ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.CE2010.253.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 253E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
21 september 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Raad

2010/C 253E/01

Standpunt (EU) nr. 13/2010 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen
Vastgesteld door de Raad op 26 juli 2010

1

NL

 


III Voorbereidende handelingen

Raad

21.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 253/1


STANDPUNT (EU) Nr. 13/2010 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen

Vastgesteld door de Raad op 26 juli 2010

2010/C 253 E/01

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Parlement (3), de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité (4) hebben aangedrongen op betere integratie van de onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, door hun een aantal uniforme rechten toe te kennen die zo veel mogelijk in overeenstemming zijn met die van de burgers van de Unie.

(2)

De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 1 december 2005 heeft benadrukt dat de Unie moet zorgen voor een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, en dat er een krachtiger integratiebeleid moet komen dat hun rechten verleent en plichten oplegt die vergelijkbaar zijn met die van de burgers van de Unie.

(3)

Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 (5) heeft Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen van de lidstaten uitgebreid tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen.

(4)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid artikel 34, lid 2, worden erkend.

(5)

Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (6) vervangt Verordening (EEG) nr. 1408/71. Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (7) vervangt Verordening (EEG) nr. 574/72. De Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

(6)

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 moderniseren en vereenvoudigen in aanzienlijke mate de coördinatieregels, zowel voor de verzekerden als voor de organen van de sociale zekerheid. Wat deze organen betreft, is het doel van de gemoderniseerde coördinatieregels de verwerking van de gegevens betreffende de rechten van de verzekerden op prestaties te versnellen en te vergemakkelijken, en de administratiekosten daarvan te beperken.

(7)

De bevordering van een hoog niveau van sociale bescherming en de verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan in de lidstaten zijn doelstellingen van de Unie.

(8)

Om te voorkomen dat werkgevers en nationale socialezekerheidsorganen complexe juridische en administratieve situaties van een beperkte groep personen moeten regelen, dient er één enkel juridisch coördinatie-instrument dat Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 combineert, te worden gebruikt zodat ten volle van de voordelen van de modernisering en vereenvoudiging op het terrein van de sociale zekerheid kan worden genoten.

(9)

Het is derhalve nodig Verordening (EG) nr. 859/2003 te vervangen door een juridisch instrument dat hoofdzakelijk gericht is op de vervanging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 door respectievelijk Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

(10)

De toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 op onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder die verordeningen vallen, mag de betrokkenen geen recht verlenen op toegang tot, verblijf of vestiging in, noch op toegang tot de arbeidsmarkt in een lidstaat. De toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dient dan ook geen afbreuk te doen aan het recht van de lidstaten om een vergunning voor toegang, verblijf, vestiging of arbeid in de betrokken lidstaat te weigeren, in te trekken of niet te verlengen overeenkomstig het uniaal recht.

(11)

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dienen krachtens de onderhavige verordening slechts van toepassing te zijn indien de betrokkene reeds legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft. Legaal verblijf dient dus een voorwaarde te zijn voor de toepassing van die verordeningen.

(12)

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dienen niet van toepassing te zijn in situaties die zich in alle opzichten geheel beperken tot de interne sfeer van een enkele lidstaat. Dit is onder meer het geval wanneer een onderdaan van een derde land alleen banden heeft met één derde land en met één enkele lidstaat.

(13)

De voorwaarde van legaal verblijf op het grondgebied van een lidstaat mag geen afbreuk doen aan de rechten die voortvloeien uit de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 met betrekking tot invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenpensioenen, namens een of meer lidstaten, ten behoeve van een onderdaan van een derde land die vroeger aan de voorwaarden van de onderhavige verordening heeft voldaan, of aan zijn nabestaanden, voor zover deze hun rechten ontlenen aan een werknemer, indien zij in een derde land wonen.

(14)

De handhaving van het recht op werkloosheidsuitkeringen, zoals vastgesteld in artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004, is afhankelijk van de inschrijving van de betrokkene als werkzoekende bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van iedere lidstaat waarheen hij zich begeeft. Deze bepalingen dienen derhalve slechts van toepassing te zijn op een onderdaan van een derde land voor zover deze persoon het recht heeft, in voorkomend geval op grond van zijn verblijfsvergunning of zijn status van langdurig verblijvende, om zich als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van de lidstaat waarheen hij zich begeeft, en er legaal te werken.

(15)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de met derde landen gesloten internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die voordelen op het gebied van de sociale zekerheid toekennen.

(16)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat het grensoverschrijdende situaties betreft, en derhalve vanwege de uniale dimensie van het voorgenomen optreden beter op uniaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(17)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland bij brief van 24 oktober 2007 laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.

(18)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.

(19)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die alleen door hun nationaliteit nog niet onder die verordeningen vallen, alsmede op hun gezinsleden en nabestaanden, mits zij legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven en zich in een situatie bevinden die niet in alle opzichten geheel in de interne sfeer van een enkele lidstaat ligt.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 859/2003 wordt ingetrokken tussen de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 151 van 17.6.2008, blz. 50.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (PB C 294 E van 3.12.2009, blz. 259) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 26 juli 2010.

