ISSN 1725-2474 doi:10.3000/17252474.C_2011.251.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
54e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2011/C 251/01 |
||
2011/C 251/02 |
||
2011/C 251/03 |
||
2011/C 251/04 |
||
|
V Adviezen |
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
Europese Commissie |
|
2011/C 251/05 |
||
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
27.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/1 |
Wisselkoersen van de euro (1)
26 augustus 2011
2011/C 251/01
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,4402 |
JPY |
Japanse yen |
110,41 |
DKK |
Deense kroon |
7,4509 |
GBP |
Pond sterling |
0,88565 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,1082 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,1458 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
7,7735 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
24,166 |
HUF |
Hongaarse forint |
272,66 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,7096 |
PLN |
Poolse zloty |
4,1751 |
RON |
Roemeense leu |
4,2445 |
TRY |
Turkse lira |
2,5275 |
AUD |
Australische dollar |
1,3727 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4241 |
HKD |
Hongkongse dollar |
11,2298 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7262 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,7379 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 557,78 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
10,3676 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
9,1988 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4833 |
IDR |
Indonesische roepia |
12 339,77 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,3040 |
PHP |
Filipijnse peso |
61,045 |
RUB |
Russische roebel |
41,6500 |
THB |
Thaise baht |
43,177 |
BRL |
Braziliaanse real |
2,3185 |
MXN |
Mexicaanse peso |
18,0543 |
INR |
Indiase roepie |
66,4720 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
27.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/2 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de bijeenkomst van 2 mei 2011 betreffende een ontwerp-besluit in zaak COMP/39.796 — Suez Environnement — Verbreking van verzegeling
Rapporteur: Tsjechië
2011/C 251/02
1. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Lyonnaise des eaux France SA en Suez Environnement Company SA, minstens uit onachtzaamheid, inbreuk hebben gemaakt op artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003. |
2. |
Het Adviescomité is het eens met de factoren die door de Commissie in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de geldboete die overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003 aan Lyonnaise des eaux France SA en Suez Environnement Company SA wordt opgelegd. |
3. |
Het Adviescomité is het eens met het huidige bedrag van de geldboete dat door de Commissie is voorgesteld. |
4. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. |
27.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/3 |
Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)
Zaak COMP/39.796 — Suez Environnement — Verbreking van verzegeling
2011/C 251/03
Deze zaak heeft betrekking op een procedure inzake inbreuk op de procedureregels in mededingingszaken die is ingeleid ten aanzien van de Franse groep Suez Environnement Company SA („Suez Environnement”) en haar dochteronderneming Lyonnaise des eaux France SA („LDE”) ten vervolge op de verbreking van een verzegeling die tijdens de door de Commissie in april 2010 in de lokalen van LDE uitgevoerde inspectie was aangebracht.
De Commissie heeft op 19 oktober 2010 een mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd waarvan Suez Environnement en LDE op 21 oktober in kennis zijn gesteld. In de mededeling van punten van bezwaar kwam men tot de voorlopige conclusie dat de zegels die tijdens de inspectie door de Commissie in april 2010 in de lokalen van het hoofdkantoor van LDE waren aangebracht waren verbroken in de zin van artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003 en dat de Commissie voornemens was aan LDE en Suez Environnement overeenkomstig genoemd artikel een geldboete op te leggen. In de mededeling van punten van bezwaar werd tevens aangegeven dat de Commissie voornemens is Suez Environnement aansprakelijk te houden voor de door LDE gepleegde inbreuk.
De partijen hebben toegang gekregen tot het dossier van de Commissie en hebben op 8 december 2010 hun schriftelijke opmerkingen op de mededeling van punten van bezwaar ingediend. Ten aanzien van de toegang tot het dossier zijn mij geen incidenten gemeld.
In hun schriftelijke opmerkingen hebben de partijen de feiten niet betwist, maar betoogden zij dat de inbreuk aan onachtzaamheid te wijten was. Ook hebben de partijen als verzachtende omstandigheid de actieve samenwerking met de diensten van de Commissie aangevoerd vanaf het ogenblik waarop zij van de verbreking van de zegels in kennis waren gesteld. Tot slot hebben de partijen niet betwist dat de inbreuk aan Suez Environnement moet worden toegerekend.
In hun schriftelijke opmerkingen hebben de partijen ook aangegeven dat zij geen gebruik wensen te maken van hun recht om tijdens een formele hoorzitting te worden gehoord.
