ISSN 1977-0995 doi:10.3000/19770995.CE2012.046.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 46E |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
55e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
III Voorbereidende handelingen |
|
|
RAAD |
|
2012/C 046E/01 |
||
2012/C 046E/02 |
||
NL |
|
III Voorbereidende handelingen
RAAD
17.2.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 46/1 |
STANDPUNT (EU) Nr. 4/2012 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
met het oog op de aanneming van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid
Vastgesteld door de Raad op 13 december 2011
2012/C 46 E/01
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (de kaderrichtlijn) (3) kan de Commissie wetgevingsvoorstellen bij het Europees Parlement en de Raad indienen voor de vaststelling van meerjarenprogramma's voor het radiospectrumbeleid. In die programma's moeten de richtsnoeren en doelstellingen voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik worden uiteengezet overeenkomstig de richtlijnen inzake elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. Die richtsnoeren en doelstellingen dienen betrekking te hebben op de voor het tot stand brengen en het functioneren van de interne markt vereiste beschikbaarheid en efficiënte benutting van het radiospectrum. Het programma voor het radiospectrumbeleid (hierna: „het programma”) moet de doelen en kernacties steunen, die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 inzake de Europa 2020-strategie en de mededeling van de Commissie van 26 augustus 2010 inzake „Een digitale agenda voor Europa”, en het programma is één van de 50 prioritaire maatregelen van de mededeling van de Commissie van 11 november 2010„Naar een Single Market Act”. |
(2) |
Dit besluit mag geen afbreuk doen aan het bestaande Unierecht en in het bijzonder Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (4), Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/21/EG en ook Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (7). Dit besluit mag evenmin afbreuk doen aan de maatregelen die in overeenstemming met het Unierecht op nationaal niveau worden genomen ter verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in het bijzonder met betrekking tot inhoudsregels en audiovisueel beleid en het recht van de lidstaten om hun radiospectrum in het belang van de openbare orde en veiligheid en voor defensiedoeleinden te organiseren en te gebruiken. |
(3) |
Het spectrum is een essentiële publieke hulpbron voor vitale sectoren en diensten, zoals mobiele, draadloze breedband- en satellietcommunicatie, televisie- en radio-uitzendingen, vervoer, radioplaatsbepaling en toepassingen zoals alarmen, afstandsbedieningen, gehoorapparaten, microfoons en medische apparatuur. Het ondersteunt publieke diensten zoals veiligheids- en beveiligingsdiensten, met inbegrip van civiele bescherming, en wetenschappelijke activiteiten zoals meteorologie, aardobservatie, radioastronomie en ruimteonderzoek. Gemakkelijke toegang tot het spectrum speelt eveneens een rol in de verstrekking van elektronische communicatie, met name voor burgers en ondernemingen die gevestigd zijn in afgelegen en dunbevolkte gebieden, zoals het platteland of eilanden. Regelgevende maatregelen op het gebied van het spectrum hebben derhalve economische, culturele, wetenschappelijke, sociale, ecologische en technische effecten en gevolgen voor de veiligheid, de gezondheid en het algemeen belang. |
(4) |
Er moet een hernieuwde economische en maatschappelijke benadering worden ontwikkeld voor spectrumbeheer, -toewijzing en -gebruik. Het programma moet een specifieke focus gericht op spectrumbeleid hebben, met als doel om een grotere efficiëntie van het spectrum, een betere frequentieplanning en waarborgen tegen concurrentieverstorend gedrag zeker te stellen. |
(5) |
De strategische planning en harmonisering van het spectrumgebruik op uniaal niveau moet de interne markt voor draadloze elektronischecommunicatiediensten en -uitrusting alsmede de beleidsterreinen van de Unie waarvoor spectrum dient te worden gebruikt, stimuleren en op die manier nieuwe innovatiekansen en werkgelegenheid creëren en tegelijkertijd het economisch herstel en de sociale integratie in de hele Unie bevorderen, zonder daarbij de belangrijke sociale, culturele en economische waarde van spectrum uit het oog te verliezen. |
(6) |
De harmonisatie van een passend spectrumgebruik kan eveneens van belang zijn om de kwaliteit van elektronischecommunicatiediensten te waarborgen en is essentieel om schaalvoordelen te realiseren, waardoor de kosten van het opzetten van mobiele netwerken en de kosten van mobiele apparatuur voor de consument dalen. Te dien einde moet voor de Unie een beleidsprogramma worden ontwikkeld dat de interne markt voor alle uniale beleidsterreinen bestrijkt waarbij het gebruik van spectrum is betrokken, zoals de beleidsterreinen elektronische communicatie, onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart, vervoer, energie en audiovisuele aangelegenheden. |
(7) |
Het programma moet de concurrentie bevorderen en bijdragen aan het creëren van de basis voor een daadwerkelijke eengemaakte digitale markt. |
(8) |
Het programma dient, in het bijzonder, de Europa 2020-strategie te ondersteunen, gezien het enorme potentieel van draadloze diensten voor het bevorderen van een op kennis gebaseerde economie, het ontwikkelen en ondersteunen van sectoren die steunen op informatie- en communicatietechnologie en het wegwerken van de digitale kloof. Door het toenemende gebruik van met name audiovisuelemediadiensten en online-inhoud wordt de vraag naar snelheid en dekking groter. Het is tevens een belangrijke component in het kader van de digitale agenda voor Europa, die als doel heeft te voorzien in snel breedbandinternet voor de toekomstige op netwerken en op kennis gebaseerde economie, en de ambitieuze doelstelling bevat om universele toegang te bieden tot breedbandinternet. Het leveren van de hoogst mogelijke snelheden en capaciteit voor draadgebonden en draadloze breedband, draagt bij aan de verwezenlijking van de doestelling dat tegen 2020 iedereen kan rekenen op een verbindingssnelheid van minstens 30 Mbps en dat tenminste de helft van de huishoudens in de Unie een breedbandverbinding met een snelheid van minimaal 100 Mbps heeft, en is van groot belang om de economische groei en het mondiaal concurrentievermogen te bevorderen en is noodzakelijk om de duurzame economische en sociale voordelen van een digitale eengemaakte markt te verwezenlijken. Het programma moet ook andere sectorale beleidsdoelstellingen van de Unie, zoals een duurzaam milieu en economische integratie en sociale inclusie voor alle burgers van de Unie, ondersteunen. Gezien het belang van draadloze toepassingen voor innovatie is dit programma ook één van de hoofdinitiatieven ter ondersteuning van het beleid van de Unie inzake innovatie. |
(9) |
Het programma dient de basis te vormen voor een ontwikkeling waarbinnen de Unie het voortouw kan nemen op het gebied van draadloze breedbandsnelheden, mobiliteit, dekking en capaciteit. Een dergelijk leiderschap is essentieel voor het bewerkstelligen van een concurrerende eengemaakte digitale markt, die gericht is op de ontsluiting van de interne markt voor alle burgers van de Unie. |
(10) |
In het programma moeten de beleidslijnen en doelstellingen voor de lidstaten en de instellingen van de Unie tot 2015 worden bepaald en specifieke uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld. Het spectrumbeheer is weliswaar nog steeds grotendeels een nationale bevoegdheid, maar dient in overeenstemming te zijn met het bestaande Unierecht en ruimte te bieden voor maatregelen in het kader van het beleid van de Unie. |
(11) |
Het programma dient tevens rekening te houden met Beschikking nr. 676/2002/EG en de technische deskundigheid van de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT) zodat beleid van de Unie dat steunt op spectrum en dat door het Europees Parlement en de Raad is goedgekeurd, kan worden uitgevoerd krachtens technische uitvoeringsmaatregelen, waarbij wordt aangetekend dat dergelijke maatregelen kunnen worden genomen wanneer dit voor de uitvoering van het bestaande uniale beleid noodzakelijk is. |
(12) |
Om een gemakkelijke toegang tot het spectrum te verzekeren zijn soms innoverende types machtiging nodig zoals het collectief gebruik van spectrum of het delen van infrastructuur; de toepassing van dergelijke types machtiging in de Unie kan worden gefaciliteerd door beste praktijken in kaart te brengen, informatie-uitwisseling aan te moedigen en door bepaalde gemeenschappelijke of convergerende voorwaarden voor spectrumgebruik vast te stellen. Algemene machtigingen, die het minst belastende type machtiging zijn, zijn vooral interessant wanneer er geen gevaar bestaat dat door interferentie de ontwikkeling van andere diensten in het gedrang komt. |
(13) |
Hoewel de zogenaamde 'kennistechnologieën' zich in technisch opzicht nog in het ontwikkelingsstadium bevinden, moeten de mogelijkheden ervan nu al nader worden onderzocht, waaronder het faciliteren van het delen op basis van geolokalisatie. |
