ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.327.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 327

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
4 december 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Raad

2010/C 327/01

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 327/02

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

6

2010/C 327/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6011 — ATP/PFA/Folksam Sak/Folksam LIV/CPD/FIH Group) ( 1 )

10

2010/C 327/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5880 — Shell/Topaz/JV) ( 1 )

10

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2010/C 327/05

Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over educatie voor duurzame ontwikkeling

11

 

Europese Commissie

2010/C 327/06

Wisselkoersen van de euro

15

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2010/C 327/07

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

16

2010/C 327/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

17

2010/C 327/09

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

18

2010/C 327/10

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

19

2010/C 327/11

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

20

2010/C 327/12

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

21

2010/C 327/13

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

22

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2010/C 327/14

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van vinylacetaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Raad

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/1


Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk

2010/C 327/01

DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK, ALS UITEENGEZET IN DE BIJLAGE, EN MET NAME DAT:

(1)

Het Verdrag bepaalt dat het EU-optreden erop gericht is de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers (hierna „jeugdwerkers en jeugdleiders”) en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel te bevorderen.

(2)

Het Europees Parlement en de Raad hebben bij Besluit nr. 1719/2006/EG (1) het „Jeugd in actie”-programma goedgekeurd. Dit programma kent een groeiend succes in alle lidstaten en is voor een belangrijk deel gewijd aan de verbetering van de voorzieningen voor jongerenactiviteiten en het potentieel van de maatschappelijke jeugdorganisaties.

(3)

De Raad heeft op 29 november 2009 een resolutie aangenomen over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018). In dat kader worden het steunen en het opbouwen van jeugdwerk als sectoroverschrijdende thema's gezien.

(4)

De Europese Raad heeft op 17 juni 2010 conclusies aangenomen waarin hij uitziet naar de indiening van de andere vlaggenschipinitiatieven vóór het eind van het jaar (2);

IN HET LICHT VAN:

De eerste Europese Jeugdwerkconventie van 7-10 juli 2010 in Gent (België), waar het belang van jeugdwerk werd onderstreept;

EN IN HET BESEF VAN HETGEEN VOLGT:

Volgens het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (hierna het „nieuwe kader”) zijn de doelstellingen op dat gebied als volgt:

het creëren van meer gelijke kansen in onderwijs en werkgelegenheid, en

actief burgerschap en sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren bevorderen.

Het nieuwe kader omvat acht actiegebieden (3) waarop sectoroverschrijdende initiatieven inzake jeugdbeleid genomen moeten worden, waaraan het jeugdwerk een bijdrage kan leveren. Andere belangrijke actiegebieden zijn mensenrechten en democratie, culturele diversiteit en mobiliteit.

De Raad was van oordeel dat binnen dit nieuwe kader „jeugdwerk” een brede term is, waaronder een breed scala van activiteiten van sociale, culturele, educatieve of politieke aard valt, zowel van en voor als met jongeren. Dergelijke activiteiten omvatten ook steeds vaker sport en diensten voor jongeren.

Een aantal grondbeginselen moet in acht genomen worden in alle beleidsmaatregelen en activiteiten in verband met jeugdwerk, namelijk het belang van de bevordering van gendergelijkheid en de bestrijding van alle vormen van discriminatie, onder eerbiediging van de rechten en de beginselen die onder meer in de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, de inachtneming van mogelijke, aan diverse factoren toe te schrijven verschillen in levensomstandigheden, behoeften, aspiraties, interesses en attitudes van jongeren, en het beschouwen van alle jongeren als een hulpbron voor de samenleving.

De bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een van de kerndoelstellingen van de Europese Unie en haar lidstaten. Sociale uitsluiting schaadt het welzijn van burgers en beperkt hun capaciteit zich uit te drukken en aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Armoede en sociale uitsluiting moeten zowel intern, binnen de Europese Unie, worden bestreden als extern, overeenkomstig de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN;

ONDERSCHRIJVEN HET VOLGENDE:

In alle lidstaten zijn er talloze kinderen en jongeren, jeugdwerkers en jeugdleiders van diverse achtergronden die deelnemen aan, voordeel hebben bij of actief zijn in rijkgeschakeerde jeugdwerkactiviteiten. Deze activiteiten vinden plaats in vele contexten en hebben betrekking op verschillende thema's die hun leven en dagelijkse realiteit betreffen.

Jeugdwerk heeft betrekking op buitenschoolse activiteiten en op specifieke vrijetijdsactiviteiten, en is gebaseerd op niet-formele en informele leerprocessen en op vrijwillige deelname. Deze activiteiten en processen worden uitgevoerd in zelfbeheer of in gezamenlijk beheer, of worden beheerd onder educatieve of pedagogische begeleiding van professionele of vrijwillige jeugdwerkers en jeugdleiders, en kunnen onder invloed van verschillende factoren ontwikkeld en gewijzigd worden.

Jeugdwerk wordt op verschillende manieren georganiseerd en uitgevoerd (door organisaties die door jongeren zelf worden geleid, organisaties voor de jeugd en informele groepen, of door jeugddiensten en overheden) en wordt vormgegeven op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, op grond van bijvoorbeeld de volgende elementen:

de gemeenschap en de historische, sociale en politieke context waarin het jeugdwerk plaatsvindt,

het streven om alle kinderen en jongeren, vooral de kansarme, in te sluiten en hun de kans te geven om te groeien,

de betrokkenheid van jeugdwerkers en jeugdleiders,

de organisaties, diensten of aanbieders, al dan niet van de overheid of geleid door jongeren,

de gebruikte benadering of methode om rekening te houden met de behoeften van jongeren.

