|
ISSN 1725-2474 doi:10.3000/17252474.CE2010.271.nld |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 271E |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
53e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
|
RESOLUTIES |
|
|
|
Europees Parlement |
|
|
|
Donderdag, 12 november 2009 |
|
|
2010/C 271E/01 |
||
|
2010/C 271E/02 |
||
|
2010/C 271E/03 |
||
|
2010/C 271E/04 |
||
|
2010/C 271E/05 |
||
|
|
III Voorbereidende handelingen |
|
|
|
Europees Parlement |
|
|
|
Donderdag, 12 november 2009 |
|
|
2010/C 271E/06 |
||
|
Verklaring van de gebruikte tekens
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag) Politieke amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven. Technische correcties en aanpassingen door de diensten: nieuwe of vervangende tekst staat in cursief, schrappingen zijn met het symbool ║ aangegeven. |
|
NL |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
RESOLUTIES
Europees Parlement ZITTING 2009-2010 Vergadering van 12 november 2009 De notulen van deze zitting zijn gepubliceerd in het PB C 90 E van 8.4.2010 AANGENOMEN TEKSTEN
Donderdag, 12 november 2009
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/1 |
Donderdag, 12 november 2009
Jaarlijkse activiteitenprogramma Progress voor 2010 en overzicht van werkzaamheden per beleidssector
P7_TA(2009)0063
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over het door de Commissie voorgestelde ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma Progress voor 2010 en voor het overzicht van werkzaamheden per beleidssector
2010/C 271 E/01
Het Europees Parlement,
gezien Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress (1),
gezien het door de Commissie voorgestelde ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma Progress voor 2010 en voor het overzicht van werkzaamheden per beleidssector,
gezien het voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (Progress-microfinancieringsfaciliteit) (COM(2009)0333) en het voorstel van de Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress (COM(2009)0340),
gezien artikel 8 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2),
gelet op artikel 88, lid 2, van zijn Reglement,
|
A. |
overwegende dat het Parlementzijn behandeling van de Commissievoorstellen inzake de microfinancieringsfaciliteit niet heeft afgerond, overwegende dat de Commissie zich ervan dient te onthouden specifieke maatregelen vast te stellen met betrekking tot de kredieten die aan Progress worden toegewezen, alvorens de wetgevingsprocedure met betrekking tot de microfinancieringsfaciliteit is afgrond, |
|
1. |
maakt bezwaar tegen aanneming van het door de Commissie voorgestelde ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma Progress voor 2010 en voor het overzicht van werkzaamheden per beleidssector; |
|
2. |
is van mening dat met het ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma de in Besluit 1999/468/EG vastgelegde uitvoeringsbevoegdheden worden overschreden; |
|
3. |
verzoekt de Commissie het ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma in te trekken en aan de commissie een nieuw voorstel voor te leggen zodra het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming hebben bereikt over het Commissievoorstel over microfinancieringsfaciliteit (COM(2009)0333) en over haar voorstel tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG (COM(2009)0340); |
|
4. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1.
(2) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/2 |
Donderdag, 12 november 2009
Top EU-Rusland in Stockholm op 18 november 2009
P7_TA(2009)0064
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over de voorbereidingen van de Top EU-Rusland in Stockholm op 18 november 2009
2010/C 271 E/02
Het Europees Parlement,
gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds (1), en de onderhandelingen die in 2008 op gang zijn gebracht over een nieuw verdrag tussen de EU en Rusland,
onder verwijzing naar de doelstelling van de EU en Rusland, als omschreven in de gemeenschappelijke verklaring afgelegd na de 11de Top EU-Rusland in Sint Petersburg op 31 mei 2003, betreffende de invoering van een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid, een gemeenschappelijke ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid en een gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten (Vier Gemeenschappelijke ruimten),
onder verwijzing naar zijn voorgaande verslagen en resoluties over Rusland en de betrekkingen tussen de EU en Rusland, met name zijn resolutie van 17 september 2009 over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland (2), zijn resolutie van 17 september 2009 over externe aspecten van energieveiligheid (3) en zijn resolutie van 19 juni 2008 over de Topontmoeting EU-Rusland van 26-27 juni 2008 in Khanty-Mansiysk (4),
gezien de slotverklaring en de aanbevelingen van de elfde bijeenkomst van het Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Rusland in Brussel op 16-17 februari 2009,
gezien het resultaat van de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland, die op 19 oktober 2009 in Brussel werd gehouden,
gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland,
gezien de ontwerpagenda van de aanstaande Top-EU-Rusland van 18 november 2009 in Stockholm,
gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
|
A. |
overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland zich de afgelopen 10 jaar gestaag hebben ontwikkeld, hetgeen heeft geleid tot een ingrijpende, omvattende economische integratie en wederzijdse afhankelijkheid, die in de toekomst zeker nog groter zal worden, |
|
B. |
overwegende dat de sluiting van een nieuwe algemene samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland, waarvoor de zesde onderhandelingsronde begin oktober 2009 plaats heeft gevonden terwijl de volgende ronde voor medio december 2009 op het programma staat, nog steeds van het hoogste belang is voor de verdere ontwikkeling en intensivering van de samenwerking tussen beide partners, |
|
C. |
overwegende dat de Europese Unie en Rusland, dat lid is van de VN-Veiligheidsraad, een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor de stabiliteit en veiligheid in de wereld en dat nauwere samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de EU en Rusland van bijzonder belang zijn voor de stabiliteit, de veiligheid en de welvaart van Europa, |
|
D. |
overwegende dat toetreding van Rusland tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een aanzienlijke bijdrage zou leveren tot verdere verbetering van de economische betrekkingen tussen de EU en Rusland, mits er een bindende toezegging wordt gedaan de WTO-toezeggingen en -verplichtingen ten volle na te leven en ten uitvoer te leggen, en dat aldus de weg zou worden geëffend voor een vergaande en alomvattende economische-eenwordingsovereenkomst tussen beide partners op de grondslag van daadwerkelijke wederkerigheid, |
|
E. |
overwegende dat het garanderen van de energievoorziening één van de grootste problemen voor Europa vormt en één van de belangrijkste gebieden van samenwerking met Rusland; overwegende dat er gemeenschappelijke inspanningen nodig zijn om volledig en doeltreffend gebruik te maken van de bestaande en nog uit bouwen energietransmissiesystemen; overwegende dat de recente beslissing van Rusland om zijn handtekening onder het Verdrag inzake het Energiehandvest in te trekken deze betrekkingen verder compliceert en de lopende energiedialoog en potentiële toekomstige ontwikkelingen in gevaar kan brengen; overwegende dat de grote afhankelijkheid van de EU van uit Rusland ingevoerde fossiele brandstoffen de ontwikkeling van een evenwichtige, coherente en op waarden gebaseerde Europese benadering van Rusland kan ondergraven, |
|
F. |
overwegende dat het van het grootste belang is dat de EU met één stem spreekt, een sterke interne solidariteit uitstraalt, één standpunt inneemt en niet ingaat op het Russische aanbod om de bilaterale betrekkingen met lidstaten die daartoe bereid zijn, te intensiveren en dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland gebaseerd moeten zijn op wederzijdse belangen en gemeenschappelijke waarden, |
|
G. |
overwegende dat er ernstige verontrusting blijft bestaan over de ontwikkelingen in Rusland met betrekking tot democratie, mensenrechten, onafhankelijkheid van de rechtspraak, de toenemende sturing van de media door de overheid, het onvermogen van politie en justitiële instanties uit te vinden wie er verantwoordelijk zijn voor de moord op journalisten en mensenrechtenactivisten, de maatregelen om de oppositie te onderdrukken, de selectieve toepassing van de wet door de overheid en de eerlijkheid van verkiezingen, o.m. van de regionale en gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 2009; overwegende dat de Russische Federatie volwaardig lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en zich daarmee heeft verplicht tot naleving van de beginselen van democratie en eerbiediging van de mensenrechten, en overwegende dat de Sakharov-prijs voor de vrijheid van meningsuiting van het Europees Parlement voor 2009 is toegekend aan de Russische organisatie voor de bescherming van de burgerrechten Memorial en haar vertegenwoordigers, |
