ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.310.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 310

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
22 oktober 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 310/01

Aanbeveling van de Commissie van 21 oktober 2011 betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 310/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6392 — GORES/MEXX) ( 1 )

4

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2011/C 310/03

Besluit van de Raad van 20 oktober 2011 houdende benoeming van een adjunct-directeur van Europol

5

2011/C 310/04

Kennisgeving ter attentie van Abdollahi Hamed (alias Mustafa Abdullahi), Arbabsiar Manssor (alias Mansour Arbabsiar), Shahlai Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala'i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla'i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), Shakuri Ali Gholam en Soleimani Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (zie bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1063/2011 van de Raad van 21 oktober 2011)

6

 

Europese Commissie

2011/C 310/05

Wisselkoersen van de euro

8

 

Rekenkamer

2011/C 310/06

Speciaal verslag nr. 9/2011 Waren de e-overheidsprojecten die steun kregen uit het EFRO doeltreffend?

9

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2011/C 310/07

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

10

2011/C 310/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

11

2011/C 310/09

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

12

2011/C 310/10

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

13

 

V   Adviezen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 310/11

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

14

2011/C 310/12

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

17

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Commissie

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 21 oktober 2011

betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief „klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa”

2011/C 310/01

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 181,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De klimaatverandering is een van de grootste actuele uitdagingen: in het Akkoord van Kopenhagen (1) is de 2 °C-doelstelling bevestigd, wordt benadrukt dat de mondiale uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd en wordt opgeroepen tot maatregelen om de effecten van de klimaatverandering te beperken.

(2)

In het aangekondigde 5e evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering (IPCC), dat in 2014 wordt verwacht, zullen nieuwe wetenschappelijke resultaten worden gebundeld en beoordeeld teneinde het klimaatbeleid op een degelijke manier wetenschappelijk te onderbouwen. Daarbij wordt de nadruk gelegd op toekomstige klimaatprognoses, regionale aspecten van de klimaatverandering en de daaraan gekoppelde impact, de beoordeling van de verschillende opties om de klimaatverandering te beperken en op de rol van de verschillende sectoren zoals energie, vervoer, landbouw, industrie.

(3)

In de Europa 2020-strategie wordt duidelijk gemaakt dat de in het verleden door de Europese Unie vastgestelde emissiedoelstellingen moeten worden gehaald en onderstreept dat onze economische veerkracht en onze capaciteit inzake rampenpreventie en -respons moeten worden versterkt om het hoofd te bieden aan de klimaatrisico’s.

(4)

Onderzoek en innovatie staan centraal in de voornoemde beleidsdoelstellingen. Met name betere klimaatprognoses zijn noodzakelijk om te kunnen beoordelen in hoeverre er in de toekomst meer en ernstigere rampen zullen gebeuren. Onderzoek is tevens noodzakelijk om de haalbaarheid, de effecten en de tenuitvoerlegging van de wereldwijde doelstellingen in Europa en daarbuiten te beoordelen en de daarmee samenhangeden regionale effecten te kwantificeren. Een betere kennis is essentieel om te weten op welke manieren we de klimaatverandering kunnen beperken en ons eraan aanpassen en om de potentiële baten, effecten en kosten te vergelijken met een referentiescenario zonder maatregelen.

(5)

De kwetsbaarheid en weerbaarheid van de samenleving en ecosystemen ten aanzien van de klimaatverandering roepen nog heel wat vraagtekens op. In dit verband moeten we een beter inzicht verwerven in de fundamentele processen die aan de basis liggen van het complexe klimaatsysteem om de klimaatverandering beter waar te nemen en de oorzaken ervan te kennen (menselijke vs. natuurlijke invloed) en een onderscheid te maken tussen klimaatverandering en de kwetsbaarheid daarvoor.

(6)

Er is dringend behoefte aan technologieën, concepten en mechanismen om de klimaatverandering te beperken om ervoor te zorgen dat de kooldioxide-uitstoot tegen 2050 drastisch wordt beperkt, onder meer door onderzoek en innovatie naar hernieuwbare energie, CO2-afvang en -opslag, een efficiënt gebruik van energie en grondstoffen, alternatieve brandstoffen, wijzigingen van het landgebruik, duurzame mobiliteit, land- en bosbouw, en een vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen die de menselijke gezondheid en het milieu aantasten.

(7)

Er moeten klimaatdiensten worden ontwikkeld voor de opstelling, beschikbaarheid en toepassing van wetenschappelijk onderbouwde klimaatprognoses. In dit verband moet onderzoek worden gevoerd naar de verbetering en ontwikkeling van observatie-systemen op lange termijn, data-analysen, modellen en voorspellingssystemen voor verschillende tijdshorizonten en ter ondersteuning van succesvolle partnerschappen tussen aanbieders en gebruikers.

