ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.173.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 173

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
11 juni 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2011/C 173/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 160 van 28.5.2011

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2011/C 173/02

Gevoegde zaken C-201/09 P en C-216/09 P: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 29 maart 2011 — ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA/Europese Commissie, ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, ArcelorMittal International SA, voorheen Arcelor International SA (C-201/09 P), Europese Commissie/ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA, ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, ArcelorMittal International SA (C-216/09 P) (Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Gemeenschapsmarkt van stalen balken — Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 65 KS na aflopen van EGKS-Verdrag, gegeven op grond van verordening (EG) nr. 1/2003 — Bevoegdheid van Commissie — Toerekenbaarheid van inbreuk opleverend gedrag — Gezag van gewijsde — Rechten van verdediging — Verjaring — Begrip schorsing van verjaring — Werking erga omnes of inter partes — Ontoereikende motivering)

2

2011/C 173/03

Zaak C-321/09 P: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 april 2011 — Helleense Republiek/Europese Commissie (Hogere voorziening — EOGFL — Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven wegens onverenigbaarheid met gemeenschapsvoorschriften — Uitgaven door Helleense Republiek)

2

2011/C 173/04

Zaak C-432/10: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 20 januari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen — België) — Strafzaak tegen Aboulkacem Chihabi e.a. (Prejudiciële verwijzing — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

3

2011/C 173/05

Zaak C-90/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 25 februari 2011 — Alfred Strigl/Deutsches Patent- und Markenamt

3

2011/C 173/06

Zaak C-91/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 25 februari 2011 — Securvita — Gesellschaft zur Entwicklung alternativer Versicherungskonzepte mbH/Öko-Invest Verlagsgesellschaft mbH; andere partij in de procedure: Deutsches Patent- und Markenamt

4

2011/C 173/07

Zaak C-99/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 2 maart 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Z

4

2011/C 173/08

Zaak C-112/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Köln (Duitsland) op 4 maart 2011 — ebookers.com Deutschland GmbH/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

5

2011/C 173/09

Zaak C-136/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Schienen-Control Kommission Wien (Oostenrijk) op 18 maart 2011 — Westbahn Management GmbH/ÖBB Infrastruktur AG

5

2011/C 173/10

Zaak C-154/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) op 29 maart 2011 — Ahmed Mahamdia/Democratische Volksrepubliek Algerije

6

2011/C 173/11

Zaak C-157/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Napoli (Italië) op 31 maart 2011 — Giuseppe Sibilio/Comune di Afragola

6

2011/C 173/12

Zaak C-159/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 1 april 2011 — Azienda Sanitaria Locale di Lecce/Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a. — Università del Salento

6

2011/C 173/13

Zaak C-161/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Trani (Italië) op 1 april 2011 — Cosimo Damiano Vino/Poste Italiane SpA

7

2011/C 173/14

Zaak C-166/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Oviedo (Spanje) op 5 april 2011 — Ángel Lorenzo González Alonso/Nationale Nederlanden Vida Cía. De Seguros y Reaseguros S.A.E.

7

2011/C 173/15

Zaak C-167/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 april 2011 door Cantiere navale De Poli SpA tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 3 februari 2011 in zaak T-584/08, Cantiere navale De Poli/Commissie

7

2011/C 173/16

Zaak C-169/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Frosinone (Italië) op 7 april 2011 — Strafzaak tegen Patrick Conteh

8

2011/C 173/17

Gevoegde zaken C-18/10 en C-37/10: Beschikking van de president van het Hof van 16 februari 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Berlin — Duitsland) — Agrargenossenschaft Münchehofe e.G. (C-18/10), Landwirtschaftliches Unternehmen e.G. Sondershausen (C-37/10)/BVVG Bodenverwertungs- und -verwaltungs GmbH

8

2011/C 173/18

Zaak C-154/10 P: Beschikking van de president van het Hof van 9 februari 2011 — Nokia Oyj/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Medion AG

9

2011/C 173/19

Zaak C-312/10: Beschikking van de president van het Hof van 7 februari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Köln — Duitsland) — Land Nordrhein-Westfalen/Melanie Klinz

9

2011/C 173/20

Zaak C-407/10: Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 28 februari 2011 — Europese Commissie/Republiek Estland

9

2011/C 173/21

Zaak C-470/10: Beschikking van de president van het Hof van 17 februari 2011 — Europese Commissie/Portugese Republiek

9

 

Gerecht

2011/C 173/22

Zaak T-395/10: Beschikking van het Gerecht van 12 april 2011 — Stichting Corporate Europe Observatory/Commissie (Toegang tot stukken — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Stilzwijgende weigering van toegang — Na instelling van beroep vastgesteld uitdrukkelijk besluit — Afdoening zonder beslissing)

10

2011/C 173/23

Zaak T-478/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

10

2011/C 173/24

Zaak T-479/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

10

2011/C 173/25

Zaak T-480/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

11

2011/C 173/26

Zaak T-481/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

11

2011/C 173/27

Zaak T-482/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

12

2011/C 173/28

Zaak T-502/10: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu en bescherming van gezondheid van mens — Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders — Niet individueel geraakt — Niet-ontvankelijkheid)

12

2011/C 173/29

Zaak T-90/11: Beroep ingesteld op 18 februari 2011 — ONP e.a./Commissie

13

2011/C 173/30

Zaak T-195/11: Beroep ingesteld op 4 april 2011 — Cahier e.a./Raad en Commissie

14

2011/C 173/31

Zaak T-146/97: Beschikking van het Gerecht van 8 april 2011 — Bakkers/Raad en Commissie

15

2011/C 173/32

Zaak T-31/08: Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Quantum/BHIM — Quantum (Q Quantum CORPORATION)

15

2011/C 173/33

Zaak T-371/10: Beschikking van het Gerecht van 15 april 2011 — Amor/BHIM — Jablonex Group (AMORIKE)

