ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.215.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 215

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
21 juli 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2011/C 215/01

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Ierland en met een advies van de Raad betreffende het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland, 2011-2015

1

2011/C 215/02

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Italië en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2011-2014

4

2011/C 215/03

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Letland en met een advies van de Raad betreffende het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Letland, 2011-2014

8

2011/C 215/04

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Malta en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2011-2014

10

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2011/C 215/05

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie

13

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 215/06

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

19

2011/C 215/07

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 2 )

21

2011/C 215/08

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6274 — Bridgepoint/Eurazeo/Foncia Groupe) ( 2 )

25

2011/C 215/09

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6265 — CSN/AG Cementos Balboa/Corrugados Azpeitia/Corrugados Lasao/Stahlwerk Thüringen) ( 2 )

25

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 215/10

Wisselkoersen van de euro

26

2011/C 215/11

Bericht van de Commissie over de datum van inwerkingtreding van de oorsprongsregels die in een diagonale cumulatie voorzien tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije

27

2011/C 215/12

Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)  ( 2 )

29

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2011/C 215/13

Verzoek om een advies van het EVA-Hof door Héraðsdómur Reykjavíkur van 25 maart 2011 in de zaak Grund, elli- og hjúkrunarheimili tegen Lyfjastofnun (het IJslandse agentschap voor de controle van geneesmiddelen) (Zaak E-7/11)

31

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2011/C 215/14

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6295 — CVC/Ande/Delachaux) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 2 )

32

2011/C 215/15

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6309 — Macquarie Group/Airwave Solutions) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 2 )

33

 

Rectificaties

2011/C 215/16

Rectificatie van de bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB C 87 van 16.4.2009)

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen

 

(2)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Ierland en met een advies van de Raad betreffende het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland, 2011-2015

2011/C 215/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten aangenomen (2), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 7 december 2010 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU (3) tot verlening van financiële bijstand aan Ierland voor een periode van drie jaar overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en Verordening (EU) nr. 407/2010 van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (4). Het op 16 december 2010 ondertekende begeleidende memorandum van overeenstemming en de eerste actualisering ervan stellen de economische beleidsvoorwaarden vast op basis waarvan de financiële bijstand wordt verleend. Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU van de Raad is gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/326/EU (5). De eerste actualisering van het memorandum van overeenstemming werd op 18 mei 2011 ondertekend.

(4)

Op 12 januari 2011 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de eerste jaarlijkse groeianalyse en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en in aansluiting op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht de lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's worden opgenomen.

(6)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in de stabiliteits- of convergentieprogramma's en de nationale hervormingsprogramma's.

(7)

Op 29 april 2011 heeft Ierland zijn geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2011 voor de periode 2011-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met hun onderlinge verbanden rekening te houden, zijn deze programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(8)

De crisis bracht een aanzienlijke correctie aan in de grote onevenwichtigheden die tijdens de voorgaande jaren van hoge bloei waren opgebouwd. Van 2007 tot 2010 daalde het reële bbp met 12 % en de arbeidsparticipatie met bijna 13 %, terwijl de werkloosheid toenam van 4,6 % in 2007 tot 13,6 % in 2010. De crisis leidde ook tot een aanzienlijke verslechtering van de overheidsfinanciën, in die mate dat het overheidstekort in 2008 en 2009 op meer dan 10 % uitkwam. In 2010 beliep het overheidstekort 32,4 % van het bbp, waarvan 20,5 % van het bbp betrekking had op steunmaatregelen voor de financiële sector. De schuldquote steeg van 25 % in 2007 tot 96 % in 2010.

(9)

De tenuitvoerlegging van het programma voor financiële bijstand van de EU-IMF verloopt volgens plan. De overeengekomen budgettaire maatregelen zijn ten uitvoer gelegd, de budgettaire doelstelling voor 2010 is bereikt en de begrotingsresultaten in het eerste kwartaal van 2011 sporen ook met de doelstellingen van het bijstandsprogramma. Er wordt van uitgegaan dat het overheidstekort 2011 onder het plafond van het bijstandsprogramma zal blijven, ondanks een neerwaartse bijstelling van de prognose voor het nominale bbp in 2011. Er is grote vooruitgang geboekt in het hervormen van het banksysteem en er zijn stappen genomen om de doelstellingen inzake structurele hervorming te halen.

(10)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het stabiliteitsprogramma heeft als begrotingsstrategie voor de middellange termijn het nominale overheidstekort binnen de in de Aanbeveling van de Raad van 3 december 2010 bepaalde termijn tot minder dan de referentiewaarde van 3 % van het bbp terug te dringen. Het stabiliteitsprogramma beoogt een tekort van 10 % van het bbp in 2011, 8,6 % in 2012, 7,2 % in 2013, 4,7 % in 2014 en 2,8 % tegen het eind van de looptijd van het stabiliteitsprogramma in 2015. Dit traject is gebaseerd op consolidatiemaatregelen van 3,8 % van het bbp die ten uitvoer worden gelegd in de begroting voor 2011, en brede consolidatiemaatregelen van 5,9 % van het bbp in 2012-2014 en een verdere, niet nader bepaalde consolidatie-inspanning van meer dan 1 % van het bbp in 2015. In het stabiliteitprogramma wordt de middellangetermijndoelstelling (MTD) voor een begrotingssituatie van -0,5 % van het bbp herhaald, die niet gedurende de looptijd van het stabiliteitsprogramma wordt gehaald. Volgens de laatste evaluatie van de Commissie zijn de risico's met betrekking tot de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën hoog. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, moeten op middellange termijn voldoende primaire overschotten worden geboekt en moet het Ierse socialezekerheidsstelsel verder worden hervormd.

(11)

Ierland heeft in het kader van het Euro Plus-pact een aantal toezeggingen gedaan, die op 3 mei 2011 werden ingediend. Daarbij gaat het onder meer om concrete maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen, waaronder het hervormen van loonvormingsmechanismen, het openstellen van bepaalde professionele diensten voor concurrentie en het versterken van onderzoek en ontwikkeling, maatregelen ter vergroting van de financiële stabiliteit, met name door mechanismen ter oplossing van crises, alsook maatregelen ter verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën dankzij een begrotingskader voor de middellange termijn, het hervormen van de pensioenen en het optrekken van de pensioengerechtigde leeftijd.

(12)

De Commissie heeft het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma, met inbegrip van de in het kader van het Euro Plus-Pact gedane toezeggingen, geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Ierland, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In dit verband beklemtoont de Commissie dat de geplande maatregelen dringend ten uitvoer moeten worden gelegd, zodat voldaan wordt aan Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU.

(13)

In het licht van deze evaluatie, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 7 december 2010 op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, heeft de Raad de actualisering 2011 van het stabiliteitsprogramma van Ierland en zijn advies onderzocht (6). Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011, heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Ierland onderzocht,

BEVEELT AAN dat Ierland:

De in Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/326/EU, vastgestelde en in het memorandum van overeenstemming van 16 december 2010 en de actualisering ervan van 18 mei 2011 nader bepaalde maatregelen ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34.

(4)  PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

(5)  PB L 147 van 2.6.2011, blz. 17.

(6)  Zie artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/4


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Italië en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2011-2014

2011/C 215/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (2), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht alle lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's moeten worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 6 mei 2011 heeft Italië de actualisering 2011 van zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2011-2014 en zijn nationaal hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

De Italiaanse economie had reeds lang voor de huidige wereldwijde economische en financiële crisis te kampen met structurele zwakheden. In de periode 2001-2007 bedroeg de reële bbp-groei circa 1 %, dat wil zeggen slechts de helft van het gemiddelde in het eurogebied, voornamelijk door de achterblijvende productiviteitsgroei. Deze ontwikkelingen troffen het hele land en de grote economische verschillen tussen de regio's verminderden dan ook niet. Alhoewel er geen sterke interne onevenwichtigheden in de particuliere sector waren, werd de economie zwaar getroffen door de wereldwijde crisis. Door een ineenstorting van de uitvoer, gevolgd door een terugval van de investeringen, kromp het reële bbp tussen het tweede kwartaal van 2008 en het tweede kwartaal van 2009 met maar liefst 7 %. De bruto overheidsschuld steeg eind 2010 tot 119 % na een gestage daling in het voorgaande decennium; dit weerspiegelde de scherpe daling van het bbp. De werkgelegenheid daalde veel minder sterk als gevolg van een door de overheid gesteunde regeling voor arbeidsduurverkorting, waardoor het werkloosheidscijfer in 2008-2009 slechts weinig steeg. In de tweede helft van 2009 begon de economie zich dankzij de uitvoer te herstellen, zij het in een traag tempo. De situatie op de arbeidsmarkt bleef in 2010 fragiel; het werkloosheidscijfer stabiliseerde zich aan het eind van het jaar op ca. 8,5 %. In verband met de zeer hoge overheidsschuldquote bleef Italië tijdens de crisis een voldoende prudent begrotingsbeleid voeren en nam het geen sterke budgettaire stimuleringsmaatregelen, waardoor het overheidstekort in 2009-2010 onder het gemiddelde van het eurogebied bleef.

(8)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het programma moet het algemene overheidstekort tegen 2012 terugdringen tot beneden de bbp-referentiewaarde van 3 % door middel van verdere uitgavenbeperkingen en extra inkomsten door een betere naleving van de fiscale regelgeving. Het programma is erop gericht om, nadat het buitensporige tekort gecorrigeerd is, tegen het einde van de programmaperiode (2014) de middellangetermijndoelstelling — het realiseren van een structureel begrotingsevenwicht — te bereiken, ter ondersteuning waarvan Italië zich ertoe verbindt de primaire uitgaven verder in te perken. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote in 2011 pieken en daarna steeds sterker afnemen, naarmate het primaire overschot toeneemt. De geplande gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning gedurende 2010-2012 ligt boven de door de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure aanbevolen 0,5 % van het bbp, en het voorziene tempo van de aanpassingen na 2012 ligt ruimschoots boven wat het stabiliteits- en groeipact voorschrijft. Om de genoemde resultaten op het gebied van het tekort en de schuld te bereiken, zal de begroting strikt moeten worden uitgevoerd, terwijl meer informatie over de voor 2013 en 2014 geplande consolidatiemaatregelen de geloofwaardigheid van het programma ten goede zou komen.

