ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.345.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 345

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
25 november 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2011/C 345/01

Bijdrage XLVI — Conferentie van parlementaire commissies voor Uniezaken van de parlementen van de Europese Unie (COSAC) — Warschau, 2-4 oktober 2011

1

 

Europese Commissie

2011/C 345/02

Wisselkoersen van de euro

4

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2011/C 345/03

Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

5

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2011/C 345/04

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

7

2011/C 345/05

Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

13

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2011/C 345/06

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6369 — HBO/Ziggo/HBO Nederland) ( 1 )

18

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 345/07

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/1


BIJDRAGE XLVI

Conferentie van parlementaire commissies voor Uniezaken van de parlementen van de Europese Unie (COSAC)

Warschau, 2-4 oktober 2011

2011/C 345/01

1.   Meerjarig financieel kader

1.1.

Met inachtneming van a) de aanhoudende economische en financiële crisis in een aantal lidstaten, b) de buitensporige begrotingstekorten, die meerdere lidstaten ertoe dwingen vergaande bezuinigingsprogramma's ten uitvoer te leggen, en c) de sociale onrust, die de euroscepsis aanwakkert, enerzijds, en de toenemende behoeften en uitdagingen in verband met duurzame economische ontwikkeling van de Europese Unie, implementatie van de Europa 2020-strategie en de mondiale concurrentiestrijd, anderzijds, steunt COSAC de inspanningen van de instellingen van de EU die geresulteerd hebben in het voorstel voor het meerjarig financieel kader 2014-2020, dat de grondslag zal vormen voor debat en besluitvorming in de Europese Unie. Het resultaat van de discussie zal evenwel rekening moeten houden met de nationale begrotingskaders en de nationale begrotingstrategieën.

1.2.

COSAC acht het noodzakelijk de regels en procedures in verband met de accumulatie, toewijzing en benutting van de eigen middelen van de Europese Unie te vereenvoudigen en transparanter te maken, en spoort de instellingen van de EU aan hiertoe passende maatregelen te nemen. De nationale parlementen en het Europees Parlement zullen deze specifieke maatregelen te zijner tijd op hun merite beoordelen.

1.3.

COSAC heeft een gedegen analyse gemaakt van de voorstellen voor verschillende vormen van Europese belastingen als nieuwe bron van inkomsten voor de begroting van de EU. COSAC is van oordeel dat de particuliere sector en/of individuen, in een periode waarin de crisis zeker nog niet is overwonnen, geen nieuwe financiële lasten moeten worden opgelegd. In sommige gevallen zou een dergelijke maatregel de betrokken partijen in de EU zelfs een concurrentienadeel ten opzichte van hun mondiale tegenspelers kunnen opleveren.

1.4.

In het licht van de moeilijke huidige omstandigheden en de vele problemen in verband met de noodzaak van verbetering van de planning, goedkeuring en uitvoering van toekomstige EU-begrotingen vraagt COSAC de bevoegde instellingen met klem het wetgevingswerk op dit gebied te versnellen en, daar waar mogelijk, vaker onderwerp te laten zijn van gedegen raadplegingsprocessen.

1.5.

COSAC spoort de instellingen van de EU aan onderhandelingen te voeren over en goedkeuring te hechten aan een meerjarig financieel kader 2014-2020 dat het mogelijk maakt het middellange- en langetermijnbeleid van de EU te implementeren in overeenstemming met het Europese beginsel van solidariteit, en rekening houdend met de nog altijd voortdurende economische en financiële crisis. In dit verband benadrukt COSAC dat het cohesiebeleid, samen met een billijk en rechtvaardig gemeenschappelijk landbouwbeleid, een essentieel instrument vormt voor en een belangrijke rol speelt bij het bevorderen van solidariteit, het verkleinen van de economische en sociale verschillen tussen de lidstaten, en het verwezenlijken van de strategische doelstellingen van de EU. Waarbij de blik gericht moet blijven op het bevorderen van groei en ontwikkeling van de minst ontwikkelde regio's.

1.6.

COSAC onderstreept het bijzondere belang van EU-financiering voor projecten met een Europese dimensie die er mogelijkerwijs niet in slagen voldoende privéfinanciering aan te trekken, maar die wel cruciaal zijn voor het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de Unie ten aanzien van een goed functionerende interne markt.

1.7.

COSAC verwelkomt de aankondiging van het Poolse voorzitterschap dat het van plan is op 20 en 21 oktober 2011 een conferentie over het meerjarig financieel kader te houden. COSAC is ook verheugd over het voornemen van het voorzitterschap om vertegenwoordigers van de nationale parlementen uit te nodigen en onderstreept het belang van een vroegtijdige betrokkenheid van de nationale parlementen.

1.8.

COSAC spoort de instellingen van de EU aan de doelstelling van het verbeteren van de controleerbaarheid en de transparantie van het beheer van EU-middelen op te nemen in de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader. COSAC verzoekt de lidstaten, met volledige inachtneming van het standpunt van de Commissie, de controleerbaarheid en de transparantie van de benutting van EU-middelen op nationaal niveau te verbeteren.

2.   Twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon — Parlementaire ervaring

2.1.

COSAC neemt met tevredenheid kennis van haar eerste debat — twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon — over de beoordeling van de parlementaire ervaring en goede praktijken.

2.2.

