ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.018.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 18

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
21 januari 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Europese Commissie

2012/C 018/01

Advies van de Commissie van 20 januari 2012 betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de kerncentrale van Blayais in Frankrijk

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 018/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6425 — Imperial Mobility/Lehnkering) ( 1 )

2

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 018/03

Wisselkoersen van de euro

3

2012/C 018/04

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 5 december 2011 betreffende een ontwerpbeschikking in zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten — Rapporteur: Estland

4

2012/C 018/05

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten

5

2012/C 018/06

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 13 december 2011 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9245)  ( 1 )

6

2012/C 018/07

Besluit van de Commissie van 19 januari 2012 tot oprichting van de EU-Groep van autoriteiten voor offshore-olie- en -gasactiviteiten

8

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2012/C 018/08

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Het opleggen van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de geregelde luchtdiensten tussen de luchthavens van Lampedusa en Pantelleria en de luchthavens van Trapani, Palermo en Catane ( 1 )

11

2012/C 018/09

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen als bekendgemaakt in het PB C 53 van 19 februari 2011 ( 1 )

12

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

2012/C 018/10

Bekendmaking uit hoofde van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

13

2012/C 018/11

Bekendmaking overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

14

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2012/C 018/12

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op ethanolamine van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

16

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Europese Commissie

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/1


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2012

betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de kerncentrale van Blayais in Frankrijk

(Alleen de Franse tekst is authentiek)

2012/C 18/01

De hieronder gegeven evaluatie is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in het Euratom-Verdrag, ongeacht eventuele aanvullende evaluaties die moeten worden uitgevoerd krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de verplichtingen die daaruit en de daarvan afgeleide wetgeving voortvloeien.

Op 6 september 2011 heeft de Europese Commissie overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag van de Franse regering algemene gegevens ontvangen betreffende het gewijzigde plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen uit de kerncentrale van Blayais in Frankrijk.

Op basis van deze algemene gegevens brengt de Commissie, na raadpleging van de groep van deskundigen, het volgende advies uit:

1.

de afstand tussen de kerncentrale en de meest nabijgelegen lidstaten bedraagt 226 km voor Spanje en 568 km voor Italië;

2.

de geplande wijziging heeft ten doel MOx splijtstofassemblages te gebruiken in twee van de vier op de locatie gelegen eenheden (de eenheden 3 en 4);

3.

in normale bedrijfsomstandigheden veroorzaakt de geplande wijziging voor inwoners van andere lidstaten geen voor de volksgezondheid significante blootstelling aan straling;

4.

in het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve effluenten ten gevolge van een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, resulteren de in een andere lidstaat ontvangen stralingsdoses naar verwachting niet in schadelijke effecten voor de volksgezondheid.

Concluderend is de Commissie van mening dat de uitvoering van het gewijzigde plan voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen, in welke vorm ook, uit de kerncentrale van Blayais in Frankrijk zowel bij normale bedrijfsvoering als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, niet het risico doet ontstaan van voor de volksgezondheid significante radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2012.

Voor de Commissie

Günther OETTINGER

Lid van de Commissie


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6425 — Imperial Mobility/Lehnkering)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 18/02

Op 22 december 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6425. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/3


Wisselkoersen van de euro (1)

20 januari 2012

2012/C 18/03

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2902

JPY

Japanse yen

99,53

DKK

Deense kroon

7,4362

GBP

Pond sterling

0,83390

SEK

Zweedse kroon

8,7804

CHF

Zwitserse frank

1,2077

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,6600

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,466

HUF

Hongaarse forint

304,68

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6990

PLN

Poolse zloty

4,3196

RON

Roemeense leu

4,3440

TRY

Turkse lira

2,3640

AUD

Australische dollar

1,2379

CAD

Canadese dollar

1,3076

HKD

Hongkongse dollar

10,0145

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6071

SGD

Singaporese dollar

1,6463

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 463,46

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,2858

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1732

HRK

Kroatische kuna

7,5670

IDR

Indonesische roepia

11 541,85

MYR

Maleisische ringgit

4,0016

PHP

Filipijnse peso

55,940

RUB

Russische roebel

40,4552

THB

Thaise baht

40,719

BRL

Braziliaanse real

2,2804

MXN

Mexicaanse peso

17,1248

INR

Indiase roepie

64,8730


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/4


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 5 december 2011 betreffende een ontwerpbeschikking in zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten

Rapporteur: Estland

2012/C 18/04

1.