(9)

Gezien de zeer hoge overheidsschuld, die in 2011 circa 120 % van het bbp bedraagt, hebben een duurzame en geloofwaardige consolidatie en structurele maatregelen ter bevordering van de groei hoge prioriteit voor Italië. Volgens de laatste evaluatie van de Commissie, blijken de risico's met betrekking tot de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën middelmatig te zijn. Voor de periode tot 2012 is de verwezenlijking van de in het stabiliteitsprogramma opgenomen doelstellingen voor het algemene overheidstekort, en dus de correctie van het buitensporige tekort tegen 2012, afhankelijk van de volledige tenuitvoerlegging van de reeds goedgekeurde maatregelen. Extra maatregelen zijn nodig wanneer bijvoorbeeld de inkomsten uit een betere naleving van de belastingregels lager uitvallen dan begroot of wanneer zich problemen voordoen bij de verwezenlijking van de geplande beperking van de kapitaaluitgaven. Voor 2013-2014 schrijft het nieuwe driejarige begrotingskader voor dat uiterlijk in oktober 2011 concrete maatregelen worden vastgesteld ter ondersteuning van de consolidatie-inspanning. Alhoewel het begrotingskader de laatste jaren al aanzienlijk is versterkt, moeten de invoering van dwingende uitgavenplafonds en verdere verbetering van het begrotingstoezicht in alle subsectoren van de overheid de begrotingsdiscipline en de geloofwaardigheid van de begrotingsstrategie voor de middellange termijn versterken.

(10)

Hoewel de werkgelegenheid in de jaren voor de crisis relatief sterk is gegroeid, vertoont de Italiaanse arbeidsmarkt een aantal structurele zwakheden. Werknemers met een permanente arbeidsovereenkomst genieten meer bescherming dan werknemers met een atypisch contract. Voor eerstgenoemden is ontslag onderworpen aan stringente regels en omslachtige procedures. Voor de laatstgenoemden dient aandacht te worden besteed aan de dynamiek van zelfstandige tewerkstelling die werkrelaties in ondergeschikt verband zou kunnen verbergen. Ondanks nieuwe en ad-hocmaatregelen die tijdens de crisis zijn genomen om inkomenssteun en bescherming tegen werkloosheid uit te breiden, blijft het huidige stelsel van werkloosheidsuitkeringen gefragmenteerd. De werkloosheid bij werknemers onder de 25 jaar bedroeg in 2010 27,8 %, maar was ongelijk verdeeld over de landsdelen: in het zuiden was de jeugdwerkloosheid tweemaal zo groot als in het noorden. De rol van het leerlingstelsel en beroepsopleidingen moet verder worden versterkt. Hoewel dat zeer nuttig en noodzakelijk is, bestaat er momenteel geen eengemaakt nationaal systeem voor de certificatie van vaardigheden en de erkenning van beroepsopleidingsnormen, maar een veelvoud aan regionale systemen, hetgeen de arbeidsmobiliteit en de arbeidsmogelijkheden in heel Italië hindert. Er is ruimte om de effectiviteit van de arbeidsbemiddelingsdiensten te vergroten, met name in regio’s met een hoge werkloosheid. Tot slot blijft zwartwerken in Italië een ernstig fenomeen.

(11)

Het is belangrijk dat de loonontwikkeling wordt afgestemd op de groei van de productiviteit, gezien het feit dat het concurrentievermogen van Italië sinds de late jaren '90 voortdurend afneemt; in dit verband kunnen onderhandelingen op ondernemingsniveau een belangrijke rol spelen, ook om de regionale arbeidsmarktverschillen aan te pakken. Met de hervorming van het onderhandelingskader in 2009 werd onder andere de mogelijkheid ingevoerd van open clausules (d.w.z. afwijkingen van het op nationaal niveau overeengekomen sectorale loonniveau); deze worden echter nog niet op grote schaal toegepast.

(12)

De arbeidsparticipatie van vrouwen ligt gemiddeld meer dan twintig procentpunten lager dan die van mannen; er zijn evenwel aanzienlijke verschillen tussen de regio's. In het zuiden had nauwelijks één derde van de vrouwen in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar werk, door zowel een relatief lagere participatiegraad als een hogere werkloosheid. De relatief hoge belasting op arbeid in Italië ontmoedigt het arbeidsaanbod, met name wat de meeverdiener van het gezin betreft, en beïnvloedt de vraag naar arbeid negatief. Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren, wordt in het nationale hervormingsprogramma verwezen naar het in 2010 goedgekeurde plan dat de inspanningen van alle geledingen van de overheid coördineert om het combineren van werk en gezinsleven te bevorderen. De regering heeft onlangs een belastingvoordeel ingevoerd voor bedrijven die kansarme werknemers in dienst nemen; dit geldt ook voor personen die actief zijn in een sector of een activiteit met een bijzonder onevenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen, in regio's met een hoge werkloosheid. Het programma kondigt daarnaast een belastinghervorming aan die tot doel heeft de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar consumptie, en die ook tot een hogere arbeidsparticipatie kan bijdragen.

(13)

Italië kent in vergelijking met de EU-normen relatief hoge kosten die aan het uitoefenen van activiteiten verbonden zijn, met name in het zuiden, zulks ondanks de recente maatregelen om het ondernemingsklimaat te verbeteren en de prestatiegerichtheid en verantwoordingsplicht van de overheid te versterken. Er blijft veel ruimte voor verdere eliminatie van hindernissen op regelgevings- en administratief gebied in de producten- en dienstenmarkten, met name wat de vrije beroepen betreft. In 2009 is een voorstel ingediend voor een jaarlijkse mededingingswet als wetgevingsinstrument om de mededingingsomgeving en de consumentenbescherming te verbeteren. Deze wet is echter nog niet vastgesteld. De lange duur van de procedures om de naleving van contracten af te dwingen is eveneens een zwak punt van het Italiaanse ondernemingsklimaat. Andere kanalen dan het bancaire om de groei van een bedrijf te financieren, zijn in Italië nog een relatieve zeldzaamheid, vooral voor het midden- en kleinbedrijf. Met name blijven financiering met eigen vermogen en durfkapitaal een slechts beperkte rol spelen, ondanks hun potentieel om de groei van een bedrijf te bevorderen, nieuwe wereldwijde markten aan te boren en de corporate governance te verbeteren.

(14)

De investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn de afgelopen tien jaar slechts in bescheiden mate gestegen. De intensiteit van onderzoek en ontwikkeling is dan ook laag: circa 1,27 % van het bbp, wat ruimschoots onder het EU-gemiddelde van 1,90 % ligt. Deze kloof is voornamelijk te wijten aan de geringe omvang van het industriële onderzoek: de onderzoeks- en ontwikkelingsintensiteit in het bedrijfsleven bedroeg 0,64 % van het bbp, terwijl het EU-gemiddelde 1,23 % is. De durfkapitaalintensiteit is eveneens nog zeer laag. In het nationale hervormingsprogramma wordt een aantal maatregelen gepresenteerd, zoals tijdelijke belastingvoordelen voor bedrijven die in onderzoeksprojecten van universiteiten of overheidsinstanties investeren. Het streefcijfer van 1,53 % van het bbp voor de onderzoeks- en ontwikkelingsintensiteit gaat terug op een projectie van het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage voor de periode 2006-2008 en houdt rekening met de beperkingen verbonden aan de fiscale stabiliteit van het land. Het zal in 2014 worden herzien.

(15)

Italië is op twee na de grootste ontvanger van middelen uit hoofde van het cohesiebeleid van de EU: het ontvangt circa 8 % van het totale EU-budget voor het cohesiebeleid in 2007-2013. Halverwege de programmeringsperiode is slechts 16,8 % van de EU-middelen daadwerkelijk benut; in de zuidelijke convergentieregio's is dit percentage nog veel lager.

(16)

Italië heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. In het nationale hervormingsprogramma worden enkele recentelijk goedgekeurde maatregelen genoemd en toekomstige hervormingsplannen geschetst die als doel hebben de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de financiële stabiliteit te bevorderen, het concurrentievermogen te versterken en de werkgelegenheid te vergroten, overeenkomstig de beginselen van het Euro Plus-pact. Een nieuwe belangrijke verbintenis die de regering specifiek als antwoord op het pact is aangegaan, betreft de wijziging van de grondwet om de begrotingsdiscipline te verbeteren. Deze punten zijn onderzocht en bij de aanbevelingen in aanmerking genomen.

(17)

De Commissie heeft voor Italië het stabiliteitsprogramma, het nationale hervormingsprogramma en de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Italië, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In deze context is de Commissie van oordeel dat het Italiaanse consolidatieplan voor 2011-2014 geloofwaardig is tot 2012, maar voor de jaren 2013-2014 moet worden onderbouwd met concrete maatregelen om de zeer hoge overheidsschuld gestaag te doen afnemen. In het nationale hervormingsprogramma wordt een aantal initiatieven geschetst die betrekking hebben op alle onderdelen van de Europa 2020-strategie, maar verdergaande maatregelen worden noodzakelijk geacht voor de aanpak van structurele zwakheden die reeds geruime tijd bestaan maar door de crisis nog zijn verergerd. Om het Italiaanse groei- en werkgelegenheidspotentieel te versterken en te bevorderen zodat de zuidelijke regio's hun achterstand inlopen, moeten in 2011-2012 verdere maatregelen worden genomen om het functioneren van de arbeidsmarkt te verbeteren, de diensten- en productenmarkten open te stellen voor sterkere concurrentie, het ondernemingsklimaat te verbeteren, het onderzoeks- en ontwikkelings-beleid te versterken en een snellere en betere benutting van de EU-cohesiemiddelen te bevorderen.

(18)

In het licht van deze beoordeling, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het stabiliteits-programma van Italië onderzocht. Zijn advies (3) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven. De Raad heeft het nationale hervormingsprogramma van Italië onderzocht met inachtneming van de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011,

BEVEELT AAN dat Italië in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

De geplande budgettaire consolidatie in 2011 en 2012 ten uitvoer te leggen met het oog op de correctie van het buitensporige tekort overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure zodat de hoge schuldquote op een neerwaarts pad wordt gebracht. Zich op de recentelijk goedgekeurde wetgeving, alle gunstigere dan verwachte economische of budgettaire ontwikkelingen volledig te baat te nemen om het tekort en de schuld sneller te verminderen en gereed te zijn om ontsporingen bij de uitvoering van de begroting te voorkomen. De streefcijfers voor 2013-2014 en de geplande verwezenlijking van de middellangetermijndoelstelling in 2014 uiterlijk in oktober 2011 te onderbouwen met concrete maatregelen, zoals vastgesteld in het nieuwe meerjarige begrotingskader. Het kader verder te versterken door dwingende uitgavenplafonds in te voeren en het toezicht te verbeteren voor alle subsectoren van de overheid.

2.