|
H. |
overwegende dat de EU en Rusland samen een actieve rol kunnen en moeten spelen bij de totstandbrenging van vrede en stabiliteit in Europa, met name in de gezamenlijke naburige regio, en dat zij moeten samenwerken om op basis van het internationaal recht de geschillen tussen Rusland en Georgië en de afgescheiden regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië, alsook in Nagorno Karabach en in Transnistrië op vreedzame wijze bij te leggen; overwegende dat Rusland het recht van buurlanden zelf hun politieke en economische lot te bepalen, volledig dient te eerbiedigen, |
|
I. |
overwegende dat Rusland en de VS op 19 oktober 2009 in Genève de gesprekken hebben hervat om een nieuwe overeenkomst op te stellen als opvolger van het verdrag over de vermindering van strategische bewapening (START), de eerste concrete stap in de door de regering Obama aangekondigde dooi in de betrekkingen tussen VS en Rusland; overwegende dat Robert Gates, minister van Defensie van de VS op 23 oktober 2009 op een persconferentie in aansluiting op een ministersbijeenkomst van de NAVO in Bratislava heeft gezegd dat de Russische radarposten in Gabala en Armavir, waarvan door Rusland gezamenlijk gebruik werd voorgesteld, een werkelijke bijdrage kunnen blijken voor het algehele raketverdedigingssysteem van Europa dat de VS momenteel verwezenlijken, en dat aldus de mogelijkheid wordt geopend dat de VS, NAVO en Rusland samen een gezamenlijk raketverdedigingssysteem aanleggen, en overwegende dat Rusland en Wit-Rusland van 18 september tot 5 oktober 2009 strategische manoeuvres hebben gehouden die in overeenstemming waren met de procedures die in het OVSE-document van Wenen uit 1999 zijn vastgelegd, maar dat er ernstige verontrusting door is ontstaan over de vraag of zij in overeenstemming waren met de geest van goede samenwerking en wederzijds respect tussen Rusland en de Europese Unie, |
|
1. |
herbevestigt zijn overtuiging dat Rusland een van de belangrijkste partners van Europa is bij de totstandbrenging van duurzame samenwerking, omdat het land niet alleen economische en handelsbelangen deelt, maar eveneens het doel om op mondiaal niveau en in de gezamenlijke naburige regio nauwer samen te werken op de grondslag van het internationaal recht; |
|
2. |
stelt vast dat de nadruk tijdens de Top van Stockholm zal vallen op brede economische samenwerking, met name wat betreft op de gevolgen van de financiële en economische crisis en de methoden om deze binnen de perken te houden, en op de voorbereidingen voor de klimaatveranderingsconferentie van Kopenhagen in december 2009, de aspecten energie en gegarandeerde energieleverantie, de gesprekken over uitbreiding van liberalisering van de visumplicht, de vooruitgang in de onderhandelingen over de nieuwe meer uitgebreide bilaterale samenwerkingsovereenkomst, en het aanpakken van een aantal internationale problemen zoals het nucleaire programma van Iran en het vredesproces in het Midden-Oosten; |
|
3. |
steunt het voornemen de toekomstige betrekkingen met Rusland op pragmatische wijze te ontwikkelen en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de voortgaande samenwerking op basis van aan de Vier Gemeenschappelijke Ruimten, de onderhandelingen over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland, en de tenuitvoerlegging van tot dusverre gedane toezeggingen en gesloten overeenkomsten; maar geeft nogmaals uiting aan zijn steun voor een nieuwe overeenkomst die niet alleen zuiver economische samenwerking omvat, maar eveneens de sectoren democratie, rechtsstaat, en eerbiediging van mensenrechten en grondrechten; |
|
4. |
herhaalt zijn steun voor het streven naar toetreding van Rusland tot de WTO, waardoor voor de zakenwereld aan beide zijden gelijke concurrentievoorwaarden worden geschapen, en waardoor de Russische inspanningen om een moderne, gediversifieerde, technologisch geavanceerde economie tot stand te brengen in hoge mate zouden worden gesteund; roept Rusland op om de nodige maatregelen te nemen om de resterende hindernissen voor het toetredingsproces weg te nemen, met name Russische uitvoerheffingen en -rechten, de hoogte van de tarieven van het goederenvervoer door Rusland per spoorweg, de heffingen op vrachtvoertuigen en de beperkingen op de invoer van vlees, melk en plantaardige producten, waarna de EU een begin moet maken met de besprekingen over de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst met de Russische Federatie; gaat ervan uit dat er doelmatiger beleid wordt toegepast op een aantal nog niet opgeloste zaken zoals: intellectuele-eigendomrechten, radioactief afval, nucleaire veiligheid, werkvergunningen voor EU-staatsburgers, enz.; wijst erop dat de Russische instanties ervoor moeten zorgen dat op alle niveaus niet-discriminerende methoden worden toegepast ten aanzien van partners en investeerders uit de EU, en dat zij maatregelen moeten overwegen om de economische crisis aan te pakken overeenkomstig de toezeggingen die zijn gedaan tijdens de laatste G20-Top; betreurt het dat Rusland zijn toezegging om de betalingen voor vluchten over Siberië geleidelijk af te bouwen niet gestand heeft gedaan en roept Rusland op om de overeenkomst die ter zake is bereikt op de top in Samara in 2007 te ondertekenen; spreekt in dit verband zijn waardering uit voor het besluit van Rusland, Wit-Rusland en Kazakstan hun poging op te geven om als één douane-unie tot de WTO toe te treden, omdat de onderhandelingen daardoor jaren langer zouden hebben geduurd; |
|
5. |
neemt met belangstelling kennis van de voortgaande dialoog over verdere liberalisering van het visumbeleid tussen de Europese Unie en Rusland; dringt aan op verdere samenwerking op het gebied van illegale immigratie, een betere controle bij grensposten en een betere informatie-uitwisseling inzake terrorisme en georganiseerde misdaad; beklemtoont dat de Raad en de Commissie ervoor moeten zorgen dat Rusland aan alle voorwaarden voldoet die worden vastgesteld in een eventuele overeenkomst tussen beide zijden over afschaffing van de visumplicht, zodat inbreuken op de veiligheid in Europa worden voorkomen; onderstreept in dit verband het belang van individuele contacten en hun positieve effect op de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland; |
|
6. |
vraagt de Raad en de Commissie hun inspanningen te verdubbelen om de problemen bij grensposten tussen de EU en Rusland op te lossen, en concrete projecten aan te vatten en volledig gebruik te maken van het nieuwe nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en de fondsen van het Interreg Community Initiative voor grensoverschrijdende samenwerking; |
|
7. |
kijkt uit naar de ondertekening van een akkoord over de instelling van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing op het gebied van de continuïteit van de energievoorziening tussen de Europese Unie en Rusland dat betrekking heeft op kennisgeving, raadpleging en uitvoering en verzoekt het Zweedse voorzitterschap en de Commissie om er met de Russische autoriteiten, Gazprom, de Oekraïense autoriteiten en Naftohaz Ukrainy aan te werken dat een herhaling van de onderbrekingen van de toevoer die de laatste jaren hebben plaatsgehad, wordt voorkomen; |
|
8. |
beklemtoont het wederzijdse belang voor Rusland en de EU van samenwerking op energiegebied, daar hierdoor namelijk de mogelijkheid wordt geboden van nauwere samenwerking tussen de EU en Rusland op handels- en economisch gebied; wijst erop dat de beginselen van onderlinge afhankelijkheid en transparantie het fundament moeten zijn van een dergelijke samenwerking, evenals non-discriminatoire toegang tot markten, infrastructuur en investeringen; verzoekt het Zweedse voorzitterschap, de Raad en de Commissie de Top te gebruiken om de Russische partners er duidelijk op te wijzen dat de Unie steeds verdergaande maatregelen op het gebied van interne energiesolidariteit neemt en dat de leveringsproblemen voor beide partijen tot negatieve gevolgen op lange termijn kunnen leiden; verzoekt Rusland de internationaal gezien optimale werkmethoden inzake transparantie en verantwoordingsplicht spoedig in zijn nationale wetgeving over te nemen en het Verdrag van Espoo van 1991 (Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband) te ondertekenen; |
|
9. |
