ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.304.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 304

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
15 oktober 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 304/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6330 — Ugitour/Caisse des Dépôts et Consignations/Sogecap/Portefeuille Immobilier) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 304/02

Wisselkoersen van de euro

2

2011/C 304/03

Besluit van de Commissie van 14 oktober 2011 betreffende de oprichting van de groep van nationale kolendeskundigen (NCE)

3

2011/C 304/04

Mededeling van de Commissie in het kader van Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)  ( 1 )

5

 

Europese Dienst voor extern optreden

2011/C 304/05

Besluit van de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 15 juni 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de Europese dienst voor Extern Optreden

7

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2011/C 304/06

Door Hongarije meegedeelde informatie betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad

12

2011/C 304/07

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

12

2011/C 304/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

13

2011/C 304/09

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

14

 

V   Adviezen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 304/10

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

15

2011/C 304/11

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

19

2011/C 304/12

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

23

2011/C 304/13

Kennisgeving aan Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai, die is toegevoegd aan de lijst bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk, op grond van Verordening (EU) nr. 1024/2011 van de Commissie

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6330 — Ugitour/Caisse des Dépôts et Consignations/Sogecap/Portefeuille Immobilier)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 304/01

Op 11 oktober 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6330. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/2


Wisselkoersen van de euro (1)

14 oktober 2011

2011/C 304/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3807

JPY

Japanse yen

106,42

DKK

Deense kroon

7,4456

GBP

Pond sterling

0,87480

SEK

Zweedse kroon

9,1395

CHF

Zwitserse frank

1,2388

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7455

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,740

HUF

Hongaarse forint

292,70

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7054

PLN

Poolse zloty

4,3100

RON

Roemeense leu

4,3288

TRY

Turkse lira

2,5391

AUD

Australische dollar

1,3467

CAD

Canadese dollar

1,4010

HKD

Hongkongse dollar

10,7384

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7317

SGD

Singaporese dollar

1,7529

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 597,23

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,8569

CNY

Chinese yuan renminbi

8,8178

HRK

Kroatische kuna

7,4728

IDR

Indonesische roepia

12 229,36

MYR

Maleisische ringgit

4,3195

PHP

Filipijnse peso

59,807

RUB

Russische roebel

42,7515

THB

Thaise baht

42,484

BRL

Braziliaanse real

2,4042

MXN

Mexicaanse peso

18,4109

INR

Indiase roepie

67,6820


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/3


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2011

betreffende de oprichting van de groep van nationale kolendeskundigen (NCE)

2011/C 304/03

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 194 VWEU is bepaald dat het beleid van de Unie op het gebied van energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, erop gericht is de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energielevering in de Unie te waarborgen.

(2)

In de mededeling van de Commissie van 10 november 2010„Energie 2020. Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie” (1) wordt er weliswaar op gewezen dat bepaalde lidstaten voor het milieu schadelijke subsidies geleidelijk moeten uitbannen, maar wordt ook het potentieel voor verdere ontwikkeling van inheemse fossiele brandstofbronnen in de EU erkend met het oog op een zekere, veilige en duurzame energievoorziening voor Europese bedrijven en consumenten.

(3)

In Besluit 2010/787/EU van de Raad is bepaald dat subsidies voor de productie van kolen in niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen tegen 31 december 2018 geleidelijk moeten worden uitgebannen.

(4)

Gezien het aandeel van kolen in de Europese energielevering is het dienstig dat de Commissie een deskundigengroep opricht om de Commissie bij te staan bij het toezicht op de markten voor kolen en een constante uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de EU mogelijk te maken.

(5)

Op basis van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 405/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het communautaire toezicht op de invoer van steenkool van oorsprong uit derde landen (2) is een groep van kolendeskundigen — de groep van nationale kolendeskundigen (NCE) — regelmatig bijeengekomen in de periode van 2003 tot en met 2010.

(6)

Verordening (EG) nr. 405/2003 is op 31 december 2010 verstreken en is niet vervangen.

(7)

In de geest van de verlenging van de goede samenwerking binnen de voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 405/2003 opgerichte NCE dient een nieuwe deskundigengroep op het gebied van kolen naar deze groep te worden genoemd.

(8)

De NCE moet de samenwerking en het overleg tussen de voor kolengerelateerde energiebeleidskwesties verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten en de Commissie betreffende alle aspecten van de kolenwaardeketen verder vergemakkelijken zonder dat dit overlapt met de werkzaamheden van andere, specifieke door de Commissie opgerichte adviesgroepen.

(9)

Voorts dient de NCE, in het kader van de bredere dialoog met de belanghebbenden over energiekwesties, de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van de kolenproductie en het kolengebruik te vergemakkelijken zonder dat dit overlapt met de werkzaamheden van reeds bestaande deskundigen- en andere groepen, inclusief die welke zijn opgericht bij wetgevingsbesluiten, en met volledige inachtneming van de in de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en Besluit 2010/787/EU van de Raad vastgestelde regels inzake mededinging en staatssteun.

(10)

De NCE dient te zijn samengesteld uit autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor kolengerelateerde energiebeleidskwesties. Deze autoriteiten dragen hun vertegenwoordigers voor.

(11)

Met name met het oog op de uitwisseling van goede praktijken en om in voorkomend geval de relevante technische en regelgevende instanties van de lidstaten erbij te betrekken, kunnen deskundigen van buiten de NCE, waaronder vertegenwoordigers van deze autoriteiten, op ad-hocbasis deelnemen aan vergaderingen van de NCE.

(12)

Er dienen voorschriften inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de NCE en hun vertegenwoordigers te worden vastgesteld.

(13)

Persoonsgegevens over leden van de NCE moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3),

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp

Er wordt een groep van nationale kolendeskundigen ingesteld, hierna „de NCE” genoemd.

Artikel 2

Taak

De NCE heeft tot taak:

a)

de Commissie bij te staan bij het toezien op de ontwikkeling van de markten voor kolen;

b)

samenwerking tot stand te brengen en te zorgen voor regelmatig overleg tussen de voor kolengerelateerde energiebeleidskwesties bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie betreffende aspecten van de kolenwaardeketen, inclusief sluitingen van mijnen;

c)

een uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op het gebied van de kolenproductie en het kolengebruik tot stand te brengen.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie kan de NCE raadplegen over alle aangelegenheden die met de kolenwaardeketen verband houden.

Artikel 4

Samenstelling — Benoeming

1.   De NCE is samengesteld uit autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor kolengerelateerde energiebeleidskwesties.

2.   De autoriteiten van de lidstaten dragen hun vertegenwoordigers voor.

3.   De namen van de autoriteiten van de lidstaten worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen van de Commissie, hierna „het register” genoemd.

Artikel 5

Werking

1.   De NCE wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   Met instemming van de diensten van de Commissie kan de NCE subgroepen oprichten om specifieke kwesties te behandelen, met name de uitwisseling van goede praktijken, op basis van een door de NCE opgesteld mandaat. Deze subgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben vervuld.

3.   De vertegenwoordiger van de Commissie kan deskundigen van buiten de NCE met specifieke bekwaamheid met betrekking tot een bepaald agendapunt op een ad-hocbasis uitnodigen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de NCE of de subgroepen. Ook kan de vertegenwoordiger van de Commissie de status van waarnemer toekennen aan personen, organisaties als bedoeld in voorschrift 8, punt 3, van de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen en kandidaat-lidstaten.

4.   Leden van deskundigengroepen en hun vertegenwoordigers, alsook gastdeskundigen en waarnemers, moeten voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij het reglement van orde van de Commissie (4). Bij niet-nakoming van die verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

5.   De deskundigengroepen en de subgroepen komen bijeen in de gebouwen van de Commissie. De Commissie verzorgt het secretariaat. Andere ambtenaren van de Commissie die belang hebben bij de besprekingen, kunnen de vergaderingen van de NCE en zijn subgroepen bijwonen.

6.   De NCE stelt haar reglement van orde vast op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen.

7.   De Commissie publiceert relevante informatie over de werkzaamheden van de NCE door opname van deze informatie in het register of door een link van het register naar een specifieke website.

Artikel 6

Vergaderkosten

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de Europese NCE of zijn subgroepen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

2.   De reis- en verblijfkosten van de deelnemers aan de werkzaamheden van de NCE of zijn subgroepen worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Commissie.

3.   Deze kosten worden vergoed voor zover de middelen die volgens de jaarlijkse toewijzingsprocedure zijn toegekend, hiervoor volstaan.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2011.

Voor de Commissie

Günther OETTINGER

Lid van de Commissie


(1)  COM(2010) 639 definitief.