(14) |
Het verhandelen van spectrumrechten in combinatie met flexibele gebruiksvoorwaarden zou de economische groei wezenlijk kunnen bevorderen. Derhalve dienen banden waarop het Unierecht reeds voorziet in een flexibel gebruik overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG onmiddellijk verhandelbaar te worden gemaakt. Het delen van beste praktijken inzake machtigingsvoorwaarden en -procedures voor dergelijke banden en gemeenschappelijke maatregelen om te vermijden dat concentraties van spectrumgebruiksrechten ontstaan die tot een machtspositie of een niet gerechtvaardigde onderbenutting van dergelijke rechten kunnen leiden, zouden de gecoördineerde invoering van deze maatregelen door alle lidstaten vergemakkelijken en de verwerving van dergelijke rechten elders in de Unie faciliteren. Een collectief (of gedeeld) gebruik van spectrum — waarbij een onbepaald aantal onafhankelijke gebruikers en/of installaties onder welomschreven voorwaarden in een bepaald geografisch gebied tegelijkertijd toegang hebben tot hetzelfde frequentiebereik van het spectrum — moet zoveel mogelijk gestimuleerd worden, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/20/EG met betrekking tot de elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. |
(15) |
Zoals benadrukt in de digitale agenda voor Europa is draadloze breedband een belangrijk middel om de concurrentie, de keuze voor de consument en de toegang op het platteland of andere gebieden waar de invoering van draadgebonden breedband moeilijk ligt of economisch niet levensvatbaar is, te verbeteren. Spectrumbeheer kan de concurrentie evenwel beïnvloeden door de rol en de positie van marktspelers te wijzigen, bijvoorbeeld wanneer bestaande gebruikers onrechtmatige concurrentievoordelen genieten. Beperkte toegang tot het spectrum kan, naarmate geschikt spectrum schaarser wordt, een hindernis vormen voor de opkomst van nieuwe diensten of toepassingen en de innovatie en mededinging kan in het gedrang komen. De verwerving van nieuwe spectrumgebruiksrechten, onder meer door het overdragen of verhuren van spectrum of andere transacties tussen gebruikers, en de invoering van nieuwe flexibele criteria voor het gebruik van spectrum kan de bestaande concurrentiesituatie beïnvloeden. De lidstaten moeten derhalve passende ex ante en ex post regulerende maatregen nemen (zoals het wijzigingen van bestaande rechten, het verbieden van bepaalde verwerving van spectrumgebruiksrechten, het opleggen van voorwaarden aangaande het hamsteren en het efficiënt gebruik van deze zoals bedoeld in in Richtlijn 2002/21/EG, het beperken van de beschikbare hoeveelheid spectrum dat voor elke onderneming beschikbaar is of het vermijden van een buitensporige opstapeling van spectrumgebruiksrechten) teneinde concurrentieverstoring te vermijden, in lijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan Richtlijn 2002/20/EG en Richtlijn 87/372/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden (8) (de GSM-richtlijn). |
(16) |
Het opstellen van een inventaris van het bestaande spectrumgebruik en een analyse van de technologische trends, toekomstige behoeften aan en vraag naar spectrum, met name tussen 400 MHz en 6 GHz, moet de identificatie mogelijk maken van frequentiebanden waarop de efficiency kan worden verbeterd, en van mogelijkheden voor spectrumdeling, ten gunste van zowel de commerciële als de publieke sector. De methodiek voor het opstellen en bijhouden van de inventaris van het bestaande spectrumgebruik, moet naar behoren rekening houden met de administratieve lasten voor de overheidsadministraties, en dient die lasten zo licht mogelijk te houden. Derhalve moet bij de ontwikkeling van die methodiek ten volle rekening gehouden worden met de informatie die de lidstaten verstrekken uit hoofde van Beschikking 2007/344/EG van de Commissie van 16 mei 2007 inzake de geharmoniseerde beschikbaarheid van informatie over spectrumgebruik in de Gemeenschap (9). |
(17) |
Geharmoniseerde normen op grond van Richtlijn 1999/5/EG, zijn van vitaal belang om ervoor te zorgen dat het spectrum efficiënt wordt gebruikt en moeten rekening houden met de wettelijke voorwaarden inzake gedeeld spectrumgebruik,. Europese normen voor niet-radio-elektrische en elektronische apparatuur en netwerken mogen niet tot een verstoring van het spectrumgebruik leiden. De cumulatieve impact van de toenemende omvang en intensiteit van draadloze apparatuur en toepassingen in combinatie met de diversiteit van het spectrumgebruik vormt een uitdaging voor het huidige interferentiebeheer. Deze aspecten moeten derhalve opnieuw worden onderzocht en bestudeerd, samen met de kenmerken van ontvangers en meer geavanceerde mechanismen om interferentie te vermijden. |
(18) |
De lidstaten moeten in voorkomend geval compenserende maatregelen kunnen invoeren die verband houden met migratiekosten. |
(19) |
In lijn met de doelstellingen van de „digitale agenda voor Europa”, kan draadloze breedband een wezenlijke bijdrage leveren aan economisch herstel en groei indien er voldoende spectrum beschikbaar is, de spectrumgebruiksrechten snel worden toegewezen en handel wordt toegestaan om in te spelen op marktontwikkelingen. De digitale agenda roept op om alle burgers van de Unie tegen 2020 toegang te verlenen tot breedband met een snelheid van minstens 30 Mbps. Spectrum dat reeds onder bestaande beschikkingen van de Commissie valt moet derhalve beschikbaar gesteld worden onder de in die beschikkingen vermelde voorwaarden. Afhankelijk van de vraag van de markt, moet het machtigingsproces overeenkomstig Richtlijn 2002/20/EG ten laatste op 31 december 2012 worden afgerond voor terrestrische communicatie om iedereen een vlotte toegang tot draadloze breedband te waarborgen, met name binnen de in de Beschikkingen 2008/411/EG (10), 2008/477/EG (11) en 2009/766/EG (12) van de Commissie aangewezen frequentiebanden. Breedbandtoegang via satelliet kan een snelle en haalbare oplossing zijn om de terrestrische breedbanddiensten aan te vullen en de dekking in de meest afgelegen regio's van de Unie te waarborgen. |
(20) |
Er moeten, waar dit geschikt is, flexibelere regelingen voor het spectrumgebruik worden ingevoerd ter bevordering van innovatie en snelle breedbandverbindingen, die bedrijven in staat stellen hun kosten te beperken en hun concurrentievermogen te versterken en die het mogelijk maken nieuwe interactieve onlinediensten te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, gezondheid en diensten van algemeen belang. |
(21) |
Als bijna 500 miljoen burgers zouden beschikken over een verbinding met snel breedband in Europa, zou dat bijdragen aan de ontwikkeling van de interne markt, waardoor een wereldwijd unieke kritische massa van gebruikers ontstaat, alle regio's nieuwe kansen krijgen, elke gebruiker meerwaarde wordt geboden en de Unie de capaciteit krijgt om de meest vooraanstaande kenniseconomie ter wereld te worden. De snelle toepassing van breedband is daarom cruciaal voor de groei van de Europese productiviteit en de opkomst van nieuwe en kleine ondernemingen die een leidende rol kunnen spelen in verschillende sectoren, zoals de gezondheidszorg, de productie en de dienstensector. |
(22) |
Volgens berekeningen van de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU) uit 2006 zouden de toekomstige bandbreedtes van het spectrum voor de ontwikkeling van het International Mobile Telecommunications-2000 system (IMT-2000) en het IMT-advanced system (d.w.z. 3G en 4G mobiele communicatie) voor de commerciële mobiele industrie in 2020 in iedere ITU-regio, waaronder Europa, tussen 1 280 en 1 720 MHz liggen. De ondergrens (1 280 MHz) is hoger dan voor bepaalde landen vereist is. Bovendien ligt in sommige landen de norm boven de bovengrens (1 720 MHz). Beide cijfers omvatten het spectrum dat reeds in gebruik is, of al gepland is, voor pre-IMT-systemen, IMT-2000 en uitbreidingen daarvan. Indien het vereiste spectrum niet wordt vrijgegeven, bij voorkeur op een geharmoniseerde wijze op mondiaal niveau, zullen nieuwe diensten en economische groei worden belemmerd als gevolg van de beperkte capaciteit van mobiele netwerken. |
(23) |
De 800 MHz-band (790-862 MHz) is uitermate geschikt voor de dekking van grote gebieden met draadloze breedbanddiensten. Voortbouwend op de harmonisering van de technische voorwaarden op grond van Besluit 2010/267/EU en op de aanbeveling van de Commissie van 28 oktober 2009 tot het vrijgeven van het digitale dividend in de Europese Unie vergemakkelijken (13), waarbij wordt opgeroepen tot het stopzetten van de analoge uitzendingen uiterlijk op 1 januari 2012 en gelet op de snelle nationale regelgevende ontwikkelingen, moet deze band in principe tegen 2013 beschikbaar worden gesteld voor elektronischecommunicatiediensten in de Unie. Op langere termijn kan ook extra spectrum worden overwogen, in het licht van de resultaten van een analyse van technologische trends, toekomstige behoeften aan en vraag naar spectrum. Gelet op de geschiktheid van de 800 MHz-band voor de dekking van grote gebieden, kunnen aan de rechten, indien nodig, dekkingsverplichtingen worden gekoppeld. |