COSAC is verheugd dat de nationale parlementen nauw betrokken zijn bij de subsidiariteitscontroles onder Protocol nr. 2 over de toepassing van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel bij het Verdrag van Lissabon. De nationale parlementen nemen verschillende standpunten in over de implementatie in de praktijk van het subsidiariteitsbeginsel. COSAC is van oordeel dat de nationale parlementen en de instellingen van de EU actief informatie over de toepassing van Protocol nr. 2 zouden moeten uitwisselen en elkaar van hun praktijken op dit gebied op de hoogte zouden moeten brengen, en dat de toepassing van Protocol nr. 2, méér dan nu het geval is, een vast onderdeel van de dialoog tussen de betrokken partijen zou moeten vormen.

2.3.

In overeenstemming met artikel 5 van Protocol nr. 2 onderstreept COSAC dat de nationale parlementen de hen toegekende bevoegdheden alleen kunnen uitoefenen indien de financiële gevolgen van ontwerpwetgeving van de EU en, in het geval van richtlijnen, de gevolgen daarvan voor de nationale wettelijke stelsels, kunnen worden beoordeeld. Verder herinnert COSAC eraan dat ontwerpwetgeving van de EU gerechtvaardigd moet worden aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. COSAC wijst erop dat de subsidiariteitsanalyses in de toelichtingen van de Commissie tot nu toe niet aan de vereisten van artikel 5 voldoen.

2.4.

COSAC neemt nota van de bezorgdheid van de nationale parlementen in verband met de kwaliteit en het onafhankelijke karakter van de effectbeoordelingen van ontwerpwetgeving van de EU, die als schematisch en, wat de inhoud betreft, als onbevredigend worden gekenmerkt. COSAC herinnert aan de suggestie van een aantal nationale parlementen om de volledige tekst van de effectbeoordelingen altijd in alle officiële talen van de EU te laten vertalen.

2.5.

COSAC is blij met het debat dat zij heeft gehouden over de samenwerking van de nationale parlementen met de Commissie. COSAC vraagt de Commissie bij de eigen beoordeling van de staat van de Unie en bij het opstellen van het eigen werkprogramma rekening te houden met de uitkomsten van dit debat.

2.6.

In beginsel is COSAC tevreden over de nauwe en open samenwerking tussen de nationale parlementen en de Commissie krachtens het Verdrag van Lissabon. De informele politieke dialoog tussen de Commissie en de nationale parlementen zal bijdragen tot een versterking van de parlementaire dimensie in het besluitvormingsproces van de EU. Wel wijst COSAC erop dat, in overeenstemming met artikel 6 van Protocol nr. 2, in met redenen omklede adviezen altijd moet worden aangegeven waarom het desbetreffende ontwerp het subsidiariteitsbeginsel niet in acht neemt, in plaats van waarom dit wel het geval is.

2.7.

COSAC verzoekt de Commissie preciezer en inhoudelijker te reageren op met redenen omklede adviezen over ontwerpwetgeving van de EU. Veel nationale parlementen zijn van oordeel dat de Commissie in haar reacties in grotere mate aandacht moet besteden aan specifieke twijfels die door de nationale parlementen tot uitdrukking zijn gebracht. COSAC verzoekt de Commissie het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar reacties op met redenen omklede adviezen, of bijdragen in het kader van de informele politieke dialoog, een termijn van drie maanden respecteren.

2.8.

COSAC wijst op de bezorgdheid die door meerdere nationale parlementen tot uitdrukking is gebracht, soms in met redenen omklede adviezen, dat de bevoegdheden die aan de Commissie zijn verleend om regelgeving in de vorm van gedelegeerde handelingen op te stellen, te vergaand zijn. COSAC stelt vast dat dit zou kunnen leiden tot een situatie waarin bepaalde essentiële elementen, die aan ontwerpwetgeving van de EU zijn voorbehouden, aan de controle van de nationale parlementen ontsnappen.

2.9.

Wat verdere interparlementaire samenwerking betreft, benadrukt COSAC het belang van intensievere communicatie als onderdeel van de dialoog en van het uitwisselen van informatie en goede praktijken tussen de commissies voor Uniezaken van de nationale parlementen van de lidstaten van de EU en het Europees Parlement.


Europese Commissie

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/4


Wisselkoersen van de euro (1)

24 november 2011

2011/C 345/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3373

JPY

Japanse yen

103,07

DKK

Deense kroon

7,4370

GBP

Pond sterling

0,86060

SEK

Zweedse kroon

9,2440

CHF

Zwitserse frank

1,2268

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,8310

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,693

HUF

Hongaarse forint

309,93

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6987

PLN

Poolse zloty

4,4905

RON

Roemeense leu

4,3570

TRY

Turkse lira

2,4911

AUD

Australische dollar

1,3697

CAD

Canadese dollar

1,3964

HKD

Hongkongse dollar

10,4237

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7971

SGD

Singaporese dollar

1,7474

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 541,46

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,2962

CNY

Chinese yuan renminbi

8,5159

HRK

Kroatische kuna

7,4950

IDR

Indonesische roepia

12 280,94

MYR

Maleisische ringgit

4,2566

PHP

Filipijnse peso

58,346

RUB

Russische roebel

41,9912

THB

Thaise baht

41,817

BRL

Braziliaanse real

2,4851

MXN

Mexicaanse peso

18,8252

INR

Indiase roepie

69,5860


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/5


Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

2011/C 345/03

Steun nr.: SA.33862 (11/XA)

Lidstaat: België

Regio: Vlaams Gewest

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Bio zoekt Boer voor de periode 1 november 2011-31 december 2012, BB Projecten vzw/Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw vzw Innovatiesteunpunt, Diestsevest 40, 3000 Leuven

Rechtsgrondslag: Ministerieel Besluit tot toekenning van een subsidie aan BB Projecten vzw/Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw vzw Innovatiesteunpunt vzw voor het project „Bio zoekt Boer” voor de periode 1 november 2011 tot en met 31 december 2012 (zie bijlage).