De maatregelen ter bestrijding van de segmentatie van de arbeidsmarkt, te versterken, onder meer door bepaalde aspecten van de wetgeving inzake arbeidsbescherming te herzien, met inbegrip van de voorschriften en procedures inzake ontslag, en door het thans gefragmenteerde stelsel voor werkloosheidsuitkeringen te herzien, daarbij rekening houdende met de budgettaire beperkingen. De inspanningen ter bestrijding van zwartwerken op te voeren. Daarnaast maatregelen te nemen om de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te vergroten door de beschikbaarheid van opvang- en zorgfaciliteiten in het hele land te verbeteren en op budgettair neutrale wijze financieel te stimuleren dat potentiële meeverdieners gaan werken.

3.

Op basis van de overeenkomst van 2009 tot hervorming van het kader voor collectieve onderhandelingen en in overleg met de sociale partners, overeenkomstig de nationale praktijk, verdere maatregelen te nemen om te waarborgen dat de loonstijging meer in overeenstemming is met de ontwikkeling van de productiviteit en de plaatselijke en bedrijfsomstandigheden, met inbegrip van clausules die toelaten dat onderhandelingen op bedrijfsniveau in die richting kunnen gaan.

4.

Het proces van openstelling van de dienstensector voor meer concurrentie, met name wat de vrije beroepen betreft, uit te breiden. De jaarlijkse mededingingswet in 2011 vast te stellen met inachtneming van de aanbevelingen van de antitrustautoriteit. De duur van procedures op het gebied van de rechtshandhaving met betrekking tot contracten te verkorten. De maatregelen om de toegang tot kapitaalmarkten voor kleine en middelgrote ondernemingen verder te versterken, door hindernissen op regelgevingsgebied weg te nemen en de kosten te verlagen.

5.

Het kader voor investeringen van de particuliere sector in onderzoek en ontwikkeling te verbeteren door de huidige fiscale stimuleringsmaatregelen te verlengen, de voorwaarden voor durfkapitaal te verbeteren en innovatieve aankoopregelingen te ondersteunen.

6.

Maatregelen te nemen om op een kostenefficiënte manier met cohesiemiddelen meegefinancierde groeibevorderende uitgaven te versnellen, teneinde de aanhoudende verschillen tussen de regio's te verminderen, door verbetering van de bestuurlijke capaciteit en politieke governance van de programma's. De verbintenissen na te komen die in het nationale strategische referentiekader zijn aangegaan wat betreft de omvang van de middelen en de kwaliteit van de uitgaven.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/8


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Letland en met een advies van de Raad betreffende het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Letland, 2011-2014

2011/C 215/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 januari 2009 heeft de Raad Besluit 2009/290/EG (2) vastgesteld om aan Letland overeenkomstig artikel 143 van het Verdrag voor een periode van drie jaar financiële bijstand op middellange termijn beschikbaar te stellen. Het op 28 januari 2009 ondertekende begeleidende memorandum van overeenstemming en de latere aanvullingen daarop bepalen de economische beleidsvoorwaarden op basis waarvan de financiële bijstand wordt uitbetaald. Besluit 2009/290/EG werd op 13 juli 2009 gewijzigd (3). De laatste aanvulling op het memorandum van overeenstemming werd in juni 2011 ondertekend.

(2)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(3)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (4) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(4)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(5)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht de lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's moeten worden opgenomen.

(6)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, hun toezeggingen te presenteren opdat deze worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's. Het Letse convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma bevatten een algemene verwijzing naar het Euro Plus-pact. In een brief die op 17 mei 2011 tot de Europese Raad werd gericht, worden de specifieke toezeggingen en maatregelen voor 2011 onderstreept die in de programma's vervat zijn en die conform zijn met de doelstellingen van het Euro Plus-pact.

(7)

Op 29 april 2011 heeft Letland de actualisering 2011 van zijn geactualiseerde stabiliteitsprogramma voor de periode 2011-2014 en zijn nationaal hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(8)

Van 2000 tot 2007 is de Letse economie sneller gegroeid dan die van alle andere lidstaten, hetgeen te danken was aan de convergentievooruitzichten, de instroom van buitenlands kapitaal en een zeer sterke consumptievraag. Minstens ten dele als gevolg van het op expansie gerichte macro-economische beleid raakte de economie evenwel oververhit. Er werden aanzienlijke onevenwichtigheden opgebouwd, bijvoorbeeld een tekort op de lopende rekening van 22,3 % van het bbp in 2007 en van 13,1 % in 2008; waardoor de economie in de periode 2008-2009 de grootste krimp in de EU kende. In deze periode kromp het reële bbp met 25 % van de piek tot het dieptepunt doordat een terugval van de binnenlandse vraag in de hand werd gewerkt door een neergang van de wereldwijde handel. De Letse arbeidsparticipatie, die tevoren tot de hoogste in de EU behoorde (75,8 % in 2008), daalde met meer dan 10 procentpunten en het werkloosheidspercentage, dat meer dan 18 % bedraagt, is nu een van de hoogste in de EU. Het overheidstekort bedroeg 9,7 % in 2009, maar daalde tot 7,7 % in 2010 als gevolg van maatregelen inzake begrotingsconsolidatie. Dit resultaat omvat aanzienlijke maatregelen voor de stabilisatie van de financiële sector, die in 2009 1,1 % van het bbp en in 2010 2,3 % van het bbp beliepen.

(9)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het geactualiseerde convergentieprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is, hoewel de inflatieprognoses voor 2011 mogelijk wat laag zijn. Het convergentieprogramma heeft als budgettaire doelstelling voor de middellange termijn het nominale overheidstekort binnen de in de Aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 bepaalde termijn tot minder dan de referentiewaarde van 3 % terug te dringen. Rekening houdende met de maatregelen die zijn uitgevoerd sinds het uitbrengen van de aanbeveling inzake het verhelpen van het buitensporig tekort en de aanvullende consolidatie die uit het geactualiseerde convergentieprogramma voortvloeit, is de geplande begrotingsinspanning voor de periode 2011-2012 in overeenstemming met de vereiste aanpassing. Gezien het vertrekpunt, voorziet het convergentieprogramma niet in het halen van de middellangetermijndoelstelling (MTD) vóór het eind van de programmaperiode; de geplande begrotingsinspanning om de MTD te halen nadat het buitensporige tekort is verholpen, zou evenwel kunnen worden versneld, met name in 2013. Het budgettaire consolidatietraject waarin het convergentieprogramma voorziet, is grotendeels op de uitgaven gericht. De begrotingsdoelstellingen zijn aan neerwaartse risico's onderhevig doordat het convergentieprogramma niet alle informatie bevat betreffende de maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de doelstellingen worden gehaald. Deze maatregelen zullen naar verwachting in de volgende begrotingen worden voorzien. Door het primaire tekort op middellange termijn terug te dringen, zoals in het convergentieprogramma is gepland, kunnen de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën deels worden beperkt.

(10)

De Commissie heeft het convergentieprogramma en het nationale hervormingsprogramma geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Letland, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In dit verband beklemtoont de Commissie dat de geplande maatregelen dringend ten uitvoer moeten worden gelegd, zodat voldaan wordt aan Beschikking 2009/290/EG,

BEVEELT AAN dat Letland:

De in Beschikking 2009/290/EG, zoals gewijzigd bij Beschikking 2009/592/EG, vastgestelde en in het memorandum van overeenstemming van 20 januari 2009 en latere aanvullingen daarop in het bijzonder de laatste aanvulling van 7 juni 2011, nader bepaalde maatregelen, ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 79 van 25.3.2009, blz. 39.

(3)  PB L 202 van 4.8.2009, blz. 52.

(4)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/10


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Malta en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2011-2014

2011/C 215/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentie-vermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotings-consolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht alle lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's moeten worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 28 april 2011 en op 29 april 2011 heeft Malta respectievelijk zijn nationale hervormingsprogramma 2011 en de actualisering 2011 van zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2011-2014 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

De economische crisis heeft in 2009 geleid tot een scherpe daling in de export en de investeringen en tot een krimp van het reële bbp met 3,4 %. De werkgelegenheid daalde slechts in geringe mate, onder meer dankzij overheidssteun. In 2010 trokken zowel de exporttransacties als de bedrijfsinvesteringen fors aan en maakte Malta een opmerkelijke toename van de economische bedrijvigheid en een afname van de werkloosheid mee. Gezien de hoge overheidsschuld (61,5 % van het bbp in 2008) liet de regering grootschalige fiscale stimuli achterwege, met als gevolg dat het overheidstekort in 2009 (3,7 % van het bbp) minder bedroeg dan dat in het hele eurogebied. In 2010 bleef zowel het tekort als de schuldquote van de overheid door de bank genomen stabiel.

(8)

Op basis van de beoordeling van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97, is de Raad van mening dat het macro-economische scenario dat ten grondslag ligt aan de begrotingsprognoses, redelijk optimistisch is, vooral wat de laatste jaren van de periode van het stabiliteitsprogramma betreft. Volgens het stabiliteitsprogramma zou het overheidstekort van 3,6 % van het bbp in 2010 tegen 2011 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde moeten worden gebracht. Daarna zal Malta naar de middellange-termijndoelstelling (MTD) van een structureel evenwicht toewerken door zich ertoe te verbinden een houdbare, grotendeels op uitgaven gebaseerde consolidatie te realiseren. In het stabiliteitsprogramma wordt echter niet voorzien dat de MTD binnen de periode van het stabiliteitsprogramma wordt gehaald. Verwacht wordt dat de schuldquote dankzij een positief en versterkt primair begrotingssaldo zal dalen van de piekwaarde van 68 % van het bbp in 2010 tot 63,7 % in 2014. De gemiddelde structurele aanpassingsinspanning die in de periode 2012-2014 jaarlijks wordt geleverd, is volgens de berekeningen van de Commissie globaal genomen in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. De begrotingsresultaten zouden echter slechter kunnen uitvallen dan gepland als gevolg van eventuele uitgaven-overschrijdingen en gebrek aan informatie over de maatregelen die ten grondslag liggen aan de consolidatie-inspanning na 2011.

(9)

Het consolideren van de begroting met het oog op het halen van de MTD is een essentiële uitdaging voor Malta. De op basis van de begroting 2011 ingevoerde maatregelen om het buitensporige tekort in 2011 te corrigeren, zullen eventueel moeten worden aangevuld wanneer zich ontsporingen voordoen. De strategie voor consolidatie op middellange termijn wordt nog niet met concrete maatregelen ondersteund en zou geloofwaardiger zijn als zij werd ingepast in een stringenter meerjarig begrotingskader. Een wezenlijk zwak punt is het niet-bindende karakter van de meerjarige doelstellingen en de daaruit voortvloeiende vrij korte tijdshorizon voor budgettaire planning. Volgens het stabiliteitsprogramma wordt overwogen een uitgavenregel in te voeren.