In veel lidstaten spelen ook lokale en regionale autoriteiten een belangrijke rol bij het steunen en opbouwen van lokaal en regionaal jeugdwerk;

OORDELEN HET VOLGENDE:

Jongeren maken deel uit van een steeds complexer wordende samenleving. Zij worden gevormd door een verscheidenheid aan invloeden en milieus, het gezin, de school, het werk, leeftijdgenoten en de media. In dat verband kan het jeugdwerk een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van jongeren.

Jeugdwerk — dat een aanvulling vormt op formeel onderwijs — kan kinderen en jongeren aanzienlijke voordelen bieden in de vorm van vele uiteenlopende vormen van niet-formeel en informeel leren en passende, gerichte benaderingen.

Jeugdwerk zet jongeren aan tot het nemen van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor hun acties door hun een actieve rol te geven bij de ontwikkeling en uitvoering ervan. Jeugdwerk kan zorgen voor een aangename, veilige, inspirerende en plezierige omgeving waarin alle kinderen en jongeren, individueel of als lid van een groep, zich kunnen uiten, van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen ontmoeten, en kunnen spelen, onderzoeken en experimenteren.

Daarnaast moet het jeugdwerk jongeren de mogelijkheid bieden om een brede waaier van persoonlijke en professionele vaardigheden te ontwikkelen, zonder stereotypering, alsmede sleutelcompetenties die van waarde kunnen zijn voor de moderne samenleving. Het kan derhalve een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de autonomie, de eigen verantwoordelijkheid en de ondernemingsgeest van jongeren.

Door het overdragen van universele waarden als mensenrechten, democratie, vrede, antiracisme, culturele diversiteit, solidariteit, gelijkheid en duurzame ontwikkeling kan het jeugdwerk ook een sociale meerwaarde hebben omdat het:

maatschappelijke participatie en verantwoordelijkheid, vrijwillige betrokkenheid en actief burgerschap kan bevorderen;

het maatschappelijk middenveld op alle niveaus (bijvoorbeeld intergenerationele en interculturele dialoog) kan versterken;

kan bijdragen tot de ontwikkeling van de creativiteit, het cultureel en sociaal bewustzijn, het ondernemerschap en de innovatie van jongeren;

mogelijkheden kan bieden voor de sociale insluiting van alle kinderen en jongeren;

dankzij een veelheid aan flexibele, snel aanpasbare methoden, kansarme jongeren kan bereiken.

Het jeugdwerk speelt zo meerdere rollen in de samenleving, en kan een bijdrage leveren aan met jongeren verband houdende beleidsgebieden, zoals een leven lang leren, sociale insluiting en werkgelegenheid.

Jeugdwerk heeft, ongeacht of het op vrijwillige dan wel op professionele basis gebeurt, een aanzienlijk sociaaleconomisch potentieel, omdat het economische activiteit kan generen, infrastructuur en economische voordelen genereert en de (jeugd)werkgelegenheid stimuleert. De arbeidsmarkt kan baat hebben bij de persoonlijke en professionele vaardigheden en competenties die in het kader van jeugdwerk door zowel deelnemers als jeugdwerkers en jeugdleiders zijn verworven. Die vaardigheden en competenties moeten voldoende op hun waarde worden geschat.

Het programma Jeugd in actie levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van jeugdwerk op alle niveaus, het ontwikkelen van competenties bij jeugdwerkers en jeugdleiders en de erkenning van het niet-formeel leren in jeugdwerk door middel van mobiliteitservaring voor lerenden en netwerken voor jeugdwerkers en jeugdleiders;

KOMEN DERHALVE HET VOLGENDE OVEREEN:

De volgende beginselen moeten bij de uitvoering van deze resolutie in acht genomen worden:

jongeren, jeugdorganisaties, jeugdwerkers en jeugdleiders, jeugdonderzoekers, beleidsmakers en andere deskundigen op jeugdgebied moeten betrokken worden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van specifieke jeugdwerkinitiatieven op alle niveaus;

er moet rekening worden gehouden met de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken actoren, binnen hun respectieve bevoegdheden;

er moet meer kennis van en inzicht in het jeugdwerk worden vergaard en gedeeld;

de in het nieuwe kader genoemde instrumenten moeten optimaal worden benut om integratie van een jeugdwerkperspectief en uitvoering van specifieke jeugdwerkinitiatieven te bewerkstelligen;

het jeugdwerk moet bijzondere aandacht schenken aan kinderen en jongeren die in armoede leven of het risico van sociale uitsluiting lopen;

EN VERZOEKEN DE LIDSTATEN DERHALVE OM:

werk te maken van verschillende vormen van blijvende ondersteuning van het jeugdwerk, bijvoorbeeld toereikende financiële middelen, personele middelen of infrastructuur. Dat houdt ook in dat belemmeringen voor jeugdwerk uit de weg worden geruimd en dat er, waar passend, jeugdwerkstrategieën worden uitgestippeld;

de rol van het jeugdwerk bij de uitvoering van het nieuwe kader te steunen en te ontwikkelen, met name de bijdrage van jeugdwerk aan de doelstellingen op de verschillende actiegebieden;

lokale en regionale autoriteiten en actoren, waar passend, een belangrijke rol te laten spelen in de ontwikkeling, de ondersteuning en de uitvoering van het jeugdwerk;