Het Adviescomité deelt de beoordeling van de Commissie zoals die in haar ontwerpbeschikking is verwoord en op 21 november 2011 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de procedure kan worden beëindigd door middel van een beschikking op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de door IBM gedane toezeggingen passend, noodzakelijk en evenredig zijn.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er, in het licht van de door IBM gedane toezeggingen, niet langer gronden voor een optreden van de Commissie bestaan, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

5.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten

2012/C 18/05

(1)

Op 23 juli 2010 heeft de Commissie besloten een procedure in te leiden tegen International Business Machines Corporation („IBM”) wegens vermeend misbruik van een machtspositie op de markt voor de inputs die noodzakelijk zijn om onderhoudsdiensten te verlenen voor mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur van IBM.

(2)

Op 1 augustus 2011 werd een voorlopige beoordeling door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) en op 2 augustus 2011 aan IBM medegedeeld. In deze voorlopige beoordeling werd geconcludeerd dat IBM mogelijk heeft geweigerd derden die onderhoudsdiensten verlenen toegang te verschaffen tot inputs die noodzakelijk zijn om onderhoudsdiensten te verlenen voor mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur van IBM, in strijd met artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name onder b), en artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

(3)

Op 14 september 2011 diende IBM een eerste voorstel voor toezeggingen in om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Commissie in haar voorlopige beoordeling had uiteengezet. Op 20 september 2011 publiceerde de Commissie overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin een samenvatting van de zaak en de door de partijen gedane toezeggingen was opgenomen en belanghebbende derden werd verzocht hun opmerkingen over de door IBM voorgestelde toezeggingen te maken (3). In antwoord op de bekendmaking ontving de Commissie 7 opmerkingen van belanghebbenden en stelde zij IBM in kennis van deze opmerkingen. Op 24 oktober 2011 presenteerde IBM een nieuwe reeks toezeggingen.

(4)

In haar besluit overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 verleent de Commissie de door IBM gedane toezeggingen een verbindend karakter voor een totale duur van 5 jaar en concludeert zij dat er, in het licht van de voorgestelde corrigerende maatregelen, voor haar geen reden tot optreden meer is en dat de procedure in deze zaak moet worden beëindigd.

(5)

Ik heb van geen enkele partij bij de procedure in deze zaak (4) verzoeken of klachten ontvangen. Ik ben dan ook van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle betrokken partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Brussel, 5 december 2011.

Wouter WILS


(1)  Conform de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29 („Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(3)  Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten, PB C 275 van 20.9.2011, blz. 8.

(4)  Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij de procedure die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 toezeggingen aanbieden in elk stadium van de procedure van artikel 9 een beroep op de raadadviseur-auditeur doen om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/6


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 13 december 2011

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-Overeenkomst

(Zaak COMP/39.692 — IBM Onderhoudsdiensten)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9245)

(Alleen de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 18/06

Op 13 december 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een besluit overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003  (1) maakt de Commissie bij deze de namen van de betrokken partij en de belangrijkste punten van de beschikking bekend, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van de beschikking is te vinden op de website van DG Concurrentie op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/case_details.cfm?proc_code=1_39692

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad is gericht aan International Business Machines Corporation („IBM”). Het besluit verleent de door IBM gedane toezeggingen die de uit het onderzoek van de Commissie op de markt voor het onderhoud van mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur van IBM naar voren gekomen mededingingsbezwaren wegnemen, een verbindend karakter.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Voorlopige mededingingsbezwaren

(2)

Mainframes zijn krachtige computers die door grote ondernemingen en openbare instellingen in de gehele wereld worden gebruikt om essentiële bedrijfsinformatie op te slaan en te verwerken. Door hun grote betrouwbaarheid, hun beschikbaarheid en onderhoudsvriendelijkheid worden mainframes algemeen gebruikt voor processen die voor de activiteit van de onderneming van fundamenteel belang zijn. Om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen is het dan ook van belang dat het onderhoud snel wordt uitgevoerd. Onderhoudsdiensten voor mainframes worden aangeboden door zowel IBM als door derden die onderhoudsdiensten verlenen (Third Party Maintainers — ‘TPMs’).

