ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.213.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 213

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
20 juli 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2011/C 213/01

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Denemarken en met een advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2011-2015

1

2011/C 213/02

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2011-2015

5

2011/C 213/03

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2011-2014

8

2011/C 213/04

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2011 over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Griekenland

12

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 213/05

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

14

 

III   Voorbereidende handelingen

 

EUROPESE CENTRALE BANK

 

Europese Centrale Bank

2011/C 213/06

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 maart 2011 inzake een aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy (CON/2011/22)

16

2011/C 213/07

Advies van de Europese Centrale Bank van 4 juli 2011 inzake een voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de sluiting van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met betrekking tot het behoud van de euro op Saint-Barthélemy, ten gevolge van de wijziging van de status van dit gebied ten aanzien van de Europese Unie (CON/2011/56)

21

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 213/08

Wisselkoersen van de euro

23

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2011/C 213/09

Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en aankondiging van een prijs in het kader van de werkprogramma's voor 2011 en 2012 van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

24

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2011/C 213/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6287 — Bain Capital/Oaktree/International Market Centers JV) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

27

2011/C 213/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6293 — Thermo Fisher/Phadia) ( 1 )

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Denemarken en met een advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2011-2015

2011/C 213/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees Semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht de lidstaten deze prioriteiten om te zetten in concrete maatregelen die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's zullen worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 9 mei 2011 heeft Denemarken de actualisering 2011 van zijn convergentieprogramma 2011 voor de periode 2011-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

Op basis van de beoordeling van het geactualiseerde convergentieprogramma ingevolge Verordening (EG) nr. 1466/97 is de Raad van oordeel dat het macro-economische scenario waar bij het convergentieprogramma vanuit gegaan wordt plausibel is. Hoewel op iets gunstigere groeiaannamen voor 2012 en daarna gebaseerd, is het in grote lijnen in overeenstemming met de voorjaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie. De begrotingsstrategie in het convergentieprogramma beoogt, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 13 juli 2010, tegen 2013 het tekort onder de referentiewaarde van 3 % te brengen en de herziene middellangetermijndoelstelling van, ten eerste, tegen 2015 een structureel begrotingssaldo van niet minder dan – 0,5 % van het bbp te bereiken en, ten tweede, tegen 2020 de begroting sluitend te maken. Het aanpassingstraject om deze doelstelling te bereiken is adequaat. De door het parlement in het voorjaar van 2010 vastgestelde maatregelen die in het convergentieprogramma zijn opgenomen, worden als toereikend beschouwd om de begrotingsdoelstellingen te ondersteunen en zouden een jaarlijkse budgettaire inspanning van ongeveer 1 % van het bbp vertegenwoordigen in de periode 2011-2013. Denemarken zal zijn herziene middellangetermijndoelstelling binnen de programmaperiode bereiken. De risico's voor de budgettaire doelstellingen zijn globaal genomen in evenwicht.

(8)

De Deense economie is in 2007 beginnen te vertragen te midden van een correctie op de vastgoedmarkt die binnenlandse bankproblemen in de hand werkte, versterkt door toenemende insolventie en werkloosheid. De recessie was hevig, de productie kromp tussen najaar 2007 en voorjaar 2009 met 8 % en de werkloosheid steeg in 2010 tot 7,4 %. De arbeidsdeelname daalde van 79,8 % in 2008 tot 76,1 % in 2010; hierbij werden vooral de jongeren getroffen. De productie begon te herstellen in 2009 en de reële bbp-groei bereikte 2,1 % in 2010. Het herstel werd gedreven door een volgehouden binnenlandse vraag (eveneens een gevolg van de budgettaire expansie), een sterk voorraadherstel en het krachtige herstel van de belangrijkste handelspartners van Denemarken.

(9)

Als gevolg van automatische stabilisatoren en crisisgerelateerde maatregelen veranderde het overheidsbegrotingssaldo van een overschot van 3,2 % van het bbp in 2008 in een tekort van 2,7 % van het bbp in 2009. Op basis van de kennisgeving van Denemarken in het voorjaar van 2010 en de voorjaarsprognoses 2010 van de diensten van de Commissie volgens welke het begrotingstekort in 2010 groter zou worden dan 5 % van het bbp, is in juli 2010 een buitensporigtekortprocedure voor Denemarken geopend. Hoewel onverwachte en tijdelijke meevallers in verband met belastingontvangsten uit het rendement van pensioenfondsen tot een stabilisering van het begrotingstekort op 2,7 % van het bbp leidden vorig jaar, zou volgens de voorjaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie het tekort in 2011 weer oplopen tot ongeveer 4 % van het bbp, waardoor de noodzaak werd benadrukt van voortdurende en ambitieuze consolidatie-inspanningen in 2012. Dit impliceert een strikte uitvoering van de maatregelen die in het kader van de consolidatie-overeenkomst 2010 zijn vastgesteld en uitgavenbeheersing zoals beschreven in het convergentieprogramma om het buitensporige tekort tegen 2013 te verhelpen. Wanneer de uitgavenverwachtingen ten aanzien van de verwachte productiegroei op middellange termijn worden geëvalueerd, daarbij rekening houdende met de discretionaire maatregelen, blijkt deze te zorgen voor een passend traject in de richting van de middellangetermijndoelstelling. Volgens de laatste evaluatie van de Commissie, blijken de risico's met betrekking tot de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën klein te zijn.

(10)

Een strenge controle om terugkerende uitgavenoverschrijdingen op lokaal en regionaal overheidsniveau te voorkomen, is belangrijk om de budgettaire doelstellingen te bereiken. Tijdens de afgelopen 20 jaar lagen de overheidsuitgaven voortdurend boven de budgettaire doelstellingen. De regering heeft reeds een aantal maatregelen genomen om dit probleem aan te pakken en is, zoals beschreven in het convergentieprogramma, voornemens een nieuwe uitgavenbeheersingsregeling in te voeren, waarop de Deense Economische Raad onafhankelijk toezicht zal uitoefenen.

(11)

Als gevolg van demografische factoren zal de bevolking in de werkende leeftijd (15-64 jaar) tussen 2010 en 2025 met ongeveer 1,5 % en tegen 2040 met bijna 5 % dalen. Op middellange termijn kan het economisch herstel net als tijdens de jaren van hoogconjunctuur tot een verkrapping van de arbeidsmarkt leiden. Ondanks een toch al hoge arbeidsparticipatie, is er ruimte voor een verdere verhoging van het arbeidsaanbod. Vrijwillige vervroegde pensionering is wijdverspreid onder mensen uit de leeftijdsgroep 60-64, hetgeen resulteert in een arbeidsparticipatie van slechts 40 % voor de leeftijdsgroep 60-64. Bovendien heeft 10 % van de bevolking in de werkende leeftijd jonger dan 40 jaar een invaliditeitsuitkering of een flexibele baan (gesubsidieerde arbeidsplaatsen).

(12)

Sinds 1995 vertoont de productiviteitsgroei een dalende trend; een van de mogelijke oorzaken zijn zwakke prestaties van het onderwijs. Hoewel Denemarken royaal middelen blijft besteden aan zijn onderwijs, zijn de onderwijsresultaten op verschillende belangrijke gebieden slechts middelmatig en heeft het het vierde laagste jongerenopleidingsniveau in de EU. In 2009 had slechts 70,1 % van de leeftijdsgroep 20-24 minstens hoger secundair onderwijs afgemaakt (tegenover een EU-gemiddelde van 78,6 %) (3) en de PISA-resultaten zijn middelmatig. De uitval in het beroepsonderwijs voor jongeren is relatief hoog: bijna 50 % van degenen die beroepsonderwijs volgen, verlaat de school voortijdig. Bovendien heeft 10 jaar na het verlaten van de basisschool ongeveer 20 procent van de jongeren geen onderwijs boven het lager secundair niveau afgemaakt. Het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijssysteem zou er ook toe bijdragen om toekomstige discrepanties tussen het aanbod van en de vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt te voorkomen, waar momenteel een mogelijk overschot van ongeschoolde werknemers naast een tekort aan geschoolde werknemers is. De productiviteitsgroei is bijzonder zwak in de bouwsector en de dienstensector. Dit is met name het geval binnen de lokale diensten, de detailhandel, de groothandel en de persoonlijke dienstverlening, waar lage concurrentieniveaus in bepaalde sectoren (bijvoorbeeld hoge drempels voor markttoetreding) tot een suboptimale allocatie van de middelen kunnen leiden. De ruimtelijkeordeningswetgeving is streng en beperkt de mogelijkheden voor productiviteit verbeterende schaalvoordelen in de detailhandel. Om het feit aan te pakken dat slechts ongeveer 25 % van de overheidsaanbestedingen openbaar zijn, heeft de regering het initiatief genomen voor een strategie die gericht is op het vergroten van de concurrentie binnen de overheidsdiensten door geleidelijke uitbreiding van de aanbestedingsmogelijkheden voor gemeenten en regio's, en heeft zij een nieuwe doelstelling vastgesteld voor de gemeenten volgens welke 31,5 % van alle aanbestedingen tegen 2015 openbaar dient te zijn.