Na het ontwerp-besluit van de Commissie te hebben onderzocht, stel ik vast dat de partijen zijn gehoord over alle daarin genoemde bezwaren.
Concluderend ben ik van mening dat het recht om te worden gehoord in deze zaak in acht is genomen.
Brussel, 3 mei 2011.
Wouter WILS
(1) Overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).
27.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/4 |
Samenvatting van het besluit van de Commissie
van 24 mei 2011
inzake een procedure overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag
(Zaak COMP/39.796 — Suez Environnement — Verbreking van verzegeling)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 3640 definitief)
(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
2011/C 251/04
Op 24 mei 2011 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2). Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 publiceert de Commissie hierbij de namen van de belanghebbende partijen en de belangrijkste punten van het besluit, met inbegrip van de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van ondernemingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van het besluit is te vinden op de website van het directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/case_details.cfm?proc_code=1_39796
1. INLEIDING
(1) |
Het besluit is gericht tot Lyonnaise des Eaux France S.A. (hierna „LDE” genoemd, Frankrijk) en Suez Environnement Company S.A. (hierna „Suez Environnement” genoemd, Frankrijk). Het besluit legt hun een boete op voor de verbreking van een verzegeling die door de ambtenaren van de Commissie was aangebracht tijdens een inspectie in het hoofdkantoor van LDE, een inbreuk als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad. |
2. PROCEDURE
(2) |
Op 21 mei 2010 werd de procedure tegen Suez Environnement ingeleid met het oog op de vaststelling van een besluit waarin een boete wordt bepaald voor de verbreking van een verzegeling in het hoofdkantoor van LDE, een volle dochteronderneming van Suez Environnement. |
(3) |
Op 21 oktober 2010 werd Suez Environnement en LDE een mededeling van punten van bezwaar gezonden. Op basis van de beschikbare feiten wordt in die mededeling van punten van bezwaar geconcludeerd dat de in de lokalen van het LDE-hoofdkantoor aangebrachte verzegeling werd verbroken in de zin van artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003 en dat de aansprakelijkheid voor deze inbreuk aan LDE en Suez Environnement moet worden toegerekend. |
(4) |
Op 8 december 2010 hebben Suez Environnement en LDE hun opmerkingen ingediend als antwoord op de mededeling van punten van bezwaar. In dat antwoord hebben zij de feiten noch de juridische kwalificatie ervan bestreden. Evenmin hebben zij de toerekening van de inbreuk aan Suez Environnement bestreden. |
(5) |
Op 2 mei 2011 werd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities geraadpleegd over de vraag of er sprake is van een inbreuk en over het bedrag van de voorgenomen boete. Het Adviescomité heeft unaniem een gunstig advies over het ontwerpbesluit van de Commissie uitgebracht, ook wat betreft de voorgenomen boete. |
(6) |
De raadadviseur-auditeur heeft zijn einverslag op 3 mei 2011 uitgebracht. De conclusie van dat verslag luidt dat het recht van de partijen om te worden gehoord in acht is genomen. |
3. FEITEN
(7) |
Op 14 april 2010 werd tijdens een inspectie in het hoofdkantoor van LDE op grond van artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in het kader van zaak COMP/39.756 (Markten voor waterlevering en -zuivering) een door de ambtenaren van de Commissie aangebrachte verzegeling verbroken. |
4. BEOORDELING
(8) |
Ten eerste wordt in het besluit vastgesteld dat de verzegeling in kwestie aangebracht werd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 20, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1/2003, en dat zij intact was toen zij werd bevestigd. |
(9) |
Ten tweede wordt in het besluit vastgesteld dat de verzegeling in kwestie verbroken werd in de zin van artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003, en dat de verbreking ten minste getuigt van onachtzaamheid. |
(10) |
Ten derde wordt de inbreuk in het besluit aan LDE toegerekend voor zover deze in de lokalen van LDE werd gepleegd. Bovendien wordt de inbreuk tevens aan Suez Environnement toegerekend, rekening houdende met de economische, organisatorische en juridische banden tussen LDE en Suez Environnement, alsook met het feit dat laatstgenoemde nauw betrokken was bij de LDE-inspectie. |
5. BOETE
(11) |