(8)

De Raad Concurrentievermogen heeft tijdens zijn vergadering van 26 mei 2010 (2) het thema „klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa” erkend als gebied waarop gezamenlijke programmering een grote meefrwaarde biedt om de versnippering van de onderzoeksinspanningen van de lidstaten terug te dringen. In zijn conclusies verklaarde de Raad dan ook dat een gezamenlijk programmeringsinitiatief over dit onderwerp moet worden opgestart en heeft hij de Commissie verzocht een bijdrage te leveren aan de voorbereiding ervan. De Raad heeft eveneens bevestigd dat gezamenlijke programmering een door de lidstaten geleid proces is, waarbij de Commissie als facilitator fungeert. De in het werkdocument van de Commissie opgenomen analyse van de nationale onderzoeksactiviteiten bevestigt dat er behoefte is aan een betere coördinatie om de doeltreffendheid en het effect van het onderzoek te vergroten en dat de synergieën met de op EU-niveau uitgevoerde activiteiten moeten worden benut door een gemeenschappelijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen.

(9)

Klimaat- en klimaatgerelateerd onderzoek is een belangrijk onderdeel van het kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek, dat een zeer strategische rol vervult ter ondersteuning van de besluitvorming van de Europese Unie, rekening houdend met de wereldwijde dimensie van de klimaatverandering. De activiteiten in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief moeten nauw worden afgestemd met het 7e EU-kaderprogramma en toekomstige programma’s van de Unie op dit gebied, met name het Kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en ontwikkeling.

(10)

Gezamenlijke programmering van onderzoek inzake de koppeling van kennis over de klimaatverandering zal bijdragen tot de coördinatie van het onderzoek op dit gebied en tot een volledig operationele Europese onderzoeksruimte op het gebied van klimaatverandering, die het Europese leiderschap en het concurrentievermogen van het onderzoek op dat gebied versterkt.

(11)

Om de in deze aanbeveling geformuleerde doelstellingen te realiseren moeten de lidstaten samenwerken met de Commissie bij de verkenning van mogelijke initiatieven van de Commissie om de lidstaten te helpen bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van de strategische onderzoeksagenda.

(12)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad kan rapporteren over de bij de verschillende programmeringsinitiatieven geboekte voortgang, moeten de lidstaten regelmatig aan de Commissie rapporteren over de voortgang die in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is gemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten worden aangespoord om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de wijze waarop samenwerking en coördinatie op het gebied van onderzoek op EU-niveau kunnen bijdragen tot de doelstellingen inzake de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering door een samenwerking tussen wetenschap, beleid, economie en de samenleving. Er moet worden gestreefd naar een volledige betrokkenheid van de lidstaten en met name de lidstaten waar men de grootste impact van de klimaatverandering verwacht.

2.

De lidstaten worden aangespoord om een operationele gezamenlijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld op het gebied van klimaatverandering. Die agenda dient een uitvoeringsplan te omvatten waarin de prioriteiten en tijdschema’s zijn vastgesteld en de maatregelen, instrumenten en middelen die hiervoor nodig zijn, worden vermeld.

3.

De lidstaten worden gestimuleerd de volgende acties op te nemen in de operationele strategische onderzoeksagenda en in het uitvoeringsplan:

a)

intensievere uitwisseling van informatie over relevante regionale en nationale programma’s en onderzoeksactiviteiten en door de Europese Unie gecoördineerde onderzoeksprogramma’s, ook om het overzicht van het Europees onderzoek op dit gebied regelmatig te actualiseren;

b)

uitwisselen van informatie, middelen, beste praktijken, methoden en richtsnoeren;

c)

vaststellen van gebieden of onderzoeksactiviteiten die baat kunnen hebben bij samenwerking, gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen of het bundelen van middelen;

d)

vaststelling van procedures voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek op de onder c) vastgestelde gebieden;

e)

waarborgen van de coördinatie en de ontwikkeling van synergieën met de bestaande onderzoeks- en innovatieprogramma’s in de Europese Unie, bv. het kaderprogramma, met inbegrip van pre-operationele acties inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), het klimaat- en klimaatgerelateerd onderzoek door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)/de klimaatkennis- en innovatiegemeenschappen (KIG); via het cohesiebeleid gestimuleerde onderzoeksactiviteiten, andere verwante gezamenlijke programmeringsinitiatieven, alsmede met het door de Commissie en het Europees Milieuagentschap beheerde clearinghouse van de Europese Unie inzake aanpassing. Er moeten sterke koppelingen worden ontwikkeld op relevante klimaatveranderingsgebieden die niet specifiek in het huidige GPI aan bod komen, met name voor de ontwikkeling en mildering van aanpassingsopties, alsook de risico’s en potenties van klimaatmaatregelen;

f)

zo mogelijk het delen van bestaande onderzoeksinfrastructuur, of het opzetten van nieuwe faciliteiten, zoals gecoördineerde databanken of het opstellen van modellen voor onderzoek naar klimaatveranderingsprocessen en effecten;

g)

stimuleren van betere samenwerking tussen de particuliere en de overheidssector, gekoppeld aan een open innovatie van verschillende onderzoeksactiviteiten en bedrijfstakken die verband houden met de klimaatverandering en er de gevolgen van ondervinden;

h)

export en verspreiding van de kennis, innovatie en interdisciplinaire methodieken; met name inzake voor het beleid relevante resultaten;

i)

passende wetenschappelijke informatie aanreiken voor de besluitvorming in de lidstaten en de Europese Unie;

j)

zorgen voor een goede uitwisseling van informatie met relevante internationale programma’s;

k)

netwerken opzetten tussen specifieke centra voor klimaatonderzoek, met inbegrip van centra buiten de Europese Onderzoeksruimte;

l)

versterking van de gezamenlijke capaciteit voor prognoses.