(13)

De schuld van de huishoudens in verhouding tot het bbp is de hoogste in de EU. De opbouw van schulden, die is aangewakkerd door de hausse in de woningbouw tussen 2004 en 2007, creëert potentiële risico's voor de economie en de financiële stabiliteit. Hoewel deze risico's zijn ingeperkt gezien de kenmerken van Denemarkens gesofisticeerde markt voor hypotheekgedekte obligaties en een globaal robuuste financiële situatie van de meerderheid van de huishoudens (veel meer activa dan passiva), werden in de nasleep van de correctie van de huizenprijzen slechts beperkte maatregelen genomen om de procyclische schommelingen van de huizenprijzen te temperen.

(14)

Denemarken heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Om de budgettaire houdbaarheid te verbeteren, is een overeenkomst bereikt om de sanctiewetgeving te versterken met betrekking tot uitgavenbeheersing op het lokale niveau en is de regering voornemens een wetsvoorstel betreffende uitgavenplafonds in te dienen. De werkgelegenheidsmaatregelen zijn gericht op het bevorderen van werkgelegenheid door het verlengen van het beroepsleven via een pensioenhervorming. Om het concurrentievermogen te bevorderen, is er een concurrentiepakket met concrete initiatieven dat in de eerste plaats op de bouwsector en de dienstensector is gericht. Naast deze toezeggingen, wordt een bruidschatregeling uitgevoerd om de private afwikkeling van probleembanken te vergemakkelijken en de financiële stabiliteit te ondersteunen. Deze maatregelen en toezeggingen betreffen de vier domeinen van het pact. In het algemeen vallen de maatregelen samen met die welke zijn genomen om follow-up te geven aan de jaarlijkse groeianalyse en de realisering van de Europa 2020-doelstellingen te bevorderen, vooral op werkgelegenheidsgebied. Hoewel een aantal van de aangekondigde toezeggingen reeds is waargemaakt, moeten in de nabije toekomst belangrijke maatregelen worden uitgevoerd om (op lokaal niveau) de begrotingsdiscipline te verbeteren en de werkgelegenheid te bevorderen. Deze toezeggingen zijn beoordeeld en in de aanbevelingen in aanmerking genomen.

(15)

De Commissie heeft het convergentieprogramma, het nationaal hervormingsprogramma en de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Denemarken, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In het licht hiervan is de Commissie van oordeel dat in 2011 en daarna voortdurende en ambitieuze budgettaire consolidatie-inspanningen moeten worden geleverd. Tevens moeten verdere stappen worden ondernomen om door het verminderen van vervroegde pensionering en door targeting het arbeidsaanbod te verhogen, de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, de concurrentie in sleutelsectoren te versterken en de vastgoedmarkt verder te stabiliseren.

(16)

In het licht van deze beoordeling, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 16 juli 2010 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het convergentieprogramma van Denemarken onderzocht. Zijn advies (4) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven. Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011, heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Denemarken onderzocht,

BEVEELT AAN dat Denemarken in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

De budgettaire consolidatiemaatregelen in 2011, 2012 en 2013 uit te voeren en een jaarlijkse begrotingsinspanning van 0,5 % van het bbp over de periode 2011-2013 te verzekeren, zoals gepland, en het buitensporige tekort tegen 2013 te verhelpen overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Daarna, zoals gepland, een adequaat aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling te verzekeren. De vermindering van het overheidstekort te versnellen indien de economische situatie zich beter ontwikkelt dan momenteel wordt verwacht. De uitgavenbeheersing te versterken door het vaststellen van bindende meerjarige uitgavenplafonds voor de lokale, regionale en centrale overheid die in overeenstemming zijn met de algehele middellangetermijndoelstellingen voor de algemene begroting.

2.

Teneinde de werkgelegenheid en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te versterken, verdere stappen te nemen om het langetermijnarbeidsaanbod te verhogen door het uitvoeren van de recent overeengekomen hervorming betreffende de regeling voor vrijwillig vervroegd ouderdomspensioen zoals gepland af te bouwen, door het hervormen van het invaliditeitspensioen en het beter afstemmen van de gesubsidieerde banenplannen (het „flex-job”- systeem) op de meest kwetsbare groepen.

3.

De hervormingen versneld door te voeren om de kwaliteit van het onderwijssysteem te verbeteren. De drop-outpercentages, met name in het beroepsonderwijs, te doen afnemen en het aantal beschikbare plaatsen in het leerlingwezen te verhogen.

4.

Stappen te ondernemen om belemmeringen voor de concurrentie, met name in de lokale dienstverlening en de detailhandel, weg te nemen door de wetgeving inzake ruimtelijke ordening te herzien en de aanbestedingen van gemeenten en regio's open te stellen.

5.

Terwijl de aan de gang zijnde stabilisatie van de vastgoedmarkt na de recente prijscorrectie wordt ondersteund preventieve maatregelen te treffen om de stabiliteit op middellange termijn van de woningmarkt en het financiële systeem, met inbegrip van de herziening van de werking van het hypotheekstelsel en het onroerendgoedbelastingstelsel, te versterken.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Er moet evenwel worden opgemerkt dat leerlingen in Denemarken doorgaans later beginnen met hun schoolopleiding dan in de andere lidstaten, en bijgevolg ook het hoger middelbaar onderwijs beëindigen op een leeftijd boven 24 jaar. In de bevolkingsgroep 25-34 jaar heeft 85 % minstens het hoger middelbaar onderwijs beëindigd.

(4)  Uit hoofde van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/5


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2011-2015

2011/C 213/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht alle lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's moeten worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 29 april 2011 heeft Estland zijn stabiliteitsprogramma 2011 voor de periode 2011-2015 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

De mondiale financiële crisis heeft in Estland bijzonder hard toegeslagen, met een instorting van de torenhoge groei op het gebied van onroerend goed en consumptie tot gevolg. Het bbp daalde met cumulatief 19 % in 2008-2009 en het werkloosheidspercentage verviervoudigde tegen 2010 nagenoeg tot 16,8 %. De economie heeft zich echter snel hersteld en verwacht wordt dat de reële groei van het bbp de komende jaren zal versnellen. De belangrijkste motor van het herstel was de export, maar ook de binnenlandse vraag trekt aan als gevolg van forse investeringen. De verbeterde groeivooruitzichten hebben bovendien een impuls gegeven aan de arbeidsmarkt. Het werkgelegenheidspercentage is onlangs opmerkelijk gestegen, hoewel hierbij moet worden aangetekend dat de langdurige werkloosheid nog steeds hoog is. De inflatie is versneld ten opzichte van het vorig jaar, maar zal naar verwachting matigen overeenkomstig de ontwikkelingen op het gebied van de mondiale grondstoffenprijzen.

(8)

Op basis van de beoordeling van het op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 opgestelde stabiliteitsprogramma is de Raad van mening dat het macro-economische scenario dat ten grondslag ligt aan de begrotingsprognoses, plausibel is. De middellange begrotingsstrategie die in het stabiliteitsprogramma wordt uiteengezet, heeft tot doel om, via het nastreven van structurele overschotten in 2013 en daarna, de middellangetermijndoelstelling, d.i. een structureel evenwicht, te bereiken tegen 2013 en dit evenwicht gedurende de rest van de programmaperiode aan te houden. De nominale begrotingssituatie van de overheid zal volgens de prognoses een overschot bereiken tegen 2013, terwijl wordt verwacht dat het nominale tekort op korte termijn enigszins zal verslechteren als gevolg van het eenmalige effect van milieu-investeringen in verband met koolstofkredieten. De in het stabiliteitsprogramma uiteengezette budgettaire aanpassing berust op het beperken van de stijging van de groei in de consumptieve overheidsbestedingen. Het stabiliteitsprogramma bevat enige informatie over maatregelen om de beoogde situatie te bereiken en uit de prestaties die in het verleden zijn geleverd om de begrotingsdoelstellingen te halen, blijkt dat weinig gevaar bestaat dat deze de komende jaren niet zullen worden gehaald. De geplande hervormingen moeten met name leiden tot meer efficiency op verschillende gebieden, zoals onderwijs en actief arbeidsmarktbeleid. De risico's dat de begrotingsdoelstellingen niet worden gehaald, blijken dus door de bank genomen in evenwicht. Niettemin is het belangrijk dat de maatregelen die de doeltreffendheid van de overheidsgaven verder moeten versterken, nauwkeurig worden omschreven in de volgende begrotingen en de uitvoering van het stabiliteitsprogramma ondersteunen.