Aangezien een inbreuk als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1/2003 is aangetoond, kan de Commissie de ondernemingen een boete opleggen die tot 1% van hun omzet bedraagt. |
(12) |
Wat het bedrag van de boete betreft, wordt in de onderhavige zaak in het besluit enerzijds rekening gehouden met de ernst van de inbreuk en, anderzijds, met andere elementen op grond van specifieke omstandigheden in de zaak. |
(13) |
Inzake de verzwarende omstandigheden geeft het besluit aan dat de verbreking van een verzegeling een ernstige aantasting van de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie op het vlak van concurrentie vormt. Daarenboven onderstreept het besluit dat LDE en Suez Environnement, twee belangrijke ondernemingen die over juridische expertise beschikken inzake mededingingsrecht, perfect wisten dat ze met dat type inbreuk bepaalde straffen dreigden op te lopen. |
(14) |
Wat de andere elementen op grond van specifieke omstandigheden in de zaak betreft, wordt in het besluit aangegeven dat Suez Environnement en LDE, zodra ontdekt werd dat de verzegeling verbroken was, de Commissie spontaan en zonder uitstel talrijke inlichtingen hebben bezorgd die de feiten ophelderden en het onderzoek van de Commissie vergemakkelijkten. Voorts hebben zij elementen aangereikt waarmee zij erkennen dat de verzegeling door een werknemer van LDE verbroken werd. |
(15) |
Het besluit benadrukt dienaangaande dat Suez Environnement en LDE veel meer elementen hebben aangereikt dan waartoe zij volgens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1/2003 door de Commissie konden worden verplicht. |
(16) |
Uit het besluit blijkt bovendien dat Suez Environnement en LDE de conclusies uit de mededeling van punten van bezwaar hebben aanvaard wat betreft de feiten, de juridische kwalificatie ervan en de toerekenbaarheid van de inbreuk aan LDE en Suez Environnement. |
6. CONCLUSIE
(17) |
Op basis van al die elementen legt het besluit aan LDE en Suez Environnement, hoofdelijk aansprakelijk, een boete van 8 miljoen EUR op. |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) Vanaf 1.12.2009 zijn de artikelen 81 en 82 VEG respectievelijk de artikelen 101 en 102 VWEU geworden. De bepalingen in beide verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 101 en 102 VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 81 en 82 VEG.
V Adviezen
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
27.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/6 |
Bekendmaking van een wijzigingsverzoek overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen
2011/C 251/05
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen het verzoek. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.
WIJZIGINGSVERZOEK
VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 VAN DE RAAD
WIJZIGINGSVERZOEK OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 11
„FALUKORV”
EG-nummer: SE-TSG-0107-0020-31.08.2007
1. Aanvragende groepering:
Naam van de groepering: |
Kött och Charkföretagen (Zweedse Vereniging voor de Vleesindustrie) |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+46 87626525 |
|||
E-mail: |
info@kcf.se |
2. Lidstaat of derde land:
Zweden
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft:
— |
|
Benaming van het product |
— |
|
Reservering van de benaming (artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006) |
— |
|
Beschrijving van het product |
— |
|
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
— |
|
Anders: Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit |
4. Aard van de wijziging(en):
— |
|
Wijziging van het productdossier voor de geregistreerde GTS |
— |
|
Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 509/2006) (bewijzen van deze maatregelen overleggen) |
5. Wijziging(en):
Werkwijze voor het verkrijgen van het product
a) Grondstoffen
i) |
Vereenvoudiging en inkorting van het deel van de tekst dat gaat over het vlees en het vet dat in het product zit. |
ii) |
Overgang van keukenzout naar zout |
iii) |
Suiker, dextrose en uien toegevoegd aan de lijst van toegestane grondstoffen. |
De wijziging bestaat uit een verduidelijking van de definitie van vlees. Ook worden wijzigingen voorgesteld die te maken hebben met een ontwikkeling van het recept, en met het gebruik van andere soorten zout dan keukenzout. Deze wijzigingen zijn echter niet van invloed op de specificiteit of de fundamentele eigenschappen van het levensmiddel. De verplichte grondstoffen moeten vermeld worden om de specificiteit veilig te stellen. Het gebruik van toegestane grondstoffen heeft geen significant effect op de specificiteit van het levensmiddel.
