van de duur bij de berekening van het bedrag van de geldboeten.

12.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er geen verzwarende omstandigheden in deze zaak van toepassing zijn.

13.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens inzake de verzachtende omstandigheden die de Commissie heeft vastgesteld voor twee van de adressaten van het ontwerpbesluit.

14.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verlaging van de geldboeten overeenkomstig de clementiemededeling van 2006.

15.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verlaging van de geldboeten overeenkomstig de mededeling betreffende schikkingsprocedures.

16.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de definitieve bedragen van de geldboeten betreft.

17.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/16


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

COMP/39.605 — CRT Glas

2012/C 48/06

Deze schikkingsprocedure betreft een kartel tussen de vier producenten van glas voor kathodestraalbuizen („Cathode Ray Tubes”, hierna „CRT” genoemd). Asahi Glass Co., Ltd, Nippon Electric Glass Co., Ltd, Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd. en Schott AG trachtten de prijzen van CRT-glas te coördineren. De kartelinbreuk had betrekking op de gehele EER en duurde van 23 februari 1999 tot 27 december 2004.

ACHTERGROND

Toen zij informatie verzamelde over de markt van CRT-glas ontving de Commissie een verzoek om immuniteit van Samsung Corning. Dit verzoek werd op 10 februari 2009 voorwaardelijk ingewilligd. In maart 2009 voerde de Commissie bij Schott ter plaatse onaangekondigde inspecties uit. In juni 2009 verzocht Nippon Electric Glass om immuniteit of, subsidiair, clementie. In maart 2010 verzocht Schott om clementie.

Bij de inleiding op 29 juni 2010 van de procedure overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) nodigde de Commissie de vier ondernemingen uit om aan te geven of zij belangstelling hadden om schikkingsgesprekken te gaan voeren (3). Alle ondernemingen aanvaardden de uitnodiging.

DE SCHIKKINGSPROCEDURE

De schikkingsgesprekken vonden in drie hoofdfasen plaats tussen juli 2010 en juli 2011, gedurende welke periode drie ronden van formele bilaterale bijeenkomsten werden gehouden tussen de Commissie en elk van de partijen.

Tijdens deze bijeenkomsten werden de partijen mondeling op de hoogte gebracht van de bezwaren die de Commissie voornemens was ten aanzien van hen aan te voeren alsmede van het bewijs dat deze bezwaren schraagde. Na de eerste bijeenkomst in juli 2010 kregen partijen ten kantore van DG Concurrentie toegang tot het betreffende bewijs, alle mondelinge verklaringen en een lijst van alle documenten die zich in het dossier van de Commissie bevonden, alsook een kopie van het bewijs dat hun al was getoond. Op verzoek van Asahi Glass, Nippon Electric Glass en Schott en voor zover dit gerechtvaardigd was om partijen hun positie ten aanzien van een bepaalde periode of enig ander aspect van het kartel te laten verduidelijken, werd alle partijen toegang verleend tot in het dossier van de zaak opgenomen aanvullende documenten. Partijen kregen ook een raming van de bandbreedte van de geldboeten die de Commissie in het kader van de schikkingsprocedure wellicht zou opleggen.

Aan het einde van de derde reeks bijeenkomsten verzochten Asahi Glass, Nippon Electric Glass, Samsung Corning and Schott om een schikking (4) en erkenden hun respectieve aansprakelijkheid voor een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Verder erkenden partijen hun verantwoordelijkheid voor het gedrag van hun bij het kartel betrokken dochterondernemingen. Zij hebben ook aangegeven welk maximumboetebedrag hun door de Commissie was meegedeeld en door hen in het kader van een schikkingsprocedure zou worden aanvaard. In hun met het oog op een schikking gedane verklaringen bevestigden de partijen i) dat zij voldoende in kennis waren gesteld van de bezwaren die de Commissie voornemens was tegen hen in te brengen en dat hun voldoende gelegenheid was geboden om hun opmerkingen daarover te maken, ii) dat zij niet overwogen een verzoek om toegang tot het dossier in te dienen, noch een verzoek om te worden gehoord in een hoorzitting, mits hun met het oog op een schikking gedane verklaring in de mededeling van punten van bezwaar en het definitieve besluit zou worden weergegeven; en iii) dat zij ermee akkoord gingen de mededeling van punten van bezwaar en het definitieve besluit in het Engels te ontvangen.

Nadat de mededeling van punten van bezwaar door de Commissie op 29 juli 2011 was goedgekeurd, bevestigden alle partijen in hun antwoord dat de mededeling van punten van bezwaar overeenkwam met de inhoud van hun met het oog op een schikking gedane verklaringen. De Commissie kon dan ook direct overgaan tot het nemen van een besluit op grond van de artikelen 7 en 13 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

HET ONTWERPBESLUIT

Het ontwerpbesluit handhaaft de in de mededeling van punten van bezwaar opgeworpen bezwaren. Het heeft dus alleen betrekking op de bezwaren ten aanzien waarvan partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

Gelet verder op het feit dat de partijen aan mijzelf noch aan het lid van mijn dienst dat de bijeenkomsten inzake de schikking heeft bijgewoond kwesties betreffende toegang tot het dossier of betreffende hun rechten van verdediging ter kennis hebben gebracht, ben ik van oordeel dat de rechten van alle deelnemers aan de procedure om te worden gehoord in deze zaak zijn geëerbiedigd.

Gedaan te Brussel, 18 oktober 2011.

Michael ALBERS


(1)  Opgesteld overeenkomstig artikel 15 (de artikelen 15 en 16) van het Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededelingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken, (PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3), en Mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken. (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).

(4)  Artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/18


Samenvatting van een besluit van de Commissie

van 19 oktober 2011

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag (1) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

(Zaak COMP/39.605 — CRT Glas)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 7436 definitief)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 48/07

Op 19 oktober 2011 heeft de Commissie een besluit vastgesteld betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (2) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit (waaronder de opgelegde sancties) bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit heeft betrekking op een enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector glas voor elektronenstraalbuizen (CRT-Glas) en is gericht tot vier ondernemingen: i) Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd., ii) Nippon Electric Glass Co., Ltd., iii) Schott AG en iv) Asahi Glass Co., Ltd.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

(2)

Na het verzoek om immuniteit van SCP (3) heeft de Commissie in maart 2009 onaangekondigde inspecties ter plaatse uitgevoerd bij Schott (4). De Commissie stuurde de voornaamste producenten van CRT-glas verzoeken informatie. NEG (5) and Schott verzochten om een boetevermindering.

(3)

De procedure in deze zaak werd op 29 juni 2010 ingeleid. Tussen 13 juli 2010 en 1 juli 2011 vonden gesprekken met het oog op een schikking plaats. Vervolgens hebben de leden van het kartel overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 hun formeel schikkingsverzoek bij de Commissie ingediend. Op 29 juli 2011 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld en alle partijen hebben bevestigd dat de inhoud daarvan hun verklaringen weergaf en dat zij de schikkingsprocedure wilden voortzetten. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 17 oktober 2011 een gunstig advies uit, waarna de Commissie op 19 oktober 2011 het besluit heeft vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur van de inbreuk

(4)

De volgende ondernemingen hebben op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst inbreuk gemaakt door, gedurende de hierna aangegeven perioden, deel te nemen aan concurrentieverstorende activiteiten wat betreft de levering van CRT-Glas in de EER:

a)

Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd. van 23 februari 1999 tot en met 27 december 2004;

b)

Nippon Electric Glass Co., Ltd., Ltd. van 23 februari 1999 tot en met 27 december 2004;

c)

Schott AG van 23 februari 1999 tot en met 10 mei 2004;

d)

Asahi Glass Co., Ltd., Ltd. van 2 maart 1999 tot en met 4 oktober 2004.