(2)  PB L 62 van 6.3.2003, blz. 1.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26, zoals gewijzigd bij het Besluit van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/5


Mededeling van de Commissie in het kader van Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

2011/C 304/04

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentiedocument)

Referentienummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN 15947-1:2010

Pyrotechnische artikelen — Vuurwerk, Categorieën 1, 2 en 3 — Deel 1: Terminologie

 

 

CEN

EN 15947-2:2010

Pyrotechnische artikelen — Vuurwerk, Categorieën 1, 2 en 3 — Deel 2: Categorieën en soorten van vuurwerk

 

 

CEN

EN 15947-3:2010

Pyrotechnische artikelen — Vuurwerk, Categorieën 1, 2 en 3 — Deel 3: Minimale aanduidingseisen

 

 

Opmerking: Totdat norm EN 15947 is herzien en opnieuw bekendgemaakt, worden batterijen en combinaties die aan deze norm voldoen, uitsluitend door de lidstaten geacht in overeenstemming te zijn met de fundamentele veiligheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad, indien, voordat zij in de handel worden gebracht, duidelijk de onderstaande tekst op het etiket is aangebracht. Voor batterijen en combinaties die op een vlakke ondergrond moeten worden geplaatst: „Plaats batterij op vlakke ondergrond” of „Plaats combinatie op vlakke ondergrond”. Voor batterijen en combinaties die in zachte grond of in zacht materiaal moeten worden geplaatst: „Plaats batterij rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand” of „Plaats combinatie rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand”. Voor batterijen en combinaties die aan een paal moeten worden bevestigd: „Bevestig batterij goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van batterij mag paal niet raken” of „Bevestig combinatie goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van combinatie mag paal niet raken”. De wijze waarop de batterij of combinatie aan een paal moet worden bevestigd, en de middelen die hiervoor moeten worden gebruikt, worden in de bijgaande gebruiksaanwijzing voldoende gedetailleerd en in dusdanige woorden omschreven, dat een niet-professionele gebruiker deze makkelijk kan begrijpen. Voor andere batterijen en combinaties: (specificeer andere voorzorgsmaatregelen indien niet bedoeld en ongeschikt voor plaatsing op vlakke ondergrond of in zachte grond of ander materiaal, of bevestiging aan een paal).

CEN

EN 15947-4:2010

Pyrotechnische artikelen — Vuurwerk, Categorieën 1, 2 en 3 — Deel 4: Beproevingsmethoden

 

 

Opmerking: Totdat norm EN 15947 is herzien en opnieuw bekendgemaakt, worden batterijen en combinaties die aan deze norm voldoen, uitsluitend door de lidstaten geacht in overeenstemming te zijn met de fundamentele veiligheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad, indien, voordat zij in de handel worden gebracht, duidelijk de onderstaande tekst op het etiket is aangebracht. Voor batterijen en combinaties die op een vlakke ondergrond moeten worden geplaatst: „Plaats batterij op vlakke ondergrond” of „Plaats combinatie op vlakke ondergrond”. Voor batterijen en combinaties die in zachte grond of in zacht materiaal moeten worden geplaatst: „Plaats batterij rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand” of „Plaats combinatie rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand”. Voor batterijen en combinaties die aan een paal moeten worden bevestigd: „Bevestig batterij goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van batterij mag paal niet raken” of „Bevestig combinatie goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van combinatie mag paal niet raken”. De wijze waarop de batterij of combinatie aan een paal moet worden bevestigd, en de middelen die hiervoor moeten worden gebruikt, worden in de bijgaande gebruiksaanwijzing voldoende gedetailleerd en in dusdanige woorden omschreven, dat een niet-professionele gebruiker deze makkelijk kan begrijpen. Voor andere batterijen en combinaties: (specificeer andere voorzorgsmaatregelen indien niet bedoeld en ongeschikt voor plaatsing op vlakke ondergrond of in zachte grond of ander materiaal, of bevestiging aan een paal).

CEN

EN 15947-5:2010

Pyrotechnische aritkelen — Vuurwerk, Categorieën 1, 2 en 3 — Deel 5: Eisen voor aanleg en prestatie

 

 

Opmerking: Totdat norm EN 15947 is herzien en opnieuw bekendgemaakt, worden batterijen en combinaties die aan deze norm voldoen, uitsluitend door de lidstaten geacht in overeenstemming te zijn met de fundamentele veiligheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad, indien, voordat zij in de handel worden gebracht, duidelijk de onderstaande tekst op het etiket is aangebracht. Voor batterijen en combinaties die op een vlakke ondergrond moeten worden geplaatst: „Plaats batterij op vlakke ondergrond” of „Plaats combinatie op vlakke ondergrond”. Voor batterijen en combinaties die in zachte grond of in zacht materiaal moeten worden geplaatst: „Plaats batterij rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand” of „Plaats combinatie rechtop in zachte grond of ander onbrandbaar materiaal, bv. zand”. Voor batterijen en combinaties die aan een paal moeten worden bevestigd: „Bevestig batterij goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van batterij mag paal niet raken” of„Bevestig combinatie goed en rechtop aan stevige paal”, „Top van combinatie mag paal niet raken”. De wijze waarop de batterij of combinatie aan een paal moet worden bevestigd, en de middelen die hiervoor moeten worden gebruikt, worden in de bijgaande gebruiksaanwijzing voldoende gedetailleerd en in dusdanige woorden omschreven, dat een niet-professionele gebruiker deze makkelijk kan begrijpen. Voor andere batterijen en combinaties: (specificeer andere voorzorgsmaatregelen indien niet bedoeld en ongeschikt voor plaatsing op vlakke ondergrond of in zachte grond of ander materiaal, of bevestiging aan een paal).

Noot 1:

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 2.1:

De nieuwe (of gewijzigde) norm heeft dezelfde werkingssfeer als de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.2:

De nieuwe norm heeft een ruimere werkingssfeer dan de vervangen normen. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen normen bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.3:

De nieuwe norm heeft een beperktere werkingssfeer dan de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de (gedeeltelijk) vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor de producten die binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen. Het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor producten die binnen de werkingssfeer van de (gedeeltelijk) vervangen norm vallen maar niet binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen, blijft bestaan.

Noot 3:

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 3) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 98/34/EG gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG;

Geharmoniseerde normen worden door de Europese normalisatie-instellingen vastgesteld in het Engels (CEN en Cenelec publiceren ook in het Frans en Duits). Vervolgens vertalen de nationale normalisatie-instellingen de titels van de geharmoniseerde normen in alle andere officiële talen van de Europese Unie. De Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de titels die ter publicatie in het Publicatieblad worden aangeboden;

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap;

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt;

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://ec.europa.eu/enterprise/policies/european-standards/harmonised-standards/index_en.htm


(1)  ENO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25500811; Fax +32 25500819 (http://www.cen.eu),

Cenelec: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25196871; Fax +32 25196919 (http://www.cenelec.eu),

ETSI: 650 route des Lucioles, 06921 Sophia Antipolis, FRANCE, Tel. +33 492944200; Fax +33 493654716 (http://www.etsi.eu).


Europese Dienst voor extern optreden

15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/7


Besluit van de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid

van 15 juni 2011

betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de Europese dienst voor Extern Optreden

2011/C 304/05

DE HOGE VERTEGENWOORDIGER,

Gezien Besluit 2010/427/EU van de Raad tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor Extern Optreden (hierna „EDEO” genoemd), en met name artikel 10,

Gezien het advies van het comité bedoeld in artikel 10, lid 1, van genoemd besluit van de Raad,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De EDEO dient als functioneel autonoom orgaan van de Europese Unie te beschikken over beveiligingsvoorschriften als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Besluit 2010/427/EU van de Raad.

(2)

De hoge vertegenwoordiger dient beveiligingsvoorschriften voor de EDEO vast te stellen die betrekking hebben op alle aspecten van beveiliging, zodat de EDEO de risico’s voor zijn personeel, zijn materiële activa en zijn informatie doeltreffend kan beheersen en zijn zorgplicht en andere verplichtingen in dit verband kan vervullen.

(3)

De beveiligingsvoorschriften voor de EDEO dienen bij te dragen tot het ontstaan van een samenhangender algemeen kader binnen de Europese Unie voor de bescherming van gerubriceerde informatie, op basis van de beveiligingsvoorschriften van de Raad en de beveiligingsbepalingen van de Commissie.

(4)

Met name dient voor het personeel, de materiële activa en de informatie van de EDEO een beschermingsniveau te worden gegarandeerd dat in overeenstemming is met de beste praktijken bij de Raad, de Europese Commissie, de lidstaten en, waar van toepassing, internationale organisaties.

(5)

De in de EDEO toegepaste basisbeginselen en minimumnormen voor de bescherming van gerubriceerde informatie dienen gelijkwaardig te zijn aan die welke bij de Raad en de Europese Commissie worden toegepast.

