ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.106.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 106

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
24 april 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie
Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

2010/C 106/01

Besluit nr. A1 van 12 juni 2009 betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

1

2010/C 106/02

Besluit nr. A2 van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers en zelfstandigen die tijdelijk buiten de bevoegde lidstaat werken ( 1 )

5

2010/C 106/03

Besluit nr. E1 van 12 juni 2009 betreffende de praktische regelingen voor de overgangsperiode voor de elektronische uitwisseling van gegevens als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

9

2010/C 106/04

Besluit nr. F1 van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot prioriteitsregels bij samenloop van gezinsuitkeringen ( 1 )

11

2010/C 106/05

Besluit nr. H1 van 12 juni 2009 betreffende het kader voor de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 van de Raad naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de toepassing van besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ( 1 )

13

2010/C 106/06

Besluit nr. H2 van 12 juni 2009 betreffende de werkmethodes en de samenstelling van de Technische Commissie voor gegevensverwerking van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ( 1 )

17

2010/C 106/07

Besluit nr. P1 van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 50, lid 4, artikel 58, en artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor de toekenning van invaliditeitsuitkeringen en ouderdoms- en nabestaandenpensioenen ( 1 )

21

2010/C 106/08

Besluit nr. S1 van 12 juni 2009 betreffende de Europese ziekteverzekeringskaart ( 1 )

23

2010/C 106/09

Besluit nr. S2 van 12 juni 2009 betreffende de technische specificaties voor de Europese ziekteverzekeringskaart ( 1 )

26

2010/C 106/10

Besluit nr. S3 van 12 juni 2009 tot vaststelling van de verstrekkingen die onder artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad vallen ( 1 )

40

2010/C 106/11

Besluit nr. U1 van 12 juni 2009 betreffende artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot verhoging van werkloosheidsuitkeringen wegens gezinsleden ten laste ( 1 )

42

2010/C 106/12

Besluit nr. U2 van 12 juni 2009 betreffende de werkingssfeer van artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht op werkloosheidsuitkeringen van volledig werklozen die geen grensarbeiders zijn en die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden ( 1 )

43

2010/C 106/13

Besluit nr. U3 van 12 juni 2009 betreffende de draagwijdte van het begrip gedeeltelijke werkloosheid zoals dat van toepassing is op de in artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werklozen ( 1 )

45

2010/C 106/14

Aanbeveling nr. P1 van 12 juni 2009 betreffende de toepassing van de jurisprudentie in de zaak-Gottardo, volgens welke de voordelen van een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat die voor de nationale werknemers bedoeld is, ook moeten worden toegekend aan de werknemers die onderdaan zijn van andere lidstaten ( 1 )

47

2010/C 106/15

Aanbeveling nr. U1 van 12 juni 2009 betreffende de wetgeving welke van toepassing is op werklozen die in deeltijd beroeps- of handelsactiviteiten verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen ( 1 )

49

2010/C 106/16

Aanbeveling nr. U2 van 12 juni 2009 betreffende de toepassing van artikel 64, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 op werklozen die hun echtgeno(o)t(e) of partner vergezellen die een beroepswerkzaamheid uitoefent in een andere dan de bevoegde staat ( 1 )

51

2010/C 106/17

Besluit nr. S4 van 2 oktober 2009 betreffende vergoedingsprocedures voor de toepassing van de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

52

2010/C 106/18

Besluit nr. S5 van 2 oktober 2009 betreffende de interpretatie van het begrip verstrekkingen zoals gedefinieerd in artikel 1, onder va), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, bij ziekte en moederschap, zoals bedoeld in de artikelen 17, 19, 20 en 22, artikel 24, lid 1, de artikelen 25 en 26, artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, de artikelen 28 en 34, en artikel 36, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de vaststelling van de ingevolge de artikelen 62, 63 en 64 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad te vergoeden bedragen ( 1 )

54

2010/C 106/19

Besluit nr. H3 van 15 oktober 2009 betreffende de in aanmerking te nemen datum voor het bepalen van de omrekeningskoersen als bedoeld in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

56

 


 

(1)   Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/1


BESLUIT Nr. A1

van 12 juni 2009

betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/01

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), op grond waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2) te behandelen,

Gelet op artikel 76, lid 3, lid 4, tweede alinea, en lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de verplichtingen tot samenwerking van de bevoegde autoriteiten en organen van de lidstaten, om een correcte toepassing van de verordeningen te waarborgen,

Gelet op artikel 5 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de rechtsgeldigheid van in een andere lidstaat afgegeven documenten en bewijsstukken betreffende de situatie van een persoon,

Gelet op Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de voorlopige toepassing van wetgeving en de voorlopige toekenning van uitkeringen in gevallen waar tussen de organen van twee of meer lidstaten een meningsverschil bestaat over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving,

Gelet op artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de sleutelfactoren voor het efficiënt functioneren van de communautaire regels betreffende de coördinatie van nationale socialezekerheidsstelsels, is nauwe en efficiënte samenwerking tussen de autoriteiten en organen van de verschillende lidstaten.

(2)

Goede samenwerking in het kader van de verordeningen omvat onder andere de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en organen en personen, die gebaseerd dient te zijn op de beginselen van publieke dienstverlening, efficiëntie, actieve bijstand, snelle verstrekking en toegankelijkheid.

(3)

Het is in het belang van zowel de organen en autoriteiten als van de betrokken personen dat alle informatie die nodig is voor het bepalen van de rechten en verplichtingen van de betrokkene, onverwijld verstrekt of uitgewisseld wordt.

(4)

Het beginsel van loyale samenwerking, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Verdrag, vereist ook dat organen de voor de toepassing van de verordeningen relevante feiten zorgvuldig en juist dienen vast te stellen. Bij twijfel omtrent de geldigheid van een document of over de juistheid van ondersteunend bewijs, of als er een meningsverschil bestaat tussen lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de toepasselijke wetgeving of de vraag welk orgaan een uitkering dient te betalen, is het in het belang van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen dat de organen of autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen een redelijke termijn tot overeenstemming kunnen komen.

(5)

De artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 voorzien in een bemiddelingsprocedure voor dergelijke gevallen.

(6)

Deze bepalingen vormen een bevestiging van en aanvulling op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (3), waaronder een standaardprocedure is ontwikkeld voor het regelen van meningsverschillen tussen lidstaten betreffende de geldigheid van detacheringsverklaringen, die is vastgelegd in Besluit nr. 181 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (4).

(7)

Zowel artikel 5 als artikel 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 voorzien in de mogelijkheid de zaak aan de Administratieve Commissie voor te leggen indien de betrokken organen of autoriteiten het niet eens kunnen worden.

(8)

Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bepaalt dat deze procedure ook dient te worden gevolgd bij een meningsverschil tussen organen of autoriteiten met betrekking tot de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

(9)

Artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bevat een vergelijkbare verwijzing naar artikel 6 van deze verordening in geval van een meningsverschil over welke wetgeving prioritair van toepassing is bij de toekenning van gezinsuitkeringen.