(24) |
Een verruiming van de mogelijkheden voor draadloze breedband is van cruciaal belang om de culturele sector nieuwe distributieplatforms te verstrekken, waarmee de weg wordt vrijgemaakt voor een succesvolle toekomstige ontwikkeling van die sector. |
(25) |
Het aantal draadloze toegangssystemen, waaronder lokale radiotoegangsnetwerken, kan te groot worden voor de huidige vergunningsvrije toewijzingen. De vraag in hoeverre er in de praktijk meer vergunningsvrij spectrum voor draadloze toegangssystemen, met inbegrip van Radio Local Area Networks, op 2,4 GHz en 5 GHz, moet en kan worden toegewezen, moet worden beoordeeld in het licht van de inventarisatie van de bestaande toepassingen van en nieuwe behoeften aan spectrum, en al naargelang het gebruik dat voor andere doeleinden van het spectrum wordt gemaakt. |
(26) |
Hoewel omroepdiensten een belangrijk platform voor de distributie van content blijven — aangezien zij nog steeds het meest economische platform zijn voor massadistributie — bieden breedband, al dan niet draadloos, en andere nieuwe diensten de culturele sector nieuwe mogelijkheden om zijn assortiment van distributieplatforms te diversifiëren, om diensten op aanvraag te leveren en het economisch potentieel dat wordt geboden door de forse toename van het dataverkeer aan te boren. |
(27) |
In het licht van de prioriteiten van dit meerjarenprogramma dienen de lidstaten en de Commissie samen te werken teneinde de doelstelling te ondersteunen en te verwezenlijken om de Unie in staat stellen het voortouw te nemen op het gebied van draadloze breedbanddiensten voor elektronische communicatie door het vrijmaken van voldoende spectrum in kostenefficiënte banden opdat deze diensten wijdverbreid beschikbaar zijn. |
(28) |
Aangezien een gezamenlijke aanpak en schaalvoordelen cruciaal zijn voor de ontwikkeling van breedbandcommunicatie in de hele Unie en het voorkomen van concurrentieverstoring en marktfragmentatie tussen de lidstaten, dienen in onderling overleg tussen de lidstaten en de Commissie bepaalde beste praktijken op het gebied van de voorwaarden en procedures voor machtiging te worden geïdentificeerd. Zulke voorwaarden en procedures kunnen onder meer betrekking hebben op de dekkingsverplichtingen, de omvang van spectrumblokken, de timing voor de toekenning van rechten, de toegang voor mobiele exploitanten met virtueel netwerk en de looptijd van spectrumgebruiksrechten. Gelet op het belang van de spectrumhandel voor een efficiënter gebruik van het spectrum en de ontwikkeling van de interne markt voor draadloze uitrusting en diensten, moeten deze voorwaarden en procedures van toepassing zijn op voor draadloze communicatie toegewezen frequentiebanden, waarvoor de rechten kunnen worden overgedragen of verhuurd. |
(29) |
Ook kan extra spectrum nodig zijn voor andere sectoren zoals vervoer (voor veiligheids-, informatie- en beheerssystemen), onderzoek en ontwikkeling (O&O), e-gezondheid, e-inclusie en, zo nodig, civiele bescherming en rampenbestrijding, gelet op het toegenomen gebruik van video- en datatransmissiesystemen met het oog op een snelle en efficiënte dienstverlening. De optimalisering van synergieën tussen het spectrumbeleid en O&O-activiteiten en studies over de radiocompatibiliteit tussen verschillende spectrumgebruikers moeten bijdragen tot innovatie. De resultaten van onderzoek in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) vergen bovendien een onderzoek van de spectrumbehoeften van projecten met een groot economisch of investeringspotentieel, in het bijzonder voor het mkb, bv. cognitieve radio of e-gezondheid. Voorts moet een passende bescherming tegen schadelijke interferenties worden gewaarborgd ter ondersteuning van O&O en wetenschappelijke activiteiten. |
(30) |
In de Europa 2020-strategie zijn milieudoelstellingen opgenomen voor een duurzame, energie-efficiënte en concurrerende economie, bijvoorbeeld door energie-efficiëntie met 20 % te verbeteren tegen 2020. In de digitale agenda voor Europa wordt gewezen op de cruciale rol die de informatie- en communicatietechnologiesector (ICT) daarbij speelt. De voorgestelde acties omvatten de versnelde invoering van intelligent energiebeheersystemen in de hele Unie (intelligente netwerken en slimme meters) met communicatiemogelijkheden om het energieverbruik te verminderen, en de ontwikkeling van intelligente transportsystemen en intelligent verkeersbeheer om de uitstoot van koolstofdioxide door de transportsector terug te dringen. Een efficiënt gebruik van spectrumtechnologieën kan ook helpen om het energieverbruik van radioapparatuur terug te dringen en de milieueffecten in landelijke en afgelegen gebieden te beperken. |
(31) |
Een samenhangend spectrumvergunningsbeleid in de Unie dient ten volle rekening te houden met de bescherming van de volksgezondheid tegen elektromagnetische velden, die essentieel is voor het welzijn van de bevolking. Met inachtneming van Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz-300 GHz (14) is het van vitaal belang om permanent toe te zien op de ioniserende en niet-ioniserende effecten van spectrumgebruik op de gezondheid, met inbegrip van de reële gecombineerde effecten van spectrumgebruik met verschillende frequenties en door een toenemend aantal types apparatuur. |
(32) |
Essentiële doelstellingen van algemeen belang, zoals de bescherming van mensenlevens, vergt gecoördineerde technische oplossingen om de veiligheids- en nooddiensten in de lidstaten te doen samenwerken. Voldoende spectrum moet worden vrijgemaakt op een coherente basis ten behoeve van de ontwikkeling en het vrije verkeer van veiligheidsdiensten en -apparatuur alsmede ten behoeve van de ontwikkeling van innovatieve pan-Europese of interoperabele veiligheids- en noodoplossingen. Studies hebben aangetoond dat er de volgende 5 tot 10 jaar in de hele Unie behoefte is aan extra geharmoniseerd spectrum beneden 1 GHz voor mobiele breedbanddiensten voor civiele bescherming en rampenbestrijding (public protection and disaster relief — PPDR). |
(33) |
De regulering van het spectrum heeft een belangrijke grensoverschrijdende of internationale dimensie vanwege de propagatiekenmerken, de internationale dimensie van de van radiodiensten afhankelijke markten en de noodzaak om schadelijke interferenties tussen landen te voorkomen. |
(34) |
Volgens de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is, wanneer het onderwerp van een internationaal akkoord deels tot de bevoegdheid van de Unie en deels tot die van de lidstaten behoort, een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de Unie vereist. Die samenwerkingsverplichting vloeit, zoals wordt toegelicht in vaste rechtspraak, voort uit het beginsel van eenheid bij de internationale vertegenwoordiging van de Unie en haar lidstaten. |
(35) |
Bij bilaterale onderhandelingen met landen die grenzen aan de Unie, waaronder kandidaat-lidstaten en toetredende landen, kunnen de lidstaten met het oog op de naleving van hun uit het uniale recht voortvloeiende verplichtingen inzake frequentiecoördinatie tevens behoefte hebben aan ondersteuning op dat gebied. Op die manier worden zij geholpen om schadelijke interferenties te vermijden en de spectrumefficiëntie en de convergentie van het spectrumgebruik tot buiten de grenzen van de Unie te verbeteren. |
(36) |
Om de doelstellingen van dit besluit te realiseren is het belangrijk dat het huidige institutionele kader voor de coördinatie van het beleid en het beheer van het spectrum op uniaal niveau wordt verbeterd, onder meer op het gebied van aangelegenheden die twee of meer lidstaten aangaan, daarbij ten volle rekening houdend met de bevoegdheden en de deskundigheid van de nationale overheden. Samenwerking en coördinatie zijn tevens essentieel voor de normalisatie- en onderzoeksinstituten en CEPT. |
(37) |
Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (15). |
(38) |
Aangezien de doelstelling van dit besluit — met name het vaststellen van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid — niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van de voorgenomen handeling beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(39) |
De Commissie dient verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten die in het kader van dit besluit zijn bereikt, alsmede over in de toekomst geplande acties. |
(40) |
Bij de opstelling van dit voorstel heeft de Commissie zoveel mogelijk rekening gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum die is opgericht bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 (16), |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1. Dit besluit stelt een meerjarenprogramma in voor het radiospectrumbeleid (hierna: „het programma”) ten behoeve van het strategisch plannen en harmoniseren van het spectrumgebruik teneinde de werking van de interne markt te waarborgen op de beleidsterreinen van de Unie die spectrumgebruik met zich meebrengen, zoals de beleidsterreinen elektronische communicatie, onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart, vervoer, energie en audiovisuele aangelegenheden.