15

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2011/C 173/34

Zaak F-28/11: Beroep ingesteld op 14 maart 2011 — ZZ/Raad

16

2011/C 173/35

Zaak F-29/11: Beroep ingesteld op 21 maart 2011 — ZZ/Commissie

16

2011/C 173/36

Zaak F-37/11: Beroep ingesteld op 5 april 2011 — ZZ/Commissie

16

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/1


2011/C 173/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 160 van 28.5.2011

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 152 van 21.5.2011

PB C 145 van 14.5.2011

PB C 139 van 7.5.2011

PB C 130 van 30.4.2011

PB C 120 van 16.4.2011

PB C 113 van 9.4.2011

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 29 maart 2011 — ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA/Europese Commissie, ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, ArcelorMittal International SA, voorheen Arcelor International SA (C-201/09 P), Europese Commissie/ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA, ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, ArcelorMittal International SA (C-216/09 P)

(Gevoegde zaken C-201/09 P en C-216/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Mededingingsregelingen - Gemeenschapsmarkt van stalen balken - Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 65 KS na aflopen van EGKS-Verdrag, gegeven op grond van verordening (EG) nr. 1/2003 - Bevoegdheid van Commissie - Toerekenbaarheid van inbreuk opleverend gedrag - Gezag van gewijsde - Rechten van verdediging - Verjaring - Begrip „schorsing” van verjaring - Werking erga omnes of inter partes - Ontoereikende motivering)

2011/C 173/02

Procestaal: Frans

Partijen

(C-201/09 P)

Rekwirante: ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA (vertegenwoordigers: A. Vandencasteele en C. Falmagne, avocats)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castillo de la Torre en E. Gippini Fournier, gemachtigden), ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, en ArcelorMittal International SA, voorheen Arcelor International SA

(C-216/09 P)

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Castillo de la Torre, X. Lewis en E. Gippini Fournier, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: ArcelorMittal Luxembourg SA, voorheen Arcelor Luxembourg SA, ArcelorMittal Belval & Differdange SA, voorheen Arcelor Profil Luxembourg SA, en ArcelorMittal International SA, voorheen Arcelor International SA (vertegenwoordiger: A. Vandencasteele, avocat)

Voorwerp

Hogere voorziening — Mededinging — Gemeenschapsmarkt van stalen balken — Mededingingsregelingen inzake vaststelling van prijzen in de sector balken — Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 65 KS na aflopen van EGKS-Verdrag, gegeven op grond van verordening (EG) nr. 1/2003 — Bevoegdheid van Commissie — Toerekenbaarheid van inbreuk opleverend gedrag — Beginsel van persoonlijk karakter van straffen en sancties en gezag van gewijsde — Regels betreffende de verjaring van het recht van vervolging — Begrip „schorsing” van verjaring

Dictum

1)

De hogere voorzieningen worden afgewezen.

2)

ArcelorMittal Luxembourg SA draagt haar eigen kosten alsook die van de Europese Commissie in verband met de hogere voorziening in zaak C-201/09 P.

3)

De Europese Commissie, ArcelorMittal Belval & Differdange SA en ArcelorMittal International SA dragen hun eigen kosten in verband met de hogere voorziening in zaak C-216/09 P.


(1)  PB C 205 van 29.8.2009.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/2


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 april 2011 — Helleense Republiek/Europese Commissie

(Zaak C-321/09 P) (1)

(Hogere voorziening - EOGFL - Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven wegens onverenigbaarheid met gemeenschapsvoorschriften - Uitgaven door Helleense Republiek)

2011/C 173/03

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordiger: I. Chalkias, gemachtigde)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Tserepa-Lacombe en F. Jimeno Fernández, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Achtste kamer) van 11 juni 2009, Griekenland/Commissie (T-33/07), houdende afwijzing van een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2006/932/EG van de Commissie van 14 december 2006 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht (kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5993) — Sectoren olijfolie, katoen, krenten en citrusvruchten

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 244 van 10.10.2009.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/3


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 20 januari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen — België) — Strafzaak tegen Aboulkacem Chihabi e.a.

(Zaak C-432/10) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/04

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Partijen in de strafzaak

Aboulkacem Chihabi, Mustapha Chihabi, Trans Atlantic International, Dani Danieli, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Jacobus Robert Maria Wick, Shlomo Ben-David, David Ben-David, Yehuda Cohen, Johannes Josephus Maria van Aert, Mirella Cohen, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Brigitte Frieda Guido Briels, Monty Lambert Pieters, Jemmy Jozef Juliette Pieters, Peter Edouard Martha Kilian, Yehuda Cohen, Herman Jozef Albert Van Landeghem, Van Landeghem BVBA, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Herman Jozef Albert Van Landeghem, Van Landeghem BVBA, Brigitte Frieda Guido Briels, Monty Lambert Pieters, Jemmy Jozef Juliette Pieters, Mediterranean Shipping Company Belgium NV, Mirella Cohen, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Brigitte Frieda Guido Briels, Monty Lambert Pieters, Jemmy Jozef Juliette Pieters, Peter Edouard Martha Kilian, Yehuda Cohen, Yves Claude Robert Van De Merckt, CMA CGM Belgium NV, CMA CGM Logistics NV, Herman Jozef Albert Van Landeghem, Van Landeghem BVBA, Rudi François Albertine Avaert, Ronny Bruno Van Wesenbeeck, Wally Louis Alice De Vooght, Christian Gustave Alain Bekkers, Avraham Dror, Yehuda Cohen, Yehuda Cohen, Frank Jozef Hilda Decock, Rubi Danieli, Dani Danieli, Jean Marie Dom, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Peter Edouard Martha Kilian, Simeon Beniurishvili, Ludo Maria Jan Gijsen, Van Landeghem BVBA, Anex BVBA, Pasha Tech Ltd, Louis Simon Catherina De Vos, Aboulkacem Chihabi, Herman Jozef Albert Van Landeghem, Deba BVBA, Universal Shipping NV, DFDS Transport NV, ACR Logistics Belgium NV, Forwarding & Shipping Group NV, Mister-Trans BVBA, Firma De Vos NV, Yehuda Cohen, Avraham Dror, Aboulkacem Chihabi, Peter Edouard Martha Kilian, Louis Simon Catherina De Vos, Roland Prosper Julia Jozef Peeters, Jemmy Jozef Juliette Pieters, Yves Claude Robert Van De Merckt, Dani Danieli, Rubi Danieli, Dov Horny, Albert Tizov, Gocha Tizov, Herman Jozef Albert Van Landeghem, Christiaan Marcel Hélène Hendrickx