(10)

Deze bepalingen zijn gebaseerd op artikel 76, lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004, dat bepaalt dat het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaat van de woonplaats in geval van problemen bij de interpretatie en toepassing van die verordening contact op dient te nemen met de organen van de betrokken lidstaten, en dat de kwestie voorgelegd kan worden aan de Administratieve Commissie als binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden.

(11)

De lidstaten hebben te kennen gegeven dat zij behoefte hebben aan een standaardprocedure die gevolgd dient te worden voordat een kwestie aan de Administratieve Commissie kan worden voorgelegd, en aan een nadere precisering van de rol van de Administratieve Commissie bij het oplossen van meningsverschillen tussen organen met betrekking tot de toepasselijke wetgeving.

(12)

Verschillende bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten bevatten al dergelijke procedures. Deze overeenkomsten hebben als model gediend voor dit besluit.

(13)

Teneinde de procedure te versnellen, verdient het de voorkeur dat het overleg tussen de contactpersonen van de organen en de autoriteiten langs elektronische weg plaatsvindt.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.   In dit besluit zijn de regels vastgelegd voor de toepassing van een dialoog- en bemiddelingsprocedure, waarvan gebruik kan worden gemaakt in de volgende gevallen:

a)

gevallen waarin twijfels bestaan over de geldigheid van een document of de juistheid van ondersteunend bewijs betreffende de status van een persoon, met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 of van Verordening (EG) nr. 987/2009, of

b)

gevallen waar een meningsverschil bestaat tussen lidstaten met betrekking tot het vaststellen van de toepasselijke wetgeving.

2.   De dialoog- en bemiddelingsprocedure dient te worden gevolgd voordat de kwestie aan de Administratieve Commissie kan worden voorgelegd.

3.   Dit besluit is van toepassing onverminderd de administratieve procedures die moeten worden gevolgd ingevolge de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat.

4.   In het geval dat de zaak onderwerp is geworden van een gerechtelijke of administratieve beroepsprocedure onder de nationale wetgeving van de lidstaat van het orgaan dat het document in kwestie heeft afgegeven, dient de dialoog- en bemiddelingsprocedure te worden opgeschort.

5.   Het orgaan dat of de autoriteit die twijfels uit over de geldigheid van een document dat is afgegeven door een orgaan of autoriteit van een andere lidstaat, of niet instemt met de (voorlopige) bepaling van de toepasselijke wetgeving, wordt hierna aangeduid als het verzoekende orgaan. Het orgaan van de andere lidstaat wordt hierna aangeduid als het aangezochte orgaan.

Eerste fase van de dialoogprocedure

6.

Indien zich een van de onder punt 1 bedoelde situaties voordoet, neemt het verzoekende orgaan contact op met het aangezochte orgaan en verzoekt om de noodzakelijke verduidelijking van de beslissing van dat orgaan, en in voorkomende gevallen, om intrekking of ongeldigverklaring van het betreffende document, dan wel om herziening of nietigverklaringvan de beslissing.

7.

Het verzoekende orgaan onderbouwt zijn verzoek, onder verwijzing naar dit besluit, en verstrekt het relevante ondersteunende bewijs dat de aanleiding vormt tot het verzoek. Het verzoekende orgaan geeft aan wie de contactpersoon voor het orgaan zal zijn gedurende de eerste fase van de dialoogprocedure.

8.

Het aangezochte orgaan, bevestigt zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen tien werkdagen, per e-mail of fax de ontvangst van het verzoek. Het geeft bij die gelegenheid aan wie de contactpersoon voor het orgaan zal zijn gedurende de eerste fase van de dialoogprocedure.

9.

Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan zo snel mogelijk, en uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, op de hoogte van het resultaat van zijn onderzoek.

10.

Indien de oorspronkelijke beslissing bevestigd dan wel nietig verklaard wordt, en/of het document ingetrokken of ongeldig verklaard wordt, stelt het aangezochte orgaan het verzoekende orgaan daarvan op de hoogte. Het aangezochte orgaan stelt eveneens de betrokkene, en indien nodig diens werkgever, op de hoogte van zijn besluit en van de procedures onder de nationale wetgeving om daartegen in beroep te gaan.

11.

Indien het aangezochte orgaan niet in staat is het onderzoek binnen drie maanden af te ronden, vanwege het complexe karakter van de zaak of omdat medewerking van een ander orgaan vereist is om bepaalde gegevens te verifiëren, kan het de termijn met maximaal nog eens drie maanden verlengen. Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan zo snel mogelijk, en uiterlijk een week voordat de oorspronkelijke termijn afloopt, op de hoogte van deze verlenging, onder vermelding van de redenen van de vertraging en van een waarschijnlijke datum van voltooiing van het onderzoek.

12.

In zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen de betrokken lidstaten overeenkomen af te wijken van de onder de punten 9 en 11 bepaalde termijnen, op voorwaarde dat de verlenging gerechtvaardigd en proportioneel is, in het licht van de specifieke omstandigheden, en dat de verlenging van beperkte duur is.

Tweede fase van de dialoogprocedure

13.

Indien de organen niet tot overeenstemming kunnen komen in de eerste fase van de dialoogprocedure, of indien het aangezochte orgaan niet in staat is geweest zijn onderzoek binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek af te ronden, stellen de organen hun bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte. Beide organen stellen een verslag op van de stappen die zij hebben genomen.

14.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen besluiten de tweede fase van de dialoogprocedure te beginnen, dan wel de zaak rechtstreeks aan de Administratieve Commissie voor te leggen.

15.

Indien de bevoegde autoriteiten besluiten de tweede fase van de dialoogprocedure in gang te zetten, benoemen zij beide, binnen twee weken nadat zij door de organen zijn geïnformeerd, een centrale contactpersoon. Deze contactpersonen hoeven niet noodzakelijk bevoegd of deskundig te zijn ten aanzien van de betreffende materie.

16.

De contactpersonen doen al het nodige om de partijen binnen zes weken na hun benoeming tot overeenstemming te brengen over de zaak. De contactpersonen stellen beiden een verslag op van hun activiteiten en stellen de organen op de hoogte van het resultaat van de tweede fase van de dialoogprocedure.

Bemiddelingsprocedure

17.

Indien in de dialoogprocedure geen overeenstemming kan worden bereikt, kunnen de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Administratieve Commissie voorleggen. De bevoegde autoriteiten stellen beide een memorandum op ten behoeve van de Administratieve Commissie waarin zij de voornaamste geschilpunten uiteenzetten.

18.

De Administratieve Commissie tracht binnen zes maanden na de datum waarop de zaak aan haar is voorgelegd, een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De Administratieve Commissie kan besluiten de zaak voor te leggen aan de conciliatiecommissie die uit hoofde van de statuten van de Administratieve Commissie opgericht kan worden.

Slotbepalingen

19.