(3)

Op 1 augustus 2011 zond de Commissie een voorlopige beoordeling aan IBM, waarin zij uiting gaf aan haar bezorgdheid dat IBM mogelijk haar machtspositie heeft misbruikt op de markt voor het onderhoud van haar mainframe-apparatuur en besturingssysteemprogrammatuur.

(4)

Met name luidde de voorlopige conclusie van de Commissie dat IBM een machtspositie zou kunnen bekleden op de markt voor de inputs die noodzakelijk zijn om onderhoudsdiensten te verlenen voor IBM-mainframes en dat IBM aan haar concurrenten in de onderhoudsmarkt mogelijk onredelijke leveringsvoorwaarden heeft opgelegd ten aanzien van bepaalde inputs die noodzakelijk zijn voor het onderhoud van IBM-mainframes, waardoor zij in een nadelige concurrentiepositie worden gebracht. De Commissie concludeerde dat dit gedrag een impliciete weigering te leveren aan concurrerende leveranciers van onderhoudsdiensten voor mainframes zou kunnen inhouden, in strijd met artikel 102, VWEU.

(5)

De praktijken van IBM kunnen nadelige gevolgen hebben voor derden die onderhoudsdiensten verlenen, waarvan enkele in verschillende lidstaten aanwezig zijn. Daarom was de voorlopige conclusie van de Commissie dat de praktijken in kwestie gevolgen kunnen hebben voor het concurrentiepatroon in de interne markt.

2.2.   De toezeggingen

(6)

Op 14 september 2011 deed IBM, in antwoord op de bezwaren die de Commissie in haar voorlopige beoordeling had geuit, toezeggingen aan de Commissie.

(7)

Op 20 september 2011 werd overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een bekendmaking gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin een samenvatting van de zaak en de toezeggingen was opgenomen en belanghebbenden werd verzocht hun opmerkingen over de toezeggingen binnen één maand vanaf de datum van de publicatie van de bekendmaking te maken.

(8)

Binnen deze termijn heeft de Commissie 7 opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. De Commissie stelde IBM in kennis van deze opmerkingen en op 24 oktober 2011 diende IBM een gewijzigd voorstel voor toezeggingen in (gedateerd op 21 oktober 2011).

(9)

Op 5 december 2011 werd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd; dit comité bracht een gunstig advies uit. Op 5 december bracht de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uit.

(10)

Op 13 december 2011 heeft de Commissie bij een besluit overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 de herziene toezeggingen van IBM een verbindend karakter verleend. IBM verbindt zich er voor een periode van vijf jaar toe, ervoor te zorgen dat essentiële onderdelen en technische informatie snel en onder redelijke en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking worden gesteld en het derden mogelijk te maken de verbintenissen af te dwingen. In een bijlage bij de toezeggingen diende IBM ook een aantal standaardclausules in waarin nauwkeurig wordt beschreven op welke wijze de aangegane verplichtingen zullen worden uitgevoerd. Voor iedere wijziging van deze standaardclausules is de voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist.

(11)

Volgens de Commissie zijn de toezeggingen in hun definitieve vorm passend en noodzakelijk om de in de voorlopige beoordeling vastgestelde punten van zorg weg te nemen zonder buitensporig te zijn. Aangezien de mededingingsbezwaren voortvloeien uit het feit dat IBM-mogelijk heeft geweigerd om adequate toegang te verlenen tot bepaalde apparatuur die noodzakelijk is om onderhoudsdiensten voor IBM-mainframes te verlenen, is de Commissie van oordeel dat de herziene toezeggingen evenredig zijn. Zij lossen deze problemen op door te waarborgen dat de vereiste onderdelen en de technische informatie die noodzakelijk zijn voor het onderhoud van IBM-mainframes door onderhoudsdiensten verlenende derden onder redelijke en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking van deze derden worden gesteld.

