ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.319.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 319

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
29 oktober 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2011/C 319/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 311 van 22.10.2011

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2011/C 319/02

Zaak C-264/09: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 — Europese Commissie/Slowaakse Republiek (Niet-nakoming — Energie — Interne markt voor elektriciteit — Richtlijn 2003/54/EG — Investeringscontract — Vóór toetreding tot Europese Unie gesloten bilateraal investeringsbeschermingsakkoord — Artikel 307 EG)

2

2011/C 319/03

Zaak C-310/09: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Ministre du budget, des comptes publics et de la fonction publique/Accor SA (Vrij verkeer van kapitaal — Fiscale behandeling van dividend — Nationale regeling die belastingkrediet toekent voor dividend dat door ingezeten dochterondernemingen van moedermaatschappij is uitgekeerd — Weigering van belastingkrediet voor door niet-ingezeten dochterondernemingen uitgekeerd dividend — Dooruitdeling van dividend door moedermaatschappij aan haar aandeelhouders — Verrekening van belastingkrediet met door moedermaatschappij bij dooruitdeling verschuldigde voorheffing — Weigering van teruggaaf van door moedermaatschappij betaalde voorheffing — Ongerechtvaardigde verrijking — Met betrekking tot belasting van niet-ingezeten dochterondernemingen verlangd bewijs)

2

2011/C 319/04

Zaak C-347/09: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bezirksgericht Linz — Oostenrijk) — Strafzaak tegen Jochen Dickinger, Franz Ömer (Vrij verrichten van diensten — Vrijheid van vestiging — Nationale regeling die voorziet in monopolie voor exploitatie van casinospelen via internet — Voorwaarden voor toelaatbaarheid — Expansionistisch handelsbeleid — In andere lidstaten uitgeoefende controle op kansspelaanbieders — Verlenen van monopolie aan privaatrechtelijke onderneming — Verkrijgen van monopolie enkel mogelijk voor kapitaalvennootschappen met maatschappelijke zetel op nationaal grondgebied — Verbod voor monopolist om buiten lidstaat van vestiging filiaal te openen)

3

2011/C 319/05

Zaak C-447/09: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 13 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht — Duitsland) — Reinhard Prigge, Michael Fromm, Volker Lambach/Deutsche Lufthansa AG (Richtlijn 2000/78/EG — Artikelen 2, lid 5, 4, lid 1, en 6, lid 1 — Verbod van discriminatie op grond van leeftijd — Verkeerspiloten — Collectieve overeenkomst — Bepaling inzake automatische beëindiging van arbeidsovereenkomsten op 60 jaar)

4

2011/C 319/06

Gevoegde zaken C-483/09 en C-1/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia provincial de Tarragona — Spanje) — Strafzaken tegen Magatte Gueye en Valentín Salmerón Sánchez (Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit 2001/220/JBZ — Status van slachtoffers in strafprocedures — Strafbare feiten begaan binnen gezin — Verplichting om als bijkomende staf straatverbod op te leggen — Keuze van soorten straffen en hoogte ervan — Verenigbaarheid met artikelen 2, 3 en 8 van dat kaderbesluit — Nationaal voorschrift dat bemiddeling in strafzaken uitsluit — Verenigbaarheid met artikel 10 van dat kaderbesluit)

5

2011/C 319/07

Zaak C-544/09 P: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 september 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Europese Commissie (Hogere voorziening — Staatssteun — Invoering van digitale terrestrische televisie in Berlijn en Brandenburg — Artikel 87, lid 3, sub c, EG — Marktfalen — Evenredigheid — Technologieneutraliteit — Stimulerend effect)

5

2011/C 319/08

Zaak C-53/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Land Hessen/Franz Mücksch OHG (Milieu — Richtlijn 96/82/EG — Beheersing van gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken — Preventie — Voldoende afstand tussen door publiek bezochte gebieden en inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen)

5

2011/C 319/09

Zaak C-132/10: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven — België) — Olivier Halley, Julie Halley, Marie Halley/Belgische Staat (Directe belastingen — Vrij verkeer van kapitaal — Artikel 63 VWEU — Successierechten over aandelen op naam — Verjaringstermijn voor waardering van aandelen in niet-ingezeten vennootschappen die langer is dan voor aandelen in ingezeten vennootschappen — Beperking — Rechtvaardiging)

6

2011/C 319/10

Zaak C-138/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — DP grup EOOD/Direktor na Agentsia Mitnitsi (Douane-unie — Douaneaangifte — Aanvaarding van aangifte door douaneautoriteit — Ongeldigmaking van reeds aanvaarde douaneaangifte — Gevolgen voor strafmaatregelen)

7

2011/C 319/11

Zaak C-155/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom — Verenigd Koninkrijk) — Williams e.a./British Airways plc (Arbeidsvoorwaarden — Richtlijn 2003/88/EG — Organisatie van arbeidstijd — Recht op jaarlijkse vakantie — Lijnpiloten)

7

2011/C 319/12

Gevoegde zaken C-180/10 en C-181/10: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Republiek Polen) — Jarosław Słaby (C-180/10) Emilian Kuć, Halina Jeziorska — Kuć (C-181/10)/Minister Finansów (C-180/10), Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie (C-181/10) (Fiscale bepalingen — Belasting over toegevoegde waarde — Richtlijn 2006/112/EG — Begrip belastingplichtige — Verkoop van bouwterreinen — Artikelen 9, 12 en 16 — Geen aftrek van voorbelasting)

8

2011/C 319/13

Zaak C-197/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo — Spanje) — Unio de Pagesos de Catalunya/Administración del Estado (Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Verordening (EG) nr. 1782/2003 — Bedrijfstoeslagregeling — Toeslagrechten uit de nationale reserve — Voorwaarden voor toekenning — Landbouwers die met landbouwactiviteit beginnen — Prejudiciële vraag van hypothetische aard — Niet-ontvankelijkheid)

8

2011/C 319/14

Zaak C-240/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Baden-Württemberg — Duitsland) — Cathy Schulz-Delzers, Pascal Schulz/Finanzamt Stuttgart III (Vrij verkeer van personen — Non-discriminatie en burgerschap van de Unie — Inkomstenbelasting — Inaanmerkingneming van ontheemdingstoelagen bij berekening van het belastingtarief dat overeenkomstig een progressieve belastingschaal van toepassing is op overige inkomsten — Inaanmerkingneming van toelagen die zijn toegekend aan ambtenaren van een andere lidstaat die hun werkzaamheden in het eigen land uitoefenen — Niet in aanmerking nemen van toelagen die zijn toegekend aan nationale ambtenaren die hun werkzaamheden in het buitenland uitoefenen — Vergelijkbaarheid)

9

2011/C 319/15

Zaak C-111/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2011 door Ignacio Ruipérez Aguirre en ATC Petition tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 januari 2011 in zaak T-487/10, Ignacio Ruipérez Aguirre en ATC Petition/Europese Commissie

9

2011/C 319/16

Zaak C-413/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Köln (Duitsland) op 5 augustus 2011 — Germanwings GmbH/Amend

9

2011/C 319/17

Zaak C-420/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 10 augustus 2011 — Jutta Leth/Republiek Oostenrijk, Land Niederösterreich

10

2011/C 319/18

Zaak C-450/11: Beroep ingesteld op 1 september 2011 — Europese Commissie/Portugese Republiek

10

 

Gerecht

2011/C 319/19

Gevoegde zaken T-75/04 en T-77/04 tot en met T-79/04: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Veterinairrechtelijke voorschriften — Op markt brengen van biociden — Verordening (EG) nr. 2032/2003 — Niet individueel geraakt zijn — Niet-ontvankelijkheid)

11

2011/C 319/20

Gevoegde zaken T-400/04 en T-402/04 tot en met T-404/04: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie (Veterinairrechtelijke voorschriften — Op markt brengen van biociden — Opstelling van lijst van op markt aanwezige werkzame stoffen — Beschikking houdende weigering om aantal bepalingen van regeling te wijzigen — Beroep wegens nalaten — Verplichting tot handelen — Beroep tot nietigverklaring — Niet individueel geraakt zijn — Niet-ontvankelijkheid)

11

2011/C 319/21

Zaak T-34/08: Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung/Commissie (Financiële bijstand in kader van Daphne II-programma — Bepaling van aan ontvanger te betalen bedrag — Onjuiste beoordeling)

12

2011/C 319/22

Zaak T-120/08: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Veterinairrechtelijke voorschriften — Op markt brengen van biociden — Verordening (EG) nr. 1451/2007 — Niet individueel geraakt zijn — Niet-ontvankelijkheid — Verstekprocedure)

12

2011/C 319/23

Zaak T-251/08: Arrest van het Gerecht van 23 september 2011 — Vion/BHIM (PASSION FOR BETTER FOOD) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk PASSION FOR BETTER FOOD — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

13

2011/C 319/24

Zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Regione autonoma della Sardegna e.a./Commissie (Staatssteun — Steun ten gunste van hotelbedrijf in regio Sardinië — Beschikking die steun gedeeltelijk verenigbaar en gedeeltelijk onverenigbaar met gemeenschappelijke markt verklaart en terugvordering ervan gelast — Nieuwe steun — Motiveringsplicht — Bescherming van gewettigd vertrouwen — Stimulerend effect — De-minimisregel)

13

2011/C 319/25

Zaak T-461/08: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/EIB (Overheidsopdrachten voor dienstverlening — Aanbestedingsprocedure — Verlenen van bijstand bij onderhouden, ondersteunen en ontwikkelen van informaticasysteem — Afwijzing van offerte van inschrijver — Toekenning van opdracht aan andere inschrijver — Beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid — Bevoegdheid — Motiveringsplicht — Recht op doeltreffende voorziening in rechte — Transparantie — Evenredigheid — Gelijke behandeling en verbod van discriminatie — Criteria voor selectie en toekenning — Beroep tot schadevergoeding — Ontvankelijkheid — Gederfde winst)

14

2011/C 319/26

Zaak T-501/08: Arrest van het Gerecht van 23 september 2011 — NEC Display Solutions Europe/BHIM — C More Entertainment (see more) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk see more — Oudere nationale woordmerken CMORE — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

14

2011/C 319/27

Zaak T-1/09: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Dornbracht/BHIM — Metaform Lucchese (META) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk META — Ouder gemeenschapsbeeldmerk METAFORM — Relatieve weigeringsgronden — Soortgelijke waren en overeenstemmende tekens — Weigering van inschrijving — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009) — Verwarringsgevaar)

14

2011/C 319/28

Zaak T-86/09: Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Aanbestedingsprocedure — Verrichten van IT-diensten, waaronder onderhoud en ontwikkeling van informatiesystemen van directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken — Afwijzing van offerte van inschrijver — Motiveringsplicht — Gelijke behandeling — Transparantie — Gunningscriteria — Belangenconflict — Kennelijke beoordelingsfout — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

15

2011/C 319/29

Zaak T-201/09: Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Rügen Fisch/BHIM — Schwaaner Fischwaren (SCOMBER MIX) (Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk SCOMBER MIX — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

15

2011/C 319/30

Zaak T-250/09: Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Cesea Group/BHIM — Mangini & C. (Mangiami) (Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapsbeeldmerk Mangiami — Ouder internationaal woordmerk MANGINI — Ontvankelijkheid van nieuw bewijsmateriaal — Artikel 76, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009)

16

2011/C 319/31

Zaak T-298/09: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Communautaire aanbestedingsprocedure — Externe dienstverlening voor onderwijsprogramma’s — Gunning van opdracht aan verschillende inschrijvers — Rangschikking van inschrijver — Beroep tot nietigverklaring — Motiveringsplicht — Gronden voor uitsluiting van aanbestedingsprocedure — Artikel 93, lid 1, sub f, van Financieel Reglement — Geldigheidsduur van inschrijvingen — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

16

2011/C 319/32

Zaak T-325/09 P: Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Adjemian e.a./Commissie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Personeelsleden — Aanstellingsovereenkomst voor bepaalde tijd — Weigering om nieuwe aanstellingsovereenkomst te sluiten of aanstellingsovereenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen — Raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Richtlijn 1999/70/EG — Artikel 88 RAP — Besluit van de Commissie betreffende de maximumduur van gebruikmaking van niet-permanent personeel in haar diensten)

16

2011/C 319/33

Zaak T-500/09: Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Italië/Commissie (EOGFL — Afdeling Garantie — Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven — Steun voor verwerking van citrusvruchten — Doeltreffendheid van controles — Evenredigheid)

17

2011/C 319/34

Zaak T-67/10: Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Spanje/Commissie (EOGFL — Afdeling Oriëntatie — Vermindering van financiële bijstand — Financiële bijstand toegekend aan operationeel programma bestemd voor verbetering van verwerking en afzet van landbouwproducten)

17

2011/C 319/35

Zaak T-99/10: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Meica/BHIM — TofuTown.com (TOFUKING) (Gemeenschapsmerk — Oppostieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk TOFUKING — Ouder nationaal woordmerk King — Ouder nationaal en gemeenschapswoordmerk Curry King — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

17

2011/C 319/36

Zaak T-174/10: Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — ara/BHIM (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Internationale inschrijving die Europese Gemeenschap aanwijst — Beeldmerk A met twee driehoekige figuren — Ouder nationaal woordmerk A — Relatieve weigeringsgrond — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2011/C 319/37

Zaak T-232/10: Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Couture Tech/BHIM (Weergave van wapen van Sovjet-Unie) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk dat wapen van Sovjet-Unie weergeeft — Absolute weigeringsgrond — Strijdigheid met openbare orde of goede zeden — Artikel 7, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2011/C 319/38