VERZOEKEN DE COMMISSIE:

een studie uit te voeren om de verscheidenheid, de reikwijdte en de impact van het jeugdwerk in de EU in kaart te brengen, en in het EU-jeugdverslag een follow-up van het jeugdwerk in de EU op te nemen;

steun te verlenen aan Europese jeugd-ngo's en aan kleinere initiatieven om een sterk Europees maatschappelijk middenveld te stimuleren en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel te bevorderen;

de kwaliteit van het jeugdwerk, de capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van vaardigheden van jeugdwerkers en jeugdleiders, en de erkenning van niet-formeel leren in jeugdwerk te verbeteren door jeugdwerkers en jeugdleiders de mogelijkheid te bieden ervaring op te doen met onderwijsmobiliteit;

gebruiksvriendelijke Europese instrumenten (bijvoorbeeld Youthpass) voor onafhankelijke beoordeling en zelfbeoordeling te ontwikkelen en te helpen ontwikkelen, alsmede instrumenten voor het documenteren van vaardigheden van jeugdwerkers en jeugdleiders die kunnen helpen de kwaliteit van het jeugdwerk in Europa aan te tonen en te evalueren;

voldoende geschikte Europese platforms te creëren, zoals gegevensbanken, activiteiten om van elkaar te leren en conferenties voor de permanente uitwisseling van innovatieve onderzoeken, beleidsmaatregelen, benaderingen, praktijken en methoden;

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

betere voorwaarden en meer kansen te creëren voor de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het jeugdwerk op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau;

de rol van het jeugdwerk in de maatschappij ten volle te onderkennen, onder de aandacht te brengen en te versterken;

het jeugdwerk de kans te geven zich kwalitatief te verbeteren;

het uitstippelen van nieuwe strategieën en het versterken van de bestaande strategieën voor de opbouw van capaciteit van jeugdwerkers en jeugdleiders te steunen, en het maatschappelijk middenveld te helpen bij de uitvoering van geschikte opleidingsmodules voor jeugdwerkers en jeugdleiders;

verschillende vormen van jeugdwerk, competenties en methoden die jeugdwerkers en jeugdleiders delen, in kaart te brengen met het oog op de ontwikkeling van strategieën om de kwaliteit en de erkenning van het jeugdwerk te verbeteren;

de inzetbaarheid en de mobiliteit van jeugdwerkers en jeugdleiders te vergroten door een betere kennis van hun kwalificaties en de erkenning van de vaardigheden die zij in de praktijk hebben verworven;

onderzoek naar jeugdwerk en jongerenbeleid, met inbegrip van de historische dimensie ervan en de relevantie daarvan voor het hedendaagse jeugdwerkbeleid, te bevorderen en te steunen;

voldoende informatie over jeugdwerk beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken via mechanismen als Europese en nationale campagnes over jeugdwerk, en de synergieën en complementariteit tussen de initiatieven van de Europese Unie, de Raad van Europa en andere lokale, regionale, nationale en Europese actoren te verbeteren;

meer mogelijkheden te bieden voor uitwisseling, samenwerking en netwerken tussen jeugdwerkers en jeugdleiders, beleidsmakers en onderzoekers op lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau;

in het kader van het jeugdwerk, waar mogelijk, de ontwikkeling te bevorderen van een systematische beoordeling van de vaardigheden en competenties die vereist zijn voor op kennisverwerking of verbetering van vaardigheden gerichte opleidingen;

SPOREN HET IN JEUGDZAKEN ACTIEVE MAATSCHAPPELIJK MIDDENVELD AAN:

om jeugdwerk voor alle kinderen en jongeren, vooral de kansarme, beter toegankelijk te maken;

om werk te maken van diverse vormen van opleiding voor jeugdwerkers en jeugdleiders die in het maatschappelijk middenveld actief zijn op het gebied van jeugdzaken, teneinde de kwaliteit van het jeugdwerk veilig te stellen;

om de bestaande benaderingen, praktijken en methoden inzake jeugdwerk te evalueren, en voortdurend te investeren in de innovatieve ontwikkeling ervan door nieuwe initiatieven en activiteiten, die gebaseerd zijn op concrete ervaringen van kinderen, jongeren en jeugdwerkers en jeugdleiders;

om informatie en goede praktijken uit te wisselen, samen te werken en te netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau;

BEKLEMTONEN DAT HET BELANGRIJK IS:

om bij de uitvoering van een concurrentiële, inclusieve en duurzame Europa 2020-strategie:

te erkennen dat het jeugdwerk voor alle jongeren een cruciale rol speelt als aanbieder van vormen van niet-formeel leren;

ervoor te zorgen dat jeugdwerk volledig geïntegreerd wordt in het Jeugd in beweging-initiatief en andere programma’s/beleidsmaatregelen die, vooral kansarme, jongeren zullen wapenen met de vaardigheden en sleutelcompetenties die nodig zijn in de samenleving en de economie van 2020 en daarna.


(1)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(2)  Doc. EUCO 13/10.

(3)  De acht actiegebieden zijn: onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en ondernemerschap, gezondheid en welzijn, participatie, vrijwilligerswerk, sociale inclusie, jeugd en wereld, creativiteit en cultuur.


BIJLAGE

Politieke voorgeschiedenis

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 december 2000, inzake de sociale integratie van jongeren (1)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 februari 2002, betreffende de meerwaarde van jongerenvrijwilligerswerk in het kader van de ontwikkeling van de actie van de Gemeenschap inzake jeugd (2)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 mei 2004, over sociale integratie van jongeren (3)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de erkenning van de waarde van niet-formeel en informeel leren in de jeugdsector in Europa (4)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 22 mei 2008, over de participatie van kansarme jongeren

Aanbeveling van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (5)

Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (6)

Beschikking 2010/37/EG van de Raad van 27 november 2009 over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) (7)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over actieve insluiting van jongeren: bestrijding van werkloosheid en armoede (8)

Conclusies van de Raad van 11 mei 2010 over competenties ten behoeve van een leven lang leren en het initiatief „nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” (9)

Mededeling van de Commissie over „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (10)

Resolutie over het jongerenbeleid van de Raad van Europa (11)


(1)  PB C 374 van 28.12.2000, blz. 5.

(2)  PB C 50 van 23.2.2002, blz. 3.

(3)  Doc. 9601/04.

(4)  PB C 168 van 20.7.2006, blz. 1.

(5)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8.