3.   CONCLUSIES

(12)

In het licht van de gedane toezeggingen is de Commissie van oordeel dat er voor de Commissie geen reden tot optreden meer is en dat de procedure in deze zaak moet worden beëindigd, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/8


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 januari 2012

tot oprichting van de EU-Groep van autoriteiten voor offshore-olie- en -gasactiviteiten

2012/C 18/07

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 191 van het Verdrag worden de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu omschreven en wordt bepaald dat elk optreden van de Unie moet worden ondersteund door een hoog niveau van bescherming op basis van het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, alsook het beginsel van behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

(2)

Het beleid van de Unie heeft ten doel grote ongevallen met betrekking tot offshore-olie- en -gasactiviteiten te voorkomen en wanneer zij zich toch voordoen hun gevolgen te beperken en zo de bescherming van het mariene milieu en de kusteconomieën tegen verontreiniging te beperken, mogelijke onderbrekingen in de eigen energieproductie van de Unie in te perken en de reactiemechanismen bij ongevallen te verbeteren.

(3)

De ongevallen bij offshore-olie- en -gasactiviteiten in 2010, met name dat van Deepwater Horizon in de Golf van Mexico, hebben een aantal beleidsherzieningen uitgelokt met het oog op de veiligheid van offshore-activiteiten. De Commissie heeft haar eerste standpunten inzake de veiligheid van offshore-olie- en -gasactiviteiten uiteengezet in haat mededeling „De veiligheid van offshore-olie- en -gasactiviteiten beter waarborgen” (1) van 12 oktober 2010.

(4)

De risico's van zware offshore-olie- en -gasongevallen zijn niet verwaarloosbaar. Offshore-olie en -gassectoren zijn gevestigd in een aantal regio's van de Unie en er zijn vooruitzichten voor nieuwe regionale ontwikkelingen in de wateren van de Unie. De offshore-olie- en -gasproductie is een belangrijk element van de energievoorzieningszekerheid in de EU.

(5)

Binnen de Unie zijn er al voorbeelden van uitmuntendheid bij nationale regelgevingspraktijken met betrekking tot offshore-olie- en -gasactiviteiten, maar door de tenuitvoerlegging van het regelgevingskader voor offshore-olie- en -gasactiviteiten te harmoniseren kan de veiligheid van dergelijke activiteiten verder worden verbeterd.

(6)

De permanente uitwisseling van ervaring, de identificatie van beste praktijken van de regelgevende autoriteiten en de desbetreffende sector en de verbetering van de uitvoeringsmaatregelen worden erkend als cruciale aspecten van een goed functionerend regelgevingsstelsel.

(7)

De waarde van samenwerking tussen offshore-autoriteiten blijkt duidelijk uit de activiteiten van het North Sea Offshore Authorities Forum en het Internationaal Forum van regelgevers. Gezien deze ervaring is het belangrijk om de doeltreffendheid van de overdracht van ervaring en kennis binnen de Unie te maximaliseren via een formele Uniebrede structuur.

(8)

De EU-Groep van autoriteiten voor offshore-olie- en -gasactiviteiten, waarvan de werkzaamheden in de eerste plaats gebaseerd zijn op de activiteiten van de nationale regelgevers, moet bij haar activiteit uitgaan van de ervaring van de desbetreffende belanghebbenden, inclusief de betrokken derde landen. De Groep van autoriteiten moet de overdracht van kennis tussen de belanghebbende vergemakkelijken en moet bijdragen tot de opstelling van formele richtsnoeren inzake beste praktijken.

(9)

De doelstellingen van de offshore-autoriteiten, die samenwerken op gebieden met betrekking tot de preventie van grote offshore-ongevallen en de reactie op dergelijke ongevallen, vormen tevens een aanvulling op de doelstellingen van de Permanente Werkgroep voor de mijnbouwsector en andere winningsindustrieën, opgericht overeenkomstig artikel 6 van Besluit 2003/C 218/01 van de Raad tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, en zijn aanvullend op de doelstellingen van dit comité.

(10)

Er moeten regels in verband met het vrijgeven van informatie door de leden van de Groep van autoriteiten en de vertegenwoordigers daarvan worden opgesteld die geen afbreuk doen aan de veiligheidsregels van de Commissie als neergelegd in de bijdrage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie.