in tegenwoordigheid van: Geert Vandendriessche

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen — Uitlegging van de artikelen 5, 38 tot en met 41, 43, 177, tweede streepje, 202, leden 1 en 3, en 221, leden 1 en 3, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), en van artikel 199, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1) — Recht tot navordering van invoer- of uitvoerrechten — Mededeling aan de schuldenaar — Ontstaan van een douaneschuld als gevolg van het onregelmatig binnenbrengen van goederen

Dictum

Het door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen bij beslissing van 31 mei 2007 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 301 van 6.11.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 25 februari 2011 — Alfred Strigl/Deutsches Patent- und Markenamt

(Zaak C-90/11)

2011/C 173/05

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundespatentgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Alfred Strigl

Verwerende partij: Deutsches Patent- und Markenamt

Prejudiciële vraag

Geldt de weigeringsgrond van artikel 3, lid 1, sub b en/of sub c, van richtlijn 2008/95/EG (1) ook voor een woordteken dat wordt gevormd door nevenschikking van een beschrijvende woordcombinatie en een niet-beschrijvende lettercombinatie, wanneer de lettercombinatie door het relevante publiek wordt waargenomen als de afkorting van de beschrijvende woorden daar deze afkorting uit de beginletters van deze woorden bestaat en het merk in zijn geheel daardoor kan worden opgevat als de combinatie van beschrijvende benamingen of afkortingen die elkaars betekenis verduidelijken?


(1)  Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Gecodificeerde versie) (PB L 299, blz. 25).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht (Duitsland) op 25 februari 2011 — Securvita — Gesellschaft zur Entwicklung alternativer Versicherungskonzepte mbH/Öko-Invest Verlagsgesellschaft mbH; andere partij in de procedure: Deutsches Patent- und Markenamt

(Zaak C-91/11)

2011/C 173/06

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundespatentgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Securvita — Gesellschaft zur Entwicklung alternativer Versicherungskonzepte mbH

Verwerende partij: Öko-Invest Verlagsgesellschaft mbH

Andere partij in de procedure: Deutsches Patent- und Markenamt

Prejudiciële vraag

Geldt de weigeringsgrond van artikel 3, lid 1, sub b en/of sub c, van richtlijn 2008/95/EG (1) ook voor een woordteken dat wordt gevormd door nevenschikking van een lettercombinatie die afzonderlijk beschouwd niet-beschrijvend is, en een beschrijvende woordcombinatie, wanneer de lettercombinatie door het relevante publiek wordt waargenomen als de afkorting van de beschrijvende woorden daar deze afkorting uit de beginletters van deze woorden bestaat en het merk in zijn geheel daardoor kan worden opgevat als de combinatie van beschrijvende benamingen of afkortingen die elkaars betekenis verduidelijken?


(1)  Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Gecodificeerde versie) (PB L 299, blz. 25).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 2 maart 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Z

(Zaak C-99/11)

2011/C 173/07

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Verwerende partij: Z

Andere partijen: Vertreter des Bundesinteresses beim Bundesverwaltungsgericht; Der Bundesbeauftragte für Asylangelegenheiten beim Bundesamt für Migration und Flüchtlinge

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 9, lid 1, sub a, van richtlijn 2004/83/EG (1) aldus worden uitgelegd dat niet elke met artikel 9 EVRM strijdige ingreep in de godsdienstvrijheid een daad van vervolging in de zin van eerstgenoemde bepaling uitmaakt, maar is van een ernstige schending van het fundamentele mensenrecht godsdienstvrijheid eerst sprake wanneer het kerngebied ervan wordt geraakt?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:

a)

Is het kerngebied van de godsdienstvrijheid beperkt tot de geloofsbelijdenis en geloofsbeleving thuis en in beperkte kring, of kan van daden van vervolging in de zin van artikel 9, lid 1, sub a, van richtlijn 2004/83/EG eveneens sprake zijn wanneer de uitoefening van het geloof in het openbaar in het land van herkomst een gevaar voor de fysieke integriteit, het leven of de vrijheid van verzoeker inhoudt en hij daarom ervan afziet?

b)

Indien het kerngebied van de godsdienstvrijheid ook bepaalde geloofsbelevingen in het openbaar kan omvatten:

Volstaat het in dit geval voor een ernstige schending van de godsdienstvrijheid, dat de verzoeker deze beleving van zijn geloof voor zichzelf als van cruciaal belang ervaart om zijn religieuze identiteit te handhaven, of is bovendien noodzakelijk dat de religieuze gemeenschap waartoe verzoeker behoort deze geloofsbeleving beschouwt als een centraal bestanddeel van de geloofsleer, of kunnen ook andere omstandigheden, bijvoorbeeld de algemene verhoudingen in het land van herkomst, bijkomende beperkingen uitmaken?