(6)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(7)  PB L 17 van 22.1.2010, blz. 43.

(8)  PB C 137 van 27.5.2010, blz. 1.

(9)  PB C 135 van 26.5.2010, blz. 8.

(10)  COM(2010) 2020 definitief.

(11)  Resolutie CM/Res (2008)23. Op 25 november 2008 aangenomen door het Comité van ministers in de 1042e vergadering van de afgevaardigden van de ministers.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/6


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 327/02

Datum waarop het besluit is genomen

26.5.2010

Referentienummer staatssteun

N 726/09

Lidstaat

België

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Projet d'aide à la restructuration des activités fret de la SNCB

Voorgenomen herstructureringssteun ten behoeve van de goederenactiviteiten van de NMBS

Rechtsgrondslag

Décisions des conseils d'administration de la SNCB Holding et de la SNCB

Beslissingen van de raad van bestuur van NMBS-holding en NMBS

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden

Vorm van de steun

Andere kapitaalmaatregelen

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 355 mln EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

30.6.2010-31.12.2014

Economische sectoren

Beperkt tot het spoorvervoer

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministère de la Fonction publique et des entreprises publiques

Rue Royale 180

1000 Bruxelles

BELGIQUE

Ministerie van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven

Koningstraat 180

1000 Brussel

BELGÏE

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

30.9.2010

Referentienummer staatssteun

N 67/10

Lidstaat

Litouwen

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

JSC Toksika

Rechtsgrondslag

2007–2013 m. Sanglaudos skatinimo veiksmų programa – Lietuvos Respublikos Vyriausybes 2008 m. liepos 23 d. nutarimas Nr. 787

„Dėl Sanglaudos skatinimo veiksmų programos priedo partvirtinimo“ – Aplinkos ministro įsakymo projektas dėl finansavimo sąlygų aprašo

patvirtinimo priemonei „Atliekų tvarkymo sistemos sukūrimas“

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Regionale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 5,711 mln LTL

Maximale steunintensiteit

50 %

Looptijd (periode)

1.12.2010-31.12.2011

Economische sectoren

Beperkt tot de dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Lietuvos Respublikos Aplinkos ministerija

A. Jakšto g. 4/9

LT-01105 Vilnius

LIETUVA/LITHUANIA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

21.10.2010

Referentienummer staatssteun

N 120/10

Lidstaat

Spanje

Regio

Andalucia

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Ayudas para la promoción del tejido profesional del Flamenco en Andalucíą

Rechtsgrondslag

Proyecto de Orden por la que se establecen las bases reguladoras de la convocatoria de concesión por la Empresa Pública de Gestión de Programas Culturales, de subvenciones en el año … para la promoción del tejido profesional del Flamenco en Andalucía

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven 0,6 mln EUR

 

Totaal van de voorziene steun 3,6 mln EUR

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

2010-2015

Economische sectoren

Beperkt tot recreatie, cultuur en sport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Junta de Andalucía

Plaza de la Contratación, 3

41071 Sevilla

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

19.10.2010

Referentienummer staatssteun

N 286/10

Lidstaat

Finland

Regio

Pohjois-Pohjanmaa

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Finavia Oyj/Abp (Oulun lentoasema/Uleåborgs flygplats)

Rechtsgrondslag

Valtionavustuslaki 27.7.2001/688/Statsunderstödslag 27.7.2001/688

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Sectorale ontwikkeling, Regionale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 12 mln EUR

Maximale steunintensiteit

57 %

Looptijd (periode)

1.9.2010-31.12.2011

Economische sectoren

Beperkt tot het luchttransport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Liikenne- ja viestintäministeriö

PL 31

FI-00023 Valtioneuvosto

SUOMI/FINLAND

Kommunikationsministeriet

PB 31

FI-00023 Statsrådet

SUOMI/FINLAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

10.11.2010

Referentienummer staatssteun

N 420/10

Lidstaat

Spanje

Regio

País Vasco

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Ayudas para la realización, durante el ejercicio 2010, de programas o actividades culturales particulares de ámbito supramunicipal

Rechtsgrondslag

Orden de 10 de Diciembre de 2009, de la Consejera de Cultura, por la que se regula el régimen de concesión de subvenciones para la realización, durante el ejercicio 2010, de programas o actividades culturales particulares de ámbito supramunicipal

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 664 500 EUR

Maximale steunintensiteit

60 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2010

Economische sectoren

Beperkt tot recreatie, cultuur en sport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Departamento de Cultura del Gobierno Vasco

C/ Donostia, 1

01010 Vitoria-Gasteiz

Álava — País Vasco

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/10


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6011 — ATP/PFA/Folksam Sak/Folksam LIV/CPD/FIH Group)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 327/03

Op 29 november 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M6011. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/10


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5880 — Shell/Topaz/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 327/04

Op 4 november 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5880. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/11


Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over educatie voor duurzame ontwikkeling

2010/C 327/05

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

GEZIEN HET VOLGENDE:

De EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, die in eerste instantie in 2001 in Göteborg (1) is aangenomen en vervolgens in 2006 en 2009 is herzien (2), biedt een kader voor een langetermijnvisie op duurzaamheid waarin economische groei, sociale samenhang en milieubescherming hand in hand gaan, en benadrukt de belangrijke rol die educatie heeft als een voorwaarde voor het bevorderen van gedragswijzigingen en voor het toerusten van alle burgers met de sleutelcompetenties om duurzame ontwikkeling te realiseren.

Het VN-decennium van educatie voor duurzame ontwikkeling (2005-2014), waarmee wordt beoogd de beginselen, waarden en praktijken van duurzame ontwikkeling te integreren in alle aspecten van onderwijs en leren (3), en de in 2009 te Bonn gehouden wereldconferentie inzake educatie voor duurzame ontwikkeling van de Unesco, waar de deelnemers in de slotverklaring zijn overeengekomen dat investeren in dergelijke educatie investeren in de toekomst is en in sommige gevallen zelfs levens kan redden (4).