(11)

De persoonsgegevens van leden van de Groep van autoriteiten moeten worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Hierbij wordt de EU-Groep van autoriteiten voor offshore-olie- en -gasactiviteiten (hierna de „Groep van autoriteiten”) opgericht.

Artikel 2

Taken

1.   De Groep van autoriteiten is in de eerste plaats een forum voor de uitwisseling van ervaring en deskundigheid tussen de nationale autoriteiten en de Commissie.

2.   De werkzaamheden van de Groep van autoriteiten kunnen, in coördinatie met de werkzaamheden van andere relevante deskundigengroepen, betrekking hebben op alle problemen in verband met de preventie van grote ongevallen en de reactie daarop bij offshore-olie- en -gasactiviteiten binnen de Unie, alsmede, naargelang passend, over de grenzen van de Unie heen.

3.   Hetzij op verzoek van de Commissie hetzij op eigen initiatief bespreekt de Groep van autoriteiten met name de volgende kwesties waarover zij de Commissie advies verstrekt en bijstaat:

a)

identificatie van de prioriteiten voor de opstelling van richtinggevende documenten en de vaststelling van normen en beste praktijken in de olie- en gassector;

b)

opstelling, of de aanzet geven tot en toezicht houden op de opstelling, van richtsnoeren inzake de beste praktijken in de sector;

c)

in het belang van het delen van ervaring, vergemakkelijking van de snelle uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de nationale autoriteiten met betrekking tot bijvoorbeeld het zich voordoen van, alsook de oorzaken van en reactie op, grote incidenten en gebeurtenissen die tot grote ongevallen hadden kunnen leiden, alsmede operationele informatie betreffende boorinstallaties die tussen lidstaten worden verplaatst;

d)

bevordering en vergemakkelijking van een consensus tussen de Commissie en de nationale autoriteiten betreffende beste praktijken;

e)

bevordering van de uitwisseling en detachering van personeelsleden tussen de nationale autoriteiten teneinde hun kennis en ervaring te vergroten;

f)

uitwisseling van informatie over de toepassing van de wetgeving en het beleid van de lidstaten en de Unie met betrekking tot offshore-olie- en -gasactiviteiten, inclusief maatregelen om opzettelijke illegale handelingen tegen die activiteiten te voorkomen en de Commissie bij te staan bij de tenuitvoerlegging van het desbetreffende acquis van de Unie.

Artikel 3

Raadpleging

1.   Onverlet het bepaalde in artikel 2 kan de Commissie de Groep van autoriteiten raadplegen over alle kwesties in verband met grote risico's bij offshore-olie- en -gasprospectie, -exploratie en -productie.

2.   De Groep van autoriteiten pleegt overleg met andere deskundigengroepen van de Commissie wanneer er een onderling complementair belang bestaat om te waarborgen dat relevante kwesties onder de aandacht worden gebracht van andere groepen en wanneer er informatie kan worden verkregen die van belang is voor de Groep van autoriteiten.

Artikel 4

Lidmaatschap — Aanwijzing

1.   De Groep van autoriteiten bestaat uit de autoriteiten van de lidstaten die belast zijn met het regulerend toezicht op offshore-olie- en -gasactiviteiten en verwante beleidskwesties.

2.   De autoriteiten van de lidstaten wijzen hun vertegenwoordigers aan.

3.   De namen van de autoriteiten van de lidstaten worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie.

4.   Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Functionering

1.   De Groep van autoriteiten wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie die een medevoorzitter kan aanwijzen.

2.   Met het akkoord van de Commissiediensten kan de Groep van autoriteiten subgroepen oprichten om op basis van een passend mandaat specifieke kwesties, zoals de uitwisseling van beste praktijken, te onderzoeken. Dergelijke subgroepen worden ontbonden zodra hun mandaat is vervuld.

3.   Vertegenwoordigers van de betrokken sector, inclusief de bedrijfstak zelf, de vakbonden, de academische wereld, onderzoeksorganisaties, NGO's, desbetreffende agentschappen van de Unie, derde landen en andere belanghebbenden kunnen op uitnodiging van de voorzitter deelnemen aan de werkzaamheden van de Groep van autoriteiten. Voorts kan het statuut van waarnemer worden verleend aan personen of organisaties die een bijdrage kunnen leveren tot de werkzaamheden van de Groep van autoriteiten.