Dit besluit heeft geen invloed op de afdoende beschikbaarheid van spectrum voor andere beleidsterreinen van de Unie zoals civiele bescherming en rampenbestrijding en het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid.
2. Dit besluit doet geen afbreuk aan het bestaande uniale recht, met name de Richtlijnen 1999/5/EG, 2002/20/EG en 2002/21/EG, en onder de voorwaarden van artikel 6 van dit besluit, Beschikking nr. 676/2002/EG, noch aan de maatregelen op nationaal niveau die in overeenstemming zijn met het uniale recht.
3. Dit besluit doet geen afbreuk aan de maatregelen die volledig in overeenstemming met het uniale recht op nationaal niveau worden genomen ter verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in het bijzonder de doelstellingen met betrekking tot regulering van de inhoud en audiovisueel beleid.
Dit besluit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om hun radiospectrum in het belang van de openbare orde en veiligheid en voor defensiedoeleinden te organiseren en te gebruiken. Wanneer dit besluit of daaronder vastgestelde maatregelen met betrekking tot de in artikel 6 bedoelde frequentiebanden van invloed zijn op het spectrum dat door een lidstaat uitsluitend en rechtstreeks in het belang van de openbare veiligheid en voor defensiedoeleinden wordt gebruikt, kan de lidstaat voor zover nodig die frequentieband in het belang van de openbare veiligheid en voor defensiedoeleinden blijven gebruiken totdat de systemen die respectievelijk op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit of van een op basis ervan genomen maatregel op de band bestaan, zijn uitgefaseerd. Die lidstaat stelt de Commissie naar behoren in kennis van zijn besluit.
Artikel 2
Algemene regelgevende beginselen
1. De lidstaten werken onderling en met de Commissie op een transparante manier samen om de consequente toepassing van de volgende algemene regelgevende beginselen in de hele Unie te waarborgen:
a) |
toepassing van het meest passende en minst bezwarende machtigingssysteem met het oog op een maximale flexibiliteit en efficiency bij het gebruik van spectrum. Zo'n machtigingssysteem wordt gebaseerd op objectieve, transparante, niet-discriminerende en proportionele criteria; |
b) |
bevordering van de ontwikkeling van de interne markt middels stimulering van de opkomst van toekomstige digitale diensten in de gehele Unie en middels bevordering van daadwerkelijke concurrentie; |
c) |
bevordering van concurrentie en innovatie, met voorkoming van schadelijke interferentie en met aandacht voor het feit dat de technische kwaliteit van de dienst verzekerd moet worden met als doel de beschikbaarheid van breedbanddiensten te faciliteren en op doeltreffende wijze te reageren op het toegenomen draadloze verkeer van gegevens; |
d) |
vaststelling van de technische voorwaarden voor het spectrumgebruik, waarbij volledig rekening wordt gehouden met het desbetreffende uniale recht, waaronder betreffende de beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden; |
e) |
bevordering van de technologie- en dienstenneutraliteit bij de toekenning van spectrumgebruiksrechten, waar mogelijk. |
2. Voor elektronische communicatie gelden naast de algemene regelgevende beginselen, bedoeld in lid 1, de volgende specifieke beginselen, overeenkomstig de artikelen 8 bis, 9, 9 bis en 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG en overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG:
a) |
toepassing van technologie- en dienstenneutraliteit bij spectrumgebruiksrechten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en de overdracht of huur van individuele rechten om radiofrequenties te gebruiken; |
b) |
bevordering van de harmonisatie van het gebruik van radiofrequenties in de hele Unie, in overeenstemming met de noodzaak te zorgen voor een effectief en efficiënt gebruik van die frequenties; |
c) |
vergemakkelijking van de toeneming van draadloos dataverkeer en breedbanddiensten, vooral door het stimuleren van flexibiliteit en door het bevorderen van innovatie, met inachtneming van de noodzaak schadelijke interferentie te voorkomen en de technische kwaliteit van de diensten te waarborgen. |
Artikel 3
Beleidsdoelstellingen
In het licht van de prioriteiten van dit besluit werken de lidstaten en de Commissie samen om de volgende beleidsdoelstellingen te ondersteunen en te verwezenlijken:
a) |
bevordering van een efficiënt beheer en gebruik van het spectrum om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de stijgende vraag naar frequenties, die een weerspiegeling vormt van de belangrijke maatschappelijke, culturele en economische waarde van het spectrum; |
b) |
ernaar streven tijdig voldoende en geschikt spectrum toe te wijzen ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie en zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de stijgende vraag naar draadloos gegevensverkeer, en daarbij de ontwikkeling van commerciële en publieke diensten mogelijk maken, met inachtneming van zwaarwegende doelstellingen van algemeen belang als culturele verscheidenheid en het pluralisme in de media; daartoe moet alles in het werk worden gesteld om uiterlijk in 2015, aan de hand van de inventaris van het spectrum, opgesteld krachtens artikel 9, ten minste 1 200 MHz van het geschikt spectrum aan te wijzen. Daaronder valt ook het reeds in gebruik zijnde spectrum; |
c) |
de digitale kloof overbruggen en bijdragen aan de doelstellingen van de digitale agenda voor Europa door te bevorderen dat alle burgers van de Unie tegen 2020 toegang hebben tot breedband met een snelheid van minstens 30 Mbps en dat de Unie de hoogst mogelijke breedbandsnelheid en -capaciteit heeft; |
d) |
de Unie in staat stellen het voortouw te nemen op het gebied van draadloze breedbanddiensten voor elektronische communicatie door het vrijmaken van voldoende spectrum in kostenefficiënte banden opdat die diensten wijdverbreid beschikbaar zijn; |
e) |
mogelijkheden voor zowel de commerciële als de overheidssector veiligstellen door verhoging van de capaciteit van mobiele breedband; |
f) |
innovatie en investeringen aanmoedigen door meer flexibiliteit in het gebruik van het spectrum, door in de gehele Unie het beginsel van technologie- en dienstenneutraliteit tussen de technische oplossingen waartoe eventueel wordt besloten consequent toe te passen en door middel van adequate voorspelbaarheid van de regelgeving waarin onder meer is voorzien in het regelgevingskader voor elektronische communicatie door geharmoniseerd spectrum vrij te maken voor nieuwe geavanceerde technologieën en door de mogelijkheid te creëren om spectrumgebruiksrechten te verhandelen, en zo mogelijkheden te scheppen voor de ontwikkeling van toekomstige digitale diensten in de gehele Unie; |
g) |
een gemakkelijke toegang tot het spectrum faciliteren door het benutten van de voordelen van algemene machtigingen voor elektronische communicatie overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/20/EG; |
h) |
passief delen van infrastructuur aanmoedigen waar zulks evenredig en niet-discriminerend is, zoals beoogd in artikel 12 van Richtlijn 2002/21/EG; |
i) |
daadwerkelijke concurrentie in stand houden en ontwikkelen, met name op het gebied van elektronischecommunicatiediensten door via maatregelen ex ante of ingrepen ex post trachten te voorkomen dat bepaalde ondernemingen te grote concentraties van rechten om radiofrequenties te gebruiken verwerven waardoor de mededinging ernstig in het gedrang komt; |
j) |
de versnippering van de interne markt terugdringen en het potentieel ervan volledig benutten teneinde op uniaal niveau de economische groei en schaalvoordelen te bevorderen, en wel door de technische voorwaarden voor het gebruik en de beschikbaarheid van spectrum indien nodig beter te harmoniseren en te coördineren; |
k) |
schadelijke interferenties of storingen door andere radio- of niet-radioapparatuur vermijden, onder meer door de ontwikkeling van normen die bijdragen aan een efficiënt spectrumgebruik mogelijk te maken, en door de immuniteit van ontvangers voor interferenties te vergroten, met name rekening houdend met de gezamenlijke impact van het toenemend aantal radioapparaten en -toepassingen en de stijgende dichtheid daarvan; |
l) |
bevordering van de toegankelijkheid van nieuwe consumentenproducten en -technologieën om ervoor te zorgen dat de consument de overgang naar digitale technologie steunt en er efficiënt gebruik wordt gemaakt van het digitale dividend; |
m) |
beperking van de koolstofvoetafdruk van de Unie door de technische en energetische efficiëntie van draadloze communicatienetwerken en -uitrusting te verbeteren. |
Artikel 4
Grotere efficiency en flexibiliteit
1. De lidstaten moedigen, in samenwerking met de Commissie en indien passend, collectief en gedeeld gebruik van spectrum aan.
De lidstaten stimuleren ook de ontwikkeling van bestaande en nieuwe technologieën, bijvoorbeeld in cognitieve radio, inclusief technologieën die gebruik maken van „witte ruimten”.
