ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.CE2010.230.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 230E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
26 augustus 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Europees Parlement
ZITTING 2009-2010
Vergaderingen van 7 en 8 oktober 2009
De notulen van deze zitting zijn gepubliceerd in het PB C 41 E van 18.2.2010
AANGENOMEN TEKSTEN

 

Donderdag, 8 oktober 2009

2010/C 230E/01

G20-top van Pittsburgh
Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden G20-top

1

2010/C 230E/02

Gevolgen van de mondiale economische crisis voor de ontwikkelingslanden
Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over de gevolgen van de mondiale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking

7

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

 

Woensdag, 7 oktober 2009

2010/C 230E/03

Instelling, bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis
Besluit van het Europees Parlement van 7 oktober 2009 over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis

11

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europees Parlement

 

Donderdag, 8 oktober 2009

2010/C 230E/04

Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds: Italië, de aardbeving in de Abruzzen
Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0445 – C7-0122/2009 – 2009/2083(BUD))

13

BIJLAGE

14

2010/C 230E/05

Voorkomen en beslechten van geschillen inzake rechtsmacht bij strafprocedures *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden met betrekking tot de aanneming van Kaderbesluit 2009/…/JBZ van de Raad over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (08535/2009 – C7-0205/2009 – 2009/0802(CNS))

15

Verklaring van de gebruikte tekens

*

Raadplegingsprocedure

**I

Samenwerkingsprocedure, eerste lezing

**II

Samenwerkingsprocedure, tweede lezing

***

Instemmingsprocedure

***I

Medebeslissingsprocedure, eerste lezing

***II

Medebeslissingsprocedure, tweede lezing

***III

Medebeslissingsprocedure, derde lezing

(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag)

Politieke amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.

Technische correcties en aanpassingen door de diensten: nieuwe of vervangende tekst staat in cursief, schrappingen zijn met het symbool ║ aangegeven.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Europees Parlement ZITTING 2009-2010 Vergaderingen van 7 en 8 oktober 2009 De notulen van deze zitting zijn gepubliceerd in het PB C 41 E van 18.2.2010 AANGENOMEN TEKSTEN

Donderdag, 8 oktober 2009

26.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 230/1


Donderdag, 8 oktober 2009
G20-top van Pittsburgh

P7_TA(2009)0028

Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden G20-top

2010/C 230 E/01

Het Europees Parlement,

gezien de verklaring van de regeringsleiders in het kader van de G20-top in Pittsburgh van 24 en 25 september 2009,

gezien de verklaring van de regeringsleiders (Global Plan for Recovery and Reform) in het kader van de G20-top en hun verklaringen „Strengthening the financial system” en „Delivering resources through the international financial institutions” van 2 april 2009,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 april 2009 over de G20-top in Londen van 2 april 2009 (1),

gezien de verklaring van de G20-top Washington over financiële markten en de wereldeconomie van 15 november 2008,

gezien de mededeling van de Commissie van 8 april 2009 getiteld „Het ondersteunen van ontwikkelingslanden in het kader van de bestrijding van de crisis” (COM(2009)0160),

gezien de mededeling van de Commissie van 20 augustus 2009 getiteld „BBP en verder: het meten van vooruitgang in een veranderende wereld” (COM(2009)0433),

onder verwijzing naar zijn resoluties over klimaatverandering, met name zijn resolutie van 4 februari 2009 over „2050: De toekomst begint vandaag Aanbevelingen voor een toekomstig geïntegreerd beleid van de EU inzake klimaatverandering” (2) en van 11 maart 2009 over een strategie van de EU in Kopenhagen voor een uitgebreide overeenkomst inzake de klimaatverandering en het ter beschikking stellen van voldoende middelen voor het beleid inzake klimaatverandering (3),

gezien de resolutie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 19 juni 2009 getiteld „Recovering from the crisis: a Global Jobs Pact”,

gezien de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties en de hulptoezeggingen van de lidstaten voor de bestrijding van honger en armoede,

gezien de verklaring van de staatshoofden of de regeringsleiders van de lidstaten naar aanleiding van de informele bijeenkomst in Brussel op 17 september 2009, getiteld „agreed language for Pittsburg G20 Summit”,

gezien het eindverslag van de commissie Measurement of Economic Performance and Social Progress over alternatieve indicatoren,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het proces van economisch herstel onvolledig blijft; overwegende dat de aanpak van de stijgende werkloosheid een zaak van het hoogste belang is en uiterst dringend blijft, met name daar het werkloosheidspercentage in de Europese Unie in juli 2009 het hoogste niveau sinds tien jaar heeft bereikt (9,5 %) en naar verwachting nog zal stijgen,

B.

overwegende dat het voornaamste probleem dat moet worden opgelost in het kader van het herstel van de economische groei wordt gevormd door het herstel van de particuliere vraag; overwegende dat doorslaggevende vooruitgang op het vlak van hervormingen van wezenlijke betekenis is om te komen tot een sterke economische groei, die evenwichtig en duurzaam is,

C.

overwegende dat de huidige economische problemen moeten worden gebruikt als kans om de doelstelllingen van Lissabon en Göteborg te bevorderen, de toezeggingen te herhalen werkloosheid en klimaatverandering te bestrijden, het energiegebruik terug te dringen en een Europese strategie in het leven te roepen die de overstap maakt van dringend crisisbeheer naar duurzaam economische herstel op lange termijn,

D.

overwegende dat ernstige tekortkomingen op het vlak van regelgeving en toezicht, het nemen van roekeloze en onverantwoordelijke risico’s door de financiële instellingen en een te hoge liquiditeitsverstrekking als gevolg van een laks monetair beleid in bepaalde delen van de wereld, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de huidige crisis,

E.

overwegende dat betere internationale coördinatie voor de economie van wezenlijke betekenis is, dat krachtige multilaterale samenwerking noodzakelijk is om protectionistische neigingen te voorkomen en politieke dadeloosheid de financiële instellingen ertoe zou kunnen verleiden in hun oude gewoonten te vervallen,

F.

overwegende dat de G20-leiders een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om de sociale gevolgen van de crisis op te vangen, met name in ontwikkelingslanden die indirect zwaar zijn getroffen door de neveneffecten van de crisis,

G.

overwegende dat offshore-jurisdicties de financiële regelgeving hebben ondermijnd en een belemmering vormen voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen,

Algemene opmerkingen: herstel van de groei

1.

is verheugd over de overeenkomsten die zijn bereikt op de G20-top, met inbegrip van de toezegging om stimuleringsmaatregelen niet te snel in te trekken; stelt echter met verontrusting vast dat de overheidsschulden en begrotingstekorten snel stijgen; benadrukt dat het belangrijk is om zo spoedig mogelijk te komen tot gezonde overheidsfinanciën en om fiscale duurzaamheid op lange termijn te waarborgen, om te voorkomen dat toekomstige generaties een te zware last te dragen krijgen; dringt erop aan onmiddellijk werk te maken van doeltreffende exitstrategieën, om deze zo snel mogelijk te kunnen implementeren wanneer het herstel dit toelaat;