4.   De Groep van autoriteiten en de subgroepen daarvan vergaderen normaliter ten kantore van de Commissie, op de wijze en volgens het tijdschema die door de Commissie worden bepaald. Tenzij anderszins bepaald, verzorgt de Commissie het secretariaat.

5.   Een lidstaat kan het advies inwinnen van de Groep van autoriteiten over documenten en gepubliceerde informatie met betrekking tot grote risico's bij offshore-olie- en -gasactiviteiten overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke wetgeving van de Unie.

6.   De Groep van autoriteiten brengt op gezette tijden verslag uit over zijn activiteiten, met name inzake de identificatie en toepassing van beste praktijken en de prestaties van de offshore-sector.

7.   De Groep van autoriteiten komt minimaal één keer per jaar samen.

8.   Aangewezen leden van de Groep van autoriteiten en de voorzitter vergaderen minimaal één keer per jaar met hun tegenhangers van de Permanente Werkgroep voor de mijnbouwsector en andere winningsindustrieën om de werkzaamheden van beide organisaties gedurende de afgelopen periode te bespreken en toekomstige werkplannen aan elkaar mede te delen.

9.   De bij de deelneming aan de beraadslagingen van de Groep van autoriteiten of de subgroepen daarvan verkregen informatie mag niet worden verspreid wanneer deze volgens de Commissie op vertrouwelijke aangelegenheden betrekking heeft.

10.   De Groep van autoriteiten stelt zijn reglement van orde vast op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen.

Artikel 6

Vergaderkosten

1.   De deelnemers aan de werkzaamheden van de Groep van autoriteiten of van subgroepen daarvan ontvangen geen bezoldiging.

2.   Reis- en verblijfkosten die door deelnemers aan de werkzaamheden van de Groep van autoriteiten of van subgroepen daarvan worden gemaakt, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de bij de Commissie geldende bepalingen.

3.   Deze kosten worden vergoed voor zover de middelen die volgens de jaarlijkse toewijzingsprocedure aan de betrokken dienst zijn toegekend, hiervoor volstaan.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2012.

Voor de Commissie

Günther OETTINGER

Lid van de Commissie


(1)  COM(2010) 560 definitief.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/11


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Het opleggen van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de geregelde luchtdiensten tussen de luchthavens van Lampedusa en Pantelleria en de luchthavens van Trapani, Palermo en Catane

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 18/08

Lidstaat

Italië

Betrokken luchtroutes

Pantelleria–Trapani en vice versa

Pantelleria–Palermo en vice versa

Lampedusa–Palermo en vice versa

Lampedusa–Catane en vice versa

Datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht worden

25 maart 2012

Adres waarop de tekst van en alle relevante informatie en/of documentatie over de openbaredienstverplichtingen kunnen worden verkregen

ENAC Ente nazionale per l'aviazione civile

Direzione centrale sviluppo economico

Direzione sviluppo trasporto aereo

Viale del Castro Pretorio 118

00185 Roma RM

ITALIA

Internet: http://www.enac.gov.it

E-mail: osp@enac.gov.it


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/12


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Aanbesteding met betrekking tot de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen als bekendgemaakt in het PB C 53 van 19 februari 2011

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 18/09

Lidstaat

Italië

Betrokken luchtroutes

Pantelleria–Trapani en vice versa;

Pantelleria–Palermo en vice versa;

Lampedusa–Palermo en vice versa;

Lampedusa–Catane en vice versa.