3)

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:

Is sprake van gegronde vrees voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van richtlijn 2004/83/EG wanneer vaststaat dat verzoeker na zijn terugkeer naar het land van herkomst bepaalde buiten het kerngebied liggende religieuze handelingen zal stellen, ofschoon deze een gevaar voor zijn fysieke integriteit, zijn leven of zijn vrijheid kunnen inhouden, of kan van verzoeker worden verlangd dat hij in de toekomst van dergelijke handelingen afziet?


(1)  Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Köln (Duitsland) op 4 maart 2011 — ebookers.com Deutschland GmbH/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

(Zaak C-112/11)

2011/C 173/08

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ebookers.com Deutschland GmbH

Verwerende partij: Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

Prejudiciële vraag

Ziet artikel 23, lid 1, van verordening (nr. 1008/2008) (1), volgens hetwelk facultatieve prijstoeslagen op duidelijke, transparante en ondubbelzinnige wijze aan het begin van elk boekingsproces worden medegedeeld en door de passagier op een „opt-in”-basis moeten worden aanvaard, ook op kosten die in verband met vliegreizen voor diensten van derden (hier: de aanbieder van een annuleringsverzekering) zijn gemaakt en die de verkoper van de vliegreis in zijn totaalprijs samen met de prijs van de vlucht aan de passagier aanrekent?


(1)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293, blz. 3).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Schienen-Control Kommission Wien (Oostenrijk) op 18 maart 2011 — Westbahn Management GmbH/ÖBB Infrastruktur AG

(Zaak C-136/11)

2011/C 173/09

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Schienen-Control Kommission Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Westbahn Management GmbH

Verwerende partij: ÖBB Infrastruktur AG

Prejudiciële vragen

1)

Dient artikel 8, lid 2, gelezen in samenhang met bijlage II, deel II, van verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (1), aldus te worden uitgelegd dat de informatie over de belangrijkste aansluitende diensten naast de in de dienstregeling voorziene vertrektijden ook de bekendmaking van vertragingen en uitvallen van aansluitende treinen moet omvatten?

2)

Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

Dient artikel 5 gelezen in samenhang met bijlage II bij de richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur (2), in het licht van artikel 8, lid 2, gelezen in samenhang met bijlage II, deel II, van verordening (EG) nr. 1371/2007, aldus te worden uitgelegd dat de infrastructuurbeheerder verplicht is de spoorwegonderneming zonder discriminatie realtimegegevens van treinen van andere spoorwegondernemingen ter beschikking te stellen, voor zover het bij deze treinen gaat om de belangrijkste aansluitende diensten in de zin van bijlage II, deel II, van verordening (EG) nr. 1371/2007?


(1)  PB L 315, blz. 14.

(2)  Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) op 29 maart 2011 — Ahmed Mahamdia/Democratische Volksrepubliek Algerije

(Zaak C-154/11)

2011/C 173/10

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ahmed Mahamdia

Verwerende partij: Democratische Volksrepubliek Algerije

Prejudiciële vragen

1)

Gaat het bij een in een lidstaat gelegen ambassade van een Staat die niet onder de werkingssfeer van de verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: „EG-Executieverordening”) valt, om een filiaal, agentschap of andere vestiging in de zin van artikel 18, lid 2, van de EG-Executieverordening?

2)

Indien de eerste prejudiciële vraag door het Hof bevestigend wordt beantwoord:

Kan een rechterlijke instantie die niet onder de werkingssfeer van de EG-Executieverordening valt, haar bevoegdheid ontlenen aan een vóór het ontstaan van het geschil aangegane overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht, wanneer ingevolge de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht de op artikelen 18 en 19 van de EU-Executieverordening gebaseerde bevoegdheid zou vervallen?


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Napoli (Italië) op 31 maart 2011 — Giuseppe Sibilio/Comune di Afragola

(Zaak C-157/11)

2011/C 173/11

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Napoli

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Giuseppe Sibilio

Verwerende partij: Comune di Afragola

Prejudiciële vragen

1)

Is richtlijn 1999/70/EG (1) van toepassing op lavoratori socialmente utili (LSU; voor maatschappelijk nuttige werkzaamheden ingezette arbeiders) of moeten deze arbeiders ingevolge clausule 3, lid 1, worden aangemerkt als personen met een rechtstreeks tussen een werkgever en een werknemer aangegane arbeidsverhouding voor bepaalde tijd waarvan het einde wordt bepaald door objectieve voorwaarden zoals het bereiken van een bepaald tijdstip, in casu het einde van het project?

2)

Staat clausule 4 eraan in de weg dat een LSU/LPU-arbeider een lagere beloning ontvangt dan een arbeider met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die dezelfde taken vervuld en dezelfde anciënniteit heeft, louter omdat zijn „arbeidsverhouding” is ontstaan op de wijze als hierboven beschreven, of is dit een objectieve reden die een rechtvaardiging kan vormen voor een minder gunstige beloning?


(1)  PB L 175, blz. 43.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 1 april 2011 — Azienda Sanitaria Locale di Lecce/Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a. — Università del Salento

(Zaak C-159/11)

2011/C 173/12

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Azienda Sanitaria Locale di Lecce

Verwerende partijen: Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce, Consiglio Nazionale degli Ingegneri, Associazione delle Organizzazioni di Ingegneri, di Architettura e di Consultazione Tecnico-Economica (Oice), Etacons srl, Ing. Vito Prato Engineering srl, Barletti — Del Grosso e Associati srl, Ordine degli Architetti della Provincia di Lecce, Consiglio Nazionale degli Architetti, Pianificatori, Paesaggisti e Conservatori (Cnappc)

Andere partij in de procedure: Università del Salento

Prejudiciële vraag

Staat richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (1), in het bijzonder artikel 1, lid 2, sub a en d, artikel 2, artikel 28 en bijlage II, categorieën 8 en 12, in de weg aan een nationale regeling op basis waarvan schriftelijke overeenkomsten tussen twee aanbestedende diensten kunnen worden gesloten voor het onderzoek en de beoordeling van de aardbevingsgevoeligheid van ziekenhuisvoorzieningen, te verrichten tegen de achtergrond van de nationale bepalingen inzake de veiligheid van constructies en in het bijzonder strategische gebouwen, tegen een vergoeding die niet hoger is dan de kosten van de uitvoering van de prestatie, indien de uitvoerende dienst een ondernemer kan zijn?