In de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (5) worden de lidstaten opgeroepen ervoor te zorgen dat iedere burger de sleutelcompetenties heeft om zich flexibel aan te passen aan een veranderende wereld waarin alles in hoge mate met elkaar verbonden is. De acht vermelde sleutelcompetenties ondersteunen elkaar en stoelen op vaardigheden zoals kritisch denken, probleemoplossend vermogen, creativiteit, zin voor initiatief en besluitvaardigheid, vaardigheden die allemaal essentieel zijn voor het verwezenlijken van de ten doel gestelde duurzame ontwikkeling. Van bijzonder belang in deze context zijn basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie, evenals sociale en civieke competenties.

In het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (6) wordt benadrukt dat voor onderwijs en opleiding een cruciale rol is weggelegd bij het oplossen van de vele sociaal-economische, demografische, milieu- en technologische uitdagingen waarmee Europa en zijn burgers nu en in de komende jaren te maken zullen krijgen.

Met Europa 2020: de Europese strategie voor banen en groei (7) wordt ernaar gestreefd van de EU een slimme, duurzame en inclusieve economie te maken met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie, waarbij wordt beklemtoond dat onderwijs en opleiding daaraan een belangrijke bijdrage moeten leveren.

CONSTATEERT HET VOLGENDE:

1.

De Europese Unie krijgt aan het begin van de 21e eeuw te maken met een aanzienlijk aantal met elkaar verbonden uitdagingen, zoals de economische en sociale gevolgen van de wereldwijde financiële crisis, klimaatverandering, afnemende water- en energiebronnen, verlies aan biodiversiteit, bedreigingen voor de voedselzekerheid en gezondheidsrisico’s.

2.

In een voortdurend veranderende wereld moeten alle Europese burgers worden toegerust met de kennis, vaardigheden en attitudes die vereist zijn om de uitdagingen en complexe aspecten van het moderne leven te begrijpen en aan te kunnen, met de nodige aandacht voor de ecologische, sociale, culturele en economische implicaties daarvan, alsmede om hun verantwoordelijkheden in de wereld op te nemen.

3.

In het verslag van 2010 over vaardigheden voor groene banen (8) wordt benadrukt dat iedere baan in de toekomst moet bijdragen aan een voortdurende verbetering van de hulpbronnenefficiëntie en dat het ontwikkelen van een koolstofarme economie meer zal afhangen van het verbeteren van bestaande vaardigheden en het integreren van vraagstukken inzake duurzame ontwikkeling in bestaande leergebieden, dan van het bevorderen van gespecialiseerde „groene vaardigheden”.

4.

Educatie voor duurzame ontwikkeling (EDO) in het kader van een leven lang leren is van wezenlijk belang voor de totstandbrenging van een duurzame samenleving en is dus wenselijk op alle niveaus van formeel onderwijs en formele opleiding, evenals in het niet-formele en informele leren.

BEKLEMTOONT HET VOLGENDE:

1.

EDO dient een belangrijke bijdrage te leveren tot een geslaagde uitvoering van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling en de nieuwe Europa 2020-strategie.

2.

De belangrijkste rol voor EDO is personen en groepen de kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen die zij nodig hebben om bewuste keuzes te maken die gericht zijn op het opbouwen en in stand houden van een wereld die zij en toekomstige generaties een geschikte leef- en werkomgeving vinden. Onderwijsinstellingen, lokale gemeenschappen, de civiele samenleving en werkgevers spelen alle een hoofdrol bij het ontwikkelen en bevorderen van dergelijke competenties.

3.

In het EDO staan de vragen hoe we over onze complexe wereld denken en hoe we ons gedragen centraal. EDO bevordert de waarden, beginselen en handelwijzen die de mensen een hulpmiddel bieden om effectief en met vertrouwen op bestaande en nieuwe uitdagingen in te gaan. Daarom heeft het gevolgen voor onderwijs en opleiding op alle niveaus die verder kunnen gaan dan alleen maar het opnemen van duurzame ontwikkeling als een extra vak in het leerprogramma.

4.

Duurzaamheid kan een belangrijke rol vervullen in de nationale strategieën voor een leven lang leren en kan worden gebruikt als een instrument om de kwaliteit van onderwijs en opleiding op alle niveaus te verbeteren.

STELT HET VOLGENDE:

1.

Onderwijs en opleiding zijn onontbeerlijk voor de verwezenlijking van een duurzamer Europa en een duurzamere wereld. EDO moet worden gezien als een wezenlijk element in het proces van een leven lang leren en moet waar passend onderdeel worden van alle niveaus en aspecten van onderwijs en opleiding, zodat de burgers beter in staat zijn dreigende onvoorspelbare problemen aan te pakken en er langetermijnoplossingen voor te vinden, in vele uiteenlopende situaties in hun leven.

2.

De drie fundamentele pijlers van duurzame ontwikkeling (de economische, de sociale en de ecologische pijler) moeten op evenwichtige en geïntegreerde wijze worden aangepakt.

3.

In vele lidstaten komen aspecten van educatie voor duurzame ontwikkeling reeds voor in milieu-educatie, mondiale educatie, gezondheids-, vredes- en burgerschapseducatie, mensenrechten-, consumenten-, financiële en ontwikkelingseducatie, als kanalen voor het integreren van duurzame ontwikkeling in een context van een leven lang leren.

4.

Het is van wezenlijk belang dat het publiek zich bewuster wordt van en meer inzicht krijgt in duurzame ontwikkeling en EDO.

5.