Geldigheidsduur van het contract

18 maanden met ingang van 25 maart 2012

Uiterste datum voor het indienen van offertes

2 maanden te rekenen vanaf de datum van publicatie van deze mededeling

Adres waarop de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie over de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichtingen gratis kunnen worden verkregen

ENAC Ente nazionale per l'aviazione civile

Direzione centrale sviluppo economico

Direzione sviluppo trasporto aereo

Viale del Castro Pretorio 118

00185 Roma RM

ITALIA

Internet: http://www.enac.gov.it

E-mail: osp@enac.gov.it


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/13


Bekendmaking uit hoofde van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

2012/C 18/10

De districtsrechtbank van Vilnius heeft op 7 december 2011 beslist een faillissementsprocedure ten aanzien van AB Bankas Snoras in te leiden en een faillissementscurator aangesteld. Dientengevolge is het op 24 november 2011 bij Resolutie nr. 03-196 van de raad van bestuur van de Bank van Litouwen genomen besluit tot permanente intrekking van de bankvergunning van AB Bankas Snoras in werking getreden.


21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/14


Bekendmaking overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

2012/C 18/11

SAMENVATTING VAN DE BESLISSING TOT INLEIDING VAN EEN FAILLISSEMENTSPROCEDURE TEN AANZIEN VAN AKCINĖ BENDROVĖ BANKAS SNORAS

Op 7 december 2011 heeft de districtsrechtbank van Vilnius beslist een faillissementsprocedure in te leiden ten aanzien van de naamloze vennootschap bank Snoras (Akcinė bendrovė bankas Snoras, rechtspersonennummer: 112025973, btw-nummer: LT120259716, statutaire zetel: A. Vivulskio g. 7, Vilnius, Lietuva, ingeschreven in het Register van rechtspersonen (hierna „AB bankas Snoras” genoemd)), rechtszaaknummer: B2-7791-611/2011, procedurenummer: 2-55-3-03098-2011-9.

Bij beslissing van 7 december 2011 heeft de districtsrechtbank van Vilnius de termijn waarover schuldeisers beschikken voor het indienen van vorderingen die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure ten aanzien van AB bankas Snoras waren ontstaan, vastgesteld op één maand (te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure).

De rechtbank heeft de heer Neil Cooper aangesteld als faillissementscurator van AB bankas Snoras.

De faillissementsprocedure ten aanzien van AB bankas Snoras is een liquidatieprocedure in de zin van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen. Deze bekendmaking geschiedt op grond van artikel 13 van Richtlijn 2001/24/EG.

Hierna volgt een samenvatting van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure ten aanzien van AB bankas Snoras:

„In overeenstemming met de artikelen 290 en 291 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Republiek Litouwen, artikel 84 van de bankwet en artikel 9 van de faillissementswet heeft de rechtbank

BESLIST:

Een faillissementsprocedure in te leiden ten aanzien van AB bankas Snoras, rechtspersonennummer 112025973, ingeschreven te A. Vivulskio g. 7, Vilnius.

Neil Cooper (geboren op 30 juni 1947, adres: 10 Fleet Place, London, EC4M 7RB, UK, certificaatnummer 11198) aan te stellen als faillissementscurator van AB bankas Snoras.

De faillissementscurator te belasten met de taken vermeld in artikel 85, lid 1, van de bankwet van de Republiek Litouwen en artikel 10, lid 4, punt 3, en artikel 10, lid 7, punt 8, van de faillissementswet van de Republiek Litouwen.

De faillissementscurator te bevelen om, indien hij kennis krijgt van zaken die met betrekking tot AB bankas Snoras zijn ingeleid en van exploten van gerechtsdeurwaarders die met vorderingen op AB bankas Snoras verband houden, de rechtbank daarvan onverwijld schriftelijk op de hoogte te brengen.

De termijn voor de indiening van financiële vorderingen van schuldeisers welke vóór de inleiding van de faillissementsprocedure zijn ontstaan, vast te stellen op één maand, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure.

De leidinggevende organen van AB bankas Snoras te bevelen uiterlijk vijftien dagen na de inwerkingtreding van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure over te gaan tot overdracht aan de faillissementscurator van de bezittingen van de vennootschap volgens de jaarrekening die is opgesteld op basis van de gegevens op de datum van inwerkingtreding van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure, alsook van alle documenten.

Beslag te leggen op alle onroerende goederen en andere duurzame lichamelijke zaken van AB bankas Snoras tot de datum waarop de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure in werking treedt.