2.3.   Beknopte beschrijving van de inbreuk

(5)

Het besluit betreft één enkele, voortgezette inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst waarmee werd beoogd de prijsconcurrentie in de sector van CRT-Glas in de EER te beperken.

(6)

Partijen bij de inbreuk coördineerden de activiteiten inzake CRT-Glas binnen de EER door concurrentieverstorende activiteiten te ontwikkelen die als directe en indirecte prijscoördinatie kunnen worden aangemerkt. Tijdens bi- en trilaterale kartelbijeenkomsten coördineerden zij de prijzen van CRT-Glas op tal van manieren, waaronder de coördinatie van de prijzen van CRT-Glas voor specifieke klanten en ook door soms richtprijzen te bepalen voor bepaalde soorten CRT-Glas. Tijdens bilaterale en trilaterale bijeenkomsten kwamen partijen tot een hoge mate van transparantie over hun respectieve vroegere, actuele en toekomstige marktposities wat betreft prijsontwikkeling, vraag van belangrijke klanten, hun respectieve aandeel in de levering aan belangrijke klanten, het actuele rendement en de capaciteitsontwikkelingen. Verder vulden alle partijen hun activiteiten ter zake van prijscoördinatie aan door het op ad hoc basis via hun marketingafdeling uitwisselen van vertrouwelijke en gevoelige marktinformatie (zoals verkoop binnen de EER, omvang van voorraden, ontwikkelingen inzake klanten, kosten van grondstoffen en ramingen van vraag en verkoop).

(7)

Al met al duurde het kartel van 23 februari 1999 tot en met 27 december 2004. Vanaf midden juli 2001 tot december 2002 ontplooide het kartel beperkt activiteiten en waren er beduidend minder concurrentieverstorende contacten; deze contacten bleven bovendien in de meeste gevallen beperkt tot minder gevoelige commerciële informatie. Deze periode wordt daarom als een periode van beperkte kartelactiviteit beschouwd.

2.4.   Rechtsmiddelen

(8)

In het besluit zijn de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 toegepast (6). Bij het besluit wordt alle hiervoor in punt 4 genoemde ondernemingen een boete opgelegd, met uitzondering van SCP.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(9)

Het basisbedrag van de geldboete wordt vastgesteld op 16 % van de verkopen van CRT-Glass van de ondernemingen aan klanten binnen de EER.

(10)

Het basisbedrag is vermenigvuldigd met het aantal jaren dat aan de inbreuk is deelgenomen, om ten volle rekening te houden met de duur van de deelname van elke onderneming aan de inbreuk.

(11)

AGC (7) heeft 3 jaar en 11 maanden aan de beweerde inbreuk deelgenomen, NEG en SCP 4 jaar en 5 maanden en Schott 3 jaar en 10 maanden. Bij het berekenen van de boetes is met de (hiervoor in punt 7 toegelichte) periode van beperkte activiteit geen rekening gehouden.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

2.4.2.1.   Verzwarende omstandigheden

(12)

In deze zaak zijn er geen verzwarende omstandigheden.

2.4.2.2.   Verzachtende omstandigheden

(13)

Wegens verzachtende omstandigheden is de geldboete voor twee ondernemingen verlaagd.

(14)

AGC en Schott krijgen een lagere boete omdat deze ondernemingen respectievelijk in de vroege en in de latere fase van het kartel slechts in beperkte mate bij het kartel waren betrokken. Schott komt niet voor een verlaging op grond van de clementieregeling in aanmerking. De aan Schott opgelegde boete is echter verlaagd vanwege de doeltreffende samenwerking van Schott’s buiten de werkingssfeer van de clementieregeling om; deze samenwerking ging verder dan datgene waartoe Schott wettelijk verplicht was.

2.4.2.3.   Specifieke verhoging met het oog op afschrikking

(15)

In dit geval is er geen reden om de boete te verhogen om deze een voldoende afschrikkende werking te verlenen.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(16)

In deze zaak dienen de bedragen niet te worden aangepast in het licht van de omzet van de ondernemingen.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2006

(17)

SCP wordt immuniteit tegen geldboeten verleend en NEG een verlaging van de boete met 50 %.

2.4.5.   Toepassing van mededeling betreffende schikkingsprocedures

(18)

Door de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is de aan NEG, Schott en AGG op te leggen boete verminderd met 10 %.

3.   IN HET BESLUIT OPGELEGDE GELDBOETEN

(19)

Voor de enkele, voortgezette inbreuk waarop dit besluit ziet, worden de volgende geldboeten opgelegd:

a)

aan Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd.: 0 EUR;

b)

aan Nippon Electric Glass Co., Ltd.: 43 200 000 EUR;

c)

aan Schott AG: 40 401 000 EUR;

d)

aan Asahi Glass Co., Ltd.: 45 135 000 EUR.


(1)  Vanaf 1 december 2009 zijn de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag artikel 101 respectievelijk artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) geworden. De twee reeksen bepalingen zijn in wezen identiek. In het kader van dit besluit dienen verwijzingen naar de artikelen 101 en 102 van het VWEU te worden beschouwd als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, waar van toepassing.

(2)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(3)  Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd. en haar betrokken dochterondernemingen.

(4)  Schott AG en haar betrokken dochterondernemingen.

(5)  Nippon Electric Glass Co., Ltd Samsung Corning Precision Materials Co., Ltd. en haar betrokken dochterondernemingen.

(6)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(7)  Asahi Glass Co., Ltd.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6499 — FCC/Mitsui Renewable Energy/FCC Energia)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 48/08

1.

Op 10 februari 2012 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Mitsui Renewable Energy Europe Limited („MREE”, Verenigd Koninkrijk), die deel uitmaakt van het Mitsui-concern, en Fomento de Construcciones y Contratas SA („FCC”, Spanje) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de indirecte gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een nieuw opgerichte volwaardige gemeenschappelijke onderneming, FCC Energia, SA („FCCE”, Spanje), door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Mitsui-concern: internationaal concern dat zich bezighoudt met zeer diverse activiteiten over de hele wereld, gaande van productverkoop, logistieke dienstverlening en financiering tot de ontwikkeling van belangrijke internationale infrastructuur,

MREE: opwekking van duurzame energie,

FCC: houdt zich hoofdzakelijk bezig met milieudiensten en waterbeheer, bouw van grote infrastructuur, cementproductie en duurzame energieproductie,

FCCE: opwekking van en groothandel in elektriciteit uit duurzame energiebronnen.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6499 — FCC/Mitsui Renewable Energy/FCC Energia, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/22


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6468 — Forfarmers/Hendrix)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 48/09

1.