De lidstaten verstrekken de Administratieve Commissie ieder jaar gegevens over het aantal meningsverschillen waarbij de in dit besluit aangegeven procedure is gevolgd, welke lidstaten daarbij betrokken waren, de belangrijkste onderwerpen, en de duur en de uitkomst van deze procedure.

20.

De lidstaten dienen hun eerste jaarverslag in binnen drie maanden na afloop van het eerste jaar waarin dit besluit van toepassing is.

21.

Binnen drie maanden na ontvangst van de eerste jaarverslagen evalueert de Administratieve Commissie de ervaringen van de lidstaten met de toepassing van dit besluit, rekening houdende met de verslagen van de lidstaten. Na dit eerste jaar besluit de Administratieve Commissie of de verslaggeving al of niet op jaarlijkse basis wordt voortgezet.

22.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitter van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(4)  PB L 329 van 14.12.2001, blz. 73.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/5


BESLUIT Nr. A2

van 12 juni 2009

betreffende de interpretatie van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers en zelfstandigen die tijdelijk buiten de bevoegde lidstaat werken

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/02

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2) te behandelen,

Gelet op artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op de artikelen 5, 6, en 14 tot en met 21 van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bepalingen van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004, die voorzien in een uitzondering op de algemene regel van artikel 11, lid 3, a), van genoemde verordening, hebben in het bijzonder tot doel de vrije dienstverlening te vergemakkelijken ten behoeve van werkgevers die werknemers uitzenden naar andere lidstaten dan waar zij gevestigd zijn, alsook van het vrije verkeer van werknemers naar andere lidstaten te bevorderen. Deze bepalingen hebben ook tot doel de belemmeringen voor het vrije verkeer van werknemers op te heffen en de economische integratie te bevorderen door administratieve verwikkelingen te vermijden, vooral voor de werknemers en de ondernemingen.

(2)

Het doel van deze bepalingen is dus het vermijden van de administratieve verwikkelingen die uit de toepassing van de in artikel 11, lid 3, onder a), vastgelegde algemene regel zouden voortvloeien, zowel voor werknemers en werkgevers als voor socialezekerheidsorganen, wanneer het gaat om arbeid van korte duur in een andere lidstaat dan die waar de onderneming haar statutaire zetel of een vaste inrichting heeft, of dan die waar de zelfstandige normaliter zijn beroepsactiviteit uitoefent.

(3)

De eerste beslissende voorwaarde voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van genoemde verordening is daarom gelegen in het bestaan van een directe band tussen de werkgever en de werknemer die hij in dienst heeft genomen.

(4)

De bescherming van de werknemer en de rechtszekerheid van deze werknemer en het orgaan waarbij hij is verzekerd, vereisen de garantie dat deze directe band blijft voortbestaan gedurende de periode van detachering.

(5)

De tweede beslissende voorwaarde voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van genoemde verordening is dat er banden bestaan tussen de ondernemer en de lidstaat waar hij is gevestigd. De mogelijkheid van detachering dient daarom te worden beperkt tot ondernemingen die hun activiteiten gewoonlijk uitoefenen op het grondgebied van de lidstaat aan de wettelijke regelingen waarvan de gedetacheerde werknemer onderworpen blijft, ervan uitgaande dat bovenstaande bepalingen alleen van toepassing zijn op ondernemingen die doorgaans substantiële activiteiten verrichten op het grondgebied van de lidstaat waar zij gevestigd zijn.

(6)

Er dienen indicatieve perioden voor werknemers en zelfstandigen te worden vastgesteld, onverminderd eventuele beoordelingen per geval.

(7)

Het voortbestaan van de directe band kan niet langer worden gegarandeerd wanneer de gedetacheerde werknemer ter beschikking van een derde onderneming wordt gesteld.

(8)

Het is noodzakelijk gedurende het tijdvak van detachering alle vormen van controle te kunnen uitoefenen, in het bijzonder ten aanzien van de betaling van premies of bijdragen en ten aanzien van het voortbestaan van de rechtstreekse relatie, om misbruik van de genoemde bepalingen tegen te gaan en te voorzien in een passende voorlichting van administratieve instanties, werkgevers en werknemers.

(9)

De werknemer en de werkgever moeten terdege in kennis worden gesteld van de voorwaarden voor een verdere toepassing van de wettelijke regeling van de uitzendende staat op de gedetacheerde werknemer.

(10)

De beoordelingen en controles van de situatie van ondernemingen en werknemers moeten worden uitgevoerd door de bevoegde organen, met de nodige garanties om de vrije dienstverlening en het vrije verkeer van werknemers niet te hinderen.

(11)

Het beginsel van loyale samenwerking, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Verdrag, brengt voor de bevoegde organen een aantal verplichtingen met zich mee ten aanzien van de uitvoering van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

De bepaling van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is van toepassing op een werknemer die wegens het uitoefenen van een beroepsactiviteit in dienst van een werkgever onderworpen is aan de wetgeving van een lidstaat (uitzendende staat) en die door deze werkgever in een andere lidstaat (staat van tewerkstelling) wordt gedetacheerd teneinde aldaar voor zijn rekening werkzaamheden te verrichten.

Het werk wordt beschouwd te zijn verricht voor rekening van een werkgever van de uitzendende staat, indien is vastgesteld dat het is verricht voor de genoemde werkgever en dat er een rechtstreekse relatie blijft bestaan tussen de werknemer en de werkgever die hem gedetacheerd heeft.

Om het voortbestaan van die rechtstreekse relatie vast te stellen, waarbij dus wordt verondersteld dat de werknemer onder het gezag blijft staan van de werkgever die hem heeft gedetacheerd, dient een reeks van elementen in aanmerking te worden genomen, onder andere de verantwoordelijkheid inzake aanwerving, de arbeidsovereenkomst, het loon (onverminderd eventuele overeenkomsten tussen de werkgever in de uitzendende staat en de onderneming in de staat van tewerkstelling met betrekking tot de betaling van de werknemers), ontslag en het gezag om de aard van de werkzaamheden vast te stellen.

Voor de toepassing van artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009 kan, bij wijze van indicatie, een werknemer die gedurende ten minste een maand onderworpen is geweest aan de wettelijke regelingen van de lidstaat waar zijn werkgever gevestigd is, geacht worden te hebben voldaan aan de voorwaarde bedoeld met de woorden „onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst”. Bij kortere perioden zou een beoordeling per geval noodzakelijk zijn, rekening houdende met alle factoren die een rol spelen.

Om indien noodzakelijk of in een twijfelgeval te bepalen of een werkgever op het grondgebied van zijn lidstaat van vestiging doorgaans activiteiten van betekenis verricht, dient het bevoegde orgaan van die lidstaat alle criteria te onderzoeken die de activiteiten van die werkgever kenmerken, zoals de plaats waar de werkgever zijn statutaire zetel en hoofdkantoor heeft, het aantal administratieve personeelsleden dat in de lidstaat van vestiging respectievelijk de andere lidstaat werkzaam is, de plaats waar de gedetacheerde werknemers worden aangeworven en de plaats waar het merendeel van de contracten met de klanten wordt gesloten, de wetgeving die op de contracten van de onderneming met haar werknemers enerzijds en op de contracten met haar klanten anderzijds van toepassing is, alsmede de omzet die gedurende een voldoende representatieve periode in elk van de betrokken lidstaten is behaald en het aantal contracten dat in de uitzendende staat is uitgevoerd. Deze lijst is niet uitputtend en de keuze van de criteria moet aangepast worden aan elk specifiek geval, rekening houdende met de werkelijke aard van de activiteiten van de onderneming in haar land van vestiging.