Bij EDO moet worden uitgegaan van op waarden gebaseerd en interdisciplinair leren dat aanzet tot systeemdenken en -onderwijzen en dat nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes ontwikkelt. De nadruk moet worden gelegd op creatief denken, innovatie en het langetermijnperspectief, en in het bijzonder op onze verantwoordelijkheid tegenover toekomstige generaties. EDO is geen op zichzelf staand project, maar veeleer een reeks van onderliggende beginselen en waarden zoals rechtvaardigheid, billijkheid, verdraagzaamheid, toereikendheid en verantwoordelijkheid (9), die transversaal moeten worden overgedragen. EDO kan tevens bijdragen tot het ontwikkelen van de competenties die nodig zijn om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verhogen. Persoonlijke ervaringen zijn de beste manier om vaardigheden inzake duurzame ontwikkeling te verwerven; het leerproces moet dus zoveel mogelijk worden gericht op inclusief leren, actie en motivering.

6.

EDO is complex en alomvattend, en kan derhalve bijzonder nuttig zijn voor de ontwikkeling van de transversale sleutelcompetenties van lerenden […].

7.

Bij de uitvoering ervan moet EDO worden toegesneden op ieder onderwijsniveau, met inachtneming van de specifieke context. Kleuterscholen kunnen beginnen door kinderen basiswaarden, -attitudes en -kennis bij te brengen, die vervolgens kunnen dienen als basis voor verder leren over duurzaamheid. In het basisonderwijs en het lager middelbaar onderwijs kan EDO zich richten op bewustmaking en de ontwikkeling van sleutelcompetenties, en worden aangepast om rekening te houden met de specifieke context en de volgende leerstadia. In beroepsonderwijs en -opleiding en in het hoger onderwijs moet EDO worden versterkt en dient de aandacht uit te gaan naar het ontwikkelen van specifiekere vaardigheden en beroepsgebonden competenties, alsook naar onderwerpen zoals verantwoordelijke besluitvorming door personen en gemeenschappen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

8.

Lerarenopleidingen en nascholingen moeten een essentiële rol krijgen bij het vormgeven aan een visie inzake EDO en bij het bepalen hoe dit concreet moet worden ingevoerd in scholen, in beroepsopleiding en -scholing en in instellingen voor hoger onderwijs. Afhankelijk van wat zij gewoonlijk onderwijzen zullen leerkrachten en opleiders op alle onderwijsniveaus te maken krijgen met een reeks specifieke pedagogische uitdagingen bij het onderwijzen van een transversaal vak zoals EDO; zij zullen hiervoor dus een passende opleiding moeten krijgen.

9.

Het uitwerken van een „hele school benadering” inzake EDO kan ertoe bijdragen de motivering en de inzet van alle leerlingen en studenten tot uiting te brengen, hun kritisch denkvermogen te ontwikkelen en hun leerprestaties in het algemeen te verbeteren. Onderwijsinstellingen op alle niveaus moeten er zelf naar streven duurzame organisaties te zijn en het goede voorbeeld te geven, en daartoe moeten zij de beginselen van duurzame ontwikkeling in hun beleid en praktijk opnemen door energie te besparen, door te bouwen en te werken met natuurlijke hulpbronnen, en door een duurzaam aankoop- en consumentenbeleid te ontwikkelen. Binnen de school vereist dit de actieve deelname van alle belanghebbenden: schoolleiders, leerkrachten, leerlingen, schoolbestuur, administratief en ondersteunend personeel, ouders, ngo’s, de plaatselijke gemeenschap en het bedrijfsleven.

VERZOEKT DE LIDSTATEN DERHALVE:

Passende maatregelen te nemen op het daarvoor in aanmerking komende (plaatselijke, regionale of nationale) niveau van verantwoordelijkheid, teneinde de verdere ontwikkeling en uitvoering van EDO, alsmede de opneming ervan in alle niveaus van het onderwijs- en opleidingsstelsel, zowel in niet-formeel en informeel leren als in formeel leren, te bevorderen. In het bijzonder kan met deze maatregelen worden beoogd:

(a)

ervoor te zorgen dat EDO wordt gesteund in beleids-, regelgevings- institutionele en operationele kaders, en met name dat:

EDO een onderdeel wordt van nationale strategieën voor een leven lang leren, gericht op de persoonlijke, sociale en beroepsmatige ontwikkeling van de burgers;

EDO, waar passend, in leerprogramma's wordt opgenomen;

er interdisciplinaire en vakgebiedoverschrijdende benaderingen waarmee de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid kunnen worden aangegaan, op alle onderwijsniveaus worden ontwikkeld en uitgevoerd;

er actief een „hele school benadering” inzake EDO wordt ontwikkeld en gesteund, en dat daartoe onder meer belemmeringen voor instellingen die streven naar een duurzaam gebruik van hun hulpbronnen, worden weggenomen.

(b)

leerkrachten, opleiders, schoolpersoneel en schoolleiders het bewustzijn, de kennis en competenties te geven waarmee zij de grondbeginselen van het EDO ingang kunnen doen vinden en opnemen in hun onderwijs- en managementmethoden, in het bijzonder door:

leerkrachten, opleiders en schoolleiders op alle niveaus van onderwijs en opleiding nadrukkelijk te wijzen op het belang van EDO en op de voordelen van het gebruik van dit onderwijs als een zeer nuttig instrument voor het bevorderen van transversale sleutelcompetenties;

te bewerkstelligen dat leerkrachten en opleiders op passende wijze zijn toegerust om onderwijs te geven in complexe onderwerpen die te maken hebben met EDO, via basisopleidingen en nascholing, en door hun passende en geactualiseerde instrumenten en dito lesmateriaal voor EDO te geven;

multi- en interdisciplinaire samenwerking te stimuleren tussen leerkrachten van dezelfde instelling, ter bevordering van onderwijs in en leren van vakoverschrijdende onderwerpen op EDO-gebied;

netwerken, waaronder onlinenetwerken, te stimuleren tussen leerkrachten van verschillende instellingen, zodat EDO voortdurend wordt ontwikkeld en nieuwe ideeën erover worden uitgewisseld;

samenwerking met - en een grotere deelname van - ouders, de plaatselijke gemeenschap en alle andere belanghebbenden aan te moedigen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