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,13 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 15 november 2011-31 december 2012

Doelstelling van de steun: Technische ondersteuning (art. 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Landbouw, bosbouw en visserij

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Departement Landbouw en Visserij

Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Koning Albert II-laan 35, bus 40

1030 Brussel

BELGIË

Website: http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1914

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33873 (11/XA)

Lidstaat: Verenigd Koninkrijk

Regio: Scotland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Small Scale Agricultural Aid Scheme (SSAAS)

Rechtsgrondslag: Sections 4 & 6 of the Small Landholders (Scotland) Act 1911.

CR 1857/2006, Chapter 2, Categories of Aid, Article 4, Investment in agricultural holdings.

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun:

 

Totale aan de onderneming verleende ad-hoc steun: 0 GBP (in miljoen)

 

Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,50 GBP (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 50 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 18 november 2011-31 december 2012

Doelstelling van de steun: Investeringen in landbouwbedrijven (art. 4 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Landbouw, bosbouw en visserij

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Crofting Counties Agricultural Grants (Scotland) Scheme (CCAGS)

C1 Spur

Saughton House

Broomhouse

UNITED KINGDOM

Website: http://www.scotland.gov.uk/Topics/farmingrural/Agriculture/grants/BDandM/SSAAS

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33885 (11/XA)

Lidstaat: Italië

Regio: Campania

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: consulenza tecnica agli allevamenti finalizzata al miglioramento delle condizioni di biosicurezza aziendale

Rechtsgrondslag: DPCM 3 agosto 2007 e successivo decreto del Presidente del Consiglio dei Ministri 4 luglio 2008;

OPCM 21 dicembre 2007 n. 3634 modificata con OPCM 28 maggio 2008 n. 3675 e OPCM 3829 del 27 novembre 2009;

OPCM n. 3697 del 1o ottobre 2011 — Proroga delle attività comm

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 1 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 1 januari 2012-31 december 2013

Doelstelling van de steun: Technische ondersteuning (art. 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Fokken van andere runderen en buffels

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Commissariato di Governo per l’Emergenza brucellosi negli allevamenti bufalini in provincia di Caser

presso IZSM via Iervolino 17

fraz. Tuoro

81029 Caserta CE

ITALIA

E-mail: caserta@cert.izsmportici.it

Website: http://www.sito.regione.campania.it/agricoltura/brucellosi/brucellosi.html

Andere informatie: —


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/7


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

2011/C 345/04

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

1.   Klacht

De klacht werd op 12 oktober 2011 ingediend door de European Producers Union of Renewable Ethanol Association ePURE („de klager”) namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van het onderzochte product, zoals omschreven in punt 2, in de Unie voor hun rekening nemen.

2.   Onderzocht product

Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is bio-ethanol, soms „brandstofethanol” genoemd, d.w.z. ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), al dan niet gedenatureerd, met uitzondering van producten die meer dan 0,3 % (m/m) water bevatten, gemeten overeenkomstig norm EN 15376, en ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en is vervat in mengsels van benzine die meer dan 10 % (v/v) ethylalcohol bevatten („het onderzochte product”).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping  (2)

Het product dat volgens de klacht gedumpt wordt, is het onderzochte product, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken land”), dat momenteel onder de GN-codes ex 2207 10 00, ex 2207 20 00, ex 2208 90 99, ex 2710 11 11, ex 2710 11 15, ex 2710 11 21, ex 2710 11 25, ex 2710 11 31, ex 2710 11 41, ex 2710 11 45, ex 2710 11 49, ex 2710 11 51, ex 2710 11 59, ex 2710 11 70, ex 2710 11 90, ex 3814 00 10, ex 3814 00 90, ex 3820 00 00 en ex 3824 90 97 valt. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

De bewering dat het betrokken product met dumping uit het betrokken land wordt ingevoerd, is gebaseerd op de vergelijking van de binnenlandse prijs met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het voor uitvoer naar de Unie wordt verkocht.

De aldus berekende dumpingmarge blijkt voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de klager heeft verstrekt, blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op het prijspeil van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (3) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie deel te nemen.

5.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

5.1.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in het betrokken land

a)   Steekproeven

Mogelijk is een groot aantal producenten-exporteurs in het betrokken land bij deze procedure betrokken. Om het onderzoek toch binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, kan de Commissie haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product die in het onderzoektijdvak („OT”) van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 naar de Unie is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta, voor elk van de 27 lidstaten (4) afzonderlijk en in totaal;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product die in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van deze verkoop in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de wereldwijde activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (5) die betrokken zijn bij de productie, de uitvoer en/of de binnenlandse verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

De producenten-exporteurs moeten ook aangeven of zij, wanneer zij niet in de steekproef worden opgenomen, een vragenlijst willen ontvangen om overeenkomstig punt b) hieronder om een individuele dumpingmarge te verzoeken.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende producenten-exporteurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer die wel had meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en met alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

De ingevulde vragenlijst dient informatie te bevatten over onder andere de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

Ondernemingen die hadden ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet geselecteerd zijn, zullen worden geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) zal het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (6).

b)   Individuele dumpingmarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken om voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, dienen overeenkomstig punt a) om een vragenlijst te verzoeken en deze ingevuld te retourneren binnen de in de volgende zin en in punt 5.1.2.2 aangegeven termijnen. De volledig ingevulde vragenlijst dient uiterlijk 37 dagen na de datum van de kennisgeving van de steekproefselectie te worden ingediend, tenzij anders aangegeven.

Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat dit een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het onderzoek in de weg zou staan.

5.1.2.   Onderzoek van de niet-verbonden importeurs  (7)  (8)

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij doen dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie de volgende informatie over hun onderneming(en) te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

totale omzet in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land die in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 in de Unie is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro’s;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (9) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie voor niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor deze importeurs minder gunstig zijn dan wanneer zij wel hadden meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

5.2.    Procedure voor het vaststellen van schade

Onder schade wordt verstaan aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor die bedrijfstak of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak. De vaststelling van de schade vindt plaats op basis van overtuigend bewijs en omvat een objectief onderzoek van de omvang van de invoer met dumping, het effect ervan op de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd om aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten in de Unie

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie en teneinde het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, heeft de Commissie besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt bij dezen verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.6). Andere producenten in de Unie, of vertegenwoordigers die in hun naam optreden, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, dienen contact op te nemen met de Commissie binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Belanghebbenden die andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet informatie bevatten over onder andere de structuur van hun onderneming(en), de financiële situatie van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product.

5.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om contact op te nemen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.6.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Belanghebbenden dienen alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) toe te zenden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende certificaten, alsmede bijwerkingen daarvan, en de antwoorden op de vragenlijst moeten echter op papier, per post of in persoon, op onderstaand adres worden ingediend. Volgens artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

Contact:

 

Met betrekking tot de dumping:

E-mail: TRADE-BIOETHANOL-DUMPING@ec.europa.eu

Fax +32 22980772

 

Met betrekking tot de schade:

E-mail: TRADE-BIOETHANOL-INJURY@ec.europa.eu

Fax +32 22980541

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

7.   Hearing

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de voor hearings bevoegde ambtenaar van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De bevoegde ambtenaar kan een hearing met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de bevoegde ambtenaar te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De bevoegde ambtenaar kan ook een hearing voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hearing vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de voor hearings bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (10).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Dumping is de praktijk waarbij een product („het betrokken product”) wordt uitgevoerd tegen een prijs die onder de „normale waarde” ligt. Als normale waarde wordt meestal een vergelijkbare prijs voor het „soortgelijke” product op de binnenlandse markt van het betrokken land gehanteerd. De term „soortgelijk product” betekent een product dat in alle opzichten vergelijkbaar is met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een product dat sterk op het product lijkt.

(3)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product.

(4)  De 27 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(5)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(6)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(7)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage 1 bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 5 voor de definitie van een verbonden partij.

(8)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van het onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(9)  Zie voetnoot 5 voor de definitie van een verbonden partij.

(10)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/13


Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

2011/C 345/05

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met subsidiëring van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

1.   Klacht

De klacht werd op 12 oktober 2011 ingediend door de European Producers Union of Renewable Ethanol Association (ePURE) („de klager”) namens producenten die een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van het onderzochte product, zoals omschreven in punt 2, in de Unie voor hun rekening nemen.

2.   Onderzocht product

Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is bio-ethanol, soms „brandstofethanol” genoemd, d.w.z. ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), al dan niet gedenatureerd, met uitzondering van producten die meer dan 0,3 % (m/m) water bevatten, gemeten overeenkomstig norm EN 15376, en ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en is vervat in mengsels van benzine die meer dan 10 % (v/v) ethylalcohol bevatten („het onderzochte product”).

3.   De bewering dat er sprake is van subsidiëring

Het product dat volgens de klacht gesubsidieerd wordt, is het onderzochte product, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken land”), dat momenteel onder de GN-codes ex 2207 10 00, ex 2207 20 00, ex 2208 90 99, ex 2710 11 11, ex 2710 11 15, ex 2710 11 21, ex 2710 11 25, ex 2710 11 31, ex 2710 11 41, ex 2710 11 45, ex 2710 11 49, ex 2710 11 51, ex 2710 11 59, ex 2710 11 70, ex 2710 11 90, ex 3814 00 10, ex 3814 00 90, ex 3820 00 00 en ex 3824 90 97 valt. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

De producenten van het betrokken product in de Verenigde Staten van Amerika zouden federale subsidies hebben gekregen van de regering van de Verenigde Staten van Amerika en subsidies van regeringen van verschillende staten van de Verenigde Staten van Amerika. De federale subsidies bestaan uit belastingfaciliteiten voor de productie en verkoop van bio-ethanol in de vorm van een accijnsfaciliteit en van inkomstenbelastingfaciliteiten, en uit de federale programma's voor de subsidiëring van biobrandstoffen. De regelingen van de staten zijn o.m. de E85-infrastructuursubsidie van Illinois, de subsidie van Illinois voor biobrandstoffabrieken, de biobrandstofinfrastructuursubsidie van Iowa, het doorlopendkredietprogramma van Iowa voor alternatieve energieën, de belastingfaciliteit in Minnesota voor investeringen in cellulose-ethanol, de E85-brandstofinfrastructuursubsidie van Minnesota, de belastingfaciliteit in Nebraska voor ethanolproductie, en het belastingvoordeel voor ethanolproductie in South Dakota.