4.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke beheersstructuur op het gebied van klimaatverandering te handhaven en verder te ontwikkelen, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

5.

De lidstaten worden aangespoord gezamenlijk de strategische onderzoeksagenda uit te voeren, via hun nationale onderzoeksprogramma’s of andere nationale onderzoeksactiviteiten, in overeenstemming met de richtsnoeren voor randvoorwaarden voor gezamenlijke programmering van de Groep op hoog niveau van de Raad voor gezamenlijke programmering (3).

6.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om na te gaan welke initiatieven de Commissie kan nemen om de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda, en om de gezamenlijke programma’s op dit gebied met andere EU-initiatieven te coördineren.

7.

De lidstaten worden aangespoord intensief overleg te plegen met het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIC) bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de internationale dimensie van de strategische onderzoeksagenda en om de samenhang met de initiatieven van het SFIC te waarborgen ten aanzien van derde landen.

8.

De lidstaten worden aangespoord om bij de Commissie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang met betrekking tot dit GPI middels voortgangsverslagen.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor de Commissie

Máire GEOGHEGAN-QUINN

Lid van de Commissie


(1)  UNFCCC (2009) Rapport van de Conferentie van de Partijen van de 15e vergadering in Kopenhagen van 7 tot 19 december 2009.

(2)  10246/10.

(3)  http://ec.europa.eu/research/era/docs/en/voluntary_guidelines.pdf


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/4


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6392 — GORES/MEXX)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 310/02

Op 17 oktober 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6392. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 oktober 2011

houdende benoeming van een adjunct-directeur van Europol

2011/C 310/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Besluit van de Raad tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (1), met name artikel 38,

Handelend als het gezag dat bevoegd is tot aanstelling van de adjunct-directeuren van Europol,

Gezien het advies van de raad van bestuur,

Gezien het personeelsplan van Europol voor 2010-2012, met name punt 1.1.(C), alsmede het personeelsbeleidsplan van Europol voor 2011-2013, met name punt 1.2.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de ontslagaanvraag van een adjunct-directeur van Europol, waarin de Raad heeft bewilligd (2), dient een adjunct-directeur te worden benoemd.

(2)

In het besluit van de raad van bestuur van Europol houdende vaststelling van de regels inzake de selectie, de verlenging van de ambtsperiode en het ontslag van de directeur en de adjunct-directeuren van Europol (3), zijn bijzondere bepalingen vastgesteld betreffende de selectie-procedures voor de directeur of een adjunct-directeur van Europol.

(3)

De raad van bestuur heeft de Raad een eerste selectie van geschikte kandidaten voorgelegd, samen met het volledige sollicitatiedossier van elk van deze kandidaten en de volledige lijst van alle in aanmerking komende kandidaten.

(4)

Op basis van alle door de raad van bestuur verstrekte informatie ter zake wenst de Raad de kandidaat te benoemen die volgens hem voldoet aan alle eisen voor het bekleden van de vacante post van adjunct-directeur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Oldrich MARTINŮ wordt benoemd tot adjunct-directeur van Europol van 1 november 2011 tot en met 31 oktober 2015 in rang AD 13, salaristrap 1.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 20 oktober 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SAWICKI


(1)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(2)  9425/11 ENFOPOL 126.

(3)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 3.


22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/6


Kennisgeving ter attentie van Abdollahi Hamed (alias Mustafa Abdullahi), Arbabsiar Manssor (alias Mansour Arbabsiar), Shahlai Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala'i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla'i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), Shakuri Ali Gholam en Soleimani Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

(zie bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1063/2011 van de Raad van 21 oktober 2011)

2011/C 310/04

Onderstaande informatie wordt ter kennis gebracht van ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala'i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla'i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), SHAKURI Ali Gholam en SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), opgenomen op de lijst in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1063/2011 van de Raad van 21 oktober 2011 (1).

De Raad heeft besloten bovengenoemde personen op te nemen op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001.

Verordening (EG) nr. 2580/2001 van 27 december 2001 voorziet in het bevriezen van alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen van de betrokken personen, groepen en entiteiten en bepaalt dat geen tegoeden, andere financiële activa en economische middelen direct of indirect aan hen ter beschikking mogen worden gesteld.

De betrokken personen kunnen de Raad verzoeken zijn motivering voor hun plaatsing op de bovengenoemde lijst aan hen mede te delen; dat verzoek dient te worden gericht aan het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal (t.a.v. CP 931 designations)

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

of per fax op nummer +32 22815375.

Dergelijke verzoeken moeten binnen drie weken na de bekendmaking van deze kennisgeving worden ingediend.

De betrokken personen kunnen te allen tijde onder overlegging van eventuele bewijsstukken de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen; dat verzoek dient aan bovengenoemd adres te worden gericht. Dergelijke verzoeken zullen worden behandeld wanneer zij worden ontvangen.

De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij tot de bevoegde instanties van de lidstaat of lidstaten in kwestie, vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2580/2001, een verzoek kunnen richten om een machtiging te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor essentiële behoeften of specifieke betalingen (zie artikel 5 van de verordening). Op de hierna genoemde website staat een bijgewerkte lijst van de bevoegde instanties:

http://ec.europa.eu/comm/external_relations/cfsp/sanctions/measures.htm

Tot slot worden de betrokkenen er ook op geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden in artikel 275, tweede alinea en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 277 van 22.10.2011, blz. 1.