(6)

De organisatie van de beveiliging in de EDEO en de toewijzing van beveiligingstaken aan de structuren van de EDEO dienen te worden vastgesteld.

(7)

De hoge vertegenwoordiger dient alle passende maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze voorschriften, met de steun van de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie.

(8)

De hoge vertegenwoordiger dient waar nodig gebruik te maken van relevante deskundigheid in de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie, ook door middel van passende structurering van de beveiliging,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.   Bij dit besluit worden de voorschriften voor de veiligheid en de beveiliging van de Europese dienst voor Extern Optreden (hierna „beveiligingsvoorschriften van de EDEO” genoemd) vastgesteld. Het algemene regelgevingskader wordt vastgesteld voor de doeltreffende beheersing van de risico’s voor personeel, materiële activa en informatie en de vervulling van de zorgplicht van de EDEO in dit verband.

2.   De beveiligingsvoorschriften van de EDEO gelden voor alle personeelsleden van de EDEO (dat wil zeggen ambtenaren en andere personeelsleden, gedetacheerde nationale deskundigen en plaatselijke functionarissen) en alle personeelsleden van de delegaties van de Unie, ongeacht hun administratieve status of herkomst (hierna „personeel” of „personeelsleden” genoemd).

3.   De hoge vertegenwoordiger neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze voorschriften binnen de EDEO en voor de totstandkoming van de noodzakelijke capaciteit inzake alle aspecten van beveiliging, met de steun van de relevante diensten van de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie.

4.   Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit kan zo nodig gebruik worden gemaakt van overgangsregelingen in de vorm van overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau met de relevante diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie.

5.   De hoge vertegenwoordiger zorgt ervoor dat deze beveiligingsvoorschriften voortdurend worden geëvalueerd. De hoge vertegenwoordiger ziet toe op de algehele samenhang bij de toepassing van dit besluit.

6.   Indien nodig stelt de hoge vertegenwoordiger, op aanbeveling van het in artikel 9, lid 6, bedoelde comité, een beveiligingsbeleid vast dat maatregelen voor de uitvoering van dit besluit omvat. Dit comité kan op zijn niveau beveiligingsrichtsnoeren aannemen ter aanvulling of ondersteuning van dit besluit.

7.   Bij de uitvoering van lid 6 neemt het comité het beveiligingsbeleid en de beveiligingsrichtsnoeren die bij de Raad en de Europese Commissie van kracht zijn ten volle in acht, teneinde de samenhang tussen de beveiligingsmaatregelen van de EDEO, de Raad en de Commissie te bewaren.

Artikel 2

Beheersing van beveiligingsrisico’s

1.   Om te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen om zijn veiligheid te beschermen, past de EDEO in overleg met de dienst Beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad en het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie een methode voor integrale beoordeling van de veiligheidsrisico’s toe. Het in artikel 9, lid 6, bedoelde comité wordt geraadpleegd betreffende de toepassing daarvan in de EDEO.

2.   De risico’s voor personeel, materiële activa en informatie worden beheerst als een proces. Dit proces wordt gericht op het bepalen van de bekende beveiligingsrisico’s, het vaststellen van beveiligingsmaatregelen om deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen en het toepassen van deze maatregelen overeenkomstig het begrip „verdediging in de diepte”. De doeltreffendheid van deze maatregelen wordt voortdurend geëvalueerd.

3.   De bij dit besluit vastgestelde functies, verantwoordelijkheden en taken doen niets af aan de verantwoordelijkheid van alle personeelsleden van de EDEO om met gezond verstand en een goed oordeelsvermogen te werk te gaan wat hun eigen veiligheid betreft, of aan het vereiste dat alle personeelsleden de toepasselijke veiligheidsvoorschriften, -regelingen, -procedures en -instructies naleven.

4.   De EDEO neemt overeenkomstig artikel 1, lid 3, alle redelijke maatregelen om de veiligheid van het personeel, de materiële activa en informatie te waarborgen en redelijkerwijs voorzienbare schade daaraan te voorkomen.

5.   De in de EDEO geldende beveiligingsmaatregelen voor de bescherming van gerubriceerde informatie gedurende de gehele levenscyclus daarvan moeten evenredig zijn met in het bijzonder de rubricering, de vorm en de omvang van de informatie of het materiaal, de locatie en de constructie van de faciliteiten waar de gerubriceerde informatie is ondergebracht en de dreiging, ook op lokaal niveau beoordeeld, van kwaadwillige en/of criminele activiteiten, met inbegrip van spionage, sabotage en terrorisme.

Artikel 3

Bescherming van informatie

1.   Na raadpleging van het comité bedoeld in artikel 10, lid 1, van Besluit 2010/427/EU tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor Extern Optreden stelt de hoge vertegenwoordiger voorschriften vast voor de bescherming van gerubriceerde informatie die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld bij Besluit 2011/292/EU van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (1). In afwachting van de vaststelling van die voorschriften zijn de genoemde beveiligingsvoorschriften van de Raad van overeenkomstige toepassing op de EDEO. De hoge vertegenwoordiger neemt overeenkomstig artikel 1, lid 3, alle noodzakelijke maatregelen voor de toepassing van die voorschiften in de EDEO.

2.   Wanneer lidstaten gerubriceerde informatie met een nationale rubricering in de structuren of netwerken van de EDEO invoeren, beschermt de EDEO die informatie in overeenstemming met de voorschriften voor gerubriceerde EU-informatie op het gelijkwaardige beschermingsniveau dat volgens de krachtens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorschriften vereist is.

3.   Wat de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde informatie betreft, past de EDEO beveiligingsmaatregelen toe die in overeenstemming zijn met de gevoeligheid van die informatie en/of de gevolgen voor de belangen van de EU van ongeoorloofde openbaarmaking van die informatie.

Artikel 4

Fysieke beveiliging

1.   Passende fysieke beveiligingsmaatregelen, met inbegrip van regelingen voor toegangscontrole, worden ingesteld voor alle locaties, gebouwen, kantoren, vertrekken en andere zones binnen de EDEO, alsmede voor zones waar communicatie- en informatiesystemen zijn ondergebracht die gerubriceerde informatie verwerken. Met dergelijke maatregelen wordt rekening gehouden bij het ontwerp en de planning van gebouwen.

2.   Indien noodzakelijk worden fysieke beveiligingsmaatregelen ter bescherming van personeelsleden en van hen afhankelijke personen ingesteld.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen zijn in overeenstemming met het ingeschatte risico voor personeelsleden en bezoekers, materiële activa en informatie.

4.   Zones binnen de EDEO waar informatie met de rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of een daarmee gelijkwaardige rubricering, wordt opgeslagen, worden aangewezen als beveiligde zones overeenkomstig de krachtens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorschriften en goedgekeurd door de binnen de EDEO bevoegde beveiligingsautoriteit.

Artikel 5

Veiligheidsmachtiging voor het personeel

1.   Voor de toegang tot gerubriceerde informatie en de procedures voor de veiligheidsmachtiging van het personeel gelden de vereisten die worden vastgelegd in de krachtens artikel 3, lid 1, vast te stellen voorschriften.

2.   Alle personeelsleden die op grond van hun taken toegang moeten hebben tot informatie met de rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of een daarmee gelijkwaardige rubricering, dienen een veiligheidsmachtiging van het vereiste niveau te verkrijgen alvorens hun toegang tot die gerubriceerde informatie wordt verleend. Plaatselijke functionarissen krijgen echter geen toegang tot gerubriceerde EU-informatie, tenzij overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in de krachtens artikel 3, lid 1, vast te stellen voorschriften.

3.   De procedures voor de veiligheidsmachtiging van het personeel van de EDEO worden vastgelegd in de krachtens artikel 3, lid 1, vast te stellen voorschriften. Deze procedures bieden een beschermingsniveau dat gelijkwaardig is met het beschermingsniveau dat wordt geboden door de procedures van de Europese Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad.

Artikel 6

Beveiliging van communicatie- en informatiesystemen

1.   De EDEO beschermt informatie die in communicatie- en informatiesystemen wordt verwerkt tegen bedreigingen voor de vertrouwelijkheid, integriteit, beschikbaarheid, authenticiteit en onweerlegbaarheid.

2.   Alle communicatie- en informatiesystemen worden aan een homologatieprocedure onderworpen. De EDEO past een systeem voor het beheer van veiligheidshomologatie toe in overleg met het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie.

3.   Wanneer gerubriceerde EU-informatie door encryptieproducten wordt beschermd, moeten deze producten zijn goedgekeurd door de EDEO-autoriteit voor de goedkeuring van encryptieproducten, op aanbeveling van het comité bedoeld in artikel 10, lid 1, van Besluit 2010/427/EU tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor Extern Optreden en in overeenstemming met artikel 10 van Besluit 2011/292/EU van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie.