Zaak T-512/10: Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Nike International/BHIM (DYNAMIC SUPPORT) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DYNAMIC SUPPORT — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2011/C 319/39

Zaak T-316/11: Arrest van het Gerecht van 16 september 2011 — Kadio Morokro/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen in verband met de situatie in Ivoorkust — Bevriezing van tegoeden — Motiveringsplicht)

19

2011/C 319/40

Zaak T-101/09: Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Maftah/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Beroepstermijn — Tardiviteit — Geen overmacht — Geen verschoonbare dwaling — Niet-ontvankelijkheid)

19

2011/C 319/41

Zaak T-102/09: Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Elosta/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Beroepstermijn — Tardiviteit — Geen overmacht — Geen verschoonbare dwaling — Niet-ontvankelijkheid)

20

2011/C 319/42

Zaak T-292/09: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Mugraby/Raad en Commissie (Beroep wegens nalaten — Verzuim van Raad en Commissie om maatregelen te nemen tegen Republiek Libanon — Gestelde schending van verzoekers grondrechten en van Associatieovereenkomst tussen Gemeenschap en Republiek Libanon — Kennelijke niet-ontvankelijkheid — Beroep tot schadevergoeding — Rechtens kennelijk ongegrond beroep)

20

2011/C 319/43

Zaak T-18/10: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad (Beroep tot nietigverklaring — Verordening (EG) nr. 1007/2009 — Handel in zeehondenproducten — Invoer- en verkoopverbod — Uitzondering voor Eskimogemeenschappen — Toepassing van artikel 263, vierde alinea, VWEU — Begrip regelgevingshandeling — Niet rechtstreeks of individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

20

2011/C 319/44

Zaak T-132/10: Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Communauté de communes de Lacq/Commissie (Niet-contractuele aansprakelijkheid — Concentratie — Beschikking van Commissie waarbij concentratie, bestaande in verwerving van zeggenschap over Acetex Corp. door Celanese Corp., verenigbaar is verklaard — Geen verbintenis van Celanese om exploitatie van fabriek te Pardies (Frankrijk) voort te zetten — Geen schending van rechtsregel door Commissie — Kennelijk ongegrond beroep)

21

2011/C 319/45

Zaak T-435/10: Beschikking van het Gerecht van 31 augustus 2011 — IEM/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Vierde kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie — Verzoek tot terugbetaling van ter uitvoering van overeenkomst inzake onderzoeksfinanciering betaalde voorschotten — Arbitragebeding — Brief waarin opstellen van debetnota wordt aangekondigd — Herinneringsbrief — Onlosmakelijk met overeenkomst verbonden handelingen — Niet-ontvankelijkheid)

21

2011/C 319/46

Zaak T-439/10 R: Beschikking van de kortgedingrechter van 8 september 2011 — Fulmen/Raad (Kort geding — Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van verspreiding van kernwapens — Bevriezing van tegoeden en economische middelen — Verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging — Geen spoedeisendheid)

22

2011/C 319/47

Zaak T-452/10: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — ClientEarth/Raad (Beroep tot nietigverklaring — Vertegenwoordiging door advocaat die geen derde is — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

22

2011/C 319/48

Zaak T-454/11: Beroep ingesteld op 11 augustus 2011 — Luna International/BHIM — Asteris (Al bustan)

22

2011/C 319/49

Zaak T-467/11: Beroep ingesteld op 29 augustus 2011 — Colgate-Palmolive/BHIM — dm drogerie markt (360° SONIC ENERGY)

23

2011/C 319/50

Zaak T-470/11: Beroep ingesteld op 1 september 2011 — Total en Elf Aquitaine/Commissie

23

2011/C 319/51

Zaak T-474/11: Beroep ingesteld op 6 september 2011 — Oster Weinkellerei/BHIM — Viñedos Emiliana (Igama)

24

2011/C 319/52

Zaak T-476/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 8 september 2011 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 28 juni 2011 in zaak F-55/10, AS/Commissie

24

2011/C 319/53

Zaak T-481/11: Beroep ingesteld op 6 september 2011 — Spanje/Commissie

25

2011/C 319/54

Zaak T-482/11: Beroep ingesteld op 5 september 2011 — Agrucon e.a./Commissie

26

2011/C 319/55

Zaak T-484/11: Beroep ingesteld op 8 september 2011 — Skyhawke Technologies/BHIM — British Sky Broadcasting en Sky IP (SKYCADDIE)

27

2011/C 319/56

Zaak T-429/07: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — BP Aromatics/Commissie

27

2011/C 319/57

Zaak T-507/10: Beschikking van het Gerecht van 3 augustus 2011 — Uspaskich/Parlement

27

2011/C 319/58

Zaak T-120/11: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — BFA/Raad

28

2011/C 319/59

Zaak T-121/11: Beschikking van het Gerecht van 2 september 2011 — Versus Bank/Raad

28

2011/C 319/60

Zaak T-122/11: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Yao N'Dré/Raad

28

2011/C 319/61

Zaak T-192/11: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Seka Yapo e.a./Raad

28

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2011/C 319/62

Zaak F-67/11: Beroep ingesteld op 13 juli 2011 — ZZ/Europese Commissie

29

2011/C 319/63

Zaak F-76/11: Beroep ingesteld op 1 augustus 2011 — ZZ/Europese Commissie

29

2011/C 319/64

Zaak F-78/11: Beroep ingesteld op 1 augustus 2011 — ZZ/Europese Centrale Bank

30

2011/C 319/65

Zaak F-80/11: Beroep ingesteld op 3 augustus 2011 — ZZ/Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie

30

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/1


2011/C 319/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 311 van 22.10.2011

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 305 van 15.10.2011

PB C 298 van 8.10.2011

PB C 290 van 1.10.2011

PB C 282 van 24.9.2011

PB C 269 van 10.9.2011

PB C 252 van 27.8.2011

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 — Europese Commissie/Slowaakse Republiek

(Zaak C-264/09) (1)

(Niet-nakoming - Energie - Interne markt voor elektriciteit - Richtlijn 2003/54/EG - Investeringscontract - Vóór toetreding tot Europese Unie gesloten bilateraal investeringsbeschermingsakkoord - Artikel 307 EG)

2011/C 319/02

Procestaal: Slowaaks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: O. Beynet, F. Hoffmeister en J. Javorský, gemachtigden)

Verwerende partij: Slowaakse Republiek (vertegenwoordiger: B. Ricziová, gemachtigde)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van artikel 9, sub e, en artikel 20, lid 1, van richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG (PB L 176, blz. 37) — Prioritaire toegang van marktdeelnemer tot deel van grensoverschrijdende elektriciteitstransportcapaciteit — Schending van verplichting om niet-discriminerende toegang tot transport- en distributienetten te verzekeren

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Ministre du budget, des comptes publics et de la fonction publique/Accor SA

(Zaak C-310/09) (1)

(Vrij verkeer van kapitaal - Fiscale behandeling van dividend - Nationale regeling die belastingkrediet toekent voor dividend dat door ingezeten dochterondernemingen van moedermaatschappij is uitgekeerd - Weigering van belastingkrediet voor door niet-ingezeten dochterondernemingen uitgekeerd dividend - Dooruitdeling van dividend door moedermaatschappij aan haar aandeelhouders - Verrekening van belastingkrediet met door moedermaatschappij bij dooruitdeling verschuldigde voorheffing - Weigering van teruggaaf van door moedermaatschappij betaalde voorheffing - Ongerechtvaardigde verrijking - Met betrekking tot belasting van niet-ingezeten dochterondernemingen verlangd bewijs)

2011/C 319/03

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d'État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ministre du budget, des comptes publics et de la fonction publique

Verwerende partij: Société Accor

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d’État (Frankrijk) — Uitlegging van de artikelen 43 en 56 EG-Verdrag — Nationale regeling volgens welke dividenden die afkomstig zijn van in de lidstaat van vestiging van de moedervennootschap gevestigde dochterondernemingen en dividenden die afkomstig zijn van in andere lidstaten gevestigde dochterondernemingen verschillend worden belast — Mogelijkheid om het belastingkrediet dat bij een dividenduitkering wordt toegekend te verrekenen met de voorheffing die de moedervennootschap verschuldigd is bij uitkering aan haar eigen aandeelhouders van dividenden die afkomstig zijn van een in Frankrijk gevestigde dochteronderneming, maar niet bij uitkering van dividenden die afkomstig zijn van een dochteronderneming die is gevestigd in een andere lidstaat van de Gemeenschap — Weigering tot restitutie van de door de moedervennootschap betaalde voorheffing op grond van ongerechtvaardigde verrijking of wegens ontbreken van schade voor deze vennootschap — Voorwaarde voor restitutie van door de moedervennootschap betaalde bedragen dat bewijzen worden overgelegd met betrekking tot de belasting die haar dochterondernemingen hebben betaald in een andere lidstaat dan die waarin de moedervennootschap haar maatschappelijke zetel heeft — Naleving van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid

Dictum

1)

De artikelen 49 VWEU en 63 VWEU staan in de weg aan wettelijke bepalingen van een lidstaat ter voorkoming van de economische dubbele belasting van dividend zoals aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan een moedermaatschappij de voorheffing die zij moet betalen wanneer zij van haar dochterondernemingen ontvangen dividend dooruitdeelt aan haar eigen aandeelhouders, mag verrekenen met het belastingkrediet dat aan de uitkering van dat dividend is verbonden indien het dividend van een in die lidstaat gevestigde dochteronderneming betreft, maar die deze mogelijkheid niet bieden wanneer dat dividend afkomstig is van een dochteronderneming die is gevestigd in een andere lidstaat, daar volgens die wettelijke bepalingen in dat laatste geval geen belastingkrediet wordt toegekend ter zake van de uitkering van dat dividend door die dochteronderneming

2)

Wanneer een nationale belastingregeling zoals die in het hoofdgeding aan de orde is op zich niet leidt tot afwenteling op een derde van door de betalingsplichtige onverschuldigd afgedragen belasting, verzet het recht van de Unie zich ertegen dat een lidstaat teruggaaf van de door de moedermaatschappij betaalde bedragen weigert, hetzij op grond dat die teruggaaf zou leiden tot ongerechtvaardigde verrijking van die vennootschap, hetzij op grond dat het door de moedermaatschappij betaalde bedrag voor haar geen boekhoudkundige of fiscale last vormt, maar in mindering komt op het totale bedrag dat aan haar aandeelhouders kan worden dooruitgedeeld.

3)

Het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel staan er niet aan in de weg dat aan teruggaaf aan een moedermaatschappij van bedragen waardoor moet worden gewaarborgd dat op door die vennootschap dooruitgedeeld dividend dat wordt uitgekeerd door in Frankrijk gevestigde dochterondernemingen van die moedermaatschappij en dividend dat afkomstig is van dochterondernemingen die in andere lidstaten zijn gevestigd, dezelfde belastingregeling wordt toegepast, de voorwaarde is gekoppeld dat de belastingplichtige voor elke dividendbetaling de gegevens overlegt die hij als enige in bezit heeft, met name inzake het daadwerkelijk toegepaste belastingtarief en het belastingbedrag dat daadwerkelijk is betaald over de winst die zijn in andere lidstaten gevestigde dochterondernemingen hebben behaald, terwijl voor in Frankrijk gevestigde dochterondernemingen dat bewijs, dat de overheid bekend is, niet vereist is. De overlegging van die gegevens mag echter slechts worden verlangd onder het voorbehoud dat het in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk is, het bewijs te leveren van de door in andere lidstaten gevestigde dochterondernemingen betaalde belasting, gelet op onder meer de wettelijke bepalingen van die lidstaten op het gebied van de vermijding van dubbele belasting en de registratie van af te dragen vennootschapsbelasting alsmede de bewaring van administratieve bescheiden. De verwijzende rechterlijke instantie dient na te gaan of aan die voorwaarden in het hoofdgeding is voldaan.


(1)  PB C 233 van 26.9.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bezirksgericht Linz — Oostenrijk) — Strafzaak tegen Jochen Dickinger, Franz Ömer

(Zaak C-347/09) (1)

(Vrij verrichten van diensten - Vrijheid van vestiging - Nationale regeling die voorziet in monopolie voor exploitatie van casinospelen via internet - Voorwaarden voor toelaatbaarheid - Expansionistisch handelsbeleid - In andere lidstaten uitgeoefende controle op kansspelaanbieders - Verlenen van monopolie aan privaatrechtelijke onderneming - Verkrijgen van monopolie enkel mogelijk voor kapitaalvennootschappen met maatschappelijke zetel op nationaal grondgebied - Verbod voor monopolist om buiten lidstaat van vestiging filiaal te openen)

2011/C 319/04

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bezirksgericht Linz

Partijen in de strafzaak

Jochen Dickinger, Franz Ömer

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bezirksgericht Linz — Uitlegging van de artikelen 43 EG en 49 EG — Nationale regeling die, onder dreiging met strafsancties, de exploitatie van kansspelen verbiedt wanneer de bevoegde autoriteit geen concessie heeft verleend, maar de mogelijkheid tot verkrijging van een dergelijke concessie, met een duur van maximaal 15 jaar, voorbehoudt aan kapitaalvennootschappen die zijn gevestigd op het nationale grondgebied en die geen dochtervennootschappen in het buitenland hebben

Dictum

1)

Het Unierecht, en in het bijzonder artikel 49 EG, verzet zich ertegen dat een inbreuk op een monopolie voor de exploitatie van kansspelen, zoals het monopolie voor de exploitatie van onlinekansspelen waarin de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling voorziet, strafrechtelijk wordt bestraft indien een dergelijke regeling met dit recht in strijd is.