(9)

De langdurige werkloosheid blijft hoog, met uiteenlopende en weinig veranderende percentages in de verschillende regio's. Estland heeft zijn financiering van het actief arbeidsmarktbeleid sinds 2009 weliswaar fors opgetrokken, maar is niettemin nog steeds één van de EU-lidstaten met het laagste financieringspercentage op dit gebied, met als gevolg dat slechts een klein deel van de werklozen activeringssteun krijgt. De Estse arbeidsmarkt is relatief flexibel, onder meer vanwege het besluit om een toename van de dekkingsgraad van de werkloosheidsverzekeringsuitkeringen in het kader van het arbeidswetgevingspakket uit te stellen tot 2013. Ondanks deze flexibiliteit heeft Estland een relatief grote loonbelastingswig die vraag en aanbod op het gebied van arbeid negatief zou kunnen beïnvloeden. Dit probleem is bijzonder acuut in het licht van het hoge werkloosheidspercentage bij jongeren en laaggeschoolden, die blootgesteld worden aan het risico in de armoede terecht te komen. De geplande hervormingen om de socialezekerheidspremies te verlagen, pakken weliswaar de juiste thema's aan, maar moeten hun beslag krijgen samen met de inspanningen om de begrotingssituatie te verstevigen. Er is nog ruimte om de efficiency te verbeteren aan de hand van een strengere inkomenstoets om andere uitkeringen doelgerichter te maken.

(10)

Estland behoort tot de groep EU-landen die het hoogst scoren op het gebied van gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dit ligt onder meer aan het feit dat de productiestructuur vooral bestaat uit energie-intensieve sectoren en industrieën. Een andere bepalende factor is de slechte energie-efficiencyprestatie op sectoraal niveau. Estland geeft in zijn nationale hervormingsprogramma een energiebesparingsstreefcijfer van 9 % in 2016 aan ten opzichte van de projecties (in het nationale hervormingsprogramma: 16 % tegen 2020). Bovendien is er weinig informatie beschikbaar over hoe en wanneer de maatregelen ten uitvoer zullen worden gelegd, en over de resultaten die ervan worden verwacht. Er mag dan ook worden geconcludeerd dat er meer potentieel voor energie-efficiency voorhanden is. Verbetering van de energie-efficiency zal waarschijnlijk een positief effect hebben op het milieu en op de continuïteit van de energiebevoorrading en zal bovendien bijdragen tot een verlaging van de inflatiedruk en een verbetering van het concurrentievermogen op kostengebied.

(11)

Ondanks het doorgaans grote aandeel mensen met een tertiaire opleiding zou een verdere hervorming van het onderwijssysteem op alle niveaus kunnen helpen om bepaalde problemen op te lossen, zoals de lacunes in vaardigheden, het grote aantal scholen en hogeronderwijsinstellingen en de onvoldoende gerichte aanpak in het kader van beroepsopleidingen die tot gevolg heeft dat een groot aantal mensen niet over beroepskwalificaties beschikt. Gezien de huidige demografische tendensen is het belangrijk dat de kwaliteit van het menselijk kapitaal wordt verbeterd, wil men ervoor zorgen dat de potentiële groei op middellange termijn naar een hoger niveau wordt getild. Door erop toe te zien dat met name tertiaire opleidingen op gebieden die essentieel zijn voor de economie (bijv. ingenieursstudies), worden aangeboden, kunnen de huidige inspanningen om een nieuw evenwicht — ten voordele van de sector verhandelbare goederen — tot stand te brengen, worden ondersteund. De tenuitvoerlegging van de onderwijshervorming zou bovendien bijdragen tot de efficiënte werking van de overheid; het huidige systeem om het onderwijs te beheren, is namelijk te gefragmenteerd op lokaal niveau en werkt om die reden inefficiënte subsidiëring en dienstverlening van lage kwaliteit in de hand.

(12)

Estland heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Deze betreffen onder meer maatregelen op het gebied van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen. Wat de begroting betreft, heeft Estland in het kader van het pact de toezegging gedaan om tegen 2013 een begroting in evenwicht en tegen 2014 een begroting met een overschot voor te leggen, om een overheidsbegroting in evenwicht als vereiste op te nemen in de wet inzake de grondslag voor het opstellen van de begroting, en om inleidende maatregelen te nemen met het oog op de hervorming van bijzondere pensioenregelingen. Om de werkgelegenheid te bevorderen, is een aantal fiscale stimuli gepland. De maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen hebben met name betrekking op innovatie, hoger onderwijs en hervorming van de overheidsdiensten. De toezeggingen in het kader van het pact weerspiegelen de agenda die in het nationale hervormingsprogramma wordt voorgesteld. De in het pact opgenomen doelstellingen zouden baat hebben bij aanvullende maatregelen die het arbeidsmarktbeleid versterken en maatregelen die betrekking hebben op een efficiënt gebruik van hulpbronnen en de energiemarkt. De toezeggingen in het kader van het Euro Plus-pact zijn geëvalueerd en in aanmerking genomen in de aanbevelingen.

(13)

Het stabiliteitsprogramma en het nationale hervormingsprogramma van Estland en de toezeggingen die het land in het kader van het Europlus-pact heeft gedaan, zijn door de Commissie onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In de volgende begrotingen moet weliswaar worden gespecificeerd aan de hand van welke maatregelen de beoogde begrotingssituatie moet worden bereikt, maar uit de inspanningen die de Estse overheid in het verleden heeft geleverd, blijkt dat weinig gevaar bestaat dat de begrotingsdoelstellingen de komende jaren niet zullen worden gehaald. Er moeten extra maatregelen worden genomen om het arbeidsmarktbeleid te versterken, de prikkels om aan de arbeidsmarkt te participeren te verbeteren, het menselijk kapitaal middels een grootschalige onderwijshervorming beter op de arbeidsmarkt af te stemmen en zowel de efficiency op het gebied van gebruik van hulpbronnen als de energiemarkt aan te pakken.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2011 van Estland onderzocht. Zijn advies (3) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven. Rekening houdende met de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011, heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma van Estland onderzocht,

BEVEELT AAN dat Estland in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

Uiterlijk in 2013 een structureel overschot te bereiken en tegelijkertijd het tekort in 2012 te beperken tot ten hoogste 2,1 % van het bbp door de uitgaven strikt te controleren en de overheidsmiddelen doeltreffender uit te geven.

2.

Maatregelen te nemen om de vraag naar arbeid te ondersteunen en het risico voor armoede te reduceren, door op een begrotingsneutrale manier de fiscale en socialezekerheidslasten te verlagen en door de doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid te verbeteren met name door, waar de werkloosheid hoog is, maatregelen te nemen die vooral gericht zijn op jongeren en langdurig werklozen.

3.

Te zorgen voor de tenuitvoerlegging van de geplande stimuli om de energie-intensiviteit te reduceren en de energie-efficiency van de economie te verbeteren, met name in de sectoren gebouwen en vervoer, onder meer door een betere marktwerking te waarborgen.

4.

In het kader van de uitvoering van de hervorming van het onderwijssysteem voorrang te geven aan maatregelen die beschikbaarheid van voorschools onderwijs verbeteren en de beschikbaarheid en kwaliteit van beroepsopleidingen verbeteren. Het onderwijs beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen en laaggeschoolde werknemers de kans te geven een leven lang te leren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/8


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2011-2014

2011/C 213/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (2), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren. Hij verzocht alle lidstaten deze prioriteiten in concrete maatregelen om te zetten die in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en in hun nationale hervormingsprogramma's worden opgenomen.

(5)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en hun nationale hervormingsprogramma's.

(6)

Op 3 mei 2011 heeft Frankrijk zijn geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2011 voor de periode 2011-2014 en zijn nationale hervormingsprogramma 2011 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(7)

Frankrijk is met een daling van het bbp met 2,7 % in 2009 door de economische en financiële crisis relatief minder zwaar getroffen dan andere lidstaten, deels vanwege sterke economische stabilisatoren en de veerkracht van de gezinsconsumptie. Ook de banksector heeft zich veerkrachtig betoond. De economie herstelde zich in 2010 en de totale bbp-groei kwam uit op 1,5 %. De economische crisis had echter een aanzienlijke impact op de Franse overheidsfinanciën. Door de automatische stabilisatoren en discretionaire budgettaire stimuleringsmaatregelen steeg het overheidstekort van 3,3 % van het bbp in 2008 naar 7,5 % in 2009. Ook heeft de crisis de onderbenutting van het arbeidspotentieel en de structurele zwakheden van de Franse arbeidsmarkt verergerd, en de werkloosheid bereikte in 2010 dan ook het relatief hoge peil van 9,7 %. De goederenhandelsbalans is bovendien het afgelopen decennium geleidelijk verslechterd door de problemen van het Franse bedrijfsleven om op kosten en andere factoren te concurreren.