Het onderwijs voor duurzame ontwikkeling te ondersteunen en deze Raadsconclusies te bepleiten door:

i)

EDO na te streven zowel in de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling als in de Europa 2020-strategie;

ii)

onderzoek over en kennis van EDO te stimuleren, in het bijzonder in gebieden waar weinig ervaring voorhanden is of waar het feitenmateriaal zwak is, zoals beroepsopleiding en -scholing en hoger onderwijs;

iii)

het netwerken op EDO-gebied tussen onderwijsinstellingen te stimuleren, optimaal gebruik te maken van bestaande netwerken en de samenwerking inzake EDO op alle niveaus te versterken door partnerschappen in te stellen, en door steun te verlenen:

aan nationale en grensoverschrijdende samenwerking tussen scholen,

aan partnerschappen tussen onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en/of ngo’s,

aan netwerken van onderzoekers op EDO-gebied;

iv)

goede praktijken op te sporen en in een EDO-compendium vast te leggen op de website van het kennissysteem voor een leven lang leren (KSLLL) (10);

v)

EDO-vraagstukken te behandelen als één van de prioriteiten van het programma „Een leven lang leren” en van andere reeds bestaande of toekomstige programma's op dit gebied;

vi)

optimaal gebruik te maken van het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011 om zo de aandacht te richten op EDO en partnerschappen tussen onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en ngo’s, alsook op een grotere zichtbaarheid van bestaande goede praktijken in vrijwilligersactiviteiten op dit gebied;

vii)

na te gaan of EDO kan worden opgenomen in de prioriteitsgebieden voor de volgende cyclus van het strategisch onderwijs- en opleidingskader ET 2020.

VERZOEKT DE COMMISSIE:

Bij te dragen aan de inspanningen die de lidstaten doen om steun te verlenen aan onderwijs voor duurzame ontwikkeling en deze conclusies van de Raad te onderschrijven door:

i)

wederzijdse leeractiviteiten te organiseren over specifieke EDO-aspecten, zoals opleiding van leerkrachten, de benadering „voor de gehele school” en EDO-partnerschappen, met als doel te komen tot een beleidshandboek en tot richtsnoeren voor onderwijsinstellingen en leerkrachten;

ii)

de samenwerking inzake EDO met andere internationale instellingen, meer bepaald de Unesco en de VN-ECE, te versterken.


(1)  Conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 juni 2001 (SN 200/1/01 REV 1).

(2)  Respectievelijk doc. 10917/06 en doc. 16818/09.

(3)  www.unesco.org/eu/esd

(4)  www.esd-world-conference-2009.org

(5)  PB L 394 van 30.12.2006.

(6)  PB C 119 van 28.5.2009.

(7)  Conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 maart 2010 (doc. EUCO 7/1/10 REV 1).

(8)  Cedefop: Skills for Green Jobs, Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2010.

(9)  Zie de verklaring van Bonn, punt 8 (http://www.esd-world-conference-2009.org/fileadmin/download/ESD2009_BonnDeclaration080409.pdf).

(10)  www.kslll.net


Europese Commissie

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/15


Wisselkoersen van de euro (1)

3 december 2010

2010/C 327/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3246

JPY

Japanse yen

110,86

DKK

Deense kroon

7,4529

GBP

Pond sterling

0,84800

SEK

Zweedse kroon

9,1265

CHF

Zwitserse frank

1,3143

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,0050

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,018

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

278,03

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7097

PLN

Poolse zloty

3,9952

RON

Roemeense leu

4,3073

TRY

Turkse lira

1,9813

AUD

Australische dollar

1,3508

CAD

Canadese dollar

1,3269

HKD

Hongkongse dollar

10,2846

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7519

SGD

Singaporese dollar

1,7315

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 503,92

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,1605

CNY

Chinese yuan renminbi

8,8262

HRK

Kroatische kuna

7,3775

IDR

Indonesische roepia

11 924,57

MYR

Maleisische ringgit

4,1698

PHP

Filipijnse peso

58,062

RUB

Russische roebel

41,4745

THB

Thaise baht

39,811

BRL

Braziliaanse real

2,2530

MXN

Mexicaanse peso

16,3389

INR

Indiase roepie

59,7360


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/16


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/07

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

2.7.2010

Duur

2.7.2010-31.12.2010

Lidstaat

Nederland

Bestand of groep van bestanden

HKE/571214

Soort

Heek (Merluccius merluccius)

Gebied

VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/17


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/08

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

20.8.2010

Duur

20.8.2010-31.12.2010

Lidstaat

Spanje

Bestand of groep van bestanden

GFB/89-

Soort

Gaffelkabeljauwen (Phycis blennoides)

Gebied

VIII en IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

532287

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/18


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/09

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

1.9.2010

Duur

1.9.2010-31.12.2010

Lidstaat

Frankrijk

Bestand of groep van bestanden

GHL/2A-C46

Soort

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV; EU-wateren en internationale wateren van Vb en VI

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

573093

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/19


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/10

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

30.8.2010

Duur

30.8.2010-31.12.2010

Lidstaat

Zweden

Bestand of groep van bestanden

COD/2A3AX4

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV; het gedeelte van IIIa dat niet bij het Skagerrak en het Kattegat hoort

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

541780

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/20


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/11

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

24.2.2010

Duur

24.2.2010-31.12.2010

Lidstaat

Denemarken

Bestand of groep van bestanden

DGS/2AC4-C

Soort

Doornhaai (Squalus acanthias)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