4.   De hoge vertegenwoordiger stelt, voor zover nodig, overeenkomstig artikel 1, lid 3, de volgende information-assurancefuncties in:

a)

een information-assuranceautoriteit;

b)

een Tempest-autoriteit;

c)

een autoriteit voor de goedkeuring van encryptieproducten;

d)

een autoriteit voor de verdeling van encryptieproducten.

5.   De hoge vertegenwoordiger stelt voor elk systeem overeenkomstig artikel 1, lid 3, de volgende functies in:

a)

een veiligheidshomologatieautoriteit;

b)

een operationele autoriteit voor information assurance.

Artikel 7

Veiligheidsbesef en veiligheidsopleiding

1.   De hoge vertegenwoordiger ziet erop toe dat passende programma’s voor veiligheidsbesef en veiligheidsopleiding worden opgezet en in de EDEO worden uitgevoerd, en dat de personeelsleden en in voorkomend geval de van hen afhankelijke personen de nodige briefings inzake veiligheidsbesef en -opleiding ontvangen in overeenstemming met de risico’s in hun woonplaats.

2.   Voordat toegang wordt verleend tot gerubriceerde informatie, en vervolgens met regelmatige tussenpozen, worden alle personeelsleden geïnstrueerd over hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig de krachtens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorschriften.

Artikel 8

Inbreuken op de beveiligingvoorschriften en compromittering van gerubriceerde informatie

1.   Inbreuken of vermoedelijke inbreuken op de beveiligingsvoorschriften worden onmiddellijk gemeld aan het directoraat Beveiliging van de EDEO, dat in voorkomend geval de bevoegde autoriteiten van de Europese Commissie, het secretariaat-generaal van de Raad of de lidstaten inlicht.

2.   Wanneer bekend is of er redenen zijn om aan te nemen dat gerubriceerde informatie gecompromitteerd is of verloren is gegaan, licht het directoraat Beveiliging van de EDEO, naargelang van het geval, het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie, het secretariaat-generaal van de Raad of de lidstaat in en neemt het alle nodige maatregelen overeenkomstig de krachtens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorschriften.

3.   Een personeelslid dat verantwoordelijk is voor een inbreuk op de beveiligingsvoorschriften van dit besluit kan aan disciplinaire maatregelen worden onderworpen overeenkomstig de geldende regels en voorschriften. Eenieder die verantwoordelijk is voor het compromitteren of verliezen van gerubriceerde informatie kan aan disciplinaire en/of strafrechtelijke maatregelen worden onderworpen overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 9

Organisatie van de beveiliging binnen de EDEO

1.   De hoge vertegenwoordiger is de veiligheidsautoriteit van de EDEO. In die hoedanigheid ziet de hoge vertegenwoordiger er in het bijzonder op toe dat:

a)

de beveiligingsmaatregelen waar nodig worden gecoördineerd met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie en in voorkomend geval derde landen of internationale organisaties, met betrekking tot alle beveiligingsaangelegenheden die voor de activiteiten van de EDEO relevant zijn, zoals met betrekking tot de aard van bedreigingen voor de veiligheid van het personeel, de materiële activa en informatie en de middelen om zich tegen die bedreigingen te beschermen;

b)

de beveiligingsaspecten bij alle activiteiten van de EDEO vanaf het eerste begin in aanmerking worden genomen;

c)

aan personeelsleden van de EDEO overeenkomstig artikel 5, lid 2, een EU-personeelsveiligheidsmachtiging wordt verstrekt, alvorens hun toegang kan worden verleend tot informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger, of een daarmee gelijkwaardige rubricering;

d)

binnen de EDEO een registratiesysteem voor beveiligingsdoeleinden wordt opgezet dat waarborgt dat gerubriceerde informatie wordt verwerkt overeenkomstig de voorschriften die krachtens artikel 3, lid 1, zijn vastgesteld en dat aantekening wordt gehouden van alle gerubriceerde informatie die de EDEO vrijgeeft aan derde landen en internationale organisaties en van alle gerubriceerde informatie die de EDEO ontvangt van derde landen of internationale organisaties.

e)

de in artikel 11 bedoelde veiligheidsinspecties worden verricht;

f)

onderzoek wordt gedaan naar alle inbreuken of vermoedelijke inbreuken op de beveiligingsvoorschriften, waaronder compromittering of verlies van gerubriceerde informatie die in het bezit of afkomstig van de EDEO is, en de bevoegde veiligheidsautoriteiten om hulp wordt verzocht bij die onderzoeken;

g)

passende plannen en mechanismen voor incidenten- en gevolgenbeheersing worden opgezet om bij beveiligingsincidenten tijdig en doeltreffend te kunnen optreden;

h)

passende maatregelen worden getroffen bij niet-naleving van dit besluit door personeelsleden.

2.   De hoge vertegenwoordiger kan indien nodig administratieve regelingen treffen, in het bijzonder voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie met derde landen of internationale organisaties, onverminderd artikel 218, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het in artikel 9, lid 6, bedoelde comité wordt geraadpleegd alvorens dergelijke regelingen worden getroffen.

3.   De uitvoerend secretaris-generaal ziet erop toe dat op alle EDEO-locaties passende fysieke en organisatorische maatregelen zijn ingesteld voor de beveiliging en de veiligheid van het personeel en bezoekers, materiële activa en informatie. De uitvoerend secretaris-generaal wordt bij deze taak bijgestaan door de Chief Operating Officer en het directoraat Beveiliging van de EDEO.

4.   De EDEO beschikt over een directoraat Beveiliging, dat verantwoordelijk is voor de organisatie van alle beveiligingsaangelegenheden in de EDEO; het directoraat Beveiliging staat ter beschikking van de hoge vertegenwoordiger en kan waar nodig overeenkomstig zijn mandaat rapporteren aan de hoge vertegenwoordiger. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Besluit 2010/427/EU van de Raad tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor Extern Optreden wordt het directoraat Beveiliging bijgestaan door de bevoegde diensten van de lidstaten.

5.   Het hoofd van elke delegatie van de Unie is verantwoordelijk voor de uitvoering van alle maatregelen met betrekking tot de beveiliging van de delegatie en beheert de beveiliging en veiligheid van het personeel, de bezoekers, de materiële activa en de informatie van de delegatie. Het hoofd wordt bij deze taken bijgestaan door het directoraat Beveiliging van de EDEO, door het personeel van de delegatie dat specifieke taken en functies op beveiligingsgebied uitvoert en indien nodig door speciaal beveiligingspersoneel.

6.   Er wordt een beveiligingscomité ingesteld. De hoge vertegenwoordiger wint advies in bij het beveiligingscomité, dat alle onder dit besluit vallende beveiligingsaangelegenheden onderzoekt en beoordeelt en in voorkomend geval aanbevelingen doet. Het beveiligingscomité bestaat uit beveiligingsdeskundigen die als vertegenwoordigers optreden van de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie. Het beveiligingscomité wordt voorgezeten door de hoge vertegenwoordiger of de door deze aangewezen vertegenwoordiger, en komt bijeen op instructie van de hoge vertegenwoordiger of op verzoek van een lid. Het beveiligingscomité organiseert zijn werkzaamheden zodanig dat het aanbevelingen kan doen over alle specifieke beveiligingsgebieden die onder dit besluit vallen.

7.   Het hoofd van het directoraat Beveiliging van de EDEO komt regelmatig bijeen met de directeur Beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad en de directeur van het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie om aangelegenheden van gemeenschappelijk belang te bespreken.

Artikel 10

Beveiliging van GBVB-missies en speciale vertegenwoordigers van de EU

De verantwoordelijkheden van missiehoofden en speciale vertegenwoordigers van de EU met betrekking tot de veiligheid van de missie of het team worden vastgelegd in het besluit van de Raad tot instelling van de missie of tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de EU. Een missiehoofd of speciale vertegenwoordiger van de EU kan worden bijgestaan door het directoraat Beveiliging van de EDEO bij de tenuitvoerlegging van het door de Raad vastgestelde beleid inzake de beveiliging van personeel dat op grond van titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie voor operationele doeleinden buiten de EU wordt ingezet. Hiertoe worden passende verbindingsregelingen ingesteld.

Artikel 11

Veiligheidsinspecties

1.   De hoge vertegenwoordiger ziet erop toe dat veiligheidsinspecties worden uitgevoerd ter controle van de naleving van de beveiligingsvoorschriften en -regelingen voor de bescherming van personeel, materiële activa en informatie binnen de EDEO en missies die krachtens titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn ingesteld.

2.   De hoge vertegenwoordiger kan waar nodig gebruikmaken van deskundigheid in de lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Europese Commissie.