2.

is van mening dat er behoefte is aan nieuwe indicatoren en rekenmodellen voor duurzame ontwikkeling die meer omvatten dan alleen maar het bbp, ten einde het welzijns- en milieueffect van menselijke activiteiten te kunnen meten en die derhalve als richtsnoeren kunnen dienen ter oriëntatie en evaluatie van het mondiaal herstel;

3.

benadrukt dat de aandacht nu op de eerste plaats moet uitgaan naar het zorgen voor een sterke groei van de reële economie, om de werking van de kapitaalmarkten en het verstrekken van leningen te waarborgen, de werkgelegenheid te behouden en te bevorderen en de bevolking, en in het bijzonder de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen, te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de crisis;

4.

is verheugd over het feit dat de G20-top met name aandacht heeft besteed aan de mondiale evenwichtsverstoringen, die de oorzaak zijn van de financiële crisis; wijst erop dat, om nieuwe financiële crises in de toekomst te voorkomen, de onderliggende oorzaken moeten worden aangepakt (o.m. de buitensporige handelstekorten of handelsoverschotten), en dat daaraan implicaties zijn verbonden die zich uitstrekken tot ver buiten de bancaire en financiële regelgeving en het institutioneel bestuur; is van mening dat een effectief multilateraal antwoord op de crisis onder meer de aanpak omvat van de oorzaken van de onevenwichtigheid van de wisselkoersen en de vluchtigheid van de prijzen van grondstoffen in multilaterale kaders;

5.

betreurt echter dat de G20-leiders de hoofdgebreken in regelgeving en toezicht, die aanleiding zijn geweest tot de financiële crisis, niet hebben geëvalueerd om herhaling van dezelfde fouten op het gebied van regelgeving en toezicht, en dus een soortgelijke crisis, te voorkomen; betreurt dat de G20-leiders geen vooruitgang hebben geboekt met betrekking tot de financiering van de mondiale strijd tegen klimaatverandering;

6.

spreekt er zijn waardering voor uit dat het streven naar verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en van toegezegde officiële ontwikkelingshulp andermaal is bevestigd, met inbegrip van handelssteun, schuldkwijtschelding en de toezeggingen van Gleneagles;

7.

spreekt zijn waardering uit voor het besluit van de leiders van de G20 te werken aan een internationaal kader voor belastingheffing op financiële transacties en dringt aan op snelle vooruitgang, om ervoor te zorgen dat de financiële sector een eerlijke bijdrage levert aan economisch herstel en ontwikkeling, daar de kosten van de crisis tot dusverre gedragen worden door belastingbetalers, andere burgers en overheidsdiensten;

Banen, banen, banen

8.

preekt zijn waardering uit voor het besluit van de leiders van de G20om behoorlijk werk centraal te stellen in het kader van herstel en herstructurering, en spreekt met name zijn waardering uit voor de voor de IAO overeengekomen rol;

9.

spreekt zijn waardering uit voor de toezegging van de G20-leiders de werkgelegenheidscrisis op internationaal niveau aan te pakken en de steun aan de meest kwetsbaren op te voeren, daar zij door de crisis het hardst zijn getroffen en het meeste behoefte hebben aan gezamenlijke maatregelen; spreekt zijn waardering in dit verband uit voor het opzetten van een mondiaal alarmsysteem effectgevoeligheid;

10.

eist dat de toezegging van de internationale gemeenschap wordt omgezet in tastbare maatregelen en wordt uitgevoerd, met name door een krachtige agenda voor milieuvriendelijke werkgelegenheid te steunen;

11.

is van mening dat het opzetten van een op werkgelegenheid gericht kader voor toekomstige economische groei en het centraal stellen van de bevordering van behoorlijke werkgelegenheid belangrijk zijn voor de herstelprogramma’s;

12.

spreekt zijn waardering uit voor het mondiale banenpact van de IAO en dringt aan op onverwijlde uitvoering ervan, met name de oprichting van een fonds van anticyclische werkgelegenheid op internationaal niveau en verstrekkende pakketten belastingprikkels die de schepping en het behoud van werkgelegenheid steunen door middel van doelmatige werkgelegenheidsdienstverlening, een krachtig sociaal beleid ter ondersteuning van kwetsbare groepen en waarborging van de koopkracht van minimumlonen;

13.

wijst er met klem op dat ratificatie en uitvoering van de IAO-overeenkomsten in dit opzicht van wezenlijke betekenis zijn en eist dat deze worden opgenomen in dehandelsovereenkomsten van de WTO; dringt eveneens aan op verdere uitbreiding van de samenwerking tussen belangrijke internationale organisaties;

14.

steunt de initiatieven op het gebied van nieuwe soorten financiële dienstverlening zoals microkredieten, die erop gericht zijn de allerarmsten toegang te geven tot financiële diensten;

15.

wijst nogmaals op het belang van ondersteuning van de sociale dialoog op ieder niveau om loondeflatie te voorkomen en te waarborgen dat de loonstijging gelijke tred houdt met de toename van de productiviteit;

Versterking van financieel toezicht en regulering

16.

is verheugd over de oproep aan het adres van de ministers van Financiën en de gouverneurs van de centrale banken van de G20 om overeenstemming te bereiken over een internationaal hervormingskader voor de volgende cruciale domeinen van de financiële sector:

de opbouw van kapitaal van hoge kwaliteit en het beperken van de procycliciteit,

de hervorming van de beloningspraktijken met het oog op financiële stabiliteit,

de verbetering van de „over the counter”-derivatenmarkten,

de aanpak van grensoverschrijdende oplossingen en financiële instellingen van systemisch belang;

hervorming van het toezicht in de financiële sector zodat dit logisch aansluit op het mondiale kader;

17.

spreekt zijn goedkeuring uit voor de bereidheid het stelsel van regelgeving van de mondiale financiën te herstructureren, en deelt de mening dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, maar is van mening dat een groot aantal veranderingen nog niet volledig is uitgevoerd en dat er nog veel te doen blijft;

18.

constateert dat de G20-leiders hebben toegezegd te zorgen voor een volledig toezicht op alle voor het systeem belangrijke instellingen en financiële instrumenten; is van mening dat een meer gecentraliseerde aanpak van het toezicht op de financiële markten noodzakelijk is om toekomstige crises te voorkomen; is van mening dat de Europese Unie moet werken aan een krachtiger opzet van het toezicht op de financiële sector, met als doel één enkele instantie voor het toezicht op de financiële sector;

19.

is van mening dat internationale coördinatie moet uitmonden in geleidelijke verbetering van bedrijfseconomische voorschriften op wereldniveau, teneinde arbitrage op het gebied van regelgeving te voorkomen; wijst erop dat de vooruitgang die in het bredere kader van de G20 wordt geboekt bestaat uit de aanpak van „minimale harmonisatie”, hetgeen niet mag verhinderen dat de Europese Unie striktere normen hanteert; spreekt er zijn waardering voor uit dat de Europese Unie meer ambitieuze doelstellingen nastreeft met betrekking tot toepassingsgebied en eisen van de regelgeving en het toezicht, zoals blijkt uit wetgeving die onlangs is aangenomen of waarover nog wordt onderhandeld;