(10)

Volgens de laatste evaluatie van de Commissie, blijken de risico's met betrekking tot de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën groot te zijn aangezien de langetermijnimpact van de vergrijzing, inclusief de pensioenproblematiek, op de begroting in Malta significant groter is dan, gemiddeld genomen, in de hele EU het geval is. Bovendien ligt de arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers erg laag als gevolg van een nog altijd relatief lage pensioenleeftijd, het frequente gebruik van regelingen voor vervroegde uittreding en de zeer lage participatie van vrouwen. In het kader van de pensioenhervorming van 2006 is men begonnen het probleem van de houdbaarheid aan te pakken door de pensioenleeftijd — weliswaar geleidelijk — te verhogen en is met het oog op de toereikendheid van de toekomstige pensioenen met name voorzien in meer genereuze indexeringsregelingen en de invoering van een gegarandeerd nationaal minimumpensioen. In het nationale hervormingsprogramma wordt verslag uitgebracht over de raadpleging die gaande is met betrekking tot de voorstellen van de pensioenwerkgroep over een verdere pensioenhervorming; deze voorstellen betreffen onder meer de vaststelling van een uitdrukkelijk verband tussen de pensioenleeftijd en de levensverwachting, en de invoering van een verplichte tweede pensioenpijler en een op vrijwilligheid gebaseerde derde pijler. Wat echter niet naar voren wordt geschoven in het nationale hervormingsprogramma is een omvattende strategie voor actief ouder worden die de huidige en geplande wetswijzigingen zou moeten flankeren. Zwartwerk houdt een risico in voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. De overheid stelt in het nationale hervormingsprogramma weliswaar een aantal maatregelen voor om dit probleem aan te pakken, maar geen van deze voorstellen heeft tot doel het stelsel voor belastingvermindering zodanig te herzien dat werken lonend wordt. Malta scoort in de EU het slechtst wat de arbeidsparticipatie van vrouwen betreft en moet bijgevolg dringend werk maken van maatregelen om die te stimuleren. De overheid heeft in het nationale hervormingsprogramma een substantieel aantal initiatieven ten bate van vrouwelijke werknemers voorgesteld. De uitvoering en de impact ervan zouden in 2012 moeten worden geëvalueerd.

(11)

De afgelopen jaren is de industriesector in Malta intensief geherstructureerd in die zin dat traditionele, arbeidsintensieve productie is vervangen door nieuwe bedrijfsactiviteiten met een hoge toegevoegde waarde. Dit heeft op het gebied van vaardigheden die op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn, geleid tot een scheefgetrokken verhouding tussen vraag en aanbod, die op haar beurt duidelijk de vinger heeft gelegd op de noodzaak om met het oog op een verdere diversifiëring van de economische basis van Malta ervoor te zorgen dat de vaardigheden die de nieuwe sectoren nodig hebben, ter beschikking worden gesteld, met name middels hoger onderwijs.

(12)

Malta heeft de grootste schooluitval van de EU, met name in 2009 36,8 % ten opzichte van 14,4 % gemiddeld in de hele EU. Het land telt tevens een laag aandeel 30- tot 34-jarigen met een tertiaire of daaraan gelijkwaardige opleiding (in 2009 21,1 % ten opzichte van 32,3 % gemiddeld in de hele EU). Malta streeft ernaar om tegen 2020 de schooluitval tot 29 % terug te brengen en het percentage 30- tot 34-jarigen met een tertiaire of daaraan gelijkwaardige opleiding tot 33 % op te trekken. In 2011 heeft Malta maatregelen ingevoerd om potentiële voortijdige schoolverlaters via een beroepsopleiding of tweedekansonderwijs te laten doorstromen naar een interessante carrière.

(13)

Malta is één van de weinige lidstaten met een algemeen loonindexeringsmechanisme. De loonstijgingen zijn gekoppeld aan een verplicht prijscompensatiemechanisme. Zij houden bijgevolg gelijke tred met de ontwikkelingen op het gebied van de inflatie, maar zijn verhoudingsgewijs hoger aan de ondereind van het loonspectrum. Samen met het minimumloon kunnen deze aanpassingen het concurrentievermogen van de arbeidsintensieve sectoren extra schade berokkenen. Dit thema is bijzonder relevant tegen de achtergrond van de recente stijgingen van de energieprijzen, die tot loonprijsspiralen zouden kunnen leiden.

(14)

Het feit dat Malta voor zijn energiebehoeften nagenoeg volledig afhankelijk is van geïmporteerde olie, maakt de economie van het land kwetsbaar voor wijzigingen in de olieprijs. Samen met het ontoereikende energiesysteem in Malta kan dit problemen veroorzaken voor het ondernemerschap en het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf. Met de exploitatie van het potentieel om energie uit hernieuwbare hulpbronnen op te wekken zou men twee vliegen in één klap slaan, met name bijdragen tot het concurrentievermogen en tot het halen van de energie- en klimaatdoelstellingen. De informatie over energiemaatregelen in het nationale hervormingsprogramma is echter beperkt waardoor de beoordeling van de haalbaarheid en de kosteneffectiviteit ervan wordt bemoeilijkt.

(15)

Malta heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. De toezeggingen hebben betrekking op twee thema's van het pact: concurrentievermogen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Op begrotingsgebied houden de toezeggingen in dat de controleerbaarheid en de doorzichtigheid van het begrotingskader worden versterkt en wordt overwogen mechanismen in te voeren voor meer discipline bij de uitvoering van de begroting. Op het gebied van de productiviteit zijn er maatregelen om het ondernemingsklimaat en de financieringsvoorwaarden voor bedrijven te verbeteren en om de concurrentie op het gebied van diensten, met name in de telecommunicatiesector, te intensiveren. Werkgelegenheid en financiële stabiliteit worden weliswaar behandeld in het nationale hervormingsprogramma, maar krijgen geen plaats in de toezeggingen in het kader van het Euro Plus-pact. Hoewel de autoriteiten de nadruk leggen op het verhogen van de productiviteit, erkennen zij niet dat het bestaande loonindexeringsmechanisme het concurrentievermogen van Malta nadelig beïnvloedt. De toezeggingen in het kader van het Euro Plus-pact zijn geëvalueerd en in aanmerking genomen in de aanbevelingen.

(16)

De Commissie heeft voor Malta het stabiliteitsprogramma, het nationaal hervormingsprogramma en de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Malta, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In dit licht is de Commissie van mening dat niettegenstaande adequate vooruitgang wordt geboekt in de richting van de middellangetermijndoelstelling, de consolidatiestrategie met ernstige risico's is omgeven aangezien deze niet wordt ondersteund met concrete maatregelen en de uitgaven net als in het verleden zouden kunnen ontsporen. Bovendien bestaat de kans dat het niet-bindende karakter van het begrotingskader voor de middellange termijn de begrotingsdiscipline niet stimuleert. De relatief hoge langetermijnkosten van de vergrijzing, met name op het gebied van pensioenuitgaven, brengen de langetermijnhoudbaarheid van de Maltese overheidsfinanciën in gevaar. Hoewel de voornaamste structurele problemen waarmee de Maltese economie wordt geconfronteerd als zodanig in het nationale hervormingsprogramma worden erkend, lijken bepaalde thema's meer aandacht te verdienen, met name betere benutting van het arbeidspotentieel van de economie en het toetsen van en het nemen van maatregelen om het loonvormingsmechanisme te hervormen, met het oog op een betere afstemming tussen lonen en productiviteit, en diversifiëring van de energiebronnen.

(17)

In het licht van deze beoordeling, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 16 februari 2010 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het stabiliteitsprogramma van Malta onderzocht. Zijn advies (3) daarover is met name in de onderstaande aanbevelingen (1) en (2) weergegeven. Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011, heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Malta onderzocht,

BEVEELT AAN dat Malta in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

In 2011 te zorgen voor de correctie van het buitensporige tekort overeenkomstig de aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure, en klaar te staan om aanvullende maatregelen te nemen om potentiële ontsporingen te voorkomen, en concrete maatregelen te nemen als steun voor de inspanningen om de voor 2012 vooropgezette tekortdoelstelling te halen. De hoge schuldquote op een neerwaarts pad te brengen en voldoende vooruitgang in de richting van de middellangetermijndoelstelling te verzekeren. Met het oog op een grotere geloofwaardigheid van de strategie voor consolidatie op middellange termijn, de voor 2013 en latere jaren vereiste breed opgezette maatregelen te omschrijven, de begrotingsdoelstellingen in te bedden in een bindend, op regels gebaseerd, meerjarig begrotingskader en het toezicht op de uitvoering van de begroting te verbeteren.

2.

Maatregelen te nemen om de houdbaarheid van het pensioenstelsel te garanderen door de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd te versnellen en door deze leeftijd te koppelen aan de levensverwachting. De hogere wettelijke pensioenleeftijd te flankeren met een omvattende strategie voor actief ouder worden, het gebruik van regelingen voor vervroegde uittreding te ontmoedigen en particulier pensioensparen aan te moedigen.

3.

Het onderwijs beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen, met name door bijkomende inspanningen te leveren om de toegang tot hoger onderwijs te verbeteren en door het systeem voor beroepsopleiding doeltreffender te maken. Verdere maatregelen te nemen om de schooluitval te reduceren door de oorzaken ervan tegen 2012 te identificeren, te analyseren en te meten, en door een mechanisme op te zetten om periodiek toezicht uit te oefenen op en te rapporteren over het succespercentage van de maatregelen.

4.

In overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijken het systeem van loononderhandeling en loonindexering te toetsen en de nodige stappen te ondernemen om het te hervormen teneinde ervoor te zorgen dat de loonstijgingen de ontwikkelingen op het gebied van arbeidsproductiviteit en concurrentievermogen beter weerspiegelen.

5.

De inspanningen op te voeren om Malta minder afhankelijk van geïmporteerde olie te maken door de investeringen in hernieuwbare energiebronnen te verhogen en de beschikbare financiële EU-middelen ten volle te benutten om de infrastructuur te moderniseren en energie-efficiency te stimuleren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/13


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie

2011/C 215/05

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 16,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op de artikelen 7 en 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gezien het verzoek van de Commissie van 5 januari 2011 om een advies overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 22 december 2010 een voorstel aangenomen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie („het voorstel”). Het vervangt twee eerdere voorstellen van de Commissie tot herziening van het Financieel Reglement (het „FR”, Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (3)) en voegt deze samen in één tekst. De twee eerdere voorstellen hadden betrekking op respectievelijk de driejaarlijkse herziening van het FR en de herziening van het FR in verband met het Verdrag van Lissabon (4).

2.

Het voorstel is op 5 januari 2011 naar de EDPS gestuurd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001. De EDPS was voorafgaand aan de aanneming van het voorstel al informeel geraadpleegd. De EDPS beveelt de wetgever aan om aan het begin van het voorstel te verwijzen naar die raadpleging van de EDPS.