2)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op onlinekansspelen die in de lidstaat van ontvangst door een in een andere lidstaat gevestigde marktdeelnemer worden aangeboden, hoewel deze marktdeelnemer:

in de lidstaat van ontvangst bepaalde informatica-infrastructuur, zoals een server, heeft geïnstalleerd, en

een beroep doet op ondersteunende informaticadiensten van een in de lidstaat van ontvangst gevestigde dienstverrichter, teneinde voor eveneens in deze lidstaat gevestigde consumenten diensten te verrichten.

3)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat:

a)

een lidstaat die in de kansspelsector een bijzonder hoog niveau van consumentenbescherming wil garanderen, op goede gronden van mening kan zijn dat alleen de verlening van een monopolie aan een enkele organisatie die onder nauw overheidstoezicht staat, een doeltreffend middel is om de aan deze sector verbonden criminaliteit te beheersen, aansporing tot geldverkwisting door gokken te voorkomen en gokverslaving afdoende te bestrijden;

b)

een nationale regeling die op het gebied van kansspelen een monopolie instelt, op grond waarvan de monopolist een expansionistisch beleid kan voeren, slechts coherent is met de doelstelling de criminaliteit te bestrijden en de gelegenheden tot gokken te beperken indien:

zij is gesteund op de vaststelling dat de aan kansspelen verbonden criminele en frauduleuze activiteiten en de gokverslaving in de betrokken lidstaat een probleem vormen, dat door een uitbreiding van de legale en gereglementeerde activiteiten kan worden opgelost, en

zij enkel gematigde reclame toestaat, die strikt beperkt is tot hetgeen nodig is om de consument in de richting van gecontroleerde kansspelcircuits te leiden;

c)

het feit dat de ene lidstaat voor een ander beschermingsstelsel heeft gekozen dan een andere lidstaat, geen invloed kan hebben op de beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de ter zake getroffen regelingen. Deze dienen immers enkel te worden getoetst aan de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat nagestreefde doelstellingen en aan het niveau van bescherming dat zij willen waarborgen.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/4


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 13 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht — Duitsland) — Reinhard Prigge, Michael Fromm, Volker Lambach/Deutsche Lufthansa AG

(Zaak C-447/09) (1)

(Richtlijn 2000/78/EG - Artikelen 2, lid 5, 4, lid 1, en 6, lid 1 - Verbod van discriminatie op grond van leeftijd - Verkeerspiloten - Collectieve overeenkomst - Bepaling inzake automatische beëindiging van arbeidsovereenkomsten op 60 jaar)

2011/C 319/05

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Reinhard Prigge, Michael Fromm, Volker Lambach

Verwerende partij: Deutsche Lufthansa AG

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesarbeitsgericht — Uitlegging van de artikelen 2, lid 5, 4, lid 1, en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16) — Verbod van discriminatie op grond van leeftijd — Verenigbaarheid van deze regeling met een collectieve overeenkomst volgens welke, om redenen die verband houden met de veiligheid van het luchtverkeer, de arbeidsovereenkomst van een piloot automatisch ten einde komt na afloop van de maand waarin deze piloot de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt

Dictum

Artikel 2, lid 5, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten bepalingen mogen vaststellen waarbij de sociale partners worden gemachtigd om bepalingen vast te stellen in de zin van bedoeld artikel 2, lid 5, in de bij die bepaling bedoelde materies, die binnen de werkingssfeer van collectieve overeenkomsten vallen en mits die voorschriften inzake machtiging voldoende nauwkeurig zijn om te verzekeren dat de betrokken bepalingen de in artikel 2, lid 5, neergelegde vereisten naleven. Een maatregel als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de leeftijdsgrens vanaf welke piloten hun beroepsactiviteiten niet langer mogen uitoefenen op 60 jaar vaststelt terwijl de nationale en internationale voorschriften deze leeftijdsgrens op 65 jaar vaststellen, is geen maatregel die noodzakelijk is voor de openbare veiligheid en voor de bescherming van de gezondheid in de zin van bedoeld artikel 2, lid 5.

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/78 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling in een collectieve overeenkomst, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de leeftijdsgrens vanaf welke wordt aangenomen dat piloten niet langer over de fysieke capaciteiten beschikken om hun beroepsactiviteit uit te oefenen, op 60 jaar vaststelt terwijl de nationale en internationale voorschriften deze leeftijdsgrens op 65 jaar vaststellen.

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2000/78 moet aldus worden uitgelegd dat de veiligheid van het luchtverkeer geen legitiem doel in de zin van die bepaling is.


(1)  PB C 24 van 30.1.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/5


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia provincial de Tarragona — Spanje) — Strafzaken tegen Magatte Gueye en Valentín Salmerón Sánchez

(Gevoegde zaken C-483/09 en C-1/10) (1)

(Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2001/220/JBZ - Status van slachtoffers in strafprocedures - Strafbare feiten begaan binnen gezin - Verplichting om als bijkomende staf straatverbod op te leggen - Keuze van soorten straffen en hoogte ervan - Verenigbaarheid met artikelen 2, 3 en 8 van dat kaderbesluit - Nationaal voorschrift dat bemiddeling in strafzaken uitsluit - Verenigbaarheid met artikel 10 van dat kaderbesluit)

2011/C 319/06

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia provincial de Tarragona

Partijen in de strafzaak

 

Magatte Gueye (C-483/09)

in tegenwoordigheid van: X

 

Valentín Salmerón Sánchez (C-1/10)

in tegenwoordigheid van: Y

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Audiencia provincial de Tarragona — Uitlegging van de artikelen 2, 8 en 10 van kaderbesluit (2001/220/JBZ) van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (PB L 82, blz. 1) — Respect voor en erkenning van slachtoffers — Recht op bescherming — Bemiddeling in strafzaken — Akkoord tussen het slachtoffer en de dader

Dictum

1)

De artikelen 2, 3 en 8 van kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een sanctie van een straatverbod met een minimumduur, welke sanctie in het strafrecht van een lidstaat is voorzien als bijkomende straf, moet worden uitgesproken jegens plegers van huiselijk geweld, terwijl de slachtoffers van dat geweld bezwaar maken tegen het opleggen van een dergelijke sanctie.

2)

Artikel 10, lid 1, van kaderbesluit 2001/220 moet in die zin worden uitgelegd dat het de lidstaten, gelet op de specifieke kenmerken van binnen het gezin begane strafbare feiten, op grond daarvan is toegestaan bemiddeling in alle strafzaken betreffende dergelijke strafbare feiten uit te sluiten.


(1)  PB C 37 van 13.2.2010.

PB C 63 van 13.3.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/5


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 september 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Europese Commissie

(Zaak C-544/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Staatssteun - Invoering van digitale terrestrische televisie in Berlijn en Brandenburg - Artikel 87, lid 3, sub c, EG - Marktfalen - Evenredigheid - Technologieneutraliteit - Stimulerend effect)

2011/C 319/07

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: M. Lumma, J. Möller en B. Klein, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet en K. Gross, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zevende kamer) van 6 oktober 2009, Duitsland/Commissie (T-21/06), waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot nietigverklaring van beschikking 2006/513/EG van de Commissie van 9 november 2005 betreffende door de Bondsrepubliek Duitsland ten uitvoer gelegde steunregelingen ten gunste van de invoering van digitale terrestrische televisie in Berlijn en Brandenburg (PB L 200, blz. 14) — Schending van artikel 107, lid 3, sub c, VWEU

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Bondsrepubliek Duitsland wordt in de kosten verwezen.


(1)  PB C 51 van 27.2.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/5


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Land Hessen/Franz Mücksch OHG

(Zaak C-53/10) (1)

(Milieu - Richtlijn 96/82/EG - Beheersing van gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken - Preventie - Voldoende afstand tussen door publiek bezochte gebieden en inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen)

2011/C 319/08

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Land Hessen

Verwerende partij: Franz Mücksch OHG

In tegenwoordigheid van: Merck KGaA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesverwaltungsgericht — Uitlegging van artikel 12, lid 1, van richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PB 1997, L 10, blz. 13), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 tot aanpassing aan besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft (PB L 311, blz. 1) — Voorkoming van zware ongevallen — Omvang van de verplichting van de lidstaten ervoor te zorgen dat hun beleid inzake bestemming of gebruik van de grond rekening houdt met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen door het publiek bezochte plaatsen en de inrichtingen waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn — Bouw van een tuincentrum in de nabijheid van een dergelijke inrichting — Aanwezigheid van tal van andere winkels in hetzelfde risicogebied

Dictum

1)

Artikel 12, lid 1, van richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2003, moet aldus worden uitgelegd dat de verplichting van de lidstaten om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de noodzaak om op een langetermijnbasis een voldoende afstand te laten bestaan tussen de onder deze richtlijn vallende inrichtingen enerzijds en door het publiek bezochte gebouwen anderzijds, ook geldt voor een overheidsinstantie als de stad Darmstadt (Duitsland), die de bouwvergunningen afgeeft, ook al is dit in het kader van een gebonden bevoegdheid.

2)

De verplichting van artikel 12, lid 1, van richtlijn 96/82, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/105, om op een langetermijnbasis rekening te houden met de noodzaak een voldoende afstand tussen de onder deze richtlijn vallende inrichtingen enerzijds en door het publiek bezochte gebouwen anderzijds te laten bestaan, houdt voor de bevoegde nationale autoriteiten niet de verplichting in om in omstandigheden als die van het hoofdgeding de vestiging van een door het publiek bezocht gebouw te verbieden. Deze verplichting verzet zich daarentegen wel tegen een nationale wettelijke regeling, volgens welke de vergunning voor de vestiging van een dergelijk gebouw moet worden afgegeven zonder dat de risico’s van vestiging binnen de radius van de veiligheidsafstanden in het stadium van de planning of van de individuele beslissing naar behoren zijn beoordeeld.


(1)  PB C 113 van 1.5.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/6


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven — België) — Olivier Halley, Julie Halley, Marie Halley/Belgische Staat

(Zaak C-132/10) (1)

(Directe belastingen - Vrij verkeer van kapitaal - Artikel 63 VWEU - Successierechten over aandelen op naam - Verjaringstermijn voor waardering van aandelen in niet-ingezeten vennootschappen die langer is dan voor aandelen in ingezeten vennootschappen - Beperking - Rechtvaardiging)

2011/C 319/09

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Leuven

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Olivier Halley, Julie Halley, Marie Halley

Verwerende partij: Belgische Staat

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Leuven — Uitlegging van de artikelen 26, 49, 63 en 65 VWEU — Nationale wettelijke regeling die voor successierechten verschuldigd over aandelen op naam voorziet in een verjaringstermijn van twee jaar wanneer de zetel van de werkelijke leiding van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, zich in de betrokken lidstaat bevindt en in een verjaringstermijn van tien jaar in de andere gevallen

Dictum

Artikel 63 VWEU dient aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke inzake successierechten een verjaringstermijn van tien jaar geldt voor de waardering van aandelen op naam in een vennootschap waarvan de overledene aandeelhouder was en waarvan de zetel van de werkelijke leiding in een andere lidstaat is gelegen, terwijl diezelfde termijn twee jaar bedraagt wanneer de zetel van de werkelijke leiding in eerstgenoemde lidstaat is gelegen.


(1)  PB C 134 van 22.5.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/7


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — „DP grup” EOOD/Direktor na Agentsia „Mitnitsi”

(Zaak C-138/10) (1)

(Douane-unie - Douaneaangifte - Aanvaarding van aangifte door douaneautoriteit - Ongeldigmaking van reeds aanvaarde douaneaangifte - Gevolgen voor strafmaatregelen)

2011/C 319/10

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Sofia-grad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„DP grup” EOOD

Verwerende partij: Direktor na Agentsia „Mitnitsi”

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad Sofia-grad — Uitlegging van de artikelen 4, punt 5, 8, lid 1, eerste streepje, 62, 63 en 68 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1) — Aanvaarding door de douane van de door de belastingschuldige schriftelijk gedane douaneaangifte — Gelijkstelling van een dergelijke aanvaarding met een voor rechterlijke toetsing vatbaar bestuursbesluit — Voorlopige aanvaarding van de aangifte tot aan de definitieve verificatie van de daarin vermelde gegevens door middel van een deskundigenonderzoek ter bevestiging van de tariefcode — Afbakening van de omvang van de door de douane bij deze verificatie uitgeoefende controle

Dictum

De douanebepalingen van de Unie moeten aldus worden uitgelegd dat een aangever een rechterlijke instantie niet om nietigverklaring van de door hem opgestelde douaneaangifte kan verzoeken, wanneer die door de douaneautoriteiten is aanvaard. Onder de voorwaarden van artikel 66 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006, kan de aangever deze autoriteiten echter wel verzoeken, de aangifte ongeldig te maken, ook nadat zij de goederen hebben vrijgegeven. Aan het einde van hun beoordeling moeten de douaneautoriteiten, behoudens de mogelijkheid van een beroep in rechte, hetzij het verzoek van de aangever bij met redenen omklede beschikking afwijzen, hetzij tot de gevraagde ongeldigmaking overgaan.


(1)  PB C 148 van 5.6.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/7


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom — Verenigd Koninkrijk) — Williams e.a./British Airways plc

(Zaak C-155/10) (1)

(Arbeidsvoorwaarden - Richtlijn 2003/88/EG - Organisatie van arbeidstijd - Recht op jaarlijkse vakantie - Lijnpiloten)

2011/C 319/11

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Supreme Court of the United Kingdom

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Williams e.a.