Die regelingen zouden subsidies zijn omdat het gaat om een financiële bijdrage van de federale overheid of staatsoverheden die de ontvangers, namelijk de producenten-exporteurs van bio-ethanol, een voordeel oplevert. De subsidies zouden beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen en derhalve specifiek zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding geven.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de klager heeft verstrekt, blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op het prijspeil van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 10 van de basisverordening.

Onderzocht zal worden of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land wordt gesubsidieerd en of hierdoor schade is ontstaan voor de bedrijfstak van de Unie. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    De procedure voor het vaststellen van subsidiëring

Producenten-exporteurs (2) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie deel te nemen.

5.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

a)   Steekproeven

Mogelijk is een groot aantal producenten-exporteurs in het betrokken land bij deze procedure betrokken. Om het onderzoek toch binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, kan de Commissie haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product die in het onderzoektijdvak („OT”) van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 naar de Unie is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta, voor elk van de 27 lidstaten (3) afzonderlijk en in totaal;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product die in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van deze verkoop in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de wereldwijde activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (4) die betrokken zijn bij de productie, de uitvoer en/of de binnenlandse verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

De producenten-exporteurs moeten ook aangeven of zij, wanneer zij niet in de steekproef worden opgenomen, een vragenlijst willen ontvangen om overeenkomstig punt b) hieronder om een individuele subsidiemarge te verzoeken.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende producenten-exporteurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer die wel had meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en met alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

De vragenlijst dient informatie te bevatten over onder andere de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

Ondernemingen die hadden ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet geselecteerd zijn, zullen worden geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) hieronder zal het compenserend recht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde subsidiemarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef.

b)   Individuele subsidiemarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 27, lid 3, van de basisverordening verzoeken individuele subsidiemarges vast te stellen („individuele subsidiemarge”). Producenten-exporteurs die een individuele subsidiemarge willen aanvragen, dienen overeenkomstig punt a) hierboven om een vragenlijst te verzoeken en deze ingevuld te retourneren binnen de hieronder aangegeven termijnen. De volledig ingevulde vragenlijst dient uiterlijk 37 dagen na de datum van de kennisgeving van de steekproefselectie te worden ingediend, tenzij anders aangegeven.

Producenten-exporteurs die een individuele subsidiemarge aanvragen, dienen zich er echter van bewust te zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele subsidiemarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat een dergelijke vaststelling een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het onderzoek zou belemmeren.

5.1.2.   Onderzoek van de niet-verbonden importeurs  (5)  (6)

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij doen dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie de volgende informatie over hun onderneming(en) te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

totale omzet in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land die in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 in de Unie is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro’s;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (7) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren dat zij niet in de steekproef willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie voor niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor deze importeurs minder gunstig zijn dan wanneer zij wel hadden meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

5.2.    Procedure voor het vaststellen van schade

Onder schade wordt verstaan aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor die bedrijfstak of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak. De vaststelling van de schade vindt plaats op basis van overtuigend bewijs en omvat een objectief onderzoek van de omvang van de invoer met subsidiëring, het effect daarvan op de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd om aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten in de Unie

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie en teneinde het onderzoek binnen de gestelde termijn te kunnen afronden, heeft de Commissie besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt bij dezen verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.6) en hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen.

Belanghebbenden die informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet informatie bevatten over onder andere de structuur van hun onderneming(en), de financiële situatie van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product.

5.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad subsidiëring plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 31 van de basisverordening een beslissing genomen worden over de vraag of het invoeren van compenserende maatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om, tenzij anders aangegeven, binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact op te nemen. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 31 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.6.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen van belanghebbenden — met inbegrip van informatie voor de selectie van de steekproeven, ingevulde vragenlijsten en updates daarvan — moeten zowel op papier als in elektronische vorm worden ingediend, onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Als een belanghebbende om technische redenen zijn opmerkingen en verzoeken niet in elektronische vorm kan indienen, moet hij de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (8).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 29, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk meegedeelde gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan verstrekt met de vereiste vorm en inhoud, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

Contact:

 

Met betrekking tot de subsidie:

Mailbox voor dit dossier: trade-bioethanol-subsidy@ec.europa.eu

Fax +32 22980972

 

Met betrekking tot de schade:

Mailbox voor dit dossier: trade-bioethanol-injury@ec.europa.eu

Fax +32 22980541

6.   Niet-medewerking

Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

7.   Hearing

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de voor hearings bevoegde ambtenaar van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De bevoegde ambtenaar kan een hearing met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de bevoegde ambtenaar te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De voor hearings bevoegde ambtenaar kan ook hoorzittingen organiseren waar uiteenlopende standpunten gepresenteerd kunnen worden en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere subsidiëring, schade, het oorzakelijk verband daartussen en het belang van de Unie. Een dergelijke hearing vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de voor hearings bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel: (http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm).

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening uiterlijk 13 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).


(1)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(2)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product.

(3)  De 27 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(4)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(5)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage 1 bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 4 voor de definitie van een verbonden partij.

(6)  De gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van het onderzoek dan het vaststellen van de subsidiëring.

(7)  Zie voetnoot 4 voor de definitie van een verbonden partij.

(8)  Een document dat voorzien is van de vermelding „Limited”, is een document dat als vertrouwelijk wordt beschouwd in de zin van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93) en artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/18


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6369 — HBO/Ziggo/HBO Nederland)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 345/06

1.