2.

Voor de toepassing van artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 wordt de vraag of voldaan wordt aan de voorwaarden in de lidstaat waar de betrokkene is gevestigd, beoordeeld aan de hand van criteria als het kunnen beschikken over kantoorruimte, het bezitten van een beroepskaart en een btw-nummer, en/of het ingeschreven zijn bij een kamer van koophandel of een beroepsorganisatie. Bij wijze van indicatie kan een zelfstandige die zijn werkzaamheden gedurende ten minste twee maanden heeft verricht, geacht worden te hebben voldaan aan de voorwaarde bedoeld met de woorden: „… moet hij zijn werkzaamheden reeds enige tijd hebben uitgeoefend vóór de datum waarop hij een beroep wenst te doen op dat artikel”. Bij kortere perioden zou een beoordeling per geval noodzakelijk zijn, rekening houdende met alle factoren die een rol spelen.

3.

a)

Uit hoofde van de bepalingen van punt 1 van dit besluit blijft artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing wanneer de werknemer die gedetacheerd wordt door de onderneming van de uitzendende staat bij een onderneming in de staat van tewerkstelling, eveneens gedetacheerd wordt bij één of meer andere ondernemingen in deze staat van tewerkstelling, mits de werknemer zijn werkzaamheden blijft uitvoeren voor rekening van de detacherende onderneming. Dit kan in het bijzonder het geval zijn indien de onderneming de werknemer in een andere lidstaat heeft gedetacheerd teneinde daar werkzaamheden opeenvolgend of afwisselend uit te oefenen in twee of meer ondernemingen die in dezelfde lidstaat gevestigd zijn. Het essentiële en beslissende element is dat de werknemer zijn werk blijft verrichten voor rekening van de detacherende onderneming.

Onmiddellijk opeenvolgende detacheringen naar verschillende lidstaten dienen te worden beschouwd als nieuwe detacheringen in de zin van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

b)

Een korte onderbreking van de activiteiten bij de onderneming in de staat van tewerkstelling, om welke reden dan ook (vakantie, ziekte, opleiding bij de detacherende onderneming enz.) wordt niet beschouwd als een onderbreking van detacheringsperiode in de zin van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

c)

Nadat voor een werknemer een detacheringsperiode is afgelopen, kan geen nieuwe detacheringsperiode voor dezelfde werknemer, dezelfde onderneming en dezelfde lidstaat worden toegestaan voordat ten minste twee maanden verstreken zijn sinds het einde van de vorige periode van detachering. Onder bepaalde specifieke omstandigheden kan echter van deze regel worden afgeweken.

4.

De bepalingen van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, zijn in het bijzonder niet of niet langer van toepassing wanneer:

a)

de onderneming waarbij de werknemer gedetacheerd is, hem ter beschikking stelt van een andere onderneming in de lidstaat waar zij is gevestigd;

b)

de in een bepaalde lidstaat gedetacheerde werknemer ter beschikking wordt gesteld van een onderneming die in een andere lidstaat gevestigd is;

c)

de werknemer in een lidstaat in dienst wordt genomen om door een onderneming die in een tweede lidstaat gevestigd is, gedetacheerd te worden bij een onderneming in een derde lidstaat.

5.

a)

Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 in de door dit besluit bedoelde gevallen op de werknemer van toepassing blijft, dient de betrokken werkgever en de betrokken werknemer naar behoren in te lichten over de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan opdat de gedetacheerde werknemer onderworpen kan blijven aan die wetgeving. De werkgever dient dus medegedeeld te worden dat gedurende de gehele detacheringsperiode controles kunnen worden uitgeoefend om vast te stellen of die periode niet is afgelopen. Deze controles kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de betaling van premies of bijdragen en het voortbestaan van de directe band.

Het bevoegde orgaan van de lidstaat van vestiging, waarvan de wetgeving uit hoofde van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 op de zelfstandige van toepassing blijft, dient hem naar behoren in te lichten over de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan opdat hij onderworpen kan blijven aan die wetgeving. De betrokkene dient dus medegedeeld te worden dat gedurende de gehele periode van zijn tijdelijke activiteiten in het land waarin hij werkzaam is, controles mogelijk zijn om met name te verifiëren of de voorwaarden voor de uitoefening van die activiteiten niet veranderd zijn. Deze controles kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de betaling van premies of bijdragen en op het behoud van de infrastructuur die noodzakelijk is voor de voortzetting van zijn werkzaamheden in de staat van vestiging.

b)

De gedetacheerde werknemer en zijn werkgever dienen bovendien het bevoegde orgaan van de uitzendende staat op de hoogte stellen van alle veranderingen van de situatie die zich tijdens de detachering voordoen, in het bijzonder:

indien de gevraagde detachering uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden;

indien de werkzaamheden onderbroken zijn in andere dan de in punt 3, onder b), bedoelde gevallen;

indien de gedetacheerde werknemer door zijn werkgever bij een andere onderneming van de uitzendende staat wordt tewerkgesteld, in het bijzonder in geval van fusie of overgang van de onderneming.

c)

Het bevoegde orgaan van de uitzendende staat deelt aan het orgaan van de staat van tewerkstelling, zo nodig en op zijn verzoek, de onder b) bedoelde inlichtingen mee.

d)

De bevoegde organen van de uitzendende staat en van de staat van tewerkstelling werken samen om de bovengenoemde controlemaatregelen uit te voeren en werken tevens samen indien er twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

6.

De bevoegde organen beoordelen en controleren de situaties die vallen onder artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004, en bieden werkgevers en werknemers alle nodige garanties om de vrije dienstverlening en het vrije verkeer van werknemers niet te hinderen. In het bijzonder dienen de criteria die gehanteerd worden om te beoordelen of een werkgever doorgaans activiteiten van betekenis uitoefent op het grondgebied van een lidstaat, of de rechtstreekse relatie tussen werknemer en onderneming blijft bestaan, en of de zelfstandige de noodzakelijke infrastructuur handhaaft voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden in een lidstaat, in gelijke of vergelijkbare situaties steeds op dezelfde manier te worden toegepast.

7.

De Administratieve Commissie vergemakkelijkt de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de toepassing van de bepalingen van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 door het stimuleren van de opvolging en de uitwisseling van gegevens, ervaringen en goede praktijken in verband met de vaststelling en de standaardisering van criteria ter beoordeling van de situatie van ondernemingen en werknemers, en in verband met de controlemaatregelen. Daartoe stelt zij, ten behoeve van de overheidsdiensten, de ondernemingen en de werknemers, stap voor stap een praktijkgids op betreffende de detachering van werknemers en de uitoefening door zelfstandigen van een tijdelijke activiteit buiten hun lidstaat van vestiging.