(1)  PB L 134, blz. 114.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Trani (Italië) op 1 april 2011 — Cosimo Damiano Vino/Poste Italiane SpA

(Zaak C-161/11)

2011/C 173/13

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Trani

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Cosimo Damiano Vino

Verwerende partij: Poste Italiane SpA

Prejudiciële vragen

1)

Staan de communautaire algemene beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling in de weg aan een interne regeling (als die van artikel 2, lid 1 bis, van decreto legislativo nr. 368/2001) waarbij in de interne rechtsorde een geval van „acausale (arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd)” is ingevoerd dat de werknemers van Poste Italiane SpA benadeelt en ook andere ondernemingen uit dezelfde sector of uit andere sectoren ten opzichte van die onderneming benadeelt?

2)

Ingeval voorgaande vraag bevestigend dient te worden beantwoord, is de nationale rechter dan verplicht de met het gemeenschapsrecht strijdige interne regeling buiten toepassing te laten?


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Oviedo (Spanje) op 5 april 2011 — Ángel Lorenzo González Alonso/Nationale Nederlanden Vida Cía. De Seguros y Reaseguros S.A.E.

(Zaak C-166/11)

2011/C 173/14

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Oviedo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ángel Lorenzo González Alonso

Verwerende partij: Nationale Nederlanden Vida Cía. De Seguros y Reaseguros S.A.E.

Prejudiciële vraag

Moet artikel 3, lid 2, sub d, van richtlijn 85/577/EEG (1) van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, strikt worden uitgelegd, zodat het niet geldt voor een buiten een verkoopruimte gesloten overeenkomst waarin een levensverzekering wordt aangeboden tegen maandelijkse betaling van een premie die voor een deel wordt belegd tegen een vaste rentevoet, voor een deel tegen een variabele rentevoet, en voor een deel in beleggingsproducten van de verzekeringsonderneming zelf?


(1)  PB L 372, blz. 31.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/7


Hogere voorziening ingesteld op 5 april 2011 door Cantiere navale De Poli SpA tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 3 februari 2011 in zaak T-584/08, Cantiere navale De Poli/Commissie

(Zaak C-167/11 P)

2011/C 173/15

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Cantiere navale De Poli SpA in liquidazione e concordato preventivo (vertegenwoordigers: A. Abate en A. Franchi, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

gegrond verklaren het beroep strekkende tot vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 3 februari 2011 en tot nietigverklaring van de litigieuze beschikking van de Europese Commissie van 21 oktober 2008 en, zonodig en indien mogelijk, rechtstreeks ten gronde te beslissen;

subsidiair, vernietigen en terugverwijzen naar het Gerecht;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen het arrest van het Gerecht van 3 februari 2011, zaak T-584/08, Cantiere navale De Poli/Commissie, en voert daartoe de volgende middelen aan:

a)

Proceduregebreken wegens gebrekkige motivering met betrekking tot:

de teleologische uitlegging van verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (1), ter bepaling van de doelstellingen van de Raad voor de bescherming van de ten gevolge van oneerlijke concurrentie van scheepswerven in Korea benadeelde belangen van de communautaire scheepswerven;

de verhouding (hiërarchie van normen) tussen verordening nr. 1177/2002 en verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel (88 EG) (2);

het beroep op het subsidiariteitsbeginsel ter bepaling van de voorschriften betreffende de termijnen waarbinnen de lidstaten steunmaatregelen aan de Commissie moeten meedelen.

b)

Schending van het gemeenschapsrecht met betrekking tot:

de uitoefening, in de tijd, van de bevoegdheid van de lidstaten, steunmaatregelen aan de Commissie mee te delen in het kader van verordening nr. 1177/2002;

de bevoegdheid van de Commissie, de „verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt” van steunmaatregelen in de zin van die verordening na te gaan:

de regeling van de onder de verordening ontstane rechtsverhoudingen na het verstrijken van de geldigheid van deze laatste (31 maart 2005);

de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling en van het vertrouwensbeginsel.


(1)  PB L 172, blz. 1.

(2)  PB L 140, blz. 1.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Frosinone (Italië) op 7 april 2011 — Strafzaak tegen Patrick Conteh

(Zaak C-169/11)

2011/C 173/16

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Frosinone.

Partij in de strafzaak

Patrick Conteh

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 15 en 16 van richtlijn 2008/115/EG (1) aldus worden uitgelegd dat een lidstaat niet mag bepalen dat de weigering om mee te werken aan de administratieve procedure voor terugkeer van een onderdaan van een derde land wiens verblijf illegaal is, bij het niet-naleven van een verwijderingsbevel van het bevoegde bestuurlijke orgaan overeenkomstig artikel 8, lid 3, van de rechtlijn leidt tot maatregelen houdende ontneming van de persoonlijke vrijheid op basis van diverse bevelen tot inbewaringstelling overeenkomstig het nationale recht, indien niet is voldaan aan de voorwaarden en waarborgen van de artikelen 15 en 16?


(1)  PB L 348, blz. 98.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/8


Beschikking van de president van het Hof van 16 februari 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Berlin — Duitsland) — Agrargenossenschaft Münchehofe e.G. (C-18/10), Landwirtschaftliches Unternehmen e.G. Sondershausen (C-37/10)/BVVG Bodenverwertungs- und -verwaltungs GmbH

(Gevoegde zaken C-18/10 en C-37/10) (1)

2011/C 173/17

Procestaal: Duits

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaken gelast.