dringt er bij de Raad en de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de beginselen van het Energiehandvest en het daaraan gehechte Transitprotocol worden opgenomen in de nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Rusland; |
|
10. |
wijst erop dat het ontwikkelen van infrastructurele verbindingen tussen de EU en de Russische Federatie voor beide partijen voordelig is en daarom dient te worden aangemoedigd en gebaseerd op beginselen van het zover mogelijk terugdringen van economische en milieukosten; moedigt Rusland krachtig aan zich in het kader van de samenwerkingsprojecten op energiegebied te houden aan de grondbeginselen die zijn vastgelegd in het Energiehandvest; |
|
11. |
beseft dat om een 50 %-kans te hebben om de klimaatverandering te beperken tot +2 °C, de emissies in de geïndustrialiseerde landen uiterlijk in 2050 met ten minste 80-95 % verminderd moeten zijn ten opzichte van het niveau van 1990; wijst in dit verband op de specifieke verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen om de leiding te nemen bij de beperking van de emissies en is van mening dat de totale vermindering van de uitstoot door de industrielanden met een percentage dat aan de hoge kant ligt van het traject van 25-40 %, dat is aanbevolen door het Internationale panel inzake klimaatverandering (IPCC), tegen 2020 noodzakelijk is; is in dit verband van mening dat alle industrielanden doelen moeten bepalen voor ten opzichte van het huidige emissieniveau ingrijpende beperkingen, en verzoekt Rusland zijn verzoek voor een ruimer emissiedoel te heroverwegen te herzien in overeenstemming met zijn omvangrijke mitigatiemogelijkheden en de aanbevelingen van de IPCC om in Kopenhagen een snelle overeenkomst mogelijk te maken; |
|
12. |
wijst erop dat Rusland volledige steun moet verlenen aan bindender klimaatveranderingsdoelen voor de periode na Kyoto; verzoekt het voorzitterschap, de Raad en de Commissie intensief met de Russische zijde samen te werken om tijdens de klimaatveranderingsconferentie van Kopenhagen in december 2009 te zorgen voor een alomvattende mondiale overeenkomst met hoog gestelde doelen, waardoor wordt voorkomen dat de opwarming van de aarde een gevaarlijk peil bereikt; |
|
13. |
wijst op het belang van de aanhoudende gedachtewisseling over de mensenrechten in Rusland als onderdeel van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland met de nadruk op de maatregelen van de Russische instanties tot waarborging van de veiligheid van mensenrechtenactivisten, en vrijheid van de media, en dringt aan op een betere opzet van deze bijeenkomsten met het oog op grotere efficiëntie, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan gemeenschappelijke actie tegen racisme en vreemdelingenhaat en openstelling van dit proces voor doelmatige inbreng van het Europees Parlement, de Russische Doema en mensenrechten -NGO’s, ongeacht of de dialoog in Rusland of in een lidstaat van de EU plaatsvindt; beklemtoont zijn standpunt dat de bescherming van de mensenrechten hoog op de agenda van de volgende top EU-Rusland dient te staan en een integraal onderdeel moet gaan uitmaken van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland; verzoekt de Russische autoriteiten andermaal ervoor te zorgen dat de moordenaars van Natalia Estemirova, Andrei Kulagin, Zarema Sadulayeva, Alik Dzhabrailov, Maksharip Aushev, Stanislav Markelov, Anastasiya Baburova en Anna Politkovskaya worden gevonden en gerechtelijk worden vervolgd; |
|
14. |
verzoekt de Raad en de Commissie de grootst mogelijke aandacht te besteden aan het tweede proces tegen Mikhail Khodorkovsky, de voormalige leider van Yukos Oil, dat reeds thans gekenmerkt wordt door tal van ernstig schendingen van de behoorlijke procesgang; verzoekt de Russische autoriteiten willekeur te bestrijden, het beginsel van de rechtsstaat te eerbiedigen en de rechterlijke macht niet als politiek instrument te gebruiken; |
|
15. |
veroordeelt de brute moord op Maksharip Aushev, een populair mensenrechtenactivist die tot de oppositie behoort, die in Ingoesjetië is doodgeschoten; verzoekt de Russische autoriteiten met name om preventieve beschermingsmaatregelen voor verdedigers van de mensenrechten te nemen, bijvoorbeeld door een onderzoek te starten zodra bedreigingen jegens hen bij de aanklager en het gerecht gekend zijn; |
|
16. |
dringt er bij de Russische autoriteiten op aan alle jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens na te leven en het protocol over de hervorming van deze instantie onverwijld te ratificeren; verzoekt de Doema met klem het aanvullend protocol 14 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens te ratificeren; |
|
17. |
verzoekt het Zweedse voorzitterschap, de Raad en de Commissie de top te gebruiken om duidelijk de bezorgdheid van de EU uit te spreken over een reeks internationale kwesties waar constructieve samenwerking van Rusland van cruciaal belang is vanwege de positie van Rusland in de internationale politiek en over de noodzaak van grotere samenwerking bij het omgaan met Iran, Afghanistan, het Midden-Oosten en andere cruciale punten op de internationale agenda; |
|
18. |
verzoekt de Raad en de Commissie met de Russische regering gezamenlijke initiatieven uit te voeren om veiligheid en stabiliteit in de wereld te vergroten, met name in de gezamenlijke naburige regio, en in het kader van de internationale wetgeving de geschillen in Nagorno Karabach, Transnistrië en bovenal tussen Rusland en Georgië en de afgescheiden regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië op vreedzame wijze bij te leggen; |
|
19. |
spreekt in dit verband zijn waardering uit voor hetgeen de waarnemingsmissie van de Europese Unie (EUWM) tot stand heeft gebracht, omdat hieruit bleek dat de EU bereid en in staat is ferm op te treden om vrede en stabiliteit te bevorderen en omdat hierdoor een bijdrage werd geleverd tot het scheppen van de voorwaarden die nodig waren om de staakt-het-vuren-overeenkomsten van 12 augustus en 8 september 2008 ten uitvoer te leggen; herhaalt dat het zich gebonden acht aan de territoriale onschendbaarheid van Georgië en verzoekt alle partijen hun verplichtingen ten volle na te komen; wijst er andermaal op dat de EUWM een taakomschrijving heeft waaronder het hele land valt en dringt erop aan dat deze waarnemingsmissie onbelemmerde toegang krijgt tot Abchazië en Zuid-Ossetië, wat tot dusverre is geweigerd; bevestigt nogmaals dat het zich volledig inzet voor de onderhandelingen van Genève en de voortzetting van het medevoorzitterschap van dit forum door de EU, de VN en de OVSE; |
|
20. |
verzoekt de EU en Rusland te blijven streven naar vooruitgang in het vredesproces in het Midden-Oosten en een oplossing te zoeken voor de nucleaire kwestie in Iran, met name in aansluiting op de project-overeenkomst - waarover op 1 oktober 2009 in Genève overeenstemming is bereikt tussen Iran en de VS, Rusland, China, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië - over het brandstofprogramma en de VN-controle op de opwerkingsfaciliteit waarvan de bouw onlangs is bekend gemaakt; |
|
21. |
is ten zeerste verontrust over de gevolgen voor de internationale veiligheid van de goedkeuring door de Doema van amendementen op de door de Russische president ingediende Defensiewet, met name dat Rusland militair geweld kan gebruiken in operaties buiten zijn grenzen om een aanval af te slaan tegen Russische strijdkrachten of andere troepen die buiten de grenzen van Rusland worden ingezet, om agressie tegen een ander land af te slaan of te voorkomen of om Russische burgers in het buitenland te beschermen, wat bijzonder omstreden is gezien het feit dat Rusland een beleid voert waarbij illegaal paspoorten worden uitgereikt in gebieden waar sprake is van bevroren conflicten en in de Krim in Oekraïne; |
|
22. |
verzoekt het voorzitterschap de steun van de EU over te brengen voor de onderhandelingen die Rusland en de VS voeren over een nieuwe overeenkomst ter vervanging van het verdrag over de vermindering van strategische bewapening (START), en voor de initiatieven voor het aanleggen van een gezamenlijk raketverdedigingssysteem van de VS, Rusland en de NAVO; heeft goede hoop dat er tegen het eind van volgend jaar overeenkomst is bereikt; |
|
23. |
verzoekt de regering van de VS en Rusland de Europese Unie en haar lidstaten volledig te betrekken in de gesprekken over de ontwikkelingen op het gebied van het raketverdedigingsschild, o.m. de beoordeling van het gevaar door raketten, en aldus bij te dragen tot vrede en stabiliteit in de wereld en met name Europa; |
|
24. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. |
(1) PB L 327 van 28.11.1997, blz. 1.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0022.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0021
