ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.CE2010.224.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 224E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
19 augustus 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Europees Parlement
ZITTING 2009-2010
Vergaderingen van 15 juli en van 14 t/m 17 september 2009
De notulen van de zitting van 14 t/m 16 juli 2009 zijn gepubliceerd in PB C 47 E van 25.2.2010
De notulen van de zitting van 14 t/m 17 september 2009 zijn gepubliceerd in PB C 22 E van 29.1.2010
AANGENOMEN TEKSTEN

 

Woensdag, 16 september 2009

2010/C 224E/01

Bosbranden tijdens de zomer van 2009
Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2009 over de bosbranden tijdens de zomer van 2009

1

 

Donderdag, 17 september 2009

2010/C 224E/02

SWIFT
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan

8

2010/C 224E/03

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EG-Tadzjikistan
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de sluiting van een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds

12

2010/C 224E/04

Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie

18

2010/C 224E/05

Crisis in de zuivelsector
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de crisis in de zuivelsector

20

2010/C 224E/06

Energiezekerheid (Nabucco en Desertec)
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over externe aspecten van de energiezekerheid

23

2010/C 224E/07

Moord op mensenrechtenactivisten in Rusland
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland

27

2010/C 224E/08

Kazachstan: de zaak Yevgeni Zhovtis
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de zaak Yevgeni Zhovtis in Kazachstan

30

2010/C 224E/09

Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani

32

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

 

Woensdag, 15 juli 2009

2010/C 224E/10

Samenstelling van de parlementaire commissies
Besluit van het Europees Parlement van 15 juli 2009 betreffende het aantal leden van de commissies

34

 

Maandag, 14 september 2009

2010/C 224E/11

Aantal leden van delegaties
Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 over het aantal leden van de interparlementaire delegaties, delegaties in gemengde parlementaire commissies, delegaties in parlementaire samenwerkingscommissies en multilaterale parlementaire vergaderingen

36

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europees Parlement

 

Maandag, 14 september 2009

2010/C 224E/12

Benoeming van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie
Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie

39

2010/C 224E/13

Benoeming van Paweł Samecki als lid van de Commissie
Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Paweł Samecki als lid van de Commissie

40

2010/C 224E/14

Benoeming van Karel De Gucht als lid van de Commissie
Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Karel De Gucht als lid van de Commissie

41

 

Dinsdag, 15 september 2009

2010/C 224E/15

Overeenkomst EG-Mongolië over bepaalde aspecten van luchtvaartdiensten *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (COM(2007)0731 – C7-0001/2009 – 2007/0252(CNS))

42

2010/C 224E/16

Overeenkomst EG-China inzake zeevervoer *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds (08127/2009 – 13698/2008 – C7-0030/2009 – 2008/0133(CNS))

43

2010/C 224E/17

Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU
Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0308 – C7-0051/2009 – 2009/2048(BUD))

44

BIJLAGE

45

2010/C 224E/18

Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering
Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0371 – C7-0115/2009 – 2009/2066(BUD))

46

BIJLAGE

47

2010/C 224E/19

Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009
Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, Afdeling III – Commissie (11888/2009 – C7-0098/2009 – 2009/2047(BUD))

48

2010/C 224E/20

Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009
Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 – de storm Klaus in Frankrijk (12951/2009 C7-0130/2009 2009/2046(BUD))

49

2010/C 224E/21

Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009
Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009: Europol, Eurojust, OLAF (12952/2009 – C7-0131/2009 – 2009/2050(BUD))

51

BIJLAGE

52

 

Donderdag, 17 september 2009

2010/C 224E/22

Interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (Integrale-GMO-verordening), wat de interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder betreft (COM(2009)0354 – C7-0103/2009 – 2009/0094(CNS))

53

2010/C 224E/23

Regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het GLB *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (COM(2009)0321 – C7-0093/2009 – 2009/0084(CNS))

54

2010/C 224E/24

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EG/Tadzjikistan ***
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie inzake de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds (12475/2004 – 11803/2004 – C6-0118/2005 – 2004/0176(AVC))

55

Verklaring van de gebruikte tekens

*

Raadplegingsprocedure

**I

Samenwerkingsprocedure, eerste lezing

**II

Samenwerkingsprocedure, tweede lezing

***

Instemmingsprocedure

***I

Medebeslissingsprocedure, eerste lezing

***II

Medebeslissingsprocedure, tweede lezing

***III

Medebeslissingsprocedure, derde lezing

(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag)

Politieke amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.

Technische correcties en aanpassingen door de diensten: nieuwe of vervangende tekst staat in cursief, schrappingen zijn met het symbool ║ aangegeven.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Europees Parlement ZITTING 2009-2010 Vergaderingen van 15 juli en van 14 t/m 17 september 2009 De notulen van de zitting van 14 t/m 16 juli 2009 zijn gepubliceerd in PB C 47 E van 25.2.2010 De notulen van de zitting van 14 t/m 17 september 2009 zijn gepubliceerd in PB C 22 E van 29.1.2010 AANGENOMEN TEKSTEN

Woensdag, 16 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/1


Woensdag, 16 september 2009
Bosbranden tijdens de zomer van 2009

P7_TA(2009)0013

Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2009 over de bosbranden tijdens de zomer van 2009

2010/C 224 E/01

Het Europees Parlement,

gelet op de artikelen 2, 6 en 174 van het EG-Verdrag,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 19 juni 2008 over versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen (1), van 4 september 2007 over natuurrampen (2), van 7 september 2006 over bosbranden en overstromingen (3), van 5 september 2002 over overstromingen in Europa (4), van 14 april 2005 over de droogte in Portugal (5), van 12 mei 2005 over de droogte in Spanje (6), van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa (7) alsook naar zijn resoluties van 18 mei 2006 over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) – landbouwaspecten (8), regionale-ontwikkelingsaspecten (9) en milieuaspecten (10),

gezien Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (11),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108) en het standpunt van het Parlement van 18 mei 2006 (12),

gezien Speciaal verslag nr. 3/2008 van de Europese Rekenkamer „Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: hoe snel, efficiënt en flexibel is het?”,

gezien het jaarverslag 2008 van de Commissie over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het verslag over de ervaring die de afgelopen zes jaar met het nieuwe instrument is opgedaan,

gelet op Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's (13),

gezien Beschikking 2007/162/EG, Euratom van de Raad van 5 maart 2007 tot instelling van een financieringsinstrument voor civiele bescherming (14),

gezien de conclusies van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 en 13 juni 2007 over vergroting van de coördinatiecapaciteit van het Centrum voor waarneming en informatie (MIC) in het kader van het communautair mechanisme voor civiele bescherming,

gezien het verslag van Michel Barnier van 9 mei 2006„Een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming: Europe Aid”,

gezien punt 12 van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 juni 2006 betreffende het reactievermogen van de Europese Unie op noodsituaties, crises en rampen,

gezien de mededeling van de Commissie van 23 februari 2009 over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (COM(2009)0082),

gezien de met algemene stemmen aangenomen resolutie van de Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering over de civiele bescherming en de voorkoming van natuurrampen en ecologische rampen in het Euro-Mediterrane gebied,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de zomer van 2009 eens te meer werd gekenmerkt door verwoestende bosbranden en overstromingen in geheel Zuid-Europa, die lidstaten, perifere regio's, kandidaatlanden en directe buurlanden van de EU hebben getroffen en die zowel menselijk leed, met ten minste elf dodelijke slachtoffers, als enorme materiële en milieuschade hebben veroorzaakt,

B.

overwegende dat volgens het Europees Bosbrandinformatiesysteem het totale oppervlak aan vegetatie en bossen dat deze zomer in Europa door branden is aangetast meer dan 315 000 hectare bedraagt, en dat de Commissie bijgevolg met spoed EU-middelen voor de getroffen gebieden vrij moet maken,

C.

overwegende dat droogte en aanhoudende branden het proces van woestijnvorming in veel gebieden in Zuid-Europa versnellen, waarbij het afgelopen decennium meer dan 400 000 hectare Europees bos per jaar is verdwenen, wat de levenskwaliteit van de betrokken bevolking ernstig heeft geschaad en van invloed is op de landbouw, de veehouderij en de bossen,

D.

overwegende dat het onvermijdelijk is dat de temperatuur de komende decennia overal ter wereld zal stijgen, ongeacht onze wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering binnen de perken te houden, wat in het bijzonder negatieve gevolgen zal hebben voor Zuid-Europa, een regio waarvoor ernstige kwetsbaarheid in termen van klimaatverandering wordt voorspeld, en die in 2007 te kampen heeft gehad met bosbranden zonder weerga als direct gevolg van de extreme hittegolven in dat jaar,

E.

overwegende dat de frequentie, de ernst, de complexiteit en de impact van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in geheel Europa de afgelopen jaren snel zijn toegenomen, wat heeft geleid tot het verlies van mensenlevens en bezittingen en op de korte en de lange termijn catastrofale gevolgen heeft voor de economie van de getroffen regio's, onder meer het verlies van natuurlijk en cultureel erfgoed, de vernietiging van economische en sociale infrastructuur, evenals schade aan het milieu (in het geval van bosbranden, het verlies van natuurlijke habitats en biodiversiteit, aantasting van het microklimaat en meer uitstoot van broeikasgassen),

F.

overwegende dat de economische en sociale gevolgen van natuurrampen de lokale en regionale economie schaden, met name sectoren als toerisme en productie-activiteiten in het algemeen,

G.

overwegende dat preventie van bijzonder belang is bij de bescherming tegen natuur-, technologische en milieurampen,

H.

overwegende dat het verschijnsel bosbranden tevens wordt verergerd door de leegloop van het platteland en het stopzetten van traditionele plattelandsactiviteiten, het ontoereikende onderhoud van de bossen, het bestaan van grote bosarealen met slechts één boomsoort, de beplanting met ongeschikte boomsoorten, het gebrek aan een behoorlijk preventiebeleid en te lichte straffen voor opzettelijke brandstichting, alsook een ontoereikende tenuitvoerlegging van wetgeving die illegale bouw verbiedt en herbebossing waarborgt,

I.

overwegende dat sommige lidstaten nog steeds geen volledig grondregister en een afzonderlijk bosregister en boskaarten hebben, wat samen met de inadequate uitvoering van regelgeving die illegale bouw in door brand verwoeste gebieden verbiedt, een vacuüm vormt dat leidt tot gewijzigd grondgebruik en de herbestemming van bosgrond voor doeleinden van bouw en financiële speculatie,

J.

overwegende dat het communautaire mechanisme voor civiele bescherming de afgelopen paar jaar herhaaldelijk in werking is gesteld,

K.

overwegende dat natuurrampen zoals de steeds frequentere bosbranden in Zuid-Europa tevens een grensoverschrijdende dimensie kunnen hebben vanwege de snelheid waarmee de branden zich vanuit de brandhaard kunnen verspreiden en vanwege het feit dat ze onverwacht van richting kunnen veranderen, waardoor zij flexibele, snelle en gecoördineerde responsmaatregelen behoeven; overwegende dat de branden bovendien aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan bezittingen, mensenlevens, economische activiteiten en het regionale milieu,

L.

overwegende dat het Parlement sinds de vaststelling van zijn standpunt in mei 2006 er meerdere malen bij de voorzitterschappen van de Raad op heeft aangedrongen een besluit te nemen over een nieuwe verordening inzake het Solidariteitsfonds,

M.

overwegende dat het Solidariteitsfonds sinds de oprichting in 2002 financiële steun ten belope van meer dan 1,5 miljard EUR heeft geboden,

N.

overwegende dat de Rekenkamer verklaart dat het Solidariteitsfonds „zijn onderliggende doelstelling, namelijk solidariteit te betuigen met de lidstaten in rampsituaties, heeft bereikt”, hoewel het grootste probleem het gebrek aan snelheid blijft waarmee het Fonds als instrument voor crisisbeheer in werking kan worden gesteld,

O.

overwegende dat de Commissie erkent dat de criteria betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds transparanter en eenvoudiger moeten worden,

P.

overwegende dat het Parlement sinds 1995 opeenvolgende resoluties heeft aangenomen waarin het de Europese Unie heeft opgeroepen dringend diverse initiatieven te nemen om bosbranden in Zuid-Europa te bestrijden, maar dat deze initiatieven er ofwel niet zijn gekomen, ofwel onvolledig en ondoeltreffend waren,

1.

betuigt zijn medeleven en grote solidariteit met de familieleden van degenen die hun leven verloren en met de bewoners van de getroffen gebieden, en brengt hulde aan de brandbestrijders, militairen, beroepsbrandweerlui en vrijwilligers die onvermoeibaar en moedig hebben gewerkt om branden te blussen, mensen te redden en de schade van de natuurrampen van deze zomer te beperken;

2.

betreurt dat de aanbevelingen die het in zijn eerdere resoluties over natuurrampen had geformuleerd, niet zijn opgevolgd;

3.

wijst erop dat de schade die door de bosbranden is aangericht, had kunnen worden voorkomen indien sommige lidstaten een efficiënter preventiebeleid en adequate wetgeving betreffende grondbehoud en adequaat grondgebruik hadden ontwikkeld en uitgevoerd;

4.

is van oordeel dat de Commissie een voorstel moet indienen voor een Europese strategie ter bestrijding van natuurrampen, met inbegrip van een verplichte aanpak voor risicopreventie, en een protocol moet opstellen voor een uniform optreden voor elk ramptype in geheel de Unie; is tevens van oordeel dat in deze strategie bijzondere aandacht moet worden besteed aan eilanden en perifere gebieden met een geringe bevolkingsdichtheid;

5.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat beheersmaatregelen inzake overstromingsrisico's toegespitst zijn op preventie; is van oordeel dat dergelijke maatregelen die met de natuur samenwerken en er niet tegen in gaan, mensen, bezittingen en het milieu kunnen beschermen en bijdragen aan een ecologisch en duurzaam waterbeheer alsook aan de EU-doelstelling inzake biodiversiteit en de EU-strategie ter aanpassing aan de klimaatverandering;

6.

roept de Commissie op uit het huidige EU-Solidariteitsfonds op de meest flexibele wijze en zonder vertraging middelen beschikbaar te stellen zodat de slachtoffers van de natuurrampen van deze zomer kunnen worden bijgestaan;

7.

verzoekt de Commissie met klem het herstel te steunen van de regio's die zware schade hebben geleden, de natuurlijke habitats in de getroffen gebieden te herstellen, ernaar te streven opnieuw banen te creëren en passende maatregelen te nemen ter compensatie van de sociale kosten die samenhangen met het verlies van banen en andere bronnen van inkomsten;

8.

is ingenomen met de samenwerking en de bijstand die andere lidstaten aan de geteisterde gebieden hebben geboden in het kader van het communautaire mechanisme voor civiele bescherming; zegt zijn steun toe aan de voortzetting van het proefproject voor de bestrijding van bosbranden en verzoekt de Commissie met spoed verslag uit te brengen over het proefproject ter versterking van de samenwerking tussen de lidstaten en over de voorbereidende actie met het oog op een EU-structuur voor snelle respons, en pleit voor voorstellen die zijn gericht op het opzetten van een echte communautaire rampenbestrijdingsstructuur die kan worden ingezet bij bosbranden en andere rampen;

9.

benadrukt dat deze kwestie bijzonder dringend is en dringt bijgevolg aan op de oprichting van een efficiënte Europese noodhulpmacht die onmiddellijk op noodsituaties kan reageren, zoals voorgesteld in het reeds aangehaalde verslag van Michel Barnier; dringt er bijgevolg bij de Commissie op aan dat zij concrete voorstellen doet om Europa een samenwerkingscapaciteit te geven die een sneller optreden in geval van natuurrampen mogelijk maakt;

10.

is van oordeel dat de recente ervaringen en die van de afgelopen jaren duidelijk aantonen dat de capaciteit van de Gemeenschap op het gebied van civiele bescherming, preventie, paraatheid en reactievermogen in verband met bos- en andere branden in Zuid-Europa verder moet worden verbeterd, en verzoekt de Commissie met aandrang in deze zin actie te ondernemen om duidelijk de Europese solidariteit te tonen met landen die door grote rampen worden getroffen; ondersteunt maatregelen om de paraatheid van de civiele bescherming van de lidstaten te verbeteren, met name door middel van de uitwisseling van deskundigen en beste werkmethoden, oefeningen en projecten in verband met paraatheid;

11.

is erkentelijk voor de bijdrage van het Centrum voor waarneming en informatie (MIC) aan de ondersteuning en vergemakkelijking van het mobiliseren en coördineren van de hulp van de civiele bescherming in noodsituaties;

12.

wijst op de individuele verantwoordelijkheid van de lidstaten inzake maatregelen op het gebied van civiele bescherming en rampenbeheersing en op hun primaire verantwoordelijkheid om branden te voorkomen en te blussen; verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te treffen voor de oprichting van een onafhankelijke, permanente Europese reactiemacht om de lidstaten en de getroffen regio's bij buitengewone bosbranden en andere rampen te helpen door de beste apparatuur en deskundigheid beschikbaar te stellen; merkt in dit verband op dat de Commissie de mogelijkheden moet nagaan om een beroep te doen op eventuele extra capaciteit voor een snelle reactie bij omvangrijke noodsituaties uit andere bronnen, waaronder particuliere middelen;