(1)  PB C 80 van 27.3.2010.

PB C 100 van 17.4.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/9


Beschikking van de president van het Hof van 9 februari 2011 — Nokia Oyj/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Medion AG

(Zaak C-154/10 P) (1)

2011/C 173/18

Procestaal: Fins

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/9


Beschikking van de president van het Hof van 7 februari 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Köln — Duitsland) — Land Nordrhein-Westfalen/Melanie Klinz

(Zaak C-312/10) (1)

2011/C 173/19

Procestaal: Duits

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 274 van 9.10.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/9


Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 28 februari 2011 — Europese Commissie/Republiek Estland

(Zaak C-407/10) (1)

2011/C 173/20

Procestaal: Ests

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 274 van 9.10.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/9


Beschikking van de president van het Hof van 17 februari 2011 — Europese Commissie/Portugese Republiek

(Zaak C-470/10) (1)

2011/C 173/21

Procestaal: Portugees

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 328 van 4.12.2010.


Gerecht

11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/10


Beschikking van het Gerecht van 12 april 2011 — Stichting Corporate Europe Observatory/Commissie

(Zaak T-395/10) (1)

(Toegang tot stukken - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Stilzwijgende weigering van toegang - Na instelling van beroep vastgesteld uitdrukkelijk besluit - Afdoening zonder beslissing)

2011/C 173/22

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Stichting Corporate Europe Observatory (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: S. Crosby, solicitor, en S. Santoro, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Clotuche-Duvieusart en C. ten Dam, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het stilzwijgende besluit van de Commissie waarbij verzoekster de toegang wordt geweigerd tot bepaalde documenten betreffende de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Republiek India.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 301 van 6.11.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/10


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-478/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/23

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/419/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlenging van de vergunning voor het verder in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs Bt 11 (SYN-BTØ11-1), tot verlening van een vergunning voor levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit veldmaïs Bt 11 (SYN-BTØ11-1) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van beschikking 2004/657/EG (PB L 197, blz. 11)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/10


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-479/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/24

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/420/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs MON89034xNK603 (MON-89Ø34-3xMON-ØØ6Ø3-6) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 197, blz. 15)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/11


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-480/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/25

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/426/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs Bt11xGA21 (SYN-BTØ11-1xMON-ØØØ21-9) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 199, blz. 36)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/11


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-481/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/26

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/429/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs MON 88017 x MON 810 (MON-88Ø17-3 x MON-ØØ81Ø-6) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201, blz. 46)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/12


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-482/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/27

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/432/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs 1507x59122 (DAS-Ø15Ø7-1xDAS-59122-7) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202, blz. 11)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/12


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Département du Gers/Commissie

(Zaak T-502/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Milieu en bescherming van gezondheid van mens - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid)

2011/C 173/28

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en L. Pignataro, gemachtigden)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit 2010/428/EU van de Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs 59122x1507xNK603 (DAS-59122-7xDAS-Ø15Ø7xMON-ØØ6Ø3-6) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201, blz. 41)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Het Département du Gers draagt zijn eigen kosten alsook die van de Europese Commissie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de verzoeken tot interventie van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Région Centre, de Région Picardie, het Département de la Haute-Garonne, de Région Bretagne, de Région Poitou-Charentes, de Région Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Région Bourgogne, de Région Midi-Pyrénées, de Région Auvergne, de Région Pays de la Loire, de Région Rhône-Alpes, het Département des Côtes d’Armor, de Région Île de France en de Région Nord-Pas-de-Calais.


(1)  PB C 346 van 18.12.2010.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/13


Beroep ingesteld op 18 februari 2011 — ONP e.a./Commissie

(Zaak T-90/11)

2011/C 173/29

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Ordre national des pharmaciens (ONP) (Parijs, Frankrijk), Conseil national de l’Ordre des pharmaciens (CNOP) (Parijs), Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens (CCG) (Parijs) (vertegenwoordigers: O. Saumon, L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren besluit C(2010) 8952 def. van de Europese Commissie van 8 december 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (zaak COMP/39.510 — LABCO/ONP), waarvan verzoekers op 10 december 2010 kennis is gegeven;

subsidiair, mochten sommige grieven gegrond blijken, de wegens inbreuk op artikel 101 VWEU door de Europese Commissie aan verzoekers opgelegde geldboete van 5 000 000 EUR verlagen, rekening houdend met de bestaande verzachtende omstandigheden en de bijzonderheid van de betrokken ondernemersvereniging;

hoe dan ook, de Europese Commissie overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van de Europese Unie verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoekers negen middelen aan.

1)

Eerste middel: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 101 VWEU voor zover de Commissie zich op het standpunt heeft gesteld dat de in het arrest Wouters (1) geformuleerde uitzondering in casu niet van toepassing is.

Wat de beperkingen betreft die worden gesteld aan de ontwikkeling van laboratoriumgroepen op de Franse markt voor biomedische analyses:

2)

Tweede middel: onjuiste toepassing van het recht wegens onjuiste beoordeling van de draagwijdte van de Franse wettelijke regeling waar het gaat om de rol die de prefect respectievelijk de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens (Centrale raad van afdeling G van de Nationale orde van apothekers) speelt met het oog op wijzigingen die optreden in het leven van een vennootschap voor de uitoefening van vrije beroepen (société d’exercice libéral).

3)

Derde middel: schending van het toepassingsgebied van de mededelingsverplichting, zoals dat voortvloeit uit de artikelen L 4221-19, L 6221-4 en L 6221-5 van de Code de la santé publique (Wetboek van volksgezondheid) en een circulaire van 22 september 1998, aangezien de Commissie de rol heeft miskend van de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens in het kader van zijn verificatie achteraf van de vennootschapsdocumenten betreffende vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen in de vorm van laboratoria voor biomedische analyses en van zijn verplichting om opmerkingen aan de prefect kenbaar te maken.