Op 17 november 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat HBO Netherlands Holdings, S.R.O. („HBO”, Nederland) en Ziggo B.V. („Ziggo”, Nederland) een volwaardige gemeenschappelijke onderneming („HBO Nederland”, Nederland) willen oprichten in de zin van artikel 3, lid 4, van de EG-concentratieverordening.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

HBO: dochtermaatschappij van Home Box Office, Inc., een onderneming die audiovisuele inhoud produceert en kabeltelevisiezenders exploiteert in bepaalde gebieden over de hele wereld. Home Box Office, Inc. is een dochteronderneming van Time Warner Inc., een wereldwijd actief mediabedrijf dat films en televisieprogramma's produceert en tijdschriften uitgeeft over de hele wereld,

Ziggo: aanbieder van media- en communicatiediensten in Nederland. Haar producten en diensten omvatten telefonie, internet, radio en televisie, datacommunicatie- en elektronische betaalsystemen,

HBO Nederland: zal betaaltelevisiediensten op groothandelsniveau, met name exclusieve films en televisieseries, leveren aan aanbieders van betaaltelevisiediensten op kleinhandelsniveau in Nederland.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6369 — HBO/Ziggo/HBO Nederland, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

25.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 345/19


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 345/07

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„SER KORYCIŃSKI SWOJSKI”

EG-nummer: PL-PGI-0005-0835-18.10.2010

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Ser koryciński swojski”

2.   Lidstaat of derde land:

Polen

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.3

Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Ser koryciński swojski” is een gerijpte kaas die wordt vervaardigd van rauwe, volle koemelk, stremsel en tafelzout. Kruiden/groenten mogen worden toegevoegd.

„Ser koryciński swojski” heeft een afgeplatte bolle vorm (geoïde) met een ellipsvormige doorsnede; de doorsnede bedraagt tot 30 cm (afhankelijk van de voor de productie gebruikte zeef en de hoeveelheid kaas die erin werd geplaatst) en weegt 2,5 tot 5 kg (afhankelijk van de gebruikte zeef en de duur van de rijpingsperiode).

„Ser koryciński swojski” vertoont zeer veel kleine gaatjes van verschillende grootte en vorm. Het oppervlak van de kaas is gegroefd.

De kaas met de benaming „ser koryciński swojski” wordt in drie rijpheidstadia aangeboden:

 

„ser koryciński swojski” — świeży (vers) heeft 2-4 dagen gerijpt;

 

„ser koryciński swojski” — leżakowany (belegen) heeft 5-14 dagen gerijpt;

 

„ser koryciński swojski” — dojrzały (rijp) heeft meer dan 14 dagen gerijpt.

De duur van de rijpingsperiode leidt niet tot een wijziging van de specifieke kenmerken van „ser koryciński swojski” waarnaar in (5.2) wordt verwezen.

Beschrijving van „ser koryciński swojski” naargelang de duur van de rijpingsperiode

Groep van kenmerken of ingrediënten

Kenmerk of ingrediënt

verse „ser koryciński swoJski”

belegen „ser koryciński swoJski”

rijpe „ser koryciński swoJski”

Kleur

Kleur buitenkant

crèmekleurig

strogeel-gelig

gelig of geel

Kleur kaasdeeg

crèmekleurig

crèmekleurig-strogeel

strogeel-gelig

Consistentie/textuur

Consistentie buitenkant

zelfde consistentie binnen- en buitenkant

ietwat steviger aan de buitenkant en zacht aan de binnenkant

zachte, gele korst met een witachtige waas aan de buitenkant

Textuur kaasdeeg

nat, zeer soepel, met gelijkmatig verspreide kleine gaatjes (van ongeveer 1 mm)

vochtig, soepel, met gelijkmatig verspreide gaten van gelijke grootte (ongeveer 2 mm)

licht vochtig, soepel, met gelijkmatig verspreide gaten van gelijke grootte

Organoleptische eigenschappen

Smaak

overwegend zacht en romig, met het typische rubberachtige en krakende bij het kauwen

zoutig, met een waarneembare nootachtige boventoon

uitgesproken droog, eerder zoute buitenlaag en ietwat minder zout naar het centrum toe, licht nootachtige smaak

Geur

overheersend aroma van verse boter

licht aroma van gedroogde kaas

aroma van gedroogde kaas

Fysisch-chemische kenmerken

Vochtgehalte

≤ 53 %

≤ 48 %

≤ 43 %

Vetgehalte

≥ 20 %

≥ 22 %

≥ 30 %

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

De basisgrondstoffen zijn koemelk, stremsel en tafelzout (ongeveer 3 g per 10 l melk), alsook zout om de kaas mee in te wrijven nadat hij zijn vorm heeft gekregen.

Optionele grondstoffen — gedroogde groenten/kruiden: peper, cayennepeper, basilicum, dille, peterselie, lavas (maggi), munt, zwarte komijn, wilde look, komijn, paprika, marjolein, karwij, oregano, bonenkruid en gedroogde paddenstoelen,

verse groenten/kruiden: look, paprika, olijven, verse kruiden: dille, bieslook, basilicum, munt en marjolein.

De voor de productie gebruikte melk is rauwe, volle melk. Fysieke of chemische bewerkingen zijn niet toegestaan met uitzondering van het uitfilteren van macroscopische onzuiverheden en het koelen bij omgevingstemperatuur met het oog op conservering. Met de bereiding van de kaas mag niet later dan vijf uur na het melken worden begonnen.