13.

betreurt ten zeerste dat er zoveel ernstige verliezen zijn geleden tijdens de branden in bepaalde lidstaten die nog onlangs werden getroffen door branden van vergelijkbare omvang; acht het bijgevolg noodzakelijk om onmiddellijk na te gaan of de preventie- en paraatheidsmaatregelen wel afdoende zijn, teneinde de nodige lessen te trekken om de vernietigende gevolgen van soortgelijke rampen in de lidstaten in de toekomst te voorkomen en te beperken; verzoekt de Commissie in dit verband bij de lidstaten na te gaan welke operationele programma's er zijn voor het optreden bij natuurrampen, teneinde ervaringen uit te wisselen en conclusies te trekken inzake spoedmaatregelen, de coördinatie van bestuurlijke en operationele organen alsmede de beschikbaarheid van de nodige personele en materiële middelen;

14.

betreurt het dat het erop lijkt dat zo veel van deze bosbranden door brandstichting zijn ontstaan en is er bijzonder bezorgd over dat in Europa optredende bosbranden steeds meer aan brandstichtingsdelicten moeten worden toegeschreven; verzoekt de lidstaten daarom strengere strafrechtelijke sancties te treffen voor criminele handelingen die het milieu schade toebrengen, in het bijzonder het aansteken van bosbranden; is van oordeel dat snel en doeltreffend onderzoek om de verantwoordelijkheid vast te stellen, gevolgd door gepaste bestraffing onachtzaam en opzettelijk crimineel gedrag kan ontmoedigen;

15.

dringt aan op een sanctie in de vorm van terugbetaling van de communautaire steun door de lidstaat die het getroffen gebied niet volledig herbebost of die wijzigingen van de grondbestemming toestaat voor speculatieve ontwikkelings- of toeristische projecten;

16.

veroordeelt het legaliseren van illegale gebouwen in beschermde gebieden waar bouwen verboden is;

17.

wijst erop dat brandstichters, met name zij die profiteren van het bebouwen of vernietigen van bosgebied, kunnen worden aangemoedigd door wetgeving die dergelijk land niet strikt omschrijft en beschermt en/of door onvoldoende toepassing van wetgeving die illegale bouw verbiedt; dringt er daarom bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat alle verbrande bosarealen bos blijven en onder programma's voor herbebossing vallen;

18.

dringt aan op doelmatiger methoden voor vroegtijdige signalering van bosbranden en op een betere overdracht tussen de lidstaten van deskundigheid op het gebied van brandbestrijdingsmaatregelen, en vraagt de Commissie dringend te zorgen voor een betere uitwisseling van ervaring tussen regio's en lidstaten;

19.

betuigt zijn erkentelijkheid voor de door de Europese Unie, de lidstaten en andere landen betoonde solidariteit bij de hulpverlening aan de getroffen gebieden door het beschikbaar stellen van vliegtuigen, brandbestrijdingsapparatuur en expertise, en voor de waardevolle hulp die aan de betrokken autoriteiten en reddingsdiensten is verleend; is van oordeel dat deze gebeurtenissen in omvang en consequenties de regionale en nationale proporties en vermogens te boven gaan en pleit dringend voor een doeltreffende Europese inzet;

20.

verwelkomt de bijdrage van de Europese Tactische Reserve voor Bosbrandbestrijding (EUFFTR), die in de zomer van 2009 werd opgezet om de lidstaten hulp te bieden bij de bestrijding van grote bosbranden; merkt op dat dit proefproject werd opgezet met steun van het Parlement, ter versterking van de samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van bosbranden, en een mooi voorbeeld oplevert van de ruimere capaciteit op Europees niveau om in noodsituaties onmiddellijke hulp te bieden; benadrukt in dit verband dat moet worden doorgegaan met de verdere ontwikkeling en uitbouw van dit proefproject, aangezien ook in de toekomst omstandigheden zullen blijven bestaan waarin grote verwoestingen worden aangericht en waar de capaciteiten van de lidstaten en de EUFFTR tekortschieten;

21.

betreurt het feit dat de Commissie en de Raad in de begroting voor 2010 geen voorzieningen hebben getroffen voor voortzetting van de voorbereidende actie met het oog op een EU-structuur voor snelle respons, waarmee reeds in 2008 en 2009 was begonnen;

22.

is van mening dat een nieuwe verordening inzake een Solidariteitsfonds van de Europese Unie een wezenlijke manier is om de door natuurrampen veroorzaakte problemen soepeler en doelmatiger aan te pakken; laakt het feit dat de Raad vooruitgang op dit gebied tegenhoudt door herziening op onwettige wijze te vertragen, ondanks het feit dat het Parlement zijn standpunt in mei 2006 in eerste lezing met overweldigende meerderheid heeft vastgesteld;

23.

wijst met nadruk op het feit dat grote voordelen voor de praktische werking van het Fonds zouden kunnen ontstaan als dit initiatief nieuw leven werd ingeblazen, waardoor het toepassingsgebied zou worden uitgebreid, de uitzonderlijke activering van het Fonds voor regionale rampen zou worden afgeschaft, waardoor het mogelijk zou worden dat meer regio's steun ontvingen door een lagere schadedrempel in te stellen voor de inzet ervan en, uiterst belangrijk, door een snellere reactie ingeval van rampen mogelijk te maken door de betalingen te versnellen;

24.

verzoekt de Commissie en de Raad met klem bij het zoeken naar een vergelijk zo verantwoordelijk en snel mogelijk te werk te gaan om het proces van herziening van de verordening inzake het Solidariteitsfonds opnieuw op gang te brengen om een krachtiger en sneller instrument in het leven te roepen, dat het mogelijk maakt te reageren op de nieuwe problemen die voortkomen uit globalisering en klimaatverandering; dringt er bij het Zweedse voorzitterschap en bij de ministers van financiën, milieu, landbouw en regionale ontwikkeling van de EU op aan onverwijld snelle en krachtige maatregelen te nemen;

25.

spreekt zijn bezorgdheid uit over het toenemend aantal natuurrampen die volgens deskundigen grotendeels kunnen worden toegeschreven aan de klimaatverandering, en verzoekt de Commissie en de Raad alle mogelijke inspanningen te leveren om te komen tot een ambitieus internationaal akkoord op de komende Conferentie van de Partijen die dient als het overleg van de Partijen bij het Protocol van Kyoto te Kopenhagen, Denemarken, van 7 tot 18 december 2009;

26.

onderstreept de noodzaak van krachtiger preventieve maatregelen die op alle soorten natuurrampen zijn berekend, door invoering van gemeenschappelijke strategische richtsnoeren die voor een betere coördinatie tussen de lidstaten kunnen zorgen, alsmede een grotere mate van operabiliteit en coördinatie tussen de verschillende communautaire instrumenten (Structuurfondsen, Solidariteitsfonds, ELFPO, LIFE+ en het instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties), waarbij de noodzakelijke inzet van andere instrumenten niet mag worden vergeten, zoals staatssteun voor regionale doeleinden en leningen van de Europese Investeringsbank, waarmee de schade als gevolg van natuurrampen kan worden opgevangen; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de communautaire kredieten die zijn toegekend voor maatregelen ter bescherming tegen bosbranden, en aan te geven of deze middelen adequaat zijn gebruikt;

27.

pleit voor de inlassing van regionale coördinatie-instrumenten in de programma's voor plattelandsontwikkeling om de doelmatigheid van preventieve maatregelen op te voeren;

28.

benadrukt dat de procedure om toegang te krijgen tot EU-middelen voor het herstel van landbouwgronden na overstromingen en branden moet worden versneld en dat er meer financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor de uitbouw van beschermende voorzieningen tegen brand en overstroming; wijst nadrukkelijk op de fatale gevolgen van bosbranden en overstromingen voor dieren en vee;

29.

acht het essentieel dat rekening wordt gehouden met de structurele problemen van het plattelandsmilieu (bevolkingskrimp, braaklegging van landbouwgrond, ontbossing en het overmatig versnipperde bezit van bospercelen);

30.

is van mening dat de bestaande verbanden tussen bescherming van de burgerbevolking en milieubeleid moeten worden versterkt, opdat de preventieve maatregelen die in de milieuwetgeving zijn opgenomen, ten volle kunnen worden benut en er een gecoördineerde aanpak van de EU tot stand komt om rampen te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen; wijst er echter met nadruk op dat er geen plannen bestaan om de huidige nationale bevoegdheden op het gebied van bescherming van de burgerbevolking en voorkoming van rampen via richtsnoeren van de EU te vervangen of te beperken;

31.

is van oordeel dat de procedures voor het inzetten van het Solidariteitsfonds moeten worden herzien om de uitkering van steungelden sneller te laten verlopen; denkt met het oog daarop met name aan een stelsel van vooruitbetaling op basis van een eerste raming van de directe schade, waarbij vervolgbetalingen afhangen van de definitieve berekening van de totale directe schade en van het bewijs dat preventiemaatregelen naar aanleiding van de ramp zijn getroffen;

32.

vraagt de Commissie vooruitgang te boeken bij het opzetten van voorlichtings- en instructiecampagnes over de met de lidstaten overeengekomen preventieve maatregelen, ten einde de gevaren en de gevolgen van natuurrampen te beperken, met name in gebieden met een zeer hoog risico, door de burgers bewust te maken van de noodzaak voor het milieu te zorgen en de natuur te behouden; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem maatregelen te nemen, met inbegrip van bewustmakingsmaatregelen, ter bevordering van een duurzamer gebruik van water, bodem en biologische hulpbronnen, en met het oog op een beter afvalbeheer, omdat het ontbreken daarvan vaak de oorzaak is van bosbranden;

33.

onderstreept dat nog afgezien van de ernstige gevolgen voor het milieu en de economie, de huidige frequentie van bosbranden in Zuid-Europa - bijna 95 % van het totale verbrande areaal in de EU bevindt zich in het Middellandse-Zeegebied - rechtstreeks verband zou houden met de groeiende impact van de klimaatverandering in deze gebieden (erosie en bodemverlies, woestijnvorming, toename van broeikasgassen m.i.v. CO2);

34.

dringt dan ook aan op een geïntegreerde EU-strategie voor het behoud van de bosecosystemen in Zuid-Europa, die garant staat voor voldoende financiële middelen ten behoeve van preventiemaatregelen, maatregelen om de grote economische en ecologische schade op te vangen en maatregelen om volledig herstel van de ecosystemen te waarborgen, alsmede voor middelen voor de aanpassing van de bosecosystemen in Zuid-Europa aan klimaatverandering en het afzwakken van de impact hiervan;

35.

onderstreept dat de ernstige blootstelling van de bosecosystemen in het Middellandse-Zeegebied aan klimaatverandering ten volle in aanmerking moet worden genomen; verzoekt de Commissie om naast de agro-ecologische maatregelen waarin het gGemeenschappelijk landbouwbeleid reeds voorziet, specifieke instrumenten in te voeren die de verspreiding van bosbranden moeten tegengaan en voorkomen, alsook om zich diepgaand te beraden over de invoering van een gemeenschappelijk bosbeleid waarmee doelmatiger kan worden omgegaan met klimaatverandering en natuurrampen; verzoekt de Commissie met klem om in haar voorstel voor een EU-actieplan voor aanpassing aan de klimaatverandering voorrang te geven aan de preventie en bestrijding van droogtes en bosbranden in Zuid-Europa;

36.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en aan de regionale autoriteiten van de door de branden en overstromingen getroffen gebieden.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0304.

(2)  PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 55.

(3)  PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 240.

(4)  PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 471.

(5)  PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 599.

(6)  PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 414.

(7)  PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 322.

(8)  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 363.

(9)  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 369.

(10)  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 375.

(11)  PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9.

(12)  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 331.

(13)  PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27.

(14)  PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9.


Donderdag, 17 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/8


Donderdag, 17 september 2009
SWIFT

P7_TA(2009)0016

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan

2010/C 224 E/02

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 286 van het EG-Verdrag,

gelet op de artikelen 95 en 300 van het EG-Verdrag,

gelet op het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, met name de artikelen 5, 6, 7 en 8,

gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 8, 47, 48 en 49,

gelet op Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens,

gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

gelet op Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (3) en Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (4),

gelet op de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika van 25 juni 2003, met name artikel 4 (betreffende identificatie van bankgegevens) (5),

gezien het Terrorist Finance Tracking Program (TFTP), gebaseerd op US Presidential Executive Order 13224 (6), op grond waarvan met name het Ministerie van Financiën van de VS in geval van een nationale noodtoestand via „administratieve dwangbevelen” gegevens over het betalingsverkeer kan verkrijgen die via financiële netwerken als dat van de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunications (SWIFT) worden verstuurd,

gezien de voorwaarden die het Amerikaanse Ministerie van Financiën heeft vastgesteld voor de toegang tot SWIFT-gegevens (als omschreven in de VS-„Opmerkingen” (7)) en gezien de informatie die de Commissie heeft verkregen via de „prominente persoon” over de inachtneming van die „Opmerkingen” door de autoriteiten van de VS,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties waarin erop wordt aangedrongen dat SWIFT zich strikt houdt aan het rechtskader van de EU, met name wanneer het gaat om op EU-grondgebied verrichte Europese financiële transacties (8),

gezien de onderhandelingsrichtsnoeren voor het voorzitterschap van de Raad en de voorgenomen internationale overeenkomst tussen de EU en de VS over de overdracht van SWIFT-gegevens, die als „EU-restricted” zijn geclassificeerd,

gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 3 juli 2009, dat als „EU-restricted” is geclassificeerd,

gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat SWIFT in oktober 2007 heeft aangekondigd dat er eind 2009 een nieuwe structuur voor het verzenden van berichten zal worden ingevoerd,

B.

overwegende dat deze verandering in de structuur van de berichtenverzending tot gevolg zou hebben dat het merendeel van de financiële gegevens die SWIFT tot nu toe op grond van administratieve dwangbevelen aan het TFTP-programma van het Amerikaanse Ministerie van Financiën moest verstrekken, niet langer ter beschikking van het TFTP zou worden gesteld,

C.

overwegende dat de Raad op 27 juli 2009 met algemene stemmen de onderhandelingsrichtsnoeren heeft vastgesteld die het voorzitterschap, bijgestaan door de Commissie, in acht dient te nemen bij de onderhandelingen over een op basis van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te sluiten overeenkomst met de VS inzake de voortzetting van het doorgeven van SWIFT-gegevens aan het TFTP van de VS,

D.

overwegende dat de onderhandelingsrichtsnoeren en het juridisch advies van de Juridische Dienst van de Raad over de keuze van de rechtsgrondslag niet openbaar zijn gemaakt, aangezien ze als „EU-restricted” zijn geclassificeerd,

E.

overwegende dat in de internationale overeenkomst zal worden bepaald dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang voorlopig van kracht wordt voor de periode vanaf de ondertekening tot de inwerkingtreding ervan,

F.

overwegende dat binnen de EU zelf geen TFTP operationeel is,

G.

overwegende dat toegang tot de door SWIFT beheerde gegevens het in beginsel mogelijk maakt niet alleen overmakingen in verband met illegale activiteiten op te sporen, maar ook informatie over economische activiteiten van de betrokken personen en landen, en dus misbruikt kan worden voor grootschalige economische en industriële spionage,

H.

overwegende dat SWIFT een memorandum van overeenstemming heeft ondertekend met het Amerikaanse ministerie van Financiën waarbij het scala aan overgedragen gegevens en de mogelijkheden tot het zoeken naar gegevens worden beperkt tot specifieke gevallen van terrorismebestrijding, en waarbij deze handelingen onderworpen worden aan onafhankelijk toezicht en een onafhankelijke audit, met inbegrip van controle in real time,

I.

overwegende dat er alleen een overeenkomst tussen de EU en de VS gesloten mag worden, indien de bescherming in het memorandum van overeenstemming en de „Opmerkingen” van het Amerikaanse ministerie van Financiën, zoals die welke gelden ten aanzien van gegevens die bij dwangbevel aan het Amerikaanse Ministerie van Financiën verstrekt worden door het operationele centrum van SWIFT in de VS, wordt gehandhaafd,

1.

bevestigt nogmaals dat het terrorisme vastberaden wil bestrijden en dat het zijn vaste overtuiging is dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsmaatregelen en bescherming van burgerlijke vrijheden en grondrechten, waarbij privacy en gegevensbescherming optimaal moeten worden geëerbiedigd; bevestigt andermaal dat noodzaak en evenredigheid grondbeginselen zijn zonder dewelke terrorismebestrijding nooit doeltreffend zal zijn;

2.

wijst er met klem op dat de Europese Unie stoelt op de beginselen van de rechtsstaat en dat elke overdracht van Europese persoonsgegevens aan derde landen om veiligheidsredenen gepaard moet gaan met procedurele waarborgen en rechten van verweer en in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermingswetgeving op nationaal en Europees niveau (9);