Verwerende partij: British Airways plc

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Supreme Court of the United Kingdom — Uitlegging van artikel 7 van richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307, blz. 18) en artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9) — Omvang van de door de richtlijn voorgeschreven verplichtingen met betrekking tot de aard en de hoogte van de vergoedingen voor de jaarlijkse vakantie met behoud van loon — Vrijheid van de lidstaten bij de regeling daarvan — Jaarlijkse vakantie met behoud van loon voor lijnpiloten

Dictum

Artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd en clausule 3 van de overeenkomst die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers’ Federation (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA), moeten aldus worden uitgelegd dat een lijnpiloot tijdens zijn jaarlijkse vakantie niet alleen recht heeft op behoud van zijn basissalaris maar ook op alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt en voorts ook alle componenten die samenhangen met het personeels en beroepsstatuut van de lijnpiloot.

Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of de diverse componenten waaruit de globale beloning van die werknemer bestaat, aan deze criteria voldoen.


(1)  PB C 161 van 19.6.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/8


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Republiek Polen) — Jarosław Słaby (C-180/10) Emilian Kuć, Halina Jeziorska — Kuć (C-181/10)/Minister Finansów (C-180/10), Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie (C-181/10)

(Gevoegde zaken C-180/10 en C-181/10) (1)

(Fiscale bepalingen - Belasting over toegevoegde waarde - Richtlijn 2006/112/EG - Begrip belastingplichtige - Verkoop van bouwterreinen - Artikelen 9, 12 en 16 - Geen aftrek van voorbelasting)

2011/C 319/12

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jarosław Słaby (C-180/10) Emilian Kuć, Halina Jeziorska-Kuć (C-181/10)

Verwerende partij: Minister Finansów (C-180/10), Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie (C-181/10)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Naczelny Sąd Administracyjny — Uitlegging van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) en van artikel 4, leden 1 en 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Verkoop van verschillende percelen bouwgrond — Hoedanigheid van belastingplichtige van de verkoper wanneer het terrein deel uitmaakt van het landbouwbedrijf van de verkoper en hij zijn activiteiten heeft gestaakt na de herkwalificatie van zijn terrein door de gemeente in bouwgrond

Dictum

De levering van een bouwterrein moet worden beschouwd als krachtens de nationale wettelijke regeling van een lidstaat onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde wanneer deze staat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van artikel 12, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/138/EG van de Raad van 19 december 2006, ongeacht of de handeling duurzaam is en of de persoon die de levering heeft uitgevoerd, een activiteit als fabrikant, handelaar of dienstverrichter uitoefent, voor zover deze handeling niet de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht vormt.

Een natuurlijke persoon die een landbouwbedrijf heeft uitgeoefend op een terrein dat na een wijziging in de bestemmingsplannen buiten zijn wil om als nieuwe bestemming bouwgrond krijgt, moet niet worden beschouwd als een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde in de zin van de artikelen 9, lid 1, en 12, lid 1, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/138, wanneer hij dit terrein wenst te verkopen, op voorwaarde dat deze verkopen deel uitmaken van het beheer van zijn privévermogen.

Wanneer deze persoon met het oog op het sluiten van deze verkopen daarentegen voor de verkoop van onroerend goed actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke worden aangewend door een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/138, moet hij worden beschouwd als een persoon die een „economische activiteit” in de zin van dit artikel uitoefent, en bijgevolg als een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde.

Het gegeven dat deze persoon een „forfaitair belaste landbouwer” is in de zin van artikel 295, lid 1, punt 3, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/138, is in dit opzicht van geen belang.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/8


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo — Spanje) — Unio de Pagesos de Catalunya/Administración del Estado

(Zaak C-197/10) (1)

(Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Verordening (EG) nr. 1782/2003 - Bedrijfstoeslagregeling - Toeslagrechten uit de nationale reserve - Voorwaarden voor toekenning - Landbouwers die met landbouwactiviteit beginnen - Prejudiciële vraag van hypothetische aard - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/13

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Unio de Pagesos de Catalunya

Verwerende partij: Administración del Estado

In tegenwoordigheid van: Coordinadora de Organizaciones de Agricultores y Ganaderos — Iniciativa Rural del Estado Español

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunal Supremo — Uitlegging van artikel 42, lid 3, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1), en van artikel 22 van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277, blz. 1) — Geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde steunregelingen — Bedrijfstoeslagregeling — Vaststelling van referentiebedrag — Niet-toekenning van rechten op betaling in bepaalde situaties — Jonge landbouwers

Dictum

Het door het Tribunal Supremo (Spanje) bij beslissing van 18 maart 2010 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is niet-ontvankelijk gelet op de hypothetische aard ervan.


(1)  PB C 195 van 17.7.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Baden-Württemberg — Duitsland) — Cathy Schulz-Delzers, Pascal Schulz/Finanzamt Stuttgart III

(Zaak C-240/10) (1)

(Vrij verkeer van personen - Non-discriminatie en burgerschap van de Unie - Inkomstenbelasting - Inaanmerkingneming van ontheemdingstoelagen bij berekening van het belastingtarief dat overeenkomstig een progressieve belastingschaal van toepassing is op overige inkomsten - Inaanmerkingneming van toelagen die zijn toegekend aan ambtenaren van een andere lidstaat die hun werkzaamheden in het eigen land uitoefenen - Niet in aanmerking nemen van toelagen die zijn toegekend aan nationale ambtenaren die hun werkzaamheden in het buitenland uitoefenen - Vergelijkbaarheid)

2011/C 319/14

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Baden-Württemberg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Cathy Schulz-Delzers, Pascal Schulz

Verwerende partij: Finanzamt Stuttgart III

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Finanzgericht Baden-Württemberg — Uitlegging van de artikelen 18, 21 en 45 VWEU — Nationale regeling betreffende de inkomstenbelasting die de ontheemdingstoelagen die worden toegekend aan belastingplichtigen die zijn tewerkgesteld door een nationale publiekrechtelijke rechtspersoon en hun salaris uit een nationale overheidskas ontvangen, van belasting vrijstelt — Geen dergelijke vrijstelling voor toelagen die worden betaald aan belastingplichtigen die op het nationale grondgebied zijn tewerkgesteld door een publiekrechtelijke rechtspersoon van een andere lidstaat en hun salaris uit een overheidskas van deze andere lidstaat ontvangen

Dictum

Artikel 39 EG moet aldus worden uitgelegd, dat het zich niet verzet tegen een bepaling als § 3, punt 64, van de wet inkomstenbelasting (Einkommensteuergesetz), op grond waarvan toelagen als in het hoofdgeding aan de orde, die zijn toegekend aan een ambtenaar van een lidstaat die in een andere lidstaat werkt om het koopkrachtverlies op de standplaats te compenseren, niet in aanmerking worden genomen ter bepaling van het in die eerste lidstaat op overige inkomsten van de belastingplichtige of zijn echtgenote toepasselijke belastingtarief, terwijl vergelijkbare toelagen die zijn toegekend aan een ambtenaar van die andere lidstaat die in de eerste lidstaat werkt, bij het bepalen van dat belastingtarief in aanmerking worden genomen.


(1)  PB C 221 van 14.8.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/9


Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2011 door Ignacio Ruipérez Aguirre en ATC Petition tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 januari 2011 in zaak T-487/10, Ignacio Ruipérez Aguirre en ATC Petition/Europese Commissie

(Zaak C-111/11 P)

2011/C 319/15

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwiranten: Ignacio Ruipérez Aguirre en ATC Petition (vertegenwoordiger: J. Sánchez González, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Bij beschikking van 14 juli 2011 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Köln (Duitsland) op 5 augustus 2011 — Germanwings GmbH/Amend

(Zaak C-413/11)

2011/C 319/16

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Germanwings GmbH

Verwerende partij: Amend

Prejudiciële vraag

Is het verenigbaar met het beginsel van de scheiding der machten in de Europese Unie dat het Hof van Justitie van de Europese Unie verordening (EG) nr. 261/2004 (1) aldus uitlegt dat een passagier die wordt getroffen door een gewone vertraging van meer dan drie uur, aanspraak kan maken op de in artikel 7 van de verordening bedoelde compensatie, hoewel de verordening slechts voorziet in compensatie bij instapweigering of annulering van de geboekte vlucht en de rechten van de passagier bij vertraging beperkt tot de in artikel 9 van de verordening bedoelde bijstand alsook — bij een vertraging van ten minste vijf uur — tot de in artikel 8, lid 1, sub a, van de verordening bedoelde bijstand, dit om het verschil in behandeling op te heffen dat anders zou bestaan?


(1)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1).


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 10 augustus 2011 — Jutta Leth/Republiek Oostenrijk, Land Niederösterreich

(Zaak C-420/11)

2011/C 319/17

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberste Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jutta Leth

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk, Land Niederösterreich

Prejudiciële vraag

Moet artikel 3 van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 (1), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 (2) en bij richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 (3) („MEB-richtlijn”), aldus worden uitgelegd dat

1)

het begrip „materiële goederen” alleen de fysieke goederen als zodanig betreft, of omvat het ook de waarde van deze goederen?

2)

de milieueffectbeoordeling ook de bescherming van particulieren tegen financieel nadeel door vermindering van de waarde van hun onroerende zaken tot doel heeft?


(1)  Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 175, blz. 40.

(2)  Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 73, blz. 5.

(3)  Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad — Verklaring van de Commissie, PB L 156, blz. 17.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/10


Beroep ingesteld op 1 september 2011 — Europese Commissie/Portugese Republiek

(Zaak C-450/11)

2011/C 319/18

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Afonso en L. Lozano Palacios, gemachtigden)

Verwerende partij: Portugese Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Portugese Republiek, door de bijzondere btw-regeling voor reisbureaus toe te passen op reisdiensten die worden verkocht aan een andere persoon dan de reiziger, zoals is voorzien in wetsdecreet nr. 221/85 van 3 juli 1985, de krachtens de artikelen 306 tot en met 310 van de btw-richtlijn (1) op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

de Portugese Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie is van mening dat de Portugese Republiek, door de bijzondere regeling toe te passen op handelingen die worden verricht door reisbureaus ten behoeve van andere reisbureaus of andere btw-plichtigen dan de reiziger, in strijd handelt met de wettelijke regeling van de Unie ter zake, daar de bepalingen van de btw-richtlijn vereisen dat toepassing van de bijzondere regeling beperkt blijft tot diensten die worden verricht ten behoeve van reizigers.


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).


Gerecht

29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/11


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie

(Gevoegde zaken T-75/04 en T-77/04 tot en met T-79/04) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Veterinairrechtelijke voorschriften - Op markt brengen van biociden - Verordening (EG) nr. 2032/2003 - Niet individueel geraakt zijn - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/19

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Arch Chemicals Inc. (Norwalk, Connecticut, Verenigde Staten) en Arch Timber Protection Ltd (Castleford, West Yorkshire, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-75/04); Rhodia UK Ltd, voorheen Rhodia Consumer Specialities Ltd (Watford, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-77/04); Sumitomo Chemical (UK) plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-78/04); en Troy Chemical Co. BV (Vlaardingen, Nederland) (zaak T-79/04); (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en C. Mereu, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk X. Lewis en F. Simonetti en vervolgens P. Oliver en G. Wilms, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partijen: European Chemical Industry Council (CEFIC) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Bronkers, Y. van Gerven en P. Charro en vervolgens Y. van Gerven, advocaten)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: aanvankelijk A. Neergaard en M. Moore en vervolgens A. Neergaard en J. Rodrigues, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Hoff-Nielsen, M. Sims en F. Ruggeri Laderchi, vervolgens M. Sims en F. Florindo Gijón en tenslotte F. Florindo Gijón en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden) en Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Terstal en vervolgens H. Sevenster, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van de artikelen 3, 4, lid 2, 5, lid 3, 10, lid 2, tweede alinea, 11, lid 3, 13 en 14, lid 2, van en van bijlage II bij verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 1896/2000 (PB L 307, blz. 1)

Dictum

1)

De beroepen worden verworpen.

2)

Arch Chemicals Inc., Arch Timber Protection Ltd, Rhodia UK Ltd, Sumitomo Chemical (UK) plc en Troy Chemical Co. BV zullen hun eigen kosten alsmede die van de Europese Commissie dragen, daaronder begrepen, wat Sumitomo Chemical (UK) plc betreft, de kosten die op de procedure in kort geding zijn gevallen.

3)

Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, het Koninkrijk der Nederlanden en de European Chemical Industry Council (CEFIC) zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 106 van 30.4.2004.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/11


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie

(Gevoegde zaken T-400/04 en T-402/04 tot en met T-404/04) (1)

(Veterinairrechtelijke voorschriften - Op markt brengen van biociden - Opstelling van lijst van op markt aanwezige werkzame stoffen - Beschikking houdende weigering om aantal bepalingen van regeling te wijzigen - Beroep wegens nalaten - Verplichting tot handelen - Beroep tot nietigverklaring - Niet individueel geraakt zijn - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/20

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Arch Chemicals Inc. (Norwalk, Connecticut, Verenigde Staten) en Arch Timber Protection Ltd (Castleford, West Yorkshire, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-400/04); Rhodia UK Ltd, voorheen Rhodia Consumer Specialities Ltd (Watford, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-402/04); Sumitomo Chemical (UK) plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (zaak T-403/04); en Troy Chemical Co. BV (Vlaardingen, Nederland) (zaak T-404/04); (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en C. Mereu, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk X. Lewis en D. Recchia en vervolgens P. Oliver en G. Wilms, gemachtigden)

Voorwerp

Enerzijds, primair, een vordering strekkende tot vaststelling dat de Commissie ten onrechte heeft nagelaten een aantal bepalingen van verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie van 7 september 2000 inzake de eerste fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende biociden bedoelde programma (PB L 228, blz. 6) en van verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8 en houdende wijziging van verordening nr. 1896/2000 (PB L 307, blz. 1) te wijzigen en, subsidiair, een vordering tot nietigverklaring van de brief van de Commissie van 20 juli 2004 houdende afwijzing van de door verzoeksters geformuleerde verzoeken, en anderzijds, primair, een vordering tot vergoeding van de schade die verzoeksters zouden hebben geleden door het nalaten van de Commissie en subsidiair een vordering tot vergoeding van de door de brief van de Commissie van 20 juli 2004 veroorzaakte schade

Dictum

1)

De beroepen worden verworpen.