(8)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma komt de Raad tot de conclusie dat het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario optimistisch is vooral omdat de verwachte groeicijfers voor de latere programmajaren ruimschoots boven het potentiële groeiniveau blijven. Het overheidstekort van 7 % in 2010 was beter dan verwacht; volgens het stabiliteitsprogramma moet het tekort zijn teruggebracht tot 3 % in 2013, de uiterste termijn die de Raad heeft gesteld voor de correctie van het buitensporige tekort, en moet de consolidatie daarna worden voortgezet. De schuld bedroeg in 2010 82 % van het bbp; de schuldquote zal tot 2012 stijgen (tot 86 %), waarna een lichte daling wordt verwacht. Het aanpassingstraject voor het tekort en de schuld is onderhevig aan risico's zoals de mogelijkheid dat het macro-economische scenario minder gunstig uitvalt dan verwacht, het feit dat de maatregelen niet voldoende zijn bepaald om de doelstellingen in 2012 en daarna te halen en het feit dat de doelstellingen in het verleden vaak niet zijn gehaald, niettegenstaande het beter dan verwachte resultaat voor 2010. Er kan derhalve niet worden gegarandeerd dat het buitensporige tekort in 2013 zal zijn gecorrigeerd, tenzij bijkomende maatregelen worden genomen, naargelang van de noden. De middellangetermijndoelstelling — een begroting die structureel in evenwicht is — zal niet binnen de periode van het stabiliteitsprogramma worden bereikt. De gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning gedurende de periode 2010-2013, zoals door de Commissie herberekend op basis van de algemeen aanvaarde methodologie, ligt iets lager dan in de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 („boven de 1 % van het bbp”).

(9)

Het blijft een grote uitdaging om de consolidatie van de begroting tot stand te brengen. Om terug te keren naar een houdbare begrotingssituatie is het van vitaal belang uitgavenoverschrijdingen te voorkomen door middel van grotere begrotingsinspanningen op basis van zeer precieze maatregelen, ook al omdat de doelstelling voor 2013 niet in een veiligheidsmarge onder de drempel van 3 % van het bbp voorziet. Bovendien zou het, zoals aangegeven in de in december 2010 gestemde wet betreffende de meerjarige planning van de overheidsfinanciën voor de periode 2011-2014, wenselijk zijn alle meevallers aan de ontvangstenzijde te benutten om het tekort en de schuld sneller te reduceren. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn te verbeteren, heeft Frankrijk in 2010 een nieuwe pensioenhervorming goedgekeurd. De geplande maatregelen, waaronder een geleidelijke verhoging van de minimumpensioenleeftijd van 60 tot 62 jaar en van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 tot 67 jaar alsook de gefaseerde afschaffing van regelingen voor vervroegde uittreding, zullen gevolgen hebben voor de lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Het pensioenstelsel zal bovendien naar verwachting in 2018 in evenwicht zijn. Tenzij verdere maatregelen worden genomen, zal daarna waarschijnlijk een tekort ontstaan. Bij de meest recente pensioenhervorming is ook een nieuwe overheidsinstantie opgericht, het Comité de pilotage des régimes de retraite, dat jaarlijks een beoordeling van de begrotingssituatie van de pensioenrekeningen moet indienen en corrigerende maatregelen moet voorstellen indien er kans bestaat op verslechtering van de situatie.

(10)

De huidige wetgeving inzake arbeidsbescherming is nog steeds te rigide: de voorwaarden voor ontslag om economische redenen leiden tot rechtsonzekerheid. Dit leidt tot een arbeidsmarktsituatie waarbij werknemers met een arbeidscontract voor onbepaalde tijd (de meeste werknemers) een relatief grote arbeidszekerheid hebben, terwijl werknemers met een tijdelijk contract (de meeste nieuwkomers op de arbeidsmarkt) aan onzekerheid zijn blootgesteld. Het percentage tijdelijke contracten ligt bij jongere werknemers aanzienlijk hoger, en overgang van een tijdelijk naar een vast contract komt weinig voor. Deze segmentatie geldt ook voor de toegang tot beroepsopleiding. Er is daardoor voor de betrokken werknemers een sterk verloop en een beperkte accumulatie van menselijk kapitaal. Jonge en laaggeschoolde werknemers staan hierdoor bloot aan onevenredige risico's op de arbeidsmarkt. Het doel van de wet tot vernieuwing van de sociale dialoog en van de wet van 2008 inzake modernisering van de arbeidsmarkt was de sociale dialoog aan te passen aan de eisen van de huidige tijd en het probleem van de tweedeling van de arbeidsmarkt aan te pakken. Deze laatste wet heeft met name een nieuwe procedure ingevoerd voor de beëindiging van permanente contracten bij onderlinge overeenstemming („rupture conventionnelle”); deze procedure wordt nu meer en meer gebruikt.

(11)

De werkloosheid lag in Frankrijk in 2010 iets boven het EU-gemiddelde, en de langdurige werkloosheid neemt toe (3,9 % in 2010 tegen 2,9 % in 2008). In dit verband hebben de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten een belangrijke rol te spelen om werklozen bij het zoeken van werk te steunen. De nieuwe geïntegreerde openbare arbeidsbemiddelingsdienst Pôle Emploi heeft tot dusver gemengde resultaten opgeleverd. In 2009-2010 lag, in de context van de crisis en van een stijgend aantal werkzoekenden, de nadruk vooral op het eenmaken van de vroegere twee afzonderlijke diensten. De uitbesteding van de bemiddelingsdiensten is tot dusver geen onverdeeld succes wat de streefcijfers van Pôle Emploi voor herintreding betreft. Ook beschikt Pôle Emploi voor geïndividualiseerde ondersteuning van werkzoekenden nog over te weinig personeel: 71 voltijdequivalenten per 10 000 werklozen, wat aanzienlijk minder is dan in sommige vergelijkbare landen.

(12)

Het tekort op de lopende rekening is in Frankrijk het afgelopen decennium geleidelijk toegenomen naarmate de goederenhandelsbalans verslechterde, wat deels te wijten was aan het verlies van vermogen om op arbeidskosten te concurreren na de herinvoering van één minimumloon in 2003-2005 (bij de eerdere hervorming van de 35-urige werkweek waren er vijf verschillende minimumlonen). Er zijn in de indexatieprocedure enkele verbeteringen aangebracht (oprichting van een adviescommissie van onafhankelijke deskundigen, afschaffing van discretionaire verhogingen), die een matigend effect op de stijging van het minimumloon hebben gehad. Het percentage werknemers met een minimumloon is daardoor aanzienlijk gedaald, wat een betere loondifferentiëring mogelijk heeft gemaakt. Het Franse minimumloon behoort nog tot de hoogste in de EU in vergelijking met het mediaan loon, ook al is de belastingwig veel kleiner dan voor het gemiddelde loon als gevolg van verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers.

(13)

De belastingdruk en de socialezekerheidsdruk op arbeid in Frankrijk behoren tot de hoogste in de EU, terwijl de belasting op het verbruik nog steeds relatief laag is. Bovendien liggen ook de milieubelastingopbrengsten (als percentage van het bbp) ruimschoots onder het EU-gemiddelde. Van een herstructurering van het belastingstelsel bijvoorbeeld door een verschuiving van de belastingheffing van arbeid naar verbruik en milieu zou waarschijnlijk een positief effect uitgaan op de werkgelegenheid, maar ook op milieudoelstellingen.

(14)

Belastingvrijstellingen en vrijstellingen van socialezekerheidspremies (waaronder „niches fiscales”) vertegenwoordigen in Frankrijk een zeer hoog bedrag. Bovendien worden bedrijven en huishoudens gedwongen om tegen hoge kosten deskundigheid in te huren om de voordelen van het systeem te begrijpen en te benutten. Er worden wel belastingfaciliteiten gebruikt om economische beleidsmaatregelen uit te voeren, maar er is tot nu toe niet systematisch geëvalueerd of het beoogde doel ook is bereikt; een evaluatie is evenwel in 2011 gepland overeenkomstig de wet betreffende de meerjarige planning van de overheidsfinanciën voor de periode 2009-2012. Doordat deze in het verleden in de plaats kwamen van overheidsuitgaven zijn de Franse autoriteiten uiteindelijk in staat geweest om formeel aan de bestaande bestedingsvoorschriften te voldoen. De Franse autoriteiten verwachten een discretionaire toename van de belastinginkomsten over de periode 2011-2013 met circa 0,75 % van het bbp (vooral dankzij een vermindering van de belastingfaciliteiten). De precieze belastingfaciliteiten die vanaf 2012 zullen worden afgeschaft, zijn slechts gedeeltelijk vastgesteld.

(15)

De mededinging in de detailhandel wordt nog steeds gehinderd door administratieve beperkingen op het openen van grote detailhandelszaken en een verbod op wederverkoop onder de kostprijs. De dienstensector wordt nog altijd geconfronteerd met concurrentiebelemmeringen voor een aantal gereglementeerde beroepen; een oplossing kan zijn om ofwel de toegangsvoorwaarden te herzien, ofwel bepaalde quota (vestigingsbeperkingen) en exclusieve rechten voor deze beroepen geleidelijk af te schaffen.