3.

herinnert de Raad en de Commissie eraan dat in artikel 4 van het trans-Atlantische kader van de overeenkomst tussen de EU en de VS inzake rechtshulp, die op 1 januari 2010 in werking zal treden, wordt bepaald dat nationale overheidsinstanties op verzoek toegang kunnen krijgen tot welbepaalde financiële gegevens en dat dit een betere rechtsgrondslag zou kunnen zijn voor de overdracht van SWIFT-gegevens dan de voorgestelde interim-overeenkomst; verzoekt de Raad en de Commissie uit te leggen waarom een interim-overeenkomst noodzakelijk is;

4.

is ingenomen met het in juni 2007 door SWIFT genomen besluit om alle gegevens over financiële transacties binnen de EU bij twee Europese operationele centra onder te brengen; wijst de Raad erop dat dit besluit was genomen met instemming van de Belgische gegevensbeschermingsautoriteiten, in overeenstemming met het verzoek van de EU-Groep van artikel 29 en het standpunt van het Europees Parlement;

5.

wijst erop dat de Raad de onderhandelingsrichtsnoeren pas heeft vastgesteld bijna twee jaar nadat SWIFT een verandering in de opzet van de verzending van berichten had aangekondigd;

6.

is bezorgd over het feit dat de juridische diensten van de instellingen van mening verschillen over de rechtsgrondslag die voor de beoogde overeenkomst is gekozen, en stelt vast dat de Juridische Dienst van de Raad van mening is dat de Gemeenschap bevoegdheid terzake heeft;

7.

is van mening dat indien een internationale overeenkomst absoluut noodzakelijk is, deze minimaal dient te verzekeren:

a)

gegevens alleen worden verstrekt en verwerkt om het terrorisme te bestrijden, zoals omschreven in artikel 1 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (10), en dat zij betrekking hebben op terroristische individuen of organisaties die als zodanig door de EU zijn aangemerkt,

b)

de verwerking van dergelijke gegevens ten aanzien van de overdracht (alleen door middel van een „push-systeem”), de opslag en het gebruik ervan in verhouding staat tot het doel waarvoor deze gegevens zijn overgedragen en vervolgens worden verwerkt,

c)

verzoeken om overdracht betrekking hebben op specifieke, gerichte gevallen, in de tijd beperkt zijn en onderworpen zijn aan toestemming van de rechter, en dat elke daarop volgende verwerking beperkt blijft tot gegevens die verband houden met personen of organisaties tegen wie in de VS een onderzoek loopt; gegevens die een dergelijke band niet vertonen, worden gewist,

d)

EU-burgers en -ondernemingen dezelfde rechten van verweer en procedurele waarborgen en hetzelfde recht op toegang tot de rechter hebben als in de EU bestaan, en dat de wettigheid en evenredigheid van verzoeken om gegevensoverdracht in de VS door de rechter getoetst kunnen worden,

e)

voor overgedragen gegevens dezelfde gerechtelijke verhaalmechanismen gelden als voor gegevens die zich in de EU bevinden, met inbegrip van een schadevergoeding ingeval persoonsgegevens in strijd met de wet zijn verwerkt,

f)

de overeenkomst elk gebruik van SWIFT-gegevens door de Amerikaanse autoriteiten voor andere doeleinden dan die welke verband houden met de financiering van terrorisme verbiedt; ook moet het verboden zijn deze gegevens over te dragen aan derden die geen overheidsinstantie belast met de bestrijding van financiering van terrorisme zijn,

g)

strikte wederkerigheid geldt, zodat de bevoegde Amerikaanse autoriteiten verplicht zijn relevante gegevens over het betalingsverkeer over te dragen aan de bevoegde EU-autoriteiten, als deze daarom verzoeken,

h)

de overeenkomst expliciet wordt gesloten voor een bepaalde periode, aan de hand van een evaluatieclausule, die na uiterlijk 12 maanden afloopt, onverminderd de procedure die uit hoofde van het Verdrag van Lissabon gevolgd moet worden voor een mogelijke nieuwe overeenkomst op dit gebied,

i)

de interimovereenkomst duidelijk bepaalt dat de Amerikaanse autoriteiten onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hiervan in kennis gesteld moeten worden en dat over een mogelijke nieuwe overeenkomst zal worden onderhandeld binnen het nieuwe wettelijke kader van de EU, dat wil zeggen met volledige deelneming van het Europees Parlement en de nationale parlementen;

8.

verzoekt de Raad en de Commissie toe te lichten welke rol precies de „overheidsinstantie” zal spelen die als verantwoordelijke instantie zal worden aangewezen om verzoeken van het Amerikaanse Ministerie van Financiën in ontvangst te nemen, in het bijzonder gelet op de aard van de bevoegdheden die een dergelijke „instantie” zou krijgen en de wijze waarop die bevoegdheden afgedwongen zouden kunnen worden;

9.

verzoekt de Raad en de Commissie te bevestigen dat geaggregeerde en grote bestanden zoals die welke betrekking hebben op transacties in het kader van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA) buiten de gegevens vallen die kunnen worden opgevraagd door of overgedragen aan het Amerikaanse Ministerie van Financiën;

10.

beklemtoont dat SWIFT van fundamenteel belang is voor de veerkracht van Europa's betalingssystemen en effectenmarkten en niet onbillijk benadeeld mag worden ten opzichte van concurrerende leveranciers van financiële-berichtenverzending;

11.

benadrukt het belang van rechtszekerheid en immuniteit voor burgers en particuliere organisaties waarover gegevens worden verstrekt krachtens regelingen als de voorgestelde EU-VS-overeenkomst;

12.

wijst erop dat het zinvol kan zijn dat de Commissie de noodzaak bestudeert om een Europees TFTP op te zetten;

13.

verzoekt de Commissie en het voorzitterschap ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en alle nationale parlementen volledige toegang krijgen tot de onderhandelingsstukken en -richtsnoeren;

14.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de regeringen en parlementen van de lidstaten en kandidaat-lidstaten, alsook de regering en de twee Kamers van het Congres van de Verenigde Staten.


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

(4)  PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 34.

(6)  Executive Order 13224 werd op 23 september 2001 uitgevaardigd krachtens de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA), 50 USC, §§ 1701-1706. De president delegeerde zijn bevoegdheden krachtens de Executive Order aan de minister van Financiën. Dit ministerie dagvaardde SWIFT overeenkomstig Executive Order 13224 en de uitvoeringsbepalingen daarbij.

(7)  Verwerking van uit de EU afkomstige persoonsgegevens door het Amerikaanse ministerie van financiën ten behoeve van terrorismebestrijding - SWIFT (PB C 166 van 20.7.2007, blz. 18).

(8)  Resolutie van 14 februari 2007 over SWIFT, de PNR-overeenkomst en de transatlantische dialoog over deze kwesties (PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 349); resolutie van 6 juli 2006 over het onderscheppen door de Amerikaanse geheime diensten van bankoverschrijvingsgegevens van het SWIFT-systeem (PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 843).

(9)  Met name het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens, inzonderheid de artikelen 5, 6, 7 en 8, het Handvest van de grondrechten, inzonderheid de artikelen 7, 8, 47, 48 en 49, Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

(10)  PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/12


Donderdag, 17 september 2009
Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EG-Tadzjikistan

P7_TA(2009)0017

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de sluiting van een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds

2010/C 224 E/03

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Centraal-Azië, met name die van 23 oktober 2003 over Turkmenistan en de andere landen van Centraal-Azië (1), van 20 februari 2008 over een EU-strategie voor Centraal-Azië (2) en van 14 februari 2006 over de mensenrechten- en de democratieclausule in de door de Europese Unie gesloten overeenkomsten (3),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 2 september 2008 over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (4),

gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten (PSO's) die tussen de EU en Oezbekistan, Kirgizië en Kazachstan zijn gesloten en die alle sinds 1999 van kracht zijn,

gezien de mensenrechtenclausules in deze overeenkomsten,

gezien het huidige kader voor de betrekkingen tussen de EU en Tadzjikistan, de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en de voormalige Sovjetunie, die zal worden vervangen door een PSO zodra deze door alle EU-lidstaten en Tadzjikistan is geratificeerd, en zodra het Europees Parlement daarmee heeft ingestemd,

gezien de ratificatie van de PSO met Tadzjikistan door alle 27 EU-lidstaten en Tadzjikistan,

gezien de interimovereenkomst over handel en handelsgerelateerde kwesties tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds, die op 11 oktober 2004 is ondertekend en sinds mei 2005 van kracht is (5),

gezien de aanneming door de Europese Raad op 21 en 22 juni 2007 van een EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië,

gezien het in juni 2008 door de Raad en de Commissie aan de Europese Raad voorgelegde voortgangsverslag over de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië, en gezien de vaststelling dat de uitvoering van de strategie goed verloopt,

gezien het actieplan van de Europese Raad (2007-2013) voor een energiebeleid voor Europa, dat op 8 en 9 maart 2007 is aangenomen door de Europese Raad,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 met als titel „Naar een gemeenschappelijk Europees extern energiebeleid” (6),

gezien de eerste bijeenkomst in het kader van de officiële mensenrechtendialoog tussen de EU en Tadzjikistan in oktober 2008 en de lijst van aanbevelingen die op deze bijeenkomst is opgesteld, waarmee naar verwachting op passende wijze rekening zal worden gehouden bij de lopende hervormingen van de wetgeving,

gezien het eerste, door de EU en Tadzjikistan met deelneming van het maatschappelijk middenveld op 10 en 11 juli 2009 in Dushanbe georganiseerde seminar over mensenrechten, en gezien de mensenrechtendialoog die op 23 september 2009 in Dushanbe zal plaatsvinden,

gezien de door de EU gesteunde internationale conferentie over drugs die in oktober 2008 in Dushanbe is gehouden,

gezien de gedachtenwisseling tussen de Commissie buitenlandse zaken en president Emomali Rahmon van Tadzjikistan op 10 februari 2009,

gezien de vierde interparlementaire bijeenkomst van het Europees Parlement en de Majlisi van Tadzjikistan, die tussen 6 en 8 april 2009 is Dushanbe is gehouden,

gezien zijn standpunt van 17 september 2009 (7) over de sluiting van een PSO met Tadzjikistan,

gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de landen van Centraal-Azië, waaronder Tadzjikistan, een geografische sleutelpositie tussen Europa en Azië innemen en dat deze historisch en traditioneel een belangrijk ontmoetings- en knooppunt tussen de twee continenten zijn geweest,

B.

overwegende dat de EU veel belang hecht aan veiligheid en stabiliteit, ontwikkeling en consolidatie van democratische instellingen en eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in de regio, in het bijzonder omdat de strategische, politieke en economische ontwikkelingen en de toenemende transregionale uitdagingen in Centraal-Azië de belangen van de EU zelf zowel rechtstreeks als onrechtstreeks raken,

C.

overwegende dat de nieuwe EU-strategie voor Centraal-Azië tot doel heeft de politieke dialoog te verbeteren en de banden tussen Europa en zijn Centraal-Aziatische partners te versterken, met eerbiediging van de waarden waarop de EU is gebaseerd,

D.

overwegende dat Tadzjikistan, door zijn meer dan 1 300 km lange grens met Afghanistan, een belangrijke regionale speler is aan de frontlinie met Afghanistan met betrekking tot de inspanningen van de EU - en andere internationale inspanningen - om drugshandel, extremisme en regionale onveiligheid te bestrijden,

E.

overwegende dat de doelstellingen van het EU-beleid met betrekking tot Tadzjikistan vooral gericht zijn op steun voor armoedebestrijding, goed bestuur en hervormingen alsook, op regionaal niveau, steun voor een meer doeltreffende bestrijding van drugshandel en georganiseerde misdaad, en dat de EU hiervoor voornamelijk hulp verleent in de vorm van steun voor grensbeheer door middel van haar programma's BOMCA/CADAP (Border Management and Drug Action in Central Asia),

F.

overwegende dat de PSO met Tadzjikistan voorziet in toezeggingen en samenwerking op het gebied van terugname en de controle van illegale immigratie; overwegende dat een afzonderlijke overeenkomst moet worden gesloten met de details van deze samenwerking,

G.

overwegende dat tijdens de burgeroorlog die tot 1997 duurde infrastructuur en instellingen zijn vernietigd en de economie van Tadzjikistan is verwoest, waardoor dit land het armste van alle voormalige Sovjetrepublieken is geworden; overwegende dat ongeveer 60 % van de bevolking nog steeds in troosteloze armoede leeft en dat gezondheidszorg en onderwijs in de armere gebieden ontoegankelijk blijven, hoewel Tadzjikistan de laatste jaren een periode van sterk herstel heeft doorgemaakt; overwegende dat de Tadzjieken sterk afhankelijk zijn van geldovermakingen van migrerende werknemers, maar dat dit inkomen ernstig wordt bedreigd door de economische crisis in de regio en dat het daarom van het grootste belang is dat Tadzjikistan wordt geholpen om een duurzaam en degelijk binnenlands economisch stelsel te ontwikkelen,

H.

overwegende dat Tadzjikistan het hoogste geboortecijfer heeft in Centraal-Azië, waardoor bijna 40 % van de bevolking van 7,3 miljoen inwoners bestaat uit jongeren onder 15 jaar; overwegende dat de ontwikkeling van een goed onderwijssysteem van cruciaal belang is voor de toekomst van het land,

I.

overwegende dat de economie van Tadzjikistan voornamelijk steunt op katoen en aluminiumproductie, maar dat de prijzen voor deze grondstoffen sterk dalen op de wereldmarkt; overwegende dat Tadzjikistan niet beschikt over olie of gas en dat het land, ondanks aanzienlijke hydro-elektrische reserves, te kampen heeft gehad met ernstige energietekorten,

J.

overwegende dat het institutionele, wettelijke en financiële klimaat niet gunstig is voor de ontwikkeling van de Tadzjiekse bedrijven en aanzienlijke stimulering behoeft,

K.

overwegende dat Tadzjikistan afhankelijk is van buitenlandse steun en humanitaire hulp, en dat bijna de helft van het arbeidspotentieel in het buitenland werkt, voornamelijk in Rusland, en geld overmaakt om de achtergebleven gezinnen te steunen,

L.

overwegende dat de ontbinding van de Sovjetunie heeft geleid tot een verstoring van de traditionele economische betrekkingen en regionale markten, hetgeen de huidige economische recessie nog verergert; overwegende dat de EU alles in het werk moet stellen om het vertrouwen tussen de landen van de regio weer op te bouwen en daarom hervatting van de regionale samenwerking moet faciliteren,

M.

overwegende dat Tadzjikistan niet alleen steun ontvangt in het kader van het ontwikkelings- en samenwerkingsinstrument, maar ook deelneemt aan diverse lopende regionale programma's,

N.

overwegende dat president Rahmon blijkbaar wel steun van het volk geniet, maar elke vorm van oppositie systematisch heeft onderdrukt en op doeltreffende wijze een eind heeft gemaakt aan de machtsdeling die het vredesakkoord van 1997 moest waarborgen,

O.

overwegende dat in het definitieve verslag van de OVSE/ODIHR (Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de OVSE)over de waarneming van de presidentiële verkiezingen in 2006 gewag wordt gemaakt van een gebrek aan echte keuzemogelijkheden en betekenisvol pluralisme,

P.

overwegende dat algemeen wordt aangenomen dat corruptie op alle niveaus wijd verspreid en hardnekkig is, en dat veel van de ontvangen internationale donorfinanciering niet gebruik wordt voor het eigenlijke doel,

Q.

overwegende dat het maatschappelijk middenveld nog aan het ontluiken is, dat een echte ontwikkeling daarvan vaak door de regering is tegengewerkt en er nog een lange weg af te leggen valt voor het zijn potentieel ter bevordering van de menselijke ontwikkeling in het land kan verwezenlijken; overwegende dat bepaalde activiteiten van religieuze groeperingen werden ingeperkt door het registratievereiste bij het Nationaal comité voor religieuze zaken en door andere beperkende maatregelen op grond van een pas goedgekeurde wet betreffende de gewetensvrijheid en religieuze verenigingen,

1.

is ingenomen met het feit dat Tadzjikistan duidelijk heeft gemaakt dat het met de EU wil samenwerken, dat het wenst de handelsniveaus met de EU te verbeteren en de onderwijsbetrekkingen te bevorderen, en dat het concrete maatregelen op sleutelgebieden zal nemen, zoals sociaal welzijn, gezondheidszorg, onderwijs, de aanpak van corruptie en verbetering van de mensenrechten, om te laten zien dat het deze verbintenissen serieus neemt;

2.

is zich bewust van de ontgoocheling van de Tadzjiekse overheid over het feit dat er nog geen PSO is gesloten, met name in het licht van het standpunt van de EU dat het absoluut noodzakelijk is dat zij haar beleid afstemt op de sterk verschillende politieke, economische, sociale en andere omstandigheden in de Centraal-Aziatische landen; spreekt bijgevolg zijn intentie uit om zijn instemming te geven en kijkt ernaar uit dat de PSO zo spoedig mogelijk wordt gesloten;