8.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/9


BESLUIT Nr. E1

van 12 juni 2009

betreffende de praktische regelingen voor de overgangsperiode voor de elektronische uitwisseling van gegevens als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/03

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, a) van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), op grond waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 72, onder d), van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, dat bepaalt dat de Administratieve Commissie een zo ruim mogelijke toepassing van de nieuwe technologieën dient te bevorderen,

Gelet op artikel 4 van Verordening (EG) nr. 987/2009, dat bepaalt dat „de gegevensuitwisseling tussen de organen of de verbindingsorganen langs elektronische weg (geschiedt)” en dat „de Administratieve Commissie de structuur, inhoud en opmaak, alsmede gedetailleerde instructies voor de uitwisseling van documenten en gestructureerde elektronische documenten vaststelt”,

Gelet op artikel 95 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de overgangsperiode, waarin bepaald wordt dat „aan iedere lidstaat een overgangsperiode (kan) worden toegestaan voor de elektronische uitwisseling van gegevens” en dat „deze overgangstermijnen ten hoogste 24 maanden (bedragen) te rekenen vanaf de datum waarop de toepassingsverordening in werking treedt”,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 95 van Verordening (EG) nr. 987/2009 verleent de Administratieve Commissie de bevoegdheid de praktische regelingen vast te stellen voor alle noodzakelijke overgangstermijnen, om de noodzakelijke gegevensuitwisseling met het oog op de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening te waarborgen.

(2)

Het is noodzakelijk om de basisbeginselen te verduidelijken die de organen gedurende de overgangsperiode moeten toepassen.

(3)

Naar verwachting zal er na de inwerkingtreding van de nieuwe verordeningen nog een groot aantal vorderingen in behandeling zijn in gevallen waar een recht ontstond onder Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (3) en met betrekking tot deze vorderingen wordt voorgesteld om bij de uitwisseling van informatie doorgaans de procedures van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad (4) te blijven volgen, met inbegrip van het gebruik van E-formulieren.

(4)

Artikel 94, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009 bepaalt dat onder de in de voorafgaande overweging bedoelde omstandigheden twee uitkeringen worden vastgesteld, en dat de betrokkene dan het hoogste van die twee bedragen ontvangt.

(5)

In de praktijk zal echter voor de grote meerderheid van de gevallen de toepassing van de nieuwe verordeningen niet tot een hoger uitkeringsbedrag leiden, vergeleken met de uitkering onder de oude verordeningen. Daarom is het niet realistisch om van organen onder die omstandigheden te verlangen dat zij dubbele procedures volgen onder Verordening (EEG) nr. 574/72 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

(6)

Punt 5 van Besluit nr. H1 (5) verduidelijkt de status van certificaten (E-formulieren) en van de Europese ziekteverzekeringskaart (met inbegrip van de vervangende voorlopige ziekteverzekeringsbewijzen) die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

(7)

In de overgangsperiode zijn de lidstaten geheel vrij te beslissen of zij in één keer dan wel sectorgewijs toetreden tot de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI).

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Gedurende de overgangsperiode zijn de leidende beginselen goede samenwerking tussen de organen, pragmatisme en flexibiliteit. Het belangrijkste punt is dat gewaarborgd moet worden dat voor burgers die gebruikmaken van hun rechten uit hoofde van de nieuwe verordeningen de overgang naadloos zal verlopen.

2.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 zullen papieren versies van de gestructureerde elektronische documenten (SED’s) de op de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 gebaseerde E-formulieren vervangen.

3.

Niettegenstaande punt 2 mogen lidstaten die beschikken over nationale elektronische toepassingen die E-formulieren produceren, of die elektronische uitwisselingen hebben opgezet (bv. de Build-projecten), die redelijkerwijze niet binnen dit tijdskader kunnen worden aangepast, daarvan gebruik blijven maken gedurende de overgangsperiode, op voorwaarde dat de rechten van burgers uit hoofde van de nieuwe Verordeningen volledig gewaarborgd zijn.

4.

In ieder geval dienen organen gedurende de overgangsperiode alle door andere organen afgegeven documenten met relevante informatie te accepteren, ook al is het formaat, de inhoud of de structuur achterhaald. In geval van twijfels betreffende de rechten van de betrokken burger nemen organen in de geest van goede samenwerking contact op met het orgaan van afgifte.

5.

Zoals aangegeven onder punt 5 van Besluit nr. H1 blijven E-formulieren, documenten en Europese ziekteverzekeringskaarten (met inbegrip van de vervangende voorlopige ziekteverzekeringsbewijzen) die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 geldig, en dienen de autoriteiten van andere lidstaten er ook na die datum rekening mee te houden, totdat de op die documenten zelf aangegeven geldigheidsduur verstreken is of totdat zij ingetrokken worden of vervangen door de documenten die zijn afgegeven of doorgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009.

6.

Elke lidstaat mag een flexibele gefaseerde aanpak volgen, en sectorgewijs, bij de invoering van de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI), naarmate zij EESSI-operationeel worden via hun toegangspunt(en). Lidstaten kunnen er ook voor kiezen zich pas bij de EESSI aan te sluiten wanneer alle sectoren operationeel zijn.

7.

„EESSI-operationeel” zijn betekent dat de sector/het toegangspunt alle mogelijke berichten in die sector zowel kan verzenden als ontvangen naar en van de toegangspunten van andere lidstaten.

8.

Informatie over welke sector in welke lidstaat bij EESSI is aangesloten zal worden opgenomen in een voor de nationale organen toegankelijke lijst en in de „EESSI Directory”. Met het oog daarop stellen de lidstaten de Administratieve Commissie van tevoren en schriftelijk op de hoogte wanneer zij zich aansluiten.

9.

Gedurende de overgangsperiode dient de uitwisseling van informatie tussen twee lidstaten binnen een bepaalde sector hetzij in het kader van de EESSI, hetzij geheel daarbuiten plaats te vinden; het combineren van de twee systemen is niet toegestaan, onverminderd eventuele bilaterale regelingen, bijvoorbeeld met betrekking tot gezamenlijke tests of vergelijkbare redenen.

10.

De Administratieve Commissie zal een gestandaardiseerde layout voor papieren SED’s vaststellen, die ter beschikking van de organen zal worden gesteld.

11.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(4)  PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1.

(5)  Zie bladzijde 13 van dit Publicatieblad.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/11


BESLUIT Nr. F1

van 12 juni 2009

betreffende de interpretatie van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot prioriteitsregels bij samenloop van gezinsuitkeringen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/04

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer gezinsuitkeringen verschuldigd zijn door meer dan één lidstaat, worden gezinsuitkeringen van een lidstaat waarop recht bestaat op grond van een pensioenuitkering of de woonplaats, geschorst ten belope van het bedrag van de gezinsuitkeringen van een lidstaat waarop recht bestaat wegens een beroepswerkzaamheid als werknemer of zelfstandige. Het is daarom belangrijk te weten welke andere perioden meetellen als beroepsactiviteit als werknemer of zelfstandige, om bij overlapping vast te kunnen stellen welke rechten prioritair zijn.