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0309
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/7 |
Donderdag, 12 november 2009
Gezamenlijke programmering van onderzoek ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten
P7_TA(2009)0065
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over gezamenlijke programmering van onderzoek ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten, met name de ziekte van Alzheimer
2010/C 271 E/03
Het Europees Parlement,
gezien het Wereld-Alzheimerverslag 2009 dat werd gepubliceerd door Alzheimer's Disease International in verband met de Wereld-Alzheimerdag op 21 september 2009,
gezien het Commissievoorstel van 22 juli 2009 voor een aanbeveling van de Raad inzake maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten, met name de ziekte van Alzheimer, via de gezamenlijke programmering van onderzoeksactiviteiten (COM(2009)0379),
gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
|
A. |
overwegende dat neurodegeneratieve ziekten zoals Alzheimer en Parkinson belangrijke oorzaken zijn van blijvende invaliditeit, waardoor meer dan zeven miljoen burgers van de Europese Unie worden getroffen, een aantal dat in de komende decennia waarschijnlijk zal verdubbelen als gevolg van de vergrijzing, |
|
B. |
overwegende dat neurodegeneratieve ziekten nog niet genezen kunnen worden en dat de kennis over preventie, behandeling en opsporing van risicofactoren zeer beperkt is, |
|
C. |
overwegende dat de kosten die samenhangen met dementie in de EU25 in 2005 werden geraamd op 130 miljard EUR, jaarlijks gemiddeld ongeveer 21 000 EUR per dementiepatiënt; overwegende dat dit gemiddelde zowel de directe kosten als de kosten in verband met mantelzorg omvat, |
|
D. |
overwegende dat Alzheimer en Parkinson en daarmee verband houdende vormen van dementie vanuit een groot aantal gezichtspunten worden onderzocht, in uiteenlopende onderzoeksgebieden, waardoor verdere versnippering van onderzoeksactiviteiten dreigt, |
|
E. |
overwegende dat de meeste onderzoeksinspanningen op het terrein van neurodegeneratieve ziekten worden geleverd door de lidstaten, waarbij de grensoverschrijdende coördinatie vrij gering is, wat leidt tot fragmentatie en een beperkte uitwisseling van kennis en beste methodes tussen de lidstaten, |
|
1. |
is ingenomen met het voorgestelde proefproject voor de gezamenlijke programmering van onderzoek op het terrein; is van mening dat gezamenlijke programmering van grote waarde zou kunnen zijn voor het terugdringen van de versnippering bij het onderzoek, omdat het zou leiden tot het concentreren van een kritische massa van vaardigheden, kennis en financiële middelen; |
|
2. |
is van mening dat neurodegeneratieve ziekten zoals Alzheimer en Parkinson één van de grootste problemen vormen in de Europese Unie op het gebied van de geestelijke gezondheid en dat de bestrijding ervan derhalve een tweeledig doel moet dienen: namelijk het bieden van dagelijkse zorg aan een groeiend aantal zieken en het aanboren van voldoende middelen om het aantal patiënten in de toekomst gestaag te laten dalen; steunt dan ook de voorgestelde aanbeveling van de Raad; |
|
3. |
wijst met klem op de noodzaak tot spoedige intensivering van de inspanningen ter bestrijding van de gevolgen van neurodegeneratieve ziekten, met name de ziekten van Alzheimer en Parkinson, op maatschappelijk gebied en voor de volksgezondheid, zulks in verband met de vergrijzing in Europa en met het oog op de instandhouding van de nationale gezondheidsstelsels; |
|
4. |
moedigt alle lidstaten aan actief deel te nemen aan de definiëring, ontwikkeling en uitvoering van een gezamenlijke onderzoeksagenda op het terrein van neurodegeneratieve aandoeningen; |
|
5. |
dringt er bij de lidstaten op aan de epidemiologische gegevens over Alzheimer, Parkinson en andere vormen van dementie te verbeteren, met name in niet-symptomatische fases en voordat sprake is van invaliditeit; |
|
6. |
wijst op het belang van een multidisciplinaire aanpak van het onderzoek op dit terrein, die diagnose, behandeling en preventie omvat en sociaal onderzoek naar het welzijn van patiënten en hun gezinnen en verzorgers; is van mening dat vroegtijdige diagnose en onderzoek naar risicofactoren (zoals het milieu), alsmede criteria voor vroegtijdige diagnose van doorslaggevend belang zijn; is in dit verband van mening dat grensoverschrijdende samenwerking bij grootschalig epidemiologisch en klinisch onderzoek aanzienlijke meerwaarde oplevert; |
|
7. |
is van mening dat onderzoeksprogramma's bij voorrang gericht moeten zijn op preventie, biomarkers (met inbegrip van genetische aanleg), diagnostische beeldapparatuur, methodes voor vroegtijdige diagnose die gebaseerd zijn op een multidisciplinaire aanpak, standaardisering van criteria en diagnostische instrumenten en het opzetten van uitgebreide gegevensbanken die gebruikt kunnen worden voor bevolkingsonderzoek, behandelingsstrategieën en klinisch onderzoek naar nieuwe chemische en biologische stoffen, vaccins en technologieën; |
|
8. |
wijst op het belang van onderzoek naar het verband tussen het verouderingsproces en dementie en tussen dementie en depressiviteit bij ouderen; dringt er voorts bij de lidstaten op aan onderzoeksprogramma's te stimuleren waarin een grote plaats wordt ingeruimd voor keuzes en opvattingen van de patiënt; |
|
9. |
dringt er bij de Raad op aan voort te borduren op bestaande structuren bij het opzetten van het proefproject voor gezamenlijke programmering van onderzoeksactiviteiten, waardoor nieuwe bureaucratische structuren achterwege kunnen blijven, en waar mogelijk met het bedrijfsleven samen te werken zodat alle beschikbare middelen en alle ervaring kunnen worden benut, zonder afbreuk te doen aan onafhankelijkheid en autonomie; |
|
10. |
dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het vraagstuk van de dementie te integreren in alle bestaande en nieuwe initiatieven van de Europese Unie die verband houden met de preventie van ziekten, met name waar het gaat om vroegtijdige diagnose, hart- en vaatziekten en lichamelijke fitheid; |
|
11. |
acht het van belang dat de Commissie met een aanbeveling komt om de lidstaten ertoe te bewegen het publiek voor te lichten over veranderingen in levensstijl waardoor het ontstaan van neurodegeneratieve aandoeningen, en met name de ziekten van Alzheimer en Parkinson, kan worden vertraagd of voorkomen en een voor de hersens gezonde levensstijl te stimuleren; |
|
12. |
stelt Raad en Commissie voor een Europees jaar voor het brein uit te roepen om de bewustwording te stimuleren op het punt van leeftijdsgebonden degeneratieve ziekten en preventieve maatregelen te nemen; |
|
13. |
dringt er bij de Raad aan op aan vertegenwoordigers van patiënten- en verzorgersorganisaties alsmede de aanbieders van gezondheidszorg nauw te betrekken bij het proefproject voor gezamenlijke programmering van onderzoeksactiviteiten; |
|
14. |
verzoekt de Raad het Parlement op de hoogte te houden van de voortgang en de resultaten in verband met het proefproject; |
|
15. |
dringt er bij de Commissie op aan het Parlement nauw te betrekken bij een eventuele beslissing dit proefproject en andere toekomstige gezamenlijke programmeringsinitiatieven op onderzoeksterrein te ondersteunen met middelen uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (FP7); |
|
16. |
is van mening dat artikel 182, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals ingevoegd door het Verdrag van Lissabon, dat voorziet in de maatregelen die nodig zijn om de Europese onderzoeksruimte te realiseren, een meer adequate juridische grondslag zou kunnen bieden voor toekomstige gezamenlijke onderzoeks-programmeringsinitiatieven op onderzoeksterrein; dringt er bij de Commissie op aan serieus te overwegen om artikel 182, lid 5, als juridische grondslag te hanteren voor alle toekomstige voorstellen voor gezamenlijke programmering van onderzoeksactiviteiten; |
|
17. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/9 |
Donderdag, 12 november 2009
Jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman
P7_TA(2009)0066
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman (2009/2088(INI))
2010/C 271 E/04
Het Europees Parlement,
gezien het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman,
gelet op artikel 195 van het EG-Verdrag,
gelet op de artikelen 41 en 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
gelet op Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (1),
gezien de raamovereenkomst over samenwerking die op 15 maart 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de ombudsman, en die op 1 april 2006 in werking is getreden,