3.

Het voorstel heeft zowel op EU- als op nationaal niveau bepaalde gevolgen op het gebied van gegevensbescherming, welke in dit advies worden besproken.

4.

Het voorstel bevat verwijzingen naar de toepasselijke instrumenten op het gebied van gegevensbescherming. Zoals in dit advies wordt toegelicht, dringen zich nog enige preciseringen en verduidelijkingen op om ervoor te zorgen dat het wettelijke kader voor gegevensbescherming volledig wordt nageleefd.

II.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

II.1.   Algemene verwijzingen naar de toepasselijke EU-voorschriften op het gebied van gegevensbescherming

5.

De voorgestelde verordening heeft betrekking op verschillende aangelegenheden in het kader waarvan de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU, alsook nationale instanties persoonsgegevens verwerken. De verwerkingsactiviteiten in kwestie worden hieronder nader geanalyseerd. Bij het verwerken van persoonsgegevens zijn de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gebonden door de bij Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde voorschriften inzake gegevensbescherming. Nationale instanties zijn in de betrokken lidstaat gebonden door de nationale bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

6.

De EDPS is verheugd dat de voorgestelde verordening verwijzingen bevat naar een van die twee instrumenten of naar beide (5). Die verwijzingen zijn echter niet systematisch en consequent. Daarom spoort de EDPS de wetgever aan dienaangaande een meer omvattende aanpak te hanteren in de verordening.

7.

De EDPS beveelt de wetgever aan de volgende verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 in de preambule van de verordening op te nemen:

„Deze verordening laat de voorschriften onverlet van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.”

8.

De EDPS raadt tevens aan een verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 op te nemen in artikel 57, lid 2, onder f), zoals reeds het geval is in artikel 31, lid 3, van het voorstel.

II.2.   Preventie, opsporing en correctie van fraude en onregelmatigheden

9.

Artikel 28 van het voorstel heeft betrekking op de interne controle op de begrotingsuitvoering. Lid 2, onder d), bepaalt dat de interne controle in het kader van de uitvoering van de begroting redelijke zekerheid moet verschaffen dat fraude en onregelmatigheden worden voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd.

10.

Voor gevallen waarin de begroting indirect wordt uitgevoerd door de Commissie in gedeeld beheer met de lidstaten of met andere entiteiten en personen dan de lidstaten, bepalen respectievelijk artikel 56, lid 2, en artikel 57, lid 3, dat de lidstaten en de entiteiten en andere personen fraude en onregelmatigheden in het kader van de hun toevertrouwde taken voor de uitvoering van de begroting moeten voorkomen, opsporen en corrigeren. Het spreekt vanzelf dat dergelijke maatregelen volledig in overeenstemming moeten zijn met de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG.

11.

Dienaangaande bepaalt artikel 56, lid 4, onder f) (volgens de logische volgorde van de alinea's betreft eigenlijk het lid 4, onder e)), met betrekking tot de door de lidstaten erkende organen die als enige bevoegd zijn voor het beheer van en de controle op de middelen: „[Zij] zien erop toe dat persoonsgegevens volgens de beginselen van Richtlijn 95/46/EG worden beschermd”. De EDPS beveelt aan deze verwijzing kracht bij te zetten door haar te vervangen door „zien erop toe dat elke verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG”.

12.

Wat de entiteiten en personen anders dan de lidstaten betreft, bepaalt artikel 57, lid 2, onder f), dat die entiteiten en personen de volgende taak hebben: „[Zij] beschermen op afdoende wijze persoonsgegevens.” De EDPS heeft ernstige kritiek op die bepaling, aangezien zij ruimte lijkt te laten voor een minder strenge toepassing van de voorschriften inzake gegevensbescherming. De EDPS stelt dan ook voor de bepaling te vervangen door „zien erop toe dat elke verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG”.

II.3.   Klokkenluiders

13.

Artikel 63, lid 8, van het voorstel heeft betrekking op het fenomeen „klokkenluiden”. Volgens deze bepaling moeten personeelsleden die van oordeel zijn dat een besluit dat hun meerdere hen verplicht toe te passen, onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die zij gehouden zijn te respecteren, dit meedelen aan hun ordonnateur (of aan de op grond van artikel 70, lid 6, van het voorstel ingestelde gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden). In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, waarschuwen de personeelsleden de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.

14.

De EDPS wijst op de gevoelige positie van klokkenluiders. Personen die dergelijke informatie ontvangen, dienen erop toe te zien dat de identiteit van de klokkenluider geheim blijft, zeker voor de persoon van wie een vermoede fout wordt gemeld (6). De gegarandeerde geheimhouding van de identiteit van klokkenluiders beschermt niet alleen de personen die de fout melden, maar waarborgt ook de doelmatigheid van de klokkenluidersregeling als dusdanig. Indien onvoldoende geheimhoudingsgaranties worden geboden, zijn personeelsleden minder snel geneigd om onregelmatigheden en illegale activiteiten te melden.

15.

De geheimhouding van de identiteit van klokkenluiders is evenwel niet absoluut. Na het eerste interne onderzoek volgen eventueel verdere procedurele of gerechtelijke stappen in het kader waarvan de identiteit van de klokkenluider moet worden bekendgemaakt, bijvoorbeeld aan gerechtelijke autoriteiten. Daarbij dienen de nationale voorschriften voor gerechtelijke procedures te worden nageleefd (7).

16.

Er zijn ook situaties mogelijk waarin de van een fout beschuldigde persoon het recht heeft de naam van de klokkenluider te vernemen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer die persoon de identiteit van de klokkenluider moet kennen om een juridische procedure in te leiden nadat is vastgesteld dat de betrokken klokkenluider te kwader trouw valse verklaringen over hem heeft afgelegd (8).

17.

De EDPS beveelt aan het huidige voorstel te wijzigen om ervoor te zorgen dat de identiteit van klokkenluiders geheim blijft tijdens het onderzoek in zoverre dat een dergelijke geheimhouding niet in strijd is met de nationale regelgeving inzake gerechtelijke procedures en in zoverre dat de van een fout beschuldigde persoon niet het recht heeft om de identiteit van de klokkenluider te vernemen om een juridische procedure tegen de betrokken klokkenluider te kunnen inleiden nadat is vastgesteld dat deze te kwader trouw valse verklaringen over hem heeft afgelegd.

II.4.   Bekendmaking van informatie over de ontvangers van begrotingsmiddelen

18.

Overeenkomstig artikel 31, lid 2 (Bekendmaking van de ontvangers van middelen van de Unie en andere informatie), stelt de Commissie op passende wijze haar informatie over de ontvangers van begrotingsmiddelen ter beschikking wanneer de Commissie de begroting rechtstreeks dan wel door delegatie uitvoert.

19.

Artikel 31, lid 3, bepaalt het volgende over die informatie: „Deze informatie wordt ter beschikking gesteld met inachtneming van de geheimhoudingsvereisten, met name de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, en met inachtneming van de beveiligingsvereisten, rekening houdend met het bijzondere karakter van elk van de […] beheersvormen en, voor zover van toepassing, in overeenstemming met de toepasselijke sectorale voorschriften.”

20.

De bekendmaking van de identiteit van de ontvangers van EU-middelen was het voorwerp van een arrest van het Europees Hof van Justitie („het EHJ”) van november 2010 in de zaak Schecke en Eifert  (9). Zonder in detail te treden, dient onderstreept te worden dat het EHJ nauwgezet heeft onderzocht of de Europese wetgeving, die bekendmaking van de informatie verplicht, in overeenstemming was met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het EU-Handvest”).

21.

Het EHJ heeft gekeken naar het doel van de bekendmaking van de informatie en heeft vervolgens de evenredigheid van die maatregel beoordeeld. Het EHJ was van oordeel dat de instellingen, voordat zij informatie over natuurlijke personen bekendmaken, moeten uitmaken of bekendmaking voor de Europese Unie belangrijker is dan het schenden van de in het EU-Handvest vastgestelde rechten (10). Het EHJ heeft benadrukt dat afwijkingen en beperkingen ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens alleen mogen worden toegepast indien dat absoluut noodzakelijk is (11).

22.

Het EHJ was van oordeel dat de instellingen verschillende bekendmakingsmethoden moeten onderzoeken om een methode te vinden die strookt met het doel van de bekendmaking en het recht op privacy in het algemeen en het recht op bescherming van de persoonsgegevens van de begunstigde in het bijzonder zoveel mogelijk respecteert. (12) In de specifieke context van de genoemde rechtszaak verwees het EHJ naar het beperken van de bekendmaking van de informatie door publicatie van nominatieve gegevens van de ontvangers volgens de periode waarvoor zij steun hadden ontvangen of de frequentie of de aard en het bedrag van de ontvangen steun (13).

23.

De EDPS benadrukt nogmaals dat privacy en gegevensbescherming niet bedoeld zijn om informatie systematisch ontoegankelijk te maken voor het publiek zodra persoonsgegevens in het spel zijn, noch om de transparantie van de EU-administratie onnodig te beperken. De EDPS deelt het standpunt dat het transparantiebeginsel „een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces mogelijk [maakt] en […] een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem (waarborgt.)” De bekendmaking op het internet van nominatieve gegevens betreffende ontvangers van middelen „draagt […] bij tot een doeltreffend gebruik van overheidsgelden door de administratie” en „versterkt de publieke controle op het gebruik van de betrokken bedragen” (14).

24.

De EDPS benadrukt dat de overwegingen van het EHJ als bedoeld in de voorgaande leden op die basis van direct belang zijn voor het huidige voorstel. Hoewel wordt verwezen naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001, is het niet gegarandeerd dat de voorgenomen bekendmaking voldoet aan de voorschriften als door het EHJ in de zaak Schecke uitgelegd. Dienaangaande dient te worden beklemtoond dat het EHJ niet alleen de verordening van de Commissie met de gedetailleerde voorschriften voor de bekendmaking van informatie over de begunstigden van de landbouwfondsen (15) nietig heeft verklaard, maar ook de bepaling in de verordening die de rechtsgrondslag voor de verordening van de Commissie vormt en die de algemene eis tot bekendmaking van de informatie bevatte, in zoverre het natuurlijke personen betrof (16).

25.

De EDPS twijfelt er sterk aan of het huidige voorstel voldoet aan de criteria als uitgelegd door het EHJ in de zaak Schecke. Artikel 31 noch enige ander artikel bevat een duidelijk, welomschreven doel waarvoor de bekendmaking van de persoonsgegevens wordt overwogen. Bovendien is niet duidelijk wanneer en in welke vorm de informatie zal worden bekendgemaakt. Het is dan ook onmogelijk na te gaan of een passend evenwicht is gevonden tussen de diverse belangen die in het spel zijn en, zoals het EHJ uitdrukkelijk heeft benadrukt in de zaak Schecke, of bekendmaking een evenredige maatregel is. Voorts is het onduidelijk hoe de naleving van de rechten van de betrokken personen zal worden gewaarborgd.