(16)

Frankrijk heeft een aantal toezeggingen gedaan in het kader van het Euro Plus-pact. Wat de begroting betreft, heeft Frankrijk toegezegd de pensioenhervorming van 2010 snel ten uitvoer te leggen. Om de houdbaarheid van de begroting te verbeteren zal Frankrijk tevens door middel van een grondwetswijziging een bindende meerjarige begrotingsplanning invoeren. Om de arbeidsparticipatie te vergroten, worden diverse maatregelen overwogen om het actieve arbeidsmarktbeleid te versterken, zoals een leerlingstelsel om voor jongere werknemers de overgang van school naar werk te versoepelen, extra faciliteiten voor kinderopvang vanaf 2012 om de kans op werk voor vrouwen te vergroten en versterking van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten voor werkzoekenden. De maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen zijn met name gericht op verbetering van het hoger onderwijs, bevordering van onderzoek en ontwikkeling en innovatie („investissements d'avenir”) en vermindering van de administratieve last door middel van een breed programma voor administratieve vereenvoudiging. Deze toezeggingen betreffen drie van de vier gebieden van het pact, met de financiële sector als uitzondering. Hoewel de toezeggingen betrekking hebben op de gebieden waar de belangrijkste uitdagingen liggen, gaat het in veel gevallen (vooral wat betreft budgettaire governance en steun voor het hoger onderwijs en onderzoek en ontwikkeling) om bevestiging van reeds bestaand overheidsbeleid of hervormingen. De hervormingsagenda lijkt niet volledig in overeenstemming met de omvang van de macro-economische problemen waarmee de arbeidsmarkt of het ondernemingsklimaat geconfronteerd worden. De voorgenomen grondwetsherziening is bovendien politiek onzeker. Deze in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen zijn onderzocht en bij de aanbevelingen in aanmerking genomen.

(17)

De Commissie heeft voor Frankrijk het stabiliteitsprogramma, het nationale hervormingsprogramma en de in het kader van het Euro Plus-pact gedane toezeggingen onderzocht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algemene economische governance van de EU te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In het licht hiervan is de Commissie van oordeel dat de budgettaire consolidatiestrategie nader dient te worden gespecificeerd voor 2012 en daarna, teneinde te waarborgen dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 is gecorrigeerd en de schuld naar beneden wordt omgebogen. Alle meevallers aan de ontvangstenzijde moeten worden benut om het tekort en de schuld sneller te reduceren, zoals bepaald in artikel 11 van de wet betreffende de meerjarige planning van de overheidsfinanciën voor de periode 2009-2012. Met een verschuiving van belasting op arbeid naar milieu- en verbruiksbelasting en een stroomlijning van de belastingfaciliteiten kunnen de budgettaire en milieudoelstellingen worden bevorderd en kan het ondernemingsklimaat worden verbeterd. In 2011-2012 moeten verdere stappen worden gezet om de tweedeling van de arbeidsmarkt te verminderen door de wetgeving inzake arbeidsbescherming aan te passen, en werkzoekenden alle steun te bieden door de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten te versterken. Het huidige beleid inzake matiging van het minimumloon moet worden voortgezet. De mededinging moet worden bevorderd voor de gereglementeerde beroepen en de detailhandel.

(18)

In het licht van deze beoordeling, en rekening houdende met de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Raad de actualisering 2011 van het stabiliteitsprogramma van Frankrijk onderzocht. Zijn advies (3) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling (1) weergegeven. De Raad heeft het nationale hervormingsprogramma van Frankrijk getoetst aan de conclusies van de Europese Raad van 25 maart 2011,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in de periode 2011-2012 actie onderneemt om:

1.

Te waarborgen dat de aanbevolen jaarlijkse begrotingsinspanning van meer dan 1 % van het bbp in de periode 2010-2013 wordt gehaald en de correctie van het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 uit te voeren overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure, waarbij de schuldquote dus op een neerwaarts pad wordt gebracht, en vervolgens voldoende vooruitgang in de richting van de middellange termijn te waarborgen. De daartoe noodzakelijke maatregelen te specificeren voor de periode vanaf 2012, zo nodig bijkomende maatregelen te nemen en zoals gepland alle meevallers aan de ontvangstenzijde te benutten om het tekort en de schuld sneller te reduceren; de houdbaarheid van het pensioenenstelsel verder te evalueren en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen.

2.

Overeenkomstig de nationale praktijk voor overleg met de sociale partners nieuwe inspanningen te leveren om de segmentatie van de arbeidsmarkt te bestrijden, door bepaalde aspecten van de wetgeving inzake arbeidsbescherming opnieuw te bezien en terzelfder tijd het menselijk kapitaal en opwaartse overgangen te verbeteren; erop toe te zien dat elke ontwikkeling van het minimumloon de werkgelegenheid bevordert.

3.

De toegang tot levenlang leren aan te moedigen om de werkgelegenheid voor oudere werknemers te behouden en maatregelen te verbeteren om te bevorderen dat ouderen opnieuw aan het werk kunnen. Een actiever arbeidsmarktbeleid te voeren en maatregelen te introduceren ter verbetering van de organisatie, de besluitvorming en de procedures van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten, teneinde betere dienstverlening en geïndividualiseerde steun te bieden aan personen die risico lopen op langdurige werkloosheid.

4.

De efficiëntie van het fiscale stelsel te vergroten, onder meer door verschuiving van belasting op arbeid naar milieu- en verbruiksbelasting en tenuitvoerlegging van de geplande vermindering van het aantal ontheffingen van belastingen en socialezekerheidspremies („niches fiscales”) en de kosten daarvan.

5.

Verdere maatregelen te nemen om niet-gerechtvaardigde restricties met betrekking tot de gereglementeerde beroepen af te schaffen, met name in de diensten- en detailhandelssector.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(3)  Uit hoofde van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/12


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2011

over het nationale hervormingsprogramma 2011 van Griekenland

2011/C 213/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie. Deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) aangenomen en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld (1), die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werden verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 12 januari 2011 heeft de Commissie de eerste jaarlijkse groeianalyse vastgesteld en gaf daarmee de aanzet tot een nieuwe cyclus van economische governance in de EU en het eerste Europees semester van voorafgaande en geïntegreerde beleidscoördinatie, dat op de Europa 2020-strategie berust.

(4)

Op 25 maart 2011 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake begrotingsconsolidatie en structurele hervorming goedgekeurd (overeenkomstig de conclusies van de Raad van 15 februari en 7 maart 2011 en ten vervolge op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie). Hij benadrukte dat voorrang moet worden gegeven aan het weer gezond en houdbaar maken van begrotingen, het terugdringen van de werkloosheid door hervormingen van de arbeidsmarkt en nieuwe inspanningen om de groei te stimuleren.

(5)

Op 3 mei 2010 presenteerde Griekenland een breed aanpassingsprogramma met financiële bijstand van de lidstaten van het eurogebied en het IMF ten bedrage van 110 miljard EUR. Het begeleidende memorandum van overeenstemming en de latere aanvullingen daarop bepalen de economische beleidsvoorwaarden op basis waarvan de financiële bijstand wordt uitbetaald.

(6)

De hoofdelementen van de beleidsvoorwaarden zijn vastgelegd in Besluit 2010/320/EU van 10 mei 2010 (2) en de latere wijzigingen ervan (3), die gericht zijn tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen overeenkomstig de artikelen 136 en 126, lid 9, van het Verdrag.

(7)

Op 25 maart 2011 verzocht de Europese Raad voorts de lidstaten die aan het Euro Plus-pact deelnemen, hun toezeggingen tijdig te presenteren om te kunnen worden opgenomen in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's en nationale hervormingsprogramma's. Griekenland zal naar verwachting, op basis van het geactualiseerde economisch aanpassingsprogramma, een geactualiseerd stabiliteitsprogramma en specifieke toezeggingen en maatregelen voor 2011 in het kader van het Euro Plus-pact indienen.

(8)

De afgelopen tien jaar waren de groeiprestaties van Griekenland te danken aan onhoudbare factoren: de hoge bloei van de consumptie en de beleggingen in vastgoed ging gepaard met forse stijgingen van de reële lonen en snelle groei van het krediet; deze bloei werd aangejaagd door lage reële rentevoeten ten gevolge van de aanneming van de euro en door de liberalisering van de financiële markt. De wereldwijde crisis van 2008-2009 bracht de zwakke punten aan het licht, waaronder een onhoudbaar begrotingsbeleid, gedeeltelijk verholen door onbetrouwbare statistieken en tijdelijk hoge inkomsten; rigide arbeids- en productenmarkten; en een verlies aan concurrentievermogen en een toenemende buitenlandse schuld. Hoewel niet in het begin, werd de banksector getroffen door de economische en vertrouwenscrisis. Vanwege ernstige tekortkomingen in de Griekse systemen voor financiële verslaggeving en statistiek werd pas laat bekend in welke mate de begrotingssituatie verslechterd was. Daardoor liep de uitvoering van de corrigerende maatregelen vertraging op. Doordat de budgettaire houdbaarheid van Griekenland zorgen baarde en de risicoaversie wereldwijd toenam, ging de marktstemming ten aanzien van Griekenland begin 2010 fors achteruit. In april 2010 verzocht Griekenland om internationale financiële bijstand omdat het moest voorzien in aanzienlijke financieringsbehoeften en geen toegang kon krijgen tot internationale kapitaalmarkten.