4)

Vierde middel: miskenning van de rol van de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens als waarborg voor de beroepsmatige onafhankelijkheid van de actieve vennoot, voor zover de Commissie heeft gesteld dat de minimumdeelneming van de actieve vennoot in het kapitaal van vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen ertoe heeft geleid dat diens economische en bestuurlijke onafhankelijkheid verloren is gegaan.

5)

Vijfde middel: onjuiste beoordeling van de bedoeling van de wetgever inzake de verkoop van de aandelen boven een plafond van 25 % en schending van de toepasselijke bepalingen inzake de verkoop van aandelen van vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen.

6)

Zesde middel: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 101 VWEU doordat in het bestreden besluit de genomen tuchtmaatregelen in aanmerking worden genomen voor zover die de potentiële of reële gevolgen van de gelaakte beslissingen versterken.

Wat het opleggen van minimumprijzen op de Franse markt voor biomedische analyses betreft:

7)

Zevende middel: overschrijding door de Commissie van de grenzen van de inspectiebeschikking (2) doordat zij beslag heeft gelegd op documenten inzake „prijzen”, waardoor de op die grondslag verzamelde bewijsstukken onrechtmatig zijn verkregen en derhalve de grief inzake minimumprijzen ongegrond moet worden geacht.

Zo, quod non, de Commissie in het kader van haar inspectie rechtsgeldig beslag zou hebben gelegd op de bewijsstukken inzake de minimumprijzen:

8)

Achtste middel: onjuiste beoordeling van de draagwijdte van het oude artikel L 6221-6 van het Wetboek van volksgezondheid en van de wil van de wetgever inzake de bepaling en de praktijk van kortingen.

9)

Negende middel: onjuiste beoordeling van de feiten die leidt tot een onjuiste toepassing van het recht, aangezien de Commissie zich enerzijds op het standpunt heeft gesteld dat de handelwijze van de ONP inzake kortingen niet onder haar wettelijke taken valt, maar haar mededingingsverstorende doelstellingen weerspiegelt, en anderzijds dat de ONP met het oog op de bescherming van de belangen van de kleine laboratoria stelselmatig heeft getracht een minimumprijs op te leggen op de markt voor diensten van biomedische analyse.


(1)  Arrest van het Hof van 19 februari 2002, Wouters e.a., C-309/99, Jurispr. blz. I-1577.

(2)  De inspectiebeschikking C(2008) 6494 van de Commissie van 29 oktober 2008, waarbij verzoekers wordt gelast, zich te onderwerpen aan een inspectie krachtens artikel 20, lid 4, van verordening nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU, is het voorwerp van het beroep in zaak T-23/09, CNOP en CCG/Commissie (PB 2009, C 55, blz. 49).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/14


Beroep ingesteld op 4 april 2011 — Cahier e.a./Raad en Commissie

(Zaak T-195/11)

2011/C 173/30

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Jean-Marie Cahier (Montchaude, Frankrijk), Robert Aubineau (Cierzac, Frankrijk), Laurent Bigot (Saint Palais sur Mer, Frankrijk), Pascal Bourdeau (Saintes Lheurine, Frankrijk), Jacques Brard-Blanchard (Boutiers Saint Trojan, Frankrijk), Olivier Charruaud (St Martial de Mirambeau, Frankrijk), Daniel Chauvet (Saint Georges Antignac, Frankrijk), Régis Chauvet (Marignac, Frankrijk), Fabrice Compagnon (Avy, Frankrijk), Francis Crepeau (Jarnac Champagne, Frankrijk), Bernard Deborde (Arthenac, Frankrijk), Chantal Goulard (Arthenac), Jean Pierre Gourdet (Moings, Frankrijk), Bernard Goursaud (Brie sous Matha, Frankrijk), Jean Gravouil (Saint Hilaire de Villefranche, Frankrijk), Guy Herbelot (Echebrune, Frankrijk), Rodrigue Herbelot (Echebrune), Sophie Landrit (Ozillac, Frankrijk), Michel Mallet (Vanzac, Frankrijk), Alain Marchadier (Villars en Pons, Frankrijk), Michel Merlet (Jarnac Champagne), René Phelipon (Cierzac), Claude Potut (Avy), Philippe Pruleau (Saint Bonnet sur Gironde, Frankrijk), Béatrice Rousseau (Gensac La Pallue, Frankrijk), Jean-Christophe Rousseau (Segonzac, Frankrijk), Françoise Rousseau (Burie, Frankrijk), Pascale Rulleaud-Beaufour (Arthenac) en Alain Phelipon (Saintes, Frankrijk) (vertegenwoordiger: C.-E. Gudin, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

Conclusies

Partijen vorderen dat het Gerecht

volledige vergoeding toekent voor de schade die is geleden door veroordelingen tot geldstraffen, te weten:

53 600 EUR voor Jean-Marie Cahier;

105 100 EUR voor Robert Aubineau;

240 500 EUR voor Laurent Bigot;

111 100 EUR voor Pascal Bourdeau;

12 800 EUR voor Jacques Brard-Blanchard;

37 600 EUR voor Olivier Charruaud;

122 100 EUR voor Daniel Chauvet;

40 500 EUR voor Régis Chauvet;

97 100 EUR voor Fabrice Compagnon;

105 600 EUR voor Francis Crepeau;

1 081 500 EUR voor Bernard Deborde;

64 800 EUR voor Chantal Goulard;

94 400 EUR voor Jean Pierre Gourdet;

43 000 EUR voor Bernard Goursaud;

82 100 EUR voor Jean Gravouil;

20 500 EUR voor Guy Herbelot;