2)

Arch Chemicals Inc., Arch Timber Protection Ltd, Rhodia UK Ltd, Sumitomo Chemical (UK) plc en Troy Chemical Co. BV zullen hun eigen kosten alsmede die van de Europese Commissie dragen.


(1)  PB C 19 van 22.1.2005.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/12


Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung/Commissie

(Zaak T-34/08) (1)

(Financiële bijstand in kader van Daphne II-programma - Bepaling van aan ontvanger te betalen bedrag - Onjuiste beoordeling)

2011/C 319/21

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung eV (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Henning, vervolgens U. Claus en ten slotte S. Reichmann en L.-J. Schmidt, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Grünheid en B. Simon, vervolgens S. Grünheid en F. Dintilhac, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 16 november 2007 om een deel van verzoeksters kosten in het kader van subsidieovereenkomst JAI/DAP/2004-2/052/W als niet-subsidiabel aan te merken

Dictum

1)

Het besluit van de Commissie van 16 november 2007 om een deel van de kosten van Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung eV in het kader van subsidieovereenkomst JAI/DAP/2004-2/052/W als niet-subsidiabel aan te merken, wordt met betrekking tot de onder de posten A 6, A 39, A 40, A 41, A 43 en E 41 opgenomen uitgaven nietig verklaard.

2)

Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung draagt twee derde van haar eigen kosten en twee derde van de kosten van de Europese Commissie. De Commissie draagt een derde van haar eigen kosten en een derde van de kosten van Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung.


(1)  PB C 79 van 29.3.2008.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/12


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Arch Chemicals e.a./Commissie

(Zaak T-120/08) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Veterinairrechtelijke voorschriften - Op markt brengen van biociden - Verordening (EG) nr. 1451/2007 - Niet individueel geraakt zijn - Niet-ontvankelijkheid - Verstekprocedure)

2011/C 319/22

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Arch Chemicals Inc. (Norwalk, Connecticut, Verenigde Staten), Arch Timber Protection Ltd (Castleford, West Yorkshire, Verenigd Koninkrijk), Rhodia UK Ltd (Watford, Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk), Sumitomo Chemical (UK) plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) en Troy Chemical Co. BV (Vlaardingen, Nederland) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en C. Mereu, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Oliver en E. Kruzikova, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partijen: European Chemical Industry Council (CEFIC) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk Y. van Gerven en V. Terrien, vervolgens Y. van Gerven, advocaten)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van de artikelen 3, lid 2, 4, 7, lid 3, 14, lid 2, tweede alinea, 15, lid 3, en 17 van en van bijlage II bij verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (PB L 325, blz. 3)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Op de door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ingediende verzoeken tot interventie behoeft niet te worden beslist.

3)

Arch Chemicals Inc., Arch Timber Protection Ltd, Rhodia UK Ltd, Sumitomo Chemical (UK) plc en Troy Chemical Co. BV zullen hun eigen kosten dragen.

4)

De European Chemical Industry Council (CEFIC) zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 128 van 24.5.2008.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/13


Arrest van het Gerecht van 23 september 2011 — Vion/BHIM (PASSION FOR BETTER FOOD)

(Zaak T-251/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk PASSION FOR BETTER FOOD - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

2011/C 319/23

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Vion NV (Best, Nederland) (vertegenwoordiger: A. Klinger, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Kicia, vervolgens R. Manea, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 25 april 2008 (zaak R 562/2007-4) betreffende de inschrijving van het woordteken PASSION FOR BETTER FOOD als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Vion NV wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 223 van 30.8.2008.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/13


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Regione autonoma della Sardegna e.a./Commissie

(Zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08) (1)

(Staatssteun - Steun ten gunste van hotelbedrijf in regio Sardinië - Beschikking die steun gedeeltelijk verenigbaar en gedeeltelijk onverenigbaar met gemeenschappelijke markt verklaart en terugvordering ervan gelast - Nieuwe steun - Motiveringsplicht - Bescherming van gewettigd vertrouwen - Stimulerend effect - De-minimisregel)

2011/C 319/24

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Regione autonoma della Sardegna (Italië) (vertegenwoordigers: A. Fantozzi, P. Carrozza en G. Mameli, advocaten) (zaak T-394/08); SF Turistico Immobiliare Srl (Orosei, Italië) (vertegenwoordiger: L. Marcialis, advocaat) (T-408/08); Timsas Srl (Arezzo, Italië) (vertegenwoordigers: D. Dodaro, S. Pinna en S. Cianciullo, advocaten) (T-453/08); Grand Hotel Abi d’Oru SpA (Olbia) (vertegenwoordigers: D. Dodaro, S. Cianciullo en R. Masuri, advocaten) (T-454/08)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: zaken T-394/08 en T-454/08, E. Righini, D. Grespan en C. Urraca Caviedes; zaak T-408/08, E. Righini en D. Grespan; zaak T-453/08, D. Grespan en C. Urraca Caviedes, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van de verzoekende partij in zaak T-394/08: Selene di Alessandra Cannas Sas (Cagliari, Italië); HGA Srl (Golfo Aranci, Italië); Gimar Srl (Sassari, Italië); Coghene Costruzioni Srl (Alghero, Italië); Camping Pini e Mare di Cogoni Franco & C. Sas (Quartu Sant’Elena, Italië); Immobiliare 92 Srl (Arzachena, Italië); Gardena Srl (Santa Teresa di Gallura, Italië); Hotel Stella 2000 Srl (Olbia, Italië); Vadis Srl (Valledoria, Italië); Macpep Srl (Sorso, Italië); San Marco Srl (Alghero); Due Lune SpA (Milaan, Italië); Nicos Residence Srl (Santa Teresa di Gallura); Rosa Murgese (Iglesias, Italië); Mavi Srl (Arzachena); Hotel Mistral di Bruno Madeddu & C. Sas (Alghero); L’Esagono di Mario Azara & C. Snc (San Teodoro, Italië); Le Buganville di Cogoni Giuseppe & C. Snc (Villasimius, Italië); Le Dune di Stefanelli Vincenzo & C. Snc (Arbus, Italië) (vertegenwoordigers: G. Dore, F. Ciulli en A. Vinci, advocaten)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van beschikking 2008/854/EG van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende de steunregeling „Regionale Wet nr. 9 van 1998 — onrechtmatige toepassing van steunmaatregel N 272/98” C 1/04 (ex NN 158/03 en CP 15/2003) (PB L 302, blz. 9), waarbij de Regione autonoma della Sardegna subsidies heeft verleend ten gunste van initiële investeringen in het hotelbedrijf in Sardinië

Dictum

1)

De zaken T-394/08, T-408/08, T-453/08 en T-454/08 worden gevoegd voor het arrest.

2)

De beroepen worden verworpen.

3)

Verzoeksters dragen de kosten van de Commissie, met uitzondering van de kosten die zij met betrekking tot de interventie heeft gemaakt, alsook hun eigen kosten.

4)

Interveniëntes in zaak T-394/08 dragen de kosten van de Commissie met betrekking tot de interventie, alsook hun eigen kosten.


(1)  PB C 285 van 8.11.2008.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/14


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/EIB

(Zaak T-461/08) (1)

(Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Aanbestedingsprocedure - Verlenen van bijstand bij onderhouden, ondersteunen en ontwikkelen van informaticasysteem - Afwijzing van offerte van inschrijver - Toekenning van opdracht aan andere inschrijver - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid - Bevoegdheid - Motiveringsplicht - Recht op doeltreffende voorziening in rechte - Transparantie - Evenredigheid - Gelijke behandeling en verbod van discriminatie - Criteria voor selectie en toekenning - Beroep tot schadevergoeding - Ontvankelijkheid - Gederfde winst)

2011/C 319/25

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en P. Katsimani, advocaten)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank (EIB) (vertegenwoordigers: C. Gómez de la Cruz en T. Petilä, gemachtigden, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van de beslissing van de Europese Investeringsbank van 31 januari 2008 tot afwijzing van de offerte die verzoekster had ingediend in het kader van een aanbesteding voor diensten, bestaande in de verlening van bijstand bij het onderhouden, het ondersteunen en het ontwikkelen van een informaticasysteem en tot toekenning van de opdracht aan een andere inschrijver, ingediend krachtens de artikelen 225 EG en 230 EG, en voorts een verzoek om schadevergoeding, ingediend krachtens de artikelen 225 EG, 235 EG en 288 EG.

Dictum

1)

De beslissing van de Europese Investeringsbank (EIB) tot afwijzing van de offerte van Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE, ingediend in het kader van aanbesteding 2007/S 176 215155 betreffende de verrichting van diensten bestaande in het verlenen van „[b]ijstand bij het onderhouden, ondersteunen en ontwikkelen van het frontofficeleensysteem (SERAPIS)” en tot toekenning van de opdracht aan Sybase BVBA wordt nietig verklaard.

2)

Het beroep wordt voor het overige verworpen.

3)

De EIB wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 19 van 24.1.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/14


Arrest van het Gerecht van 23 september 2011 — NEC Display Solutions Europe/BHIM — C More Entertainment (see more)

(Zaak T-501/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk see more - Oudere nationale woordmerken CMORE - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

2011/C 319/26

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: NEC Display Solutions Europe GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordiger: P. Munzinger, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: W. Verburg, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: C More Entertainment AB (Stockholm, Zweden) (vertegenwoordiger: R. Almaraz Palmero, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 28 augustus 2008 (zaak R 1388/2007-4) inzake een oppositieprocedure tussen C More Entertainment AB en NEC Display Solutions Europe GmbH

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

NEC Display Solutions Europe GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 19 van 24.1.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/14


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Dornbracht/BHIM — Metaform Lucchese (META)

(Zaak T-1/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk META - Ouder gemeenschapsbeeldmerk METAFORM - Relatieve weigeringsgronden - Soortgelijke waren en overeenstemmende tekens - Weigering van inschrijving - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009) - Verwarringsgevaar)

2011/C 319/27

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Aloys F. Dornbracht GmbH & Co. KG (Iserlohn, Duitsland) (vertegenwoordigers: P. Mes, C. Graf von der Groeben, G. Rother, J. Bühling, A. Verhauwen, J. Künzel, D. Jestaedt en M. Bergermann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: S. Schäffner, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Metaform Lucchese SpA (Pescaglia, Italië) (vertegenwoordigers: P. Pozzi en A. Perani, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 3 november 2008 (zaak R 1152/2006-4) inzake een oppositieprocedure tussen Metaform Lucchese SpA en Aloys F. Dornbracht GmbH & Co. KG

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Aloys F. Dornbracht GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten van de onderhavige procedure.


(1)  PB C 69 van 21.3.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/15


Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-86/09) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Aanbestedingsprocedure - Verrichten van IT-diensten, waaronder onderhoud en ontwikkeling van informatiesystemen van directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken - Afwijzing van offerte van inschrijver - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling - Transparantie - Gunningscriteria - Belangenconflict - Kennelijke beoordelingsfout - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2011/C 319/28

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis, P. Katsimani en M. Dermitzakis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Bambara en E. Manhaeve, gemachtigden, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 12 december 2008 om de offerte te verwerpen die verzoekster had ingediend in het kader van openbare aanbesteding MARE/2008/01, verlening van IT-diensten, waaronder het onderhoud en de ontwikkeling van de informatiesystemen van het directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken (PB 2008, S 115), alsook van het besluit tot gunning van de opdracht aan de gekozen inschrijver, en anderzijds vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 113 van 16.5.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/15


Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Rügen Fisch/BHIM — Schwaaner Fischwaren (SCOMBER MIX)

(Zaak T-201/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk SCOMBER MIX - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

2011/C 319/29

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Rügen Fisch AG (Sassnitz, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Spuhler en M. Geitz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Schwaaner Fischwaren GmbH (Schwaan, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Jaeger-Lenz, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 20 maart 2009 (zaak R 230/2007-4), inzake een nietigheidsprocedure tussen Rügen Fisch AG en Schwaaner Fischwaren GmbH

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Rügen Fisch AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 180 van 1.8.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/16


Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Cesea Group/BHIM — Mangini & C. (Mangiami)

(Zaak T-250/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapsbeeldmerk Mangiami - Ouder internationaal woordmerk MANGINI - Ontvankelijkheid van nieuw bewijsmateriaal - Artikel 76, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2011/C 319/30

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Cesea Group Srl (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: D. De Simone, D. Demarinis en J. Wrede, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Bullock, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Mangini & C. Srl (Sestri Levante, Italië)

Voorwerp

Beroep tot vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 20 april 2009 (zaak R 982/2008-2), inzake een nietigheidsprocedure tussen Mangini & C. Srl en Cesea Group Srl.