b) Additieven
i) |
Conserveermiddel E 250 wordt een verplicht additief. |
ii) |
Ascorbinezuur (E 300), natriumascorbaat (E 301) en E 450, E 451, E 452 (tot de maximaal toegestane hoeveelheid van 1,5 g/kg berekend als P2O5) worden toegestane additieven. |
De wijziging bestaat uit een aanpassing van de benamingen van additieven en uit een verduidelijking. De wijziging vloeit voort uit natuurlijke ontwikkelingen in de productietechniek. De verplichte additieven moeten vermeld worden om de specificiteit veilig te stellen. Het gebruik van toegestane additieven heeft geen significant effect op de specificiteit van het levensmiddel.
c) Bereidingswijze
De wijziging is ingegeven door een natuurlijke ontwikkeling in de technische uitrusting die in de vleeswarenindustrie wordt gebruikt. Er is een verduidelijking toegevoegd ten opzichte van het vorige productdossier, namelijk dat er „rookdoorlatende verpakkingen” moeten worden gebruikt. Deze verheldering is van belang om te garanderen dat het traditionele karakter van de levensmiddelen behouden blijft.
Beschrijving van het product
Vereenvoudiging van de tekst op dusdanige wijze dat dit geen effect heeft op de specificiteit of de eigenschappen van het levensmiddel. De microbiologische eigenschappen zijn niet langer relevant gezien de ontwikkelingen die zich sinds de goedkeuring van het oorspronkelijke productdossier in de wetgeving rondom hygiëne hebben voltrokken.
Er is een meer gedetailleerde beschrijving van de specificiteit van „falukorv” toegevoegd.
Minimumeisen en procedures voor de controle van de „specificiteit”
a) |
Aanpassing aan de nieuwe definitie van vlees (Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Bijlage I). Omdat de EU-definitie van vlees is gewijzigd sinds de goedkeuring van het vorige productdossier, moest het minimaal toegestane vleesgehalte worden verhoogd. Er is geen sprake van een substantiële wijziging, enkel van een aanpassing van de definitie. |
b) |
De wijziging is het gevolg van het weglaten van de microbiologische eigenschappen. |
c) |
Er is een verduidelijking geïntroduceerd omtrent de frequentie van de controles en omtrent de manier waarop de controles moeten worden uitgevoerd. |
6. Bijgewerkt productdossier:
PRODUCTDOSSIER
6.1. Te registreren benaming(en) (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
„Falukorv”
„volgens de Zweedse traditie”
6.2. Of de benaming:
|
op zichzelf een specifieke benaming is |
|
de specificiteit van het landbouwproduct of levensmiddel weergeeft |
„Falukorv” is een gevestigde benaming van de productcategorie die onder het productdossier valt. De benaming wordt uitsluitend voor dit type worst gebruikt en is al heel lang in gebruik. De naam van de worst is terug te voeren op de stad Falun, maar deze geografische link is al lang geleden verbroken; vandaag de dag wordt „falukorv” gemaakt door vleesproducenten in heel Zweden.
6.3. Of men reservering van de benaming wil overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006:
|
Registratie met reservering van de benaming |
|
Registratie zonder reservering van de benaming |
6.4. Productcategorie:
Categorie 1.2. |
Vleeswaren (gekookt, gezouten, gerookt etc.) |
6.5. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel waarop de benaming als bedoeld in punt 3.1 van toepassing is (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
De kleur van de plakjes varieert van bleek naar sterk bruinroze.
De consistentie is stevig.
„Falukorv” heeft een lichte tot sterke smaak van rook, specerijen en zout.
„Falukorv” mag maximaal 65 g water per 100 g eindproduct bevatten.
Het vetgehalte mag maximaal 23 g per 100 g eindproduct zijn, berekend op basis van het maximaal toegestane watergehalte.
6.6. Beschrijving van de productiemethode van het landbouwproduct of levensmiddel waarop de benaming als bedoeld in punt 3.1 van toepassing is (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
— |
Rauw of gezouten rundvlees, paardenvlees of varkensvlees zonder zwoerd (vlees als gedefinieerd in Bijlage I van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad) |
— |
Rauw of gezouten varkensvet zonder zwoerd |
— |
Aardappelmeel |
— |
Water |
— |
Zout |
— |
Specerijen |
— |
Suiker |
— |
Dextrose |
— |
Uien |
— |
Conserveermiddel E 250 |
— |
Antioxidanten E 300, E 301 |
— |
Stabilisatoren E 450, E 451, E 452 (maximaal 1,5 g/kg berekend als P2O5) |
De grondstoffen en additieven worden vermengd en geëmulgeerd in een emulgeermachine of hakmachine.