3.

is van mening dat zijn instemming met de sluiting van de PSO een teken is van zijn bereidheid om verplichtingen aan te gaan met Tadzjikistan en een aanmoediging voor Tadzjikistan om alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor de hervormingen die zo hard nodig zijn; wijst Tadzjikistan er echter nadrukkelijk op dat het vóór alles moet voldoen aan de stilzwijgende voorwaarden in de mensenrechten/schorsingsclausule;

4.

is van mening dat de volledige ontwikkeling van de PSO en de verbetering van de bilaterale betrekkingen gebaseerd moeten zijn op een accurate en tijdige beoordeling van de vooruitgang die op de sleutelgebieden wordt geboekt, en dringt er wat dit betreft bij de Commissie op aan een duidelijke reeks benchmarks en voorwaarden vast te stellen;

Economische situatie

5.

is zich bewust van de ernstige economische problemen waarmee Tadzjikistan wordt geconfronteerd en van de kwetsbare vervoers- en energie-infrastructuur en is ernstig bezorgd over het feit dat de voedselvoorziening van 1,5 miljoen mensen sinds mei 2009, als gevolg van de economische crisis en de gebrekkige toestand van de landbouwsector, niet kon worden gewaarborgd;

6.

dringt er bij de Tadzjiekse overheid op aan de oorzaak van het probleem aan de aanbodzijde aan te pakken en haar beleid van overambitieuze projecten te herzien die op generlei wijze de fundamentele en onmiddellijke behoeften van de bevolking aanpakken; dringt er eveneens op aan de regionale markten te versterken en de lokale productie te verbeteren en ten spoedigste programma's op te starten voor voedselhulp en voor het scheppen van meer werkgelegenheid;

7.

roept de regering van Tadzjikistan op met spoed de desastreuze staat van de onderwijs- en gezondheidssector aan te pakken, omdat anders een nieuwe golf van maatschappelijke problemen de volgende generaties dreigt te treffen en de toekomst van het land dreigt te ondermijnen;

8.

stelt eveneens vast dat chronische armoede een aanjager is van de drugshandel en dat in bepaalde verslagen wordt gesuggereerd dat 30-50 % van de economische bedrijvigheid van het land verband houdt met de handel in verdovende middelen;

9.

dringt er bij Tadzjikistan op aan zijn grote potentieel op het gebied van de opwekking van hydro-elektrische energie op een rationele en democratische wijze te benutten, met het oog op de bezorgdheid van landen stroomafwaarts die traditioneel afhankelijk zijn van vaste seizoensgebonden waterstromen; dringt er bij de Commissie op aan er alles aan te doen om de ontwikkeling van gemeenschappelijke projecten te bevorderen waaraan alle potentieel betrokken regionale actoren deelnemen en die stroken met de EU-normen;

10.

dringt er bij Tadzjikistan op aan structurele veranderingen in te voeren om het investeringsklimaat voor buitenlandse bedrijven te verbeteren;

11.

dringt er bij Tadzjikistan op aan de nodige economische hervormingen volledig door te voeren, met bijzondere nadruk op de behoefte aan landbouwhervormingen, opdat de boeren uit de schulden kunnen raken en kunnen overstappen van een monocultuur van katoen naar alternatieve vormen van landbouw;

Politieke situatie

12.

erkent dat Tadzjikistan een relatief stabiel land is, en dat er tot dusverre geen aanwijzingen zijn van een externe bedreiging of van een goed georganiseerde plaatselijke opstand; signaleert evenwel aanwijzingen van een aantal barsten in het regime (zoals bijvoorbeeld gewelddadigheden en demonstraties in de autonome bergregio Badachsjan in 2008 en een recente veiligheidsoperatie in het oostelijke district Tavildara waarbij regeringstroepen en de gewapende voormalige oppositie en buitenlandse militanten waren betrokken) die vragen hebben doen rijzen over de macht van de president; vestigt eveneens de aandacht op de vrees dat diepgewortelde armoede, ongeremde corruptie en een steeds autoritairder wordende regering het risico van toekomstige politieke, economische en sociale instabiliteit kunnen vergroten;

13.

herinnert Tadzjikistan aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en aan de EU-steun voor serieuze pogingen om vooruitgang op dit gebied te boeken;

14.

vestigt de aandacht op de samenstelling van het Parlement in Tadzjikistan, dat gedomineerd wordt door de presidentgezinde Democratische Volkspartij (PDP); betreurt het feit dat de oppositiepartijen buitenspel zijn gezet en potentiële rivalen gevangen zijn genomen of zijn verbannen; roept de regering van Tadzjikistan op om, met het oog op de door de president voor 2010 beloofde verkiezingen, gevolg te geven aan haar toezeggingen op het vlak van democratisering, door de totstandkoming van een echt meerpartijensysteem toe te laten en de kieswet te herzien (dat wil zeggen om niet-partijdige waarnemers toe te laten, het registratiegeld voor kandidaten te schrappen en meer transparantie bij het tellen van de stemmen en de bekendmaking van de stemresultaten mogelijk te maken);

15.

laakt de aan de NGO's opgelegde beperkingen en het gebrek aan een invloedrijk en zichtbaar maatschappelijk middenveld in Tadzjikistan, aangezien deze leemte de verdere democratische ontwikkeling kan ondergraven, en herhaalt dat diepgaande hervormingen nodig zijn, alsook de eerbiediging van de mensenrechten in alle sectoren van de samenleving;

16.

stelt vast dat algemeen wordt erkend dat corruptie een groot probleem is in Tadzjikistan, ten dele als gevolg van het gebrek aan een rechtscultuur en het onvermogen van het land om zijn ambtenaren behoorlijk te betalen; wenst bewijzen te zien dat de Wet inzake Corruptie, het Anticorruptieagentschap en de ambitieuze anticorruptiestrategie voor de periode 2008-2012, die inmiddels is ingevoerd, meer zijn dan louter schone schijn;

17.

roept Tadzjikistan op te zorgen voor volledige transparantie in de economische sector, met inbegrip van de overheidsboekhouding met betrekking tot alle inkomsten van staatsbedrijven (zowel on-shore als off-shore), zoals de Tajik Aluminium Company Talco en het nutsbedrijf voor stroomvoorziening Barqu Tojik, alsmede voor transparantie in de financiering van de katoensector;

Regionale kwesties

18.

benadrukt de belangrijke geografische rol die Tadzjikistan speelt met betrekking tot buurland Afghanistan en daarmee samenhangende kwesties als drugs, terrorisme en extremisme, en wijst op het potentieel dat Tadzjikistan bezit om een moderne, werkzame staat te creëren die in staat is op te treden als buffer tegen de verspreiding van extremisme uit Afghanistan en de regio; benadrukt dat het belangrijk is verder samen te werken met Tadzjikistan om het land te helpen te functioneren als een stabiele, werkzame staat; wijst erop dat de strijd tegen terrorisme niet mag worden gebruikt als voorwendsel voor de repressie of intimidatie van oppositiekrachten en moet worden gevoerd met volledige eerbiediging van de mensenrechten en burgerlijke vrijheden;

19.

stelt vast dat energie en water sleutelkwesties zijn voor de veiligheid van de mens en de betrekkingen tussen de landen in Centraal-Azië; wijst met name op het energiegeschil tussen Tadzjikistan en Oezbekistan (zoals onder meer blijkt uit de tijdelijke maar niet aangekondigde sluiting van de grens door Oezbekistan, stopzetting van gasleveranties en verdubbeling van de prijzen) en op de watergeschillen met Oezbekistan en Kirgizië; dringt in dit verband aan op regionaal spoedoverleg over een rationeel gebruik van de energiebronnen;

Mensenrechten

20.

is ernstig bezorgd over verschillende vormen van schendingen van de mensenrechten in Tadzjikistan, die quasi straffeloos worden begaan, zoals het uitoefenen van druk op rechtbanken en rechters, zowel door de regering als door criminele netwerken, druk op de media, wijdverbreide schendingen van de rechten van de vrouw, kinderarbeid en de uitbuiting van studenten, inclusief minderjarigen, voor de katoenoogst, werknemers die leven in wat de in de VS gevestigde organisatie Freedom House beschreven heeft als „financiële dwangarbeid”, mensonterende omstandigheden in de gevangenissen, inclusief marteling en andere vormen van mishandeling, en mensenhandel;

21.

is dan ook ingenomen met het begin van een officiële en resultaatgerichte mensenrechtendialoog tussen de EU en Tadzjikistan; acht vooruitgang op dit gebied van cruciaal belang voor de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen; benadrukt dat het belangrijk is dat de in Tadzjikistan opererende NGO's formeel en substantieel bij deze dialoog worden betrokken;

22.

betreurt de nieuwe wet inzake NGO's, gemodelleerd naar een Russische wet, waarmee buitensporige registratie- en herregistratieverplichtingen werden ingevoerd;

23.

benadrukt dat de Tadzjiekse wet weliswaar voorziet in vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, maar dat de autoriteiten individuen die het oneens zijn met het regeringsbeleid vaak onderwerpen aan intimidatie en hen ontmoedigen om vrijuit of kritisch te spreken; laakt voorts het feit dat de onafhankelijke media worden onderworpen aan diverse soorten van intimidatie en controle, die hen ertoe dwingen zelfcensuur te bedrijven;

24.

is eveneens bezorgd over het feit dat de vrijheid van religie afneemt en dat de nieuwe wet inzake religie, die op 25 maart 2009 door de president is ondertekend, veel religieuze praktijken verbiedt en mogelijkerwijs verscheidene religieuze gemeenschappen buiten de wet stelt en dwingt ondergronds te gaan;

25.

benadrukt dat discriminatie en geweld tegen vrouwen een wijdverbreid probleem blijven; verzoekt de Commissie ad hoc-programma's in te stellen om de kansen van vrouwen te verbeteren en dringt er bij de Tadzjiekse autoriteiten op aan alles in het werk te stellen om een einde aan de schending van de rechten van vrouwen te maken en de toegang van vrouwen tot de rechter te bevorderen;

26.

neemt met bezorgdheid kennis van de Wet inzake de Naleving van Nationale Tradities en Rituelen uit 2007, die de wijze waarop de Tadzjieken zich kleden of traditionele manifestaties vieren, beperkt;

27.

betreurt het wijdverbreide gebruik van marteling, wijst erop dat de definitie van marteling in de Tadzjiekse wetten nog onvolledig is en dringt er opnieuw op aan dat alle nodige maatregelen worden genomen ter naleving van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, in het bijzonder door functionarissen die verantwoordelijk zijn voor onterende of onmenselijke behandeling voor het gerecht te brengen, en dat het facultatieve protocol (OPCAT), dat voorziet in de controle van detentieplaatsen, wordt geratificeerd; dringt eveneens aan op de volledige afschaffing van de doodstraf;

28.

merkt op dat de Tadzjiekse parlementaire commissie die verantwoordelijk is voor juridische kwesties en mensenrechten, de taak heeft te onderzoeken of de regelgeving in overeenstemming is met de bepalingen inzake de rechten van de mens, maar tot dusver niet echt doeltreffend is geweest;

29.

is ingenomen met de recente benoeming van de ombudsman en verzoekt de regering diens volledige onafhankelijkheid te garanderen;

De internationale gemeenschap

30.

dringt er bij de internationale donoren op aan alle mogelijke maatregelen te nemen om het ontstaan van een levensvatbaar en dynamisch maatschappelijk middenveld te bevorderen en te steunen en de onafhankelijke media te stimuleren om zich bezig te houden met de kwestie van de overheidscorruptie en de stroom van internationale fondsen;

31.

dringt er bij de Commissie op aan om er, in samenwerking met het Raadsvoorzitterschap voor te zorgen dat op alle niveaus van haar dialoog met Tadzjikistan volledig rekening wordt gehouden met de democratie en mensenrechten en dat de EU aan Tadzjikistan alle hulp biedt die het land op deze gebieden nodig heeft;

32.

onderstreept dat meer fondsen rechtstreeks naar de lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld moeten vloeien, op voorwaarde dat sprake is van transparantie en controleerbaarheid;

33.

roept de Commissie op regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de ontwikkelingen op het vlak van democratie en mensenrechten, en zijn Commissie buitenlandse zaken volledig op de hoogte te houden van de vooruitgang die wordt geboekt in het kader van de politieke dialoog; dringt er bij de Raad op aan het Parlement te betrekken bij de mensenrechtendialoog met Tadzjikistan;

34.

dringt er bij de Commissie op aan zo spoedig mogelijk onderhandelingen te gaan voeren met de Tadzjiekse regering met het oog op de sluiting van uitvoeringsovereenkomsten in het kader van de PSO, zoals overeenkomsten inzake terugname en de controle van illegale immigratie;

35.

dringt er bij de EU op aan om, gelet op de rol van Tadzjikistan als doorvoerland van drugs uit buurland Afghanistan naar Rusland en West-Europa, haar steun voor maatregelen om deze activiteiten in Tadzjikistan tegen te gaan verder uit te breiden, met bijzondere aandacht voor de financiering van het Tadzjiekse Agentschap voor drugscontrole, zonder de grensoverschrijdende handel te ondergraven, die van wezenlijk belang is voor de economische ontwikkeling van de grensgebieden;

36.

vestigt de aandacht op het bestaan van niet geëxplodeerde clusterbommen in Tadzjikistan en dringt aan op verhoging van de middelen om deze op te ruimen;

*

* *

37.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering van de Republiek Tadzjikistan.


(1)  PB C 82 E van 1.4.2004, blz. 639.

(2)  PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 49.

(3)  PB C 290 E van 29.11.2006, blz. 107.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0375.

(5)  PB L 340 van 16.11.2004, blz. 2.

(6)  PB C 219 E van 28.8.2008, blz. 206.

(7)  Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0018.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/18


Donderdag, 17 september 2009
Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie

P7_TA(2009)0019

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie

2010/C 224 E/04

Het Europees Parlement,

gelet op de verplichtingen ingevolge internationale en Europese overeenkomsten op het gebied van de mensenrechten, waaronder de VN-verdragen inzake de rechten van de mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, alsmede het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,

gelet op de regels van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten, met name artikel 6 EU-Verdrag, artikel 13 EG-Verdrag en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gelet op artikel 13, lid 1, van het EG-Verdrag dat bepaalt: „onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad, binnen de grenzen van de door dit Verdrag aan de Gemeenschap verleende bevoegdheden, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden”,

gezien Richtlijnen 2000/43/EG (1) en 2000/78/EG (2) van de Raad houdende een verbod op directe of indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid en gezien het voorstel van de Commissie van 2 juli 2008 voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426), alsmede gelet op artikel 21, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op grond waarvan „elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid” verboden is,

gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de EU een waardengemeenschap is die is gebaseerd op mensenrechten, fundamentele vrijheden, democratie en de rechtsstaat, gelijkheid en non-discriminatie, en overwegende dat richtlijnen zijn voorgesteld en aangenomen om dit doel te bereiken, waaronder die inzake de bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid,

B.

overwegende dat seksuele geaardheid valt onder het individuele recht op privacy dat wordt gewaarborgd door internationale, Europese en nationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten, dat de overheid gelijkheid en non-discriminatie moet bevorderen en dat de vrijheid van meningsuiting voor de media, NGO's en particulieren moet worden gewaarborgd,

C.

overwegende dat het Litouwse parlement op 14 juli 2009 wijzigingen heeft aangenomen op de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie, die op 1 maart 2010 van kracht zullen worden en die een verbod inhouden op rechtstreekse doorgifte van openbare informatie die homoseksuele, biseksuele of polygame relaties propageert, aan minderjarigen omdat zij daardoor in hun ontwikkeling worden geschaad,

D.

overwegende dat de wet, en met name artikel 4 daarvan, in vage en juridisch onduidelijke bewoordingen is geformuleerd en mogelijkerwijs tot controversiële interpretaties zal leiden,

E.

overwegende dat de wet, na verwerping van het veto van de president van de Republiek Litouwen, momenteel door de Litouwse nationale autoriteiten wordt heroverwogen,

F.

overwegende dat niet duidelijk is welke informatie onder deze wet zouden vallen en of de wet ook geldt voor boeken, kunst, de pers, reclame, muziek en openbare evenementen zoals theater, exposities of demonstraties,

G.

overwegende dat het Zweedse voorzitterschap van de EU de gewijzigde wet met de Litouwse autoriteiten heeft besproken en dat de nieuwe president van de Republiek Litouwen heeft verklaard dat zij erop toe zal zien dat de wet aan de Europese en internationale vereisten voldoet,

1.

verzoekt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten over deze wet en de wijzigingen ervan in het licht van de Verdragen en de wetgeving van de EU een advies uit te brengen;

2.

bevestigt de betekenis voor de EU van de bestrijding van alle vormen van discriminatie, met name discriminatie op grond van seksuele geaardheid;

3.

bekrachtigt het in de preambule bij VN-Verklaring van de rechten van het kind van 20 november 1959 verankerde beginsel dat „het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van doelmatige wettelijke bescherming”;

4.

is verheugd over de verklaringen van de nieuwe president van de Republiek Litouwen en de instelling van een werkgroep in Litouwen die moet nagaan of de wet op bepaalde punten gewijzigd kan worden, en verzoekt de president van de Republiek Litouwen en de autoriteiten erop toe te zien dat de wetten van het land verenigbaar zijn met de internationale en Europese normen op het gebied van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

5.

wijst erop dat de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie, die op 14 juli 2009 door het Litouwse parlement is goedgekeurd, nog niet van kracht is en voor de inwerkingtreding nog moet worden heroverwogen;

6.

draagt zijn bevoegde commissie op deze kwestie te blijven volgen;

7.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, de president en het Parlement van de Republiek Litouwen, het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa.