605704

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/21


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/12

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

22.9.2010

Duur

22.9.2010-31.12.2010

Lidstaat

Finland

Bestand of groep van bestanden

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

EG-wateren van de deelsectoren 22-24

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

608986

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/22


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2010/C 327/13

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

22.9.2010

Duur

22.9.2010-31.12.2010

Lidstaat

Portugal

Bestand of groep van bestanden

GFB/89-

Soort

Gaffelkabeljauwen (Phycis blennoides)

Gebied

VIII en IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer

614287

Weblink naar het besluit van de lidstaat:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/fishing_rules/tacs/index_nl.htm


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/23


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van vinylacetaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

2010/C 327/14

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), („de basisverordening”) volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van vinylacetaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

1.   Klacht

De klacht werd op 22 oktober 2010 ingediend door EU-producent Ineos Oxide Ltd, („de klager”) die goed is voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de productie van vinylacetaat in de Unie.

2.   Onderzocht product

Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is vinylacetaat („het onderzochte product”).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping  (2)

Bij het product dat met dumping zou worden ingevoerd, gaat het om het onderzochte product van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken land”), momenteel ingedeeld onder GN-code 2915 32 00. De GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

De bewering dat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op de vergelijking van de binnenlandse prijs met de uitvoerprijs (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het voor uitvoer naar de Unie wordt verkocht.

De aldus berekende dumpingmarge blijkt voor het betrokken land van uitvoer significant te zijn.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de klager heeft verstrekt, blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de door de bedrijfstak van de Unie verkochte hoeveelheden en het door hem ingenomen marktaandeel, wat negatieve gevolgen heeft gehad voor de algemene prestaties, de financiële situatie en de werkgelegenheidssituatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (3) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie deel te nemen.

5.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs in het betrokken land nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs in het betrokken land, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land. Alle producenten-exporteurs en verenigingen van producenten-exporteurs wordt verzocht onmiddellijk, en in elk geval binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, per fax of per e-mail contact op te nemen met de Commissie en een vragenlijst aan te vragen.

De producenten-exporteurs en de verenigingen van producenten-exporteurs moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen.

De ingevulde vragenlijst dient informatie te bevatten over onder andere de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

5.1.2.   Onderzoek van de niet-verbonden importeurs  (4), (5)

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers hierbij verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

de totale hoeveelheid van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land die in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 (het onderzoekstijdvak) is ingevoerd;

de hoeveelheid in ton en de waarde in euro's van de invoer naar en de wederverkoop op de markt van de Unie van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (6) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie voor niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende importeur minder gunstig zijn dan wanneer die wel had meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Als een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve verkoopvolume in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

5.2.    Procedure voor het vaststellen van schade

Onder schade wordt verstaan aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor die bedrijfstak of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak. De vaststelling van de schade vindt plaats op basis van overtuigend bewijs en omvat een objectieve bepaling van de hoeveelheid invoer met dumping, het effect daarvan op de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd om aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten in de Unie

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de producenten in de Unie nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bekende producenten in de Unie en aan alle bekende verenigingen van producenten in de Unie. Alle producenten in de Unie en verenigingen van producenten in de Unie wordt verzocht onmiddellijk, maar in elk geval binnen 15 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, per fax contact op te nemen met de Commissie en een vragenlijst aan te vragen.

De producenten in de Unie en de verenigingen van producenten in de Unie moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder andere informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de financiële situatie van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product.

5.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of het invoeren van antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om contact op te nemen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die zich binnen de genoemde termijn kenbaar hebben gemaakt, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken met betrekking tot de vraag of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunten kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal door de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn ontvangen.

5.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om een hearing over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.6.    Procedure voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen van belanghebbenden, waaronder informatie voor de selectie van de steekproef, ingevulde vragenlijsten en updates daarvan moeten zowel op papier als in elektronische vorm worden ingediend, onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Als een belanghebbende om technische redenen zijn opmerkingen en verzoeken niet in elektronische vorm kan indienen, moet hij de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (7).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk meegedeelde gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan verstrekt met de vereiste vorm en inhoud, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer N-105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

6.   Niet-medewerking

Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

7.   Hearing

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de voor de hearing bevoegde ambtenaar van DG Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De bevoegde ambtenaar kan een hearing met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de bevoegde ambtenaar te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om een hearing over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De bevoegde ambtenaar kan ook een hearing voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hearing vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel: (http://ec.europa.eu/trade/issues/respectrules/ho/index_en.htm).

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Dumping is de praktijk waarbij een product („het betrokken product”) wordt uitgevoerd tegen een prijs die onder de „normale waarde” ligt. Als normale waarde wordt meestal een vergelijkbare prijs voor het „soortgelijke” product op de binnenlandse markt van het land van uitvoer gehanteerd. De term „soortgelijk product” betekent een product dat in alle opzichten vergelijkbaar is met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een product dat sterk op het product lijkt.

(3)  Onder producent-exporteur wordt verstaan: een onderneming uit de betrokken landen die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks of via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product. Exporteurs die zelf geen producent zijn, komen normaliter niet in aanmerking voor individuele rechten.

(4)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs kunnen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage 1 bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 6 voor de definitie van een verbonden partij.

(5)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van het onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(6)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in elkaars ondernemingen; b) zij van rechtswege in zaken verbonden zijn; c) de één de werkgever is van de ander; d) enig persoon direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap heeft over beiden; g) zij direct of indirect zeggenschap hebben over een derde persoon; of h) zij leden zijn van dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht, vi) schoonouder en schoonzoon of -dochter, vii) zwager en schoonzuster. (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(7)  Dit document is een vertrouwelijk document in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(8)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.