3.   De hoge vertegenwoordiger stelt een programma voor jaarlijkse veiligheidsinspecties vast.

Artikel 12

Bedrijfscontinuïteitsplan

Bij het beheer van de veiligheidsgerelateerde aspecten van de bedrijfsprocessen van de EDEO in het kader van het algehele bedrijfscontinuïteitsplan van de EDEO wordt de uitvoerend secretaris-generaal bijgestaan door het directoraat Beveiliging van de EDEO.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt ondertekend.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2011.

De hoge vertegenwoordiger

C. ASHTON


(1)  Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17).


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/12


Door Hongarije meegedeelde informatie betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad

2011/C 304/06

Hongarije heeft de Commissie overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur het volgende meegedeeld:

Hongarije zal overgangsbepaling 1 van bijlage II toepassen op Richtlijn 2010/35/EU;

de op het grondgebied van Hongarije toepasselijke kleurencode voor vervoerbare drukapparatuur is vastgesteld bij Decreet nr. 14/1998 van de minister van Economische Zaken van 27 november 1998 inzake veiligheidsvoorschriften voor gascilinders.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/12


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 304/07

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

5.9.2011

Duur

5.9.2011-31.12.2011

Lidstaat

Portugal

Bestand of groep van bestanden

BUM/ATLANT

Soort

Blauwe marlijn (Makaira nigricans)

Gebied

Atlantische Oceaan

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/13


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 304/08

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

7.9.2011

Duur

7.9.2011-31.12.2011

Lidstaat

Frankrijk

Bestand of groep van bestanden

WHB/1X14

Soort

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

Gebied

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

959469

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/14


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2011/C 304/09

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

13.8.2011

Duur

13.8.2011-31.12.2011

Lidstaat

België

Bestand of groep van bestanden

PLE/8/3411

Soort

Schol (Pleuronectes platessa)

Gebied

VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

870462

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


V Adviezen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/15


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 304/10

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„NOSTRANO VALTROMPIA”

EG-nummer: IT-PDO-0005-0823-22.09.2010

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam:

„Nostrano Valtrompia”

2.   Lidstaat of derde land:

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.3:

Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Nostrano Valtrompia” DOP is een halfvette, zeer harde kaas die het hele jaar door wordt bereid uit rauwe melk waaraan saffraan wordt toegevoegd. Op het moment dat het product in de handel wordt gebracht, heeft het de volgende kenmerken: cilindervormig met een vrijwel rechte zijkant, een diameter van 30 tot 45 cm en een opstaande kant van 8 tot 12 cm; het gewicht van het kaaswiel varieert van 8 tot 18 kg; de korst is hard met een kleurschakering van geel- tot roodbruin; de kaasmassa is hard, maar niet uitzonderlijk korrelig, eventueel met regelmatig verspreide middelgrote tot kleine gaten; de kaasmassa heeft een volle en intense smaak en geur, is na minimale rijping niet zurig en kan aan het einde van het rijpingsproces een wat pikante toets krijgen; de kleur van de kaasmassa is strogeel met een groengele nuance. Het vetgehalte van de kaas tel quel is 18 tot 28 % en berekend op de droge stof 27,5 tot 42 %; het maximale vochtgehalte in de kaas tel quel is 36 %; de minimale rijpingstijd is 12 maanden.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

De melk komt uit het productiegebied en wordt verkregen van koeien van het bruine ras waarvan ten minste 90 % in het Italiaanse stamboek is ingeschreven. De overige 10 % mag tot andere rassen of kruisingen behoren. Het saffraan mag worden toegevoegd in hoeveelheden van 0,05 tot 0,2 gram per 100 kg melk.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

Ten minste 75 % van de totale droge stof in het voerrantsoen bestaat uit gras en/of hooi van weilanden met een sterk variërende vegetatie. Het gehalte aan granen, peulgewassen en bijproducten daarvan, likzout en vitaminen- en mineralencomplexen die als voedingssupplementen dienen, is maximaal 25 % van de droge stof in het rantsoen.

De dieren moeten worden gevoerd met gras en/of hooi van weilanden met een gevarieerde vegetatie, waaronder natuurgewassen als Dactylis glomerata, Festuca ovina, Poa annua, Phleum pratense en Trifolium montanum. Dit voer komt uit het in punt 4 omschreven gebied en vormt ten minste 50 % van de totale droge stof van het dagelijkse voederrantsoen.

Afhankelijk van de weersomstandigheden, grazen de koeien in de periode van juni tot september minimaal 60 dagen op alpen- of graasweiden. Ze worden niet gevoederd met maïskuilvoer.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De winning en de verwerking van de melk en het rijpen, rasteren en invetten van de kaaswielen moeten volgens traditioneel toegepaste bereidingstijden en -methoden in het afgebakende geografische gebied plaatsvinden.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

„Nostrano Valtrompia” wordt als een heel wiel en/of in porties gesneden in de handel gebracht. Het kaaswiel mag in punten met een verschillend gewicht worden gesneden. Als bewijs van de oorsprong van de kaas moet elk punt een deel van de zijkorst behouden. De stukken kaas mogen worden voorverpakt in vacuüm- of gasverpakkingen.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

„Nostrano Valtrompia” BOB wordt als een heel wiel en/of in porties gesneden in de handel gebracht, voorzien van het productlogo met het herhaalde opschrift „Nostrano Valtrompia” en het serienummer dat in de kaasmal op de zijkant is gedrukt. Het is ook toegestaan de boven- of onderkant van het wiel te voorzien van een papieren schijf waarop het productlogo met het opschrift „Nostrano Valtrompia DOP” en daarnaast het EU-logo staan.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het gebied waarin kaas met de beschermde oorsprongsbenaming „Nostrano Valtrompia” BOB wordt geproduceerd en gerijpt maakt deel uit van de Bresciaanse gemeenten in de Valle Trompia, zoals Bovegno, Bovezzo, Brione, Caino, Collio, Concesio, Irma, Gardone Val Trompia, Lodrino, Lumezzane, Marcheno, Marmentino, Nave, Pezzaze, Polaveno, Sarezzo, Tavernole sul Mella, Villa Carcina, en het berggebied van de gemeente Gussago inclusief de deelgemeenten Quarone en Civine.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Het geografische gebied waarin „Nostrano Valtrompia” BOB wordt geproduceerd, kenmerkt zich door steile berghellingen, langgerekte weilanden in de laagvallei en bergweiden waarop natuurgewassen zoals Dactylis glomerata, Festuca ovina, Poa annua, Phleum pratense en Trifolium montanum groeien. Deze natuurgewassen, die tijdens het zomergrazen vers en tijdens de rest van het jaar gedroogd worden gegeten door melkkoeien die hoofdzakelijk tot het bruine ras behoren, verbeteren de organoleptische eigenschappen van de melk omdat de aromatische componenten daarvan rechtstreeks in de melk worden opgenomen. Eerder genoemde geografische factoren hebben ertoe geleid dat de productiestructuur ook nu nog hoofdzakelijk bestaat uit kleine eenmansbedrijven die melk produceren, daarvan kaas bereiden en de kazen laten rijpen. Hierdoor kent de Valle Trompia nog steeds de traditionele dierhouder die tegelijkertijd kaasmaker en kaasrijper is en de sterke identiteit van een korte keten verzekert. Doordat de organisatie van de productie op het familiebedrijf is gebaseerd, blijven de vele traditionele technieken van de Valle Trompia, zoals het zelf vervaardigen van gereedschappen voor de kaasmakerij en het invetten van de korst, behouden en wordt de vakkennis steeds mondeling doorgegeven.

5.2.   Specificiteit van het product:

„Nostrano Valtrompia” BOB heeft een laag vocht- en vetgehalte. Daardoor wordt een harde, maar desalniettemin niet bovenmatig korrelige kaasmassa verkregen. Kenmerkend is de afwezigheid van een zure smaak, wat duidt op een evenwichtige gisting van de autochtone microflora van de rauwe melk. De kaasmassa is strogeel, niet in de laatste plaats vanwege de toevoeging van saffraan, met een groengele nuance. De korst is hard en heeft een geel- tot roodbruine kleur, die ontstaat doordat de korst met olie wordt ingesmeerd om te voorkomen dat de kaas te snel en te veel uitdroogt.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De onregelmatige bergachtige structuur van het productiegebied heeft ertoe geleid dat de productieactiviteiten noodzakelijkerwijs verspreid plaatsvinden en melkverwerking op industriële schaal is uitgebleven. Dientengevolge heeft het kleine veeteeltbedrijf dat haar eigen melk verwerkt zich langzamerhand ontwikkeld tot de spil van het bedrijfsleven. Immers, het complexe orografische systeem met alpenweiden op meer dan 1 800 meter boven zeeniveau en de gebrekkige infrastructuur in het productiegebied zijn sinds jaar en dag bepalend voor het verzamelen en het verwerken van de melk, waarvoor de ambachtelijke bedrijven nog steeds emmers, vaten en bakken gebruiken. Het geheel van factoren verbonden aan de bijzondere ligging van het geografische gebied en de traditionele bewerkingsmethoden bepalen de specificiteit van de melk en dragen derhalve bij tot de kwaliteit van de „Nostrano Valtrompia”. De voor de kaasbereiding bestemde melk heeft een laag vetgehalte dankzij de natuurlijke oproming van de melk, die tevens de ontwikkeling van een autochtone microflora in de melk bevordert, wat uiteindelijk weer belangrijk is voor de rijpingsprocessen en de uiteindelijke smaak van de kaas. De autochtone microflora in de rauwe melk zorgt voor de juiste verzuring van de wrongel tijdens verhitting en bevordert tijdens het rijpen de vorming van aanzienlijke hoeveelheden peptiden en vrije aminozuren die de kaas zijn typische smaak en geur zonder enige zurige bijsmaak verschaffen.