Europese Commissie

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/8


Wisselkoersen van de euro (1)

21 oktober 2011

2011/C 310/05

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3798

JPY

Japanse yen

105,82

DKK

Deense kroon

7,4456

GBP

Pond sterling

0,86775

SEK

Zweedse kroon

9,1031

CHF

Zwitserse frank

1,2307

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7060

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,993

HUF

Hongaarse forint

298,46

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7053

PLN

Poolse zloty

4,3935

RON

Roemeense leu

4,3304

TRY

Turkse lira

2,5513

AUD

Australische dollar

1,3401

CAD

Canadese dollar

1,3957

HKD

Hongkongse dollar

10,7353

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7304

SGD

Singaporese dollar

1,7577

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 584,02

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,2490

CNY

Chinese yuan renminbi

8,8120

HRK

Kroatische kuna

7,4775

IDR

Indonesische roepia

12 228,04

MYR

Maleisische ringgit

4,3390

PHP

Filipijnse peso

59,959

RUB

Russische roebel

43,0250

THB

Thaise baht

42,760

BRL

Braziliaanse real

2,4638

MXN

Mexicaanse peso

18,9171

INR

Indiase roepie

69,0240


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/9


Speciaal verslag nr. 9/2011 „Waren de e-overheidsprojecten die steun kregen uit het EFRO doeltreffend?”

2011/C 310/06

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat haar Speciaal verslag nr. 9/2011 „Waren de e-overheidsprojecten die steun kregen uit het EFRO doeltreffend?” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://www.eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Eenheid „Controle: productie van verslagen”

12, rue Alcide de Gasperi

1615 Luxembourg

LUXEMBOURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: euraud@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU-Bookshop.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/10


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 310/07

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

11.5.2011

Duur

11.5.2011-31.12.2011

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep van bestanden

WHB/1X14

Soort

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

Gebied

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

887265

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/11


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 310/08

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

18.7.2011

Duur

18.7.2011-31.12.2011

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep van bestanden

RNG/8X14-

Soort

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

Gebied

Uniale wateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

887089

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/12


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 310/09

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

18.7.2011

Duur

18.7.2011-31.12.2011

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep van bestanden

RNG/5B67-

Soort

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

Gebied

Uniale wateren en internationale wateren van Vb, VI, VII

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

887083

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/13


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 310/10

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

6.9.2011

Duur

6.9.2011-31.12.2011

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep van bestanden

JAX/2A-14

Soort

Horsmakreel en bijvangsten (Trachurus spp.)

Gebied

EU-wateren van IIa, IVa; VI, VIIa-c,VIIe-k, VIIIa, b, d en e; EU wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

1008695

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


V Adviezen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/14


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 310/11

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

WIJZIGINGSAANVRAAG

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

„THÜRINGER ROSTBRATWURST”

EG-nummer: DE-PGI-0105-0223-09.02.2011

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft:

Naam van het product

Image

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van de oorsprong:

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Nationale eisen

Overige (nader aan te geven)

2.   Aard van de wijziging(en):

Image

Wijziging van het enig document of de samenvatting

Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en ook geen samenvatting is bekendgemaakt

Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enig document nodig is (artikel 9, lid 3,van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3.   Wijziging(en):

Aangevraagde wijzigingen:

3.1.   Beschrijving van het product:

De zin „Ten minste 51 % van de gebruikte grondstof moet van oorsprong uit de regio Thüringen zijn” wordt geschrapt.

Motivatie:

De band van de grondstoffen met het productiegebied is niet meer verplicht. De kenmerken van het product of het aanzien dat het geniet, zijn niet afhankelijk van het feit dat een gedeelte van de grondstoffen van oorsprong uit het productiegebied is.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„THÜRINGER ROSTBRATWURST”

EG-nummer: DE-PGI-0105-0223-09.02.2011

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Thüringer Rostbratwurst”

2.   Lidstaat of derde land:

Duitsland

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.2.

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

Deze middelgrove grillworst in een nauwe natuurdarm (varkensdarm of schapensnaar) is minstens 15-20 cm lang, wordt rauw of gekookt aangeboden en heeft een pittige smaak; gewicht 100-150 g;

Samenstelling

gedeeltelijk ontvet varkensvlees, varkenswangen zonder zwoerd, eventueel kalfs- of rundvlees voor het worstdeeg, geen toevoeging van nitriet; de kruidenmengsels variëren naar gelang van de overgeleverde receptuur of de plaatselijke bereidingswijze; naast zout en peper worden meer in het bijzonder komijn, marjolein en knoflook bijgemengd. Vetgehalte: 20 % (± 5 %)

Analysewaarden

collageenvrij vleeseiwit: minstens 8,5 %; collageenvrij eiwit in het vleeseiwit: minstens 65 % vol. (histometrisch) of 75 % (chemisch).