Op 10 februari 2012 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Forfarmers Group BV („Forfarmers”) (Nederland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening zeggenschap verkrijgt over de activiteiten van Hendrix („Hendrix”), die momenteel in handen zijn van Nutreco Nederland BV, door de verwerving van aandelen en activa. Bij deze activiteiten gaat het om: i) het uitgegeven aandelenkapitaal in Hendrix UTD BV (Nederland), Hedimix BV (Nederland), Hendrix UTD GmbH (Duitsland) en Hendrix Illesch GmbH (Duitsland) en hun respectieve dochterondernemingen; ii) alle activa en passiva van Nutreco Feed Belgium NV (België) en Hendrix NV (België), en iii) bepaalde intellectuele-eigendomsrechten.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Forfarmers: producent en leverancier van mengvoeders, broedkippen en andere landbouwproducten. Zij levert ook grondstoffen en biedt diverse agrarische diensten aan,

Hendrix: producent en leverancier van mengvoeders en broedkippen. Zij biedt ook diverse agrarische diensten aan.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6468 — Forfarmers/Hendrix, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/23


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2012/C 48/10

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„KRANJSKA KLOBASA”

EG-nummer: SI-PGI-0005-0764-24.03.2009

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Kranjska klobasa”

2.   Lidstaat of derde land:

Slovenie

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.2 —

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Kranjska klobasa” is een halfdroge, gepasteuriseerde worst op basis van grofgehakt varkensvlees van categorie I en II (nek, rug, ham) en varkensspek (rug). Het worstvlees van de „Kranjska klobasa” is gezouten met nitrietpekelzout en op smaak gebracht met knoflook en peper. Het wordt in een fijne varkensdarm gestopt die aan de uiteinden op zodanige wijze wordt dichtgemaakt met een houten pennetje dat twee worsten ontstaan. De worst wordt warm gerookt en gepasteuriseerd.

De worst wordt even opgewarmd in warm water en warm gegeten, want zo komen haar organoleptische kenmerken en haar gastronomische waarde het best tot uiting. De worst is roodbruin van kleur aan de buitenzijde en verspreidt een licht rookaroma; het snijvlak laat rozerood vlees zien en crèmekleurig, vast vet. De textuur is vast, knapperig en sappig. Het aroma is intens en typisch voor gerookt, gezouten en gekruid varkensvlees.

De chemische samenstelling van de niet opgewarmde worst ziet eruit als volgt:

:

totale hoeveelheid eiwitten

:

minimaal 17 %

:

gehalte aan vetstof

:

maximaal 29 %

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

Varkensvlees en spek.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Selectie van het vlees en van het spek

„Kranjska klobasa” wordt vervaardigd van deelstukken van varkensvlees van categorie I en II (nek, rug, ham) en van rugspek. Het vlees moet vers en gekoeld (tussen 0 °C en 7 °C) of diepgevroren zijn (T < – 18 °C) en volgens de regels worden ontdooid. Het rugspek heeft geen zwoerd en moet hetzij gekoeld (tussen 0 °C et 7 °C), hetzij diepgevroren zijn.

Hakken van het vlees en van het spek

Het vlees wordt door een vleesmolen met openingen van 12 mm gehaald.

Het spek wordt in deeltjes van 8 tot 10 mm gehakt.

Bereiding van het worstvlees

Het gehakte vlees en spek worden samengevoegd op basis van de volgende verhouding: 75 à 80 % vlees en maximaal 20 à 25 % stevig spek.

Aan het geheel wordt maximaal 5 % water toegevoegd (in de vorm van fijngestampt ijs).

Aan de bereiding worden ten slotte gemalen zwarte peper (max. 0,3 %) en maximaal 0,3 % knoflookpoeder of een evenredige verhouding knoflook — afhankelijk van de gebruikte knoflooksoort — en 1,8 à 2,2 % nitrietpekelzout toegevoegd.

Kneden van het worstvlees

Het op deze wijze gekruide vlees wordt met de hand of machinaal gekneed totdat een homogeen en goed gebonden mengsel is verkregen.

In de darm stoppen van het worstvlees

Het worstvlees wordt met de hand of machinaal in een fijne varkensdarm — kaliber 32 à 34 mm — gestopt en moet compact blijven.

De uiteinden worden gevormd en dichtgemaakt met een pennetje, dat door de varkensdarm (en niet door het worstvlees) wordt gestoken op zodanige wijze dat telkens twee worsten van 200 à 250 g worden verkregen.

Het worstpennetje is van hout, is 2,5 à 3 mm dik, 3 à 6 cm lang en is gehakt of gesneden.

Drogen van de worsten

Vóór de warmtebehandeling moeten de worsten aan de buitenkant, waar ze wat vochtig zijn, drogen zodat ze sneller en homogener kunnen worden gerookt.

Het drogen vindt plaats in een speciale ruimte, of in een rokerij waar de temperatuur varieert van 50 tot 55 °C.

Tijdens de droogfase vinden ook de processen van het zouten en het stabiliseren van het worstvlees plaats.

Wamtebehandeling en warm roken

De worsten worden opgehangen met het pennetje naar boven. De warmtebehandeling tijdens welke de temperatuur geleidelijk wordt opgevoerd tot een kerntemperatuur van 70 +/– 2 °C, neemt minstens twee uur in beslag. De warmtebehandeling omvat ook het roken, dat 20 à 30 minuten in beslag neemt. Voor het roken mag slechts van beukenhout gebruik worden gemaakt. De worst moet roodbruin kleuren en de kleur mag niet te intens zijn. Een te donkere kleur die naar het zwartbruin neigt, of een te bleke, grijzige kleur (anemisch) zijn niet toegestaan.

Zodra de warmtebehandeling en het roken beëindigd zijn, worden de worsten afgekoeld aan de koude lucht of door ze met koud water te besprenkelen.

Controle van het productieproces en etikettering

Na het afkoelen (vóór de opslag) worden de worsten gecontroleerd en op hun uiterlijke aspect beoordeeld (kleur, reliëf van de darm, pennetje).

Conservering — Opslag van de worsten

De worsten worden opgeslagen bij een maximale temperatuur van 8 °C.

Zij kunnen met of zonder verpakking in de handel worden gebracht.

Ieder stuk (worstenpaar) dat zonder verpakking wordt verkocht, moet van een etiket zijn voorzien.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Iedere „Kranjska klobasa” moet op dezelfde wijze geëtiketteerd worden.

ieder stuk (worstenpaar) moet voorzien zijn van hetzelfde zelfklevende bandje;

ieder verpakt product moet voorzien zijn van een etiket.

De standaard vermeldingen op de „Kranjska klobasa” omvatten:

het logo „Kranjska klobasa”,

het logo van de producent,

het nationale kwaliteitslogo en het desbetreffende logo van de EU.

Iedere producent die over een vergunning voor de productie van „Kranjska klobasa” beschikt, is verplicht om het logo „Kranjska klobasa” op het product aan te brengen, ongeacht of hij al dan niet lid is van de producentenorganisatie (GIZ).

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

„Kranjska klobasa” wordt vervaardigd in het geografische gebied dat wordt gevormd door het Sloveense grondgebied en wordt begrensd door de Alpen en de Adriatische kust, door de grens met Italië in het westen, door de grens met Oostenrijk in het noorden, door de grens met Kroatië in het zuiden en door de grens met Hongarije in het oosten, over de pannonische vlakte heen.

Ten tijde van het Duitse Rijk, en later ten tijde van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, was de regio die „Kranjska” (Latijn: Carniola — Duits: Krain) werd genoemd, de enige geheel Sloveense regio. De term „Kranjec” (inwoner van Carniola) werd bijgevolg soms gebruikt als synoniem voor Sloveen en in het courante taalgebruik wordt de term nog steeds aangewend om naar een deel van de inwoners van Slovenië te verwijzen. In Slovenië vindt men het adjectief „kranjski” (van Carniola) nog steeds terug in een groot aantal andere uitdrukkingen en benamingen.