Tijdens het rijpingsproces van de „Nostrano Valtrompia” BOB vetten de kaasmakers de wielen volgens traditioneel gebruik in met olie om te voorkomen dat, doordat de maximale vochtigheidsgraad van 36 % te vroeg wordt bereikt, de enzymactiviteit stagneert en de typische intense smaak van de kaas afneemt.

Door de traditionele toevoeging van saffraan aan de melk of aan het mengsel van wei en wrongel verbeteren de uiterlijke kenmerken van de kaasmassa die anders, ten gevolge van de gedeeltelijke afroming van de melk en het voedsel van de koeien, een te groene kleur zou krijgen.

In de Valle Trompia is de dierhouder, die ook kaasmaker en kaasrijper is, een centrale figuur die zelfstandig een groot deel van de keten beheerst. In een dergelijke context spelen ook de van vader op zoon overgeleverde technieken een belangrijke rol. De toevoeging van saffraan, het gebruik van koperen ketels en van veelal door de kaasmakers zelf vervaardigd gereedschap zoals houten of metalen kaasmessen en speciale roomspanen, alsmede de zorgvuldige behandeling van de wielen met lijnzaadolie tijdens het rijpen, vormen het bewijs van de toepassing van traditionele melkverwerkingsmethoden bij de bereiding van de „Nostrano Valtrompia”, een product dat gestalte geeft aan de boerencultuur in het productiegebied.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan via de volgende link worden geraadpleegd:

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of

door rechtstreeks de website van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Voeding en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (bovenaan rechts op het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/19


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 304/11

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„SQUACQUERONE DI ROMAGNA”

EG-nummer: IT-PDO-0005-0794-04.12.2009

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam:

„Squacquerone di Romagna”

2.   Lidstaat of derde land:

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.3:

Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Squacquerone di Romagna” BOB is een zachte kaas met snelle rijping, geproduceerd op basis van koemelk afkomstig uit het geografische gebied afgebakend onder punt 4. Op het moment dat hij ter consumptie wordt aangeboden, moet de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB de hierna beschreven kenmerken vertonen.

 

Morfologische kenmerken:

gewicht: het gewicht van de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB varieert van 100 g tot 2 kg;

uiterlijk: de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB is paarlemoerachtig wit en heeft geen korst of schil;

vorm: de vorm is afhankelijk van de gebruikte verpakking aangezien de zeer smeuïge textuur van de kaas een compacte structuur niet mogelijk maakt.

Fysisch-chemische kenmerken: vetgehalte in de droge stof tussen 46 en 55 %; vochtgehalte tussen 58 en 65 %; microbiologische kenmerken: pH tussen 4,95 en 5,30.

 

Organoleptische kenmerken:

smaak: aangenaam, zacht, met een licht zurige smaak; een zoute toets is aanwezig maar blijft discreet;

aroma: delicaat, typisch voor melk met een kruidige toets;

textuur: zacht, romig, kleverig, lopend, zeer gemakkelijk smeerbaar.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

De „Squacquerone di Romagna” BOB is een zachte kaas, geproduceerd van volle koemelk die afkomstig is van de runderrassen die worden gefokt in het onder punt 4 afgebakende geografische gebied, met name de Frisona Italiana, Bruna Alpina en Romagnola.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

De voeding van de koeien bestaat uit voedergewassen en kuilvoer (ten minste 60 % van de droge stof in het totale rantsoen) aangevuld met commerciële diervoeders.

De voedergewassen en het kuilvoer bestaan uit leguminosen en grassen, volledig geproduceerd in het onder punt 4 afgebakende geografische gebied.

Tot de talrijke gebruikte soorten horen vooral luzerne en de belangrijkste varianten daarvan: Pomposa, Classe, Garisenda, Delta en Prosementi.

De diervoeders hebben tot doel voedingsstoffen met hoge energetische waarde te concentreren, zoals:

1.

eiwitbestanddelen: zaaddragende leguminosen, zoals soja, bonen, zonnebloemen, erwten, evenals meel uit soja en zonnebloem;

2.

vezelhoudende stoffen, zoals gedroogde pulp, zemelen en sojaschil;

3.

energierijke stoffen: maïskorrels, gerst, sorghum, tarwe, haver, plantaardige oliën, soja-olie, volledig geëxtrudeerd lijnzaad.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden: melkproductie, melkverwerking.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

Het verpakken van de „Squacquerone di Romagna” moet plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied aangezien, met uitzondering van de korst die 100 % eetbaar is, de kaas erg gevoelig is voor verontreiniging en dus bederf als gevolg van bacteriële besmetting vanuit de omgeving, die tijdens de verschillende fases in contact kan komen met het oppervlak van het product. Omdat het om een vers product gaat, moet bovendien bij de „Squacquerone di Romagna” tijdens de houdbaarheidsperiode iedere microbiële groei worden vermeden. Om het risico van bederf te vermijden, moet het product worden verpakt in het erkende productiebedrijf zelf. De onmiddellijke verpakking van de „Squacquerone di Romagna” BOB bestaat uit papier voor voedingsmiddelen of een geschikt omhulsel, aangepast aan het product, dat zich kenmerkt door een erg soepele en zachte samenstelling.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

De verpakking van de overeenkomstig dit productdossier verkregen kaas moet voorzien zijn van de vermelding „Squacquerone di Romagna — Denominazione d'Origine Protetta” of „Squacquerone di Romagna — DOP”, alsmede van het EU-logo. Het etiket moet bovendien de naam, de handelsnaam en het adres van het productiebedrijf/verpakkingsbedrijf vermelden. Het product moet bewaard worden bij een temperatuur tussen 0 °C en + 6 °C; de maximale bewaartemperatuur moet op het etiket worden vermeld. Het op de buitenste, beschermende verpakking van de kaas aangebrachte merk moet overeenkomen met de benaming „Squacquerone di Romagna” in het lettertype Sari Extra Bold cursief, uitsluitend in de kleur Pantone blauw 2747 en wit, en de afmeting ervan moet in verhouding zijn met de verpakking. Het is verboden op de verpakking enige kwalificatie toe te voegen, anders dan waarin uitdrukkelijk is voorzien.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het productiegebied van de „Squacquerone di Romagna” BOB omvat de volgende provincies van de regio Emilia-Romagna: de provincie Ravenna, de provincie Forli-Cesana, de provincie Rimini, de provincie Bologna en een deel van de provincie Ferrara, in het westen begrensd door de rijksweg SS64 (Porrettana) en in het noorden door de rivier de Po.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Het gebied waar de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB wordt geproduceerd, wordt gekenmerkt door bodems in morfologisch hoger gelegen zones dan de alluviale vlakte. Voor de landbouw worden de bodems gebruikt voor de productie van graan- en voedergewassen en gespecialiseerde, intensieve teelten. Het productiegebied van de „Squacquerone di Romagna” BOB heeft een gematigd subcontinentaal klimaat. Al eeuwenlang bevinden zich in dit gebied landbouwbedrijven die zich hoofdzakelijk bezighouden met de groenteteelt en het fokken van enkele stuks vee, zowel als trekdier op het veld als voor de melkproductie. De melk was bedoeld voor menselijke consumptie en werd gedeeltelijk verwerkt tot „Squacquerone di Romagna”. Als ruilmiddel voor andere producten vormde het een aanvulling op het inkomen van de landbouwer.

Bij onderzoek van de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB zijn de eigenschappen van de gebruikte natuurlijke melkzuurbacteriën bepaald, waarbij het onmiskenbare uniforme karakter van de aanwezige bacteriesoorten werd onderstreept: het gaat om autochtone biotypes van de Streptococcus thermophilus. Deze natuurlijke melkzuurbacteriën hebben zich ontwikkeld in fermenteerapparaten in het onder punt 4 afgebakende geografische gebied en worden altijd bereid met melk uit dat gebied.