20.

spreekt zijn waardering uit voor de nogmaals bevestigde toezegging financiële instellingen striktere voorschriften op te leggen voor het nemen van risico’s, sturing in het kader waarvan vergoedingen worden afgesteld op prestaties op lange termijn en in het algemeen meer doorzichtigheid; spreekt zijn grote waardering uit voor de toezegging het tweede kader van Basel uiterlijk in 2011 goed te keuren en een percentage bevoorrechte posities in te voeren dat op internationaal niveau is geharmoniseerd; is van mening dat deze algemene beginselen en doelstellingen door alle marktdeelnemers in acht dienen te worden genomen zodra de bescherming van investeerders, belastingbetalers of consumenten in het geding is;

21.

roept de Commissie op de toezeggingen met betrekking tot bonussen die op de G20-top zijn aangegaan, snel om te zetten in bindende EG-wetgeving; verzoekt de leiders van de G20 dan ook hun voorstellen aan te scherpen voor wat betreft de opbouw van kapitaal en de hervorming van vergoedingspraktijken en te zorgen voor een consequente mondiale aanpak door toezichthouders wanneer het gaat om sancties;

22.

is van mening dat de beginselen van grensoverschrijdende samenwerking inzake crisisbeheer dingend moeten worden toegepast; vraagt de Raad voor financiële stabiliteit om het Parlement te raadplegen alvorens de voorstellen goed te keuren met betrekking tot voor het systeem belangrijke financiële instellingen, die vóór eind oktober 2010 moeten worden aangenomen;

23.

erkent dat de vooruitgang die is geboekt in de strijd tegen niet-coöperatieve jurisdicties („belastingparadijzen”) aanzienlijk is, maar nog steeds onvoldoende; moedigt het Wereldforum inzake transparantie en informatie-uitwisseling aan de fiscale transparantie en informatie-uitwisseling te verbeteren, zodat landen hun belastingwetgeving volledig kunnen handhaven teneinde hun belastinggrondslag te beschermen; steunt de G20 bij de invoering van maatregelen vanaf maart 2010 ter bestrijding van belastingparadijzen, indien zij weigeren mee te werken;

24.

spreekt zijn waardering uit voor de vooruitgang op het gebied van het bankgeheim en met name de uitbreiding van het Wereldforum inzake transparantie en informatie-uitwisseling; stelt echter vast dat een aantal jurisdicties dat had toegezegd de normen toe te passen, dit nog niet heeft gedaan; dringt aan op een doelmatig stelsel om belastingontduiking te voorkomen, op te sporen en te vervolgen; wijst op het belang van het opzetten van een gestandaardiseerd rapportage-stelsel;

25.

betreurt dat de G20-leiders niet zijn ingegaan op het thema moreel risico en dat het verband tussen prudentiële normen voor systemische instellingen en de kosten in verband met het bankroet van dit soort instellingen is uitgesteld tot oktober 2010; dringt aan op voorstellen voor herstructurering en op herziening van de bedrijfsmodellen voor de financiële sector teneinde het thema „te groot om bankroet te gaan” aan te pakken;

Versterking van de mondiale financiële instellingen

26.

is ingenomen met het plan van de G20-leiders om het IMF en de Wereldbank te hervormen en roept op tot een zo snel mogelijke start van deze hervormingen; roept op tot een ingrijpende hervorming van het wereldwijde economisch en financieel bestuur; steunt de modernisering van het IMF en de Wereldbank als wezenlijk onderdeel van de inspanningen om de geloofwaardigheid, legitimiteit en doeltreffendheid van deze instellingen te verbeteren; roept op tot verbetering van de vertegenwoordiging van ontwikkelingslanden in internationale financiële instellingen; is verheugd over de toezegging om het quota-aandeel van landen metdynamische opkomende markten en ontwikkelingslanden te vergroten; wijst er nogmaals op dat het belangrijk is procyclisch beleid te vermijden om de weg naar herstel te vinden;

27.

dringt erop aan een mechanisme in het leven te roepen om een deel van de aan de IMF-lidstaten toegewezen nieuwe quota bijzondere trekkingsrechten (SDR) van het IMF over te dragen aan landen met lage inkomsten, waardoor het vermogen van het IMF tegen gunstige voorwaarden leningen te verstrekken op middellange termijn kan worden verdubbeld;

28.

is verheugd over het engagement van de G20-leiders voor een open wereldeconomie; is van mening dat een heropleving van de wereldhandel van wezenlijk belang is voor het herstel van de mondiale groei; herhaalt in dit opzicht tegenstander te zijn van allerlei vormen van protectionisme en blijft streven naar vooruitgang door te zorgen voor markttoegang door tarifaire en non-tarifaire belemmeringen op te heffen, en naar de eerbiediging van regels voor een vrije en eerlijke handel; blijft vastberaden streven naar een mondiale, ambitieuze en evenwichtige afronding van de Doha-Ontwikkelingsronde, in overeenstemming met het verleende mandaat, en verzoekt de leiders het uiteindelijke ontwikkelingsdoel van deze ronde niet uit het oog te verliezen;

29.

spreekt zijn waardering uit voor de erkenning door de G20-leiders van het belang van een meer duurzame wereldeconomie; benadrukt dat een bindende overeenkomst inzake klimaatverandering tijdens de komende VN-conferentie over klimaatverandering te Kopenhagen (UNFCCC-conferentie) van cruciaal belang is; benadrukt echter dat de G20-leiders zich bewust moeten zijn van de omvang van de problemen op het gebied van wereldwijde duurzaamheid; dringt er bij de ministers van Financiën van de G20 op aan middelen te mobiliseren om op korte termijn klimaatmaatregelen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen als een belangrijke component van de collectieve respons op de wereldwijde economische crisis;

30.

benadrukt dat alle gedane toezeggingen van de G20-leiders volledig moeten worden nagekomen, snel moeten worden verwezenlijkt en verder moeten worden uitgewerkt, zowel op nationaal als op internationaal niveau, teneinde het vertrouwen te herstellen en te zorgen voor een zo groot mogelijk economisch herstel;

31.

is van mening dat de vertegenwoordiging van de EU op de vergaderingen van de G20 grondig moet worden besproken door de drie belangrijkste EU-instellingen en de lidstaten; is ervan overtuigd dat de Europese Unie het eens moet worden over een gemeenschappelijk standpunt op internationale fora, met name tijdens bijeenkomsten van de G20, en onderstreept dat bij internationale onderhandelingen één enkele coherente vertegenwoordiging van de Europese Unie nodig is;

32.

wijst erop dat het van belang is dat tijdens de UNFCCC-conferentie in Kopenhagen overeenkomst wordt bereikt over kredieten om arme landen te helpen zich aan te passen aan de klimaatverandering en dat sterke en voorspelbare financieringsmechanismen worden opgezet die een aanvulling vormen op de officiële ontwikkelingshulp; betreurt dat dit onderwerp is uitgesteld tot de UNFCCC-conferentie te Kopenhagen; en herhaalt dat de Europese Unie haar eerlijke bijdrage moet leveren aan de financiering van matiging en aanpassing, in overeenstemming met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de ernst van de klimaatverandering en de schaal van de kosten ervan;

33.

wijst op de aanhoudende voedselcrisis en spreekt zijn waardering uit voor het besluit een voedselinitiatief van de Wereldbank te steunen; verzoekt de donorlanden te zorgen voor doorzichtigheid en verantwoordingsplicht met betrekking tot de verdeling van voedselhulp;

*

* *

34.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van de G20-landen en het Internationaal Monetair Fonds.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0330.