26.

Zelfs indien uitvoeringswetgeving wordt overwogen, wat niet duidelijk tot uiting komt, zouden de hierboven genoemde basistoelichtingen moeten worden opgenomen in het FR, dat als rechtsgrondslag zou moeten dienen voor de bekendmaking van dergelijke gegevens.

27.

De EDPS beveelt de wetgever daarom aan het doel te specificeren en de noodzaak van de beoogde bekendmaking toe te lichten, om aan te geven hoe en in welke mate persoonsgegevens zullen worden bekendgemaakt, teneinde de evenredigheid van de bekendmaking te verzekeren en te garanderen dat de betrokkenen hun in de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming vastgestelde rechten kunnen doen gelden.

II.5.   Bekendmaking van besluiten betreffende administratieve en financiële sancties of een samenvatting daarvan

28.

Artikel 103 van het voorstel voorziet voor de aanbestedende instantie de mogelijkheid om administratieve of financiële sancties op te leggen aan (a) contractanten, gegadigden of inschrijvers die valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt (zie artikel 101, onder b)) of (b) contractanten van wie is vastgesteld dat zij ernstig zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit hoofde van opdrachten die onder de begroting vallen.

29.

Artikel 103, lid 1, bepaalt dat de betrokken persoon de gelegenheid moet krijgen zijn opmerkingen te maken. Volgens artikel 103, lid 2, kunnen de sancties bestaan in de uitsluiting van de betrokken persoon gedurende een periode van maximaal tien jaar van de uit de begroting gefinancierde opdrachten en subsidies, en/of geldboeten tot maximaal de waarde van de betrokken opdracht.

30.

Het voorstel voorziet in een nieuw element dat in de huidige regelgeving nog niet is opgenomen, namelijk de in artikel 103, lid 3, vastgestelde mogelijkheid tot bekendmaking door de instelling van besluiten of samenvattingen daarvan, waarin de naam van de marktdeelnemer, een korte beschrijving van de feiten, de duur van de uitsluiting en het bedrag van de financiële sancties worden vermeld.

31.

In zoverre daarbij informatie over natuurlijke personen wordt bekendgemaakt, doet die bepaling een aantal vragen rijzen op het gebied van gegevensbescherming. Ten eerste blijkt uit het woord „kunnen” duidelijk dat de bekendmaking niet verplicht is. Op plaatsen waar de tekst van het voorstel onvoldoende duidelijkheid biedt, blijft daardoor een aantal vragen onbeantwoord. Wat is bijvoorbeeld het doel van een dergelijke bekendmaking? Op basis van welke criteria beslist de betrokken instelling om de gegevens bekend te maken? Hoe en hoelang blijft de informatie toegankelijk voor het publiek? Wie controleert of de informatie nog correct is en wie houdt deze actueel? Wie stelt de betrokken persoon in kennis van de bekendmaking? Al die vragen houden verband met de vereisten inzake gegevenskwaliteit als vastgesteld in artikel 6 van Richtlijn 95/46/EG en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

32.

Het dient te worden onderstreept dat de bekendmaking van dergelijke informatie nog grotere negatieve gevolgen voor de betrokken persoon heeft. Bekendmaking zou slechts toegelaten mogen zijn indien deze strikt noodzakelijk is voor het beoogde doel. De in het bovenstaande deel II.4 gemaakte opmerkingen over het arrest van het EHJ in de zaak Schecke zijn hier eveneens van toepassing.

33.

In zijn huidige vorm voldoet de voorgestelde tekst van artikel 103, lid 3, niet volledig aan de voorschriften van de wetgeving inzake gegevensbescherming. De EDPS beveelt de wetgever daarom aan het doel te specificeren en de noodzaak van de beoogde bekendmaking toe te lichten, om aan te geven hoe en in welke mate persoonsgegevens zullen worden bekendgemaakt, teneinde de evenredigheid van de bekendmaking te verzekeren en te garanderen dat de betrokkenen hun in de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming vastgestelde rechten kunnen doen gelden.

II.6.   De centrale gegevensbank van uitsluitingen

34.

Het voorstel voorziet tevens in de opzet van een centrale gegevensbank van uitsluitingen („de CGU”), voor de opslag van gegevens van gegadigden en inschrijvers die van deelname aan inschrijvingen zijn uitgesloten (zie artikel 102). Deze databank bestaat al op basis van het huidige FR en het gebruik ervan wordt nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1302/2008 van de Commissie. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de CGU was eerder al het voorwerp van een advies inzake voorafgaande controle van de EDPS van 26 mei 2010 (17).

35.

De in de CGU opgenomen gegevens zijn bestemd voor verschillende gebruikers. Afhankelijk van wie de gegevensbank raadpleegt, is artikel 7, 8 of 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing.

36.

De EDPS is in het bovengenoemde advies inzake voorafgaande controle tot de slotsom gekomen dat de artikelen 7 (raadpleging van de gegevensbank door andere instellingen en agentschappen van de EU) en 8 (raadpleging van de CGU door de autoriteiten en bepaalde andere instanties van de lidstaten) in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 worden uitgevoerd.

37.

Hetzelfde kon evenwel niet gezegd worden van de doorgifte van gegevens naar de autoriteiten van derde landen, die geregeld wordt door artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001, dat betrekking heeft op de doorgifte van gegevens naar de autoriteiten van derde landen en/of naar internationale organisaties. Artikel 102, lid 2, bepaalt dat ook derde landen toegang hebben tot de CGU.

38.

Artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 bepaalt het volgende: „Persoonsgegevens worden slechts doorgegeven aan ontvangers die geen communautaire instelling of orgaan zijn en niet vallen onder de nationale wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG, indien in het land van de ontvanger of in de ontvangende internationale organisatie een passend beschermingsniveau wordt gewaarborgd, en de gegevens strikt binnen het raam van de onder de bevoegdheid van de verantwoordelijke voor de verwerking vallende taken worden doorgegeven”. In afwijking van artikel 9, lid 1, kunnen gegevens op grond van artikel 9, lid 6, toch worden doorgegeven naar landen die geen passende bescherming waarborgen indien „de doorgifte noodzakelijk of wettelijk verplicht is vanwege zwaarwegend algemeen belang […]”.

39.

In het bovengenoemde advies inzake voorafgaande controle heeft de EDPS benadrukt dat verdere stappen moesten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de ontvanger in geval van doorgifte naar een derde land of organisatie een passend beschermingsniveau biedt. De EDPS onderstreept dat per geval moet worden nagegaan of het geboden beschermingsniveau wel toereikend is, waarbij ook een grondige analyse dient te worden gemaakt van de omstandigheden waarin een gegevensdoorgifte of een categorie gegevensdoorgiften plaatsvindt. Het FR kan de Commissie niet van deze verplichting ontheffen. Ook een doorgifte op basis van een van de in artikel 9 vastgestelde afwijkingen dient per geval te worden onderzocht.

40.

Dienaangaande beveelt de EDPS de wetgever aan een extra lid aan artikel 102 toe te voegen dat specifiek betrekking heeft op de bescherming van persoonsgegevens. Het lid zou kunnen beginnen met de eerste zin van het eerste lid van artikel 102, namelijk: „Er wordt een centrale gegevensbank opgericht die wordt beheerd door de Commissie, met inachtneming van de voorschriften van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens”. Daaraan dient te worden toegevoegd dat de autoriteiten van derde landen slechts toegang hebben wanneer aan de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde voorwaarden is voldaan.

III.   CONCLUSIE

41.

Dit voorstel heeft zowel op EU- als op nationaal niveau bepaalde gevolgen op het gebied van gegevensbescherming, welke in het onderhavige advies zijn besproken. Het voorstel bevat verwijzingen naar de toepasselijke instrumenten op het gebied van gegevensbescherming. Zoals in dit advies is uiteengezet, dringen zich evenwel nog enige preciseringen en verduidelijkingen op om ervoor te zorgen dat het wettelijke kader voor gegevensbescherming volledig wordt nageleefd. De EDPS beveelt aan:

een verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 op te nemen in de preambule van de verordening;

een verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 op te nemen in artikel 57, lid 2, onder f), zoals reeds het geval is in artikel 31, lid 3, van het voorstel;

uitdrukkelijker te verwijzen naar Richtlijn 95/46/EG in artikel 56, lid 4, onder f) (volgens de logische volgorde van de alinea's betreft het eigenlijk lid 4, onder e)), door de huidige tekst te vervangen door „zien erop toe dat elke verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG”;

het punt „beschermen op afdoende wijze persoonsgegevens” in artikel 57, lid 2, onder f) te vervangen door „zien erop toe dat elke verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG”;

in artikel 63, lid 8, een bepaling op te nemen die ervoor zorgt dat de identiteit van klokkenluiders geheim blijft tijdens het onderzoek, in zoverre dat niet tegen de nationale voorschriften inzake gerechtelijke procedures indruist en voor zover de van een fout beschuldigde persoon niet het recht heeft om de identiteit van de klokkenluider te vernemen omdat hij deze nodig heeft om juridische procedures tegen de klokkenluider te kunnen inleiden nadat is vastgesteld dat de klokkenluider te kwader trouw valse verklaringen over hem heeft afgelegd;

in artikel 31 het doel te verduidelijken en de noodzaak van de beoogde bekendmaking van informatie over de ontvangers van begrotingsmiddelen toe te lichten, teneinde vast te stellen hoe en in welke mate persoonsgegevens zullen worden bekendgemaakt, de evenredigheid van de bekendmaking te verzekeren en te garanderen dat de betrokkenen hun in de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming vastgestelde rechten kunnen doen gelden;

verbeteringen aan te brengen in artikel 103, lid 3, dat betrekking heeft op de bekendmaking van besluiten over administratieve en financiële sancties of samenvattingen daarvan, door het doel te specificeren en de noodzaak van de voorgenomen bekendmaking toe te lichten, teneinde vast te stellen hoe en in welke mate persoonsgegevens zullen worden bekendgemaakt, de evenredigheid van de bekendmaking te verzekeren en te garanderen dat de betrokkenen hun in de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming vastgestelde rechten kunnen doen gelden;

een extra lid over de bescherming van persoonsgegevens toe te voegen aan artikel 102, ter bepaling dat de autoriteiten van derde landen slechts toegang hebben wanneer aan de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde voorwaarden is voldaan en na een beoordeling per geval.