gezien de mededeling van de Commissie van 5 oktober 2005 getiteld „Machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen” (SEC(2005)1227),
onder verwijzing naar zijn Besluit 2008/587/EG van 18 juni 2008 tot wijziging van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (2),
onder verwijzing naar de herziening door de ombudsman van zijn uitvoeringsbepalingen zodat de veranderingen voor de uitoefening van zijn ambt daarin doorklinken; de herziene uitvoeringsbepalingen zijn op 1 januari 2009 van kracht geworden,
onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de werkzaamheden van de Europese ombudsman,
gelet op artikel 205, lid 2, derde en vierde zin, van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A7-0020/2009),
|
A. |
overwegende dat het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman op 21 april 2009 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Parlement en overwegende dat de heer Nikiforos Diamandouros, ombudsman, het op 14 september 2009 in Straatsburg heeft gepresenteerd aan de Commissie verzoekschriften, |
|
B. |
overwegende dat artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (versie van 2007) als volgt luidt: „Eenieder heeft er recht op dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen, organen en instanties van de Unie worden behandeld”, |
|
C. |
overwegende dat in artikel 43 van het handvest (versie van 2007) wordt bepaald dat „iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht [heeft] zich tot de Europese ombudsman te wenden in verband met gevallen van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak”, |
|
D. |
overwegende dat het van wezenlijke betekenis is dat de Europese instellingen en organen ten volle gebruik maken van de noodzakelijke middelen om te voldoen aan hun verplichting erop toe te zien dat burgers snelle en inhoudelijke reacties krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften, |
|
E. |
overwegende dat er sinds de aanneming op 6 september 2001 van de resolutie van het Parlement over goedkeuring van de code van de ombudsman voor behoorlijk bestuur (3) acht jaar zijn verstreken, maar dat de andere belangrijke instellingen nog niet volledig zijn ingegaan op het verzoek van het Parlement hun aanpak in overeenstemming te brengen met de bepalingen in bedoelde code, |
|
F. |
overwegende dat de ombudsman in 2008 3 406 klachten heeft geregistreerd, tegen 3 211 in 2007, en overwegende dat 802 daarvan onder zijn bevoegdheid bleken te vallen, tegen 870 in 2007, |
|
G. |
overwegende dat uit de bevindingen van de 355 afgeronde onderzoeken, waarvan er 352 verband hielden met klachten en waarvan er drie op eigen initiatief zijn uitgevoerd, blijkt dat er in 110 gevallen (of 31 % van de onderzochte klachten) geen wanbeheer werd aangetoond, |
|
H. |
overwegende dat de instelling in kwestie in 129 in 2008 afgehandelde gevallen (36 % van het totaal) heeft ingestemd met minnelijke schikking of oplossing van het probleem, waaruit blijkt dat de instellingen en organen in hoge mate bereid zijn aan de ombudsman gerichte klachten te beschouwen als gelegenheid gemaakte fouten te herstellen en ten voordele van de burgers met de ombudsman samen te werken, |
|
I. |
overwegende dat in 2008 vier gevallen zijn afgesloten nadat er een minnelijke schikking was bereikt en overwegende dat er eind 2008 nog 25 voorstellen tot minnelijke schikking in behandeling waren, |
|
J. |
overwegende dat de meest voorkomende meldingen van wanbeheer die door de ombudsman in 2008 zijn behandeld betrekking hadden op gebrek aan doorzichtigheid (36 % van de geopende onderzoeken), |
|
K. |
overwegende dat de ombudsman in 2008 in toenemende mate gebruik heeft gemaakt van meer informele procedures gericht op een snelle oplossing van klachten, hetgeen aantoont hoeveel gezag de ombudsman heeft en dat de instellingen bereid zijn de burgers te helpen, |
|
L. |
overwegende dat de ombudsman 44 onderzoeken heeft afgesloten met kritische opmerkingen, en dat voor de indiener van de klacht door een kritische opmerking wordt bevestigd dat zijn klacht terecht is, en dat aan de instelling of het orgaan in kwestie wordt medegedeeld welke fouten zijn gemaakt, zodat deze voortaan wanbeheer kunnen voorkomen, |
|
M. |
overwegende dat de ombudsman, ter verbetering van de aanpak van de EU-instellingen in de toekomst, in toenemende mate gebruik heeft gemaakt van aanvullende opmerkingen, door middel waarvan hij vaststelt dat de kwaliteit van het bestuur kan worden verbeterd en overwegende dat in 2008 in totaal in 41 gevallen aanvullende opmerkingen zijn gemaakt, |
|
N. |
overwegende dat er in 2008 23 ontwerpaanbevelingen zijn gedaan waarvan er acht door de betrokken instelling zijn aanvaard, en overwegende dat vier aanbevelingen uit 2007 in 2008 een besluit hebben opgeleverd, |
|
O. |
overwegende dat één geval van wanbeheer in 2008 aanleiding heeft gegeven tot een speciaal verslag aan het Europees Parlement, en overwegende dat het indienen van een speciaal verslag aan het Parlement voor de ombudsman een waardevol middel is om het Parlement en zijn Commissie verzoekschriften om politieke steun te vragen zodat burgers wier rechten zijn geschonden genoegdoening krijgen en zodat de verbetering van de normen van het EU-bestuur wordt bevorderd, |
|
P. |
overwegende dat de kritische opmerkingen in besluiten waarmee onoplosbare gevallen van wanbeheer worden afgesloten, en aanbevelingen of speciale verslagen van de ombudsman geen bindende gevolgen hebben, daar zijn bevoegdheden zich niet uitstrekken tot de rechtstreekse oplossing van gevallen van wanbeheer, maar bedoeld zijn om instellingen en organen van de Europese Unie aan te zetten tot zelfregulering, |
|
Q. |
overwegende dat het Parlement, sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice, hetzelfde recht heeft als de lidstaten, de Raad en de Commissie voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een procedure aan te spannen wegens gebrek aan bevoegdheid, inbreuk op een wezenlijke procedurele eis, inbreuk op het EG-Verdrag of op wettelijke bepalingen inzake de toepassing daarvan, dan wel machtsmisbruik, |
|
R. |
overwegende dat de kritische toelichtingen inzake wanbeheer die de ombudsman in zijn verslag over 2008 geeft (kritische opmerkingen, ontwerpaanbevelingen en speciaal verslag) als grondslag kunnen dienen ter voorkoming van een toekomstige herhaling van fouten en gebrekkig functioneren doordat de instellingen en andere organen van de Europese Unie adequate maatregelen nemen, |
|
S. |
overwegende dat de door de ombudsman in het kader van het Europees Netwerk van Ombudsmannen ingestelde samenwerking reeds meer dan tien jaar werkt als soepel stelsel voor de uitwisseling van gegevens en optimale werkmethoden en als methode om indieners van klachten door te verwijzen naar de ombudsmannen of andere organen die hen het best kunnen bijstaan, |
|
T. |
overwegende dat de rol van de ombudsman bij de bescherming van de belangen van EU-burgers tegenover de instellingen en organen van de Europese Unie zich in de 14 jaar sinds het ambt werd ingesteld, heeft ontwikkeld dankzij de onafhankelijkheid van de ombudsman en de democratische controle op de doorzichtigheid van diens werkzaamheden door het Parlement, |
|
U. |
overwegende dat de werkzaamheden van de ombudsman en de Commissie verzoekschriften gescheiden moeten blijven en — als algemene regel ter voorkoming van eventuele geschillen over hun respectieve voorrechten — o.m. het doorsturen van ieders dossiers dienen te omvatten, |
|
1. |
stemt in met het door de Europese ombudsman ingediende jaarverslag over het jaar 2008 en de structuur ervan, namelijk een korte samenvatting van de jaarwerkzaamheden in combinatie met een overzicht van de klachten en onderzoeken en een thematische analyse van de besluiten van de ombudsman die de voornaamste juridische en feitelijke bevindingen in de besluiten van de ombudsman in 2008 omvatten, alsmede de problemen die zich in diverse stadia van de procedure hebben voorgedaan; |
|
2. |
is van mening dat het verslag door de duidelijkere manier waarop de statistische gegevens worden weergegeven, met inbegrip van de nieuwe berekeningsmethode, en door de nieuwe opmaak begrijpelijker, toegankelijker en gebruikersvriendelijker is geworden; |
|
3. |
verzoekt alle EU-instellingen en -organen de noodzakelijke kredieten en het noodzakelijke personeel ter beschikking te stellen om te waarborgen dat burgers snel inhoudelijke reacties krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften; |
|
4. |
is van mening dat de ombudsman zijn bevoegdheden als vanouds actief en evenwichtig uitoefent, zowel ten aanzien van het onderzoeken en behandelen van klachten en het uitvoeren en afsluiten van onderzoek, als met betrekking tot het onderhouden van constructieve betrekkingen met de instellingen en organen van de Europese Unie en het aanmoedigen van burgers gebruik te maken van hun rechten ten opzichte van deze instellingen en organen; |