De verschillende kruiden worden als smaakmakers ingezet en wijzigen de kenmerken van „ser koryciński swojski” niet.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

De melk die wordt gebruikt om „ser koryciński swojski” te bereiden, is afkomstig van koeien die minstens 150 dagen per jaar op weilanden grazen. De dieren worden op traditionele wijze gevoerd; hooi van de weiden, granen (gerst, rogge, tarwe en granenmengsels) of kuilhooi vormen de basis van hun voeder in de winter.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Het verhitten van de melk en het toevoegen van het stremsel en het zout

Het stremmen

Het scheiden van de wei

Het aftappen van de wei

Het vormen van de kazen

Het inwrijven van de kazen met zout

Het rijpen van de kazen

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Alle producenten van „ser koryciński swojski” moeten een etiket met het gemeenschappelijke „ser koryciński swojski”-logo gebruiken. Dat wordt verdeeld via de Zrzeszenie Producentów Sera Korycińskiego (organisatie van de kaasproducenten van Korycin)

De voorschriften met betrekking tot de afgifte van het logo mogen in geen geval de producenten die geen lid zijn van de organisatie discrimineren.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:

„Ser koryciński swojski” wordt geproduceerd in drie gemeenten in het district Sokólski in de provincie Podlachië, namelijk Korycin, Suchowola en Janów.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

5.1.1.   Omgevingsfactoren

Het geografische gebied waar „ser koryciński swojski” wordt geproduceerd, bevindt zich in een mesoregio, de hoogvlakte van Białystok, die op haar beurt deel uitmaakt van een macroregio, het laagland van Noord-Podlachië, een gebied met morenen en meren, gekenmerkt door moerassige laagvlakten en uitgestrekte hoogvlakten. Het geaccidenteerde landschap van dit gebied kwam als gevolg van herhaalde ijstijden tot stand. Het laagland van Noord-Podlachië omvat diverse kleinere componenten, namelijk: valleien, bekkens, vlakten en hoogvlakten, waaronder die van Białystok. De hoogvlakten zijn van oorsprong morenen en vertonen een zeer grote morfologische variëteit. De aardvormen die het vaakst worden aangetroffen zijn geërodeerde moreneheuvels en kamen die op sommige plaatsen een hoogte van 200 m boven de zeespiegel bereiken.

Het laagland heeft een klimaat dat duidelijk continentaler wordt naar het oosten toe (terwijl maritieme klimaatinvloeden overheersen in West-Polen). Het gebied waar „ser koryciński swojski” wordt geproduceerd, bevindt zich in het zuidelijk gedeelte van het noordoostelijk deel van Polen dat, de berggebieden buiten beschouwing gelaten, als het koudste landsgedeelte wordt beschouwd. De winters duren er lang (gemiddeld 110 dagen) en worden gekenmerkt door de laagste temperaturen van het land: de gemiddelde temperaturen in januari bedragen er – 5 tot – 6 °C (het gemiddelde voor januari in Warschau bedraagt ongeveer – 3,5 °C) en het sneeuwt er betrekkelijk lang. De zomers duren er zowat 90 dagen en zijn behoorlijk warm; de gemiddelde temperatuur in juli schommelt rond 18 °C. De overgangsperioden zijn korter dan in het centrale landsgedeelte. De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt ongeveer 650 mm. De meeste regen valt in de periode april-september. De periode waarin de neerslag valt, is gunstig; 70 % van alle neerslag valt namelijk tijdens het vegetatieseizoen hetgeen heilzaam is voor de weiden en de graslanden. De frequentie waarmee de neerslag valt, is eveneens gunstig; het regent namelijk gedurende ongeveer 94 dagen. Het vegetatieseizoen is kort. Het begint zowat rond 10 april en is aan het eind van oktober afgelopen; het duurt dus zowat 200 dagen.

5.1.2.   Historische en menselijke factoren

De regio waar „ser koryciński swojski” wordt geproduceerd beschikt niet over zware industrie. De industriële bedrijven die hier werkzaam zijn, maken deel uit van de agrovoedingsector en verwerken met name melk. De meeste gronden zijn gronden voor de landbouw of bosbouw. Een groot gedeelte van het gebied is landbouwland dat meestal in het bezit is van individuele bedrijven. Het meeste landbouwland heeft een lage productiewaarde of is schraal bebost landbouwland.

Podlachië, waarbinnen het in (4) omschreven gebied zich bevindt, is uitgerust om melk en zuivelproducten te produceren, hetgeen blijkt uit het feit dat de provincie over het grootste aandeel van het Poolse grasland beschikt, 35,4 % van zijn landbouwgronden bestaat namelijk uit grasland en weiden. Weiden zijn goed voor 13 % en grasland is goed voor 22,4 %. De provincie staat op de tweede plaats in het land wat het aantal stuks vee betreft. Een liter op drie van de in Polen geproduceerde melk en een blok op vijf van de in Polen geproduceerde boter zijn uit dit gebied afkomstig. De melkproducenten in dit gebied produceren gemiddeld 33,3 ton melk, vergeleken met het nationale gemiddelde van 16,2 ton. Het aandeel van het gebied in de op nationaal vlak geproduceerde hoeveelheid neemt geleidelijk toe.

Het gebied heeft zich van oudsher op de productie van melk en zuivelproducten toegelegd wegens het lage niveau van industrialisering in het verleden en het aanhoudende lage investeringsniveau, de hoge werkloosheidsgraad en de lage lonen. In het verleden werd hoofdzakelijk rauwe melk verkocht maar talrijke landbouwbedrijven produceerden eveneens boter en „ser koryciński swojski” voor hun eigen gebruik en voor de verkoop. De kaasmakerij was een bijzondere manier om gebruik te maken van de melk op de landbouwbedrijven en om variatie in het dieet te brengen. Dat de producenten van „ser koryciński swojski” over specifieke vaardigheden beschikken, blijkt vooral uit het feit dat zij voor het maken van de kaas gebruikmaken van niet-gepasteuriseerde melk en het product tijdens diverse stadia van het rijpingsproces omdraaien, een bewerking waarbij zij zich baseren op hun kennis en ervaring.