Gedaan te Brussel, 15 april 2011.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  Zie respectievelijk COM(2010) 260 definitief en COM(2010) 71 definitief.

(5)  Zie artikel 31, lid 3, en artikel 56, lid 4, van het voorstel. Er is bovendien een algemene verwijzing naar „gegevensbeschermingseisen” opgenomen in overweging 36, naar „beschermen […] persoonsgegevens” in artikel 57, lid 2, onder f), en naar „voorschriften van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens” in artikel 102, lid 1.

(6)  De EDPS heeft reeds gewezen op het belang van geheimhouding van de identiteit van klokkenluiders in een brief aan de Europese Ombudsman van 30 juli 2010 in het kader van zaak 2010-0458, die kan worden geraadpleegd op de website van de EDPS (http://www.edps.europa.eu). Ook de Werkgroep gegevensbescherming artikel 29 heeft dit onderstreept in zijn advies 1/2006 van 1 februari 2006 betreffende de toepassing van de EU-voorschriften inzake gegevensbescherming op interne regelingen voor klokkenluiders op het gebied van boekhouding, interne boekhoudcontroles, auditaangelegenheden, bestrijding van omkoping en bancaire en financiële criminaliteit, dat te vinden is op de website van de werkgroep: http://ec.europa.eu/justice/policies/privacy/workinggroup/index_en.htm

(7)  Zie ook het advies inzake voorafgaande controle van de EDPS van 23 juni 2006 betreffende interne onderzoeken van OLAF (zaak 2005-0418) en dat van 4 oktober 2007 betreffende externe onderzoeken van OLAF (zaken 2007-47, 2007-48, 2007-49, 2007-50 en 2007-72), welke op de website van de EDPS te vinden zijn (http://www.edps.europa.eu).

(8)  Zie dienaangaande ook het eerder genoemde Advies 1/2006 van de Werkgroep gegevensbescherming artikel 29.

(9)  EHJ 9 november 2010, Schecke en Eifert, gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09.

(10)  EHJ, Schecke, lid 85.

(11)  EHJ, Schecke, lid 86.

(12)  EHJ, Schecke, lid 81.

(13)  Vgl. voetnoot 12.

(14)  EHJ, Schecke, leden 68, 69, 75 en 76.

(15)  Verordening (EG) nr. 259/2008 van de Commissie, PB L 76 van 19.3.2008, blz. 28.

(16)  Artikel 44, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005, PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1, zoals gewijzigd.

(17)  Zie het advies inzake voorafgaande controle van de EDPS van 26 mei 2010 betreffende de verwerking van persoonsgegevens in verband met de „Registratie van betrokkenen in de centrale gegevensbank van uitsluitingen” (zaak 2009-0681) op de website van de EDPS (http://www.edps.europa.eu).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/19


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

2011/C 215/06

Datum waarop het besluit is genomen

15.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.31144 (N 274a/10)

Lidstaat

Duitsland

Regio

Bayern

Gemengd

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Disaster Aid Scheme „Bayerischer Härtefonds Finanzhilfen (Beneficiaries in agriculture and forestry)“

Rechtsgrondslag

Artikel 23 und 44 der Bayerischen Haushaltsordnung; Artikel 6 und 7 des Gesetzes über die Übernahme von Staatsbürgschaften und Garantien des Freistaates Bayern (BÜG);

Bekanntmachung des Staatsministeriums der Finanzen „Härtefonds für Notstände durch Elementarereignisse“ mit „Richtlinien für die Übernahme von Staatsbürgschaften bei Notständen durch Elementarereignisse“

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Natuurrampen of uitzonderlijke gebeurtenissen

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie, Garantie, Rentesubsidie

Begrotingsmiddelen

 

Totaalbudget: 9 EUR (in miljoen)

 

Jaarbudget: 1,50 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

tot 10.5.2017

Economische sectoren

Landbouw, bosbouw en visserij

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Kreisverwaltungsbehörden, jeweiliges Landratsamt bzw. jeweilige kreisfreie Stadt, in deren Zuständigkeitsbereich die Naturkatastrophe stattgefunden hat

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

17.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.32872 (11/N)

Lidstaat

Finland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Tuki vuosien 2010–2013 epäsuotuisista sääoloista aiheutuneiden menetysten korvaamiseksi viljelijöille

Rechtsgrondslag

Laki satovahinkojen korvaamisesta, 1214/2000, sellaisena kuin se on muutettuna laeilla 434/2007, 1495/2007, 1487/2009 ja 1055/2010; valtioneuvoston asetus satovahinkojen korvaamisesta 297/2008, sellaisena kuin se on muutettuna asetuksilla 950/2009 ja 271/2010; valtioneuvoston asetus vuoden 2010 satovahinkojen viljelmäkohtaisista korvausosuuksista XX/2011, annetaan sen jälkeen, kun komissio on hyväksynyt tämän ilmoituksen sekä maa- ja metsätalousministeriön asetus satovahinkojen korvaamisesta 213/2011.

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Ongunstige weersomstandigheden

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaalbudget: 24 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

70 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2013

Economische sectoren

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministry of Agriculture and Forestry and Finnish Agency for Rural Affairs

Ministry of Agriculture and Forestry

PO Box 30

FI-00023 Government

SUOMI/FINLAND

http://www.mmm.fi

Body responsible for implementing the aid:

Finnish Agency for Rural Affairs

PO Box 405

FI-60101 Seinäjoki

SUOMI/FINLAND

http://www.mavi.fi

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/21


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 215/07

Datum waarop het besluit is genomen

15.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.30381 (N 44/10)

Lidstaat

Letland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Valsts atbalsta paziņojums projektam “Infrastruktūras attīstība Krievu salā ostas aktivitāšu pārcelšanai no pilsētas centra”

Rechtsgrondslag

Rīgas attīstības plāns 2006.–2018. gadam ar grozījumiem

MK noteikumi Nr. 690 “Noteikumi par Rīgas brīvostas robežu noteikšanu” (“LV”, 138 (3506), 30.8.2006.)

Valsts stratēģiskais ietvardokuments 2007.–2013. gada periodam, Darbības programma “Infrastruktūra un pakalpojumi” (CCI: 2007LV161PO002).

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Sectorale ontwikkeling, Milieubescherming

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven —

 

Totaal van de voorziene steun 83,9 mln LVL

Maximale steunintensiteit

61 %

Looptijd (periode)

1.1.2010-31.12.2015

Economische sectoren

Beperkt tot de transportsector

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Satiksmes ministrija

Gogoļa iela 3

Rīga, LV-1743

LATVIJA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

11.5.2011

Referentienummer staatssteun

SA.30649 (11/N)

Lidstaat

Denemarken

Regio

Limfjorden

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

State aid to the Danish Shellfish Centre

Rechtsgrondslag

Rådets forordning (EF) nr. 1083/2006 af 11. juli 2006 om generelle bestemmelser for Den Europæiske Fond for Regionaludvikling, Den Europæiske Socialfond og Samhørighedsfonden og ophævelse af forordning (EF) nr. 1260/1999 Lov nr. 1599 af 20. december 2006 om administration af tilskud fra Den Europæiske Regionalfond og Den Europæiske Socialfond.

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Cultuurbevordering, Instandhouding van het cultureel erfgoed, Regionale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie, Garantie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven 10 mln DKK

 

Totaal van de voorziene steun 10 mln DKK

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

1.5.2011-31.12.2012

Economische sectoren

Beperkt tot recreatie, cultuur en sport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Erhvervs- og Byggestyrelsen

Vejlsøvej 29

8600 Silkeborg

DANMARK

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

15.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.32224 (11/N)

Lidstaat

Nederland

Regio

De stadsregio Rotterdam

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Alblasserdam Container Transferium

Rechtsgrondslag

Algemene wet bestuursrecht

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Sectorale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven 8,3 mln EUR

 

Totaal van de voorziene steun 8,3 mln EUR

Maximale steunintensiteit

18 %

Looptijd (periode)

1.5.2011-1.5.2011

Economische sectoren

Beperkt tot de sector transport over land en via pijpleidingen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Minister van Infrastructuur en Milieu

PO Box 20904

2500 EX Den Haag

NEDERLAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

9.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.32454 (11/N)

Lidstaat

België

Regio

Bruxelles/Brussel

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Brussels Greenfields (amended)

Rechtsgrondslag

Organieke ordonnantie van 23 februari 2006 op begroting en controle (B.S., 23 juni 2006)

Ordonnantie van 5 maart 2009 op verontreinigde bodems (B.S., 10 maart 2009)

Kandidatuur „Greenfields” voor het Operationeel Programma: „Doelstelling 2013 …”

Brief van 19 januari 2009 van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Beslissing van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 december 2008

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Milieubescherming

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 14 960 000 EUR

Maximale steunintensiteit

75 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2014

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Het Brussels Instituut voor Milieubeheer

Gulledelle 100

1200 Brussel

BELGIË

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

30.6.2011

Referentienummer staatssteun

SA.33106

Lidstaat

Letland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Support for private owners of cultural monuments in the restoration and preservation of cultural heritage

Rechtsgrondslag

Ministru kabineta 2009. gada 30. jūnija noteikumi Nr. 675 “Noteikumi par darbības programmas “Infrastruktūra un pakalpojumi” papildinājuma 3.4.3.3. aktivitāti “Atbalsts kultūras pieminekļu privātīpašniekiem kultūras pieminekļu saglabāšanā un to sociālekonomiskā potenciāla efektīvā izmantošanā” ”.

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven —

 

Totaal van de voorziene steun 3,9 mln LVL

Maximale steunintensiteit

50 %

Looptijd (periode)

2009-2015

Economische sectoren

Beperkt tot recreatie, cultuur en sport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Kultūras ministrija

K. Valdemāra iela 11a

Rīga, LV-1364

LATVIJA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/25


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6274 — Bridgepoint/Eurazeo/Foncia Groupe)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 215/08

Op 14 juli 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6274. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/25


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6265 — CSN/AG Cementos Balboa/Corrugados Azpeitia/Corrugados Lasao/Stahlwerk Thüringen)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 215/09

Op 14 juli 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6265. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/26


Wisselkoersen van de euro (1)

20 juli 2011

2011/C 215/10

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4207

JPY

Japanse yen

112,05

DKK

Deense kroon

7,4553

GBP

Pond sterling

0,88065

SEK

Zweedse kroon

9,1713

CHF

Zwitserse frank

1,1652

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,8040

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,498

HUF

Hongaarse forint

269,18

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

3,9917

RON

Roemeense leu

4,2475

TRY

Turkse lira

2,3575

AUD

Australische dollar

1,3218

CAD

Canadese dollar

1,3451

HKD

Hongkongse dollar

11,0704

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6609

SGD

Singaporese dollar

1,7247

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 500,59

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,8020

CNY

Chinese yuan renminbi

9,1762

HRK

Kroatische kuna

7,4575

IDR

Indonesische roepia

12 130,21

MYR

Maleisische ringgit

4,2585

PHP

Filipijnse peso

60,690

RUB

Russische roebel

39,7267

THB

Thaise baht

42,493

BRL

Braziliaanse real

2,2206

MXN

Mexicaanse peso

16,5442

INR

Indiase roepie

63,1570


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/27


Bericht van de Commissie over de datum van inwerkingtreding van de oorsprongsregels die in een diagonale cumulatie voorzien tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië (1) en Turkije

2011/C 215/11

Met het oog op de instelling van diagonale cumulatie van de oorsprong tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije delen de Europese Unie en de betrokken landen elkaar, via de Europese Commissie, de oorsprongsregels mede die zij met andere landen toepassen.