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 20 april 2009 (zaak R 982/2008-2) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 193 van 15.8.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/16


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-298/09) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Communautaire aanbestedingsprocedure - Externe dienstverlening voor onderwijsprogramma’s - Gunning van opdracht aan verschillende inschrijvers - Rangschikking van inschrijver - Beroep tot nietigverklaring - Motiveringsplicht - Gronden voor uitsluiting van aanbestedingsprocedure - Artikel 93, lid 1, sub f, van Financieel Reglement - Geldigheidsduur van inschrijvingen - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2011/C 319/31

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en M. Dermitzakis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Bambara en E. Manhaeve, gemachtigden, bijgestaan door P. Wytinck, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds verzoek om nietigverklaring van twee bij twee afzonderlijke brieven van 12 mei 2009 meegedeelde besluiten van de Commissie om verzoekster inzake de door haar ingediende offertes in het kader van de openbare oproep tot inschrijving EAC/01/2008 voor externe dienstverlening voor onderwijsprogramma’s (ESP-ISEP) (PB 2008/S 158-212752), perceel 1 (Ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen) en perceel 2 (Onderzoek, testen, opleiding en bijstand inzake informatiesystemen), te kiezen als tweede contractant voor beide percelen, en anderzijds vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 233 van 26.9.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/16


Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Adjemian e.a./Commissie

(Zaak T-325/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Personeelsleden - Aanstellingsovereenkomst voor bepaalde tijd - Weigering om nieuwe aanstellingsovereenkomst te sluiten of aanstellingsovereenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen - Raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Richtlijn 1999/70/EG - Artikel 88 RAP - Besluit van de Commissie betreffende de maximumduur van gebruikmaking van niet-permanent personeel in haar diensten)

2011/C 319/32

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwiranten: Vahan Adjemian (Angera, Italië) en 175 (voormalige) functionarissen van de Europese Commissie wier namen zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en É. Marchal, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en D. Martin, gemachtigden) en Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en K. Zieleśkiewicz, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 4 juni 2009, Adjemian e.a./Commissie (F-134/07 en F-8/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest

Dictum

1)

Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 4 juni 2009, Adjemian e.a./Commissie (F-134/07 en F-8/08), wordt vernietigd, voor zover daarbij is beslist dat geen uitspraak behoeft te worden gedaan over de vorderingen die verzoekers in zaak F-134/07, wier namen zijn opgenomen in de bijlage, hebben geformuleerd tegen de besluiten tot afwijzing van hun klachten.

2)

De hogere voorziening wordt voor het overige afgewezen.

3)

Het beroep, ingesteld door verzoekers in zaak F-134/07 wier namen zijn opgenomen in de bijlage, wordt verworpen, voor zover het strekt tot nietigverklaring van de besluiten tot afwijzing van hun klachten.

4)

Adjemian en de 175 (voormalige) personeelsleden van de Europese Commissie, wier namen zijn opgenomen in de bijlage, zullen hun eigen kosten dragen alsmede de kosten die de Commissie en de Raad van de Europese Unie in het kader van deze procedure hebben gemaakt.


(1)  PB C 256 van 24.10.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/17


Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Italië/Commissie

(Zaak T-500/09) (1)

(EOGFL - Afdeling Garantie - Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven - Steun voor verwerking van citrusvruchten - Doeltreffendheid van controles - Evenredigheid)

2011/C 319/33

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: L. Ventrella en G. Palmieri, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: P. Rossi, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking 2009/721/EG van de Commissie van 24 september 2009 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, (ELFPO) hebben verricht, voor zover daarbij bepaalde door Italië verrichte uitgaven aan communautaire financiering zijn onttrokken (PB L 257, blz. 28)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 37 van 13.2.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/17


Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — Spanje/Commissie

(Zaak T-67/10) (1)

(EOGFL - Afdeling „Oriëntatie” - Vermindering van financiële bijstand - Financiële bijstand toegekend aan operationeel programma bestemd voor verbetering van verwerking en afzet van landbouwproducten)

2011/C 319/34

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: M. Muñoz Pérez, abogado del Estado)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Jimeno Fernández en G. von Rintelen, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2009) 9827 def. van de Commissie van 10 december 2009 betreffende de toepassing van financiële correcties op de steun uit het EOGFL, afdeling „Oriëntatie”, die was toegekend in het kader van het operationele programma CCI 2000.ES.16.1.PO.007 (Spanje, Castilla en León) met betrekking tot de maatregel „verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten”

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 100 van 17.4.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/17


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Meica/BHIM — TofuTown.com (TOFUKING)

(Zaak T-99/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppostieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk TOFUKING - Ouder nationaal woordmerk King - Ouder nationaal en gemeenschapswoordmerk Curry King - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2011/C 319/35

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Meica Ammerländische Fleischwarenfabrik Fritz Meinen GmbH & Co. KG (Edewecht, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Russlies, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: TofuTown.com GmbH (Wiesbaum, Duitsland) (vertegenwoordigers: B. Krause en F. Cordt, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 7 januari 2010 (zaak R 63/2009-4) inzake een oppositieprocedure tussen Meica Ammerländische Fleischwarenfabrik Fritz Meinen GmbH & Co. KG en TofuTown.com GmbH

Dictum

1)

De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 7 januari 2010 (zaak R 63/2009-4) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van Meica Ammerländische Fleischwarenfabrik Fritz Meinen GmbH & Co. KG.

3)

TofuTown.com GmbH zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 113 van 1.5.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/18


Arrest van het Gerecht van 22 september 2011 — ara/BHIM

(Zaak T-174/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving die Europese Gemeenschap aanwijst - Beeldmerk A met twee driehoekige figuren - Ouder nationaal woordmerk A - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2011/C 319/36

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ara AG (Langenfeld, Duitsland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Gail, vervolgens M. Gail en H. Pernez, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Allrounder SARL (Sarrebourg, Frankrijk) (vertegenwoordiger: N. Boespflug, advocaat)

Voorwerp

Beroep ingesteld tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 26 januari 2010 (zaak R 481/2009-1) inzake een oppositieprocedure tussen ara AG en Allrounder SARL

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

ara AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/18


Arrest van het Gerecht van 20 september 2011 — Couture Tech/BHIM (Weergave van wapen van Sovjet-Unie)

(Zaak T-232/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk dat wapen van Sovjet-Unie weergeeft - Absolute weigeringsgrond - Strijdigheid met openbare orde of goede zeden - Artikel 7, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2011/C 319/37

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Couture Tech Ltd (Tortola, Britse Maagdeneilanden) (vertegenwoordiger: B. Whyatt, barrister)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 5 maart 2010 (zaak R 1509/2008-2) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken bestaande in de weergave van het wapen van de Sovjet-Unie als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Couture Tech Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 195 van 17.7.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/18


Arrest van het Gerecht van 21 september 2011 — Nike International/BHIM (DYNAMIC SUPPORT)

(Zaak T-512/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DYNAMIC SUPPORT - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2011/C 319/38

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Nike International Ltd (Beaverton, Oregon, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: M. de Justo Bailey, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: D. Botis, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 25 augustus 2010 (zaak R 640/2010-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken DYNAMIC SUPPORT als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Nike International Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/19


Arrest van het Gerecht van 16 september 2011 — Kadio Morokro/Raad

(Zaak T-316/11) (1)

(Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen in verband met de situatie in Ivoorkust - Bevriezing van tegoeden - Motiveringsplicht)

2011/C 319/39

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Mathieu Kadio Morokro (Cocody, Ivoorkust) (vertegenwoordiger: S. Le Damany, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: B. Driessen en G. Étienne, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van besluit 2011/221/GBVB van de Raad van 6 april 2011 tot wijziging van besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (PB L 93, blz. 20) en van verordening (EU) nr. 330/2011 van de Raad van 6 april 2011 tot wijziging van verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (PB L 93, blz. 10), voor zover zij betrekking hebben op verzoeker

Dictum

1)

Besluit 2011/221/GBVB van de Raad van 6 april 2011 tot wijziging van besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust en verordening (EU) nr. 330/2011 van de Raad van 6 april 2011 tot wijziging van verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust worden nietig verklaard, voor zover zij betrekking hebben op Mathieu Kadio Morokro.

2)

De gevolgen van besluit 2011/221 blijven gehandhaafd wat Kadio Morokro betreft tot de inwerkingtreding van de nietigverklaring van verordening nr. 330/2011.

3)

De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in zijn eigen kosten en ook in die van Kadio Morokro.


(1)  PB C 226 van 30.7.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/19


Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Maftah/Commissie

(Zaak T-101/09) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Beroepstermijn - Tardiviteit - Geen overmacht - Geen verschoonbare dwaling - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/40

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Elmabruk Maftah (South Harrow, Middlesex, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: E. Grieves, barrister, en A. McMurdie, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Paasivirta en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: R. Szostak, G. Étienne, M.-M. Josephides en E. Finnegan, gemachtigden)

Voorwerp

Vordering tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie van 22 december 2008 tot 103e wijziging van verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban (PB L 345, blz. 60), voor zover deze handeling betrekking heeft op verzoeker

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Elmabruk Maftah wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van de Europese Commissie.

3)

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 13 van 15.1.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/20


Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Elosta/Commissie

(Zaak T-102/09) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Beroepstermijn - Tardiviteit - Geen overmacht - Geen verschoonbare dwaling - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/41

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Abdelrazag Elosta (Pinner, Middlesex, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: E. Grieves, barrister, A. McMurdie, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Paasivirta en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: R. Szostak, G. Étienne, M.-M. Josephides en E. Finnegan, gemachtigden)

Voorwerp

Vordering tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie van 22 december 2008 tot 103e wijziging van verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban (PB L 345, blz. 60), voor zover deze handeling betrekking heeft op verzoeker

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Abdelrazag Elosta wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van de Europese Commissie.

3)

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 13 van 15.1.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/20


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Mugraby/Raad en Commissie

(Zaak T-292/09) (1)

(Beroep wegens nalaten - Verzuim van Raad en Commissie om maatregelen te nemen tegen Republiek Libanon - Gestelde schending van verzoekers grondrechten en van Associatieovereenkomst tussen Gemeenschap en Republiek Libanon - Kennelijke niet-ontvankelijkheid - Beroep tot schadevergoeding - Rechtens kennelijk ongegrond beroep)

2011/C 319/42

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Muhamad Mugraby (Beiroet, Libanon) (vertegenwoordigers: J. Regouw en L. Spigt, advocaten)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Vitro, B. Driessen en E. Finnegan, gemachtigden), Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Tufvesson en S. Boelaert, gemachtigden)

Voorwerp

Ten eerste beroep wegens nalaten strekkende tot vaststelling dat de Raad en de Commissie onrechtmatig hebben nagelaten een standpunt te bepalen ten aanzien van verzoekers verzoek om maatregelen te nemen tegen de Republiek Libanon omdat deze zijn grondrechten en de Associatieovereenkomst tussen enerzijds de Gemeenschap en haar lidstaten en anderzijds de Republiek Libanon zou hebben geschonden, en ten tweede beroep tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van het stilzitten van deze gemeenschapsinstellingen stelt te hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Muhamad Mugraby wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 244 van 10.10.2009.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/20


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad

(Zaak T-18/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Verordening (EG) nr. 1007/2009 - Handel in zeehondenproducten - Invoer- en verkoopverbod - Uitzondering voor Eskimogemeenschappen - Toepassing van artikel 263, vierde alinea, VWEU - Begrip „regelgevingshandeling” - Niet rechtstreeks of individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/43

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Inuit Tapiriit Kanatami (Ottawa, Canada); Nattivak Hunters and Trappers Association (Qikiqtarjuaq, Canada); Pangnirtung Hunters’ and Trappers’ Association (Pangnirtung, Canada); Jaypootie Moesesie (Qikiqtarjuaq); Allen Kooneeliusie (Qikiqtarjuaq); Toomasie Newkingnak (Qikiqtarjuaq); David Kuptana (Ulukhaktok, Canada); Karliin Aariak (Iqaluit, Canada); Efstathios Andreas Agathos (Athene, Griekenland); Canadian Seal Marketing Group (Québec, Canada); Ta Ma Su Seal Products, Inc. (Cap-aux-Meules, Canada); Fur Institute of Canada (Ottawa); NuTan Furs, Inc. (Catalina, Canada); GC Rieber Skinn AS (Bergen, Noorwegen); Inuit Circumpolar Conference Greenland (ICC) (Nuuk, Groenland, Denemarken); Johannes Egede (Nuuk); Kalaallit Nunaanni Aalisartut Piniartullu Kattuffiat (KNAPK) (Nuuk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Bouckaert, M. van der Woude en H. Viaene, vervolgens J. Bouckaert en H. Viaene, advocaten)

Verwerende partijen: Europees Parlement (vertegenwoordigers: I. Anagnostopoulou en L. Visaggio, gemachtigden), en Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Moore en K. Michoel, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partijen: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: C. Wissels, Y. de Vries, J. Langer en M. Noort, gemachtigden), en Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk É. White, P. Oliver en J. B. Laignelot, vervolgens É. White, P. Oliver en K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 286, blz. 36)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Inuit Tapiriit Kanatami, Nattivak Hunters and Trappers Association, Pangnirtung Hunters’ and Trappers’ Association, Jaypootie Moesesie, Allen Kooneeliusie, Toomasie Newkingnak, David Kuptana, Karliin Aariak, Efstathios Andreas Agathos, Canadian Seal Marketing Group, Ta Ma Su Seal Products, Fur Institute of Canada, NuTan Furs, Inc., GC Rieber Skinn AS, Inuit Circumpolar Conference Greenland (ICC), M. Johannes Egede en Kalaallit Nunaanni Aalisartut Piniartullu Kattuffiat (KNAPK) worden verwezen in hun eigen kosten en die van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

3)

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 100 van 17.4.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/21


Beschikking van het Gerecht van 1 september 2011 — Communauté de communes de Lacq/Commissie

(Zaak T-132/10) (1)

(Niet-contractuele aansprakelijkheid - Concentratie - Beschikking van Commissie waarbij concentratie, bestaande in verwerving van zeggenschap over Acetex Corp. door Celanese Corp., verenigbaar is verklaard - Geen verbintenis van Celanese om exploitatie van fabriek te Pardies (Frankrijk) voort te zetten - Geen schending van rechtsregel door Commissie - Kennelijk ongegrond beroep)

2011/C 319/44

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Communauté de communes de Lacq (Mourenx, Frankrijk) (vertegenwoordiger: J. Daniel, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Van Nuffel en N. von Lingen, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tot vergoeding van meerdere schaden die de Communauté de communes de Lacq beweert te hebben als gevolg van aan de Commissie toe te rekenen schendingen van het recht en verzuimen volgend op de concentratie die bestaat in de verwerving van zeggenschap over Acetex Corp., gevestigd te Pardies (Frankrijk), door Celanese Corp.