Het worstmengsel wordt verpakt in rookdoorlatende verpakkingen met een doorsnede van minstens 45 mm.
De worsten worden gerookt en ondergaan een hittebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste + 72 °C.
Ze worden afgekoeld tot onder + 8 °C.
6.7. Specificiteit van het landbouwproduct of levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
De kleur van de plakjes varieert van bleek tot sterk bruinroze.
De consistentie is stevig.
„Falukorv” heeft een lichte tot sterke smaak van rook, specerijen en zout.
„Falukorv” mag maximaal 65 g water per 100 g eindproduct bevatten.
Het vetgehalte mag maximaal 23 g per 100 g eindproduct zijn, berekend op basis van het maximaal toegestane watergehalte.
„Falukorv” is een grove worst (doorsnede > 45 mm) die in plakken van een centimeter wordt gesneden en gebakken voor de lunch of avondmaaltijd. In sommige delen van Zweden wordt gesneden „falukorv” ook gebruikt als broodbeleg.
6.8. Traditioneel karakter van het landbouwproduct of levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
De geschiedenis van „Falukorv” gaat terug tot de 17e eeuw in Zweden. Nationale regels voor de productie ervan dateren uit 1973. De meeste Zweden beschouwen „falukorv” als een nationaal gerecht.
Volgens het Dalarna Museum is „falukorv” terug te voeren tot de 17e eeuw, toen runderhuiden werden gebruikt voor de productie van kabels waarmee erts werd gewonnen uit de kopermijn Falu Koppargruva. In de winter kon het overgebleven vlees worden bewaard, maar in de zomer werd er worst van gemaakt zodat het langer houdbaar werd. Deze worst kreeg de naam „falukorv”.
In de lokale krant (Stora Kopparbergs Län) van 14 december 1834 staat de volgende verwijzing: „Jaarlijks worden grote hoeveelheden gerookte worst, gemaakt in de Schedwi-parochie, naar de hoofdstad gestuurd. In Stockholm wordt deze worst Fahlu Korf genoemd (oude Zweedse spelling, nu „falukorv”) en is het al jaren een geliefd product.”
Volgens een overzicht van eetgewoonten — „Mat och måltider bland arbetare och tjänstemän i Jonsered under 1900-talet” („Voedsel en maaltijden van hand- en hoofdarbeiders in Jonsered in de 20e eeuw”) (derde semester (C1) essay in etnologie, Göteborg University, lentesemester 1976, Birgitta Frykman), is „falukorv” een veel genuttigd levensmiddel in huishoudens van zowel hoofd- als handarbeiders.
Traditioneel wordt „falukorv” gemaakt van rauwe vleesproducten, met aardappelmeel als enig bindmiddel.
Het „Receptbok för charkuterister” („Receptenboek voor vleeswarenbereiders”), samengesteld door Henning Fasth in 1936, bevat twee recepten voor „falukorv”. In de recepten wordt ofwel rundvlees of vettig varkensvlees gebruikt ofwel, in het tweede recept, een iets vettiger rundvlees, maar dan met aardappelmeel als enig bindmiddel.
Op pagina 69 van „Charkuterikursen – del 2” („Cursus voor vleeswarenproducenten — deel 2”), uitgegeven door Brevskolan och LTK in 1955, staat een recept voor „falukorv”. „Beef cat. III” bevat circa 20 % vet en „pork III” ongeveer 50 % (pagina 92). Het enige bindmiddel is aardappelmeel.
Toen in 1973 de nationale norm werd ingevoerd, legde die de minimumeisen vast voor de hoeveelheid vlees, gebaseerd op de traditionele methode die in de jaren 1900 werd toegepast bij het maken van „falukorv”.
6.9. Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie):
Er moet ten minste 45 g vlees zijn per 100 g eindproduct.
Aardappelmeel mag worden toegevoegd tot een maximum van 4 g droge stof per 100 g eindproduct. De droge stof wordt berekend op basis van het maximaal toegestane watergehalte.
Jaarlijks dienen in de bereidingsbedrijven controles van het minimale en maximale gehalte en chemische controles te worden uitgevoerd door de bevoegde controle-autoriteit. Chemische waarden voor vet en water dienen te worden gemeten door na het homogeniseren een monster van 500 g van de „falukorv” te nemen.
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.