(9)

Griekenland zegde toe het economisch en financieel aanpassingsprogramma ten uitvoer te leggen om op korte termijn de budgettaire en buitenlandse onevenwichtigheden te verhelpen en het vertrouwen te herstellen. Op middellange termijn moet het de grondslag leggen voor een groeimodel dat meer gebaseerd is op groei- en werkgelegenheidsondersteunende investeringen en uitvoer. Het aanpassingsprogramma voorziet in een brede aanpak op drie fronten: i) een strategie voor vroegtijdige begrotingsconsolidatie, ondersteund door structurele begrotingsmaatregelen en betere begrotingscontrole; ii) structurele hervormingen op de arbeids- en productenmarkten ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei; en iii) inspanningen om de stabiliteit van het bankstelsel veilig te stellen.

(10)

De Commissie heeft het ontwerp van het nationaal hervormingsprogramma geëvalueerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Griekenland, maar ook of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. In dit verband beklemtoont de Commissie dat de geplande maatregelen dringend ten uitvoer moeten worden gelegd, zodat voldaan wordt aan Besluit 2010/320/EU,

BEVEELT AAN dat Griekenland:

De in Besluit 2010/320/EU, zoals gewijzigd bij Besluit 2011/257/EU, vastgestelde en in het memorandum van overeenstemming van 3 mei 2010 en de latere aanvullingen daarop, met name de laatste aanvulling van 2 juli 2011, nader bepaalde maatregelen volledig ten uitvoer legt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  Gehandhaafd voor 2011 bij Besluit 2011/308/EU van de Raad van 19 mei 2011 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 56).

(2)  PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.

(3)  Besluit van de Raad van 7 september 2010 (2010/486/EU), (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 12), Besluit van de Raad van 20 december 2010 (2011/57/EU), (PB L 26 van 29.1.2011, blz. 15), Besluit van de Raad van 7 maart 2011 (2011/257/EU), (PB L 110 van 29.4.2011, blz. 26).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/14


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 213/05

Datum waarop het besluit is genomen

17.12.2010

Referentienummer staatssteun

SA.31853 (N 501/10)

Lidstaat

Spanje

Regio

Galicia

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Ayuda para la conversión de instalaciones de fueloil de Alúmina Española SA (ALCOA) — Galicia

Rechtsgrondslag

Estatuto de Autonomía de Galicia — Convenio con empresa

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Energiebesparing, Milieubescherming

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 0,99 mln EUR

Maximale steunintensiteit

38 %

Looptijd (periode)

tot 30.12.2010

Economische sectoren

Energie

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Consellería de Economía e Industria de la Xunta de Galicia

Edificio Administrativo San Caetano s/n

Bloque 5 — planta 4

15781 Santiago de Compostela

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

31.5.2011

Referentienummer staatssteun

SA.32595 (11/N)

Lidstaat

Spanje

Regio

Pais Vasco

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Programa de Subvenciones para la Promoción, Difusión, y/o Normalización del Euskera en el ámbito de las tecnologías de la información y la comunicación (Convokatoria IKT) en la Comunidad Autónoma Vasca

Rechtsgrondslag

Borrador del orden de la Consejera de Cultura, por lo que se regula la concesión y se convocan subvenciones para la promoción, difusión, y/o normalización del euskera en el ámbito de las tecnologías de la información y la comunicación (Convokatoria IKT)

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering, Sectorale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven 1,576 mln EUR

 

Totaal van de voorziene steun 1,576 mln EUR

Maximale steunintensiteit

60 %

Looptijd (periode)

31.3.2011-31.12.2011

Economische sectoren

Beperkt tot de media

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Dirección de Promoción del Euskara

Viceconsejería de Política Lingüistica

Departamento de Cultura

C/ Donostia, 1

01010 Victoria-Gasteiz

Álava, País Vasco

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


III Voorbereidende handelingen

EUROPESE CENTRALE BANK

Europese Centrale Bank

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/16


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 maart 2011

inzake een aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy

(CON/2011/22)

2011/C 213/06

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 10 maart 2011 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy (1) (hierna het „ontwerpbesluit“).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 219, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

1.

Alhoewel de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor besluiten betreffende het afsluiten van monetaire overeenkomsten met derde landen bij de Raad van de EU berust, zou de ECB de met lidstaten van het eurogebied geassocieerde landen en gebieden overzee niet aanmoedigen de euro als officiële munt in te voeren. In het geval van Saint-Barthélemy heeft de ECB geen bezwaren tegen het ontwerpbesluit, aangezien Saint-Barthélemy, dat deel uitmaakt van Frankrijk, de euro sinds 1999 hanteert. Om aan het Franse voornemen tegemoet te komen om de euro na 1 januari 2012 in Saint-Barthélemy te handhaven, wanneer deze gemeenschap niet langer deel zal uitmaken van het grondgebied van de EU (2), is uit hoofde van EU-recht een met de gewijzigde omstandigheden rekening houdende oplossing vereist. Tegen deze achtergrond is het afsluiten van een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van Saint-Barthélemy, een bevredigende oplossing, omdat het Frankrijk in staat zou stellen de voor het gebruik van de eenheidsmunt vereiste bepalingen van EU-recht op Saint-Barthélemy te blijven toepassen op de volgende gebieden: monetaire, bancaire en financiële wetgeving; voorschriften voor het gebruik van de euro; het voorkomen van het witwassen van geld en de preventie van fraude en vervalsing van contanten en girale betaalmiddelen; alsook voorschriften inzake medailles en penningen en inzake statistische rapportageverplichtingen.

2.

De in het ontwerpbesluit vastgelegde reikwijdte van het onderhandelingsmandaat leert de ECB dat, in tegenstelling tot de met derde landen zoals het Vorstendom Monaco, het Vorstendom Andorra, de Republiek San Marino en Vaticaanstad afgesloten overeenkomsten, deze monetaire overeenkomst niet toestaat dat Saint-Barthélemy zijn eigen euromuntstukken uitgeeft. De ECB verwelkomt deze aanpak, maar om redenen van rechtszekerheid en doorzichtigheid dient dit ten minste in de preambule van het ontwerpbesluit te worden duidelijk gemaakt.

3.

De ECB herhaalt dat overdrachten, waaronder specifieke financiële bijstand voor banken en andere financiële instellingen, die noodzakelijk zijn voor de handhaving of het herstel van financiële stabiliteit in Saint-Barthélemy, ten laste zullen komen van de schatkist van de Franse Republiek.

4.

De ECB begrijpt dat alle binnen de bevoegheid van het Eurosysteem vallende taken, waaronder monetaire-beleidstransacties en het verzamelen van statistieken, zullen worden uitgevoerd door Banque de France via het Institut d’Émission des Départements D’Outre-mer (IEDOM).

5.

De ECB begrijpt eveneens dat de monetaire overeenkomst niet beoogt dat in Saint-Barthélemy gevestigde financiële instellingen directe toegang verkrijgen tot betalings- en afwikkelsystemen binnen het eurogebied en dat een dergelijke aansluiting ook in de toekomst via de respectieve Franse autoriteiten verkregen moet worden.

6.

De ECB is stellig van mening dat haar rol in onderhandelingen over monetaire overeenkomsten met een land of gebied overzee precies dezelfde dient te zijn als in het geval van onderhandelingen over monetaire overeenkomsten met derde landen. Tegen deze achtergrond dient de tekst van het ontwerpbesluit duidelijk en ondubbelzinnig te bepalen dat instemming van de ECB is vereist inzake aangelegenheden op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.

7.

De ECB merkt tevens op dat het ontwerpbesluit aan verschillende belangrijke aangelegenheden geen aandacht besteedt, welke aangelegenheden als volgt dienen te worden geadresseerd:

7.1.

In andere monetaire overeenkomsten is het Hof van Justitie van de Europese Unie de instelling die bevoegd is uit dergelijke overeenkomsten voorvloeiende geschillen te beslechten. Het ontwerpbesluit dient duidelijk te maken dat in dit geval dezelfde regeling van toepassing is. De ECB is van mening dat de jurisdictie van het Hof van Justitie voor dit soort overeenkomsten niet voor de hand liggend is, waarbij specifiek verwezen zij naar diverse adviezen van het Hof waarin het Hof een duidelijk onderscheid maakt tussen met lidstaten afgesloten overeenkomsten en overeenkomsten afgesloten met lidstaten die verantwoordelijk zijn voor van hen afhankelijke gebieden, d.w.z. waar lidstaten niet handelen in hun hoedanigheid van lidstaat (3).