|
5. |
verzoekt de ombudsman zijn werkzaamheden voort te zetten door deze meer onder de aandacht te brengen en doelmatig en doorzichtig te bevorderen; |
|
6. |
is van mening dat de term „wanbeheer” steeds breed moet worden uitgelegd, zodat hieronder niet alleen overtredingen van rechtsvoorschriften of algemene beginselen van het Europees administratief recht vallen, zoals objectiviteit, proportionaliteit en gelijkheid, non-discriminatie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, maar eveneens gevallen waar een instantie niet op consistente wijze en te goeder trouw handelt of geen rekening houdt met de legitieme verwachtingen van burgers, inclusief wanneer een instantie zich er zelf toe heeft verplicht bepaalde regels en normen te eerbiedigen zonder dat zij hiertoe verplicht is op grond van de verdragen of van afgeleide wetgeving; |
|
7. |
beschouwt de rol die de ombudsman speelt bij de bevordering van openheid en controleerbaarheid in het besluitvormingsproces en het bestuur van de Europese Unie als een wezenlijke bijdrage tot een Unie waarin besluiten, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie „ in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen”; |
|
8. |
herhaalt zijn verzoek uit voorgaande resoluties dat alle instellingen en organen van de EU de code voor behoorlijk bestuur op dezelfde wijze benaderen; |
|
9. |
stelt vast dat de door de ombudsman voorgestelde code voor behoorlijk bestuur die door het Parlement op 6 september 2001 is aangenomen, voor het personeel van alle instellingen en organen van de instellingen van de Gemeenschap dient als leidraad en hulpmiddel, regelmatig is bijgewerkt en op de website van de ombudsman is gepubliceerd; |
|
10. |
is verheugd over de herziening van het statuut van de ombudsman, met name de versterkte onderzoeksbevoegdheden die ertoe zullen bijdragen dat burgers volledig vertrouwen kunnen hebben in zijn vermogen om een gedegen onderzoek van hun klachten te verrichten zonder beperkingen; |
|
11. |
wijst op de noodzaak er door middel van voorlichting toe bij te dragen dat burgers, bedrijven, niet-gouvernementele organisaties en andere instanties de plichten van de ombudsman beter begrijpen, en is van mening dat gemakkelijk begrijpelijke, accurate informatie van hoog niveau ertoe kan bijdragen dat het aantal klachten afneemt dat niet onder het mandaat van de ombudsman valt; |
|
12. |
is van mening dat het aantal niet-ontvankelijke klachten weliswaar begrijpelijk is maar onbevredigend blijft, en beveelt dan ook aan onder de Europese burgers campagne te blijven voeren om het bewustzijn van taken en bevoegdheden van de leden van het Europees Netwerk van ombudsmannen te vergroten; |
|
13. |
erkent dat de ombudsman tracht de prestaties van de instellingen te verbeteren en dat hij ernaar streeft de gemiddelde duur van een onderzoek terug te brengen tot onder de huidige 13 maanden; |
|
14. |
spreekt zijn waardering uit voor de constructieve samenwerking tussen de ombudsman en de instellingen en organen van de EU en steunt hem in zijn rol van extern controlemechanisme en, voorts, als een waardevolle bron van gestage verbetering van de Europese overheid; |
|
15. |
spreekt zijn waardering uit voor de gemeenschappelijke intentieverklaring die op 9 juli 2008 is ondertekend tussen de ombudsman en de Europese Investeringsbank en voor het besluit van de organen van de Unie in hun betrekkingen met burgers de Europese code voor behoorlijk bestuur toe te passen; |
|
16. |
verzoekt de ombudsman nauwkeurig toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de Commissie haar bevoegdheden naar behoren gebruikt om inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag op gang te brengen of overeenkomstig artikel 228 van het EG-Verdrag boetes voor te stellen, en er nauwgezet op toe te zien dat vertraging of onverdedigbaar gebrek aan snelle maatregelen worden voorkomen, daar deze niet verenigbaar zijn met de bevoegdheden van de Commissie toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving, en verzoekt hem in dit verband contact te blijven houden met de Commissie verzoekschriften; |
|
17. |
herhaalt dat het van mening is dat het Parlement, indien een instelling weigert gevolg te geven aan een aanbeveling in een speciaal verslag van de ombudsman hoewel het Parlement deze aanbeveling heeft goedgekeurd, het recht heeft zijn bevoegdheden te gebruiken om bij het Hof van Justitie een procedure aan te spannen inzake de daad of nalatigheid waarop de aanbeveling van de ombudsman betrekking had; verzoekt de commissie die verantwoordelijk is voor het Reglement de in het Reglement op te nemen bepalingen voor te stellen die noodzakelijk zijn om een dergelijke maatregel te kunnen nemen; |
|
18. |
stelt vast dat de ombudsman een speciaal verslag heeft ingediend waarin hij de Commissie hekelt omdat zij haar behandeling van de freelance-hulpconferentietolken ouder dan 65 jaar, waarover het Parlement op 5 mei 2009 een resolutie (4) heeft aangenomen, niet naar behoren motiveert; |
|
19. |
is van mening dat de ombudsman en de Commissie verzoekschriften, wanneer zij in het kader van hun opdracht en bevoegdheden zaken onderzoeken die elkaar overlappen, zoals de wijze waarop de Commissie inbreukprocedures voert en de gemelde overtreding zelf, er door middel van nauwe samenwerking voor kunnen zorgen dat de werkzaamheden elkaar op aanzienlijk nuttiger wijze versterken; |
|
20. |
spreekt zijn waardering uit voor de uitstekende verhouding binnen de institutionele kaders tussen de ombudsman en de Commissie verzoekschriften met betrekking tot wederzijdse eerbiediging van bevoegdheden en voorrechten; |
|
21. |
erkent dat het Europees Netwerk van Ombudsmannen, waarvan de Commissie verzoekschriften lid is, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een nuttige bijdrage levert door te zorgen voor buitengerechtelijke oplossingen; spreekt zijn waardering uit voor de samenwerking tussen de Europese ombudsman en de ombudsmannen en soortgelijke organen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau in de lidstaten, en dringt aan op verdere uitbreiding van de uitwisseling van optimale werkmethoden, waardoor de optimale werkmethoden snel tussen de lidstaten kunnen worden verspreid; |
|
22. |
spreekt er zijn waardering voor uit dat op de website van de ombudsman in 2008 twee onderzoeken zijn gepubliceerd naar de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van kritische en aanvullende opmerkingen uit 2006 en 2007; |
|
23. |
moedigt de ombudsman aan grote nadruk te blijven leggen op gebeurtenissen in verband met de voorlichting voor de burgers en dus aan eventuele indieners van klachten, daar duidelijk is dat de afbakening van verantwoordelijkheden en besluitvormingsprocedures op Europees, nationaal en regionaal niveau nog steeds te verwarrend en moeilijk begrijpelijk is voor tal van burgers en ondernemingen; |
|
24. |
spreekt zijn waardering uit voor de campagne voor betere voorlichting die wordt bevorderd door de communicatiestrategie die de ombudsman hanteert, waardoor het bewustzijn omtrent rechten van de burger en bevoegdheden van de Gemeenschap toeneemt en het inzicht in het bevoegdhedenbereik van de ombudsman groeit; |
|
25. |
stelt vast dat iedere instelling beschikt over haar eigen website waar klachten, verzoekschriften enz. kunnen worden gedeponeerd, en dat het voor de burgers daardoor moeilijk kan worden onderscheid aan te brengen tussen de verschillende instellingen; steunt derhalve de opstelling van een interactieve handleiding om de burgers te helpen bepalen wat het meest geschikte platform is voor de oplossing van hun problemen; |
|
26. |
spreekt zijn waardering uit voor de nieuwe website van de ombudsman waardoor dit probleem voor een groot deel wordt opgelost; |
|
27. |
stelt voor dit denkbeeld verder te ontwikkelen en een gezamenlijke website van de Europese instellingen op te zetten om de burgers te helpen en hen rechtstreeks door te verwijzen naar de instelling die bevoegd is hun klacht te behandelen, waardoor het aantal niet ontvankelijke klachten afneemt dat bij de Europese ombudsman wordt ingediend; |
|
28. |
verzoekt de Europese ombudsman toe te zeggen iedere klacht die valt onder de bevoegdheid van een nationale of regionale ombudsman, na toestemming te hebben ontvangen van de betrokken indiener van de klacht, onmiddellijk door te sturen; |
|
29. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese ombudsman en de regeringen en parlementen van de lidstaten en dier ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen. |
(1) PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.