Dictum

1)

Het beroep wordt gedeeltelijk kennelijk rechtens ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

De Communauté de communes de Lacq wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 148 van 5.6.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/21


Beschikking van het Gerecht van 31 augustus 2011 — IEM/Commissie

(Zaak T-435/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Vierde kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie - Verzoek tot terugbetaling van ter uitvoering van overeenkomst inzake onderzoeksfinanciering betaalde voorschotten - Arbitragebeding - Brief waarin opstellen van debetnota wordt aangekondigd - Herinneringsbrief - Onlosmakelijk met overeenkomst verbonden handelingen - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/45

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: IEM — Erga — Erevnes — Meletes perivallontos kai chorotaxias AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: N. Sofokleous, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Triantafyllou en A. Sauka, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van de brief van de Commissie van 7 mei 2010 waarin het opstellen wordt aangekondigd van een debetnota voor de terugbetaling van 105 416,47 EUR, zijnde de door Parthénon AE Oikodomikon — Technikon — Touristikon — Viomichanikon — Emporikon kai Exagogikon Ergasion aan verzoekster betaalde voorschotten ter uitvoering van de in het kader van het vierde kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie gesloten overeenkomst FAIR-CT98-9544, en voorts van de herinneringsbrief van de Commissie van 14 juli 2010 met betrekking tot de bij debetnota nr. 3241004968 gevorderde onbetaald gebleven hoofdsom

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

IEM — Erga — Erevnes — Meletes perivallontos kai chorotaxias AE wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/22


Beschikking van de kortgedingrechter van 8 september 2011 — Fulmen/Raad

(Zaak T-439/10 R)

(Kort geding - Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van verspreiding van kernwapens - Bevriezing van tegoeden en economische middelen - Verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid)

2011/C 319/46

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Fulmen (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: A. Kronshagen, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis, T. Scharf en E. Cujo, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de volgende handelingen, voor zover zij betrekking hebben op verzoekster:

besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39);

uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25);

besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB (PB L 281, blz. 81);

verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1).

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/22


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — ClientEarth/Raad

(Zaak T-452/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Vertegenwoordiging door advocaat die geen derde is - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2011/C 319/47

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ClientEarth (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: S. Hockman, QC, en P. Kirch, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: C. Fekete en B. Driessen, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verzoekende partij: Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordigers: C. Vang en S. Juul Jørgensen, gemachtigden); Republiek Finland (vertegenwoordigers: H. Leppo en M. Pere, gemachtigden); en Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: K. Petkovska, A. Falk, S. Johannesson en C. Meyer-Seitz, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit van de Raad van 26 juli 2010 houdende weigering om verzoekster volledige toegang te geven tot een door de juridische dienst van de Raad opgesteld advies (document nr. 6865/09) betreffende de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen bij het voorstel voor een verordening van de Commissie tot wijziging van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot de documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43)

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

ClientEarth wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van de Raad van de Europese Unie.

3)

Het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden verwezen in hun eigen kosten.


(1)  PB C 328 van 4.12.2010.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/22


Beroep ingesteld op 11 augustus 2011 — Luna International/BHIM — Asteris (Al bustan)

(Zaak T-454/11)

2011/C 319/48

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Luna International Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: S. Malynicz, Barrister)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Asteris Industrial and Commercial Company SA (Athene, Griekenland)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 20 mei 2011 in zaak R 1358/2008-2;

verwijzing van verweerder en de andere partij in de procedure in hun eigen kosten alsmede in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring wordt gevorderd: beeldmerk „Al bustan” voor waren van de klassen 29, 30, 31 en 32 — gemeenschapsmerk nr. 3540846

Houder van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Motivering van de vordering tot nietigverklaring: artikelen 51, lid 1, sub b, en 52, lid 1, sub a, van verordening nr. 207/2009 en het bestaan van het oudere Griekse beeldmerk „AL BUSTAN”, ingeschreven onder nr. 137497 voor waren van klasse 29

Beslissing van de nietigheidsafdeling: nietigverklaring van het gemeenschapsmerk voor een deel van de betrokken waren

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van de artikelen 53, lid 1, 57, lid 2, en 57, lid 3, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat door de houder van het oudere nationale merk was bewezen dat gedurende vijf jaar vóór indiening van de vordering tot nietigverklaring van het oudere merk normaal gebruik was gemaakt in de lidstaat van inschrijving voor de waren waarvoor dat merk was ingeschreven, of dat geldige redenen bestonden voor niet-gebruik ervan. Bovendien heeft de kamer van beroep onaanvaardbare deducties gemaakt uit stukken die geen of slechts weinig bewijskracht hebben.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/23


Beroep ingesteld op 29 augustus 2011 — Colgate-Palmolive/BHIM — dm drogerie markt (360° SONIC ENERGY)

(Zaak T-467/11)

2011/C 319/49

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Colgate-Palmolive Company (New York, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Zintler en G. Schindler, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: dm-drogerie markt GmbH & Co. KG (Karlsruhe, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 25 mei 2011 in zaak R 1094/2010-2 vernietigen; en

de oppositie afwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „360° SONIC ENERGY” voor „tandenborstels” van klasse 21 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 6236533

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: internationale merkinschrijving nr. 842882 voor het woordmerk „SONIC POWER” voor waren van de klassen 3 en 21

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie en volledige afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 van de Raad, daar de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er gevaar voor verwarring van de betrokken merken bestaat.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/23


Beroep ingesteld op 1 september 2011 — Total en Elf Aquitaine/Commissie

(Zaak T-470/11)

2011/C 319/50

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Total SA (Courbevoie, Frankrijk) en Elf Aquitaine SA (Courbevoie) (vertegenwoordigers: A. Noël-Baron en É. Morgan de Rivery, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

primair, de brieven van de Commissie BUDG/DGA/C4/BM/s746396 van 24 juni 2011 en BUDG/DGA/C4/BM/s812886 van 8 juli 2011 in hun geheel nietig verklaren;

subsidiair, het van verzoeksters gevorderde bedrag in de brief van de Commissie BUDG/DGA/C4/BM/s812886 van 8 juli 2011 verlagen, althans de vertragingsrente ten belope van 31 312 114,58 EUR die van Elf Aquitaine wordt gevorderd en waarvoor Total voor een bedrag van 19 191 296,03 EUR hoofdelijk aansprakelijk is, nietig verklaren;

hoe dan ook de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voeren de verzoekende partijen een enkel middel aan, dat eraan is ontleend dat de Commissie het recht heeft geschonden en haar verplichtingen heeft verzaakt door wat hen aangaat, niet de consequenties te trekken uit het arrest van het Gerecht van 7 juni 2011 in zaak T-217/06, Arkema France e.a./Commissie, waarbij de geldboete die in het kader van zaak COMP/F/38.645 — Methacrylaat aan de dochterondernemingen van verzoeksters is opgelegd, is verlaagd. Verzoeksters geven onder meer te kennen dat:

zij als moedermaatschappijen die in die hoedanigheid voor de mededingingsregeling verantwoordelijk zijn gehouden, ook het voordeel zouden moeten genieten van de verlaging van de geldboete die aan hun dochterondernemingen is opgelegd en dit ondanks dat hun eigen beroep tegen diezelfde beschikking door het Gerecht is verworpen bij arrest van 7 juni 2011 in zaak T-206/06, Total en Elf Aquitaine/Commissie;

de Commissie als gevolg van het feit dat de geldboete die aan verzoeksters en hun dochterondernemingen is opgelegd bij de beschikking in zaak COMP/F/38.645 geheel door Arkema SA is betaald, in al haar rechten tegemoet is gekomen en dus niets meer van verzoeksters kon vorderen.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/24


Beroep ingesteld op 6 september 2011 — Oster Weinkellerei/BHIM — Viñedos Emiliana (Igama)

(Zaak T-474/11)

2011/C 319/51

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Andreas Oster Weinkellerei KG (Cochem, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Schindler, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Viñedos Emiliana, SA (Santiago, Chili)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 22 juni 2011 in zaak R 637/2010-2 vernietigen;

het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) verwijzen in zijn eigen kosten en in die van verzoekster;

subsidiair, de behandeling van de zaak schorsen tot een definitieve beslissing in de bij het BHIM onder nummer 000005716 C aanhangige nietigheidsprocedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „Igama” voor waren van klasse 33

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Viñedos Emiliana, SA

Oppositiemerk of -teken: woordmerk „GAMMA” voor waren van klasse 33

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009, daar er geen gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestaat.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/24


Hogere voorziening ingesteld op 8 september 2011 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 28 juni 2011 in zaak F-55/10, AS/Commissie

(Zaak T-476/11 P)

2011/C 319/52

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en B. Eggers, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: AS (Brussel, België)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 28 juni 2011 in zaak F-55/10, [AS]/Commissie; te vernietigen;

te beslissen over de kosten naar recht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

1)

Eerste middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting door te erkennen dat er sprake was van een belang bij de nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van de sollicitatie. De Commissie voert aan:

eerste onderdeel: schending van het recht van de Unie door miskenning van het arrest van het Gerecht van 9 december 2010 in zaak T-526/08 P, Commissie/Strack, aangezien het GVA heeft erkend dat de betrokkene een belang heeft bij de nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van haar sollicitatie naar het betrokken ambt, ondanks het feit dat zij niet om nietigverklaring van het aanstellingsbesluit heeft gevraagd en die twee besluiten met elkaar verbonden zijn;

tweede onderdeel: een fout bij de juridische kwalificatie van de feiten door te erkennen dat er abstract gezien sprake is van een procesbelang zonder alle aanwijzingen concreet te onderzoeken;

derde onderdeel: een onterechte weigering om rekening te houden met bepaalde informatie ontleend aan het medisch dossier waaruit bleek dat verzoekster in casu geen procesbelang had.

2)

Tweede middel, ontleend aan, enerzijds, schending van het recht van de Unie bij de uitlegging en de toepassing van de regel van overeenstemming tussen de klacht en het beroep, door te verwijzen naar het arrest van het GVA van 1 juli 2010 in zaak F-45/05, Mandt/Parlement, en door te oordelen dat het nieuwe middel ontleend aan schending van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie ontvankelijk was, ondanks het feit dat het in de klacht niet aan de orde was gesteld en het „aanzienlijk verschilde” van het enkele middel ontleend aan schending van de kennisgeving van vacature dat in de klacht was aangevoerd en, anderzijds, schending van artikel 91, lid 2, van het Statuut door te oordelen dat de „grond van het geding” correct wordt gedefinieerd met de „betwisting door verzoeker van de interne wettigheid van de bestreden handeling dan wel met de betwisting van de externe wettigheid ervan”, waardoor de precontentieuze procedure elke zin en haar doel wordt ontnomen, namelijk het vergemakkelijken van een minnelijke regeling tussen de betrokkene en haar TABG.

3)

Derde middel, ontleend aan schending van artikel 7, lid 1, van het Ambtenarenstatuut alsmede aan een motiveringsfout, aangezien het GVA artikel 7, lid 1, van het Statuut aldus heeft uitgelegd dat het elke ambtenaar een absoluut recht op toegang tot alle ambten van zijn rang geeft. Het GVA heeft daarmee de strekking van artikel 7, lid 1, van het Statuut en van artikel 10 van bijlage XIII bij het Statuut miskend alsmede de uitleg die de Commissie met betrekking tot het belang van de dienst heeft gegeven.

4)

Vierde middel, ontleend aan schending van het recht van de Unie door het bedrag van 3 000 EUR toe te kennen als vergoeding voor een immateriële schade, terwijl het middel ontleend aan schending van artikel 7 van het Ambtenarenstatuut niet alleen niet-ontvankelijk, maar eveneens ongegrond is.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/25


Beroep ingesteld op 6 september 2011 — Spanje/Commissie

(Zaak T-481/11)

2011/C 319/53

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: A. Rubio González)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

bijlage I, deel 2, VI, D, vijfde streepje, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, nietig verklaren en,

de verwerende instelling in de kosten verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van het beginsel van de hiërarchie van de normen

De bestreden verordening schendt artikel 113, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1).

2)

Tweede middel: misbruik van bevoegdheid

De Commissie beoogde met de vaststelling van de bestreden handeling in hoofdzaak andere doelen dan die welke daarin zijn vermeld, aangezien zij is afgeweken van de toepasselijke norm van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE).