(1)  PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

(2)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/20


Donderdag, 17 september 2009
Crisis in de zuivelsector

P7_TA(2009)0020

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de crisis in de zuivelsector

2010/C 224 E/05

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 33 van het EG-Verdrag,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 oktober 2007 over de stijging van de prijzen van levensmiddelen (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2008 over de „gezondheidscontrole” van het GLB (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 mei 2008 over de stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en de ontwikkelingslanden (3),

onder verwijzing naar zijn verklaring van 19 februari 2008 het onderzoek naar en het optreden tegen misbruik van machtsposities door grote, in de Europese Unie gevestigde supermarkten (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 maart 2009 over de voedselprijzen in Europa (5),

gelet op Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad van 19 januari 2009 houdende wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 479/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1883/78, (EEG) nr. 1254/89, (EEG) nr. 2247/89, (EEG) nr. 2055/93, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 2596/97, (EG) nr. 1182/2005 en (EG) nr. 315/2007 (6),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 juli 2009 aan de Raad over de situatie op de zuivelmarkt in 2009 (COM(2009)0385),

gezien het voorstel voor een verordening van de Raad tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 („Integrale-GMO-verordening”), wat de interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder betreft (COM(2009)0354) en zijn standpunt van 17 september 2009 daarover (7),

gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de situatie in de zuivelsector de afgelopen twaalf maanden dramatisch is verslechterd en dat de melkprijzen ondanks interventiemaatregelen en exportsubsidies onder de 0,21 EUR per liter zijn gezakt, waardoor veel boeren momenteel zuivelproducten onder de productiekosten verkopen,

B.

overwegende dat veel melkveehouders in de EU nu ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd en vaak alleen overleven door op hun spaargeld in te teren, wat duidelijk niet kan voortduren, en dat deze situatie de boeren ertoe heeft aangezet grootscheepse demonstraties te houden op diverse plaatsen in de EU,

C.

overwegende dat als gevolg van de wereldwijde economische crisis de vraag naar zuivelproducten aanzienlijk is gedaald, terwijl tegelijkertijd het aanbod is toegenomen doordat derde landen, zoals Nieuw-Zeeland, Australië, Argentinië, Brazilië en de VS, grotere hoeveelheden produceren,

D.

overwegende dat het Parlement in de EU-begrotingsprocedure 2009 prioriteit heeft toegekend aan de oprichting van een speciaal EU-zuivelfonds om de sector door moeilijke aanpassingen heen te helpen,

E.

overwegende dat het Parlement herhaaldelijk heeft gewezen op het verschil tussen de prijs die de consument in de supermarkt voor landbouwproducten betaalt, en de prijs die de producent ontvangt, en heeft aangedrongen op diepgaand onderzoek naar mogelijke vormen van machtmisbruik,

F.

overwegende dat volgens berekeningen van de Commissie de prijzen die de consument voor melk en kaas heeft betaald in de periode mei 2006-mei 2009 met meer dan 14 % zijn gestegen, terwijl de aan de producenten betaalde prijzen in sommige lidstaten in één jaar met 40 % zijn gedaald,

1.

is van mening dat gezien de aanhoudende kritieke situatie op de zuivelmarkt vergaande en kortetermijnmaatregelen nodig zijn, en wijst erop dat de maatregelen die de Commissie tot dusverre heeft genomen, niet voldoende zijn om een eind te maken aan de crisis in deze sector;

2.

betreurt dat de Commissie de ernst van de huidige crisis niet heeft voorzien en dat zij niet eerder passende maatregelen heeft voorgesteld;

3.

verzoekt de Commissie met spoed na te gaan met welke maatregelen de markt kan worden gestabiliseerd en samen met de belanghebbenden en de lidstaten een diepgaande evaluatie uit te voeren van de toekomst van de melksector, teneinde de mogelijkheden te analyseren voor een versterking van de beheersinstrumenten ter voorkoming van prijsschommelingen;

4.

stelt vast dat er uiteenlopende opvattingen onder de lidstaten bestaan over de mogelijkheid om de melkquota in 2010 niet te verhogen; verzoekt de Commissie een gedetailleerde analyse te geven van alle factoren die van invloed zijn op de prijs die de zuivelproducenten ontvangen, met inbegrip van de verhoging van de quota;

5.

verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te implementeren opdat geïmporteerd veevoer aan dezelfde normen beantwoordt als die welke melkboeren binnen de EU moeten respecteren, teneinde te voorkomen dat de invoer van deze producten die niet aan deze normen beantwoorden de inspanningen van de EU om duurzame melkproductie te bevorderen, ondermijnen;

6.

bekrachtigt zijn engagement voor de oprichting van een EU-zuivelfonds van 600 miljoen EUR voor hulp aan producentenorganisaties en coöperaties en ter ondersteuning van investeringen in landbouwbedrijven, modernisering, diversifiëring, areaalgebonden maatregelen, marketingactiviteiten, kleine producenten en jonge boeren en herinnert eraan dat het Parlement hierom al in de begrotingsprocedure 2009 heeft verzocht;

7.

verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen die de producenten helpen de toegevoegde waarde van hun producten te verhogen en die hen ertoe aansporen zuivelproducten van hoge kwaliteit (bijv. kaas) te produceren, met name in gebieden waar maar weinig productiealternatieven bestaan;

8.

verzoekt de Commissie onmiddellijk maatregelen te nemen om de vraag naar zuivelproducten te stimuleren, en beschouwt de uitbreiding van de omvang, het productassortiment en de financiering van het schoolmelkprogramma als een goed voorbeeld van een haalbaar initiatief; dringt in dit verband aan op een betere coördinatie tussen de directoraten-generaal van de Commissie;

9.

roept de Commissie op om contractuele betrekkingen binnen de levensmiddelenketen te stimuleren en producentenorganisaties te ondersteunen ten einde de verbanden tussen de verschillende belanghebbenden in de sector in evenwicht te brengen en marktrisico's te voorkomen, als aanvulling op de andere regulerende maatregelen die voor deze sector vereist zijn;

10.

is van mening dat de productie van zuivelproducenten die werken onder moeilijke omstandigheden van permanente natuurlijke en geografische aard, zoals berggebieden, of met een uitsluitend organische aanpak, specifiek moet worden gesteund vanwege de niet-marktgerichte toegevoegde waarde en kwaliteit in milieu- en cultureel opzicht;

11.

verzoekt de Commissie voorstellen te formuleren om vraag en aanbod op de EU–zuivelmarkt in evenwicht te brengen;

12.

verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken van een regeling voor vervroegde uittreding van melkveehouders, bijvoorbeeld door instelling van een opkoopregeling voor melkquota, vergelijkbaar met de braakleggingsregeling in de GMO voor wijn;

13.

verzoekt, gezien het Europese karakter van de crisis, dat de Commissie haar rol speelt bij het zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen, waarbij ongelijkheden tussen lidstaten en marktverstoringen die door staatssteun kunnen worden veroorzaakt, dienen te worden voorkomen;

14.

steunt de Commissie in haar intentie maatregelen te onderzoeken, bijvoorbeeld gunstige leningen en onderlingewaarborgregelingen, om te helpen de prijsvolatiliteit op de markten voor landbouwgrondstoffen te beperken;

15.

spreekt zijn steun uit voor het onmiddellijke gebruik van melkpoeder voor het voederen van kalveren, omdat dit een manier is om de vraag naar zuivelproducten te verhogen;

16.

wijst er opnieuw op dat een duidelijke etikettering van vervangproducten voor zuivel, zoals kaas en andere producten op een andere basis dan zuivel, van vitaal belang is en dat daarop de grondstoffen en het oorsprongsland moeten worden vermeld; beklemtoont dat producten die worden gemarkeerd als zuivel dierlijke melk of melkproducten moeten bevatten moeten zijn;

17.

verzoekt de Commissie om onverwijld de maximale hoeveelheid „de minimis”-overheidssteun aan alle productieve landbouwsectoren te verhogen van 7 500 EUR tot 15 000 EUR, bij wijze van uitzondering op de vastgestelde nationale limiet voor overheidssteun, teneinde landbouwers te helpen de huidige crisis te doorstaan, met name in de zuivelsector;

18.

is van mening dat een lagere voederprijs de productiekosten voor melkveehouders zou helpen verlagen;

19.

is verheugd over het voorstel van de Commissie om de interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder te verlengen tot 28 februari 2010, en is van mening dat de interventieprijs moet worden verhoogd, althans op korte termijn; beseft dat zulke verhoging een noodmaatregel in die bedoeld is als reactie op extreme marktevenwichtsverstoringen en dat dit geen langetermijnoplossing is;

20.

verzoekt om uitbreiding van de particuliere opslag van kaasproducten en de vaststelling van adequate steun, zodat deze maatregel effect kan sorteren, alsmede om verhoging van het aantal derde landen – zoals de VS – waarheen kaasproducten uit de EU met uitvoerrestituties mogen worden geëxporteerd;

21.

verzoekt de Commissie voor de langere termijn, wanneer de uitvoerrestituties eenmaal zijn afgeschaft, na te gaan hoe de overeenkomstige begrotingsmiddelen in de zuiversector kunnen worden gehandhaafd;

22.

verzoekt de Commissie kredietverzekering voor landbouwexporten, zoals deze in de VS gangbaar is, toe te staan;

23.

verzoekt de Commissie de prijstransparantie in de levensmiddelenketen te verbeteren, want in veel lidstaten blijven de consumentenprijzen opvallend hoog ondanks een dramatische daling van de producentenprijzen;

24.

verzoekt de Commissie onverwijld haar mededeling over de voedselprijzen in Europa in te dienen; herinnert eraan dat het Parlement de Commissie lang geleden heeft verzocht onderzoek te doen naar mogelijk misbruik van marktposities in de levensmiddelenketen – met name in de zuivelsector – en vindt dat dit onderzoek allang klaar had moeten zijn;

25.

verzoekt de Commissie voor de hele EU een gedragscode voor de contacten tussen detailhandelszaken en producenten op te stellen;

26.

is van mening dat er een transparant systeem moet worden opgezet voor de bewaking van de levensmiddelenprijzen en in het bijzonder van de door de consument betaalde prijzen;

27.

stelt met spijt vast dat in de conclusies van de Raad van 7 september 2009 geen concreet voorstel werd gedaan voor een snelle oplossing voor de crisis in de Europese zuivelsector, die alle producenten in de Unie zonder uitzondering treft;

28.

verzoekt de Commissie zich vastberaden te verzetten tegen de initiatieven van een aantal lidstaten tot renationalisatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

29.

verzoekt de Commissie met klem regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement over de situatie op de zuivelmarkt in de komende maanden;

30.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 263 E van 16.10.2008, blz.621.

(2)  PB C 66 E van 20.3.2009, blz.9.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0229.

(4)  PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 23.

(5)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0191.

(6)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.

(7)  Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0014.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/23


Donderdag, 17 september 2009
Energiezekerheid (Nabucco en Desertec)

P7_TA(2009)0021

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over externe aspecten van de energiezekerheid

2010/C 224 E/06

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid inzake energie (1),

gelet op de intergouvernementele overeenkomst tussen Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Turkije over het juridisch kader voor het gaspijpleidingproject „Nabucco”, welke op 13 juli 2009 te Ankara werd ondertekend,

gelet op de overname door de Russische aardolie- en aardgasmaatschappij Surgutneftegas van een omvangrijk minderheidsaandeel (21,2 %) in de Hongaarse petrochemische onderneming MOL, die deel uitmaakt van het Nabucco-consortium,

gezien het op 6 augustus 2009 in Ankara ondertekende protocol inzake samenwerking in de gassector tussen Rusland en Turkije, waarin Turkije voorafgaande toestemming verleent voor de bouw van de gaspijpleiding South Stream en Rusland toestaat om onderzoekswerkzaamheden te verrichten voor de pijpleiding in Turkse wateren,

gelet op het Memorandum of Understanding dat op 13 juli 2009 werd ondertekend door twaalf ondernemingen uit de EU voor het lanceren van het Industrieel Initiatief DESERTEC voor de ontwikkeling van het grootschalige potentieel aan zonne-energie in het Midden-Oosten en Noord Afrika,

gezien de mededeling van de Commissie, getiteld „tweede strategische toetsing van het energiebeleid - een EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit” (COM(2008)0781),

gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG (COM(2009)0363),

gezien het voorstel voor een verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 (COM(2009)0361),

gelet op de komende Vijftiende Conferentie van de Deelnemende Partijen (COP 15) van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de Vijfde Conferentie van de Deelnemende Partijen aan het Protocol van Kyoto (COP/MOP 5), welke van 7 tot en met 18 december 2009 te Kopenhagen (Denemarken) zal worden gehouden,

gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de zekerheid van de energiebevoorrading een essentieel onderdeel vormt van de algemene veiligheid, stabiliteit en welvaart van de Europese Unie en een basiselement voor de verdere economische en sociale ontwikkeling van Europa, waarvoor echter nog altijd geen basis is gelegd in de Verdragen,

B.

overwegende dat het ontbreken van een daadwerkelijk en doelmatig gemeenschappelijk Europees beleid inzake de zekerheid van de energievoorziening de samenhang en geloofwaardigheid van het externe optreden van de EU ondermijnt,

C.

overwegende dat de EU thans in hoge mate afhankelijk is van energie-importen en dat deze afhankelijkheid volgens de huidige tendensen waarschijnlijk zal toenemen,

D.

overwegende dat, ondanks de daling van de olie- en gasprijzen ten gevolge van de wereldwijde financiële crisis, de trage omschakeling op meer energie-efficiënte brandstoffen, de dalende productie van de olie- en gasvelden in de wereld, niettegenstaande recent ontdekte reserves, en de blijvende stijging van de vraag onherroepelijk zullen leiden tot een terugkeer naar krapper wordende markten voor fossiele brandstoffen en een toenemende afhankelijkheid van de invoer voor de olieverbruikende landen, wanneer de crisis eenmaal achter de rug is,

E.

overwegende dat verscheidene lidstaten in hoge mate afhankelijk zijn van één enkele aardgasleverancier en dat ongerechtigde onderbrekingen in de levering van aardgas ernstige problemen kunnen veroorzaken, zoals is gebleken tijdens het vorige gasconflict tussen Rusland en Oekraïne begin 2009,

F.

overwegende dat een aantal lidstaten niet over voldoende natuurlijke reserves beschikt om het hoofd te bieden aan crisissituaties,

G.

overwegende dat pogingen om de zekerheid van de energievoorziening uitsluitend op nationaal niveau veilig te stellen wegens de bestaande en toenemende afhankelijkheid van politiek onstabiele gebieden inzake energievoorziening ontoereikend zijn gebleken, en geen garanties kunnen bieden voor de belangen op lange termijn van alle lidstaten,

H.

overwegende dat de bestaande instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing de gascrisis van januari 2009 niet hebben kunnen voorspellen,

I.

overwegende dat voorspelbare risico's voor de zekerheid van de energievoorziening zullen blijven bestaan zolang energieproducerende en doorvoerlanden zich niet houden aan gemeenschappelijke en doorzichtige regels, zoals vastgelegd in het Verdrag inzake het Energiehandvest en het Doorvoerprotocol,

J.

overwegende dat een verplichting tot energie-efficiëntie binnen en buiten de EU alsmede een belangrijke ontwikkeling in de richting van een groter aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het huidige energiepakket van de Europese Unie een grote bijdrage zouden leveren aan de vermindering van de importafhankelijkheid van haar energiegebruik, waardoor enerzijds de veiligheid van haar energievoorziening zou worden verbeterd en anderzijds een grote bijdrage zou worden geleverd aan het realiseren van haar toezegging om de emissie van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % of meer, als daarover in Kopenhagen overeenstemming wordt bereikt, te verminderen,

K.

overwegende dat de kosteneffectiefste oplossing voor het verminderen van de afhankelijkheid van de EU op energiegebied bestaat in het bevorderen van energiebesparingen, hernieuwbare energie en maatregelen inzake energie-efficiëntie, die tevens bijdragen tot het bestrijden van de klimaatverandering en vooruitgang op weg naar een economie die zuinig met grondstoffen omgaat,