65 100 EUR voor Rodrigue Herbelot;

53 000 EUR voor Sophie Landrit;

39 500 EUR voor Michel Mallet;

332 500 EUR voor Alain Marchadier;

458 500 EUR voor Michel Merlet;

23 000 EUR voor René Phelipon

85 100 EUR voor Claude Potut

3 500 EUR voor Philippe Pruleau;

34 500 EUR voor Béatrice Rousseau;

38 070 EUR voor Jean-Christophe Rousseau;

24 300 EUR voor Françoise Rousseau;

486 500 EUR voor Pascale Rulleaud-Beaufour;

10 500 EUR voor Alain Phelipon;

forfaitair het bedrag van de immateriële schade op 100 000 EUR vaststelt voor elk van de 29 verzoekers;

de Raad en de Commissie veroordeelt in alle kosten:

van de lopende procedure voor het Gerecht van de Europese Unie;

van alle procedures die voor de verschillende nationale rechterlijke instanties zijn ingesteld.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van het beroep voeren verzoekers de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie aan wegens een gekwalificeerde schending van artikel 40, lid 2, VWEU, omdat artikel 28 van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), zoals uitgevoerd bij verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie (2) en gehandhaafd bij verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (3) voor de producenten van wijn van wijnstokken voor dubbel gebruik een verbod bevat om zelf de hoeveelheden wijn met oorsprongsbenaming die zijn geproduceerd boven de normaal tot wijn verwerkte hoeveelheid, te distilleren tot eau-de-vie.

Verzoekers zijn door de nationale autoriteiten systematisch vervolgd en veroordeeld omdat zij hebben verzuimd om de hoeveelheden die zijn geproduceerd boven de normaal tot wijn verwerkte hoeveelheid en die niet als wijn zijn uitgevoerd naar derde landen, te leveren voor verplichte distillatie tot staatsalcohol door erkende distilleerders.

Verzoekers betogen voorts dat het een schending betreft van volledig heldere en duidelijke handelingen ten aanzien waarvan de organen van de Unie geen beoordelingsbevoegdheid hadden. Zij voeren schending aan van de beginselen van non-discriminatie, rechtszekerheid, evenredigheid, rechtsverwerking (estoppel), vermoeden van onschuld ten aanzien van fraude, goed bestuur, zorgvuldigheid en van het eigendomsrecht. Voorts is volgens hen ten onrechte inbreuk gemaakt op de vrijheid van productie en verhandeling van een industrieel product en is de toepassing van een verordening ter stabilisatie van de markt en ter garantie van een bepaald inkomen voor de producenten, ten onrechte uitgebreid tot gevallen waarin er geen verzoeken om financiering van de zijde van de producenten bestaan, hetgeen misbruik vormt.


(1)  PB L 179, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 194, blz. 45).

(3)  Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PB L 148, blz. 1).


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/15


Beschikking van het Gerecht van 8 april 2011 — Bakkers/Raad en Commissie

(Zaak T-146/97) (1)

2011/C 173/31

Procestaal: Nederlands

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 199 van 28.6.1997.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/15


Beschikking van het Gerecht van 11 april 2011 — Quantum/BHIM — Quantum (Q Quantum CORPORATION)

(Zaak T-31/08) (1)

2011/C 173/32

Procestaal: Grieks

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 92 van 12.4.2008.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/15


Beschikking van het Gerecht van 15 april 2011 — Amor/BHIM — Jablonex Group (AMORIKE)

(Zaak T-371/10) (1)

2011/C 173/33

Procestaal: Engels

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 288 van 23.10.2010.


Gerecht voor ambtenarenzaken

11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/16


Beroep ingesteld op 14 maart 2011 — ZZ/Raad

(Zaak F-28/11)

2011/C 173/34

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Rodrigues, A. Blot en C. Bernard-Glanz, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het in Mededelingen aan het personeel nr. 80/10 van 26 april 2010 opgenomen besluit, waarbij het tot aanstelling bevoegd gezag van de Raad heeft geweigerd om de verzoekende partij in het kader van de bevorderingsronde 2010 tot de rang AD 12 te bevorderen

Conclusies van de verzoekende partij

de Raad vragen om overlegging van de rapporten over de voormalige, tot de rang AD 12 bevorderde ambtenaren die in aanmerking kwamen in de bevorderingsronde 2010, alsmede van de statistieken van de gemiddelde analytische beoordeling door de eerste beoordelaar die ter beschikking werden gesteld van het Adviserend bevorderingscomité voor administrateurs (AD);

het bestreden besluit en, voor zover nodig, het besluit tot afwijzing van de klacht nietig verklaren:

de Raad verwijzen in de kosten van de procedure.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/16


Beroep ingesteld op 21 maart 2011 — ZZ/Commissie

(Zaak F-29/11)

2011/C 173/35

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis en É. Marchal, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/147/09-RO om de verzoekende partij niet toe te laten tot het mondelinge examen van het vergelijkend onderzoek

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van de directeur van het EPSO van 10 december 2010 tot afwijzing van verzoeksters klacht;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/147/09-RO om verzoekster voor het schriftelijk examen C het onvoldoende cijfer van 6/10 te geven;

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.


11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/16


Beroep ingesteld op 5 april 2011 — ZZ/Commissie

(Zaak F-37/11)

2011/C 173/36

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: P. Nelissen Grade en G. Leblanc, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoeker uit te sluiten van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO AD/177/10

Conclusies van de verzoekende partij

het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 13 juli 2010 om verzoeker uit te sluiten van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO AD/177/10, nietig verklaren;

het besluit van het TABG van 5 januari 2011 tot afwijzing van verzoekers klacht nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure;

subsidiair, voor recht verklaren dat verzoeker niet moet worden verwezen in de kosten van de Commissie.