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De volledige productie van de Rostbratwurst vindt plaats in het afgebakende geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied.:

Deelstaat Thüringen

5.   Verband:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De vervaardiging van Thüringer Rostbratwurst is een eeuwenoude traditie. Zij is voor het eerst gedocumenteerd in 1404. In het staatsarchief van Rudolstadt is een afrekening uit het nonnenklooster van Arnstadt bewaard, waarin onder andere sprake is van „darme czu bratwurstin” (Braadworstdarmen). Het oudste bekende recept is in het staatsarchief van Weimar te vinden. Het is afkomstig uit de „Ordnung für das Fleischerhandwerk zu Weimar, Jena und Buttstädt” van 2 juli 1613. Een ander recept is aangetroffen in het „Thüringisch-Erfurtische Kochbuch” van 1797. Tegenwoordig maakt Thüringer Rostbratwurst deel uit van het assortiment van nagenoeg alle vlees- en worstfabrikanten in Thüringen en zijn ze overal in Thüringen aan speciale worstkramen verkrijgbaar. De benaming heeft steeds borg gestaan voor de herkomst van het product, want ook in de voormalige DDR werd ze slechts als echte geografische herkomstbenaming gebruikt.

5.2.   Specificiteit van het product:

Thüringer Rostbratwurst is een product met een eeuwenoude traditie. De worst werd reeds door Martin Luther en Goethe en in 1669 in de „Simplizissimus” van Grimmelshausen geprezen. Dankzij zijn unieke, lekkere smaak geniet Thüringer Rostbratwurst ook vandaag nog in Duitsland en daarbuiten een goede faam en grote waardering.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

Zijn aanzien dankt de Thüringer Rotbratwurst aan de vaardigheden en de ervaring van de Thuringse slagers en aan de overgeleverde recepten.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

Markenblatt Heft 33 van 20 augustus 2010, deel 7a-bb, blz. 14729

http://register.dpma.de/DPMAregister/geo/detail.pdfdownload/14402


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/17


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 310/12

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„SZŐREGI RÓZSATŐ”

EG-nummer: HU-PGI-0005-0389-21.10.2004

BOB ( ) BGA ( X )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Vidékfejlesztési Minisztérium

Élelmiszer-feldolgozási Főosztály

Adres:

Budapest

Kossuth Lajos tér 11.

1055

MAGYARORSZÁG/HUNGARY

Tel.

+36 17952000

Fax

+36 17950096

E-mail:

efef@vm.gov.hu

Agnes.Komari@vm.gov.hu

2.   Groepering:

Naam:

Szőregi Virág-Dísznövény Áfész

Adres:

Szeged-Szőreg

Hősök tere 5.

6771

MAGYARORSZÁG/HUNGARY

Tel.

+36 62406606

Fax

+36 62405138

E-mail:

szoreg.rozsa@vnet.hu

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 3.5.

Bloemen en sierplanten

4.   Productdossier:

(samenvatting van de bij artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam:

„Szőregi rózsatő”

4.2.   Beschrijving:

De veredelde roos met blote wortel die in de handel gebracht wordt, bestaat uit een onderstam en een daarop geënte veredelde cultivar. De volgende variëteiten worden als onderstam gebruikt: Laxa, Polmeriana, Schmid’s Ideal, Inermis, Multiflora en Superbe. De onderstam moet de volgende eigenschappen bezitten: hij moet temperaturen tot – 30 °C kunnen verdragen zonder schade op te lopen; hij moet resistent zijn tegen ziekten (in de eerste plaats tegen rozenroest, sterroetdauw en meeldauw); hij moet tegen droogte en vochtigheid kunnen; hij moet een gezonde groei vertonen (zich sterk, gezond en snel ontwikkelen); hij moet kalk kunnen verdragen (met uitzondering van Multiflora); de voorplanting moet eenvoudig zijn (het is van belang dat de zaden snel ontkiemen zonder te hoeven liggen).

Voor de productie van „Szőregi rózsatő” worden de volgende cultivargroepen van rozen gebruikt: rozen voor tuin en perk, theehybriden, polyantha-rozen, floribunda-rozen, klimrozen, miniatuurrozen en bodembedekkende rozen. Enten van deze groepen kunnen ook op de eigen stam geënt worden (met uitzondering van floribunda-rozen). De enthoogte varieert tussen 40 en 140 cm.

De eigenschappen van de beschermde geografische aanduiding „Szőregi rózsatő” vallen onder categorie A of B:

Categorie A: hiertoe behoren veredelde rozen met blote wortel die zich vertakken vanuit een ent waaruit zich, in het geval van een veredelde roos, ten minste twee takken ontwikkelen; de derde tak ontspruit binnen een afstand van 5 cm vanaf de ent; de totale doorsnede van de takken is 24 mm, en elke tak heeft een minimale doorsnede van 6 mm. Voor veredelde klimrozen met blote wortel geldt een minimale taklengte van 40 cm, voor miniatuurrozen met blote wortel is dit 20 cm, en voor rozen uit de overige groepen (tuin- en perkrozen, theehybriden, polyantha-rozen, floribunda-rozen en bodembedekkende cultivar groepen van rozen) is dit 30 cm. Voor alle groepen geldt dat de hoofdwortel zich sterk moet vertakken binnen 10 cm. De wortel moet ten minste 20 cm lang zijn.

Categorie B: hiertoe behoren veredelde rozen met blote wortel die zich vertakken vanuit een ent waaruit zich, in het geval van een veredelde roos, ten minste twee takken ontwikkelen; de totale doorsnede van de takken is ten minste 16 mm, en elke tak heeft een minimale doorsnede van 6 mm. Als de doorsnede van de twee takken kleiner is dan 16 mm, dan moet er binnen 5 cm een derde tak ontspruiten met een minimale doorsnede van 6 mm.