(2) PB L 189 van 17.7.2008, blz. 25.
(3) Resolutie van het Europees Parlement over het speciaal verslag van de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement naar aanleiding van het initiatiefonderzoek naar het bestaan, bij de verschillende instellingen en organen van de Gemeenschappen, van een code van goed administratief gedrag en de toegankelijkheid van die code voor het publiek (PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 331).
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0340.
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/14 |
Donderdag, 12 november 2009
Tijdelijke procedurele richtsnoeren inzake begrotingskwesties met het oog op de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon
P7_TA(2009)0067
Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over tijdelijke procedurele richtsnoeren inzake begrotingskwesties met het oog op de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (2009/2168(INI))
2010/C 271 E/05
Het Europees Parlement,
gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
gezien het Verdrag van Lissabon (hierna VL genoemd),
gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1) (hierna IIA genoemd),
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) (hierna Financieel Reglement genoemd),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 mei 2009 over de financiële aspecten van het Verdrag van Lissabon (3),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2009 over de tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 (4),
gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0045/2009),
|
A. |
overwegende dat het VL belangrijke wijzigingen invoert voor wat financiële kwesties en begrotingskwesties betreft, met name door van het meerjarig financieel kader (MFK) een juridisch bindend besluit te maken waarmee de jaarbegroting in overeenstemming moet zijn, het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven af te schaffen en de begrotingsprocedure aanzienlijk te vereenvoudigen, |
|
B. |
overwegende dat een aantal bepalingen van het IIA en het Financieel Reglement als gevolg van deze wijzigingen obsoleet worden, |
|
C. |
overwegende dat er met het oog op de inwerkingtreding van het VL snel verscheidene wetsbesluiten moeten worden aangenomen die noodzakelijk zijn om de nieuwe „financiële grondwet” van de Europese Unie in de praktijk te kunnen brengen, meer bepaald:
|
|
D. |
overwegende dat de procedures voor het aannemen van deze nieuwe instrumenten, zelfs indien ze probleemloos verlopen, uitgebreide onderhandelingen zullen vereisen en tot verschillende maanden na de inwerkingtreding van het VL kunnen voortduren, |
|
E. |
overwegende dat het wenselijk is dat de instellingen met het oog op de correcte uitvoering van de beginselen van het VL een akkoord bereiken over een aantal overgangsrichtsnoeren waarmee de uitvoering van de begroting en indien nodig de vaststelling van gewijzigde begrotingen mogelijk worden gemaakt, alsook over de praktische voorwaarden voor interinstitutionele samenwerking in het kader van de begrotingsprocedure voor 2011, |
|
F. |
overwegende dat deze tijdelijke richtsnoeren begin 2010 klaar moeten zijn en bijgevolg moeten worden opgesteld tijdens het begrotingsoverleg vóór de op 19 november 2009 geplande tweede lezing van de Raad, |
|
G. |
overwegende dat de delegatie van het Parlement — die één van de takken van de begrotingsautoriteit vertegenwoordigt — duidelijke, op een door het Parlement verstrekt mandaat gestoelde richtsnoeren nodig heeft om bij de komende onderhandelingen sterk te kunnen staan, |
|
1. |
verheugt zich over de naderende inwerkingtreding van het VL, die zal zorgen voor de uitvoering van het beginsel van gezamenlijke vaststelling van de volledige jaarbegroting door de twee takken van de begrotingsautoriteit – zo nodig na bijeenkomst van het overlegcomité; is van mening dat dit beginsel sic et simpliciter moet worden toegepast, met de nodige aanpassingen (een vereenvoudiging van de vorm van overleg bijvoorbeeld), op alle andere begrotingsprocedures die niet specifiek worden vermeld in de Verdragen, zoals de procedures voor de vaststelling van gewijzigde begrotingen en voor overschrijvingen; |
|
2. |
meent dat het noodzakelijk is dat beide takken van de begrotingsautoriteit een akkoord bereiken over tijdelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de begroting, met name voor de goedkeuring van overschrijvingen, de vaststelling van gewijzigde begrotingen en praktische beginselen voor samenwerking tussen de instellingen tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure, die van toepassing zouden blijven totdat alle wetsbesluiten zijn aangenomen die nodig zijn om de uitvoering van de door het VL geïntroduceerde nieuwe regels te garanderen; |
|
3. |
benadrukt dat het bereiken van een akkoord over deze richtsnoeren afhangt van de volgende voorwaarden: de richtsnoeren mogen het evenwicht tussen de instellingen niet aantasten, ze moeten de nieuwe begrotingsprerogatieven van het Parlement uit hoofde van het VL volledig veiligstellen (in termen van inhoud, procedure en tijdschema) en ze mogen niet meer worden gebruikt zodra de nodige wetsbesluiten aangenomen zijn en van kracht worden; |
|
4. |
is van mening dat deze overgangsmaatregelen in geen geval mogen afwijken van de algemene beginselen die in het nieuwe Verdrag zijn vastgelegd, en al evenmin vooruit mogen lopen op de komende wetgevingsprocedures; meent daarentegen dat zij de twee takken van de begrotingsautoriteit in staat moeten stellen om in afwachting van de aanneming van de relevante wetgeving de nodige praktische regelingen te treffen; |
|
5. |
meent dat dergelijke tijdelijke richtsnoeren nodig zijn voor wat betreft de procedure voor de vaststelling van gewijzigde begrotingen, de goedkeuring van overschrijvingen en de opstelling van een pragmatisch tijdschema en praktische samenwerkingsbeginselen met betrekking tot de jaarlijkse begrotingsprocedure, opdat een kader kan worden geboden voor de samenwerking tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit, met als doel het goede en probleemloze verloop van de procedures te bevorderen; |
Gewijzigde begrotingen
|
6. |
brengt in herinnering dat gewijzigde begrotingen alleen kunnen worden vastgesteld volgens dezelfde procedure, behalve voor wat het tijdschema betreft, als de door de Verdragen opgelegde procedure voor de vaststelling van de jaarlijkse begroting, zo nodig met inschakeling van het overlegcomité; is van mening dat de begrotingsautoriteit net als voor de jaarlijkse begroting het recht heeft amendementen in te dienen op elementen die niet gekend zijn op het ogenblik van de vaststelling van de begroting; |
|
7. |
benadrukt dat het huidige aantal gewijzigde begrotingen buitensporig groot is en zoveel mogelijk moet worden verminderd opdat kan worden voldaan aan de in artikel 37 van het Financieel Reglement vermelde voorwaarden met betrekking tot de indiening van gewijzigde begrotingen; vindt het wenselijk dat de instellingen afspreken om gewijzigde begrotingen behalve in uiterst dringende omstandigheden uitsluitend tijdens bepaalde periodes van het jaar in te dienen; |
|
8. |
wijst erop dat de tijdelijke richtsnoeren met betrekking tot gewijzigde begrotingen tot doel moeten hebben de totstandkoming van een overeenkomst tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit te vergemakkelijken, wat de mogelijkheid van de inschakeling van het overlegcomité niet uitsluit; meent dat deze doelstelling kan worden bereikt door de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de twee takken van de begrotingsautoriteit en tussen deze laatsten onderling; onderstreept echter dat de richtsnoeren in geen geval afbreuk mogen doen aan de prerogatieven van het Parlement betreffende de begrotingsprocedure, die, zoals hoger gezegd is, in het algemeen ook gevolgd wordt voor gewijzigde begrotingen; |
Overschrijvingen
|
9. |
is van mening dat het Parlement en de Raad alle overschrijvingen die momenteel ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de begrotingsautoriteit, ongeacht de aard (betalingen of vastleggingen) en de bedragen ervan, op voet van gelijkheid moeten kunnen goedkeuren of verwerpen, voor zover deze overschrijvingen afwijken van het besluit van de begrotingsautoriteit; gelooft bijgevolg dat een procedure die het evenwicht tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit eerbiedigt – met inbegrip, indien nodig, van een vereenvoudigde vorm van overleg – de enige met het VL verenigbare keuze vormt; |
|
10. |