2. De lidstaten en de Commissie werken samen om de flexibiliteit bij het gebruik van spectrum te vergroten teneinde innovatie en investeringen aan te moedigen door de mogelijkheid te creëren om nieuwe technologieën te gebruiken en spectrumgebruiksrechten over te dragen of te verhuren.
3. De lidstaten en de Commissie werken, zo nodig overeenkomstig de door de Commissie aan de betrokken normalisatie-instanties verleende normalisatiemandaten, samen bij het bevorderen van de ontwikkeling en harmonisatie van normen voor radioapparatuur en telecommunicatieterminals alsmede voor elektrische en elektronische apparatuur en netwerken. Er wordt ook speciale aandacht besteed aan normen voor apparatuur die door mensen met een handicap moet worden gebruikt.
4. De lidstaten stimuleren O&O-activiteiten met betrekking tot nieuwe technologieën, zoals cognitieve technologieën en geolocatiedatabanken.
5. De lidstaten zorgen, waar passend, voor selectiecriteria en -procedures die concurrentie voor de toekenning van spectrumgebruiksrechten, investeringen en het efficiënt gebruik van het spectrum bevorderen als een openbaar goed, en tevens het samengaan van nieuwe en bestaande diensten en apparatuur bevorderen. De lidstaten bevorderen de voortzetting van het efficiënt gebruik van spectrum voor netwerken, apparaten en toepassingen.
6. Om een reëel gebruik van spectrumgebruiksrechten te waarborgen en om het hamsteren van spectrum te vermijden, kunnen lidstaten overwegen indien nodig passende maatregelen nemen, waaronder boetes, het gebruik van stimuleringspremies of de intrekking van rechten. Dergelijke maatregelen worden op transparante, niet-discriminerende en evenredige wijze vastgesteld en toegepast.
7. Voor elektronischecommunicatiediensten nemen de lidstaten tegen 1 januari 2013 toewijzings- en machtigingsmaatregelen die geschikt zijn voor de ontwikkeling van breedbanddiensten overeenkomstig Richtlijn 2002/20/EG, met als doel de hoogst mogelijke capaciteit en snelheden voor breedband te bereiken.
8. Om potentiële versnippering van de interne markt te voorkomen als gevolg van uiteenlopende selectiecriteria en -procedures voor geharmoniseerd spectrum dat aan elektronischecommunicatiediensten is toegewezen en dat op grond van artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG in alle lidstaten verhandelbaar is gemaakt, faciliteert de Commissie, in overleg met de lidstaten en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, het in kaart brengen en delen van beste praktijken betreffende de machtigingsvoorwaarden en -procedures en moedigt de informatie-uitwisseling voor dergelijk spectrum aan, met als doel de samenhang in de Unie te verbeteren, op basis van het beginsel van technologie- en dienstenneutraliteit.
Artikel 5
Concurrentie
1. De lidstaten bevorderen daadwerkelijke concurrentie en voorkomen concurrentieverstoring op de interne markt voor elektronische communicatiediensten, overeenkomstig de Richtlijnen 2002/20/EG en 2002/21/EG.
Bij het toekennen van spectrumgebruiksrechten aan gebruikers van particuliere netwerken voor elektronische communicatie houden ze ook rekening met concurrentievraagstukken.
2. Ten behoeve van lid 1, eerste alinea, en onverminderd de toepassing van de concurrentieregelgeving en de maatregelen die door de lidstaten zijn vastgesteld ter verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG, kunnen de lidstaten onder meer de volgende maatregelen vaststellen:
a) |
het beperken van de hoeveelheid spectrum, waarvoor aan een onderneming gebruiksrechten worden toegekend, of het koppelen van voorwaarden aan die gebruiksrechten, zoals het aanbieden van wholesaletoegang, nationale of regionale roaming, op bepaalde banden of in bepaalde groepen van banden met vergelijkbare kenmerken, bijvoorbeeld de banden voor elektronischecommunicatiediensten beneden 1 GHz. Deze bijkomende voorwaarden mogen uitsluitend door bevoegde nationale autoriteiten worden opgelegd; |
b) |
het voorbehouden van een deel van een frequentieband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers, als dit passend is gezien de situatie op de nationale markt; |
c) |
het weigeren om nieuwe spectrumgebruiksrechten toe te kennen of om nieuw spectrumgebruik in bepaalde banden toe te staan, dan wel het koppelen van voorwaarden aan de toekenning van nieuwe spectrumgebruiksrechten of de machtiging voor nieuw spectrumgebruik, teneinde concurrentieverstoring ten gevolge van de toekenning, overdracht of concentratie van gebruiksrechten te voorkomen; |
d) |
het verbieden van of het opleggen van voorwaarden aan de overdracht van spectrumgebruiksrechten die niet onder het toezicht inzake fusies van de lidstaten of de Unie vallen, wanneer het waarschijnlijk is dat door een dergelijke overdracht de concurrentie aanzienlijk in het gedrang komt; |
e) |
het wijzigen van de bestaande rechten in overeenstemming met Richtlijn 2002/20/EG, indien dat noodzakelijk is om ex post een einde te maken aan de concurrentieverstoring ten gevolge van de overdracht of concentratie van gebruiksrechten voor radiofrequenties. |
3. Indien de lidstaten een van de in lid 2 van dit artikel bedoelde maatregelen wensen te nemen, handelen zij in overeenstemming met de procedures voor het opleggen of het veranderen van dergelijke voorwaarden inzake spectrumgebruiksrechten, zoals vastgelegd in Richtlijn 2002/20/EG.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de machtigings- en selectieprocedures voor elektronischecommunicatiediensten daadwerkelijke concurrentie wordt bevorderd ten bate van de burgers, consumenten en ondernemingen in de Unie.
Artikel 6
Spectrum voor draadloze breedbandcommunicatie
1. De lidstaten nemen in samenwerking met de Commissie de nodige maatregelen om te verzekeren dat in de Unie afdoende spectrum beschikbaar is voor de beoogde capaciteit en dekking, opdat de Unie de snelste breedbandverbindingen ter wereld heeft teneinde ervoor te zorgen dat draadloze toepassingen en Europees leiderschap in nieuwe diensten daadwerkelijk bijdragen tot economische groei en tot de verwezenlijking van de doelstelling om alle burgers tegen 2020 toegang te verschaffen tot breedband met snelheden van niet minder dan 30 Mbps.
2. Ter bevordering van de ruimere beschikbaarheid van draadloze breedbanddiensten ten behoeve van burgers en consumenten van de Unie, stellen de lidstaten de onder de Beschikkingen 2008/411/EG (3,4-3,8 GHz), 2008/477/EG (2,5-2,69 GHz) en 2009/766/EG (900/1 800 MHz) van de Commissie vallende banden beschikbaar volgens de eisen en voorwaarden die in deze beschikkingen staan. Afhankelijk van de vraag op de markt voeren de lidstaten het machtigingsproces voor 31 december 2012 uit zonder dat wordt geraakt aan de bestaande inzet van diensten en onder voorwaarden die consumenten een gemakkelijke toegang tot draadloze breedbanddiensten bieden.
3. De lidstaten bevorderen de voortdurende opwaardering van hun netwerken door aanbieders van elektronische communicatie naar de meest recente en meest efficiënte technologie, zodat ze hun eigen spectrumdividenden kunnen creëren overeenkomstig het beginsel van technologie- en dienstenneutraliteit.
4. De lidstaten voeren voor 1 januari 2013 het machtigingsproces uit om het gebruik van de 800 MHz-band voor elektronischecommunicatiediensten mogelijk te maken. De Commissie kent tot 31 december 2015 op grond van een terdege gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat specifieke afwijkingen toe voor lidstaten waar uitzonderlijke nationale of plaatselijke omstandigheden of grensoverschrijdende frequentiecoördinatieproblemen de beschikbaarheid van de band in de weg staan.
Indien bewezen grensoverschrijdende frequentiecoördinatieproblemen tussen een lidstaat en een of meer landen, waaronder kandidaat-lidstaten of toetredende landen, na 31 december 2015 blijven bestaan en die de beschikbaarheid van de 800 MHz-band in de weg staan, kent de Commissie op jaarlijkse basis uitzonderlijke afwijkingen toe totdat de problemen zijn opgelost.
Lidstaten aan wie een afwijking in overeenstemming met de eerste en de tweede alinea is toegekend, zorgen ervoor dat het gebruik van de 800 MHz-band niet belet dat die band in de naburige lidstaten beschikbaar is voor andere elektronischecommunicatiediensten dan omroepdiensten.
Dit lid is ook van toepassing op de spectrumcoördinatieproblemen in de Republiek Cyprus die het gevolg zijn van het feit dat de regering van Cyprus wordt belet op een deel van haar grondgebied effectieve controle te verrichten.