Al deze groepen (met uitzondering van veredelde klimrozen met blote wortel) kunnen op hun eigen stam geënt worden. De enthoogte varieert tussen 40 en 140 cm. Uit één ent moeten minstens drie takken ontstaan, en elke tak moet minimaal een doorsnede hebben van 6 mm.

4.3.   Geografisch gebied:

De veredelde blote-wortelroos met de beschermde geografische aanduiding „Szőregi rózsatő” wordt geproduceerd binnen de administratieve grenzen van de volgende plaatsen in de regio Csongrád County: Szeged-Szőreg, Szeged-Mihálytelek, Szeged-Gyálarét, Algyő, Deszk, Újszentiván, Kübekháza en Tiszasziget.

4.4.   Bewijs van de oorsprong:

De producent houdt een register bij dat door de bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd en gecertificeerd en dat volgens de officiële regels wordt bijgehouden. Het register bevat de volgende gegevens: het topografische nummer van het gebied, het aantal geplante onderstammen, hun variëteit en oorsprong; een plattegrond van de beplanting; het entschema en de toepassing ervan; het aantal geënte exemplaren per variëteit; het aantal eindproducten en de kwaliteitsspreiding ervan alsmede het aantal exemplaren dat per variëteit is verkocht, de ontvanger (of koper), het nummer van de overeenkomst die met de koper is gesloten, het nummer van de producent en de plantcode. Bij het in de handel brengen van de veredelde roos met blote wortel onder de productnaam „Szőregi rózsatő” maakt de Szõregi Virág-Dísznövény Áfész gebruik van een uniform geautomatiseerd registratiesysteem dat een consistente kwaliteit garandeert. Na ontvangst (levering) van de telers worden de veredelde rooscultivars in de handel gebracht onder dezelfde productnaam, dezelfde variëteitnaam en dezelfde afbeelding.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product:

De eerste stap in de procedure is het verkrijgen en produceren van de onderstam. Wanneer de telers besluiten de onderstammen te produceren, dan moet het zaad worden gezaaid in ofwel de herfst ofwel de lente, al naar gelang de koude behandeling op kunstmatige of natuurlijke wijze plaatsvindt. De zaailingen worden in de late herfst uitgegraven. Nadat de zaailingen zijn uitgegraven, worden ze geselecteerd en gebundeld op dikte van de wortelhals. Het is mogelijk om zaailingen in deze fase van de procedure aan te schaffen (voor telers die niet hun eigen onderstammen produceren). Vervolgens worden de bundels — ongeacht of de telers ze zelf hebben geproduceerd dan wel ze hebben gekocht — onder een hoek in geulen geplaatst en zorgvuldig met aarde bedekt, zodat de takken gelijkmatig en overal voor driekwart bedekt zijn.

De volgende stap in de procedure is het gereedmaken van de aarde voor beplanting. De grond van de Tisza-Maros is zeer geschikt voor de rozenteelt. Toch moet men erop letten dat de grond waarin de onderstammen terechtkomen rijk is aan voedingsstoffen en vrij van onkruid. Bij de rozenteelt is wisselteelt noodzakelijk. Aan de rozen gaat een oogst van granen en hooi vooraf. Na het oogsten van het graan en het hooi wordt in de herfst gewasbescherming toegepast en wordt de grond diep omgeploegd (30-40 cm) met behulp van een schijfploeg of landbouwfrees.

Het planten vindt midden februari en begin maart plaats. De onderstammen worden geplant in orde van grootte, beginnend met de dikste en eindigend met de dunste. De onderstammen moeten gereed worden gemaakt voor het planten: de wortels worden afgesneden op een lengte van 17 cm en de takken worden gesnoeid tot 10 cm. Handmatig planten is kenmerkend, maar planten met de machine kan ook. De rijen liggen 80-90 cm van elkaar en de afstand tussen de rozen is 12-14 cm. Na het planten worden de ruggen gemaakt. De plantdiepte is erg belangrijk: de hals van de zaailing dient 2-3 cm boven de grond uit te steken, zodat het enten gemakkelijk verloopt.

De planten moeten verzorgd en beschermd worden gedurende de gehele productiecyclus. Door bodembewerking verdwijnen onkruid en plagen. De rozen krijgen meer weerstand dankzij een toevoer van voedingsstoffen; hiervoor kan kunstmest of eventueel organische koeienmest worden gebruikt. Wisselteelt helpt de verspreiding van bepaalde plagen te voorkomen. Rond de onderstammen moet regelmatig onkruid worden gewied; dit gebeurt met behulp van mechanische rotivators of door te ploegen en met de hand te schoffelen. Dit zorgt er meteen voor dat de grond goed wordt doorgelucht. Dit moet 4-6 keer per jaar herhaald worden. De planten dienen regelmatig te worden bespoten om ze te beschermen tegen schimmelziekten en plagen. Ook irrigatie is belangrijk; dit hangt echter af van het weer.