Het woord „Kranjska” vindt zijn oorsprong in de Sloveense term „krajina” die „regio” betekende (eerste schriftelijke bewijs vanaf 973 in de populaire vorm „Creina”, m.a.w. „Carniola”) Vanaf de 13e eeuw, vond de Sloveense vorm „Kranjska” (in het Duits „Krain” en „Krainburg”) ingang. In 1002 werd de regio Kranjska een autonoom graafschap naast andere graafschappen. Op administratief vlak hoorde de regio bij het Heilige Roomse Rijk. In de 14e eeuw kwam het grootste gedeelte van het huidige Sloveense grondgebied in het bezit van de Habsburgers. Het Sloveense grondgebied werd in meerdere regio's onderverdeeld: Kranjska (Carniola), Trst (Triëst), Istra (Istrië), Goriška, Koroška (Karinthië) en Štajerska (het zuidelijke deel van Stiermarken). Bij de val van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk in 1918 verloor Kranjska, of Carniola, zijn speciale statuut. Slovenië is een vrij jonge staat, die pas in 1991, na zijn afscheiding van de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië, onafhankelijk is geworden. De huidige Republiek Slovenië is dus de „erfgenaam van het grondgebied” van de oude regio Kranjska (Carniola), die er nu integraal deel van uitmaakt.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De afbakening van het geografische gebied houdt rechtstreeks verband met de geschiedenis van de „Kranjska klobasa”.

De natuurlijke omstandigheden voor de voedselproductie alsook het klimaat hebben, in een context waarin de overlevingslandbouw het overheersende model was, een beslissende invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van gastronomische specialiteiten. In een omgeving met een complex reliëf bestaande uit heuvels, valleien, dalen en vlakten zijn de inwoners er toch in geslaagd om akkergrond vrij te houden voor de teelt van voedergewassen voor varkens zodat deze dieren met het oog op de productie van fijne vleeswaren konden worden gehouden. Voor de eerste getuigenissen met betrekking tot de productie van fijne vleeswaren en worsten moeten we ver terug in de tijd, zoals blijkt uit schitterende, uit de Middeleeuwen stammende fresco's en uit afbeeldingen in archiefdocumenten (met name een 17e eeuws, in het Sloveens gesteld bericht van de kasteelintendant van Vrbovec dat aan de kasteelheer is gericht). Maar in al deze getuigenissen komen fijne vleeswaren — worsten — aan bod. Tot de typische fijne vleeswaren behoorde met name ook een halfdroge worst op basis van vlees die, dankzij de knowhow en de kennis van de inwoners van de regio waar ze werd bedacht en dankzij haar onvergelijkbare, specifieke kenmerken (haar smaak), bij het begin van de 19e eeuw, ten tijde van het Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk, onder de benaming „Kranjska klobasa” furore maakte.

5.2.   Specificiteit van het product:

Het essentiële element dat de „Kranjska klobasa” — in de vorm waarin deze worst op het Sloveense grondgebied ingeburgerd is geraakt — van andere soortgelijke worsten onderscheidt, is in feite de bereiding die volledig op het traditionele Sloveense recept van Felicita Kalinšek (auteur van het kookboek „Slovenska kuharica”, 1912) is gebaseerd; als enige afwijking van dat recept moet een aanpassing aan de moderne technische vereisten op het gebied van de veiligheid van voedingsmiddelen (gebruik van nitrietpekelzout, pasteurisatie) worden vermeld. Kenmerkend voor de „Kranjska klobasa” is tevens het worstvlees, dat uitsluitend van gezouten en grof gehakt varkensvlees en spek van de beste kwaliteit wordt bereid, met knoflook en peper wordt gekruid en bij lage temperaturen wordt gerookt. Bij de bereiding wordt uitsluitend van zeezout gebruik gemaakt. Het worstvlees wordt in varkensdarm gestopt die aan de uiteinden wordt dichtgemaakt met houten pennetjes die door de darm heengaan op zodanige wijze dat de uiteinden worden samengevoegd en er worstenparen ontstaan. Kenmerkend voor de „Kranjska klobasa” is het houten pennetje dat 2,5 à 3 mm dik en 3 à 6 cm lang is, en dat gehakt of gesneden is.

Bij de productie van „Kranjska klobasa” worden geen hulpmiddelen (bijvoorbeeld pasta op basis van vlees (smeersel)) of andere additieven (bijvoorbeeld polyfosfaten) gebruikt die in andere worsten op basis van vlees wel worden aangetroffen. Het worstvlees wordt uitsluitend in een fijne varkensdarm gestopt die aan het uiteinde met een houten pennetje op zodanige wijze wordt dichtgemaakt dat een worstenpaar wordt gevormd. De warmtebehandeling in een vochtige atmosfeer en het warm roken (de worst is een gepasteuriseerd product) voorzien de worst aan de buitenkant van een karakteristieke roodbruine kleur die evenwel niet te intens is. Tot slot onderscheidt de „Kranjska klobasa” zich ook van andere worstsoorten door de wijze — de gebruikelijke en aanbevolen wijze — waarop ze wordt gegeten, die voor een optimaal smaakpalet zorgt. De „Kranjska klobasa” wordt niet gebakken, maar geserveerd nadat ze alleen maar in zeer warm water is opgewarmd, waardoor de textuur van de worst zeer bijzonder wordt, namelijk ietwat grof, maar knapperig en sappig, met een snijvlak dat rozerood kleurt en met de specifieke smaak van gezouten varkensvlees, knoflook en peper alsook een rookaroma.

Voor het roken mag slechts van beukenhout gebruik worden gemaakt.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De faam van de „Kranjska klobasa” gaat terug tot de periode van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie die diverse volkeren met elkaar verenigde. De „Kranjska klobasa” maakt ongetwijfeld deel uit van de origineelste en meest typische Sloveense specialiteiten op basis van vlees, zoals men trouwens kan vaststellen bij opzoekingen op het internet, waar de „Kranjska klobasa” haast altijd als een authentiek Sloveens product wordt vermeld. De „Kranjska klobasa” wordt ook vermeld in de recentste gespecialiseerde literatuur (zie „Meat products handbook”, Gerhard Feiner, CRC Press, 2006; http://en.wikipedia.org/wiki/Kransky), waarin de worst vermeld staat als een typische, niet-gefermenteerde worst uit Slovenië.

De „Kranjska klobasa” dankt haar kenmerken aan de knowhow en de kennis van de inwoners van het huidige Sloveense grondgebied dat ten tijde van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie de regio „Kranjska” (Carniola) vormde. De „Kranjska klobasa” dankt haar kwaliteit eveneens aan het feit dat kwaliteitsvlees wordt gebruikt en tevens systematisch gebruik wordt gemaakt van zeezout, dat op het grondgebied van het oude Kranjska een duurzame en zelfs strategische concurrent is van het steenzout (J. Bogataj, „The Food and Cooking of Slovenia”, Annes Publishing, London 2008).

De oudste verwijzingen naar de bereiding van de „Kranjska klobasa” (onder die benaming) bevinden zich in twee kookboeken: „Süddeutsche Küche” van Katharina Prato (1896) en de zesde editie van „Slovenska kuharica” van Felicita Kalinšek (1912). Ook al kan men niet echt van recepten voor de bereiding van de „Kranjska klobasa” gewagen bij Katharina Prato, de verwijzing van deze auteur naar deze worstvariëteit is waarschijnlijk één van de oudste bestaande, schriftelijke verwijzingen (1896). In „Slovenska kuharica” (1912) wordt door Felicita Kalinšek reeds uiteengezet hoe de „Kranjska klobasa” wordt bereid.