L.

overwegende dat nauwe samenwerking op het vlak van energievoorziening een van de meest doeltreffende en noodzakelijke vertrouwensbevorderende elementen vormt van de verhoudingen tussen de Europese Unie en de haar omringende landen,

M.

overwegende dat er, hoewel reeds enkele stappen zijn gezet, behoefte bestaat aan een echt gemeenschappelijk energiebeleid voor het reguleren van zowel de interne markt, hoewel dit niet geldt voor het energiepakket van een land dat voorbehouden blijft aan de lidstaten, als voor wat externe aspecten betreft, en dat rekening houdt met de politieke en economische belangen van alle lidstaten,

N.

overwegende dat een gemeenschappelijk Europees extern energiezekerheidsbeleid, gebaseerd op solidariteit, diversificatie en eendracht bij de verdediging van gemeenschappelijke belangen, betere samenwerking met de belangrijkste energieproducerende landen, transitlanden en gebruikende landen, en dat gericht is op bevordering van de duurzaamheid, synergieën zou bewerkstelligen bij het helpen verzekeren van de veilige energievoorziening van de Europese Unie en bevorderlijk zou zijn voor de kracht van de EU, haar vermogen om te handelen op het vlak van de buitenlandse politiek en haar geloofwaardigheid als een mondiale speler,

1.

verwacht dat de Raad, de Commissie en de lidstaten meer strategisch leiderschap aan de dag leggen bij de totstandbrenging van een echt gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op het gebied van energiezekerheid, waarop het heeft aangedrongen in zijn reeds aangehaalde resolutie van 26 september 2007;

2.

is ingenomen met de maatregelen tot diversificatie en verbetering van de veiligheid van de energievoorziening van de EU, zoals die door de Commissie werden voorgesteld in haar tweede strategische toetsing van het energiebeleid; is evenwel van mening dat er behoefte bestaat aan duidelijke gedefinieerde prioriteiten en spoedige actie voor de tenuitvoerlegging daarvan, waarbij het Parlement volledig hiervan op de hoogte moet worden gesteld;

3.

herhaalt dat een naar behoren werkende interne energiemarkt en de diversificatie van energiebronnen van cruciaal belang zijn om toekomstige gastoevoeronderbrekingen en -crisissen te voorkomen; onderstreept derhalve dat meer investeringen nodig zijn in hernieuwbare energiebronnen, energiebronnen met geringe koolstofuitstoot en energie-efficiëntie, die centraal zouden moeten staan in het Actieplan voor energie 2010-2014;

4.

is verheugd over de reeds aangehaalde nieuwe voorstellen voor verordeningen inzake maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap, die bijdragen tot verhoging van de continuïteit van de gasvoorziening in de Europese Unie door de lidstaten te verplichten tot preventieve maatregelen en verbetering van hun instrumenten voor crisisbeheer en door te zorgen voor meer transparantie en minder bureaucratische rompslomp;

5.

dringt aan op grotere inspanningen om te anticiperen op potentiële problemen bij de energievoorziening om verstoringen in de toekomst te voorkomen, waartoe ondermeer de effectiviteit van het Netwerk van correspondenten inzake energiezekerheid (NESCO) moet worden opgevoerd; verzoekt de Commissie met spoed over te gaan tot een evaluatie van de bestaande mechanismen voor vroegtijdig alarm, de NESCO en andere instrumenten, die weinig effectief gebleken zijn tijdens de Russisch-Oekraiense energiecrisis van 2009;

6.

dringt er bij de Europese Unie en haar lidstaten op aan installaties voor de opslag van gas te ontwikkelen dat snel inzetbaar is;

7.

beschouwt de verbetering van de interconnecties binnen Europa van essentieel belang, aangezien het opvullen van de bestaande leemtes een voorwaarde is voor de efficiënte werking van de interne markt en voor energiesolidariteit; is in dit verband ingenomen met het akkoord over de financiering van infrastructuurprojecten als onderdeel van het Europese economische herstelplan (250 miljoen EUR), en om Europa een nieuw Europees supernet voor elektriciteit en gas te geven maar houdt vol dat een algemene verhoging van publieke en particuliere financiering op het vlak van energiezekerheid absoluut noodzakelijk is;

8.

onderstreept de urgentie van de uitvoering van strategische projecten voor de diversificatie van de energieleveringen, met name in de Zuidelijke Corridor; feliciteert in dit verband dat de regeringen van Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Turkije onafhankelijker zijn geworden van de Russische leveranties met de op 13 juli 2009 ondertekende Intergouvernementele overeenkomst inzake het juridische kader voor het Nabucco-pijpleidingproject, een belangrijke stap op weg naar de verwezenlijking van dit prioritaire EU-project, maar onderstreept tegelijkertijd het belang van een algemene regeling voor de ontwikkeling van de corridor die de EU verbindt met de nieuwe gasbronnen in het Midden-Oosten en het gebied van de Kaspische Zee, onafhankelijk van een specifieke onderneming of pijpleiding, en hoofdzakelijk gericht op het snel tot stand brengen van deze verbinding; spoort de hierbij betrokken ondernemingen en lidstaten aan om in samenwerking met de Commissie eerste overeenkomsten te sluiten met de potentiële leveranciers om de pijpleidingen „vol” te krijgen;

9.

benadrukt dat de EU een intensieve dialoog moet aangaan met haar voornaamste energieleveranciers, met het oog op een sterkere interdependentie op energiegebied en een grotere veiligheid van de energievoorziening voor de gehele EU, waarbij het accent vooral gelegd moet worden op grotere doelmatigheid, een gelijke toegang tot de markt, non-discriminatie en transparantie;

10.

onderstreept dat dialogen over energie nooit mogen plaatsvinden ten koste van openhartige en op resultaten gerichte dialogen over de mensenrechten en dat de bescherming van de mensenrechten en energiezekerheid een prioriteit moeten zijn op de agenda van de volgende Top EU-Rusland en een vast bestanddeel moeten worden van de nieuwe overeenkomst EU-Rusland;

11.

dringt aan op de vaststelling van een gezamenlijke benadering van de EU ten aanzien van de onderhandelingen met de externe partners over transitregels en transitbetalingen en doet een beroep op de lidstaten om elkander en de Commissie op de hoogte te stellen van strategische besluiten en overeenkomsten over projecten op het gebied van de energie-infrastructuur;

12.

verzoekt de Commissie onverwijld maatregelen te nemen tegen pogingen tot vijandige overname door niet-transparante buitenlandse entiteiten op de EU-energiemarkt en de EU-mededingingsregels strikt toe te passen; maakt zich onder andere zorgen over het feit dat Surgutneftegas onlangs een aandeel heeft verworven in de Hongaarse energiemaatschappij MOL en over het onvermogen van Surgutneftegas om zijn eigendomsstructuur en de identiteit van de begunstigde eigenaars openbaar te maken, zoals op legitieme wijze was gevraagd door de Hongaarse regelgevende instantie voor de energiemarkt; verzoekt de Commissie onderzoeken in te stellen naar de activiteiten van niet-transparante buitenlandse entiteiten, zoals CENTREX, die onlangs een belang van 20 % heeft genomen in de Oostenrijkse handels- en opslagfaciliteit Baumgarten;

13.

verzoekt de EU met de landen in het gebied van de Noordzee samen te werken, gezien hun aanzienlijke potentieel aan energiebronnen, met name door de opwekking van off-shore windenergie;

14.

verzoekt de Raad en de Commissie samen te werken met de lidstaten in het gebied van de Middellandse Zee en met de landen in Noord-Afrika, gezien hun aanzienlijke potentiële energiereserves en de substantiële kansen voor hun eigen ontwikkeling, met name in het kader van het Barcelona-proces; moedigt in het bijzonder het gebruik van zonne- en windenergie in deze gebieden aan; is verheugd over de recente vooruitgang in het DESERTEC Industrial Initiative met het oog op de grootschalige ontwikkeling van het potentieel aan zonne-energie in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika; beklemtoont dat de maatregelen van de EU voor het DESERTEC-project coherent moeten zijn en een actieve bijdrage moeten leveren aan de ontwikkeling van Noord-Afrika en de landen in het Midden-Oosten; verzoekt de bij dit project betrokken ondernemingen en lidstaten dan ook om - samen met de Commissie - ontwikkeling te bevorderen middels een daadwerkelijke technologie-overdracht en het opbouwen van capaciteit voor plaatselijke bedrijven en het maatschappelijk middenveld, teneinde betrokkenheid te waarborgen en een duurzaam partnerschap op te bouwen met de mediterrane landen waar DESERTEC zal worden ontwikkeld;

15.

benadrukt de strategische betekenis van het Noordpoolgebied voor de EU, zowel met betrekking tot energiebronnen, het milieu, de biodiversiteit en vervoerskwesties als door de openstelling van de Noord-Oostpassage;

16.

onderstreept dat de vooruitgang bij de opbouw van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid in grote mate afhankelijk is van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan stappen te zetten voor het waarborgen van een bindende, progressieve en alomvattende verdragsgrondslag voor een gemeenschappelijk Europees energiebeleid inzake levering en bevoorradingszekerheid; vraagt om de snelle ratificering van het Verdrag van Lissabon, dat een clausule betreffende energiesolidariteit bevat en het energiebeleid tot een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de lidstaten maakt, als een stap in de goede richting;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 219 E van 28.8.2008, blz. 206.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/27


Donderdag, 17 september 2009
Moord op mensenrechtenactivisten in Rusland

P7_TA(2009)0022

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland

2010/C 224 E/07

Het Europees Parlement,

gezien zijn voorgaande resoluties over Rusland en met name die van 25 oktober 2006 over de moord op de Russische journaliste Anna Politkovskaya (1) en van 18 december 2008 over aanvallen op mensenrechtenactivisten in Rusland en het proces over de moord op Anna Politkovskaya (2),

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Raad namens de Europese Unie van 12 augustus 2009 over de moord op de Tsjetsjeense van de mensenrechtenactiviste Zarema Sadulayeva en haar echtgenoot Alik Dzhabrailov,

gezien de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie, die in 1997 in werking is getreden en verlengd is tot ze wordt vervangen door een nieuwe overeenkomst,

gezien de lopende onderhandelingen voor een nieuwe overeenkomst met een nieuw, allesomvattend kader voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland,

gezien het Verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de VN-verklaring over de verdedigers van de mensenrechten en de VN-verklaring over het recht en de verantwoordelijkheid van het individu, groepen en organen in de samenleving om universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermenen,

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat Rusland lid is van de Raad van Europa en van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en zich heeft verplicht tot bescherming en bevordering van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat,

B.

overwegende dat versterkte samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de EU en Rusland van essentieel belang zijn voor de stabiliteit, veiligheid en welvaart van geheel Europa,

C.

overwegende dat EU streeft naar een strategisch partnerschap met Rusland dat gebaseerd is op de waarden van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat,

D.

overwegende dat er sprake is van een alarmerende verslechtering van de situatie van de verdedigers van de mensenrechten, met name in de noordelijke Kaukasus,

E.

overwegende dat de werkzaamheden van mensenrechtenorganisaties als Memorial en Demos essentieel zijn voor de verwezenlijking van een stabiele en vrije samenleving; overwegende dat de Russische regering dan ook trots zou moeten zijn op de belangrijke rol die dergelijke instellingen spelen,

F.

overwegende dat de mensenrechtenadvocaat Stanislav Markelov, die ook de vermoorde journaliste Anna Politkovskaya had vertegenwoordigd, op 20 januari 2009 werd vermoord, tezamen met de journaliste Anastasia Barburova, die stierf toen zij Markelov probeerde te beschermen,

G.

overwegende dat op 10 juli 2009 het lichaam van mensenrechtenactivist Andrei Kulagin werd gevonden in een steengroeve in Petrozavodsk, twee maanden na zijn verdwijning,

H.

overwegende dat Natalia Estemirova, hoofd van Memorial in Tsjetsjenië, op 15 juli 2009 in Grozny werd ontvoerd en in het naburige Ingoetsjetië dood werd teruggevonden; overwegende dat het Europees Parlement tijdens zijn vergadering op 16 juli 2009 een minuut stilte in acht heeft genomen ter nagedachtenis aan Natalia Estemirova; overwegende dat na deze moord de werkzaamheden van Memorial in Tsjetsjenië zijn geschorst,

I.

overwegende dat in september 2009 in Moskou een smaadproces zal beginnen op grond van een klacht van de Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov, tegen Oleg Orlov, hoofd van het mensenrechtencentrum van Memorial, in verband met laster in een verklaring van Orlov die op 15 juli 2009 op de website van Memorial werd gepubliceerd en waarin hij president Kadyrov beschuldigde betrokken te zijn geweest bij de moord op Natalia Estemirova,

J.

overwegende dat op 10 augustus 2009 de Tsjetsjeense mensenrechtenactivisten Zarema Sadulayeva en haar echtgenoot, Alik Dzhabrailov, die voor de humanitaire organisatie „Red de generatie” werkten, uit hun kantoor in Grozny werden ontvoerd en de volgende dag dood werden teruggevonden,

K.

overwegende dat op 4 december 2008 gemaskerde mannen uit het kantoor van de Russische openbare aanklager het Sint-Petersburgse kantoor van het onderzoeks- en informatiecentrum van Memorial binnendrongen en harde schijven en CD's meenamen met de gehele databank over duizenden slachtoffers van de Stalinistische onderdrukking; overwegende dat de databank op bevel van de rechter aan Memorial werd teruggegeven,

L.

overwegende dat op 3 september 2009 de flatgebouwen waar Oleg Orlov, hoofd van het mensenrechtencentrum Memorial, en zijn medewerker Alexander Tcherkassov hun particuliere woningen hebben, zijn doorzocht door overheidsinspecteurs die beweerden voor de belastingdienst te werken,

M.

overwegende dat op 3 september 2009, twee maanden nadat het een nieuw proces had bevolen tegen de drie verdachten die in februari van dit jaar waren vrijgesproken, het Russische opperste gerechtshof een nieuw onderzoek gelastte naar de moord op Anna Politkovskaya in 2006,

N.

overwegende dat talrijke klachten zijn ingediend door Russische burgers bij het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg,

1.

veroordeelt zonder voorbehoud en betreurt in hoge mate de pesterijen en de aanvallen op het leven van mensenrechtenverdedigers, advocaten en journalisten in Rusland;

2.

dringt er bij de Russische autoriteiten op aan alles in het werk te stellen om de bescherming van de verdedigers van mensenrechten te waarborgen, zoals is opgenomen in de VN-verklaring over het recht en de verantwoordelijkheid van het individu, groepen en organen in de samenleving om universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen; doet met name een beroep op de verantwoordelijke autoriteiten om de omstandigheden te scheppen waarin Memorial en andere mensenrechtenorganisaties veilig hun werkzaamheden in Tsjetsjenië kunnen verrichten; is ingenomen met de teruggave van het bij de inval van 4 december 2008 in beslag genomen archief van Memorial in St. Petersburg;

3.

doet een beroep op de Russische federale autoriteiten om spoedig, diepgaand en doeltreffend onderzoek te doen naar de eerdergenoemde moorden en de daders en degenen die betrokken waren bij deze gewelddaden voor de rechtbank te brengen;

4.

beklemtoon dat de straffeloosheid in Tsjetsjenië leidt tot destabilisatie in het hele gebied van de noordelijke Kaukasus;

5.

neemt kennis van het telegram dat de Russische president Dmitri Medvedev in juli heeft verzonden aan de mensenrechtenorganisatie Memorial en waarin hij toezegde zich in te zetten voor een diepgaand onderzoek naar de moord op Natalia Estemirova;

6.

is ingenomen met het initiatief van president Medvedev om de NGO-wetgeving te wijzigen door verlichting van een aantal beperkingen en registratiecomplicaties voor Russische NGO's en verwacht hiervan aanzienlijke verbeteringen;

7.

is ingenomen met het besluit van het Russische Opperste Gerechtshof van 3 september 2009 om een nieuw onderzoek te starten naar de moord op Anna Politkovskaya en de onderzoeken tegen de drie mannen die waren vrijgesproken in het eerste proces als één geval te behandelen met dat van de vermeende moordenaar Ruslan Machmudow en degenen die hem steunden; dringt erop aan dat dit proces zo spoedig mogelijk begint, dat er een jury zal worden gevormd en dat het proces toegankelijk zal zijn voor alle journalisten en media;

8.

dringt erop dat het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland wordt opgevoerd en dat dit proces open zal staan voor een doeltreffende inbreng van het Europees Parlement, de Staatsdoema, de rechterlijke autoriteiten in Rusland, het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenorganisaties; doet een beroep op Rusland zijn verplichtingen als lid van de OVSE en de Raad van Europa volledig na te komen en het recht van vereniging en van vreedzame demonstratie te eerbiedigen; beklemtoont zijn standpunt dat de bescherming van de mensenrechten hoog op de agenda van de volgende top EU-Rusland dient te staan en een integraal deel moet gaan uitmaken van de nieuwe overeenkomst tussen de EURusland;

9.

dringt er bij de Russische autoriteiten op aan zich te houden aan alle uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens en het aanvullend protocol 14 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden betreffende de wijziging van het controlesysteem van het Verdrag, onverwijld te ratificeren;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de OVSE en de Raad van Europa.


(1)  PB C 313 E van 20.12.2006, blz. 271.

(2)  PB C 58 E van 12.3.2009, blz. 180.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/30


Donderdag, 17 september 2009
Kazachstan: de zaak Yevgeni Zhovtis

P7_TA(2009)0023

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de zaak Yevgeni Zhovtis in Kazachstan

2010/C 224 E/08

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Kazachstan en de Centraal-Aziatische Republieken,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 2008 over een EU-strategie voor Centraal Azië (1),

gezien de strategie van de Europese Unie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, zoals vastgesteld door de Europese Raad op 23 juni 2007,

gezien het strategiedocument van de EU inzake steun aan Centraal Azië 2007-2013,

gezien de conclusies van de tiende bijeenkomst van de Samenwerkingsraad EU-Kazachstan,

gezien de conclusies van het Achtste Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Kazachstan, bijeen in Brussel op 31 maart 2008,

gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Kazachstan (2), die op 1 juli 1999 in werking is getreden,

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de betrekkingen en de samenwerking tussen de EU en Kazachstan voortdurend en op alle niveaus intensiever worden; overwegende dat Kazachstan een sleutelrol speelt met betrekking tot de stabiliteit en de veiligheid van Centraal Azië en de economische ontwikkeling van de gehele regio,

B.

overwegende dat Kazachstan in 2010 het voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) zal overnemen; overwegende dat dit het aanzien en de verantwoordelijkheid van dit land op het gebied van democratie en mensenrechten zal doen toenemen; overwegende dat de OVSE Kazachstan heeft opgeroepen de democratische hervormingen verder door te voeren alvorens het voorzitterschap over te nemen,

C.

overwegende dat, ondanks deze belangrijke internationale taak, de binnenlandse situatie in Kazachstan de laatste maanden is verslechterd met een recente aanscherping van de beperkingen voor de media en een aantal controversiële rechtsvervolgingen,

D.

overwegende dat Yevgeni Zhovtis, directeur van het Internationale Bureau voor de mensenrechten en de rechtsstaat in Kazachstan en vooraanstaand strijder voor de mensenrechten, op 3 september 2009 is veroordeeld wegens doodslag vanwege het met zijn auto aanrijden en om het leven brengen van een voetganger op 26 juli 2009, en veroordeeld is tot vier jaar in een strafkolonie,

E.

overwegende dat Yevgeni Zhovtis op 27 juli 2009 is aangewezen als getuige bij het politieonderzoek dat dezelfde dag is gestart; overwegende dat zijn status in het onderzoek op 28 juli 2009 is omgezet in die van verdachte, maar dat zijn advocaten in strijd met de Kazachse wetgeving pas op 14 augustus 2009 van deze ontwikkeling op de hoogte zijn gebracht,

F.

overwegende dat het OVSE-Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten heeft verklaard dat „twijfelachtige procedures mogelijkerwijs inbreuk hebben gemaakt op het recht van Zhovtis op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door de grondwet van Kazachstan, de verbintenissen van het land in het kader van de OVSE en fundamentele internationale normen”,

G.

overwegende dat Yevgeni Zhovtis op bijeenkomsten van de OVSE heeft getuigd van schendingen van de mensenrechten in zijn land, die de vraag oproepen of Kazachstan wel geschikt is om een organisatie voor te zitten die gewijd is aan het handhaven van democratische grondbeginselen,

H.

overwegende dat in het verleden ernstige bezorgdheid is geuit over de processen en daaropvolgende gevangenisstraffen van andere Kazachse mensenrechtenactivisten, waaronder Ramazan Yesergepov en Sergei Duvanov,

I.

overwegende dat in juni 2008 en opnieuw in mei 2009 de Kazachse minister van Buitenlandse Zaken Marat Tahzin in verband met het komende voorzitterschap van zijn land van de OVSE verbeteringen heeft toegezegd op het gebied van de versterking en handhaving van de mensenrechten in Kazachstan,

J.

overwegende dat artikel 2 van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EU-Kazachstan oproept tot eerbiediging van de democratie, de internationale rechtsbeginselen en de mensenrechten,

1.

wil geen kritiek uiten op de onafhankelijkheid van het juridisch stelsel, dat een essentieel onderdeel vormt van elk democratisch systeem, maar uit wel zijn ernstige bezorgdheid over de manier waarop het onderzoek naar het onfortuinlijke verkeersongeval en het daaropvolgende proces Yevgeni Zhovtis hebben plaatsgevonden, en vestigt de aandacht op beschuldigingen dat tijdens het proces geen bewijs ter zijner verdediging is toegestaan;

2.

roept de Kazachse autoriteiten op om onverwijld en met volledige transparantie en eerbiediging van de rechtsstaat een nieuw volledig en eerlijk onderzoek uit te voeren naar de omstandigheden rond het ongeval, en de veroordeling van Yevgeni Zhovtis en zijn vonnis dienovereenkomstig te heroverwegen;

3.

dringt er bij de Kazachse autoriteiten op aan de details van de zaak Yevgeni Zhovtis langs officiële weg over te brengen en een eerlijk proces te verzekeren, waaronder het recht op hoger beroep, overeenkomstig de Kazachse wetgeving;

4.

wijst op de ernstige twijfel aan de daadwerkelijke inzet van de Kazachse regering om vooruitgang te boeken die werd geuit door mensenrechtenorganisaties toen in 2007 werd besloten Kazachstan het voorzitterschap van de OVSE toe te kennen, en verwacht dat de Kazachse autoriteiten de nodige inspanningen zullen verrichten om de situatie op het gebied van democratisering en mensenrechten te verbeteren en hierbij zichtbaar vooruitgang te boeken alvorens het voorzitterschap van de OVSE over te nemen;

5.

verzoekt de Commissie in dit verband de steun van de EU te verhogen en de samenwerking op deze gebieden met Kazachstan te intensiveren, teneinde de Kazachse regering beter voor te bereiden op haar belangrijke internationale taak;

6.

verzoekt de Raad om deze kwestie resoluut bij de Kazachse autoriteiten aan te kaarten en met name aandacht te besteden aan de zaak Zhovtis in het kader van de mensenrechtendialoog EU-Kazachstan, waarvan de tweede ronde gepland staat voor 21 oktober 2009, en tevens op de Samenwerkingsraad EU-Kazachstan van medio november 2009;

7.

dringt er bij de Commissie op aan haar projecten en programma's in Kazachstan in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten uit te breiden;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN, de speciaal vertegenwoordiger van de EU voor Centraal Azië, de Oorganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa en het parlement, de regering en de president van Kazachstan.


(1)  PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 49.

(2)  PB L 196 van 28.7.1999, blz. 3.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/32


Donderdag, 17 september 2009
Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani

P7_TA(2009)0024

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani

2010/C 224 E/09

Het Europees Parlement,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gezien de verklaring van de VN van 1998 over verdedigers van de mensenrechten,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, dat door Syrië in 1969 geratificeerd is,

gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984, dat door Syrië in 2004 geratificeerd is,

gezien artikel 11, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 177 van het EG-Verdrag, volgens welke de eerbiediging van de mensenrechten een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is,

gezien de EU-richtsnoeren inzake verdedigers van de mensenrechten uit 2004,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Syrië, met name die van 8 september 2005 (1), van 15 juni 2006 (2) en van 24 mei 2007 (3),

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

gezien de betekenis van de politieke, economische en culturele banden tussen de Europese Unie en Syrië; overwegende dat er voor Syrië een belangrijke rol weggelegd is in het streven naar duurzame vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten; overwegende dat er positieve ontwikkelingen op dat gebied hebben plaatsgevonden waardoor er een basis is voor hernieuwing van de inspanningen om tot een associatieovereenkomst te komen;

B.

overwegende dat de associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Arabische Republiek Syrië anderzijds nog ondertekend en geratificeerd moet worden; overwegende dat artikel 2 van de overeenkomst bepaalt dat eerbiediging van de rechten van de mens en de democratische beginselen een leidraad voor het binnenlands en buitenlands beleid van de partijen en een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst vormt;

C.

overwegende dat Muhannad al-Hassani, een vooraanstaand mensenrechtenadvocaat en voorzitter van de Syrische mensenrechtenorganisatie Swasiah, op 28 juli 2009 gearresteerd is; overwegende dat hij voor verhoor naar het paleis van justitie van Damascus werd overgebracht en formeel werd beschuldigd van „verzwakking van het nationaal gevoel” en „verspreiden van valse informatie”, zonder dat zijn advocaat daarbij aanwezig mocht zijn,

D.

overwegende dat Muhannad al-Hassani zich bezighield met de omstandigheden in Syrische gevangenissen en de gang van zaken bij het opperste staatsveiligheidshof, waarvan de processen volgens een rapport van Human Rights Watch van februari 2009 niet aan de internationale normen voldoen; overwegende dat hij voor zijn arrestatie al meermalen was ondervraagd en dat het bij die verhoren voornamelijk om zijn optreden op het gebied van de mensenrechten en de verdediging van politieke gevangenen ging,

E.

overwegende dat het Parlement en zijn Voorzitter al verscheidene malen voor vrijlating van in Syrische gevangenissen opgesloten verdedigers van de mensenrechten, parlementsleden en andere politici hebben gepleit, onder wie Michel Kilo en Mahmoud Issa; overwegende dat het Parlement ingenomen is met alle geslaagde acties in en buiten Syrië om verdedigers van de mensenrechten vrij te krijgen,

F.

overwegende dat de wet op de noodtoestand die sinds 1963 van kracht is de uitoefening van de burgerlijke en politieke rechten door de burgers feitelijk inperkt; overwegende dat de Syrische autoriteiten al eerder hebben verhinderd dat Muhannad al-Hassani en andere mensenrechtenadvocaten, zouden deelnemen aan bijeenkomsten op het gebied van de mensenrechten en scholingsactiviteiten in het buitenland; overwegende dat dit een gangbare manier van doen van de Syrische autoriteiten is om verdedigers van de mensenrechten lastig te vallen en te bestraffen,

1.

is uiterst verontrust over de gevangenhouding van Muhannad al-Hassani, waarmee kennelijk wordt beoogd zijn mensenrechtenwerk en met name zijn onderzoek naar de gang van zaken bij het opperste staatsveiligheidshof en de omstandigheden in gevangenissen, te bestraffen;

2.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij Muhannad al-Hassani onverwijld vrijlaten en dat zij zijn lichamelijk en geestelijk welbevinden onder alle omstandigheden garanderen;

3.

is ten zeerste verontrust over de sterke onderdrukking waar verdedigers van de mensenrechten in Syrië nog steeds mee te kampen hebben en over het ontbreken van vooruitgang bij de eerbiediging van de mensenrechten door de Syrische overheid; vertrouwt erop dat Syrië, dat een belangrijke rol bij de totstandbrenging van vrede in de regio zou kunnen spelen, de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting zal bevorderen;

4.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij een eind maken aan het vervolgen en lastigvallen van verdedigers van de mensenrechten en hun familieleden en dat zij alle gewetensgevangenen, verdedigers van de mensenrechten, onder wie Anwar al-Bunni en Kamal Labwani, en vredesactivisten onverwijld vrijlaten;

5.

verzoekt de Syrische autoriteiten erop toe te zien dat de rechterlijke macht en met name het opperste staatsveiligheidshof op een transparante manier te werk gaat;

6.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij zich strikt houden aan het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, alsmede andere internationale teksten en normen op dat gebied, teneinde te bereiken dat gevangenen in Syrië:

a)

goed behandeld worden en gevrijwaard zijn van folter en andere mishandelingen,

b)

snel, regelmatig en ongelimiteerd contact kunnen opnemen met hun familieleden, advocaten en artsen;

7.

wijst er andermaal op dat de bevordering van de mensenrechten een van de steunpilaren van de betrekkingen tussen de EU en Syrië vormt; is verheugd over de voortgaande dialoog tussen de Europese Unie en Syrië en hoopt dat de permanente inspanningen tot verbeteringen zullen leiden, niet alleen in de economische en sociale situatie in Syrië maar ook op politiek en mensenrechtengebied; verzoekt het Zweedse voorzitterschap, de Raad en de Commissie voor de ondertekening van de associatieovereenkomst een stappenplan vast te stellen waarin duidelijk wordt aangegeven welke specifieke verbeteringen op het gebied van de mensenrechten van de Syrische autoriteiten verwacht worden;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië.


(1)  PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 349.

(2)  PB C 300 E van 9.12.2006, blz. 519.

(3)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 485.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

Woensdag, 15 juli 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/34


Woensdag, 15 juli 2009
Samenstelling van de parlementaire commissies

P7_TA(2009)0001

Besluit van het Europees Parlement van 15 juli 2009 betreffende het aantal leden van de commissies

2010/C 224 E/10

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,

gezien zijn besluit van 6 mei 2009 over de bevoegdheden van de vaste commissies (1),

gelet op artikel 183 van zijn Reglement,

1.

besluit over het aantal leden van de commissies als volgt:

I.

Commissie buitenlandse zaken: 76 leden

II.

Commissie ontwikkelingssamenwerking: 30 leden

III.

Commissie internationale handel: 29 leden

IV.

Begrotingscommissie: 44 leden

V.

Commissie begrotingscontrole: 29 leden

VI.

Commissie economische en monetaire zaken: 48 leden

VII.

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken: 50 leden

VIII.

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid: 64 leden

IX.

Commissie industrie, onderzoek en energie: 55 leden

X.

Commissie interne markt en consumentenbescherming: 39 leden

XI.

Commissie vervoer en toerisme: 45 leden

XII.

Commissie regionale ontwikkeling: 49 leden

XIII.

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling: 45 leden

XIV.

Commissie visserij: 24 leden

XV.

Commissie cultuur en onderwijs: 32 leden

XVI.

Commissie juridische zaken: 25 leden

XVII.

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken: 55 leden

XVIII.

Commissie constitutionele zaken: 25 leden

XIX.

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid: 35 leden

XX.

Commissie verzoekschriften: 35 leden

Subcommissie mensenrechten: 30 leden

Subcommissie veiligheid en defensie: 30 leden;

2.

besluit, onder verwijzing naar het besluit van de Conferentie van voorzitters van 9 juli 2009 met betrekking tot de samenstelling van de bureaus van de commissies, dat deze uit maximaal vier ondervoorzitters kunnen bestaan;

3.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0348.


Maandag, 14 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/36


Maandag, 14 september 2009
Aantal leden van delegaties

P7_TA(2009)0002

Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 over het aantal leden van de interparlementaire delegaties, delegaties in gemengde parlementaire commissies, delegaties in parlementaire samenwerkingscommissies en multilaterale parlementaire vergaderingen

2010/C 224 E/11

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Conferentie van Voorzitters,

gezien zijn besluit van 6 mei 2009 over het aantal interparlementaire delegaties, delegaties in gemengde parlementaire commissies, delegaties in parlementaire samenwerkingscommissies en multilaterale parlementaire vergaderingen (1),

gelet op artikel 198 van zijn Reglement,

1.

besluit het aantal leden van de interparlementaire delegaties als volgt vast te stellen:

(a)

Europa, Westelijke Balkan en Turkije

Delegaties in de:

Gemengde Parlementaire Commissie EU-Kroatië: 15 leden

Gemengde Parlementaire Commissie EU-Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: 13 leden

Gemengde Parlementaire Commissie EU-Turkije: 25 leden

Delegatie voor de betrekkingen met Zwitserland, IJsland en Noorwegen en in de Gemengde Parlementaire Commissie voor de Europese Economische Ruimte (EER):17 leden

Delegatie voor de betrekkingen met Albanië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en Kosovo: 28 leden

(b)

Rusland, landen van het Oostelijk Partnerschap, Centraal-Azië en Mongolië

Delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Rusland: 31 leden

Delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne: 16 leden

Delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Moldavië: 14 leden

Delegatie voor de betrekkingen met Wit-Rusland: 12 leden

Delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissies EU-Armenië, EU-Azerbeidzjan en EU-Georgië: 18 leden

Delegatie in de parlementaire samenwerkingscommissies EU-Kazachstan, EU-Kirgizstan en EU-Oezbekistan, en voor de betrekkingen met Tadzjikistan, Turkmenistan en Mongolië: 19 leden

(c)

Maghreb, Masjrak, Israël en Palestina

Delegaties voor de betrekkingen met:

Israël: 22 leden

de Palestijnse Wetgevende Raad: 22 leden

de Maghreblanden en de Unie van de Arabische Maghreb: 18 leden

de Masjraklanden: 18 leden

(d)

het Arabisch schiereiland, Irak en Iran

Delegaties voor de betrekkingen met:

het Arabisch schiereiland: 15 leden

Irak: 12 leden

Iran: 18 leden

(e)

Amerika

Delegaties voor de betrekkingen met:

de Verenigde Staten: 53 leden

Canada: 17 leden

de landen in Midden-Amerika: 15 leden

de landen van de Andes-Gemeenschap: 12 leden

Mercosur: 19 leden

Delegatie in de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Mexico: 14 leden

Delegatie in de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Chili: 15 leden

(f)

Azië/Stille Oceaan

Delegaties voor de betrekkingen met:

Japan: 25 leden

de Volksrepubliek China: 39 leden

India: 20 leden

Afghanistan: 13 leden

de Zuid-Aziatische landen: 17 leden

de Zuidoost-Aziatische landen en de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN): 22 leden

het Koreaanse schiereiland: 14 leden

Australië en Nieuw-Zeeland: 16 leden

(g)

Afrika

Delegaties voor de betrekkingen met:

Zuid-Afrika: 13 leden

het Pan-Afrikaanse Parlement: 12 leden

(h)

Multilaterale parlementaire vergaderingen

Delegatie in de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU: 78 leden

Delegatie in de Euromediterrane Parlementaire Vergadering: 49 leden

Delegatie in de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering: 75 leden

Delegatie in de Parlementaire Vergadering Euronest: 60 leden

Delegatie voor de betrekkingen met de Parlementaire Vergadering van de NAVO: 10 leden (die zal bestaan uit leden van de Subcommissie veiligheid en defensie);

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0349.


III Voorbereidende handelingen

Europees Parlement

Maandag, 14 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/39


Maandag, 14 september 2009
Benoeming van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie

P7_TA(2009)0003

Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie

2010/C 224 E/12

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 214, lid 2, derde alinea, en artikel 215 van het EG-Verdrag,

gezien punt 4 van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (1),

gezien het feit dat Dalia Grybauskaitė op 25 juni 2009 als lid van de Commissie is teruggetreden,

gezien de voordracht door de Litouwse regering van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie,

gezien Besluit 2009/507/EG, Euratom van de Raad van 30 juni 2009 ter benoeming van een nieuw lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2),

gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 9 juli 2009 betreffende de te volgen procedure voor de vervanging van commissarissen,

gezien de gedachtewisseling met de voorgedragen commissaris en zijn bevoegde commissie op 1 september 2009,

gelet op artikel 106 en bijlage XVII, punt 2, tweede alinea, van zijn Reglement,

1.

hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Algirdas Šemeta als lid van de Commissie voor het restant van de mandaatperiode van de Commissie tot 31 oktober 2009;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB C 117 E van 18.5.2006, blz. 123.

(2)  PB L 172 van 2.7.2009, blz. 34.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/40


Maandag, 14 september 2009
Benoeming van Paweł Samecki als lid van de Commissie

P7_TA(2009)0004

Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Paweł Samecki als lid van de Commissie

2010/C 224 E/13

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 214, lid 2, derde alinea, en artikel 215 van het EG-Verdrag,

gezien punt 4 van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (1),

gezien het feit dat mevrouw Danuta Hübner op 24 juni 2009 als lid van de Commissie is teruggetreden,

gezien de voordracht door de Poolse regering van Paweł Samecki als lid van de Commissie,

gezien Besluit 2009/528/EG, Euratom van de Raad van 3 juli 2009 ter benoeming van een nieuw lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2),

gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 9 juli 2009 betreffende de te volgen procedure voor de vervanging van commissarissen,

gezien de gedachtewisseling met de voorgedragen commissaris en zijn bevoegde parlementaire commissie op 2 september 2009,

gelet op artikel 106 en bijlage XVII, punt 2, tweede alinea, van zijn Reglement,

1.

hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Paweł Samecki als lid van de Commissie voor het restant van de mandaatperiode van het mandaat van de Commissie tot 31 oktober 2009;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB C 117 E van 18.5.2006, blz. 123.

(2)  PB L 178 van 9.7.2009, blz. 16.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/41


Maandag, 14 september 2009
Benoeming van Karel De Gucht als lid van de Commissie

P7_TA(2009)0005

Besluit van het Europees Parlement van 14 september 2009 houdende benoeming van Karel De Gucht als lid van de Commissie

2010/C 224 E/14

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 214, lid 2, derde alinea, en artikel 215 van het EG-Verdrag,

gezien punt 4 van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (1),

gezien het feit dat Louis Michel op 5 juli 2009 als lid van de Commissie is teruggetreden,

gezien de voordracht door de Belgische regering van Karel De Gucht als lid van de Commissie,

gezien Besluit 2009/552/EG, Euratom van de Raad van 16 juli 2009 ter benoeming van een nieuw lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2),

gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 9 juli 2009 betreffende de te volgen procedure voor de vervanging van commissarissen,

gezien de gedachtewisseling met de voorgedragen commissaris en zijn bevoegde commissie op 1 september 2009,

gelet op artikel 106 en bijlage XVII, punt 2, tweede alinea, van zijn Reglement,

1.

hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van de heer Karel De Gucht als lid van de Commissie voor het restant van de maandaatperiode van de Commissie tot 31 oktober 2009;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB C 117 E van 18.5.2006, blz. 123.

(2)  PB L 185 van 17.7.2009, blz. 23.


Dinsdag, 15 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/42


Dinsdag, 15 september 2009
Overeenkomst EG-Mongolië over bepaalde aspecten van luchtvaartdiensten *

P7_TA(2009)0006

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (COM(2007)0731 – C7-0001/2009 – 2007/0252(CNS))

2010/C 224 E/15

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2007)0731),

gelet op artikel 80, lid 2, en artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0001/2009),

gelet op artikel 55, artikel 90, lid 8, en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0001/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Mongolië.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/43


Dinsdag, 15 september 2009
Overeenkomst EG-China inzake zeevervoer *

P7_TA(2009)0007

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds (08127/2009 – 13698/2008 – C7-0030/2009 – 2008/0133(CNS))

2010/C 224 E/16

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2008)0405),

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (08127/2009),

gezien het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds (13698/2008),

gelet op artikel 80, lid 2 en artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0030/2009),

gelet op artikel 55, artikel 90, lid 8 en artikel 46, lid 1 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0002/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan sluiting van het protocol tot wijziging van de overeenkomst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter om het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Volksrepubliek China.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/44


Dinsdag, 15 september 2009
Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU

P7_TA(2009)0008

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0308 – C7-0051/2009 – 2009/2048(BUD))

2010/C 224 E/17

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0308 C7-0051/2009),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 26 hiervan,

gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (2),

gezien de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, aangenomen tijdens het overleg op 17 juli 2008 over het Solidariteitsfonds,

gezien de resultaten van de trialoog van 7 juli 2009,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0008/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

3.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.


Dinsdag, 15 september 2009
BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 26 hiervan,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (2),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft een Solidariteitsfonds van de Europese Unie („het Fonds”) in het leven geroepen om solidariteit te tonen met de bevolking van door rampen getroffen regio's.

(2)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het Fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard EUR.

(3)

Verordening (EG) nr. 2012/2002 bevat de voorwaarden waaronder steun uit het Fonds kan worden verstrekt.

(4)

Frankrijk heeft een verzoek om steun uit het Fonds ingediend in verband met een ramp veroorzaakt door een storm.

BESLUITEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 wordt uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 109 377 165 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/46


Dinsdag, 15 september 2009
Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

P7_TA(2009)0009

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (COM(2009)0371 – C7-0115/2009 – 2009/2066(BUD))

2010/C 224 E/18

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0371 – C7-0115/2009),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1) (IIA van 17 mei 2006), en met name punt 28 hiervan,

gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2) (EFG-Verordening),

gezien het verslag van de Begrotingscommissie en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0006/2009),

A.

overwegende dat de Europese Unie de nodige wetgevings- en begrotingsinstrumenten heeft ingesteld om bijkomende steun te verlenen aan werknemers die te lijden hebben van de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om deze werknemers bij hun herintreding op de arbeidsmarkt te begeleiden,

B.

overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel zou moeten zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking zou moeten worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is aangenomen tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 17 mei 2006 wat betreft het nemen van besluiten over de verlening van steun uit het Fonds,

C.

overwegende dat Spanje en Portugal om steun hebben verzocht met betrekking tot ontslagen in de textielsector, respectievelijk in de regio's Catalonië (3) en Norte-Centro (4), en dat zij voldoen aan de criteria van de EFG-Verordening,

1.

verzoekt de betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds te bespoedigen;

2.

onderstreept dat de Europese Unie alles in het werk moet stellen om de gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis op te vangen; stelt in dit verband vast dat het EFG een essentiële rol kan vervullen bij de reïntegratie van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt;

3.

herinnert eraan dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor betalingskredieten de financiering van het Europees Sociaal Fonds niet in gevaar mag brengen; heeft enige twijfel of de complementariteit met andere bestaande instrumenten, zoals het Europees Sociaal Fonds, wel gewaarborgd is;

4.

neemt zich voor de werking en de toegevoegde waarde van het EFG in de context van de algemene evaluatie van de op basis van het IIA van 17 mei 2006 ingevoerde programma's en andere instrumenten te beoordelen, in het kader van de begrotingsherziening van het meerjarig financieel kader 2007-2013;

5.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

6.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  EGF/2008/005 ES/Cataluña.

(4)  EGF/2009/001 PT/Norte-Centro.


Dinsdag, 15 september 2009
BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28 ervan,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name op artikel 12, lid 3, ervan,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna „EFG” genoemd) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR.

(3)

Op 29 december 2008 diende Spanje een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de textielsector. Deze aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 3 306 750 EUR ter beschikking te stellen.

(4)

Op 23 januari 2009 diende Portugal een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de textielsector. Deze aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 832 800 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten derhalve middelen uit het EGF beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Spanje en Portugal ingediende aanvragen,

BESLUITEN:

Artikel 1

Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 wordt een bedrag van 4 139 550 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/48


Dinsdag, 15 september 2009
Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009

P7_TA(2009)0010

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, Afdeling III – Commissie (11888/2009 – C7-0098/2009 – 2009/2047(BUD))

2010/C 224 E/19

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en met name de artikelen 37 en 38 daarvan,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, definitief vastgesteld op 18 december 2008 (2),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3),

gezien het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, ingediend door de Commissie op 18 juni 2009 (COM(2009)0288),

gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009, opgesteld door de Raad op 13 juli 2009 (11888/2009–C7-0098/2009),

gelet op artikel 75 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0003/2009),

A.

overwegende dat het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 6 bij de begroting 2009 betrekking heeft op de herziening van de raming van de traditionele eigen middelen, de BTW- en de BNI-grondslagen, de begroting van de relevante Britse correcties en de financiering daarvan, en de herziening van de financiering van de vermindering van de BNI-afdrachten ten voordele van Nederland en Zweden in 2009,

B.

overwegende dat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009 tot doel heeft deze budgettaire aanpassingen formeel te integreren in de begroting 2009,

1.

hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2009 zoals ingediend;

2.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 69 van 13.3.2009.

(3)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/49


Dinsdag, 15 september 2009
Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009

P7_TA(2009)0011

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 – de storm Klaus in Frankrijk (12951/2009 C7-0130/2009 2009/2046(BUD))

2010/C 224 E/20

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en met name de artikelen 37 en 38 daarvan,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, definitief vastgesteld op 18 december 2008 (2),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3),

gezien het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, ingediend door de Commissie op 22 juni 2009 (SEC(2009)0827),

gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009, opgesteld door de Raad op 7 september 2009 (12951/2009 C7-0130/2009),

gelet op artikel 75 en Bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0009/2009),

A.

overwegende dat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 betrekking heeft op de beschikbaarstelling van 109,4 miljoen EUR van het Solidariteitsfonds van de EU aan vastleggings- en betalingskredieten voor het helpen opvangen van de gevolgen van de storm in Frankrijk in januari 2009,

B.

overwegende dat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 tot doel heeft deze budgettaire aanpassing formeel te integreren in de begroting 2009,

1.

neemt nota van het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009, de vierde gewijzigde begroting die enkel is gewijd aan het Solidariteitsfonds van de EU;

2.

neemt nota van het feit dat de financiering van het Solidariteitsfonds van de EU wordt verschaft middels hoofdstuk 1 4 van de inkomsten van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, betreffende de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 2007/436/EG, Euratom voor het financieren van hoofdstuk 13 06 van de begroting 2009 betreffende het Solidariteitsfonds;

3.

hecht zijn goedkeuring aan het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2009 zoals ingediend;

4.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 69 van 13.3.2009.

(3)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/51


Dinsdag, 15 september 2009
Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009

P7_TA(2009)0012

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2009 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009: Europol, Eurojust, OLAF (12952/2009 – C7-0131/2009 – 2009/2050(BUD))

2010/C 224 E/21

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en met name de artikelen 37 en 38,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, definitief vastgesteld op 18 december 2008 (2),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3),

gezien het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, ingediend door de Commissie op 3 juli 2009 (COM(2009)0337),

gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009, opgesteld door de Raad op 7 september 2009 (12952/2009 - C7-0131/2009),

gelet op artikel 75 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0010/2009),

A.

overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8 bij de algemene begroting 2009 het volgende omvat:

verhoging van de vastleggingskredieten voor programma's voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en voor de bewaking van de lichamelijke toestand van dieren met een volksgezondheidsrisico, die veroorzaakt is door een externe factor,

invoering met een begrotingspost „Exploitatie van de hogefluxreactor (HFR) – Aanvullende HFR-programma's”,

invoering van een begrotingspost Europese Politiedienst - overgangskosten,

verhoging van de communautaire steun aan Eurojust,

wijzigingen in de personeelsformatie van OLAF.

B.

overwegende dat ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 tot doel heeft deze budgettaire aanpassingen formeel te integreren in de begroting 2009,

1.

hecht, met inachtneming van de resultaten van de trialoog van 1 september 2009 (4) zijn goedkeuring aan het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 zoals ingediend;

2.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 69 van 13.3.2009.

(3)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(4)  Zie bijlage.


Dinsdag, 15 september 2009
BIJLAGE

TRIALOOG VAN 1 SEPTEMBER 2009

Samenvatting van de conclusies

Overeenkomstig punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het volgende overeengekomen:

op grond van de informatie die de Commissie in haar financiële programmering heeft verstrekt, concluderen het Europees Parlement en de Raad dat de financiering van Europol als een communautair agentschap verzekerd kan worden binnen het goedgekeurde uitgavenplafond voor subrubriek 3a van het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2007-2013; het jaarlijkse bedrag zal worden vastgesteld in het kader van elke begrotingsprocedure;

op basis van het door de Commissie ingediende voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2009 gaan het Europees Parlement en de Raad akkoord met overgangskosten ten bedrage van 1 250 miljoen EUR voor het jaar 2009, welke gedekt worden door een herallocatie van middelen binnen subrubriek 3a van het MFK 2007-2013;

het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie om een zo spoedig mogelijke indiening van een ontwerp van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van punt 47 van het IIA.


Donderdag, 17 september 2009

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/53


Donderdag, 17 september 2009
Interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder *

P7_TA(2009)0014

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 („Integrale-GMO-verordening”), wat de interventieperioden 2009 en 2010 voor boter en mageremelkpoeder betreft (COM(2009)0354 – C7-0103/2009 – 2009/0094(CNS))

2010/C 224 E/22

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2009)0354),

gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0103/2009),

gelet op artikel 55 en artikel 46, lid 2, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0005/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENT

Amendement 1

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 bis (nieuw)

 

Artikel 2 bis

Wijziging van Verordening (EG) nr. 72/2009

Artikel 4, punt 8, van Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad van 19 januari 2009 houdende wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 479/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1883/78, (EEG) nr. 1254/89, (EEG) nr. 2247/89, (EEG) nr. 2055/93, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 2596/97, (EG) nr. 1182/2005 en (EG) nr. 315/2007 (1) wordt geschrapt.


(1)   PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/54


Donderdag, 17 september 2009
Regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het GLB *

P7_TA(2009)0015

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (COM(2009)0321 – C7-0093/2009 – 2009/0084(CNS))

2010/C 224 E/23

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2009)0321),

gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0093/2009),

gelet op artikel 55 en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0004/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/55


Donderdag, 17 september 2009
Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EG/Tadzjikistan ***

P7_TA(2009)0018

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie inzake de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds (12475/2004 – 11803/2004 – C6-0118/2005 – 2004/0176(AVC))

2010/C 224 E/24

(Instemmingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie (COM(2004)0521),

gezien de ontwerppartnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds (12475/2004 en 11803/2004),

gezien het verzoek van de Raad om instemming overeenkomstig artikel 300, lid 3, tweede alinea, van het EG-Verdrag en artikel 44, lid 2, artikel 47, lid 2, laatste zin, artikel 55, artikel 57, lid 2, artikel 63, eerste alinea, punt 3, en de artikelen 71, 80, lid 2, 93, 94, 133 en 181a van het EG–Verdrag (C6–0118/2005),

gelet op artikel 101 van het Euratom–Verdrag,

gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A7–0007/2009),

1.

stemt in met de sluiting van de overeenkomst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Tadzjikistan.