3)

Derde middel: schending van de motiveringsplicht

De motivering van de bestreden handeling is onduidelijk en levert grond op voor een beslissing die tegenovergesteld is aan de uiteindelijk vastgestelde handeling.

4)

Vierde middel: schending van het gelijkheidsbeginsel

De bestreden handeling voorziet zonder rechtvaardiging in strengere handelsnormen voor citrusvruchten dan voor de overige soorten groenten en fruit.

5)

Vijfde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

De bestreden handeling voorziet in een strengere etiketteringsverplichting op grond van onjuiste redenen die de uiteindelijk vastgestelde handeling niet kunnen rechtvaardigen.


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 513/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 40), en bij verordening (EU) nr. 1234/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 (PB L 346 van 30.12.2010, blz. 11).


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/26


Beroep ingesteld op 5 september 2011 — Agrucon e.a./Commissie

(Zaak T-482/11)

2011/C 319/54

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Agrupación Española de Fabricantes de Conservas Vegetales (Agrucon) (Madrid, Spanje), Associazione Italiana Industrie Prodotti Alimentari (AIIPA) (Milaan, Italië), Associazione Nazionale degli Industriali delle Conserve Alimentari Vegetali (Anicav) (Napels, Italië), Campil-Agro-Industrial do Campo do Tejo, Lda (Cartaxo, Portugal), Evropaïka Trofima AE (Larissa, Griekenland), FIT — Fomento da Indústria do Tomate, SA (Águas de Moura, Portugal), Konservopoiïa Oporokipeftikon Filippos AE (Veria, Griekenland), Panellinia Enosi Konsepvopoion (Athene, Griekenland), Elliniki Etairia Konservon AE („KYKNOS”) (Nafplion, Griekenland), Anonymos Viomichaniki Etaireia Konservon D. Nomikos (Marousi, Griekenland), Italagro — Indústria de Transformação de Produtos Alimentares, SA (Castanheira do Ribatejo, Portugal), Kopais Anonymi Viomichaniki Kai Emporiki Etairia Trofimon & Poton (Kopais ABEE) (Maroussi, Griekenland), Serraïki Konservopoiïa Oporokipeftikon Serko AE (Serres, Griekenland), Sociedade de Industrialização de Produtos Agrícolas — Sopragol, SA (Mora, Portugal), Sugalidal — Indústrias de Alimentação, SA (Benavente, Portugal), Sutol — Indústrias Alimentares, Lda (Alcácer do Sal, Portugal), Zanae Zýmai Artopoiías Níkoglou AE Viomichanía Empório Trofímon (Thessaloniki, Griekenland) (vertegenwoordigers: J. da Cruz Vilaça, S. Estima Martins en S. Carvalho de Sousa, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 50, lid 3, en 60, lid 7, van verordening nr. 543/2011 (1) van de Commissie nietig verklaren;

de onderhavige zaak en zaak T-454/10 voegen voor de mondelinge behandeling en ter gelijktijdige berechting bij het arrest, of althans voor de mondelinge behandeling; en

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1)

Eerste middel: verordening nr. 543/2011 van de Commissie schendt verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB 2007, L 299, blz. 1), doordat zij

ten onrechte stelt dat investeringen en acties die verband houden met de verwerking van groeten en fruit tot verwerkte groenten en fruit, in aanmerking komen voor steun, en

ten onrechte de activiteiten die geen zogenoemde „verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin” (daarbij gaat het blijkbaar om voorbereidende activiteiten en activiteiten na de verwerking in eigenlijke zin) zijn, heeft meegerekend in de waarde van de afgezette, voor verwerking bestemde productie, aangezien de Integrale-GMO-verordening bepaalt dat de voorschriften inzake producentenorganisaties, met name het toekennen van steun, alleen van toepassing zijn op producten die vallen onder de gemeenschappelijke marktorganisatie voor groenten en fruit.

2)

Tweede middel: door aan producentenorganisaties steun toe te kennen voor industriële werkzaamheden betreffende voor verwerking bestemde groenten en fruit die ook worden uitgevoerd door particuliere ondernemingen, is verordening nr. 543/2011 van de Commissie in strijd met het non-discriminatiebeginsel, dat verbiedt om vergelijkbare situaties verschillend te behandelen, tenzij daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat.

3)

Derde middel: door producentenorganisaties steun toe te kennen voor industriële werkzaamheden betreffende voor verwerking bestemde groeten en fruit die ook worden uitgevoerd door particuliere ondernemingen is verordening nr. 543/2011 van de Commissie in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van een door het gemeenschappelijk landbouwbeleid nagestreefde hypothetische doelstelling inzake verticale integratie van producentenorganisaties.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB 2011, L 157, blz. 1).


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/27


Beroep ingesteld op 8 september 2011 — Skyhawke Technologies/BHIM — British Sky Broadcasting en Sky IP (SKYCADDIE)

(Zaak T-484/11)

2011/C 319/55

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Skyhawke Technologies, LLC (Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: K. Gilbert en M. Blair, solicitors)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partijen voor de kamer van beroep: British Sky Broadcasting Group plc (Isleworth, Verenigd Koninkrijk) en Sky IP International Ltd (Isleworth, Verenigd Koninkrijk)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 28 juni 2011 in zaak R 501/2010-4 te vernietigen, en

verweerder en de andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep te verwijzen in hun eigen kosten alsook in die van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: het woordmerk „SKYCADDIE” voor waren en diensten van de klassen 9, 25, 28 en 41 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 4264685

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerkinschrijving nr. 3203411 van het woordmerk „SKY”, voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 18, 25, 28, 35, 38, 41 en 42; inschrijving nr. 2302176B van het woordmerk „SKY” in het Verenigd Koninkrijk, voor waren en diensten van de klassen 9, 28, 36, 41, 42, 43 en 45; gemeenschapsmerkinschrijving nr. 3166337 van het zwartwitte beeldmerk „SKY”, voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 18, 25, 28, 35, 38, 41 en 42; inschrijving nr. 2044507A van het woordmerk „SKY” in het Verenigd Koninkrijk, voor waren van de klassen 18, 25 en 28; inschrijving nr. 2197682 van het zwartwitte beeldmerk „SKY” in het Verenigd Koninkrijk, voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 18, 25, 28, 35, 38, 41 en 42; het in het Verenigd Koninkrijk bekende merk „SKY”, voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 28, 38 en 41; het niet-ingeschreven Britse merk „SKY”, voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 28, 38 en 41.

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie en afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag in haar geheel

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009, op grond dat de kamer van beroep: (i) ten onrechte niet heeft vastgesteld dat de merken visueel, fonetisch en begripsmatig in voldoende mate verschillen, inzonderheid rekening houdend met de wijze waarop zij de begripsmatige inhoud van de merken heeft beoordeeld, en (ii) het aandachtsniveau van de gemiddelde consument van de betrokken categorie waren niet naar behoren in aanmerking heeft genomen.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/27


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — BP Aromatics/Commissie

(Zaak T-429/07) (1)

2011/C 319/56

Procestaal: Engels

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 37 van 9.2.2008.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/27


Beschikking van het Gerecht van 3 augustus 2011 — Uspaskich/Parlement

(Zaak T-507/10) (1)

2011/C 319/57

Procestaal: Litouws

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 13 van 15.1.2011, rectificatie PB C 72 van 5.3.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/28


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — BFA/Raad

(Zaak T-120/11) (1)

2011/C 319/58

Procestaal: Frans

De president van de Zesde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 130 van 30.4.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/28


Beschikking van het Gerecht van 2 september 2011 — Versus Bank/Raad

(Zaak T-121/11) (1)

2011/C 319/59

Procestaal: Frans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 130 van 30.4.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/28


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Yao N'Dré/Raad

(Zaak T-122/11) (1)

2011/C 319/60

Procestaal: Frans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 130 van 30.4.2011.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/28


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2011 — Seka Yapo e.a./Raad

(Zaak T-192/11) (1)

2011/C 319/61

Procestaal: Frans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 152 van 21.5.2011.


Gerecht voor ambtenarenzaken

29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/29


Beroep ingesteld op 13 juli 2011 — ZZ/Europese Commissie

(Zaak F-67/11)

2011/C 319/62

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van het verzoek van de verzoekende partij betreffende de uitvoering door de verwerende partij van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juni 2010 in zaak F-56/09 en vergoeding van de schade die de verzoekende partij stelt te hebben geleden

Conclusies van de verzoekende partij

het besluit tot afwijzing van het verzoek van 28 februari 2011 nietig verklaren;

voor zover nodig, de nota van 24 juni 2011 nietig verklaren;

vaststellen dat de Europese Commissie onrechtmatig heeft gehandeld door geen maatregelen te treffen ter uitvoering van punt 2 van het dictum van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 9 juni 2010 in zaak F-56/09, waarbij met name wordt verwezen naar de vernietiging van de in dat punt van het dictum genoemde foto’s en naar de mededeling aan verzoeker van informatie over die vernietiging;

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 2 831 EUR ter vergoeding van de schade die hij tot en met de dag van vandaag heeft geleden door het ontbreken van maatregelen ter uitvoering van het arrest van 9 juni 2010, vermeerderd met een jaarlijkse rente van 10 % over dat bedrag en met jaarlijkse kapitalisatie, vanaf morgen en tot en met de dag waarop het bedrag van 2 831 EUR aan verzoeker zal zijn betaald;

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 12 EUR per dag voor elke extra dag dat zij geen maatregelen ter uitvoering van het arrest van 9 juni 2010 treft, vanaf morgen en tot en met de 180e dag na 4 maart 2011, vermeerderd met een jaarlijkse rente van 10 % over dat bedrag van 12 EUR per dag en met jaarlijkse kapitalisatie, vanaf de 181e dag na 4 maart 2011 en tot en met de dag waarop het bedrag van 12 EUR per dag aan verzoeker zal zijn betaald;

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 15 EUR per dag voor elke extra dag dat zij geen maatregelen ter uitvoering van het arrest van 9 juni 2010 treft, vanaf de 181e dag na 4 maart 2011 en tot en met de 270e dag na 4 maart 2011, vermeerderd met een jaarlijkse rente van 10 % over dat bedrag van 15 EUR per dag en met jaarlijkse kapitalisatie, vanaf de 271e dag na 4 maart 2011 en tot en met de dag waarop het bedrag van 15 EUR per dag aan verzoeker zal zijn betaald;

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 18 EUR per dag voor elke extra dag dat zij geen maatregelen ter uitvoering van het arrest van 9 juni 2010 treft, vanaf de 271e dag en tot en met de 360e dag na 4 maart 2011, vermeerderd met een jaarlijkse rente van 10 % over dat bedrag van 18 EUR per dag en met jaarlijkse kapitalisatie, vanaf de 361e dag na 4 maart 2011 en tot en met de dag waarop het bedrag van 18 EUR per dag aan verzoeker zal zijn betaald;

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 25 EUR per dag voor elke extra dag dat zij geen maatregelen ter uitvoering van het arrest van 9 juni 2010 treft, vanaf de 361e dag na 4 maart 2011 en ad infinitum, welk bedrag verzoeker periodiek aan het einde van elke periode van 360 dagen en vanaf de 361e dag na 4 maart 2011 moet worden betaald;

de verwerende partij verwijzen in de kosten van de procedure.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/29


Beroep ingesteld op 1 augustus 2011 — ZZ/Europese Commissie

(Zaak F-76/11)

2011/C 319/63

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: R. Guarino, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van het verzoek van de verzoekende partij om toekenning van de ontheemdingstoelage

Conclusies van de verzoekende partij

het besluit van 29 april 2011 nietig verklaren;

dientengevolge, verklaren dat de verzoekende partij recht heeft op de ontheemdingstoelage voorzien in artikel 4 van bijlage VII bij het Ambtenarenstatuut;

de verwerende partij veroordelen tot betaling van die vergoeding vanaf 16 augustus 2010, de datum van indiensttreding van de verzoekende partij, met betaling van vertragingsrente over elke maand tot aan de daadwerkelijke betaling;

de verwerende partij verwijzen in de kosten.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/30


Beroep ingesteld op 1 augustus 2011 — ZZ/Europese Centrale Bank

(Zaak F-78/11)

2011/C 319/64

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoekers overeenkomst te beëindigen als gevolg van een tuchtprocedure die met een schriftelijke waarschuwing is afgesloten

Conclusies van de verzoekende partij

Verzoeker verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Raad van Bestuur van de ECB van 20 mei 2011, ontvangen op 23 mei 2011, om verzoekers overeenkomst op 31 oktober 2011 te beëindigen, nietig te verklaren;

verzoekers materiële schade vanaf 31 oktober 2011 te vergoeden;

verzoekers immateriële schade welke op 10 000 EUR wordt geschat te vergoeden;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.


29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/30


Beroep ingesteld op 3 augustus 2011 — ZZ/Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie

(Zaak F-80/11)

2011/C 319/65

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal en D. Abreu Caldas, advocaten)

Verwerende partij: Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om de overeenkomst van de verzoekende partij om disciplinaire redenen te beëindigen en betaling van een bedrag ter vergoeding van de materiële en de immateriële schade die de verzoekende partij zou hebben geleden

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van het tot het sluiten van overeenkomsten bevoegd gezag van 11 oktober 2010 om de overeenkomst van de verzoekende partij door middel van een opzegtermijn van twee maanden die op 11 december 2010 afliep, voortijdig te beëindigen;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten alsmede veroordeling tot betaling van een bedrag van 300 000 EUR ter vergoeding van de materiële en de immateriële schade die de verzoekende partij heeft geleden.