Het enten, dat na het planten plaatsvindt, duurt van half juli tot begin september. Bij rozen wordt enten met slapend oog toegepast. Het enten vindt in drie afzonderlijke stappen plaats: opening maken in de onderstam, enten en inwikkelen. De knoppen moeten afkomstig zijn van veredelde, bescheiden bloeiende rooscultivars die het voorgaande jaar geënt zijn.

De eerste taak na het enten is om in de winter gecombineerde mest over de onderstammen uit te strooien. De lentetaken met betrekking tot de rozen beginnen in het tweede jaar, wanneer de rozen gesnoeid worden. De onderstam wordt dan boven de knop afgeknipt met een scherpe schaar. De uitloper tussen de scheuten moet worden verwijderd. De enten moeten worden ingekort nadat ze 5-10 cm zijn gegroeid, zodat de roos voller kan worden. Tot de lente- en zomertaken rond de veredelde roos behoren ook het regelmatig mechanisch onkruid wieden, het met de hand schoffelen en spuiten. In de zomer worden van de zo gecreëerde rozen de enttakken verzameld die nodig zijn voor het enten van de onderstammen.

In de herfst worden de rozen uitgegraven. Oktober is de beste maand voor het plukken van de rozen. Voordat ze worden uitgegraven, moeten de rozen gesnoeid worden op een hoogte van 40 cm. Bij het plukken moeten van de rozen, die geploegd en gedraaid zijn met behulp van een schudtrekker, de bladeren en uitlopers worden verwijderd; ook moeten de rozen gesorteerd en gebundeld worden en voorzien worden van een etiket. Na het sorteren en bundelen moeten de rozen zo snel mogelijk worden vervoerd naar een koele plaats en beschermd worden tegen uitdrogen. Het meest geschikt voor de opslag zijn koelruimtes met een temperatuur tussen 0 en 2 °C in zowel zomer als winter.

Het basismateriaal voor de verpakking is een mengsel van turf en houtschaafsel in de juiste verhouding (50:50), bijeengehouden door polyester of papier. Dit laatste kan worden geplant samen met de papierrol, die in de aarde uiteenvalt. De verpakking moet ervoor zorgen dat de wortels van de rozen niet uitdrogen of beschadigd raken door machines. Rozen van dezelfde kwaliteitsklasse worden gebundeld in bossen van 10 en vervolgens wordt een etiket aan de bundel bevestigd. De zo ontstane bossen van 10 worden vervolgens weer gebundeld in groepen van vijf.

4.6.   Verband:

De „Szőregi rózsatő” heeft zijn bijzondere kwaliteit deels te danken aan een meer dan honderd jaar oude traditie, en deels aan het uitstekende klimaat en de uitstekende geografische ligging van het gebied.

Historisch verband: Het telen van rozen en verkopen van geënte onderstammen en snijbloemen in de regio Szeged-Szőreg is tegen het einde van de 19e eeuw begonnen in Új-Szeged. De geschiedenis van de rozenteelt in Szőreg hangt samen met de productietradities in Szeged en Új-Szeged en met de ontwikkeling van tuinen. De jonge entmeesters die afstudeerden aan de kwekerijen van Szeged vestigden zich in Szőreg, en tuinierden daarnaast voor zichzelf op hun kleine stukjes land van 400-800 négyszögöl (1 440-2 880 m2). Ze richtten een kwekerij op en verkochten het grootste deel van de tijd de geënte onderstammen, naast de bestellingen die zij kregen van de kwekerij van Szeged, waar zij in dienst waren. Begin twintigste eeuw ontstond in Szőreg een nieuwe bedrijfstak, waarvan de pioniers zonder uitzondering arme, landloze pachtboeren en dagloners waren. Omdat zij veel praktijkervaring hadden, konden de kleine tuinders van Szőreg hun werk perfectioneren en vertrokken zij, nadat hun eigen entwerk thuis klaar was, naar verafgelegen plaatsen om daar te enten. Szőreg werd zo beroemd vanwege hun werk. Deze kleine groep gaf les aan de huidige groep tuinders. De rozenteelt van Szőreg’s beleefde zijn grootste bloei in 1927.

De kleine kwekerijeigenaren waren afhankelijk van elkaar. Om de problemen met de verkoop van hun rozen het hoofd te bieden richtten zij in 1936 hun eerste coöperatie op. In 1938 besloeg het oppervlak van de kwekerijen in de Szeged-Szőreg in totaal 350 kh (2), en maakten de telers 1 250 000 enten. Het oppervlak van de overige kwekerijen in het land besloeg 850 Hongaarse acres, die 2 040 000 enten opleverden. De kwekerijen van Szeged-Szőreg waren in de beginjaren van de 20e eeuw al begonnen met de export van rozen. Tussen 1929 en 1931 was gemiddeld 63,6 % van de kwekerij-export van het hele land (d.w.z. 587 000 enten) afkomstig van de kwekerijen van Szeged-Szőreg, wat aangeeft dat deze kleine kwekerijen enten van de hoogste kwaliteit teelden.

98 % van de in Hongarije geteelde rozen groeit in Szőreg en omgeving, de enige toonaangevende rozenteeltregio in Hongarije. Ook in het buitenland heeft de „Szőregi rózsatő” een goede naam en wordt hij erg gewaardeerd, getuige het feit dat het merendeel (ruim driekwart) van de jaarlijks geteelde 4-5 miljoen veredelde rozen met blote wortel geëxporteerd wordt.