(2)

De wetgevingen van sommige lidstaten bepalen dat de tijdvakken van opschorting of onderbreking van de werkzaamheden, al dan niet in loondienst, wegens vakantie, werkloosheid, tijdelijke arbeidsongeschiktheid, staking of uitsluiting, ofwel voor het recht op gezinsuitkeringen gelijkgesteld worden met tijdvakken van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, ofwel beschouwd worden als tijdvakken van niet-uitoefening van werkzaamheden, welke eventueel als zodanig of als uitvloeisel van de vroegere werkzaamheden aanleiding geven tot betaling van gezinsuitkeringen.

(3)

Artikel 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 geeft definities van „werkzaamheden in loondienst” en „werkzaamheden anders dan in loondienst” en verwijst daarbij naar „werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen”.

(4)

Om onduidelijkheden of verschillende interpretaties te voorkomen, is van belang te bepalen wat precies verstaan moet worden onder „rechten verkregen op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst” als bedoeld in artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

(5)

In een zaak waar de actieve status van een werknemer was opgeschort omdat de betrokkene onbetaald verlof had genomen na de geboorte van een kind en met het doel dat kind op te voeden, heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (3) verwezen naar artikel 73 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (4), in samenhang met artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (5). Dergelijk onbetaald verlof dient dus ook beschouwd te worden als werkzaamheden al dan niet in loondienst voor de doeleinden van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004. In deze context herhaalde het Hof dat de bovengenoemde bepalingen alleen van toepassing kunnen zijn zolang de betrokkene de status van werknemer of zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (6) heeft, hetgeen vereist dat de betrokkene onder ten minste één tak van sociale zekerheid valt. Personen die met onbetaald verlof zijn en niet langer onder enige socialezekerheidsregeling van de betrokken lidstaat vallen, zijn dus uitgesloten.

(6)

Aangezien de regelingen voor onbepaald verlof in de lidstaten sterk uiteenlopen en de wetgevingen voortdurend aangepast worden, kan alleen een niet-uitputtende lijst worden opgesteld van gevallen waarin personen gedurende een tijdvak van onbetaald verlof geacht worden werkzaamheden te verrichten als werknemer of zelfstandige. Het is daarom niet zinvol of praktisch mogelijk om enerzijds alle gevallen te omschrijven waarin dergelijk onbetaald verlof gelijkgesteld wordt met beroepswerkzaamheden als werknemer of zelfstandige en anderzijds alle gevallen waarin de noodzakelijke nauwe band met betaald werk niet bestaat.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Voor de doeleinden van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 worden gezinsbijslagen als verschuldigd beschouwd „verkregen zijn op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst”, in het bijzonder:

a)

wegens de feitelijke verrichting van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, alsmede

b)

over alle tijdvakken gedurende welke dergelijke werkzaamheden, al dan niet in loondienst, tijdelijk onderbroken worden

i)

wegens ziekte, moederschap, arbeidsongeval, beroepsziekte of werkloosheid, voor zover voor deze gebeurtenissen loon dan wel verstrekkingen of uitkeringen met uitzondering van pensioenen of renten verschuldigd zijn, of

ii)

wegens betaald verlof, staking of uitsluiting, of

iii)

gedurende onbetaald verlof voor het opvoeden van kinderen, voor zover dit verlof volgens de relevante wetgeving gelijkgesteld wordt aan werkzaamheden, al dan niet in loondienst.

2.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  Arrest van 7 juni 2005 in zaak C-543/03 Dodl en Oberhollenzer/Tiroler Gebietskrankenkasse.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(5)  Nu artikel 67 en artikel 11, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004.

(6)  Nu artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/13


BESLUIT Nr. H1

van 12 juni 2009

betreffende het kader voor de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 van de Raad naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de toepassing van besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/05

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2) te behandelen,

Gelet op de artikelen 87 tot en met 91 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 64, lid 7, en de artikelen 93 tot en met 97 van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 treden in werking op 1 mei 2010 en de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 (3) en (EEG) nr. 574/72 (4) van de Raad worden op diezelfde datum ingetrokken, behalve voor situaties die vallen onder artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 96, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009.

(2)

Met inachtneming van artikel 87, lid 8, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 94 van Verordening (EG) nr. 987/2009 zullen in principe vorderingen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van de genoemde verordeningen blijven vallen onder de wetgeving die daarop van toepassing was op het moment dat zij werden ingediend, en zullen de bepalingen van de genoemde verordeningen alleen van toepassing zijn op vorderingen die na de inwerkingtreding zijn ingediend.

(3)

De Besluiten nr. 74 tot en met 208 en de Aanbevelingen nr. 14 tot en met 23 van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, die nog van kracht zijn, vervallen op de datum waarop de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 worden ingetrokken en de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 in werking treden.

(4)

Bepaalde besluiten en aanbevelingen die van toepassing zijn onder de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 dienen te worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

(5)

De organen hebben behoefte aan duidelijkheid en aanwijzingen met betrekking tot de toepassing van besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie onder Verordening (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 na de datum van inwerkingtreding van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

(6)

Vanwege de juridische en technische complexiteit, de beperkte beschikbare tijd en de noodzaak prioriteiten te stellen voor bepaalde taken van de Administratieve Commissie, zullen sommige besluiten niet op tijd voor de inwerkingtreding van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 gereed zijn voor publicatie, maar pas op een later tijdstip.

(7)

Bepaalde bepalingen van besluiten en aanbevelingen die van toepassing zijn onder de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 zijn rechtstreeks verwerkt in de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

(8)

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

De besluiten en aanbevelingen die verwijzen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 zijn niet van toepassing in gevallen waarop de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 van toepassing is.

Desalniettemin blijven genoemde besluiten en aanbevelingen van toepassing en behouden zij rechtsgevolg in gevallen waar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 van kracht blijven, met name in situaties die onder artikel 90, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 96, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 987/2009 vallen.

2.

Besluiten en aanbevelingen die zijn opgenomen in deel A van de bijlage worden niet vervangen door enige besluiten of aanbevelingen op basis van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

3.

Besluiten en aanbevelingen die zijn opgenomen in deel B van de bijlage worden vervangen door de daarin aangegeven nieuwe besluiten en aanbevelingen op basis van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

4.

Besluiten die zijn opgenomen in deel C van de bijlage worden zo snel mogelijk aangepast door de Administratieve Commissie, teneinde die besluiten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009, omdat de in deze besluiten vervatte beginselen ook in het kader van de genoemde verordeningen moeten kunnen worden toegepast.

5.