(2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0042.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0121.


26.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 230/7


Donderdag, 8 oktober 2009
Gevolgen van de mondiale economische crisis voor de ontwikkelingslanden

P7_TA(2009)0029

Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over de gevolgen van de mondiale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking

2010/C 230 E/02

Het Europees Parlement,

gelet op de G20-top in Londen op 2 april 2009 en de bij die gelegenheid aangenomen verklaring over het mondiaal herstel- en hervormingsplan (Global Plan for Recovery and Reform),

gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000, waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn geformuleerd als criteria die de internationale gemeenschap gezamenlijk heeft opgesteld met het oog op de uitbanning van armoede en honger,

gezien het rapport van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) getiteld „Global Monitoring Report 2009: A Development Emergency”, dat in april 2009 verschenen is,

gezien het rapport van de Wereldbank getiteld „Global Development Finance: Charting a Global Recovery 2009”, dat in juni 2009 verschenen is,

gezien de VN-conferentie over de wereldwijde financiële en economische crisis en de gevolgen ervan voor de ontwikkeling, en gezien resolutie 63/303 van de Algemene Vergadering van de VN van 9 juli 2009 tergoedkeuring van de resultaten van die conferentie,

gezien de mededeling van de Commissie van 8 april 2009 getiteld „Steun aan de ontwikkelingslanden bij de aanpak van de crisis” (COM(2009)0160),

gezien de conclusies van de zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 18 en 19 mei 2009 inzake steun aan de ontwikkelingslanden bij de aanpak van de crisis,

gezien zijn resolutie van 14 maart 2006 over de herziening van de strategie van het Internationaal Monetair Fonds (1),

gezien het onderzoek van prof. Ngaire Woods over een internationaal antwoord op de crisis en de hervorming van de structuur van het internationale financiële en hulpverleningsstelsel (2),

gezien de conferentie over nieuwe financieringsmechanismen op 28 en 29 mei 2009 in Parijs en de internationale conferentie over financiering van ontwikkeling van 28 november tot 2 december 2008 in Doha,

gezien het rapport van 17 maart 2009 getiteld „Impact of the Crisis on African Economies - Sustaining Growth and Poverty Reduction” (De gevolgen van de crisis voor de Afrikaanse economieën - groei en armoedebestrijding handhaven), uitgebracht door de commissie van Afrikaanse ministers van Financiën en presidenten van de centrale banken, die is ingesteld om het verloop van de crisis in het oog te houden,

gezien de vraag aan de Commissie van 3 september 2009 over de gevolgen van de mondiale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking (O-0088/2009 – B7-0209/2009),

gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

1.

wijst erop dat de ontwikkelingslanden de mondiale financiële en economische crisis niet veroorzaakt hebben, maar er wel onevenredig zwaar door getroffen worden en geconfronteerd worden met een sterke daling van groei en werkgelegenheid, negatieve effecten op de handels- en betalingsbalans, een scherpe afname van de toestroom van particulier kapitaal en directe buitenlandse investeringen, geringere mogelijkheden om kredieten en handelsfinanciering te krijgen, verminderde overschrijvingen, sterke en onvoorspelbare fluctuaties in de wisselkoersen, uitputting van reserves, toenemende onzekerheid en daling van grondstoffenprijzen, en teruglopende inkomsten uit het toerisme;

2.

deelt de opvatting van VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon dat de wereldwijde financiële crisis tot een noodsituatie voor het ontwikkelingsproces heeft geleid, waardoor moeizaam bereikte vooruitgang in de strijd tegen armoede, honger en kraamvrouwen- en kindersterfte en op het gebied van basisonderwijs, gendergelijkheid en drinkwatervoorziening en riolering in gevaar komt en wellicht verloren gaat waardoor de crisis derhalve een bedreiging vormt voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen, met name op het gebied van de volksgezondheid;

3.

stelt met grote bezorgdheid vast dat de crisis, die gelijke tred houdt met de voedsel- en brandstofprijzencrisis, reeds een zware tol op menselijk vlak heeft geëist en voor de kwetsbaren in de armste landen desastreuze gevolgen heeft: te verwachten groei van de werkloosheid met 23 miljoen, een toename van het aantal allerarmsten met 90 miljoen alleen al in 2009, dreigende stopzetting van de levensreddende medicatie voor de 1,7 miljoen mensen met hiv-besmetting en een stijging van de kindersterfte van 200 000 tot 400 000 tussen 2009 en 2015, het ijkjaar voor de millenniumdoelstellingen in de ontwikkelingslanden;

4.

wijst erop dat vele ontwikkelingslanden ervaren dat alle financieringsbronnen voor ontwikkelingswerk onder de crisis te lijden hebben en dat zij de moeizaam bereikte economische vooruitgang zonder uitgebreide externe steun niet kunnen handhaven;

5.

roept de EU op actie te ondernemen om een einde te maken aan het misbruik van belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht uit ontwikkelingslanden; dringt derhalve aan op een nieuwe bindende wereldwijde overeenkomst, die transnationale ondernemingen verplicht tot automatische openbaarmaking van hun winstcijfers en van de belastingen die zij in elk land hebben afgedragen zodat duidelijk wordt wat ze hebben betaald in de verschillende ontwikkelingslanden waar ze actief zijn;

6.

stelt vast dat de G20 erkent een collectieve verantwoordelijkheid te dragen voor het opvangen van de sociale gevolgen van de crisis teneinde langetermijnschade voor het mondiaal potentieel tot een minimum te beperken, en dat de G20 de reeds gedane steuntoezeggingen heeft bekrachtigd en beloofd heeft nieuwe middelen beschikbaar te stellen, waaronder 50 000 miljoen USD voor sociale bescherming, stimulering van de handel en consolidatie van de ontwikkeling in landen met een laag inkomen, de crisissteun in ontwikkelingslanden aanzienlijk te zullen verhogen en meer geld te zullen uittrekken voor sociale bescherming in de armste landen;

7.

is verheugd over het besluit van de leiders van de G8 in juli 2009 in L'Aquila (Italië) om 20 000 miljoen USD beschikbaar te stellen voor plattelandsontwikkeling en voedselvoorziening;