Het is niet moeilijk om in Slovenië — vooral dan in het kader van de orale traditie — op getuigenissen te stuiten over de „Kranjska klobasa” of worst van Carniola, over de plekken waar dit product wordt bereid en over de faam die de worst temidden van andere regionale worstsoorten geniet. Talrijk zijn ook de populaire verhalen over de exacte herkomst van de „Kranjska klobasa” en over de plek waar de worst voor het eerst werd bereid. Vaak wordt tijdens een dergelijke vertelling het dorpje Trzin vermeld dat zich tussen Ljubljana en Kamnik bevindt. Reeds in de 19e eeuw zouden talrijke slagers aldaar de markten hebben bevoorraad met worsten van Carniola, die zelfs tot in Wenen verkrijgbaar waren. Volgens bepaalde orale bronnen heeft deze worst haar naam te danken aan de stad Kranj; volgens andere bronnen werd ze bereid in alle grote steden en plaatsen in Carniola van dat ogenblik. Het verhaal gaat ook dat keizer Frans-Jozef die vanuit Wenen per koets naar Triëst reisde, halt hield in het dorpje Naklo pri Kranju in het bekende relais Marinšek, dat aan de nationale weg was gelegen. Hij wenste een maaltijd te nuttigen en vroeg aan de herbergier wat hij hem kon aanbieden. „Wij hebben slechts eenvoudige huisbereide worsten en verder niets” zou de herbergier geantwoord hebben. De keizer bestelde de huisbereide worst en nadat hij ervan had geproefd riep hij enthousiast uit: „Maar dat is geen eenvoudige worst, dat is de worst van Carniola!”

Een culinaire bijzonderheid van de Sloveense regio's is dat „Kranjska klobasa” overal wordt bereid en verkocht hetgeen aantoont dat men in heel Slovenië met het gerecht vertrouwd is. De faam van de „Kranjska klobasa” blijkt ook uit het feit dat de typische Sloveense schotel zuurkool is, geserveerd met de worst van Carniola.

Het prestige van de „Kranjska klobasa” reikte tot over de grenzen heen zoals blijkt uit de vertalingen van de naam van deze worst in de verschillende talen van het oude Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk (J. de Moor& N. de Rooj/ed., „European Cookery, Tradition & Innovation”, Utrecht 2004).

Sedert 2003 wordt in Slovenië een festival van de „Kranjska klobasa” gehouden alsook een wedstrijd die de beste „Kranjska klobasa” bekroont.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

http://www.mkgp.gov.si/fileadmin/mkgp.gov.si/pageuploads/Varna_hrana/zascita/KranjskaKlobasa_spec.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/28


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2012/C 48/11

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/06 VAN DE RAAD

Image(PINGGU DA TAO)

EG-nummer: CN-PDO-0005-0628-16.07.2007

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam:

Image” (Pinggu Da Tao)

2.   Lidstaat of derde land:

China

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.6.

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

Deze perzik staat bekend als een eetbare, sappige vrucht van de soort Prunus, onderfamilie Prunoideae, familie Rosaceae. Ze wordt geteeld in de lage heuvels en op het glooiende platteland van het Yanshangebergte in het district Pinggu van Beijing, een zonovergoten en warm gebied dat profiteert van zanderige of lemige gronden. De unieke natuurlijke omstandigheden bezorgen de perzik „Pinggu Da Tao” haar unieke kenmerken, namelijk haar grootte, mooie kleur, sappigheid en volle smaak, haar matige suikergehalte en haar goede zoet/zuur-verhouding. „Pinggu Da Tao” verwijst naar tien geteelde variëteiten zoals blijkt uit de volgende tabel. Qingfeng is de enige variëteit met een gemiddelde grootte in de tabel; een Qingfeng perzik weegt ≥ 150 g; een perzik van de negen andere, grote variëteiten weegt ≥ 275 g.

De fysisch-chemische kenmerken van de 10 verschillende variëteiten van „Pinggu Da Tao” zijn hierna weergegeven:

Variëteit

Kenmerk

oplosbare vaste delen (20 °C), (%)

Totaal zuur gemeten op basis van appelzuur (%)

Dajiubao

≥ 12,00

≤ 0,20

Qingfeng (Peking nr. 26)

≥ 11,50

≤ 0,42

Qingfeng (Peking nr.. 24)

≥ 12,00

≤ 0,20

Yanhong (Green-making nr. 9)

≥ 12,50

≤ 0,18

August Crispy (Peking nr. 33)

≥ 11,00

≤ 0,20

Yanfeng nr. 1

≥ 12,00

≤ 0,20

Luwangxian

≥ 11,50

≤ 0,28

Huayu

≥ 12,00

≤ 0,20

Big Red Peach

≥ 12,00

≤ 0,20

Century 21st

≥ 12,00

≤ 0,18

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De volgende fasen van het productieproces moeten in het afgebakende geografische gebied worden doorlopen: de selectie en de planning van de boomgaard, de aanplanting, het bodem-, mest- en irrigatiebeheer, de vormgeving en het snoeien, het uitdunnen van bloesems en vruchten, de oogst, de behandeling na de oogst en de opslag.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

Verpakking: de perziken mogen uitsluitend verpakt worden door verpakkingsbedrijven die beschikken over een vergunning om het BGA-label te gebruiken en die gecontroleerd worden door organen die bevoegd zijn voor de kwaliteitsborging.

1.   Verpakkingsmateriaal: de buitenverpakking bestaat uit golfkartonnen dozen die hard en stevig genoeg moeten zijn om hun vorm te behouden. Zij moeten de inhoud niet alleen droog maar ook schimmel-, worm- en geurvrij houden en ervoor zorgen dat de perziken niet aan vervuiling worden blootgesteld.

2.   Verpakkingsvereisten: de vruchten worden in de dozen op ordelijke wijze gestapeld. De verschillende lagen in de dozen worden met kartonnen tussenleggers van elkaar gescheiden.

Verzending

Voor het vervoer moet er worden op toegezien dat de perziken in partijen worden aangeleverd en op zodanige wijze worden gestapeld dat ze niet worden geplet; de containers moeten schoon en goed geventileerd zijn en zonneschijn en regen moeten worden geweerd; er moet ook voor gezorgd worden dat de perziken niet aan vorst of aan hoge temperaturen worden blootgesteld.

De perziken moeten bij het afladen omzichtig worden gehanteerd; vervoer met inachtneming van de koudeketen wordt aanbevolen. Het vervoermiddel moet schoon worden gehouden en vrij zijn van toxische of gevaarlijke materialen en goederen.

Opslag

1.

Vóór de opslag moeten de vruchten voorgekoeld worden tot 4 °C.

2.

De opslagtemperatuur moet 0 °C-3 °C bedragen.

3.

De relatieve vochtigheid in de opslagruimte moet tussen 85 %-90 % worden gehouden.

4.

Wanneer de opslag bij een gecontroleerde atmosfeer kan plaatsvinden, moeten 1 % O2 en 5 % CO2 worden aangehouden.

5.

De opslagruimte moet reukvrij zijn. De vruchten mogen niet in de buurt van toxische of gevaarlijke materialen en goederen worden opgeslagen; toxische of gevaarlijke bewaarmiddelen of stoffen zijn niet toegestaan.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Alle kartons van één en dezelfde zending moeten voorzien zijn van etiketten die hetzelfde formaat hebben en dezelfde gegevens vermelden.

Behalve het geregistreerde handelsmerk van het bedrijf, moeten ook de benaming van de perziken waarop in China de beschermde geografische aanduiding van toepassing is, „Pinggu Da Tao”, alsook het speciale BGA-logo en de code voor de kwaliteitscontrole op een duidelijk zichtbare plek op de buitenzijde van het verpakkingskarton worden aangebracht. Bovendien moeten op de verpakking de variëteit, de klasse (specificatie), het nettogewicht, het land van oorsprong en de producent van het product worden vermeld. De woorden moeten leesbaar zijn en moeilijk te verwijderen. De vermeldingen op de buitenzijde van de verpakking moeten stroken met het product binnenin.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:

Het geografische gebied voor „Pinggu Da Tao” bestaat uit 16 gemeenten en dorpen die momenteel deel uitmaken van het administratieve gebied van het district Pinggu, Beijing, namelijk: Pinggu, Jinhaihu, Yukou, Machangying, Mafang, Donggaocun, Xiagezhuang, Shandongzhuang, Wangxinzhuang, Nandulehe, Zhengluoying, Dahuashan, Liujiadian, Daxingzhuang, Huangsongyu en Xiong’erzhai County.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Het district Pinggu bevindt zich op 40° 02′-40° 22′ noorderbreedte en 116° 55′-117° 24′ oosterlengte. Het is een klein bekken met lage heuvels en glooiingen, de zuidelijke uitlopers van het Yanshangebergte. In het oosten, zuiden en noorden is het omringd met bergen; in het centrum bestaat het uit een vlakke vallei. Groene heuvels liggen verspreid over het gewest dat ook door de rivieren Ju en Ru wordt doorstroomd.

De gronden zijn er hoofdzakelijk zanderig of lemig, zacht, goed geventileerd en rijk aan kalium. Het gebied heeft een onafhankelijk watersysteem dat zorgt voor water van uitstekende kwaliteit. De regio kan bogen op een warm, gematigd, continentaal moussonklimaat dat wordt gekenmerkt door grote verschillen in de dagtemperaturen en vele uren zonneschijn. De maandelijkse temperatuurverschillen zijn groot en kunnen in het voorjaar 6,8 °C tot 8,7 °C en in de herfst 6,9 °C tot 8,9 °C bedragen. De regio is zeer zonnig met gemiddeld 2 555,3 zonuren per jaar en een gemiddeld dagelijks blootstellingspercentage van 58 %.

5.2.   Specificiteit van het product:

1.   Grote vruchten: de grootte van de vruchten is het belangrijkste kenmerk van „Pinggu Da Tao”. Een enkele „Pinggu Da Tao”-perzik weegt gemiddeld 20 % meer dan een daarmee overeenstemmende variëteit en dit verschil is te danken aan de unieke fruitboomvariëteiten, het klimaat en het natuurlijke milieu. Een enkele vrucht van de variëteit met de gemiddelde grootte weegt ≥ 150 g en een enkele vrucht van de grote variëteiten weegt ≥ 275 g.

2.   Mooie kleur: de kleur is een van de belangrijkste kenmerken van de perziken en bepalend voor hun commerciële waarde. De „Pinggu Da Tao” hebben een gave huid met een mooie kleur en een flinke blos.

3.   Vol aroma en volle smaak: „Pinggu Da Tao” geurt heerlijk, heeft wat de smaak betreft een goede zoet/zuur-verhouding en fijn vruchtvlees, en is zeer sappig. Dit behoorlijke evenwicht en de verhouding tussen de oplosbare vaste delen en het totaal zuur verlenen de „Pinggu Da Tao” haar uitstekende sensorische kwaliteit.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De unieke natuurlijke omstandigheden die bij Pinggu een rol spelen, namelijk de bodem, het watersysteem, de dagelijkse temperatuurschommelingen, de zonneschijn en het sterk genormaliseerde bedrijfsbeleid, dragen bij aan de kenmerken en de kwaliteit van de Pinggu perzik. De karakteristieke natuurlijke omstandigheden zijn:

1.   Natuurlijke omstandigheden

1.   Klimaat

Het teeltgebied van de „Pinggu Da Tao” bevindt zich in de warme zuidelijke zone aan de voet van een gebergte. Het teeltgebied krijgt voldoende zonneschijn en er is een groot verschil tussen dag- en nachttemperaturen; dat is goed om de perziken een mooie kleur te laten krijgen en het koolhydratengehalte te laten stijgen. De regio kan bogen op een jaarlijkse gemiddelde zonnestraling van 5,103 joule per vierkante meter en een gemiddeld blootstellingspercentage van 58 %.

2.   Bodem

Het teeltgebied van de „Pinggu Da Tao” wordt gevormd door de alluviale oevers van de rivieren Ju en Ru. De gronden zijn zanderig of licht lemig. De goede permeabiliteit van de gronden is positief voor het hoge zuurstofverbruik van het wortelsysteem van perzikbomen en zorgt ervoor dat dit wortelsysteem actief blijft. Dat zorgt voor de zoete smaak van „Pinggu Da Tao”.

3.   Water

Pinggu bevindt zich in een hydro-geologisch bergbekken dat beschikt over een onafhankelijk watersysteem dat zorgt voor overvloedige hoeveelheden water van uitstekende kwaliteit. Op de rivier wordt niet gevaren zodat het oppervlaktewater niet verontreinigd is. De bomen worden hoofdzakelijk geïrrigeerd met grondwater van goede kwaliteit dat kan worden vergeleken met eersteklas drinkwater en zelfs met natuurlijk mineraal water. Verstandige irrigatie zorgt ervoor dat aan de waterbehoefte ruim wordt voldaan tijdens de fasen van de ontkieming, de volle bloesem en de vruchtzetting zodat een goede grootte, kleur en opbrengst van de vruchten gegarandeerd zijn.

2.   Historische oorsprong

Pinggu kent een lange perzikteelttraditie. Er werden documenten teruggevonden die teruggaan tot de Ming Dynastie. Liu Ai, de gewestmagistraat van Pinggu tijdens de Longqin periode van de Ming Dynastie, schreef een gedicht met als titel „De acht klassieke landschappen van Pinggu” waarin de Pinggu perzikbloesem als volgt wordt geprezen: „Halfweg de heuveltop, blijft de sneeuw het hele jaar door liggen. De perzikbloesems moeten in maart evenwel hun kwetsbare knoppen nog vormen. Kijk, bij een klare hemel, rustig naar de horizon; de maan, die helder is als jade, zweeft onder de wolken.” Keizer Qianlong van de Qin Dynastie schreef ook een gedicht waarin de perzikbloesems in Pinggu worden beschreven: „… wanneer de wilg golft en de indruk van lichte rook wekt en de perzikboom zijn bloesems in de regen laat neerstromen …”.

3.   Menselijke dimensie

Pinggu kent een lange perzikteelttraditie. Er werden verwijzingen naar deze teelt gevonden in werken die teruggaan tot de Ming Dynastie. Op basis van oude teeltpraktijken werden een hele reeks technieken op het vlak van plantbeheer voor „Pinggu Da Tao” toegepast zoals het snoeien in Y-vorm of het snoeien met een open centrum (goed voor de ventilatie en de penetratie van het licht). Wat de vruchten betreft, werden artificiële technieken om de bloesems en de vruchten uit te dunnen en technieken om de vruchten met zakjes te beschermen toegepast om ervoor te zorgen dat vruchten van gelijke grootte, een stabiele opbrengst en een goede kleur gegarandeerd zijn.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(artikel 5, lid 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006)


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/32


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2012/C 48/12

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„KRAŠKA PANCETA”

EG-nummer: SI-PGI-0005-0833-13.10.2010

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Kraška panceta”

2.   Lidstaat of derde land:

Slovenië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.2.