5. Lidstaten monitoren in samenwerking met de Commissie doorlopend de capaciteitsvereisten voor draadloze breedbanddiensten. Op basis van de uitkomsten van de analyse, bedoeld in artikel 9, lid 4, beoordeelt de Commissie of er bijkomende frequentiebanden moeten worden geharmoniseerd en brengt zij uiterlijk op 1 januari 2015 daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.
De lidstaten kunnen, waar nodig en in overeenstemming met het uniale recht, ervoor zorgen dat de directe kosten die gepaard gaan met migratie of hernieuwde toewijzing van spectrumgebruik op gepaste wijze worden gecompenseerd overeenkomstig het nationale recht.
6. De lidstaten bevorderen, in samenwerking met de Commissie, de toegang tot breedbanddiensten op de 800 MHz-band in afgelegen en dunbevolkte gebieden, waar dit zinvol is. Hierbij onderzoeken de lidstaten mogelijkheden en nemen zij in voorkomend geval technische en regelgevende maatregelen om ervoor te zorgen dat het vrijmaken van de 800 MHz-band geen nadelige gevolgen heeft voor gebruikers van diensten voor programmaproductie en speciale evenementen (programme making and special events, PMSE).
7. De Commissie beoordeelt, in samenwerking met de lidstaten, of het gerechtvaardigd en haalbaar is om de toewijzingen van vergunningsvrij spectrum voor draadloze toegangssystemen, met inbegrip van radio local area networks, uit te breiden.
8. De lidstaten verlenen toelating voor het overdragen of verhuren van spectrumgebruiksrechten voor de volgende geharmoniseerde banden: 790-862 MHz, 880-915 MHz, 925-960 MHz, 1 710-1 785 MHz, 1 805-1 880 MHz, 1 900-1 980 MHz, 2 010-2 025 MHz, 2 110-2 170 MHz, 2,5-2,69 GHz en 3,4-3,8 GHz.
9. Teneinde te garanderen dat alle burgers toegang hebben tot geavanceerde digitale diensten waaronder breedband, met name in afgelegen en dunbevolkte gebieden, kunnen de lidstaten en de Commissie bekijken of er voldoende spectrum beschikbaar is om breedbandsatellietdiensten aan te bieden die internettoegang mogelijk maken.
10. In samenwerking met de Commissie bezien de lidstaten of beschikbaarheid en gebruik van pico- en femtocellen kunnen worden uitgebreid. Zij houden ten volle rekening met de mogelijkheden van deze cellulaire basisstations en van gedeeld en vergunningsvrij gebruik van spectrum voor het opzetten van vermaasde draadloze netwerken, die een cruciale rol kunnen spelen bij het overbruggen van de digitale kloof.
Artikel 7
Spectrumbehoeften voor andere beleidsterreinen inzake draadloze communicatie
Teneinde de toekomstige ontwikkeling van innovatieve audiovisuele media en andere diensten voor de burgers van de Unie te steunen, rekening houdend met de economische en maatschappelijke voordelen van een eengemaakte digitale markt, streven de lidstaten er in samenwerking met de Commissie naar voor het aanbod van dergelijke diensten via satelliet- en terrestrische verbindingen voldoende spectrum beschikbaar te stellen, mits de behoefte daaraan naar behoren gestaafd wordt.
Artikel 8
Spectrumbehoeften voor andere specifieke beleidsterreinen van de Unie
1. De lidstaten en de Commissie waarborgen de beschikbaarheid van spectrum en beschermen de radiofrequenties die noodzakelijk zijn voor de observatie van de aardatmosfeer en het aardoppervlak, waardoor ruimtetoepassingen kunnen worden ontwikkeld en geëxploiteerd en de vervoerssystemen kunnen worden verbeterd, met name voor het overeenkomstig het Galileo-programma ingestelde wereldwijde civiele satellietnavigatiesysteem (17), het Europees aardobservatieprogramma (GMES) (18) en voor intelligente verkeersveiligheids- en verkeersbeheersystemen.
2. In samenwerking met de lidstaten voert de Commissie studies uit over energiebesparing bij spectrumgebruik teneinde bij te dragen aan het beleid inzake de reductie van de koolstofuitstoot, en overweegt zij spectrum vrij te maken voor draadloze technologieën die besparing van energie en de doelmatigheid van andere distributienetwerken, zoals de watervoorziening, kunnen verbeteren, zoals slimme netwerken en slimme meters.
3. De Commissie tracht, in samenwerking met de lidstaten, er voor te zorgen dat onder geharmoniseerde voorwaarden voldoende spectrum beschikbaar wordt gesteld voor de ontwikkeling van veiligheidsdiensten en het vrije verkeer van daaraan gerelateerde apparatuur, alsmede voor de ontwikkeling van innoverende interoperabele oplossingen voor openbare veiligheid en beveiliging, civiele bescherming en rampenbestrijding.
4. De lidstaten en de Commissie werken met de wetenschappelijke en academische gemeenschap samen om een aantal onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven en innoverende toepassingen te bepalen, die een groot sociaaleconomisch effect en/of investeringspotentieel bezitten, en gaan na hoeveel spectrum voor deze toepassingen vereist is, en overwegen ook, indien nodig, de toewijzing van voldoende spectrum voor dergelijke toepassingen onder geharmoniseerde technische voorwaarden en met de minst belastende administratieve lasten.
5. In samenwerking met de Commissie streven de lidstaten ernaar ten behoeve van diensten voor programmaproductie en speciale evenementen in de Unie de nodige frequentiebanden waarborgen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Unie om de eenwording van de interne markt en de toegang tot cultuur te bevorderen.
6. De lidstaten en de Commissie streven ernaar spectrum beschikbaar te maken voor radiofrequentie-identificatie (radio-frequency identification, RFID) en andere draadloze communicatietechnologieën in verband met het „Internet of Things” (IoT), en werken samen om de ontwikkeling van normen en de harmonisatie van spectrumtoewijzing voor IoT-communicatie in alle lidstaten te bevorderen.
Artikel 9
Inventaris
1. Er wordt een inventaris opgesteld van het bestaande gebruik van het spectrum, zowel voor commerciële als voor publieke doeleinden.
Deze inventaris heeft de volgende doelstellingen:
a) |
het mogelijk maken om na te gaan in welke frequentiebanden de efficiency van het bestaande spectrumgebruik kan worden verbeterd; |
b) |
ondersteuning bij het aanwijzen van frequentiebanden, ten einde de in dit besluit vastgestelde doeleinden van het Uniebeleid te ondersteunen, geschikt kunnen zijn voor nieuwe toewijzing en welke mogelijkheden voor spectrumdeling er zijn, rekening houdend met zowel de toekomstige spectrumbehoeften, onder andere op basis van de vraag van consumenten en exploitanten, als met de mogelijkheid om aan die vraag tegemoet te komen; |
c) |
ondersteuning bij het analyseren van de verschillende typen spectrumgebruik van zowel private als publieke gebruikers; |
d) |
ondersteuning bij het bepalen welke frequentiebanden kunnen worden toegewezen of opnieuw kunnen worden toegewezen met het oog op een efficiëntere benutting, innovatiebevordering of het aanzwengelen van de concurrentie op de interne markt, en nieuwe manieren voor gedeeld spectrumgebruik te onderzoeken, zowel ten gunste van private als van publieke gebruikers, rekening houdend met de potentiële positieve en negatieve gevolgen van toewijzing of hernieuwde toewijzing van dergelijke banden en aangrenzende banden voor bestaande gebruikers. |
2. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van lid 1 van dit artikel, stelt de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum, uiterlijk op 1 juli 2013 uitvoeringshandelingen vast:
a) |
om de praktische modaliteiten en uniforme formaten te ontwikkelen voor het verzamelen en verstrekken van gegevens door de lidstaten aan de Commissie over het bestaande gebruik van het spectrum, met inachtneming van de voorschriften uit hoofde van artikel 8 van Besluit nr. 672/2002/EG inzake de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en het recht van de lidstaten om vertrouwelijke informatie onder zich te houden, en rekening houdend met het streven om de administratieve lasten en de bestaande verplichtingen van de lidstaten krachtens andere bepalingen van uniaal recht, in het bijzonder verplichtingen aangaande het verstrekken van specifieke informatie, tot een minimum terug te brengen; |
b) |
om een methode te ontwikkelen voor het analyseren van technologische tendensen, toekomstige behoeften en de vraag naar spectrum op die terreinen van het Uniebeleid die onder dit besluit vallen, in het bijzonder met betrekking tot die diensten die kunnen functioneren in het frequentiegebied tussen de 400 MHz en de 6 GHz, om opkomende en potentieel significante toepassingen van het spectrum te kunnen aanwijzen. |
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
3. De Commissie beheert de in lid 1 bedoelde inventaris in overeenstemming met de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen.
4. De Commissie voert de analyse van de technologische tendensen, toekomstige behoeften en de vraag naar spectrum uit overeenkomstig de in lid 2, onder b), bedoelde uitvoeringshandelingen. De Commissie dient bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de resultaten van deze analyse.
Artikel 10
Internationale onderhandelingen
1. Bij internationale onderhandelingen over spectrumaangelegenheden gelden de volgende beginselen:
a) |
indien het onderwerp van de internationale onderhandelingen binnen de bevoegdheid van de Unie valt, wordt het standpunt van de Unie vastgesteld in overeenstemming met het uniale recht; |
b) |
indien het onderwerp van de internationale onderhandelingen gedeeltelijk binnen de bevoegdheid van de Unie en gedeeltelijk binnen de bevoegdheid van de lidstaten valt, streven de Unie en de lidstaten naar een gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig de vereisten van het beginsel van oprechte samenwerking. |
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea werken de Unie en de lidstaten samen overeenkomstig het beginsel van eenheid in de internationale vertegenwoordiging van de Unie en haar lidstaten.
2. Bij het oplossen van spectrumcoördinatieproblemen met landen die grenzen aan de Unie, met name kandidaat-lidstaten en toetredende landen, worden de lidstaten op hun verzoek door de Unie juridisch, politiek en technisch bijgestaan, zodat de lidstaten hun verplichtingen op grond van het uniale recht kunnen nakomen. Bij het verlenen van die bijstand maakt de Unie gebruik van al haar juridische en politieke bevoegdheden om de uitvoering van het beleid van de Unie te bevorderen.
De Unie ondersteunt tevens inspanningen van derde landen om een spectrumbeheer in te voeren dat verenigbaar is met dat van de Unie teneinde de spectrumbeleidsdoelstellingen van de Unie te vrijwaren.
3. Bij onderhandelingen met derde landen in bilateraal of multilateraal verband zijn de lidstaten gehouden tot naleving van hun verplichtingen uit hoofde van het uniale recht. Bij het ondertekenen of anderszins aanvaarden van internationale verplichtingen met betrekking tot spectrum, laten de lidstaten hun handtekening of andere handeling waaruit hun aanvaarding blijkt, vergezeld gaan van een gezamenlijke verklaring dat zij de betrokken internationale overeenkomsten of afspraken in overeenstemming met hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zullen uitvoeren.
Artikel 11
Samenwerking tussen diverse instanties
1. De Commissie en de lidstaten werken samen om het huidige institutionele kader te versterken, teneinde de coördinatie op uniaal niveau van het spectrumbeheer te bevorderen, onder meer op het gebied van aangelegenheden die twee of meer lidstaten aanbelangen, met het oog op de ontwikkeling van de interne markt en de volledige verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake spectrumbeleid.
2. De Commissie en de lidstaten moedigen de normalisatie-instanties, de CEPT, het Centrum voor gemeenschappelijk onderzoek van de Commissie en alle betrokken partijen aan op technisch gebied nauw samen te werken om het efficiënt gebruik van het spectrum te bevorderen. Hiertoe bewaren zij de coherentie tussen spectrumbeheer en normalisatie op dusdanige wijze dat de interne markt wordt versterkt.
Artikel 12
Publieke raadpleging
Indien nodig organiseert de Commissie publieke raadplegingen om de standpunten van alle belanghebbende partijen en van het publiek op het gebruik van het spectrum in de Unie te vernemen.
Artikel 13
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Radiospectrumcomité, ingesteld bij Beschikking nr. 676/2002/EG. Dat comité is een comité als bedoeld in Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 14
Naleving van beleidsrichtsnoeren en -doelstellingen
Tenzij anders bepaald in dit besluit, passen de lidstaten de in dit besluit neergelegde beleidsrichtsnoeren en -doelstellingen uiterlijk op 1 juli 2015 toe.
Artikel 15
Verslaglegging
Uiterlijk op … (19) brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de overeenkomstig dit besluit uitgevoerde activiteiten en vastgestelde maatregelen.
De lidstaten verstrekken aan de Commissie alle informatie die nodig is voor het evalueren van de toepassing van dit besluit.
Uiterlijk op 31 december 2015 maakt de Commissie een evaluatie van de toepassing van dit besluit.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 17
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te ….
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 107 van 6.4.2011, blz. 53.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 11 mei 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 13 december 2011. Standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(4) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(5) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(8) PB L 196 van 17.7.1987, blz. 85.
(9) PB L 129 van 17.5.2007, blz. 67.
(10) Beschikking 2008/411/EG van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3 400-3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PB L 144 van 4.6.2008, blz. 77).
(11) Beschikking 2008/477/EG van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500-2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 37).
(12) Beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 32).
(13) PB L 308 van 24.11.2009, blz. 24.
(14) PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.
(15) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(16) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.
(17) Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma's voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1).
(18) Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1).
(19) Twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
1. |
De Commissie heeft haar voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid (hierna RSPP) (1) op 20 september 2010 bij de Raad ingediend. |
2. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 16 februari 2011 advies uitgebracht. |
3. |
Het Europees Parlement heeft zijn standpunt in eerste lezing op 11 mei 2011 vastgesteld. |
4. |
De Raad heeft zijn standpunt in eerste lezing op 13 december 2011 vastgesteld. |
II. DOEL
Het RSPP is een vijfjarig beleidsprogramma om een efficiënt radiospectrumbeheer te stimuleren en er met name voor te zorgen dat er in 2013 voldoende spectrum beschikbaar is voor draadloze breedband, hetgeen er toe moet leiden dat mensen in afgelegen streken de beschikking krijgen over snelle verbindingen en dat er in de hele EU innovatieve diensten beschikbaar komen.
III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
Algemeen
1. |
Het Europees Parlement sprak brede steun uit voor het Commissievoorstel en keurde zevenentachtig amendementen op het voorstel goed. |
2. |
De Raad is het grotendeels eens met de geest van deze amendementen en heeft deze in ruime mate in aanmerking genomen bij het opstellen van zijn standpunt in eerste lezing. |
3. |
Er zijn vijf informele trialoogvergaderingen met het Europees Parlement gewijd aan het voorstel, te weten op 12 en 20 september en op 4, 11 en 24 oktober 2011. |
4. |
Wat de amendementen op de overwegingen betreft, heeft de Raad in zijn standpunt in eerste lezing de amendementen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 27 en 40 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard. De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het standpunt van de Raad in eerste lezing: 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 20, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33 en 34. |
5. |
Wat de amendementen op de artikelen betreft, heeft de Raad in zijn standpunt in eerste lezing de amendementen 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 48, 90, 51, 52, 53, 54, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 70, 71, 73, 92, 75, 76, 77, 79, 80 en 81 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard. De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het standpunt van de Raad in eerste lezing: 44, 46, 49, 55, 56, 57, 58, 64, 68, 69, 72, 78, 82, 83, 84, 85, 86, 87 en 88. |
Specifieke opmerkingen
1. |
Tijdens de trialogen hebben de medewetgevers hun besprekingen toegespitst op de wetgevingsbepalingen betreffende: de beschikbaarheid van spectrum voor draadloos verkeer van gegevens (amendement 38); de vraag of de werkingssfeer van het mededingingsartikel (artikel 5) meer moet omvatten dan elektronische communicatiediensten, namelijk ook andere EU-beleidsterreinen waarbij radiospectrum wordt gebruikt (amendementen 57 en 58); de beste werkwijze voor het opstellen van een inventaris van het spectrumgebruik (amendementen 82, 83 en 84) en spectrumaangelegenheden in internationale en bilaterale onderhandelingen (amendementen 85, 86 en 87). |
2. |
Met betrekking tot spectrum voor draadloos verkeer van gegevens heeft de Raad gevolg gegeven aan het verzoek van het Parlement om uiterlijk in 2015 een kwantitatieve doelstelling vast te stellen. Algemeen werd echter overeengekomen dat in het programma voor het radiospectrumbeleid niet zou worden verwezen naar specifieke frequentiebanden of specifieke hoeveelheden frequenties voor deze of gene toepassing omdat daarmee zou worden vooruitgelopen op het resultaat van het onderzoek in het kader van de inventarisatie van het bestaande spectrumgebruik. |
3. |
Aangezien er geen concrete voorbeelden waren, die duidelijk hadden kunnen maken welke mededingingsproblemen zouden kunnen rijzen tussen de elektronische communicatiediensten en andere EU- beleidsterreinen waarbij radiospectrum wordt gebruikt, zoals onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart, vervoer, energie en audiovisuele aangelegenheden, heeft de Raad de werkingssfeer van het mededingingsartikel tot elektronische communicatiediensten beperkt. |
4. |
Aangezien de Raad zich noch in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie betreffende de inventarisatie van het spectrumgebruik noch in de amendementen van het Parlement kon vinden, heeft hij de betrokken wetgevingsbepalingen opnieuw geformuleerd. |
5. |
Met betrekking tot spectrumaangelegenheden in internationale onderhandelingen heeft de Raad de door de Commissie en het Parlement voorgestelde nieuwe elementen niet gesteund, maar heeft hij er de voorkeur aan gegeven in het programma voor het radiospectrumbeleid de gevestigde beginselen die gelden voor internationale onderhandelingen over spectrumbeleid te memoreren. |
IV. CONCLUSIE
De Raad hoopt dat na de vaststelling van zijn standpunt in document 16226/1/11 het Europees Parlement het tussen de instellingen bereikte akkoord kan bevestigen, en dat het besluit aldus spoedig kan worden vastgesteld.