8.

vreest dat de toegezegde financiële steun onvoldoende zal zijn, niet gericht zal zijn op de landen die er het meest behoefte aan hebben en niet flexibel en snel genoeg beschikbaar zal zijn om de ontwikkelingslanden echt te helpen;

9.

steunt het verzoek van de leiders van de G8 om in 2010 een internationale toetsing van het beleid gericht op de millenniumdoelstellingen uit te voeren;

10.

neemt kennis van de verhoging van de aan het IMF en andere internationale financiële instellingen ter beschikking gestelde middelen; is voorts ingenomen met de onlangs doorgevoerde hervorming van het IMF, die tot uiting komt in de grotere rol voor de opkomende landen;

11.

maakt zich ernstig zorgen over het feit dat, naar de stand van juli 2009, 82 % van de nieuwe leningen van het IMF naar Europese landen is gegaan en slechts 1,6 % naar Afrikaanse landen, hetgeen betekent dat de meeste middelen bestemd zijn voor opkomende landen met een hoog inkomen en landen met een middelhoog inkomen die de leningen naar alle waarschijnlijkheid zullen kunnen terugbetalen; wijst erop dat verstoring van ontwikkelingsprocessen veel ernstiger en langduriger negatief uitwerkt op de minst ontwikkelde landen dan het geval is voor de meest geavanceerde landen gedurende een beperkte crisisperiode;

12.

dringt aan op spoedige verstrekking van de extra 6 000 miljoen dollar aan flexibele financiering tegen gunstige voorwaarden voor de armste landen, afkomstig van de verkoop van goudreserves van het IMF; neemt met bezorgdheid kennis van het feit dat het IMF naar het raamt slechts ongeveer 2 % van de (bruto) externe financiële behoeften van de ontwikkelingslanden kan dekken, hetgeen onderstreept dat andere instellingen en donoren bij moeten dragen om de nodige middelen en leningen tegen gunstige voorwaarden beschikbaar te stellen;

13.

betreurt dat de Wereldbank nauwelijks meer kon doen dan haar eigen bestaande fondsen en faciliteiten in te zetten, terwijl voor een doeltreffend antwoord op de crisis een nieuwe, forse kapitaalinjectie nodig is en de G20 toch had toegezegd middelen beschikbaar te stellen voor sociale bescherming in de armste landen, onder meer via investeringen voor gegarandeerde duurzame voedselvoorziening en vrijwillige bilaterale bijdragen aan het „kwetsbaarheidsfonds” (Vulnerability Framework) waardoor de crisisfaciliteit voor infrastructuur van de Wereldbank, en aan het Rapid Social Response Fund;

14.

stelt dat de hoogste prioriteit eenvoudigweg aan armoedebestrijding moet worden gegeven, met dien verstande dat het geld van de belastingbetaler zo goed mogelijk besteed moet worden en dat erkend moet worden dat elk individu in de ontwikkelingslanden een onschatbare menselijke waardigheid heeft;

15.

wijst erop dat billijke en voor beide partijen voordelige handel de hoeksteen van internationale stabiliteit op de financiële markt is; wijst er voorts op de EU een bijdrage moet leveren door handelsverstorende subsidies en handelsbarrières, die zo schadelijk voor de economie van de ontwikkelingslanden zijn, af te bouwen;

16.

wijst erop dat de braindrain schadelijk is voor de kapitaalstructuur van elke economie; wijst er bovendien op dat het in grote delen van de wereld nog steeds een voorwerp van zorg is als de beste en meest getalenteerde mensen, die de ontwikkelingslanden node kunnen missen, hun land verlaten; verlangt daarom dat circulaire migratie gestimuleerd wordt;

17.

stelt tot zijn grote verontrusting vast dat de Wereldbank als gevolg hiervan niet kon voorzien in de behoeften van een aantal door de crisis bijzonder kwetsbaar geworden landen die niet voldoen aan de criteria van de Internationale Bank voor herstel en ontwikkeling (IBRD) of de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) of toewijzingsmodellen waarvoor kredietwaardigheid en een „bewijs van goed gedrag” vereist zijn; is van oordeel dat deze discrepantie bij de financiering aantoont dat er een fundamenteel probleem is met het beleid van de Wereldbank, die kennelijk streeft naar een minimaal risico voor zichzelf en haar niet-lenende leden, hetgeen ten koste van de behoeftige ontwikkelingslanden gaat;

18.

wijst erop dat het onvermogen van de instellingen van Bretton Woods om de landen met een laag inkomen bij te staan om de crisis het hoofd te bieden vooral te wijten is aan het uitblijven van bestuurlijke hervormingen bij die instellingen om ze een grotere relevantie en effectiviteit te geven en om te bereiken dat ze meer oog voor de behoeften van de ontwikkelingslanden hebben; dringt erop aan dat die hervormingen met spoed ter hand worden genomen;

19.

verlangt van de EU en de lidstaten dat zij hun rol als belangrijke internationale actoren waarmaken en met spoed de vereiste hervorming van de instellingen van Bretton Woods doorvoeren en nu reeds de ernstige leemten in de crisisaanpak door G20, IMF en Wereldbank opvullen door snel hulp te verlenen aan de ontwikkelingslanden en middelen beschikbaar te stellen aan de landen wier investeringen voor het bereiken van de millenniumdoelen voor ontwikkeling nu onder druk staan ten gevolge van de financiële crisis, een van buiten komend onheil waar de ontwikkelingslanden part noch deel aan hadden; de EU en haar lidstaten moeten daarbij te allen tijde aan de scherpste eisen van het afleggen van verantwoording en doeltreffendheid van hulpverlening voldoen als het om de besteding van publieke middelen gaat;

20.

geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de hulp van sommige lidstaten in 2008 in reële termen gedaald is; dringt er bij de lidstaten op aan dat zij hun beloften inzake de officiële ontwikkelingshulp (ODA) voor 2010 gestand doen, wetende dat een meerderheid van de ontwikkelingslanden zwaar onder de gevolgen van de mondiale financiële crisis gebukt gaat;

21.

is ingenomen met de plannen van de EU om vervroegd 88 000 miljoen EUR uit te trekken voor directe ontwikkelingshulp en begrotings- en landbouwsteun alsmede het voorgestelde bedrag van 500 miljoen EUR ter ondersteuning van de sociale uitgaven in de ontwikkelingslanden via het ad hoc-kwetsbaarheidsmechanisme FLEX ten behoeve van de landen in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS); bepleit dat begrotingssteun via sectorale steun vooral wordt gericht op uitgaven voor gezondheidszorg, onderwijs, sociale dienstverlening en groene groei; dringt erop aan dat de EU en haar lidstaten zich houden aan de financiële toezeggingen die de EU in haar agenda voor actie voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling heeft gedaan; erkent het beginsel van eigendom en onderstreept de rol die de ontwikkelingslanden toekomt bij de vaststelling van hun eigen beleid, strategie en ontwikkelingsprogramma, alsmede de wederzijdse verantwoording die de EU en haar partners voor het behalen van de ontwikkelingsresultaten verschuldigd zijn;