7.2.

Eén van de belangrijkste elementen uit deze monetaire overeenkomst zou de noodzaak moeten zijn te garanderen dat vigerende en toekomstige rechtshandelingen van de EU met directe werking, bijv. verordeningen, op Saint-Barthélemy van toepassing blijven. De ECB begrijpt dat Frankrijk beoogt deze kwestie te adresseren door de betreffende Franse organieke wet te wijzigen. De ECB merkt op dat in tegenstelling tot andere monetaire overeenkomsten het ontwerpbesluit niet voorziet in de instelling van een gezamenlijk comité dat verantwoordelijk is voor het beoordelen van de voortgang op het gebied van wetswijzigingen. De ECB acht het onbevredigend dat een dergelijk lichaam ontbreekt, waarin de EU, als een van de ondertekenende partijen van de overeenkomst, deelneemt en waakt over de juiste toepassing van het relevante EU-acquis in het gebied overzee, met name indien een lokaal bancair stelsel gebruik maakt van de euro.

De ECB acht het essentieel dat de specifieke toepassing van een relevante EU-rechtshandeling geschiedt met instemming van de Commissie en de ECB (4), bijvoorbeeld door de relevante rechtshandelingen van de EU en de ECB in een bijlage bij de monetaire overeenkomst op te nemen en een dergelijke bijlage en wijzigingen daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken. Wat betreft de goedkeuring van Saint-Barthélemy betreffende rechtshandelingen op gebieden die onder de bevoegdheid van de ECB vallen, zou het ontwerpbesluit bij wijze van alternatief van Frankrijk dienen te verlangen dat de ECB voorafgaande aan de goedkeuring van dergelijke rechtshandelingen op de hoogte wordt gesteld. Bovendien dienen EU-instellingen het recht te hebben Frankrijk aangaande dergelijke rechtshandelingen om informatie te verzoeken.

7.3.

De ECB begrijpt dat Saint-Barthélemy, na de wijziging van zijn status op 1 januari 2012, niet langer onder overigens direct toepasselijke bepalingen van EU-recht zal vallen, krachtens welke de desbetreffende EU-lichamen, zoals Europol, kunnen optreden in de strijd tegen de namaak van eurobankbiljetten. Deze kwestie dient ook in de monetaire overeenkomst te worden geregeld; het ontwerpbesluit dient de EU derhalve te machtigen een dergelijke bepaling in de monetaire overeenkomst op te nemen.

Indien de ECB voorstelt het ontwerpbesluit te wijzigen, wordt een specifiek formuleringsvoorstel met een toelichting in de bijlage opgenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 maart 2011.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  SEC(2011) 249 definitief.

(2)  Artikel 3 van het Besluit van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie, PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4.

(3)  Advies 1/78, paragraaf 62 en Advies 1/94, paragraaf 17: ‘the territories in question, in so far as they remain outside the ambit of the EEC Treaty, are, as regards the Community, in the same situation as non-member countries. Consequently, it is in their capacity as the States responsible for the international relations of their dependent territories which are outside the scope of Community law, and not as Member States of the Community, that the States responsible for those territories are called upon to participate in the agreement’.

(4)  Zie tevens het Advies op verzoek van de Raad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 109 L, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzake een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de monetaire regelingen in de Franse territoriale gemeenschappen Saint-Pierre-et-Miquelon en Mayotte, PB C 127 van 7.5.1999, blz. 5.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Overweging 6

„(6)

Er dient derhalve te worden onderhandeld over een monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy, teneinde te waarborgen dat de desbetreffende EU-wetgeving op Saint-Barthélemy van toepassing blijft.”

„(6)

Er dient derhalve te worden onderhandeld over een monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy, teneinde te waarborgen dat de desbetreffende EU-wetgeving op Saint-Barthélemy van toepassing blijft. De ECB dient bij deze onderhandelingen te worden betrokken en haar instemming is vereist inzake aangelegenheden op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.

Toelichting

Zie toelichting bij wijziging 5.

Wijziging 2

Overweging 7

Nieuwe overweging

„(7)

Het onderhandelingsmandaat streeft er niet naar de autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy toe te staan of het recht te verlenen haar eigen euromuntstukken te slaan of uit te geven. De huidige situatie inzake het gebruik van euromuntstukken zal worden gehandhaafd.”

Toelichting

Zie paragraaf 2 van dit advies. De ECB is van mening dat rechtszekerheid en doorzichtigheid in deze van bijzonder belang zijn, aangezien dit de eerste monetaire overeenkomst met een overzeese gemeenschap is en de overeenkomst derhalve een precedent kan vormen.

Wijziging 3

Artikel 1, onder d)

Nieuwe bepaling

„d)

De Franse Republiek is gehouden te waarborgen dat overigens direct op Saint-Barthélemy toepasselijke rechtshandelingen van de EU en de ECB juist en volledig worden toegepast, terwijl de Franse overheid voorts verantwoordelijk blijft voor het toezicht op de toepassing ervan en tegelijkertijd de Commissie en de ECB volledig op de hoogte houdt.”

Toelichting

Zie paragraaf 7.2 van dit advies.

Wijziging 4

Artikel 1, onder e)

Nieuwe bepaling

e)

De monetaire overeenkomst breidt de werking van het Besluit van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (2) uit tot Saint-Barthélemy wat betreft de namaak van eurobankbiljetten.

Toelichting

Zie paragraaf 7.3 van dit advies. De ECB is van mening dat Frankrijk niet eenzijdig de geografische werkingssfeer van de taken en bevoegdheden van Europol tot bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten mag uitbreiden.

Wijziging 5

Artikel 2

„De Commissie voert de onderhandelingen met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van het Franse autonome overzeese gebied Saint-Barthélemy. De ECB wordt volledig betrokken bij de onderhandelingen over en dient akkoord te gaan bij aangelegenheden die binnen haar bevoegdheidssfeer vallen.”

„De Commissie voert de onderhandelingen met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van het Franse autonome overzeese gebied Saint-Barthélemy. De ECB dient volledig bij de onderhandelingen te worden betrokken en akkoord te gaan met kwesties die binnen haar bevoegdheidssfeer vallen.”

Toelichting

Deze duidelijke en ondubbelzinnige tekst betreffende de rol van de ECB is in meerdere besluiten van de Raad inzake onderhandelingsmandaten en in monetaire overeenkomsten gebruikt. Het meest recente voorbeeld is artikel 3 van het Besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de heronderhandeling over de monetaire overeenkomst tussen de regering van de Franse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de regering van Zijne Doorluchtigheid de Vorst van Monaco (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

Wijziging 6

Nieuw artikel 3

Geen bepaling

„Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt in de monetaire overeenkomst bekleed met rechtsmacht om geschillen te beslechten betreffende de uitleg en toepassing van de overeenkomst.”

Toelichting

Zie paragraaf 7.1 van dit advies.


(1)  De vet gedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt om een nieuwe tekst toe te voegen. Doorstreping betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(2)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37”.


20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/21


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 juli 2011

inzake een voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de sluiting van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met betrekking tot het behoud van de euro op Saint-Barthélemy, ten gevolge van de wijziging van de status van dit gebied ten aanzien van de Europese Unie

(CON/2011/56)

2011/C 213/07

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 29 juni 2011 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie voor een advies inzake een voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de sluiting van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met betrekking tot het behoud van de euro op Saint-Barthélemy, ten gevolge van de wijziging van de status van dit gebied ten aanzien van de Europese Unie (1) (hierna het „ontwerpbesluit”) en inzake de bij het ontwerpbesluit gevoegde tekst van de monetaire overeenkomst.

De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen, is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat het ontwerpbesluit een monetaire overeenkomst betreft die valt onder artikel 219, lid 3 van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB verwelkomt het ontwerpbesluit aangezien de tekst van de bijgevoegde monetaire overeenkomst de opmerkingen en formuleringsvoorstellen van de ECB in ECB Advies CON/2011/22 van 11 maart 2011 inzake een aanbeveling voor een Besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy (2), en het in het onderhandelingsproces tot uitdrukking gebrachte standpunt van de ECB juist weergeeft.

De ECB heeft niettemin specifieke formuleringsvoorstellen betreffende het ontwerpbesluit die beogen consistentie te verzekeren tussen het Besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy (3), en het ontwerpbesluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 juli 2011.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2011) 360 definitief.

(2)  Gepubliceerd tegelijkertijd met dit advies.