De productietechnieken lijken sterk op die uit het verleden, waarbij rekening moet worden gehouden met een productieduur die afhankelijk is van de seizoenen: langer in de winter en korter in de zomer. De deskundigheid en de ervaring van de producenten is doorslaggevend bij het verkrijgen van de juiste textuur van de kaas.

5.2.   Specificiteit van het product:

De kenmerkende eigenschappen van de „Squacquerone di Romagna” die deze kaas onderscheiden van andere zachte kazen met snelle rijping, zijn de paarlemoerachtig witte kleur en het delicate aroma, typisch voor melk, met een kruidige toets.

Het belangrijkste kenmerk dat de reputatie van de „Squacquerone di Romagna” het meest heeft beïnvloed, is de smeuïge en gelatineachtige textuur, evenals de kneedbaarheid, waardoor de kaas zeer gemakkelijk te smeren is.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De kenmerken van de „Squacquerone di Romagna”, met name de smeuïge en kneedbare textuur, waardoor de kaas gemakkelijk te smeren is, zijn te danken aan het type melk dat bij de productie van de kaas wordt gebruikt. Deze melk heeft bijzondere eigenschappen en is arm aan proteïnen en vetten dankzij de voeding van de koeien, waarbij de invloed van het afgebakende gebied doorslaggevend is.

Ter verduidelijking: de voedergewassen, uitsluitend geteeld in het in punt 4 afgebakende gebied, zijn rijk aan suiker en aan gemakkelijk te verteren vezels. De specifieke kwaliteiten ervan vormen een bijzondere voeding voor de koeien, die gekenmerkt wordt door een lage energie-input uit vetten en zetmeel, gecompenseerd door de energie-input uit de typische voedergewassen van het gebied. Op die manier verkrijgt men een melk die arm is aan proteïnen en vetten, en die daardoor aan de „Squacquerone di Romagna” zijn typische kneedbaarheid geeft. Dit resulteert in de organoleptische eigenschappen als beschreven in punt 3.2, onder andere de romige en smeuïge textuur, een zachte, licht zurige smaak en een delicaat aroma, geaccentueerd met een kruidige toets.

Dankzij de ervaring van de producenten, die erin slagen om de productieduur aan het seizoen aan te passen, wordt bovendien vermeden dat de kaas krijtachtig wordt, d.w.z. te compact.

Een ander belangrijk verband van de „Squacquerone di Romagna” met het afgebakende geografische gebied vindt zijn oorsprong in het gebruik van melkzuurbacteriën van autochtone stammen. De Streptococcus thermophilus is uit taxonomisch oogpunt de soort die in alle bestudeerde natuurlijke melkzuurbacteriën werd aangetroffen en die bijgevolg kenmerkend is voor de microflora van de melk, die typisch is voor de kaas „Squacquerone di Romagna” BOB. De verschillende geïsoleerde biotypes vertonen bijzondere fysiologische en biochemische eigenschappen die duidelijk verschillen van die van geselecteerde stammen uit internationale collecties. Dat bewijst nogmaals het unieke en typische karakter van de collecties bacteriën die bij de productie van de „Squacquerone di Romagna” worden gebruikt. De inheemse biotypes van de Streptococcus thermophilus werden geïsoleerd in bepaalde monsters van rauwe melk, genomen in een groot aantal stallen uit het voor de kaasproductie typische gebied. Het gaat dus duidelijk om biotypes van plaatselijke origine, die samen een typisch microbieel geheel vormen dat het resultaat is van natuurlijke selectie en de tussenkomst van de mens en dat aan de oorsprong ligt van de bijzondere ecologische niche die deze gebieden kenmerkt.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

De bevoegde instantie heeft de nationale procedure voor het indienen van bezwaarschriften, bedoeld in artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 510/2006, ingeleid met de bekendmaking van het voorstel tot erkenning van de beschermde oorsprongsbenaming „Squacquerone di Romagna” in het staatsblad nr. 75 van de Italiaanse Republiek van 30 maart 2006.

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan via de volgende link worden geraadpleegd.

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of door rechtstreeks de website van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Voeding en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (bovenaan rechts op het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/23


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 304/12

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„UVA DI PUGLIA”

EG-nummer: IT-PGI-0005-0653-11.10.2007

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Uva di Puglia”

2.   Lidstaat of derde land:

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.6:

Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

De beschermde geografische aanduiding „Uva di Puglia” heeft betrekking op tafeldruiven van de variëteiten Italia b., Victoria b., Regina b., Michele Palieri n., Red Globe rs., die worden geproduceerd in het in punt 4 vermelde afgebakende gebied en zijn ingedeeld in de handelsklassen „Extra” en „Prima”.

Wanneer de druiven in de handel worden gebracht, moeten ze de volgende kenmerken hebben: het gewicht van de trossen is ten minste 300 gram; de minimale grootte van de bessen is 21 mm voor Victoria, 15 mm voor Regina en 22 mm voor Italia, Michele Palieri en Red Globe (middendoorsnede); de kleur van de variëteiten Italia, Regina en Victoria is licht strogeel, die van de variëteit Michele Palieri diep fluweelzwart en die van de variëteit Red Globe goudrosé; de brekingsindex van het sap van de vruchten is minimaal 14 °Brix voor de variëteiten Italia, Regina en Red Globe en minimaal 13 °Brix voor de variëteiten Victoria en Michele Palieri. Bij alle variëteiten moet de totale suiker-zuur verhouding 22 of meer zijn.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Alle teelt- en oogstfasen van „Uva di Puglia” moeten plaatsvinden in het in punt 4 omschreven geografische productiegebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

De verpakkingen moeten worden verzegeld (met gaas of folie en in geval van doorzichtige geperforeerde zakken en verpakkingsmaterialen, met sluitzegels). Er wordt gebruik gemaakt van de volgende soorten verpakkingen: kisten van karton, hout, spaanplaat of plastic met een netto inhoud van 5 kg; kartonnen kisten met een netto inhoud van 2, 2,5 of 3 kg; polipropyleen of PET manden met een netto inhoud van 2,0, 1,5, 1,0, 0,75 of 0,5 kg in een buitenverpakking van plastic, hout of karton; PET zakken met een netto inhoud van 0,5 — 1,0 kg in een buitenverpakking van plastic, hout of karton. De verpakkingswerkzaamheden moeten in het in punt 4 vermelde gebied worden uitgevoerd om te voorkomen dat de kleur en de gave vorm van de bessen worden aangetast door het transport of een onzorgvuldige hantering. De verpakking moet de tafeldruiven in elk geval goed beschermen.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Op elke verpakking moet, behalve het logo van de benaming en het EU-logo, een etiket worden aangebracht waarop op één en dezelfde kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de volgende gegevens zijn vermeld: de naam en het adres of het symbool of het identificatienummer van het verpakkingsbedrijf en de druiventeler, alsmede de wettelijk voorgeschreven vermeldingen en productinformatie.

De proporties van de lettertekens van het logo moeten overeenkomen met die van de onderstaande afbeelding.

Het is wel toegestaan de schaal van het logo te veranderen.

Het logo met de BGA-benaming wordt afgedrukt op zelfklevende zegels of sluitingen van verschillende afmetingen.

Image

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het productiegebied van „Uva di Puglia” omvat alle gebieden onder de 330 meter boven zeeniveau van de gemeenten in de provincies Bari, Barletta-Andria-Trani, Brindisi, Foggia, Taranto en Lecce.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De pedoklimatologische omstandigheden in het productiegebied van „Uva di Puglia” zijn ideaal voor de ontwikkeling van het product: de grond bestaat overwegend uit skeletbodem met een gemiddelde textuur, een hoog gehalte aan koolstof totaal en actieve kalk, en hoge concentraties kalium, calcium en magnesium. Het klimaat, dat ook in de winter zacht is, ondervindt de matigende invloed van de Adriatische Zee en de wind uit de heuvels van de Murgia. De geringe neerslag in de lente en de zomer, eventueel aangevuld met gedoseerde irrigatie, het heldere licht in het gebied en de zachte wind vormen optimale voorwaarden voor de wijngaarden die buitengewoon zonminnend zijn. Het product ontleent zijn kwaliteit tevens aan het eeuwenlang doorgegeven specialisme van de Pugliaanse wijntelers, dat ook vandaag de dag nog in stand wordt gehouden bij de teelt, de hantering en de verpakking van de druiven.