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Kraška panceta” is een traditioneel gedroogd vleesproduct met een karakteristieke rechthoekige vorm. Het minimumgewicht van het eindproduct bedraagt 2,2 kg.

„Kraška panceta” wordt vervaardigd van mager spek. Het product wordt toebereid om met het zwoerd en zonder de ribben te worden gedroogd. Het procedé van het droogzouten waarbij slechts van zeezout gebruik wordt gemaakt, en het drogen en rijpen van het product zonder warmtebehandeling dragen bij aan de karakteristieke organoleptische kenmerken van de dunne plakken. Het magere gedeelte van de panceta is droog en vast en blijft voldoende elastisch wanneer er druk op wordt uitgeoefend. Er zijn duidelijk sporen van de ribben te zien. Het zwoerd is hard en glad en wordt vlak voordat het product wordt geconsumeerd, weggehaald. Tijdens de rijping krijgen de magere gedeelten van de panceta een karakteristieke roze kleur. Het vet is crèmekleurig-wit van kleur. Een plak bestaat hoofdzakelijk uit mager vlees waar dunne laagjes vet doorheen lopen. Met name het uiterlijke aspect van een fijne plak, die zacht van textuur moet zijn, maakt deel uit van de organoleptische kenmerken. Het magere vlees en het vet moeten stevig aan elkaar vastzitten. Het aroma van een plak moet vol en harmonisch zijn terwijl de smaak zoet — niet zout — moet zijn.

Het zoutgehalte mag niet meer dan 6 % bedragen; de bereikte droogtegraad moet minstens 33 % bedragen; de aw-waarde mag maximaal 0,92 bedragen; het eiwitgehalte moet minstens 23 % bedragen en het vetgehalte minstens 36 %.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

Spek van vlezige varkensrassen wordt geselecteerd voor de productie van „Kraška panceta”. De uitgesneden panceta bestaat uit een gedeelte van de borst en laat negen tot tien plekken zien waar duidelijk ribben hebben gezeten. Het vlezige gedeelte van de lende maakt eveneens deel uit van de panceta. Typisch voor „Kraška panceta” is de standaard versnijding in de vorm van een rechthoek met een lengte van 45 tot 50 cm lang en een breedte van 18 tot 20 cm. Het minimumgewicht van de panceta bedraagt 4 kg wanneer hij vers is. De panceta wordt klaargemaakt om te worden gedroogd met het zwoerd en zonder de ribben; de zijden moeten worden bijgekant en het magere vlees en het zwoerd moeten ongeschonden zijn. Het zachte vet aan de binnenzijde wordt verwijderd.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De temperatuur van de verse panceta, gemeten vlak voor het zouten, moet tussen + 1 °C en + 4 °C liggen.

Het gehalte aan mager vlees in de panceta, de afmetingen van het uitgesneden stuk (18-20 cm × 45-50 cm) en de opmaak van het stuk worden gecontroleerd.

Een slecht opgemaakte panceta wordt niet gebruikt: het zwoerd moet glad zijn en vrij van stoppels, insnijdingen, builen of bloeduitstortingen;

De panceta wordt voorzien van een serienummer en van de datum waarop hij werd gezouten (dag, maand, jaar) met het oog op identificatie;

Het zouten vindt plaats met de hand; ruw zeezout wordt in de panceta gewreven op de plekken waar de ribben hebben gezeten. De hoeveelheid zout is afhankelijk van het gewicht van iedere panceta. Peper en verse knoflook worden toegevoegd; ook suiker mag worden toegevoegd;

De gezouten panceta wordt opgeslagen op rekken of pallets;

Er wordt gezouten bij een temperatuur van 1 tot 6 °C gedurende 5 tot 7 dagen;

Koude fase: temperatuur van 1 tot 6 °C gedurende 1 tot 3 weken;

Er wordt gedroogd bij een temperatuur van 14 tot 22 °C gedurende 2 tot 7 dagen; Zacht koud roken gedurende één dag is toegestaan;

De panceta wordt gedroogd/gerijpt bij een temperatuur van 10 tot 18 °C; de totale productietijd bedraagt minstens 10 weken; de aw-waarde moet lager liggen dan 0,92 en het zoutgehalte lager dan 6 %; de bereikte droogtegraad moet minstens 33 % bedragen en het eindproduct moet meer dan 2,2 kg wegen.

Een willekeurige selectie van „Kraška panceta” wordt gecontroleerd op de organoleptische kenmerken.

Een goed bevonden product wordt geïdentificeerd door op het zwoerd het merkteken aan te brengen.

De gerijpte producten worden in donkere ruimten opgeslagen bij een temperatuur van 8 tot 10 °C.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

„Kraška panceta” waarop de beschermde geografische aanduiding (BGA) van toepassing is, wordt verkocht als volledig of als half product en is op het zwoerd gemerkt met het „Kraška panceta”-logo. Om het product gemakkelijker te kunnen verkopen (verkoop in delicatessenzaken) mag de panceta in kleinere stukken met uniforme afmetingen worden gesneden. Om de karakteristieke organoleptische kenmerken, het roodkleurige magere vlees en het crèmekleurige witte vet te handhaven, is het van het grootste belang dat het snijden en verpakken van de „Kraška panceta” onder streng technologisch toezicht plaatsvinden. Contact met de lucht, waardoor het vlees gaat oxideren, kan de kwaliteit van het spek ernstig in het gedrang brengen. Daarom mag „Kraška panceta” met het oog op de verkoop slechts in voor de productie van „Kraška panceta” geregistreerde bedrijven worden versneden en verpakt. Op deze wijze kan het product meteen worden verpakt, kan oxidatie door blootstelling aan de lucht of als gevolg van onaangepaste temperaturen worden voorkomen en is de noodzakelijke microbiologische veiligheid van het product gegarandeerd. Continue controle, volledige traceerbaarheid en handhaving van de typische kenmerken van „Kraška panceta”, die voor de authenticiteit van het product en voor het consumentenvertrouwen zeer belangrijk zijn, zijn hierdoor gegarandeerd.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Alle producenten die in het bezit zijn van een certificaat dat aangeeft dat zij het product conform het productdossier vervaardigen, mogen hun product met de benaming „Kraška panceta” en met het logo markeren. Het logo bestaat uit een gestileerd beeld van een panceta met daarop de vermelding „Kraška panceta”. Het registratienummer van de desbetreffende producent wordt naast het logo aangebracht. Het gebruik van het logo is verplicht voor alle aanbiedingsvormen van de panceta die in de handel worden gebracht. Betreft het een in zijn geheel aangeboden product, dan is ook het zwoerd van het identificatiemerkteken voorzien.