22.

herhaalt dat het Parlement meermalen heeft gepleit voor opname van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de EU-begroting om democratische controle op de besteding mogelijk te maken;

23.

betreurt evenwel dat afgezien van de 100 miljoen EUR voor het Infrastructuurtrustfonds EU-Afrika alle uitgaven voortvloeien uit eerdere toezeggingen en dringt dan ook aan op sterkere aanvullende financiering; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het uitgavengat dat in de toekomst zal ontstaan doordat de Commissie thans gelden vervroegd ter beschikking stelt;

24.

wijst erop dat de omvang van de ODA niet afgestemd is op de ernst van de situatie en de door de crisis enorm toegenomen behoeften in de ontwikkelingslanden, en dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan dat zij hun internationale verplichtingen nakomen en hun bijdragen op peil houden om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te halen; dringt er bij de Commissie op aan dat zij met spoed nieuwe voorstellen indient voor innovatieve financieringsmechanismen;

25.

wijst erop dat er meer samenhang moet komen tussen het handels- en begrotingsbeleid van de EU en haar beleid inzake klimaatverandering en ontwikkelingshulp;

26.

bepleit daarom dat de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) worden ingezet om in de ontwikkelingsbehoeften te voorzien door de ACS-landen een handelsvoordeel te bieden en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te helpen verwezenlijken, waarbij de ACS-landen de keus wordt gelaten om bepaalde kwetsbare producten en sectoren, zoals investeringen en diensten, buiten de onderhandelingen te houden;

27.

wijst erop dat de EPO's om die reden als instrument ten behoeve van regionale integratie moeten dienen en de economie van de ACS-landen nieuw leven moeten inblazen, waarbij de financieringsbeloften worden;

28.

wijst erop dat de Europese Investeringsbank (EIB) veel actiever en openlijker het voortouw moet nemen bij de ontwikkeling van nieuwe financieringsmechanismen;

29.

verzoekt de Commissie het heft in handen te nemen bij de spoedige stimulering van dat soort mechanismen, waaronder micro- en mesokrediet, met name om kwetsbare groepen als vrouwen en boeren de mogelijkheid van financiering te bieden;

30.

verlangt dat de EU ervoor zorgt dat er een afdoende mondiaal toezichtsysteem komt om te voorkomen dat zich nog eens een financiële crisis voordoet;

31.

verzoekt de lidstaten hun verplichtingen ten aanzien van de ODA na te komen;

32.

beklemtoont dat er op terreinen als economie, handel, milieu en landbouw een consistent ontwikkelingbeleid gevoerd moet worden om te voorkomen dat de mondiale economische en financiële crisis nog slechter voor de ontwikkelingslanden uitpakt;

33.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de VN-organisaties, het IMF en de Wereldbank, alsmede aan de bewindvoerders van de lidstaten bij het IMF en de Wereldbank, en de G20-landen.


(1)  PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 118.

(2)  Studie in opdracht van de Sectie beleidsondersteuning van DG EXPO van het Parlement (nog te verschijnen).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

Woensdag, 7 oktober 2009

26.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 230/11


Woensdag, 7 oktober 2009
Instelling, bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis

P7_TA(2009)0025

Besluit van het Europees Parlement van 7 oktober 2009 over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis

2010/C 230 E/03

Het Europees Parlement,

gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 17 september 2009 om de instelling van een bijzondere commissie voor de financiële, economische en sociale crisis voor te stellen en de bevoegdheden, samenstelling en ambtstermijn van deze commissie vast te stellen,

gelet op artikel 184 van zijn Reglement,

1.

besluit tot instelling van een Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis met de volgende bevoegdheden:

a)

de omvang van de financiële, economische en sociale crisis, de gevolgen ervan voor de Unie en haar lidstaten, en de toestand van de mondiale governance analyseren en evalueren, en passende maatregelen voorstellen om op lange termijn opnieuw gezonde en stabiele financiële markten te creëren, die op alle niveaus een duurzame groei, sociale cohesie en werkgelegenheid kunnen ondersteunen, alsook een evaluatie opstellen van het effect van deze maatregelen en de kosten van niet-handelen;

b)

de tenuitvoerlegging tot op heden van de communautaire wetgeving in alle desbetreffende gebieden analyseren en evalueren, alsook de coördinatie van de acties die door de lidstaten zijn genomen om een duurzame en kwalitatieve groei te steunen en de investeringen op lange termijn met het oog op bestrijding van de werkloosheid en respons op de uitdagingen op het gebied van demografie en klimaat, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel;

c)

te dien einde de nodige contacten leggen en hoorzittingen organiseren met de instellingen van de Europese Unie en de nationale, Europese en internationale instellingen en fora, de nationale parlementen en regeringen van de lidstaten en van derde landen, alsook met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke wereld, ondernemingen en maatschappelijke organisaties, met inbegrip van de sociale partners, en dit in nauwe samenwerking met de vaste commissies;

2.

besluit dat de bevoegdheden van de vaste commissies van het Parlement die belast zijn met de vaststelling, follow-up en tenuitvoerlegging van de ter zake geldende gemeenschapswetgeving ongewijzigd blijven, maar dat de bijzondere commissie aanbevelingen kan doen inzake te nemen maatregelen of initiatieven, in nauwe samenwerking met de vaste commissies;

3.

besluit dat de bijzondere commissie 45 leden zal tellen;

4.

besluit dat de ambtstermijn van de bijzondere commissie ingaat op 8 oktober 2009 en twaalf maanden zal duren, en dat deze termijn kan worden verlengd; besluit dat deze commissie aan het Parlement een tussentijds verslag en een eindverslag zal voorleggen met aanbevelingen voor te nemen maatregelen of initiatieven.


III Voorbereidende handelingen

Europees Parlement

Donderdag, 8 oktober 2009

26.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 230/13


Donderdag, 8 oktober 2009
Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds: Italië, de aardbeving in de Abruzzen

P7_TA(2009)0026

Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0445 – C7-0122/2009 – 2009/2083(BUD))

2010/C 230 E/04

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0445 – C7-0122/2009),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 26 hiervan,

gelet op Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (2),

gezien de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, aangenomen tijdens de overlegvergadering op 17 juli 2008 over het Solidariteitsfonds,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0021/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

3.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 139, 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.


Donderdag, 8 oktober 2009
BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD TOELICHTING

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), met name punt 26,

gelet op Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (2),

gezien het voorstel van de Commissie,

overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft een Solidariteitsfonds van de Europese Unie („het fonds”) opgericht om solidariteit te betonen met de bevolking van door rampen getroffen regio's.

(2)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard EUR.

(3)

Verordening (EG) nr. 2012/2002 bevat de voorwaarden waaronder steun uit het fonds kan worden verstrekt.

(4)

Italië heeft een verzoek ingediend om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen voor een ramp veroorzaakt door een aardbeving.

BESLUITEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 wordt uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 493 771 159 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.