De faillissementscurator ermee te belasten een kopie van de beslissing betreffende de inbeslagneming van de bezittingen van AB bankas Snoras voor betekening te bezorgen aan een gerechtsdeurwaarder van zijn keuze die bevoegd is zijn ambt uit te oefenen op het grondgebied van de tweede districtsrechtbank van de stad Vilnius.

De beslissing dringend uit te voeren.

Tegen de beslissing kan tot uiterlijk tien dagen na de dag van de uitspraak beroep worden aangetekend door via de districtsrechtbank van Vilnius bij het Litouwse hof van beroep een afzonderlijk beroep in te stellen.”

Vilnius, Litouwen, 15 december 2011.

Curator van Akcinė bendrovė bankas Snoras (in staat van faillissement) (handelend als agent ervan zonder persoonlijke aansprakelijkheid)

Neil COOPER


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

21.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/16


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op ethanolamine van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

2012/C 18/12

Na de bekendmaking van een bericht van het naderende vervallen (1) van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ethanolamine van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken land”) heeft de Europese Commissie („de Commissie”) op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) („de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 21 oktober 2011 ingediend door BASF AG, Ineos Europe AG en Sasol Germany GmbH („de indieners van het verzoek”), die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de productie van ethanolamine in de Unie vertegenwoordigen.

2.   Product

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op ethanolamine van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2922 11 00, ex 2922 12 00 en 2922 13 10.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel is een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2010 van de Raad (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en voortzetting van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

De bewering dat het betrokken product nog steeds met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de binnenlandse prijzen in het betrokken land met de prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de Europese Unie. De aldus berekende dumpingmarge is aanzienlijk.

Uit het door de indieners van het verzoek overgelegde voorlopige bewijsmateriaal blijkt onder meer dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het betrokken product wordt ingevoerd, het prijspeil van de bedrijfstak van de Unie nog steeds negatief beïnvloeden, wat leidt tot aanzienlijke nadelen voor de algemene prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

5.   Procedure

Daar de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te rechtvaardigen, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of voortzetting van dumping en voortzetting van schade bij het vervallen van de maatregelen al of niet waarschijnlijk zijn.

a)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Unie en de haar bekende verenigingen van producenten in de Unie, aan de producenten-exporteurs in de Verenigde Staten van Amerika, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs, aan de haar bekende importeurs, aan de haar bekende verenigingen van importeurs en aan de autoriteiten van het betrokken land.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden worden uitgenodigd hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder ii), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen indien zij hierom verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder iii), vermelde termijn worden ingediend.

5.2.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet en dat hierdoor opnieuw schade zal ontstaan, zal overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Unie is de antidumpingmaatregelen te handhaven. Daarom kan de Commissie vragenlijsten toesturen aan de haar bekende EU-producenten, importeurs, hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties. Deze partijen, ook die welke bij de Commissie niet bekend zijn, kunnen, mits zij aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, binnen de in punt 6, onder ii), vermelde termijn contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder iii), vermelde termijn ook om een mondeling onderhoud verzoeken, onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 van de basisverordening wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

i)   Aanvragen van een vragenlijst

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, moeten zo spoedig mogelijk en uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie een vragenlijst aanvragen.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere informatie te verstrekken

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

iii)   Aanvragen van een mondeling onderhoud

Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

7.   Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (4).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden dienen alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) toe te zenden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende certificaten, die bij de antwoorden op de vragenlijst worden gevoegd, alsmede bijwerkingen daarvan moeten echter op papier, per post of in persoon, op onderstaand adres worden ingediend. Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence/

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

Contact:

 

Met betrekking tot de dumping:

Mailbox voor dit dossier: trade-ethanolamine-dumping@ec.europa.eu

Fax +32 22980450

 

Met betrekking tot de schade:

Mailbox voor dit dossier: trade-ethanolamine-injury@ec.europa.eu

Fax +32 22980765

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat het niveau van de maatregelen opnieuw moet worden onderzocht zodat dit kan worden gewijzigd (d.w.z. verhoogd of verlaagd), kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

12.   Raadadviseur-auditeur

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van het directoraat-generaal Handel (http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm).


(1)  PB C 79 van 12.3.2011, blz. 20.

(2)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(3)  PB L 17 van 22.1.2010, blz. 1.

(4)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(5)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.