5.2.   Specificiteit van het product:

„Ser koryciński swojski” dankt zijn specifieke vorm aan de zeven waarin hij wordt geproduceerd. Deze zeven verlenen de kaas ook zijn karakteristieke gegroefde vorm. Hij wordt geproduceerd van volle, niet-gepasteuriseerde melk hetgeen zijn karakteristieke aroma van verse melk verklaart. De kaas is vochtig en soepel en vertoont veel gelijkmatig verspreide gaatjes van eenzelfde grootte.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

Het verband tussen „ser koryciński swojski” en het gebied is gebaseerd op de specifieke kenmerken die in (5.2) zijn beschreven en op de faam van de kaas.

De specifieke kenmerken van „ser koryciński swojski” hebben zich in de loop van de talrijke jaren dat de kaas wordt geproduceerd, ontwikkeld. De kennis omtrent het productieproces en de daarbij vereiste praktische vaardigheden werden van generatie op generatie overgeleverd aangezien in handboeken over zuiveltechnologie en zuivelproductie niet wordt beschreven hoe dit product, dat nauw is verweven met het in (4) afgebakende geografische gebied, moet worden gemaakt. Het product kan bogen op een goede reputatie zoals blijkt uit een aantal artikelen in de pers, referenties op het internet en de medailles die het in de wacht kon slepen. „Ser koryciński swojski” wordt in winkels met een goede naam verkocht tegen prijzen die 50 % hoger liggen dan de prijzen voor andere met stremsel bereide kazen. „Ser koryciński swojski” wordt via het internet tegen exact dezelfde prijs verkocht als „oscypek” die op een beschermde oorsprongsbenaming kan bogen.

Kaas uit Korycin (ser koryciński) kreeg de eerste prijs en de titel „Smak Roku” op de Polagra landbouwbeurs in Poznań in 2004, een „Perła” in het kader van de Nasze Kulinarne Dziedzictwo wedstrijd en de titel „Podlaska Marka Roku” in de categorie smaak. Het kaasfestival van Korycin (Święto sera korycińskiego) wordt sedert 2004 iedere herfst georganiseerd. In 2005 werd „ser koryciński swojski” opgenomen in de nationale lijst van traditionele producten van het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling.

„Ser koryciński swojski” geniet met name in noordelijk en centraal Polen steeds meer bekendheid en wordt steeds meer gegeerd. Er wordt jaarlijks in Warschau naar aanleiding van het Podlasie w stolicy festival reclame voor gemaakt.

Verwijzingen naar de erkenning en populariteit die de kaas uit Korycin regelmatig te beurt mochten vallen, verschijnen regelmatig in de regionale en nationale pers: Gazeta Wyborcza (Białystok), 4-5 juni 2005 — „Podlasie w stolicy”; Kurier Poranny, 4 juli 2005 — „Tłoczno i smacznie”; Gazeta Współczesna, 12 september 2005 — „Zrób sobie swojski ser”; Gazeta Współczesna, 29 september 2005 — „Święto sera po raz drugi”; Gazeta Współczesna, 4 oktober 2005 — „Gospodynie z Gminy Korycin twierdzą, że nie ma to jak … Swojskiego sera smak”; Gazeta Współczesna, 29 november 2005 — „Projekt dla sera”; Gazeta Współczesna, 24 september 2007 — „Magia Smaku”; Gazeta Współczesna, 25 september 2007 — „Pierwsza przydomowa serowarnia”; Gazeta Współczesna, 23 oktober 2007 — „Sery to jest przyszłość”; Kurier Poranny, 17 oktober 2007 — „Niektórzy wracają”; Kurier Poranny, 19 januari 2008 — „Dobra marka To jest to!”; Gazeta Współczesna, 17 maart 2008 — „Pierwszy Festiwal Kuchni Podlaskiej”; GWAGRO, 19 mei 2008 — „Danie warte ‚Perły‘”; Gazeta współczesna, 11 juni 2008 — „Podlasie w stolicy”; Gazeta Współczesna, 19 juni 2008 — „Serowarnia po polsku”; Gazeta Wyborcza Duży Format, 16 februari 2009„Bambus w szynce”; Gazeta Współczesna, 17 maart 2009 — „To były smaki”; Gazeta Wyborcza (Białystok), 15 mei 2009 — „Wspólna dla wszystkich jest kaczka – mowa o potrawach przygotowanych na Międzynarodowy Festiwal Kuchni”; Gazeta Współczesna, 9 juni 2009 — „Dobre smaki można promować”; Gazeta Współczesna, 16 juni 2009 — „Regionalne specjały — próbujmy i kupujmy”. Wanneer „ser koryciński” op het internet wordt opgezocht, levert dat 10 pagina's hits op. „Ser koryciński swojski” wordt ook beschreven in Wikipedia, de vrije encyclopedie.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(artikel 5 (7) van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.minrol.gov.pl/index.php?/pol/Jakosc-zywnosci/Produkty-regionalne-i-tradycyjne/Zlozone-wnioski-o-rejestracje-Produkty-regionalne-i-tradycyjne


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.