Aan de hand van de gegevens die de betrokken landen hebben toegezonden is onderstaande tabel opgesteld die een overzicht geeft van de protocollen inzake de oorsprong die voorzien in diagonale cumulatie, met de datum waarop die cumulatie ingaat. Deze tabel vervangt de vorige tabel (PB C 225 van 20.8.2010, blz. 4).

Er wordt aan herinnerd dat cumulatie alleen kan worden toegepast indien het land waar de laatste be- of verwerking werd verricht en het land van eindbestemming vrijhandelsovereenkomsten met identieke oorsprongsregels hebben gesloten met alle landen die bijdragen tot de verkrijging van de oorsprong, dat wil zeggen met alle landen waaruit de gebruikte materialen van oorsprong zijn. Materialen uit landen die geen overeenkomst hebben gesloten met het land waar de laatste be- of verwerking werd verricht en met het land van eindbestemming kunnen niet als van oorsprong worden beschouwd.

Er wordt ook op gewezen dat materialen van oorsprong uit Turkije waarop de douane-unie EU/Turkije van toepassing is, als materialen van oorsprong kunnen worden beschouwd met het oog op de diagonale cumulatie tussen de Europese Unie en de landen die aan het stabilisatie- en associatieproces deelnemen en waarmee een protocol van oorsprong is gesloten.

De tweeletterige ISO-code voor de in de tabel vermelde landen is als volgt:

Albanië

AL

Bosnië en Herzegovina

BA

Kroatië

HR

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

MK (2)

Montenegro

ME

Servië

RS

Turkije

TR

Datum van inwerkingtreding van de protocollen inzake de oorsprong die in een diagonale cumulatie voorzien tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije

 

EU

AL

BA

HR

MK

ME

RS

TR

EU

 

1.1.2007

1.7.2008

1.6.2011

1.1.2007

1.1.2008

8.12.2009

 (3)

AL

1.1.2007

 

22.11.2007

22.8.2007

26.7.2007

26.7.2007

24.10.2007

1.8.2011

BA

1.7.2008

22.11.2007

 

22.11.2007

22.11.2007

22.11.2007

22.11.2007

 

HR

1.6.2011

22.8.2007

22.11.2007

 

22.8.2007

22.8.2007

24.10.2007

 

MK

1.1.2007

26.7.2007

22.11.2007

22.8.2007

 

26.7.2007

24.10.2007

1.7.2009

ME

1.1.2008

26.7.2007

22.11.2007

22.8.2007

26.7.2007

 

24.10.2007

1.3.2010

RS

8.12.2009

24.10.2007

22.11.2007

24.10.2007

24.10.2007

24.10.2007

 

1.9.2010

TR

 (3)

1.8.2011

 

 

1.7.2009

1.3.2010

1.9.2010

 


(1)  Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië zijn de landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.

(2)  ISO-code 3166. Voorlopige code die niet vooruitloopt op de definitieve nomenclatuur voor dit land die zal worden vastgesteld in overeenstemming met de conclusies van de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties.

(3)  Voor goederen die onder de douane-unie EG-Turkije vallen is de datum van inwerkingtreding 27 juli 2006.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/29


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

2011/C 215/12

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentiedocument)

Eerste bekendmaking PB

Referentienummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN 71-1:2011

Veiligheid van speelgoed — Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen

18.6.2011

 

 

CEN

EN 71-2:2011

Veiligheid van speelgoed — Deel 2: Brandbaarheid

Dit is de eerste bekendmaking

 

 

Noot 1:

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 2.1:

De nieuwe (of gewijzigde) norm heeft dezelfde werkingssfeer als de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.2:

De nieuwe norm heeft een ruimere werkingssfeer dan de vervangen normen. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen normen bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.3:

De nieuwe norm heeft een beperktere werkingssfeer dan de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de (gedeeltelijk) vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor de producten die binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen. Het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor producten die binnen de werkingssfeer van de (gedeeltelijk) vervangen norm vallen maar niet binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen, blijft bestaan.

Noot 3:

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 3) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG.

Geharmoniseerde normen worden door de Europese normalisatie-instellingen vastgesteld in het Engels (CEN en Cenelec publiceren ook in het Frans en Duits). Vervolgens vertalen de nationale normalisatie-instellingen de titels van de geharmoniseerde normen in alle andere officiële talen van de Europese Unie. De Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de titels die ter publicatie in het Publicatieblad worden aangeboden.

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap.

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt.

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://ec.europa.eu/enterprise/policies/european-standards/harmonised-standards/index_en.htm


(1)  ENO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, tel. +32 25500811; fax +32 25500819 (http://www.cen.eu)

Cenelec: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, tel. +32 25196871; fax +32 25196919 (http://www.cenelec.eu)

ETSI: 650 route des Lucioles, 06921 Sophia Antipolis, FRANCE, tel. +33 492944200; fax +33 493654716 (http://www.etsi.eu)


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/31


Verzoek om een advies van het EVA-Hof door Héraðsdómur Reykjavíkur van 25 maart 2011 in de zaak Grund, elli- og hjúkrunarheimili tegen Lyfjastofnun (het IJslandse agentschap voor de controle van geneesmiddelen)

(Zaak E-7/11)

2011/C 215/13

Bij brief van 25 maart 2011 werd door Héraðsdómur Reykjavíkur (districtsrechtbank van Reykjavík) een verzoek ingediend bij het EVA-Hof, dat op 31 maart 2011 bij de griffie van het Hof is ingekomen, om een advies in de zaak Grund, elli- og hjúkrunarheimili (een rust- en verzorgingstehuis) tegen Lyfjastofnun (het IJslandse agentschap voor de controle van geneesmiddelen), over de volgende vragen:

1.

Moeten Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad en, in voorkomend geval, andere EER-wetgeving, met inbegrip van de artikelen 11 tot en met 13 van het dispositief van de EER-Overeenkomst over het vrije verkeer van goederen, aldus worden uitgelegd dat een medische instelling, zoals eiser, die personen gezondheidszorg en medische diensten aanbiedt, geen geneesmiddelen voor gebruik door de in die instelling verzorgde personen uit Noorwegen mag invoeren, die een Noorse nationale vergunning voor het in de handel brengen hebben gekregen, onder verwijzing naar een IJslandse nationale vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen met dezelfde naam, wanneer de vergunningen werden afgegeven voordat Richtlijn 2001/83/EG in werking is getreden?

2.

Als dat het geval is, hoe moet een medische instelling, zoals eiser, die beweert dat er een IJslandse vergunning is voor het in de handel brengen van uit een andere overeenkomstsluitende partij van de EER ingevoerde geneesmiddelen, dan aantonen dat dat het geval is? Moet het eerste lid van artikel 51 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat de medische instelling aan de verweerder als bevoegde bewakingsautoriteit een controleverslag moet overleggen? Is het mogelijk dat voor de invoer van geneesmiddelen uit Noorwegen minder strenge vereisten inzake de bewijslast gelden, wanneer die geneesmiddelen niet bestemd zijn voor doorverkoop of andere distributie of afzet in IJsland, maar uitsluitend voor gebruik door personen die worden verzorgd in een medische instelling?

3.

Beschikken de bevoegde autoriteiten over volledig onbeperkte discretionaire bevoegdheid over de kwestie of zij, en vervolgens aan wie zij ontheffingen verlenen op grond van artikel 63, lid 3, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad in het geval van de invoer van geneesmiddelen door een medische instelling, zoals eiser, wanneer de geneesmiddelen niet bestemd zijn voor zelfmedicatie, maar door een apotheker in dienst van de medische instelling worden klaargemaakt en aan de gebruikers worden afgegeven in speciaal daarvoor ontworpen geneesmiddelendoosjes?


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/32


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6295 — CVC/Ande/Delachaux)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 215/14

1.

Op 12 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat CVC Capital Partners SICAV-FIS SA (Luxemburg) en Ande Investissements SA (Luxemburg) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Delachaux SA (Frankrijk) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

CVC Capital Partners SICAV-FIS: verstrekt investeringsadvies aan en/of beheert investeringen namens beleggingsfondsen (de „CVC-fondsen”). De CVC-fondsen hebben zeggenschapsdeelnemingen in een aantal ondernemingen die actief zijn in diverse sectoren, met name chemicaliën, utilitaire voorzieningen, fabricage, detailhandel en distributie, hoofdzakelijk in Europa en het gebied Azië-Stille Oceaan,

Ande Investissements SA: verwerving van deelnemingen, administratie, beheer en ontwikkeling. Momenteel houdt en beheert Ande hoofdzakelijk de belangen van de familie André Delachaux in het Delachaux-concern,

Delachaux SA: productie van railbevestigings- en lassystemen, systemen voor het transport van elektriciteit en datatransmissie, magnetische systemen, kabels en chroommetaal.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6295 — CVC/Ande/Delachaux, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/33


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6309 — Macquarie Group/Airwave Solutions)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 215/15

1.

Op 13 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat MEIF II Luxembourg Holdings Sàrl („MEIF II”, Luxemburg), die onder zeggenschap staat van Macquarie Group Limited („Macquarie Group”, Australië), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Airwave Solutions Limited („Airwave”, Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

MEIF II en Macquarie Group: bank- en financiële diensten, adviesverlening, beleggings- en fondsenbeheerdiensten,

Airwave: mobiele datacommunicatietechnologie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6309 — Macquarie Group/Airwave Solutions, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


Rectificaties

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/34


Rectificatie van de bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

( Publicatieblad van de Europese Unie C 87 van 16 april 2009 )

2011/C 215/16

Op blz. 18, punt 3.6, derde alinea,

in plaats van:

„De porties moeten onmiddellijk, in dezelfde procesgang, worden verpakt.”

te lezen:

„In de detailhandel mogen porties „Parmigiano Reggiano” worden verpakt op de plaats waar het versnijden plaatsvindt.”