De voor de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 noodzakelijke documenten (E-formulieren, Europese ziekteverzekeringskaarten en vervangende voorlopige ziekteverzekeringsbewijzen) die zijn afgegeven door de bevoegde organen, autoriteiten en andere instanties van de lidstaten vóór de inwerkingtreding van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr.987/2009 blijven geldig (ondanks het feit dat die documenten verwijzen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72) en de organen, autoriteiten en andere instanties van andere lidstaten dienen rekening te houden met deze documenten, totdat de geldigheidsduur daarvan is verstreken of zij ingetrokken worden of vervangen door documenten die zijn afgegeven of doorgegeven uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

6.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(4)  PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1.


BIJLAGE

DEEL A

(besluiten en aanbevelingen die verwijzen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 en die niet vervangen worden door nieuwe op de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 gebaseerde besluiten en aanbevelingen)

De besluiten:

 

Besluit nr. 74

 

Besluit nr. 76

 

Besluit nr. 79

 

Besluit nr. 81

 

Besluit nr. 85

 

Besluit nr. 89

 

Besluit nr. 91

 

Besluit nr. 115

 

Besluit nr. 117

 

Besluit nr. 118

 

Besluit nr. 121

 

Besluit nr. 126

 

Besluit nr. 132

 

Besluit nr. 133

 

Besluit nr. 134

 

Besluit nr. 135

 

Besluit nr. 136

 

Besluit nr. 137

 

Besluit nr. 142

 

Besluit nr. 143

 

Besluit nr. 145

 

Besluit nr. 146

 

Besluit nr. 148

 

Besluit nr. 151

 

Besluit nr. 152

 

Besluit nr. 156

 

Besluit nr. 167

 

Besluit nr. 171

 

Besluit nr. 173

 

Besluit nr. 174

 

Besluit nr. 176

 

Besluit nr. 178

 

Besluit nr. 180

 

Besluit nr. 192

 

Besluit nr. 193

 

Besluit nr. 197

 

Besluit nr. 198

 

Besluit nr. 199

 

Besluit nr. 201

 

Besluit nr. 202

 

Besluit nr. 204

Aanbevelingen:

 

Aanbeveling nr. 15

 

Aanbeveling nr. 16

 

Aanbeveling nr. 17

 

Aanbeveling nr. 19

 

Aanbeveling nr. 20

 

Aanbeveling nr. 23

DEEL B

(Besluiten en aanbevelingen die verwijzen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 en de vervangende besluiten en aanbevelingen op basis van Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009)

Besluiten gebaseerd op de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72

Overeenkomstige besluiten gebaseerd op de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009

Besluit nr. 75

BESLUIT nr. P1

Besluit nr. 83

BESLUIT nr. U1

Besluit nr. 96

BESLUIT nr. P1

Besluit nr. 99

BESLUIT nr. H1

Besluit nr. 100

BESLUIT nr. H1

Besluit nr. 101

BESLUIT nr. H1

Besluit nr. 105

BESLUIT nr. P1

Besluit nr. 139

BESLUIT nr. H1

Besluit nr. 140

BESLUIT nr. H1

Besluit nr. 160

BESLUIT nr. U2

Besluit nr. 181

BESLUIT nr. A2

Besluit nr. 189

BESLUIT nr. S1

Besluit nr. 190

BESLUIT nr. S2

Besluit nr. 191

BESLUIT nr. S1

Besluit nr. 194

BESLUIT nr. S3

Besluit nr. 195

BESLUIT nr. S3

Besluit nr. 196

BESLUIT nr. S3

Besluit nr. 200

BESLUIT nr. H3

Besluit nr. 203

BESLUIT nr. S1

Besluit nr. 205

BESLUIT nr. U3

Besluit nr. 207

BESLUIT nr. F1


Aanbevelingen op basis van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72

Overeenkomstige aanbevelingen op basis van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009

Aanbeveling nr. 18

AANBEVELING nr. U1

Aanbeveling nr. 21

AANBEVELING nr. U2

Aanbeveling nr. 22

AANBEVELING nr. P1

DEEL C

(Besluiten die verwijzen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 en die de Administratieve Commissie nog moet aanpassen)

 

Besluit nr. 138

 

Besluiten nr. 147 en nr. 150

 

Besluit nr. 170 (inclusief nr. 185)

 

Besluit nr. 175

 

Besluit nr. 206

 

Besluit nr. 208


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/17


BESLUIT Nr. H2

van 12 juni 2009

betreffende de werkmethodes en de samenstelling van de Technische Commissie voor gegevensverwerking van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/06

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), waarin bepaald wordt dat de Administratieve Commissie tot taak heeft de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en verder te ontwikkelen door de procedures voor de gegevensuitwisseling te moderniseren, met name door de informatiestroom tussen de organen geschikt te maken voor elektronische uitwisseling, rekening houdende met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, en de gemeenschappelijke voorschriften vast te stellen voor de infrastructuur van de elektronische gegevensverwerking, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de standaarden, en de voorschriften vast te stellen voor de werking van het gemeenschappelijk gedeelte van deze voorzieningen,

Gelet op artikel 73 van Verordening (EG) nr. 883/2004, op grond waarvan de Administratieve Commissie de werkmethodes en de samenstelling vaststelt van een Technische Commissie, die haar verslagen en met redenen omklede adviezen voorlegt op basis waarvan zij beslissingen neemt uit hoofde van artikel 72, onder d),

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Administratieve Commissie richt de in artikel 73, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde Technische Commissie voor gegevensverwerking op. Deze werkgroep wordt „de Technische Commissie” genoemd.

2.   De taken van de Technische Commissie zijn vastgelegd in artikel 73, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

3.   Het mandaat voor specifieke taken van de Technische Commissie wordt vastgesteld door de Administratieve Commissie, die het mandaat naar behoefte kan wijzigen.

Artikel 2

De Technische Commissie dient haar verslagen en met redenen omklede adviezen indien nodig aan te nemen op basis van technische documentatie en studies. Bij nationale overheidsdiensten kan zij alle inlichtingen opvragen die zij nodig acht voor de correcte uitvoering van haar taken.

Artikel 3

1.   De Technische Commissie bestaat uit twee vertegenwoordigers per lidstaat, waarvan de een benoemd is als vast lid, en de ander als plaatsvervanger. De benoemingen worden door iedere regeringsvertegenwoordiger in de Administratieve Commissie voor zijn land aan de algemeen secretaris van de Administratieve Commissie doorgegeven.

2.   De verslagen en met redenen omklede adviezen worden bij gewone meerderheid van alle leden van de Technische Commissie aangenomen, waarbij elke lidstaat slechts één stem heeft, die uitgebracht wordt door het vaste lid of door zijn vervanger. In de verslagen of met redenen omklede adviezen van de Technische Commissie moet worden vermeld of zij unaniem dan wel bij gewone meerderheid van stemmen zijn aangenomen. Ook de conclusies of bezwaren van de eventuele minderheid worden vermeld.

3.   De Technische Commissie kan besluiten verslagen en met redenen omklede adviezen goed te keuren door middel van een schriftelijke procedure, als op een voorafgaande vergadering besloten is gebruik te maken van een dergelijke procedure.