Om „Kraška panceta” te kunnen identificeren, moeten ook de woorden „zaščitena geografska označba” (beschermde geografische aanduiding) en het nationale kwaliteitslogo op het product worden aangebracht.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:

De grenslijn van het productiegebied van „Kraška panceta” loopt van Kostanjevica na Krasu naar Opatje selo en vandaar naar de grens tussen Slovenië en Italië; dan langs die grens naar de grensovergang in Lipica en vandaar langs de weg naar Lokev; vervolgens langs de weg naar Divača, vandaar in rechte lijn naar het dorp Vrabče en vandaar naar Štjak, Selo, Krtinovica, Kobdilj; vervolgens in rechte lijn door Mali Dol naar Škrbina, verder naar Lipa en Temnica en terug naar Kostanjevica na Krasu. Alle bovengenoemde dorpen maken deel uit van het geografische gebied.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De Karst (Kras) is één van de grootste landschappelijke gebieden in Slovenië. Het is een golvend kalksteenplateau met een typisch karstterrein (valleien, verdwijngaten, nevenvalleien, spleten en ondergrondse grotten). Bodems van kalksteen zijn karakteristiek voor de Karst; op dit kalkstenen substraat werd de befaamde Karst „terra rossa” gevormd. Er is weinig teelaarde aan de oppervlakte die hoofdzakelijk rotsachtig is, hoewel grassen, struiken of magere bossen op sommige plekken wel een kans krijgen.

De nabijheid van de zee oefent een overheersende invloed uit op het klimaat in de Karstregio. Hier komen het milde mediterrane klimaat en de koude continentale lucht samen. Temperatuurschommelingen zijn niet ongewoon in de Karstregio en zijn het gevolg van de instroom in dit mediterrane gebied van koude continentale lucht in de vorm van de borawind van de Karst. De nabijheid van de zee zorgt ervoor dat de temperatuur in de winter, na dagen van ijskoude borawind, plots sterk kan stijgen. Als er al sneeuw valt, smelt deze snel weg. De nabijheid van de zee heeft ook in de zomer belangrijke gevolgen: warm, helder weer overheerst. Door het geaccidenteerde terrein van het Karstplateau en de onmiddellijke nabijheid van de zee waait er altijd wel een wind of een bries en de relatieve luchtvochtigheid is in het geografische gebied vrij laag.

De natuurlijke omstandigheden in het geografische gebied zorgen voor een gunstig microklimaat voor het drogen van vlees en daarvan wordt door de lokale bevolking sinds mensenheugenis dankbaar gebruik gemaakt. De plaatselijke ambachtslui creëren het juiste evenwicht tussen temperatuur en luchtvochtigheid door in de huizen in de Karst, die met dikke muren zijn gebouwd, gebruik te maken van verschillende kamers. De landbouwers brengen pršut (ham), panceta (vet spek), vratovina (varkensnek), worst en andere producten van de ene naar de andere kamer en zijn hierbij constant op zoek naar de juiste combinatie van vochtigheidsgraad en temperatuur voor de verschillende technologische stadia van het rijpingsproces. In de loop der tijden zijn de technische vaardigheden en praktische kennis, samen met de ervaring, dan ook geëvolueerd en nu onder de plaatselijke bevolking voor altijd gemeengoed geworden.

5.2.   Specificiteit van het product:

Het specifieke van „Kraška panceta” ligt in de rechthoekige versnijding die een gedeelte van de borst omvat en negen tot tien plekken laat zien waar duidelijk ribben hebben gezeten. Een dergelijke versnijding zorgt voor de juiste verhouding tussen mager vlees en spek. In verhouding tot het vet bevat de panceta veel vlees. Een ander specifiek kenmerk is dat van oudsher slechts droogzouten met zeezout wordt toegepast. Het drogen/rijpen zonder warmtebehandeling vindt plaats bij een temperatuur van minder dan 18 °C; hierdoor boeten de eiwitten niet in aan kwaliteit als gevolg van de warmte en blijft het vetweefsel stevig.

Samen met de zorgvuldige controle van het droog-/rijpingsproces zorgt dit voor de karakteristieke kwaliteit die bij de consument op zoveel waardering kan rekenen en die de „Kraška panceta” tot een commercieel succesnummer heeft gemaakt.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De geografische aanduiding „Kraška panceta” is gebaseerd op de productietraditie en de reputatie van het product.

In de Karstregio komen het milde mediterrane klimaat en de koude continentale lucht samen. Door het geaccidenteerde terrein van het Karstplateau en de onmiddellijke nabijheid van de zee waait er altijd wel een wind of een bries, hetgeen bevorderlijk is voor een vrij lage relatieve luchtvochtigheid. De gunstige natuurlijke omstandigheden voor het drogen van vlees en de vraag naar het product waren voor de lokale bevolking de aanzet om bij de productie van stukken spek aan deze vraag te voldoen.

De regio kan bogen op een lange traditie wat de verduurzaming van spek betreft; verwijzingen naar deze productie gaan terug tot 1689. De technische vaardigheden evolueerden in de loop der jaren samen met de ervaring, werden gemeengoed onder de plaatselijke bevolking en werden van generatie op generatie overgeleverd. De „Kraška panceta” heeft zijn herkenbare standaardvorm en zijn organoleptische kenmerken mede aan de inzet van de bevolking van de Karstregio te danken.

In tegenstelling tot andere Sloveense regio's heeft de bevolking van de Karst steeds droogzouten toegepast en slechts een matige hoeveelheid zout gebruikt voor de productie van „Kraška panceta”. In andere regio's van Slovenië wordt over het algemeen nat gezouten of worden nat zouten en droogzouten gecombineerd. Het droogzouten en de voldoende lange rijpingstijd bij een lage temperatuur oefenen een belangrijke invloed uit op de typische organoleptische kenmerken van „Kraška panceta”. Dankzij de rijpingswijze en de karakteristieke geur en smaak is „Kraška panceta” als gastronomische specialiteit, samen met de ham uit de Karst (Kraški pršut), tot hapje bij ceremoniële gelegenheden gepromoveerd.

In 1977 brak in de productie van „Kraška panceta” een nieuw tijdperk aan toen de producenten gebruik gingen maken van met speciale technologie uitgeruste productie-installaties.

Getuigenissen in verband met de reputatie van de „Kraška panceta” zijn in diverse literaire werken, brochures, folders, enz. te vinden. In 1978 werd „Kraška panceta” in de folder van een van de producenten voorgesteld. Dr. Stanislav Renčelj presenteerde „Kraška panceta” in de boeken „Suhe mesnine narodne posebnosti” (Gedroogde vleesproducten — nationale specialiteiten) (1991), „Kraška kuhinja” (De Karstkeuken) (1999), „Suhe mesnine na Slovenskem” (Sloveense gedroogde vleesproducten) (2008) en „Okusi Krasa” (Smaken van de Karst) (2009). „Kraška panceta” werd in het boek „Okusiti Slovenijo” (Proef Slovenië) door Dr. Janez Bogataj (2007) voorgesteld als een Sloveense gastronomische specialiteit. Met de pancetta kon ook kennis worden gemaakt in diverse promotieblaadjes zoals „Do odličnosti za dober okus, Slovenija (1998)” (Naar excellent genot, Slovenië) (drietalige publicatie), „Edamus, Bibamus, Gaudeamus” (Interreg III project, 2006), „Kras in Kraške posebnosti” (Karst en Karst-specialiteiten) (Phare programma), „Pomlad Kraških dobrot” (De opkomst van Karst-specialiteiten) (Karst proefproject, 2001), „Dobrote Krasa in Brkinov” (Delicatessen uit de regio's Karst en Brkini) (Gemeente Sežana, 2010), enz.

De producenten van „Kraška panceta” nemen deel aan de internationale beurs voor landbouwproducten en voedingsmiddelen in Gornja Radgona en de „Kraška panceta” heeft hier de laatste jaren hoge onderscheidingen en talrijke prijzen weggekaapt.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(artikel 5 (7) van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.mkgp.gov.si/fileadmin/mkgp.gov.si/pageuploads/Varna_hrana/junij2010/Spec_Kraska_panceta.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.