26.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 230/15


Donderdag, 8 oktober 2009
Voorkomen en beslechten van geschillen inzake rechtsmacht bij strafprocedures *

P7_TA(2009)0027

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2009 over het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden met betrekking tot de aanneming van Kaderbesluit 2009/…/JBZ van de Raad over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (08535/2009 – C7-0205/2009 – 2009/0802(CNS))

2010/C 230 E/05

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden (08535/2009),

gelet op artikel 39, lid 1 en artikel 34, lid 2, onder b), van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0205/2009),

gelet op de artikelen 100 en 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0011/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Raad de tekst dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden;

5.

dringt er bij de Raad op aan het initiatief niet eerder dan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon formeel aan te nemen, zodat de definitieve wettelijke maatregel kan worden afgerond met de zekerheid van volledige betrokkenheid van en controle door het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Commissie en het Parlement (Protocol bij het Verdrag van Lissabon betreffende de overgangsbepalingen); In dit geval moet elk volgend voorstel conform de spoedprocedure worden behandeld;

6.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden.

ONTWERP VAN DE RAAD

AMENDEMENT

Amendement 1

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 4

(4)

Er dient rechtstreeks overleg plaats te vinden tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op het bereiken van overeenstemming over een effectieve oplossing waardoor nadelige gevolgen van parallelle procedures worden voorkomen, alsmede verspilling van tijd en middelen van de betrokken bevoegde autoriteiten. Een dergelijke oplossing zou erin kunnen bestaan de strafprocedure in één lidstaat te voeren, bijvoorbeeld door middel van overdracht van de strafvervolging. Er kan ook worden gedacht aan andere mogelijkheden waardoor de procedures op een efficiënte en rationele manier kunnen worden afgehandeld, onder andere betreffende het te volgen tijdspad, bijvoorbeeld door een verwijzing van de zaak naar Eurojust, in de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken . Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar het vraagstuk van de bewijsgaring, die kan worden beïnvloed door de parallelle procedures die worden gevoerd.

(4)

Er dient rechtstreeks overleg plaats te vinden tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op het bereiken van overeenstemming over een effectieve oplossing waardoor nadelige gevolgen van parallelle procedures worden voorkomen, alsmede verspilling van tijd en middelen van de betrokken bevoegde autoriteiten. Een dergelijke oplossing zou erin kunnen bestaan de strafprocedure in één lidstaat te voeren, bijvoorbeeld door middel van overdracht van de strafvervolging. Er kan ook worden gedacht aan andere mogelijkheden waardoor de procedures op een efficiënte en rationele manier kunnen worden afgehandeld, onder andere betreffende het te volgen tijdspad. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar het vraagstuk van de bewijsgaring, die kan worden beïnvloed door de parallelle procedures die worden gevoerd.

Amendement 2

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 7

(7)

Op de bevoegde autoriteit met wie de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat contact heeft opgenomen, rust de algemene verplichting om te antwoorden op het verzoek om informatie. De contacterende autoriteit wordt aangespoord om aan te geven binnen welke termijn de gecontacteerde autoriteit zo mogelijk zou moeten antwoorden. De bevoegde autoriteiten dienen tijdens de contactprocedure ten volle rekening te houden met de specifieke situatie van de personen wier vrijheid is ontnomen.

(7)

De bevoegde autoriteit met wie de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat contact heeft opgenomen dient voor de gestelde termijn te antwoorden op het verzoek om informatie. De bevoegde autoriteiten dienen tijdens de contactprocedure ten volle rekening te houden met de specifieke situatie van de personen wier vrijheid is ontnomen.

Amendement 3

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 8

(8)

De samenwerking in de zin van dit kaderbesluit is gestoeld op rechtstreeks contact tussen de bevoegde autoriteiten. Een lidstaat kan gelet op de nationale autonomie met betrekking tot procedures, zelf beslissen welke autoriteiten bevoegd zijn om op te treden in de zin van dit kaderbesluit, op voorwaarde dat deze autoriteiten krachtens het recht van die lidstaat bevoegdheid zijn.

(8)

De samenwerking in de zin van dit kaderbesluit en de betrokkenheid van Eurojust zijn gestoeld op rechtstreeks contact tussen de bevoegde autoriteiten.

Amendement 4

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 9

(9)

De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij overeenstemming trachten te bereiken over een goede oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle, in twee of meer lidstaten gevoerde procedures, te bedenken dat iedere zaak specifieke kenmerken heeft en in al haar feitelijke en juridische aspecten moet worden beschouwd. Om tot overeenstemming te komen dienen de bevoegde instanties alle relevante criteria bij hun beoordeling te betrekken, waaronder die welke zijn vervat in de richtsnoeren uit het jaarverslag van Eurojust over 2003 en zijn opgesteld ten behoeve van de praktijk, en dienen zij bijvoorbeeld rekening te houden met de plaats waar in overwegende mate de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, de schade is geleden, de plaats waar een of meer verdachten zich bevinden alsmede de mogelijkheid van overlevering of uitlevering aan een andere rechtsmacht, de nationaliteit of verblijfplaats van de verdachten, wezenlijke belangen van de verdachten, slachtoffers en getuigen, de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, en mogelijke vertraging.

(9)

De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij overeenstemming trachten te bereiken over een goede oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle, in twee of meer lidstaten gevoerde procedures, te bedenken dat iedere zaak specifieke kenmerken heeft en in al haar feitelijke en juridische aspecten moet worden beschouwd.

Amendement 5

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 16

(16)

Het kaderbesluit dient niet te leiden tot onnodige administratieve lasten in de gevallen waar betere oplossingen beschikbaar zijn voor het probleem dat aan de orde is. In voorkomende gevallen kan aan toepassing van flexibelere regelingen tussen de lidstaten de voorkeur worden gegeven boven dit kaderbesluit.

(16)

Het kaderbesluit dient niet te leiden tot onnodige administratieve lasten in de gevallen waar betere oplossingen beschikbaar zijn voor het probleem dat aan de orde is. In voorkomende gevallen kan aan toepassing van flexibelere regelingen tussen de lidstaten de voorkeur worden gegeven boven dit kaderbesluit , mits zij niet ten koste gaan van de rechtsbescherming van de verdachte .

Amendement 6

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 18

(18)

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die krachtens het onderhavige kaderbesluit worden uitgewisseld.

(18)

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die krachtens het onderhavige kaderbesluit worden uitgewisseld. De verstrekking van gegevens in verband met de zogenaamde „raciale” of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging en seksuele geaardheid is nadrukkelijk verboden, tenzij dit strict noodzakelijk is voor het voorkomen en beslechten van geschillen inzake rechtsmacht in het kader van de toepassing van dit kaderbesluit.

Amendement 7

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Overweging 20

(20)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd,

(20)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd , met name in artikel 50 .