5.2.   Specificiteit van het product:

De faam van „Uva di Puglia” komt voort uit de grote successen die met de productie en de export zijn behaald. Dit is dan ook de reden waarom de naam zo dikwijls voorkomt in boeken, studies en vakbladen. „Uva di Puglia” is de meest geproduceerde en geëxporteerde druivensoort van Italië, die uitblinkt om de schoonheid van haar gave tros, de diepe, glanzende kleur van de schil en de knapperige bessen. Deze kenmerken kunnen rechtstreeks worden teruggeleid tot de specifieke geschiktheid van het productiegebied en het hoge specialisme van de druiventelers.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De faam van „Uva di Puglia” moet worden geplaatst in een historisch-economische context waarvan de eerste getuigenissen teruggrijpen tot eind 1800. Hoewel de uitvoermogelijkheden destijds werden beperkt door de lange afstanden en de bederfbaarheid van het product, behield de „Uva di Puglia” meer dan andere druivensoorten haar eigenlijke kenmerken en kon het product in zeer goede staat op buitenlandse markten, zoals bijvoorbeeld die van Duitsland, worden aangeboden. Vermeldenswaardig zijn de initiatieven van pionier Sergio Musci, die in 1869 opdracht gaf voor de eerste zendingen van Pugliaanse tafeldruiven van Bisceglie (Bari) naar Milaan, Turijn en Bologna en van diens stadgenoot Cavaliere Francesco De Villagomez, die in 1880 de uitvoer van tafeldruiven uit Puglia naar Duitsland in gang zette.

Volgens gegevens van het Instituut voor buitenlandse handel (Istituto per il Commercio Estero, I.C.E.) zijn door de jaren heen de productie en, in gelijke tred daarmee, ook de export van „Uva di Puglia” langzamerhand toegenomen en een typisch kenmerk van het productiegebied op de internationale markten geworden. In de jaren 40 vertrokken er al honderden treinwagons per dag uit de van nature geschikte productiegebieden van de „Uva di Puglia”. In 1975 bedroeg de uitvoer van „Uva di Puglia” 62,4 % van de Italiaanse tafeldruivenproductie bestemd voor het buitenland. In 1980 was dit 52,7 % en in 1985 74,1 %. Dankzij het grote succes van het product en de export daarvan wordt de „Uva di Puglia” veelvuldig genoemd in boeken, studies en vakbladen. Interessant in dit opzicht zijn de afbeeldingen in het in 1979 door de OESO gepubliceerde rapport met de titel „Table Grapes”, dat deel uitmaakt van de „International Standardisation of fruit and vegetables”. Het rapport bevat afbeeldingen van volle kisten met druiven waarop duidelijk verwijzingen naar Puglia zichtbaar zijn.

Het succes van het product en de uitvoer daarvan zijn tevens het resultaat van de perfecte interactie tussen de uitzonderlijke geschiktheid van het geografische gebied en het specialisme van de telers, dankzij welke een uitstekend kwaliteitsniveau is bereikt dat door de Italiaanse en buitenlandse consumenten steeds meer wordt gewaardeerd. Aan het begin van de twintigste eeuw werd al melding gemaakt van de geschiktheid van het gebied en het hoge specialisme van de tafeldruiventelers. In zijn situatieschets van de regio Puglia roemde Vivarelli in 1914 haar klimaat, haar bodemgesteldheid en de vakkundigheid van de druiventeler „die zich bewust is van de noodzaak om speciale aandacht aan de teelt te besteden…”. Van die aandacht wordt vandaag de dag nog steeds blijk gegeven door de nauwgezette en zorgvuldige behandeling van de kiemen en de trossen, het uitdunnen van het bladerdek en de kiemen, het richten van de kiemen om de juiste lichtintensiteit te verkrijgen, kortom, specifieke handelingen die de optimale ontwikkeling en rijping van de druiven bevorderen, cryptogamische ziekten terugdringen en een betere houdbaarheid garanderen. Het historische belang van de „Uva di Puglia” wordt derhalve niet alleen bevestigd door een steeds toenemende vraag van de nationale en buitenlandse markten, maar ook door de erkenning van telers uit andere productiegebieden.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan via de volgende link worden geraadpleegd:

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of

door rechtstreeks de website van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Voeding en Bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (bovenaan rechts op het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 304/26


Kennisgeving aan Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai, die is toegevoegd aan de lijst bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk, op grond van Verordening (EU) nr. 1024/2011 van de Commissie

2011/C 304/13

1.

Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB (1) roept de Unie op de tegoeden en economische middelen te bevriezen van de leden van de Al-Qa’ida-organisatie en andere daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, als bedoeld in de lijst die is opgesteld op grond van Resolutie 1267(1999) en Resolutie 1333(2000) van de VN-Veiligheidsraad, die regelmatig wordt bijgewerkt door het VN-Comité dat is ingesteld bij Resolutie 1267(1999) van de VN-Veiligheidsraad.

De lijst die is opgesteld door het VN-Comité omvat:

Al Qa‘ida;

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die met Al Qa‘ida verbonden zijn, en tevens

rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in handen zijn van of gecontroleerd worden door, of op enige andere wijze ondersteuning bieden aan deze personen, entiteiten, lichamen en groepen.

Handelingen of activiteiten die erop wijzen dat een persoon, groep, onderneming of entiteit „banden heeft met” Al-Qa‘ida, zijn:

a)

deelnemen aan het financieren, plannen, faciliteren, voorbereiden of uitvoeren van handelingen of activiteiten van, in samenhang met, uit naam van, ten behoeve of ter ondersteuning van Al-Qa‘ida, of een cel, afdeling, splintergroepering of afsplitsing daarvan;

b)

leveren, verkopen of overdragen van wapens of daarmee verband houdend materieel aan bedoelde personen of organisaties;

c)

aanwerven van personeel voor bedoelde personen of organisaties; of

d)

op andere wijze ondersteunen van handelingen of activiteiten van bedoelde personen of organisaties.

2.

Het VN-Comité heeft op 5 oktober 2011 besloten Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai toe te voegen aan de bedoelde lijst. De betrokkene kan te allen tijde een verzoek aan de ombudsman van de VN richten, met ondersteunende documentatie, tot heroverweging van de gronden waarop hij op de bovengenoemde VN-lijst is geplaatst. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

United Nations — Office of the Ombudsperson

Room TB-08041D

New York, NY 10017

UNITED STATES OF AMERICA

Tel. +1 2129632671

Fax +1 2129631300 / 3778

E-mail: ombudsperson@un.org

Voor meer informatie zie: http://www.un.org/sc/committees/1267/delisting.shtml

3.

Naar aanleiding van het in punt 2 genoemde besluit van de VN heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 1024/2011 (2) vastgesteld tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qa‘ida-netwerk (3). Bij die wijziging, die overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 881/2002 is verricht, wordt Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai aan de lijst in bijlage I bij die verordening (hierna „bijlage I” genoemd) toegevoegd.

De onderstaande maatregelen van Verordening (EG) nr. 881/2002 zijn van toepassing op de aan bijlage I toegevoegde personen en entiteiten:

1.

de bevriezing van alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn of in het bezit zijn van deze personen en entiteiten, alsmede het voor iedereen geldende verbod op de terbeschikkingstelling, direct of indirect, van tegoeden en economische middelen aan of ten behoeve van deze personen en entiteiten (artikelen 2 en 2 bis (4)); en tevens

2.

het verbod op de directe of indirecte verstrekking, verkoop, levering of overdracht aan deze personen en entiteiten van technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten (artikel 3).

4.

Artikel 7 bis van Verordening (EG) nr. 881/2002 (5) voorziet in een toetsing wanneer opmerkingen zijn ingediend door op de lijst geplaatste natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten, lichamen of groepen. De personen en entiteiten die bij Verordening (EU) nr. 1024/2011 aan bijlage I zijn toegevoegd, kunnen de Commissie verzoeken om een toelichting over de redenen waarom zij op de lijst zijn opgenomen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Europese Commissie

Beperkende maatregelen

Wetstraat 200

1049 Brussel

BELGIË

5.

De betrokken personen en entiteiten worden er tevens op geattendeerd dat zij tegen Verordening (EU) nr. 1024/2011 beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

6.

Voor de goede orde worden de aan bijlage I toegevoegde personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten, als vermeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 881/2002, om een machtiging te verkrijgen om bevroren tegoeden, andere financiële activa of economische middelen te gebruiken voor essentiële behoeften of specifieke betalingen, in overeenstemming met artikel 2 bis van die verordening.


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 4.

(2)  PB L 270 van 15.10.2011, blz. 24.

(3)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.

(4)  Artikel 2 bis is ingevoegd bij Verordening (EG) nr. 561/2003 van de Raad (PB L 82 van 29.3.2003, blz. 1).

(5)  Artikel 7 bis is ingevoegd bij Verordening (EU) nr. 1286/2009 van de Raad (PB L 346 van 23.12.2009, blz. 42).