(3)  Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 1999 over de Europese Raad te Tampere (PB C 154 van 5.6.2000, blz. 63).

(4)  EESC-advies van 26 september 1991 over de rechtspositie van werkzame migranten uit derde landen (PB C 339 van 31.12.1991, blz. 82).

(5)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.

(6)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

De Commissie heeft het in hoofde genoemde voorstel, dat bedoeld is ter vervanging van Verordening (EG) nr. 859/2003 en tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de bijbehorende toepassingsverordening (Verordening van de Raad (EG) nr. 987/2009) tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen, op 25 juli 2007 ingediend.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 63, lid 4, van het Verdrag (eenparigheid van stemmen en raadplegingsprocedure). Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de rechtsgrondslag thans artikel 79, lid 2, punt b), VWEU (gekwalificeerde meerderheid van stemmen en gewone wetgevingsprocedure).

Het Europees Parlement heeft op 9 juli 2008 in het kader van de raadplegingsprocedure advies uitgebracht. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement op 5 mei 2010 een resolutie (1) aangenomen waarin het zijn standpunt in het kader van de gewone wetgevingsprocedure bevestigt.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 16 januari 2008 advies uitgebracht.

De Commissie heeft geen formeel gewijzigd voorstel ingediend als reactie op het advies van het Parlement in eerste lezing.

De Raad heeft op 26 juli 2010 zijn gemeenschappelijk standpunt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen in eerste lezing vastgesteld, overeenkomstig artikel 294, lid 5, van het VWEU.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland op 24 oktober 2007 schriftelijk laten weten te willen deelnemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dit protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.

II.   DOEL

Bij Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad is de toepassing van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad en van de bijbehorende toepassingsverordening, te weten Verordening (EEG) nr. 574/72, uitgebreid tot de onderdanen van derde landen. Deze verordeningen zijn vereenvoudigd en bijgewerkt door respectievelijk Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009; deze zijn van toepassing vanaf 1 mei 2010.

Het voorstel voor een verordening streeft dezelfde doelstellingen na als Verordening (EG) nr. 859/2003, namelijk uitbreiding van de werkingssfeer van de geldende communautaire bepalingen inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze communautaire bepalingen vallen.

Men wil dat op de onderdanen van derde landen dezelfde regels voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels zullen worden toegepast als die welke op Europese burgers van toepassing zijn sinds Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 in werking zijn getreden. Het doel is zeer verwarrende situaties te voorkomen waarin personen en nationale overheden te maken hebben met twee verschillende stelsels van rechten en plichten inzake de coördinatie van de sociale zekerheid tussen de lidstaten.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

Het Europees Parlement heeft twee amendementen op het Commissievoorstel aangenomen, die ertoe strekken in de preambule twee nieuwe overwegingen toe te voegen (3 bis en 6 bis), teneinde het belang van gelijke behandeling te benadrukken.

Tijdens de besprekingen in de plenaire vergadering heeft de Commissie te kennen gegeven deze amendementen te kunnen aanvaarden.

De Raad kon de twee amendementen aanvaarden (overwegingen 4 en 7 in het standpunt van de Raad in eerste lezing).

De Raad achtte het voorts noodzakelijk om met betrekking tot overweging 8 van het voorstel (overweging 10 van het standpunt in eerste lezing) te verduidelijken dat de toepassing van de Verordeningen (EG) nrs. 883/2004 en 987/2009 op onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen, het recht van de lidstaten onverlet laat om een vergunning voor toegang, verblijf, vestiging of arbeid in de betrokken lidstaat te weigeren, in te trekken of niet te verlengen in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht.

Voorts wordt in overweging 13 in het standpunt van de Raad in eerste lezing gepreciseerd dat de voorwaarde van legaal verblijf op het grondgebied van een lidstaat, zoals deze in artikel 1 van deze verordening is omschreven, geen afbreuk doet aan de rechten die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/04 met betrekking tot het invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenpensioen, namens een of meer lidstaten, ten behoeve van een onderdaan van een derde land die vroeger aan de voorwaarden van deze verordening heeft voldaan, of van zijn nabestaanden.

Voorts komt in de overwegingen 17, 18 en 19 van het standpunt van de Raad in eerste lezing het standpunt van Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken met betrekking tot de aanneming en de toepassing van deze verordening aan bod.

De Commissie heeft het standpunt van de Raad in eerste lezing aanvaard.

IV.   CONCLUSIE

De Raad is van oordeel dat zijn standpunt in eerste lezing aangaande het voorstel voor een verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen, voorziet in een evenwichtige aanpak met het oog op de gelijke behandeling en non-discriminatie van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven.

De Raad ziet uit naar een constructieve discussie met het Europees Parlement met het oog op een definitief akkoord over deze belangrijke verordening.


(1)  Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures.