ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.107.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 107

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
27 april 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 107/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5728 — Credit Agricole/Société Générale Asset Management) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 107/02

Wisselkoersen van de euro

2

2010/C 107/03

Administratieve commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels Besluit nr. H4 van 22 december 2009 betreffende de samenstelling en de werkmethoden van de Rekencommissie van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ( 2 )

3

2010/C 107/04

Besluit nr. S6 van 22 december 2009 betreffende de inschrijving in de lidstaat van de woonplaats krachtens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 987/2009 en de opstelling van de inventarissen, als bedoeld in artikel 64, lid 4, van Verordening (EG) nr. 987/2009 ( 2 )

6

2010/C 107/05

Besluit nr. S7 van 22 december 2009 betreffende de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 en de toepassing van de vergoedingsprocedures ( 2 )

8

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2010/C 107/06

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op furfuraldehyde van oorsprong uit de Volksrepubliek China

10

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2010/C 107/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5843 — Eli Lilly/Certain Animal Health Assets of Pfizer) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

14

2010/C 107/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5811 — Erste Bank/ASK) ( 1 )

15

2010/C 107/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5786 — Française des Jeux/Groupe Lucien Barrière/JV) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

16

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Raad

2010/C 107/10

Kennisgeving ten behoeve van de personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2010/231/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van toepassing zijn

17

2010/C 107/11

Kennisgeving ten behoeve van de personen, entiteiten en lichamen waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2010/232/GBVB van de Raad van toepassing zijn

19

 

Europese Commissie

2010/C 107/12

Kennisgeving aan ondernemingen die voornemens zijn in 2011 gereguleerde stoffen die de ozonlaag afbreken, in te voeren in of uit te voeren uit de Europese Unie en aan ondernemingen die voornemens zijn voor 2011 een quotum voor dergelijke stoffen aan te vragen met de bedoeling deze stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen te gebruiken

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

 

(2)   Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5728 — Credit Agricole/Société Générale Asset Management)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 107/01

Op 22 december 2009 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32009M5728. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/2


Wisselkoersen van de euro (1)

26 april 2010

2010/C 107/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3321

JPY

Japanse yen

125,46

DKK

Deense kroon

7,4420

GBP

Pond sterling

0,86240

SEK

Zweedse kroon

9,5680

CHF

Zwitserse frank

1,4341

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,8505

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,430

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

263,42

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7077

PLN

Poolse zloty

3,8788

RON

Roemeense leu

4,1178

TRY

Turkse lira

1,9667

AUD

Australische dollar

1,4336

CAD

Canadese dollar

1,3310

HKD

Hongkongse dollar

10,3421

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8417

SGD

Singaporese dollar

1,8220

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 470,83

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,8016

CNY

Chinese yuan renminbi

9,0937

HRK

Kroatische kuna

7,2575

IDR

Indonesische roepia

12 000,70

MYR

Maleisische ringgit

4,2407

PHP

Filipijnse peso

58,918

RUB

Russische roebel

38,7700

THB

Thaise baht

42,940

BRL

Braziliaanse real

2,3254

MXN

Mexicaanse peso

16,1730

INR

Indiase roepie

59,1390


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/3


ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS

BESLUIT Nr. H4

van 22 december 2009

betreffende de samenstelling en de werkmethoden van de Rekencommissie van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 107/03

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie moet vaststellen met welke gegevens rekening moet worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de lidstaten krachtens deze verordening moeten dragen, en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen moet opstellen op basis van een verslag van de in artikel 74 bedoelde Rekencommissie,

Gelet op artikel 74 van Verordening (EG) nr. 883/2004 uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie is belast met de vaststelling van de samenstelling en de werkmethoden van de Rekencommissie, die verslagen moet opstellen en een met redenen omkleed advies moet uitbrengen over de door de Administratieve Commissie te nemen besluiten overeenkomstig artikel 72, onder g),

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De in artikel 74 van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ingestelde Rekencommissie wordt toegevoegd aan de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

2.   Bij de uitvoering van haar taken, vastgesteld in artikel 74, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 883/2004, opereert de Rekencommissie onder het gezag van de Administratieve Commissie waarvan zij richtsnoeren ontvangt. In dit kader legt de Rekencommissie ter goedkeuring een langetermijnwerkprogramma voor aan de Administratieve Commissie.

Artikel 2

1.   In beginsel stelt de Rekencommissie haar besluiten vast aan de hand van bewijsstukken. Zij kan de bevoegde autoriteiten verzoeken alle inlichtingen te verstrekken of onderzoeken te verrichten die zij noodzakelijk acht voor de behandeling van de haar toevertrouwde aangelegenheden. Zo nodig kan de Rekencommissie, na voorafgaande goedkeuring door de voorzitter van de Administratieve Commissie, een lid van het secretariaat of bepaalde leden van de Rekencommissie opdragen ter plaatse een onderzoek in te stellen dat noodzakelijk is voor de voortzetting van haar werkzaamheden. De voorzitter van de Administratieve Commissie stelt de vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat in de Administratieve Commissie van dit onderzoek in kennis.

2.   De Rekencommissie bevordert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin binnen de in Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2) vastgestelde termijn geen regeling kan worden bereikt. Het met redenen omkleed verzoek om het advies van de Rekencommissie over een betwisting uit hoofde van artikel 67, lid 7, van Verordening (EG) nr. 987/2009 moet door een van de partijen minimaal 25 werkdagen vóór het begin van een vergadering aan de Rekencommissie worden voorgelegd.

3.   De Rekencommissie kan een Arbitragecommissie oprichten om haar bij te staan bij de behandeling van het met redenen omkleed verzoek om advies van de Rekencommissie, ingediend door een van de partijen overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

De bijzonderheden over de samenstelling, de duur van het mandaat, de taken, de werkmethoden en de regeling van het voorzitterschap van de Arbitragecommissie worden vastgelegd in een door de Rekencommissie vastgesteld mandaat.

Artikel 3

1.   De Rekencommissie is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat van de Europese Unie, die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden aangewezen.

Bij verhindering kan elk lid van de Rekencommissie worden vervangen door de daartoe door de bevoegde autoriteiten aangewezen plaatsvervanger.

2.   De vertegenwoordiger van de Europese Commissie of zijn plaatsvervanger in de Administratieve Commissie heeft een adviserende stem in de Rekencommissie.

3.   De Rekencommissie wordt bijgestaan door een onafhankelijke deskundige of een deskundigenteam met een beroepsopleiding en ervaring op het gebied van aangelegenheden met betrekking tot de taken van de Rekencommissie, in het bijzonder voor wat betreft haar taken uit hoofde van de artikelen 64, 65 en 69 van Verordening (EG) nr. 987/2009.

Artikel 4

1.   Het voorzitterschap van de Rekencommissie wordt bekleed door een lid dat behoort tot de lidstaat waarvan de vertegenwoordiger in de Administratieve Commissie het voorzitterschap van die commissie waarneemt.

2.   De voorzitter van de Rekencommissie kan, in samenwerking met het secretariaat, alle stappen ondernemen die vereist zijn om een snelle oplossing te vinden voor alle problemen die onder de bevoegdheid van de Rekencommissie vallen.

3.   De voorzitter van de Rekencommissie zit in de regel de vergaderingen van de werkgroepen voor, die zijn opgericht om de problemen te onderzoeken waarvoor de Rekencommissie bevoegd is; als hij of zij echter verhinderd is of bepaalde specifieke problemen behandeld worden, kan de voorzitter zich laten vervangen door een persoon die hij of zij daartoe aanwijst.

Artikel 5

1.   De besluiten worden genomen bij eenvoudige meerderheid, waarbij elke lidstaat slechts één stem heeft.

De adviezen van de Rekencommissie dienen te vermelden of zij zijn aangenomen met uninamiteit of met meerderheid van stemmen. In voorkomend geval moeten de conclusies of bezwaren van de minderheid daarin worden aangegeven.

De Rekencommissie legt een advies dat niet met unanimiteit is aangenomen, voor aan de Administratieve Commissie, vergezeld van een verslag waarin in het bijzonder de tegengestelde standpunten worden weergegeven en gemotiveerd.

Zij wijst ook een rapporteur aan die de Administratieve Commissie alle informatie moet verstrekken die deze nodig acht om het geschil te kunnen oplossen.

De rapporteur mag niet worden gekozen uit de vertegenwoordigers van de landen die bij het geschil betrokken zijn.

2.   De Rekencommissie kan besluiten tot goedkeuring van besluiten en met redenen omklede adviezen volgens een schriftelijke procedure, als tijdens een voorafgaande vergadering van de Rekencommissie een dergelijke procedure werd overeengekomen.

Daartoe zendt de voorzitter de leden van de Rekencommissie de goed te keuren tekst toe. De leden beschikken over een termijn van ten minste tien werkdagen om aan te geven of zij de voorgestelde tekst verwerpen of zich van stemming onthouden. Geen reactie binnen de vastgestelde termijn wordt als een positieve stem beschouwd.

De voorzitter kan ook besluiten een schriftelijke procedure te starten als tijdens een vergadering van de Rekencommissie geen voorafgaande overeenstemming is bereikt. In dat geval tellen alleen schriftelijke instemmingen met de voorgestelde tekst als positieve stemmen voor de aanvaarding van het voorstel en krijgen de leden ten minste vijftien werkdagen de tijd om te reageren.

De voorzitter stelt na afloop van de gestelde termijn de leden op de hoogte van het resultaat van de stemming. Wanneer een besluit het vereiste aantal positieve stemmen heeft verkregen, wordt het geacht te zijn aangenomen op de laatste dag van de periode waarbinnen de leden konden reageren.

3.   Als een lid van de Rekencommissie tijdens de schriftelijke procedure voorstelt de tekst te wijzigen, kan de voorzitter:

a)

de schriftelijke procedure opnieuw starten door de voorgestelde wijziging aan de leden mee te delen overeenkomstig de in lid 2 aangegeven procedure, of

b)

de schriftelijke procedure annuleren zodat de kwestie tijdens de volgende vergadering kan worden besproken,

afhankelijk van de procedure die de voorzitter het meest geschikt acht voor de desbetreffende kwestie.

4.   Als een lid van de Rekencommissie vóór het verstrijken van de termijn om te reageren vraagt dat de voorgestelde tekst tijdens een vergadering van de Rekencommissie wordt onderzocht, wordt de schriftelijke procedure geannuleerd.

De kwestie wordt in dat geval onderzocht tijdens de volgende vergadering van de Rekencommissie.

Artikel 6

De Rekencommissie kan ad-hocgroepen oprichten, bestaande uit een beperkt aantal personen, om voorstellen betreffende specifieke kwesties voor te bereiden en ter aanname aan de Rekencommissie voor te leggen.

De Rekencommissie stelt voor elke ad-hocgroep vast wie de rapporteur is, welke taken verricht moeten worden, en binnen welke termijn de groep het resultaat van zijn werkzaamheden aan de Rekencommissie moet voorleggen. Dit wordt vastgelegd in een door de Rekencommissie goedgekeurd schriftelijk mandaat.

Artikel 7

1.   Het secretariaat van de Administratieve Commissie is belast met de voorbereiding en de organisatie van de vergaderingen van de Rekencommissie en de opstelling van de notulen. Het verricht alle voor het functioneren van de Rekencommissie nodige werkzaamheden. De agenda, de datum en de duur van de vergaderingen van de Rekencommissie worden in overleg met de voorzitter vastgesteld.

2.   De agenda wordt minimaal 15 werkdagen vóór de aanvang van elke vergadering door het secretariaat van de Administratieve Commissie aan de leden van de Rekencommissie en de leden van de Administratieve Commissie toegezonden. De documenten met betrekking tot de agendapunten moeten ten minste 10 werkdagen vóór de aanvang van de vergadering ter beschikking van de leden worden gesteld. Dit geldt niet voor documenten die algemene informatie verstrekken en die niet moeten worden goedgekeurd.

3.   Nota's in verband met de volgende vergadering van de Rekencommissie moeten ten minste 20 werkdagen vóór de aanvang van de vergadering naar het secretariaat van de Administratieve Commissie worden gestuurd. Dit geldt niet voor documenten die algemene informatie verstrekken en die niet hoeven te worden goedgekeurd.

Nota's met de bijdragen voor de afsluiting van de jaarrekeningen, als vastgesteld in artikel 69, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009, volgen de voorgeschreven vorm en omvatten de bijzonderheden, aangegeven door de onafhankelijke deskundige of het deskundigenteam, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van dit besluit. Elke delegatie stuurt deze nota uiterlijk 31 juli van het jaar volgende op het verslagjaar naar het secretariaat.

Artikel 8

Voor zover nodig, is het reglement van de Administratieve Commissie op de Rekencommissie van toepassing.

Artikel 9

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening.

De voorzitter van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/6


BESLUIT Nr. S6

van 22 december 2009

betreffende de inschrijving in de lidstaat van de woonplaats krachtens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 987/2009 en de opstelling van de inventarissen, als bedoeld in artikel 64, lid 4, van Verordening (EG) nr. 987/2009

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 107/04

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 (2),

Gelet op artikel 35, lid 2, van bovengenoemde Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 24 en artikel 64, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 74 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

De voorschriften voor de inschrijving overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 987/2009 (hierna „toepassingsverordening” genoemd) en het bijhouden van een inventaris, als bedoeld in artikel 64, lid 4, van de toepassingsverordening, zijn als volgt:

I.   Inschrijving bedoeld in artikel 24 van de toepassingsverordening

1.

Voor de toepassing van artikel 24 van de toepassingsverordening wordt de volgende procedure vastgesteld.

Het bevoegde orgaan stuurt op verzoek van de betrokkene een relevant document overeenkomstig artikel 17, 22, 24, 25 of 26 van Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna „basisverordening” genoemd) en artikel 24, lid 1, van de toepassingsverordening (hierna „bewijs van rechten” genoemd) naar de betrokkene, die dit document moet indienen bij het orgaan van zijn/haar woonplaats wanneer hij/zij zich laat inschrijven voor de verlening van verstrekkingen.

Op verzoek van het orgaan van de woonplaats stuurt het bevoegde orgaan een bewijs van rechten naar dat orgaan.

Het bevoegde orgaan stelt het orgaan van de woonplaats in kennis van elke wijziging of schrapping van het bewijs van rechten. Het ontvangende orgaan moet die wijziging of schrapping aan het zendende orgaan bevestigen of bij dit orgaan aanvechten.

Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van de inschrijving van de betrokkene en van elke wijziging of schrapping daarvan. De informatie wordt verstrekt zodra het orgaan van de woonplaats beschikt over de daartoe essentiële informatie. Het ontvangende orgaan moet die wijziging of schrapping aan het zendende orgaan bevestigen of bij dit orgaan aanvechten.

2.

De datum met ingang waarvan de kosten van verstrekkingen in aanmerking komen voor vergoeding overeenkomstig de artikelen 35 en 41 van de basisverordening en de artikelen 62 en 63 van de toepassingsverordening, is:

a)

de datum waarop het recht op verstrekkingen wordt verworven krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat, als geregistreerd in het bewijs van rechten;

b)

de datum van verandering van woonplaats of inschrijving wanneer die later is dan de onder a) hierboven bedoelde datum, en geregistreerd is in het document dat wordt afgegeven door het orgaan van de woonplaats overeenkomstig artikel 24, lid 2, van de toepassingsverordening.

Als de gezinsleden van een verzekerde, de gepensioneerde of een van de leden van zijn gezin overeenkomstig de verordeningen nog op prioritaire basis aanspraak kunnen maken op verstrekkingen in samenhang met de uitvoering van een beroepsactiviteit of de ontvangst van een vervangingsinkomen krachtens de wetgeving van hun woonland of een andere lidstaat, begint de inschrijving op de dag na de datum waarop een dergelijke aanspraak eindigt.

3.

De datum met ingang waarvan de kosten van verstrekkingen niet meer worden betaald overeenkomstig de artikelen 35 en 41 van de basisverordening en de artikelen 62 en 63 van de toepassingsverordening is de door het orgaan van de woonplaats aan het bevoegde orgaan meegedeelde datum van schrapping/intrekking/annulatie van de inschrijving of de door het bevoegde orgaan aan het orgaan van de woonplaats meegedeelde datum van intrekking/annulatie van het bewijs van rechten.

Deze datum wordt vermeld in het schrappingsdocument/ intrekkingsdocument/ annulatiedocument en is de datum waarop het bewijs van rechten niet meer geldig is, namelijk:

i)

de datum van het overlijden of de datum waarop de betrokkene naar een andere lidstaat verhuist;

ii)

de datum waarop het recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van het woonland of een andere lidstaat overeenkomstig de verordeningen wordt verworven in samenhang met de uitvoering van een beroepsactiviteit of in samenhang met de toekenning van een pensioen;

iii)

de datum vanaf welke de gezinsleden niet meer voldoen aan de voorwaarden om krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats als gezinsleden aanspraak te maken op verstrekkingen.

Alle nationale organen hebben de plicht ervoor te zorgen dat de periode tussen de einddatum van de aanspraak op verstrekkingen of van de inschrijving en de datum waarop het schrappingsdocument/intrekkingsdocument/annulatiedocument wordt verstrekt, tot een minimum wordt beperkt. Met name de vaststelling van de woonplaats van de verzekerde moet worden gebaseerd op een deugdelijk onderzoek overeenkomstig artikel 11 van de toepassingsverordening.

II.   Inventaris bedoeld in artikel 64, lid 4, van de toepassingsverordening

Gezinsleden van verzekerden, gepensioneerden en/of leden van hun gezin

1.

Het orgaan van de woonplaats van de lidstaat opgenomen in bijlage 3 bij de toepassingsverordening, berekent het vaste bedrag van de verstrekkingen die worden verleend aan de gezinsleden van de verzekerde overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening en aan de gepensioneerden en/of de leden van hun gezin overeenkomstig de artikelen 24 tot en met 26 van de basisverordening op grond van een daartoe bijgehouden inventaris, uitgaande van zijn eigen informatie of van die verstrekt door het bevoegde orgaan betreffende de verwerving van het recht op verstrekkingen of de opschorting of intrekking van dat recht.

De in artikel 64, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde inventarissen bevatten gegevens over het aantal maandelijks vastgestelde bedragen, die voor eenzelfde jaar verschuldigd zijn voor elk gezinslid van een verzekerde, gepensioneerde en/of lid van zijn/haar gezin.

2.

Voor de berekening van het aantal maandelijkse vaste bedragen, wordt de periode tijdens welke de betrokkenen aanspraak op verstrekkingen kunnen maken, in maanden geteld.

Het aantal maanden wordt verkregen door het meetellen als een hele maand van de kalendermaand waarin de dag valt vanaf welke de vaste bedragen zijn berekend.

De kalendermaand tijdens welke het recht op verstrekkingen is afgelopen, mag niet worden meegeteld tenzij het een volledige maand is.

Als de totale periode minder dan een maand bedraagt, wordt zij meegeteld als een volle maand.

Als iemand tijdens de periode waarvoor aanspraak op verstrekkingen wordt gemaakt, in een andere leeftijdsgroep terechtkomt, wordt de maand waarin de verandering van de leeftijdsgroep plaatsvindt, volledig meegerekend in de hogere leeftijdsgroep.

III.   Slotbepalingen

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening.

De voorzitter van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/8


BESLUIT Nr. S7

van 22 december 2009

betreffende de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 en de toepassing van de vergoedingsprocedures

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 107/05

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 (2),

Gelet op de artikelen 87 tot en met 91 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 64, lid 7, en de artikelen 93 tot en met 97 van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 treden in werking op 1 mei 2010 en de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 worden op dezelfde datum ingetrokken, behalve voor situaties die vallen onder artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 96, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009.

(2)

Het is nodig dat de bepaling van de debiteur- en de crediteurlidstaat wordt verduidelijkt in situaties waarin verstrekkingen zijn verleend of toegestaan uit hoofde van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72, maar de vergoedingen van de kosten voor deze verstrekkingen worden afgewikkeld na de inwerkingtreding van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009, in het bijzonder wanneer de bevoegdheid voor de kosten ingevolge de nieuwe verordeningen verandert.

(3)

Het is nodig dat wordt verduidelijkt welke procedure voor de vergoeding moet worden toegepast in situaties waarin verstrekkingen werden verleend uit hoofde van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72, maar de vergoedingsprocedure plaatsvindt na de datum van inwerkingtreding van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

(4)

Punt 5 van Besluit nr. H1 verduidelijkt de status van certificaten (E-formulieren) en van de Europese ziekteverzekeringskaart (en de voorlopige verzekeringsbewijzen) die zijn afgegeven vóór de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

(5)

De bepalingen van punt 4 van Besluit nr. S1 en punt 2 van Besluit nr. S4 stellen de algemene beginselen vast voor/betreffende de verantwoordelijkheid voor de kosten van verstrekkingen verleend op grond van een geldige Europese ziekteverzekeringskaart, die ook in overgangssituaties moeten gelden.

(6)

Krachtens de artikelen 62 en 63 van Verordening (EG) nr. 987/2009 vergoeden de lidstaten die niet zijn opgenomen in bijlage 3 bij Verordening (EG) nr. 987/2009 met ingang van 1 mei 2010 de verstrekkingen die zijn verleend aan gezinsleden die niet in dezelfde lidstaat als de verzekerde wonen en aan gepensioneerden en hun gezinsleden op grond van de werkelijke uitgaven.

(7)

De kosten van verstrekkingen verleend uit hoofde van artikel 19, lid 1, artikel 20, lid 1, en artikel 27, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 883/2004, worden gedragen door het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van verstrekkingen verleend aan gezinsleden die niet in dezelfde lidstaat als de verzekerde wonen en aan gepensioneerden en hun gezinsleden in de lidstaat waar zij wonen.

(8)

Ingevolge artikel 64, lid 7, van Verordening (EG) nr. 987/2009 mogen de in bijlage 3 opgenomen lidstaten na 1 mei 2010 de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 gedurende een periode van vijf jaar blijven toepassen voor de berekening van de vaste bedragen.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn nieuwe procedures ingevoerd voor de vergoeding van de gezondheidszorgkosten om de betalingen tussen de lidstaten te versnellen en te vermijden dat een hele reeks vorderingen wordt ingediend die gedurende langere tijd onafgehandeld blijven.

(10)

Er bestaat behoefte aan transparantie en richtsnoeren voor de organen in de hierboven bedoelde situaties om te zorgen voor de uniforme en coherente toepassing van de communautaire bepalingen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

I.   Overgangsregelingen voor de bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het dragen van de kosten van een geplande behandeling en de nodige zorg in verband met de verandering van de bevoegdheid krachtens Verordening (EG) nr. 883/2004

1.

Als vóór 1 mei 2010 aan een persoon een behandeling is verstrekt, wordt de bevoegdheid voor het dragen de kosten van die persoon bepaald overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1408/71.

2.

Als een persoon krachtens de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 toestemming heeft gekregen om naar het grondgebied van een andere lidstaat te gaan om daar de voor zijn/haar conditie passende behandeling (geplande behandeling) te krijgen en de behandeling geheel of gedeeltelijk is verstrekt na 30 april 2010, worden de kosten van de gehele behandeling gedragen door het orgaan dat de toestemming heeft verleend.

3.

Als begonnen is met de verstrekking van een behandeling aan een persoon uit hoofde van artikel 22, lid 3, onder a), of artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden de kosten van die behandeling gedragen overeenkomstig de bepalingen van deze artikelen, ook als de bevoegdheid voor het dragen van de kosten van de persoon is veranderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 883/2004. Als de behandeling na 31 mei 2010 wordt voortgezet, worden de na die datum gemaakte kosten echter gedragen door het bevoegde orgaan krachtens Verordening (EG) nr. 883/2004.

4.

Als na 30 april 2010 op grond van een vóór 1 mei 2010 afgegeven geldige Europese ziekteverzekeringskaart uit hoofde van artikel 19, lid 1, of artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) 883/2004 een behandeling is verstrekt, kan de vordering tot vergoeding van de kosten van die behandeling niet worden afgewezen op grond van het feit dat de bevoegdheid voor de gezondheidszorgkosten is veranderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 883/2004.

Een orgaan dat verplicht is de kosten van de op grond van een Europese ziekteverzekeringskaart verleende verstrekkingen te betalen, kan verzoeken dat het orgaan waarbij de persoon correct ingeschreven was ten tijde van de toekenning van de verstrekkingen, de kosten van deze verstrekkingen terugbetaalt aan het eerstgenoemde orgaan, of kan, indien de persoon niet gerechtigd was gebruik te maken van de Europese ziekteverzekeringskaart, de zaak met de betrokken persoon afhandelen.

II.   Overgangsregelingen voor de berekening van de gemiddelde kosten

1.

Voor de methode van berekening van de gemiddelde kosten voor de jaren tot en met 2009 gelden de bepalingen van de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72, ook als de gemiddelde kosten na 30 april 2010 aan de Rekencommissie worden voorgelegd.

2.

De niet in bijlage 3 bij Verordening (EG) nr. 987/2009 opgenomen lidstaten kunnen voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 april 2010 hetzij nieuwe gemiddelde kosten berekenen uit hoofde van de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72, hetzij gebruikmaken van de voor 2009 aangegeven gemiddelde kosten.

III.   Procedure voor de vergoeding op grond van de werkelijke uitgaven

1.

Voor vorderingen op grond van de werkelijke uitgaven die vóór 1 mei 2010 in de boekhouding van de crediteurlidstaat zijn opgenomen, gelden de financiële bepalingen van Verodening (EEG) nr. 574/72.

Deze vorderingen worden uiterlijk 31 december 2011 bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat ingediend.

2.

Voor alle vorderingen op grond van de werkelijke uitgaven die na 30 april 2010 in de boekhouding van de crediteurlidstaat zijn opgenomen, gelden de nieuwe procedurevoorschriften overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 68 van Verordening (EG) nr. 987/2009.

IV.   Procedure voor de vergoeding op grond van vaste bedragen

1.

De gemiddelde kosten voor de jaren tot en met 2009 worden uiterlijk 31 december 2011 aan de Rekencommissie voorgelegd. De gemiddelde kosten voor 2010 worden uiterlijk 31 december 2012 aan de Rekencommissie voorgelegd.

2.

Alle vorderingen op grond van vaste bedragen, die vóór 1 mei 2010 in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden uiterlijk op 1 mei 2011 ingediend.

3.

Voor alle vorderingen op grond van vaste bedragen, die na 30 april 2010 zijn bekendgemaakt, gelden de nieuwe procedurevoorschriften overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 68 van Verordening (EG) nr. 987/2009.

V.   Slotbepalingen

1.

Bij de toepassing van de overgangsregelingen zijn de leidende beginselen goede samenwerking tussen de organen, pragmatisme en flexibiliteit.

2.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitter van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/10


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op furfuraldehyde van oorsprong uit de Volksrepubliek China

2010/C 107/06

Na de bekendmaking van een bericht dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op furfuraldehyde van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China („het betrokken land”) op korte termijn zouden vervallen (1), heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2)„de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 28 januari 2010 ingediend door twee producenten in de Unie, Lenzing AG en Tanin Sevnica kemicna industrija d.d. („de indieners van het verzoek”), die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de productie van furfuraldehyde in de Unie.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op 2-furaldehyde (ook bekend als furfuraldehyde of furfural), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code 2932 12 00.

3.   Geldende maatregelen

Momenteel is een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 639/2005 van de Raad (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek werd ingediend omdat gevreesd werd dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot voortzetting van de dumping en het opnieuw optreden van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening hebben de indieners van het verzoek de normale waarde voor de producenten-exporteurs uit de Volksrepubliek China vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen in het in punt 5.1d) van dit bericht genoemde land met een markteconomie. De bewering dat het betrokken product nog steeds met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde, als bedoeld in de vorige zin, met de prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de Europese Unie onder de actieve-veredelingsregeling.

De aldus vastgestelde dumpingmarges zijn aanzienlijk.

Volgens de indieners van het verzoek zal waarschijnlijk opnieuw schade veroorzakende dumping plaatsvinden. In dit verband hebben zij bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen gezien de onbenutte productiecapaciteit in het betrokken land.

Volgens de indieners van het verzoek is het vooral dankzij de antidumpingmaatregelen dat de bedrijfstak van de Unie geen schade meer lijdt. Indien de maatregelen vervallen en het betrokken product weer in grote hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit het betrokken land wordt ingevoerd, zal de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk opnieuw schade lijden.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in te leiden, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

5.1.    Procedure voor de vaststelling van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het al dan niet waarschijnlijk is dat bij het vervallen van de maatregelen de dumping wordt voortgezet en opnieuw schade optreedt.

a)   Steekproef

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruikmaken van steekproeven.

i)   Steekproef van producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), genoemde termijn contact met de Commissie op te nemen en haar op de in punt 7 vermelde wijze de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1.4.2009 tot en met 31.3.2010 naar de Unie is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta, voor elk van de 27 lidstaten afzonderlijk en in totaal;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1.4.2009 tot en met 31.3.2010 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van die verkoop in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1.4.2009 tot en met 31.3.2010 naar derde landen is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de wereldwijde activiteiten van de onderneming met betrekking tot het betrokken product;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door de bovenstaande informatie te verstrekken, geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat aanvaard wordt dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van de Volksrepubliek China en met alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

ii)   Definitieve samenstelling van de steekproef

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproef pas definitief samenstellen na raadpleging van alle partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproef te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokken partij minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Unie, aan alle bekende verenigingen van producenten in de Unie, aan de producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs, aan de importeurs, aan alle bekende verenigingen van importeurs, en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

c)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen indien zij hierom verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), genoemde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van het land met een markteconomie

Bij het vorige onderzoek werd Argentinië gekozen als vergelijkbaar land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China. De Commissie overweegt Argentinië opnieuw voor dit doel te gebruiken. Opmerkingen over de selectie van dit land moeten binnen de in punt 6, onder c), vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

5.2.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voortgezet en dat opnieuw schade zal ontstaan, zal overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Unie is de antidumpingmaatregelen te handhaven. Daarom kan de Commissie vragenlijsten toesturen aan de haar bekende bedrijfstak van de Unie, importeurs, hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties. Deze partijen, en ook die welke de Commissie niet bekend zijn indien zij aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde algemene termijn contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Zij kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn ook om een mondeling onderhoud verzoeken, onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 van de basisverordening wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

i)   Aanvragen van een vragenlijst

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid, dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, een vragenlijst aan te vragen.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5.1, onder a) ii), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen partijen moeten, tenzij anders vermeld, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de selectie van het land met een markteconomie

De bij het onderzoek betrokken partijen kunnen opmerkingen maken over de selectie van Argentinië als geschikt land met een markteconomie om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen (zie punt 5.1, onder d)). Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit zijn van de Commissie.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden ingediend onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (5) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N-105 04/92

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet binnen de vastgestelde termijnen verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening kunnen de bestaande maatregelen naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat het niveau van de maatregelen opnieuw moet worden onderzocht zodat het kan worden gewijzigd (d.w.z. verhoogd of verlaagd), kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6).

12.   Hearing

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de bevoegde ambtenaar van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de voor de hearing bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).


(1)  PB C 16 van 22.1.2010, blz. 40.

(2)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(3)  PB L 107 van 28.4.2005, blz. 1.

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/14


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5843 — Eli Lilly/Certain Animal Health Assets of Pfizer)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 107/07

1.

Op 19 april 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 en na een verwijzing in het kader van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Elanco Animal Health Ireland Limited (EU), die onder zeggenschap staat van Eli Lilly & Co (Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de zeggenschap verkrijgt over delen van Pfizer Inc (Verenigde Staten) door de verwerving van activa.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Eli Lilly and Co: wereldwijde onderzoeksgerichte farmaceutische onderneming, actief op het gebied van onderzoek, ontwikkeling, vervaardiging en verkoop van farmaceutische producten voor mens en dier,

Pfizer Assets: beheer van rechten op diergezondheidsproducten: multivalente kattenvaccins, paardengriep- en tetanusvaccins, mycoplasma hyopneumoniae-vaccins voor varkens, parasietenverdelgers voor gezelschaps- en fokdieren, orale rehydratiezouten en een tetracyclinespray.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5843 — Eli Lilly/Certain Animal Health Assets of Pfizer, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/15


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5811 — Erste Bank/ASK)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 107/08

1.

Op 19 april 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Erste Bank der österreichischen Sparkassen AG („Erste Bank”, Oostenrijk), die onder de zeggenschap staat van Erste Group Bank AG, in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Allgemeine Sparkasse Oberösterreich Bankaktiengesellschaft („ASK”, Oostenrijk), door een managementovereenkomst of op enige andere wijze.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Erste Bank: bank- en financiële diensten, waaronder deposito- en kredietactiviteiten voor particulieren en bedrijven, depositodiensten, betalingsdiensten, vermogensbeheer, beleggingen, effectenhandel, project- en handelsfinanciering,

ASK: bank- en financiële diensten, waaronder deposito- en kredietactiviteiten voor particulieren en bedrijven, depositodiensten, betalingsdiensten, vermogensbeheer.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5811 — Erste Bank/ASK, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/16


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5786 — Française des Jeux/Groupe Lucien Barrière/JV)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 107/09

1.

Op 19 april 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Française des Jeux („FDJ”, Frankrijk) en Groupe Lucien Barrière („GLB”, Frankrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over Newco („Newco”, Frankrijk), door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte vennootschap die een gemeenschappelijke onderneming is.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

FDJ: onderneming die van oudsher actief is op het gebied van kansspelen en sportweddenschappen in Frankrijk,

GLB: staat onder de gezamenlijke zeggenschap van Accor en de familie Barrière-Desseinge. Is actief in het beheer van casino's, hotels en kuuroorden, catering, exploitatie van golfbanen en organisatie van evenementen, hoofdzakelijk in Frankrijk. GLB biedt ook een online-pokerspel aan in Malta en het Verenigd Koninkrijk,

Newco: gemeenschappelijke onderneming belast met het ontwerpen en exploiteren van een pokerwebsite in Frankrijk na de liberalisering van de Franse markt voor geld- en kansspelen via internet. Newco zal ook online-pokerspelen en multimedia-software commercialiseren waarmee platforms kunnen worden gecreëerd die de spelen toegankelijk maken voor internetgebruikers.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5786 — Française des Jeux/Groupe Lucien Barrière/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


ANDERE HANDELINGEN

Raad

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/17


Kennisgeving ten behoeve van de personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2010/231/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van toepassing zijn

2010/C 107/10

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen en entiteiten die voorkomen in de bijlage bij Besluit 2010/231/GBVB (1) van de Raad en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 356/2010 (2) van de Raad.

Het bij Resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR) 751 (1992) betreffende Somalië ingestelde Sanctiecomité heeft op 12 april 2010 de lijst vastgesteld van personen en entiteiten waarop de bepalingen van de punten 1, 3 en 7 van UNSCR 1844 (2008) van toepassing zijn.

De betrokken personen en entiteiten kunnen te allen tijde, onder overlegging van bewijsstukken, het VN-Comité verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen. Dergelijke verzoeken dienen als volgt te worden geadresseerd:

United Nations — Focal point for delisting

Security Council Subsidiary Organs Branch

Room S-3055 E

New York, NY 10017

UNITED STATES OF AMERICA

Zie voor meer informatie: http://www.un.org/sc/committees/751/comguide.shtml

Naar aanleiding van het besluit van de VN heeft de Raad van de Europese Unie vastgesteld dat de personen en entiteiten die in bovengenoemde bijlagen worden vermeld, moeten worden opgenomen op de lijsten van personen en entiteiten waarvoor de beperkende maatregelen in Besluit 2010/231/GBVB en in Verordening (EU) nr. 356/2010 gelden.

De betrokken personen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaat of lidstaten, als vermeld op de websites in bijlage II van Verordening (EU) nr. 356/2010, kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 5 van de verordening).

De betrokken personen en entiteiten kunnen op het onderstaande adres een verzoek indienen om toezending van de door het VN-Sanctiecomité gegeven motivering voor opname op de lijsten:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

Rue de la Loi/Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

De betrokken personen en entiteiten kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, op het bovenstaande adres een verzoek aan de Raad indienen om het besluit om hen op bovengenoemde lijsten te plaatsen, te heroverwegen.

Tevens worden de betrokken personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen voor het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.

(2)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1.


27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/19


Kennisgeving ten behoeve van de personen, entiteiten en lichamen waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2010/232/GBVB van de Raad van toepassing zijn

2010/C 107/11

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen, entiteiten en lichamen die voorkomen in bijlage II bij Besluit 2010/232/GBVB (1) van de Raad.

Naar aanleiding van een evaluatie van de lijst van personen, entiteiten en lichamen waarop de beperkende maatregelen van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB (2) van de Raad houdende beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar van toepassing zijn, heeft de Raad van de Europese Unie vastgesteld dat de personen, entiteiten en lichamen die in bovengenoemde bijlage II worden vermeld, voldoen aan de criteria van dat gemeenschappelijk standpunt en derhalve onderworpen moeten blijven aan de beperkende maatregelen zoals verlengd bij Besluit 2010/232/GBVB.

De betrokken personen, entiteiten en lichamen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaat of lidstaten, als vermeld op de websites in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad (3), kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 13 van de verordening).

De betrokken personen, entiteiten en lichamen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen. Dergelijke verzoeken dienen als volgt te worden geadresseerd:

Raad van de Europese Unie

secretariaat-generaal

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

Tevens worden de betrokken personen, entiteiten en lichamen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen voor het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 22.

(2)  PB L 116 van 29.4.2006, blz. 77.

(3)  PB L 66 van 10.3.2008, blz. 1.


Europese Commissie

27.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 107/20


Kennisgeving aan ondernemingen die voornemens zijn in 2011 gereguleerde stoffen die de ozonlaag afbreken, in te voeren in of uit te voeren uit de Europese Unie en aan ondernemingen die voornemens zijn voor 2011 een quotum voor dergelijke stoffen aan te vragen met de bedoeling deze stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen te gebruiken

2010/C 107/12

I.

Deze kennisgeving is gericht aan ondernemingen die vallen onder Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1) (hierna „de verordening” genoemd) en die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 onder de verordening vallende stoffen willen invoeren in of uitvoeren uit de Europese Unie of een quotum voor laboratorium- en analytische toepassingen willen aanvragen voor een van de volgende onder de verordening vallende stoffen:

Groep I

:

CFK 11, 12, 113, 114 of 115

Groep II

:

andere volledig gehalogeneerde CFK's

Groep III

:

halon 1211, 1301 of 2402

Groep IV

:

tetrachloorkoolstof

Groep V

:

1,1,1-trichloorethaan

Groep VI

:

methylbromide

Groep VII

:

broomfluorkoolwaterstoffen

Groep VIII

:

chloorfluorkoolwaterstoffen

Groep IX

:

broomchloormethaan

Dibroomdifluormethaan (halon-1202).

II.

Als algemene regel geldt dat de productie, de invoer en de uitvoer van in punt I bedoelde stoffen verboden zijn, behalve in de specifieke gevallen waarin de verordening voorziet.

III.

Voor de invoer of uitvoer van stoffen die van het algemene invoer- of uitvoerverbod zijn vrijgesteld, is een vergunning van de Commissie vereist, behalve als deze stoffen gedurende niet langer dan 45 dagen onder de regeling douanevervoer, tijdelijke opslag, douane-entrepot of vrije zone als bedoeld in Verordening (EG) nr. 450/2008 worden geplaatst. Ook de invoer of uitvoer van dibroomdifluoromethaan is van de vergunningsplicht vrijgesteld.

IV.

Voor elke productie van gereguleerde stoffen voor analytische en laboratoriumtoepassingen is voorafgaande toestemming vereist.

V.

Voor de aanvraag van een quotum voor analytische en laboratoriumtoepassingen moet ook de hieronder beschreven procedure voor invoervergunningen worden gevolgd. Quota worden toegewezen overeenkomstig artikel 10, lid 6, van de verordening.

VI.

Ondernemingen die in 2011 gereguleerde stoffen willen invoeren of uitvoeren en die in de voorbije jaren geen invoervergunning of uitvoervergunning hebben aangevraagd, moeten zich bij de Commissie melden door uiterlijk op 1 juli 2010 het registratieformulier in te dienen dat online beschikbaar is op: (http://ec.europa.eu/environment/ozone/ods.htm). Na de registratie moeten de ondernemingen de in punt VII beschreven procedure volgen.

VII.

Ondernemingen die de voorbije jaren een invoer- of uitvoervergunning hebben aangevraagd, moeten het desbetreffende aangifteformulier, dat online beschikbaar is via de Main-ODS-database (http://ec.europa.eu/environment/ozone/ods.htm), invullen en indienen.

In het geval van invoeraangiften moet na de online aangifteprocedure een naar behoren ondertekend exemplaar van de definitieve aangifte aan de Commissie worden toegezonden op het volgende adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Milieu

Eenheid ENV.C.4 — Industrie-emissies en bescherming van de ozonlaag

BU-1 2/147

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22920692

E-mail: env-ods@ec.europa.eu

De Commissie moedigt het gebruik van e-mail aan voor het indienen van de naar behoren ondertekende formulieren.

VIII.

De aangifteformulieren zullen vanaf 1 juni 2010 via de ODS-database beschikbaar zijn.

IX.

Enkel naar behoren ingevulde aangifteformulieren (in het geval van invoeraangiften: de ondertekende exemplaren) waarin geen fouten staan en die uiterlijk op 31 juli 2010 zijn ontvangen, worden door de Commissie als geldig aangemerkt.

Ondernemingen worden ertoe aangespoord hun aangifte zo spoedig mogelijk en lang genoeg vóór de uiterste datum in te dienen, zodat eventuele correcties binnen de aangiftetermijn kunnen worden aangebracht.

De indiening van een aangifte geeft op zich nog niet het recht om tot invoer of uitvoer over te gaan.

X.

Voordat in 2011 een aan een vergunning onderworpen (zie punt III) invoer of uitvoer kan plaatsvinden, moet de onderneming een overeenkomstige aangifte hebben ingediend en met behulp van het via de online Main-ODS-database beschikbare online aanvraagformulier een vergunning bij de Commissie aanvragen.

XI.

Om te kunnen overgaan tot de verificatie van de aard van de stof en van het doel van de invoer of uitvoer zoals deze door de onderneming in de vergunningsaanvraag zijn beschreven, kan de Commissie de aanvrager verzoeken aanvullende informatie in te dienen.

XII.

Wanneer de Commissie zich ervan heeft vergewist dat de aanvraag in overeenstemming is met de aangifte en aan de wettelijke vereisten voldoet, wordt een vergunning verleend. De aanvrager wordt per e-mail op de hoogte gebracht van de inwilliging van de vergunningsaanvraag. De Commissie behoudt zich het recht voor een uitvoervergunning te weigeren wanneer de uit te voeren stof niet in overeenstemming is met de omschrijving, niet voor het in de aanvraag beschreven doel mag worden gebruikt of niet conform de verordening kan worden uitgevoerd.

De Commissie kan een vergunningsaanvraag weigeren wanneer de bevoegde instanties van het invoerende land de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat de invoer van de gereguleerde stof een negatief effect zou hebben op de tenuitvoerlegging van de controlemaatregelen die het invoerende land toepast om zijn verplichtingen uit hoofde van het protocol na te komen, dan wel zou leiden tot een overschrijding van de kwantitatieve beperkingen voor dat land uit hoofde van het protocol.

XIII.

De invoer van gereguleerde stoffen om in de Europese Unie in het vrije verkeer te brengen, is aan kwantitatieve beperkingen onderworpen. Deze beperkingen worden door de Commissie vastgesteld op basis van de invoeraangiften voor gereguleerde stoffen voor de volgende toepassingen:

a)

analytische en laboratoriumtoepassingen (onderworpen aan een productie-/invoerquotum en een kwantitatieve beperking; zie de punten IV en V hierboven),

b)

kritische toepassingen (halonen),

c)

gebruik als grondstof,

d)

gebruik als technische hulpstof.


(1)  PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.