Natuurlijke factoren: Naast de teelttradities verbinden ook de uitstekende milieucondities de roos aan Szőreg. Drie milieucondities zijn noodzakelijk om kwalitatief goede, winterharde en sterke rozen te verkrijgen: een kwalitatief goede bodem die rijk is aan voedingsstoffen, de juiste watertoevoer en voldoende zonlicht.

De regio waar de „Szőregi rózsatő” groeit, is gelegen in een voormalig overstromingsgebied waar de rivieren Tisza en Maros samenkomen. Het matig compacte leem dat zich hier heeft ontwikkeld, en dat rijk is aan humus en een goede afwateringscapaciteit heeft, zorgt samen met de aangeslibde, alluviale grond voor een zich sterk vertakkende onderstam die meer wortelharen bevat dan het geval is bij veredelde rozen met blote wortel die in andere bodemtypen groeien. Dankzij de goede afwateringscapaciteit blijft het water niet in de bodem staan en dankzij de losse en luchtige structuur van de grond is er genoeg zuurstof aanwezig zodat de wortel zich goed kan ontwikkelen. De sterk vertakkende onderstam zorgt voor een betere opname van voedingsstoffen en het veredelde deel groeit beter, ontwikkelt zich goed en krijgt meer takken, scheuten en bloemen dan planten die verbouwd worden in bodems met andere kenmerken. De veredelde roos met blote wortel die bedoeld is om op de markt te brengen is dan ook veel beter bestand tegen ziekten en vorst en zal ook haar kwaliteit behouden in andere typen bodem. De nabijheid van de rivieren Tisza en Maros zorgt bovendien voor een optimale relatieve vochtigheid voor de rozenteelt en maakt irrigatie mogelijk.

Een van de belangrijkste milieucondities voor de rozenteelt is licht, omdat licht de energie geeft die nodig is voor fotosynthese. Naast het aantal uren zonlicht hebben ook de lengte van de dag, de lichtsterkte en de lichtenergie een grote invloed op de kwaliteit van „Szőregi rózsatő”. De groeiregio van de Szőreg-roos kent warmere zomers en meer zonlicht dan alle overige regio's in het land. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 11,5 °C; tijdens het groeiseizoen is dit 18 °C. Het aantal uren zonlicht in de regio bedraagt meer dan 2 100 en dat is meer dan het gemiddelde van de noordelijker gelegen regio's. Het groeiseizoen begint eerder in de lente en duurt tot later in de herfst, en de vegetatieve periode duurt langer, zodat de planten in totaal meer zonlicht en warmte krijgen dan in de meer noordelijk gelegen gebieden. Dit leidt tot een robuuste groei. De veredelde rozen met blote wortel komen goed door de herfst en produceren een volle, niet al te houtige bos takken met mooi ontwikkelde, gezonde knoppen. Dankzij de aanzienlijke voedselreserves die in de winterharde takken zijn opgeslagen, kunnen in de herfst geoogste rooscultivars langdurig worden bewaard en schieten ze wortel wanneer ze in de jaren daarna worden geplant. De weerstand tegen vorst is groter doordat hete zomers in het Szőreg-gebied niet zelden worden gevolgd door strenge winters; de planten bouwen dan voldoende weerstand op voor de rest van hun leven. De „Szőregi rózsatő” zal na het planten dus zeker wortelschieten.

Menselijke factoren, deskundigheid: De productie van de „Szőregi rózsatő” gaat terug tot meer dan een eeuw geleden en kent tradities die uniek zijn in het land. De uitzonderlijk arbeids- en vaardigheidsintensieve teelt van de veredelde roos met blote wortel vindt meestal plaats op landbouwbedrijven die generaties lang in familiebezit zijn. De kennis en vaardigheden die in de regio worden ontwikkeld, worden van generatie op generatie doorgegeven. Hiertoe behoren de tradities van de rozenteelt, technieken van het handmatig enten en behendigheid.

Samenvattend kan men stellen dat de regio van de Tisza-Maros, met zijn continentale klimaat, zijn bodem die rijk is aan voedingsstoffen en bestaat uit een uitstekend geïrrigeerde leemachtige en alluviale grond met een losse structuur, en zijn blootstelling aan zonlicht, zeer geschikt is voor de teelt van de „Szőregi rózsatő”. Dankzij de uitzonderlijke natuurlijke omstandigheden en de specialistische kennis en ervaring die van vader op zoon wordt doorgegeven, blijven de specifieke eigenschappen van de „Szőregi rózsatő” in elk denkbaar klimaat behouden.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal Központ

Élelmiszer- és Takarmánybiztonsági Igazgatóság

Adres:

Budapest

Kisrókus u. 15/A.

1024

MAGYARORSZÁG/HUNGARY

Tel.

+36 13369115

Fax

+36 13369011

E-mail:

menyhertt@mgszh.gov.hu

4.8.   Etikettering:

Op het etiket staat de tekst: „Szőregi rózsatő”, met daarbij de volgende afbeelding:

Image

Na opname in het EU-register moeten de benaming „beschermde geografische aanduiding” en het bijbehorende EU-symbool eveneens op het etiket komen te staan.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  Een kadastrale acre is een archaïsche term voor een maat die gelijk is aan 1 600négyszögöl, d.w.z. 0,5755 hectare ofwel 5 755 m2.