Amendement 8

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 3 – lid 1 – letter b

(b)

„bevoegde autoriteit”, een rechterlijke autoriteit of een andere autoriteit die volgens het recht van haar lidstaat bevoegd is ter zake van de in artikel 2, lid 1, beoogde handelingen;

(b)

„bevoegde autoriteit”, een rechter, onderzoeksrechter of openbare aanklager of een andere rechterlijke autoriteit die volgens het recht van haar lidstaat bevoegd is ter zake van de in artikel 2, lid 1, beoogde handelingen;

Amendement 9

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 5 – lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis.     Overeenkomstig het Eurojust-besluit dient de contacterende autoriteit terzelfder tijd ook Eurojust op de hoogte te brengen.

Amendement 10

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 6 – lid 1

1.   De gecontacteerde autoriteit beantwoordt een verzoek als bedoeld in artikel 5, lid 1, binnen elke door de contacterende autoriteit gestelde redelijke termijn of, indien geen termijn is bepaald, met bekwame spoed, en deelt de contacterende autoriteit mee of in haar land een parallelle procedure wordt gevoerd. De gecontacteerde autoriteit die van de contacterende autoriteit heeft vernomen dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis of bewaring bevindt, behandelt het verzoek met spoed.

1.   De gecontacteerde autoriteit beantwoordt een verzoek als bedoeld in artikel 5, lid 1, binnen elke door de contacterende autoriteit gestelde redelijke termijn of, indien geen termijn is bepaald, binnen 30 dagen , en deelt de contacterende autoriteit mee of in haar land een parallelle procedure wordt gevoerd. De gecontacteerde autoriteit die van de contacterende autoriteit heeft vernomen dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis of bewaring bevindt, behandelt het verzoek met spoed.

Amendement 11

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 8 – lid 1 – letter c

c)

alle relevante identiteitsgegevens van de verdachte en, in voorkomend geval, van slachtoffers;

c)

de naam, nationaliteit, geboortedatum en adres van de verdachte, en, in voorkomend geval, van slachtoffers, en andere relevante gegevens als de verdenking bestaat dat de identiteit van de verdachte vals is;

Amendement 12

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 10 – lid 1

1.   Als is vastgesteld dat er parallelle procedures lopen, treden de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten rechtstreeks met elkaar in overleg, teneinde overeenstemming te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van de nadelige gevolgen van die parallelle procedures hetgeen, al naar gelang het geval, kan leiden tot de concentratie van de strafvervolgingen in één lidstaat.

1.   Als is vastgesteld dat er parallelle procedures lopen, treden de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten met bekwame spoed rechtstreeks met elkaar in overleg, teneinde overeenstemming te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van de nadelige gevolgen van die parallelle procedures hetgeen, al naar gelang het geval, kan leiden tot de concentratie van de strafvervolgingen in één lidstaat. Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis of bewaring bevindt, dient rechtstreeks overleg te worden gevoerd om zo spoedig mogelijk overeenstemming te bereiken.

Amendement 13

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die rechtstreeks met elkaar overleggen over een zaak, teneinde overeenstemming als bedoeld in artikel 10 te bereiken, betrekken daarbij alle feiten en juridische aspecten van de zaak, alsmede alle factoren die zij relevant achten.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die rechtstreeks met elkaar overleggen over een zaak, teneinde overeenstemming als bedoeld in artikel 10 te bereiken, betrekken daarbij alle feiten en juridische aspecten van de zaak, alsmede factoren zoals:

 

de plaats waar de strafbare feiten merendeels hebben plaatsgevonden,

de plaats waar het merendeel van de schade is geleden,

de plaats waar een verdachte zich bevindt, en de mogelijkheid van overlevering of uitlevering aan een andere rechtsmacht,

de nationaliteit of verblijfplaats van de verdachte,

de wezenlijke belangen van de verdachte,

de wezenlijke belangen van slachtoffers en getuigen,

de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal of

mogelijke vertraging .

Amendement 14

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 11 bis (nieuw)

 

Artikel 11 bis

Waarborgen tijdens de procedure

De in staat van beschuldiging gestelde persoon moet, met name tijdens het proces:

op de hoogte worden gehouden van de uitwisseling van informatie en het overleg tussen de authoriteiten van lidstaten, alsmede tussen de autoriteiten van een lidstaat en Eurojust, alsmede van de gekozen oplossingen of het niet bereiken van overeenstemming, in het kader van dit kaderbesluit, met inbegrip van de betrokken actoren, inhoud en de redenen ervan;

het recht hebben protest aan te tekenen met betrekking tot de meest geschikte rechtsmacht alvorens voor een oplossing wordt gekozen,

het recht hebben in beroep te gaan tegen elke beslissing die overeenkomstig artikel 10, lid 1, is genomen, of het niet bereiken van overeenstemming, om het te laten herzien.

De lidstaten zien erop toe dat adequate vertaling, vertolking en rechtshulp zijn gewaarborgd.

Amendement 15

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 11 ter (nieuw)

 

Artikel 11 ter

Grondrechten

De overeenstemming die wordt bereikt op grond van artikel 10, lid 1 moet billijk, onafhankelijk en objectief zijn en moet worden bereikt in overeenstemming met de beginselen van artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en als weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, om te waarborgen dat de mensenrechten van de verdachte worden beschermd.

Amendement 16

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis.     Het staat iedere nationale autoriteit vrij, in elke fase van een nationale procedure, advies in te winnen bij Eurojust en specifieke gevallen waarin de vraag naar de meest geschikte rechtsmacht rijst, aan Eurojust voor te leggen.

Amendement 17

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 12 – lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis.     Indien lidstaten besluiten geen gevolg te geven aan het advies van Eurojust, stellen zij Eurojust schriftelijk op de hoogte van hun besluit overeenkomstig artikel 7 van het Eurojust-besluit.

Amendement 18

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden

Artikel 15 – lid 1 – inleidende formule

1.   Voor zover andere rechtsinstrumenten of regelingen een uitbreiding van de doelen van dit kaderbesluit toestaan of bijdragen tot het vereenvoudigen of het bevorderen van de procedure volgens welke nationale autoriteiten informatie uitwisselen over strafrechtelijke procedures, rechtstreeks in overleg treden en overeenstemming trachten te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle procedures, kunnen de lidstaten:

1.   Voorzover andere rechtsinstrumenten of regelingen een uitbreiding van de doelen van dit kaderbesluit toestaan of bijdragen tot het vereenvoudigen of het bevorderen van de procedure volgens welke nationale autoriteiten informatie uitwisselen over strafrechtelijke procedures, rechtstreeks in overleg treden en overeenstemming trachten te bereiken over een effectieve oplossing ter voorkoming van nadelige gevolgen van parallelle procedures, en mits dit niet ten koste gaat van de bescherming van de verdachte, kunnen de lidstaten:

Amendement 19

Initiatief van de Tsjechische Republiek, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Artikel 15 bis (nieuw)

 

Artikel 15 bis

Vermelding in het jaarverslag

De naar Eurojust verwezen gevallen waarover door de lidstaten geen overeenstemming kon worden bereikt, worden in het jaarverslag van Eurojust vermeld.