(3)  Nog niet gepubliceerd.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Vierde verwijzing (nieuw)

Thans geen tekst

„Gelet op het advies van de Europese Centrale Bank,”

Toelichting

De voorgestelde wijziging is noodzakelijk om weer te geven dat de handeling van de Unie wordt goedgekeurd overeenkomstig artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 4 van het Verdrag, welke artikelen voorzien in de verplichting de ECB te raadplegen betreffende elk voorstel voor een handeling van de Unie die binnen haar bevoegdheid valt.

Wijziging 2

Overweging 3

„(3)

Op 13 april 2011 heeft de Raad de Commissie, handelend in samenwerking met de Europese Centrale Bank en met haar akkoord op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, gemachtigd om te onderhandelen met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy, met het oog op het sluiten van een monetaire overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst is op 30 mei 2011 geparafeerd.”

„(3)

Op 13 april 2011 heeft de Raad de Commissie, , gemachtigd om te onderhandelen met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy, en de ECB ten volle bij de onderhandelingen te betrekken en haar instemming te verkrijgen betreffende aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, met het oog op het sluiten van een monetaire overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst is op 30 mei 2011 geparafeerd.”

Toelichting

De voorgestelde wijziging is noodzakelijk om het ontwerpbesluit in overeenstemming te brengen met overweging 6 en artikel 1 van het Besluit van de Raad betreffende de regelingen voor de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met de Franse Republiek, handelend ten behoeve van de Franse autonome overzeese gemeenschap Saint-Barthélemy  (2).


(1)  Vetgedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt nieuwe tekst toe te voegen. Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(2)  Nog niet gepubliceerd.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/23


Wisselkoersen van de euro (1)

19 juli 2011

2011/C 213/08

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4160

JPY

Japanse yen

111,77

DKK

Deense kroon

7,4564

GBP

Pond sterling

0,87890

SEK

Zweedse kroon

9,2300

CHF

Zwitserse frank

1,1607

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,8620

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,480

HUF

Hongaarse forint

271,50

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

4,0283

RON

Roemeense leu

4,2580

TRY

Turkse lira

2,3517

AUD

Australische dollar

1,3273

CAD

Canadese dollar

1,3534

HKD

Hongkongse dollar

11,0387

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6628

SGD

Singaporese dollar

1,7220

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 500,74

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,8639

CNY

Chinese yuan renminbi

9,1539

HRK

Kroatische kuna

7,4433

IDR

Indonesische roepia

12 101,51

MYR

Maleisische ringgit

4,2572

PHP

Filipijnse peso

60,610

RUB

Russische roebel

39,7450

THB

Thaise baht

42,373

BRL

Braziliaanse real

2,2252

MXN

Mexicaanse peso

16,5755

INR

Indiase roepie

63,0120


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/24


Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en aankondiging van een prijs in het kader van de werkprogramma's voor 2011 en 2012 van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

2011/C 213/09

Hierbij wordt kennis gegeven van de lancering van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de aankondiging van een prijs in het kader van de werkprogramma’s Samenwerking, Ideeën, Mensen en Capaciteiten voor 2011 en 2012 van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013).

Er worden voorstellen ingewacht voor de volgende uitnodigingen en een prijs. De termijnen en budgetten betreffende de uitnodigingen worden medegedeeld in de uitnodigingsteksten, die gepubliceerd worden op de desbetreffende website van de Europese Commissie.

Specifiek programma Samenwerking:

Thema

Identificatiecode van de uitnodiging

1.

Gezondheid

FP7-HEALTH-2012-INNOVATION-1

FP7-HEALTH-2012-INNOVATION-2

2.

Voeding, landbouw en visserij en biotechnologie

FP7-KBBE-2012-6 — single stage

3.

Informatie- en communicatietechnologieën

FP7-ICT-2011-8

FP7-2012-ICT-GC

4.

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën

FP7-NMP-2012-LARGE-6

FP7-NMP-2012-SMALL-6

FP7-NMP-2012-SME-6

FP7-NMP-2011-CSA-6

5.

Energie

FP7-ENERGY-2012-1

FP7-ENERGY-2012-2

FP7-ENERGY-2012-SMARTCITIES

6.

Milieu (inclusief klimaatverandering)

FP7-ENV-2012 — two stage

FP7-ENV-2012 — one stage

7.

Vervoer

FP7-AAT-2012-RTD-1

FP7-AAT-2012-RTD-L0

FP7-AAT-2012-RTD-JAPAN

FP7-SST-2012-RTD-1

FP7-TPT-2012-RTD-1

FP7-TRANSPORT-2012-MOVE-1

8.

Sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen

FP7-SSH-2012-1

FP7-SSH-2012-2

9.

Ruimtevaart

FP7-SPACE-2012-1

10.

Veiligheid

FP7-SEC-2012-1

Themaoverschrijdende benaderingen

Thema's: 4. NMP; 6. Milieu; 7. Vervoer–publiek-privaat partnerschap „Groene auto's” (gezamenlijk uitgevoerde themaoverschrijdende uitnodiging)

FP7-2012-GC-MATERIALS

Thema's: 3. Informatie- en communicatietechnologieën; 4. Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; 5. Energie en 6. Milieu (inclusief klimaatverandering) (gecoördineerd). Publiek-privaat partnerschap „Energie-efficiënte gebouwen”

FP7-2012-NMP-ENV-ENERGY-ICT-EeB

Thema's: 3. Informatie- en communicatietechnologieën en 4. Nanowetenschappen, nanotechnologieën, publiek-privaat partnerschap „Fabrieken van de toekomst”

FP7-2012-NMP-ICT-FoF

Thema's: 1. Gezondheidszorg; 2. Voeding, landbouw en visserij en biotechnologie; 4. Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; 5. Energie; 7. Vervoer (met inbegrip van luchtvaart) en 8. Sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen (gecoördineerd)

FP7-ERANET-2012-RTD


Specifiek programma Ideeën:

Titel van de uitnodiging

Identificatiecode van de uitnodiging

ERC-subsidie voor startende onafhankelijke onderzoekers

ERC-2012-StG


Specifiek programma Mensen:

Titel van de uitnodiging

Identificatiecode van de uitnodiging

Marie Curie Netwerk voor initiële opleiding

FP7-PEOPLE-2012-ITN

Marie Curie Internationaal uitwisselingsprogramma voor onderzoekspersoneel

FP7-PEOPLE-2012-IRSES


Specifiek programma Capaciteiten:

Deel

Identificatiecode van de uitnodiging

1.

Onderzoeksinfrastructuren

FP7-INFRASTRUCTURES-2012-1

2.

Onderzoek ten behoeve van het mkb/kmo’s

FP7-SME-2012

3.

Kennisregio's

FP7-REGIONS-2012-2013-1

4.

Onderzoekspotentieel

FP7-REGPOT-2012-2013-1

5.

Wetenschap in de maatschappij

FP7-SCIENCE-IN-SOCIETY-2012-1

6.

Coherente ontwikkeling van het onderzoeksbeleid

FP7-COH-2012-PROCURERS

Prijs voor innovatie door vrouwen

7.

Internationale samenwerkingsactiviteiten

FP7-INCO-2012-1

FP7-INCO-2012-2

Deze uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de prijs hebben betrekking op de werkprogramma's die zijn vastgesteld bij Commissiebesluiten C(2011) 4961 van 19 juli 2011, C(2011) 5033 van 19 juli 2011, C(2011) 5068 van 19 juli 2011 en C(2011) 5023 van 19 juli 2011.

Informatie over de uitvoeringsregels betreffende de uitnodigingen en de prijs, de werkprogramma's en de richtsnoeren voor de indiening van voorstellen is beschikbaar via de desbetreffende website van de Europese Commissie.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6287 — Bain Capital/Oaktree/International Market Centers JV)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 213/10

1.

Op 13 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Bain Capital Investors, LLC („Bain Capital Investors”, Verenigde Staten) en OCM IMC Holdings, L.P., die onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Oaktree Capital Group, LLC („Oaktree”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over International Market Centers, LP („IMC”, Verenigde Staten).

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Bain Capital Investors: particuliere participatiemaatschappij,

Oaktree: alternatief en niet-traditioneel beleggingsfonds,

IMC: eigenaar en exploitant van vastgoed (showroom en tentoonstellingsruimte) in de Verenigde Staten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6287 — Bain Capital/Oaktree/International Market Centers JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


20.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 213/28


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6293 — Thermo Fisher/Phadia)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 213/11

1.

Op 12 juli 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Thermo Fisher Scientific, Inc. („Thermo Fisher”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening zeggenschap verkrijgt over CB Diagnostics Holding AB, houdstermaatschappij en enige eigenaar van Phadia Holding AB („Phadia”, Zweden), door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Thermo Fisher: laboratorium- en biowetenschappelijke instrumenten en aanverwante producten, zoals systemen voor in-vitrodiagnostiek,

Phadia: immunodiagnostische bloedtestsystemen ter ondersteuning van klinische (in-vitro) diagnose en monitoring van allergische en auto-immuunziekten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6293 — Thermo Fisher/Phadia, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).