vindt dat een eventuele overeenkomst inzake overschrijvingen erop gericht moet zijn conflicten tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit, die zich allebei op voet van gelijkheid mogen uitspreken, te voorkomen, het gebruikelijke beheer van de overschrijvingen door de daartoe bevoegde diensten niet te bemoeilijken en het tijdschema te harmoniseren, met als doel de bijeenroeping van overlegstructuren zoveel mogelijk overbodig te maken, zonder dat daarom het huidige niveau van inspraak van het Parlement inzake de goedkeuring van overschrijvingen in vraag wordt gesteld; acht het wenselijk om de drempel voor overschrijvingen op hetzelfde niveau te handhaven; |
Voorlopige twaalfden
|
11. |
is van mening dat de bepalingen van het VL betreffende voorlopige twaalfden voldoende duidelijk zijn opdat deze indien nodig kunnen worden gebruikt, en dat er in dit verband geen overgangsrichtsnoeren nodig zijn; |
Tijdschema en samenwerkingsbeginselen voor de jaarlijkse begrotingsprocedure
|
12. |
meent dat het tijdschema voor de jaarlijkse procedure een uitgebreide raadpleging van de verschillende organen binnen het Parlement moet blijven toelaten en de meertaligheidsvereisten moet eerbiedigen; beklemtoont dat het niet zal instemmen met een inkorting van de tijd waarover het beschikt om beslissingen te nemen; |
|
13. |
is van mening dat tijdelijke richtsnoeren betreffende samenwerkingsbeginselen erop gericht moeten zijn de samenwerking tussen de instellingen tijdens de verschillende stadia van de begrotingsprocedure te verbeteren en de verschillende stappen in het praktische tijdschema aan te passen aan de nieuwe voorschriften voor de begrotingsprocedure (en ze eventueel vooraf vast te leggen), met als doel bijeenkomsten die tot een pure formaliteit verworden zijn, om te vormen tot echte, diepgaande gedachtewisselingen; vraagt niettemin met aandrang dat de instellingen vóór het begin van de begrotingsprocedure 2011 een overeenkomst bereiken over een nieuw, verkort IIA met doordachte regels betreffende deze kwesties; |
|
14. |
verzoekt de Commissie om zo snel mogelijk voorstellen in te dienen voor een gemeenschappelijk en met de inhoud van deze resolutie overeenstemmend standpunt van de twee takken van de begrotingsautoriteit over deze kwesties; |
|
15. |
verzoekt de Commissie eveneens om zo snel mogelijk de nodige voorstellen in te dienen voor de goedkeuring van een verordening die het MFK omvat en voor de aanpassing van het Financieel Reglement; beklemtoont dat deze voorstellen één enkel politiek pakket vormen en bijgevolg als één geheel moeten worden voorgelegd en behandeld; verwacht nadrukkelijk dat in deze voorstellen rekening wordt gehouden met de eisen die het Parlement heeft verwoord in zijn resolutie over de financiële aspecten van het VL en in zijn resolutie over de tussentijdse herziening van het financieel kader; |
|
16. |
herhaalt dat het Parlement volgens het VL zijn instemming moet geven vooraleer de nieuwe verordening met het MFK kan worden goedgekeurd, en dat voor de wijzigingen aan het Financieel Reglement de gebruikelijke wetgevingsprocedure moet worden gevolgd (medebeslissing); |
|
17. |
verleent de Begrotingscommissie het mandaat om tijdens het begrotingsoverleg in november 2009 binnen de grenzen en volgens de voorwaarden die in deze resolutie zijn uiteengezet, te onderhandelen en een akkoord af te sluiten over de hierboven beschreven tijdelijke richtsnoeren; |
*
* *
|
18. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0374.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0174.
III Voorbereidende handelingen
Europees Parlement
Donderdag, 12 november 2009
|
7.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 271/18 |
Donderdag, 12 november 2009
Lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen al dan niet in het bezit moeten zijn van een visum *
P7_TA(2009)0062
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 inzake het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (COM(2009)0366 – C7-0112/2009 – 2009/0104(CNS))
2010/C 271 E/06
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
gezien het voorstel van de Commissie (COM(2009)0366),
gelet op artikel 67 en artikel 62, lid 2, sub b), onder (i), van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0112/2009),
gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0042/2009),
|
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; |
|
2. |
hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad in bijlage; |
|
3. |
verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen; |
|
4. |
verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; |
|
5. |
wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; |
|
6. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
|
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST |
AMENDEMENT |
||||||
|
Amendement 1 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 1 |
|||||||
|
|
||||||
|
Amendement 2 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening– wijzigingsbesluit Overweging 1 bis (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 3 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 2 |
|||||||
|
|
||||||
|
Amendement 4 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 2 bis (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 5 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 3 bis (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 14 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening van de Raad– wijzigingsbesluit Overweging 4 |
|||||||
|
|
||||||
|
Amendement 7 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 4 bis (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 8 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 4 ter (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 9 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 4 quater (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 10 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 5 bis (nieuw) |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 11 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter -a (nieuw) Verordening (EG) nr. 539/2001 Bijlage I – deel 1 |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Amendement 12 |
|||||||
|
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Verordening (EG) nr. 539/2001 Bijlage II – deel 1 |
|||||||
|
|
||||||
|
|
|
||||||
|
„Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2) |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4) |
||||||
|
Montenegro (2) |
Montenegro (4) |
||||||
|
Servië [uitgezonderd de houders van een Servisch paspoort dat is afgegeven door het Servisch coördinatiedirectoraat (in het Servisch: Koordinaciona uprava)] (2) |
Servië [uitgezonderd de houders van een Servisch paspoort dat is afgegeven door het Servisch coördinatiedirectoraat (in het Servisch: Koordinaciona uprava)] (4) |
||||||
|
|
|||||||
(1) De naam van het land dient te worden geschrapt en van deze bijlage te worden overgebracht naar bijlage II na een beoordeling van de Commissie dat dit land, overeenkomstig het Verdrag, voldoet aan alle ijkpunten vastgelegd in het stappenplan voor visumliberalisering.”;
(2) De visumvrijstelling geldt alleen voor houders van een biometrisch paspoort.”
(3) De naam van het land dient van bijlage I naar deze bijlage te worden overgebracht na een beoordeling van de Commissie dat dit land, overeenkomstig het Verdrag, voldoet aan alle ijkpunten vastgelegd in het stappenplan voor visumliberalisering. De visumvrijstelling geldt alleen voor houders van een biometrisch paspoort.
(4) De visumvrijstelling geldt alleen voor houders van een biometrisch paspoort.”
Donderdag, 12 november 2009
BIJLAGE
Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad
De Europese Unie schaart zich volledig achter het streven om de visumregeling af te schaffen voor alle landen op de Westelijke Balkan.
Het Europees Parlement en de Raad onderkennen dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië aan alle voorwaarden voor visumliberalisering voldoen. De daartoe vereiste wijzigingen van Verordening (EG) nr. 539/2001 konden derhalve tijdig worden aangenomen, zodat deze drie landen met ingang van 19 december 2009 tot de visumvrije regeling kunnen toetreden.
Het Europees Parlement en de Raad spreken de hoop uit dat Albanië en Bosnië en Herzegovina op hun beurt spoedig voor visumliberalisering in aanmerking zullen komen. Het Europees Parlement en de Raad roepen deze twee landen derhalve op zich zo veel mogelijk in te spannen om aan de ijkpunten in de stappenplannen van de Commissie te voldoen.
Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie om, zodra zij heeft bevonden dat elk van deze landen aan de ijkpunten in de stappenplannen van de Commissie voldoet, een wetgevingsvoorstel in te dienen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001, zodat zo spoedig mogelijk kan worden overgegaan tot visumliberalisering voor de burgers van deze landen.
Het Europees Parlement en de Raad zullen een voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 wat Albanië en Bosnië en Herzegovina betreft met spoed behandelen.