(1) Doc. 13872/10.
17.2.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 46/15 |
STANDPUNT (EU) Nr. 5/2012 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/75/EG wat vaccinatie tegen bluetongue betreft
Vastgesteld door de Raad op 15 december 2011
2012/C 46 E/02
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (3) bevat controlevoorschriften en maatregelen voor de bestrijding en de uitroeiing van bluetongue, waaronder voorschriften betreffende de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden en het gebruik van vaccins tegen bluetongue. |
(2) |
In het verleden zijn slechts sporadische uitbraken van bepaalde serotypes van het bluetonguevirus in de Unie geregistreerd. Die uitbraken kwamen voornamelijk voor in de zuidelijke delen van de Unie. Sinds de vaststelling van Richtlijn 2000/75/EG en met name sinds de insleep in de Unie van de bluetonguevirusserotypes 1 en 8 in 2006 en 2007 heeft het bluetonguevirus zich echter meer in de Unie verspreid met het risico dat het in bepaalde gebieden endemisch wordt. Daarom is het moeilijk geworden de verspreiding van dat virus te bestrijden. |
(3) |
De in Richtlijn 2000/75/EG vastgestelde voorschriften inzake de vaccinatie tegen bluetongue zijn gebaseerd op de ervaring met het gebruik van zogenaamde „gemodificeerde levende vaccins” of „levende verzwakte vaccins”, die de enige beschikbare vaccins waren toen de richtlijn werd vastgesteld. Het gebruik van die vaccins kan ook leiden tot een ongewenste lokale circulatie van het vaccinvirus bij niet-gevaccineerde dieren. |
(4) |
De laatste jaren zijn als gevolg van nieuwe technologie „geïnactiveerde vaccins” tegen bluetongue beschikbaar, die dat risico van ongewenste lokale circulatie van het vaccinvirus bij niet-gevaccineerde dieren niet inhouden. Het extensieve gebruik van deze vaccins tijdens de vaccinatiecampagne in 2008 en 2009 heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de ziektesituatie. Het wordt nu algemeen aanvaard dat vaccinatie met geïnactiveerde vaccins het instrument bij uitstek is voor de bestrijding van bluetongue en de preventie van de klinische ziekte in de Unie. |
(5) |
Om te zorgen voor een betere bestrijding van de verspreiding van het bluetonguevirus en om de last te verminderen die door die ziekte voor de landbouwsector wordt veroorzaakt, is het gepast dat de huidige in Richtlijn 2000/75/EG vastgestelde voorschriften inzake vaccinatie worden gewijzigd om rekening te houden met de recente technologische ontwikkelingen bij de vaccinproductie. |
(6) |
Deze richtlijn dient de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking te treden, zodat reeds tijdens het vaccinatieseizoen van 2012 de nieuwe regels kunnen toegepast worden. |
(7) |
De wijzigingen waarin in deze richtlijn wordt voorzien, moeten de vaccinatievoorschriften flexibeler maken en ook rekening houden met het feit dat geïnactiveerde vaccins die ook met succes kunnen worden gebruikt buiten gebieden waarvoor beperkingen op de verplaatsing van dieren gelden, nu beschikbaar zijn. |
(8) |
Daarnaast mag het gebruik van levende verzwakte vaccins niet worden uitgesloten, op voorwaarde dat passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, aangezien het gebruik daarvan nog altijd nodig kan zijn onder bepaalde omstandigheden, zoals na de insleep van een nieuw bluetonguevirusserotype waartegen geen geïnactiveerde vaccins bestaan. |
(9) |
Richtlijn 2000/75/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2000/75/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 1. De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag besluiten het gebruik van vaccins tegen bluetongue toe te staan op voorwaarde dat:
2. Wanneer levende verzwakte vaccins worden gebruikt, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteit de volgende gebieden afbakent:
|
3) |
In artikel 6, lid 1, wordt punt d) vervangen door:
|
4) |
In artikel 8, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
|
5) |
In artikel 10 wordt punt 2 vervangen door:
|
Artikel 2
1. Uiterlijk op … (4) stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast, en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen uiterlijk toe met ingang van … (5).
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te …
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 132 van 3.5.2011, blz. 92.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 7 april 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.
(4) Zes maand na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(5) Zes maanden en één dag na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
De Commissie heeft, op basis van artikel 15 van Richtlijn 92/119/EEG van de Raad (1), op 15 november 2010 bij de Raad een voorstel voor een richtlijn van de Raad ingediend. Op advies van de Juridische Dienst van de Raad is de afgeleide rechtsgrondslag van het Commissievoorstel gewijzigd in artikel 43, lid 2, VWEU, hetgeen inhoudt dat de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is (2).
Het Europees Parlement heeft op 7 april 2011 zijn standpunt bepaald (3).
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 15 maart 2011 advies uitgebracht (4).
Overeenkomstig artikel 294 van het Verdrag heeft de Raad zijn standpunt in eerste lezing op 15 december 2011 aangenomen.
II. DOELSTELLINGEN
Met de richtlijn wordt beoogd de huidige regels betreffende vaccinatie tegen bluetongue van Richtlijn 2000/75/EG te actualiseren door die te versoepelen. Bluetongue is een ziekte die herkauwers (zoals runderen, schapen en geiten) treft en wordt overgedragen door insectvectoren die het virus van het ene dier naar het andere overbrengen. Vaccinatie is het instrument bij uitstek voor de bestrijding van bluetongue en de preventie van de klinische ziekte in de EU. Het gebruik van vaccins is echter beperkt door de huidige voorschriften van Richtlijn 2000/75/EG, die bepalen dat vaccins alleen mogen worden gebruikt in gebieden waar de ziekte voorkwam en die daarom zijn onderworpen aan beperkingen op de verplaatsing van dieren. Deze voorschriften zijn gebaseerd op ervaringen met de zogenaamde „gemodificeerde levende vaccins” of „levende verzwakte vaccins”, die de enige beschikbare vaccins waren toen de richtlijn tien jaar geleden werd vastgesteld. Die vaccins kunnen leiden tot de ongewenste circulatie van het vaccinvirus bij niet-gevaccineerde dieren in de gebieden waar het vaccin is gebruikt. De nieuwe flexibele regels die met deze richtlijn worden ingevoerd, zijn gebaseerd op het feit dat nu geïnactiveerde vaccins beschikbaar zijn, die ook met succes kunnen worden gebruikt buiten gebieden waarvoor beperkingen op de verplaatsing van dieren gelden.
III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD
In het standpunt van de Raad worden de door de Commissie voorgestelde doelstellingen bekrachtigd en nagenoeg alle amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen, overgenomen.
Met name deelt de Raad het standpunt van het Europees Parlement dat artikel 43, lid 2, VWEU de juiste rechtsgrondslag voor deze richtlijn is. Deze is bevestigd door het Coreper (eerste deel), dat na het negatief advies van de Juridische Dienst van de Raad over het gebruik van een afgeleide rechtsgrondslag voor dit voorstel, op 26 januari 2011 heeft besloten het Europees Parlement voor te stellen dat de medewetgevers deze wijziging van de rechtsgrondslag zouden doorvoeren, aangezien de diensten van de Commissie niet konden toezeggen dat zij snel een nieuw voorstel met deze gewijzigde rechtsgrondslag zouden indienen (5).
Met het standpunt van de Raad wordt het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing slechts op twee punten gewijzigd:
1. |
de specifieke verplichting om concordantietabellen te gebruiken, is geschrapt, ofschoon alle andere voorgestelde voorschriften betreffende het meedelen van nationale bepalingen aan de Commissie in het standpunt van de Raad zijn gehandhaafd. Volgens de Raad stemt dit overeen met de conclusies van horizontale onderhandelingen over concordantietabellen tussen de instellingen, en wordt er rekening gehouden met hetgeen door de vertegenwoordiger van de Commissie is bevestigd, namelijk dat de Commissie dit soort specifiek voorschrift voor deze richtlijn niet gerechtvaardigd zou vinden; |
2. |
de andere wijziging betreft de termijn voor de omzetting van de richtlijn in nationaal recht. |
(1) Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69).
(2) Doc. 5498/11.
(3) Doc. P7_TA-PROV(2011)0147.
(4) Doc. NAT/512 — CESE 538/11.
(5) Doc. 5498/11 en 5499/11.