Er zal de leden een termijn van minstens tien werkdagen worden gegeven waarbinnen zij kunnen verklaren dat ze de voorgestelde tekst verwerpen of dat ze zich van de stemming onthouden. Geen reactie binnen de gestelde termijn wordt als aanvaarding van het voorstel beschouwd.

De voorzitter kan ook besluiten een schriftelijke procedure te starten als eerder op een vergadering van de Technische Commissie geen overeenstemming is bereikt. In dat geval telt alleen schriftelijke instemming met de voorgestelde tekst als een stem voor aanvaarding en krijgen de leden ten minste vijftien werkdagen de tijd om te reageren.

De voorzitter stelt na afloop van de gestelde termijn de leden op de hoogte van het resultaat van de stemming. Wanneer een besluit het vereiste aantal stemmen voor aanvaarding heeft verkregen, wordt het geacht te zijn aangenomen op de laatste dag van de periode waarbinnen de leden verzocht werden te reageren.

4.   Indien een lid van de Technische Commissie in de loop van de schriftelijke procedure een wijziging van de tekst voorstelt, kan de voorzitter:

a)

de schriftelijke procedure opnieuw starten door de voorgestelde wijziging(en) aan de leden mede te delen overeenkomstig de in lid 3 aangegeven procedure, of

b)

de schriftelijke procedure annuleren zodat de kwestie besproken kan worden op de eerstvolgende vergadering,

al naargelang welke procedure de voorzitter het meest geschikt acht voor de desbetreffende kwestie.

5.   Indien een lid van de Technische Commissie vóór het verstrijken van de gestelde termijn van beantwoording verzoekt om behandeling van de tekst in een vergadering van de Technische Commissie, wordt de schriftelijke procedure geannuleerd.

De kwestie wordt in dat geval besproken op de eerstvolgende vergadering van de Technische Commissie.

6.   Een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of een door hem aangewezen persoon neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de Technische Commissie.

Artikel 4

Het voorzitterschap van de Technische Commissie wordt gedurende een half jaar uitgeoefend door het vaste lid of een andere aangewezen persoon die behoort tot de staat waarvan de vertegenwoordiger in de Administratieve Commissie gedurende dezelfde periode het voorzitterschap van die commissie bekleedt. De voorzitter van de Technische Commissie brengt op verzoek van de voorzitter van de Administratieve Commissie verslag uit over de werkzaamheden van zijn commissie.

Artikel 5

De Technische Commissie kan ad-hocwerkgroepen oprichten voor de behandeling van specifieke problemen. Zij beschrijft de door de werkgroep uit te voeren taken, het tijdschema voor de uitvoering van die taken, alsook de financiële gevolgen van de actie, in het in artikel 7 bedoelde werkprogramma.

Artikel 6

Het secretariaat van de Administratieve Commissie is verantwoordelijk voor de voorbereiding en de organisatie van de vergaderingen van de Technische Commissie en stelt de notulen daarvan op.

Artikel 7

De Technische Commissie legt aan de Administratieve Commissie een gedetailleerd werkprogramma ter goedkeuring voor. Ook brengt de Technische Commissie elk jaar aan de Administratieve Commissie verslag uit van haar werkzaamheden en van de resultaten in verband met het werkprogramma, met eventuele voorstellen voor de wijziging ervan.

Artikel 8

Elke beslissing van de Technische Commissie die uitgaven ten laste van de Commissie met zich brengt, moet ter goedkeuring aan de vertegenwoordiger van die instelling worden voorgelegd.

Artikel 9

De talen van de Technische Commissie zijn de erkende officiële talen van de instellingen van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.

Artikel 10

Ook de aanvullende regels in de bijlage zijn van toepassing op de Technische Commissie.

Artikel 11

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2).

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


BIJLAGE

AANVULLENDE REGELS VOOR DE TECHNISCHE COMMISSIE

1.   Deelname aan de vergaderingen

a)

Wanneer de voorzitter een vergadering van de Technische Commissie niet kan bijwonen, wordt de vergadering voorgezeten door zijn plaatsvervanger.

b)

De leden mogen zich op de vergaderingen van de Technische Commissie laten vergezellen door een of meer deskundigen indien de te behandelen zaken zulks vereisen. Elke delegatie mag in de regel uit niet meer dan vier personen bestaan.

c)

De vertegenwoordiger van de Commissie of een lid van het secretariaat, of enige andere door de algemeen secretaris van de Administratieve Commissie aangewezen persoon, woont alle vergaderingen van de Technische Commissie of van de ad-hocgroepen bij. De vergaderingen kunnen eveneens bijgewoond worden door een vertegenwoordiger van een andere dienst van de Commissie, indien dit in het belang is van een te behandelen zaak.

2.   Stemming

a)

Wanneer een vast lid van de Technische Commissie het voorzitterschap uitoefent, stemt zijn plaatsvervanger in zijn plaats.

b)

Elk lid dat bij de stemming aanwezig is en dat zich van stemming onthoudt, wordt door de voorzitter verzocht de redenen voor zijn onthouding mee te delen.

c)

Wanneer de meerderheid van de aanwezige leden zich van stemming heeft onthouden, wordt het in stemming gebrachte voorstel geacht niet in overweging te zijn genomen.

3.   Agenda

a)

Het secretariaat stelt in overleg met de voorzitter van de Technische Commissie de voorlopige agenda van elke vergadering van de Technische Commissie vast. Wanneer zulks noodzakelijk lijkt, kan het secretariaat, alvorens een punt op de agenda te plaatsen, de betrokken delegaties verzoeken hun standpunt schriftelijk mee te delen.

b)

De voorlopige agenda bevat in principe de punten waarvan de aanvraag tot opneming, ingediend door een lid of door de vertegenwoordiger van de Commissie, alsmede de eventueel daarbij behorende nota’s, ten minste 20 werkdagen vóór deze vergadering bij het secretariaat zijn binnengekomen.

c)

De voorlopige agenda wordt ten minste tien dagen vóór de aanvang van de vergadering toegezonden aan de leden van de Technische Commissie, aan de vertegenwoordiger van de Commissie en aan alle andere personen van wie de aanwezigheid op die vergadering verwacht wordt. De werkdocumenten die betrekking hebben op de punten van de agenda dienen hen te worden toegezonden zodra deze beschikbaar zijn.

d)

De agenda wordt door de Technische Commissie bij de aanvang van elke vergadering goedgekeurd. De Technische Commissie moet unaniem beslissen over het opnemen van niet in de voorlopige agenda vermelde punten. Behalve in spoedgevallen kunnen de leden van de Technische Commissie zich hun definitieve standpunt ten aanzien van op de voorlopige agenda opgenomen punten, waarvoor zij de daarop betrekking hebbende documenten niet vijf werkdagen voor het begin van de vergadering in hun eigen taal hebben ontvangen, tot de volgende vergadering voorbehouden.

4.   Ad-hocwerkgroepen

a)

De leiding van de ad-hocwerkgroepen berust bij een door de voorzitter van de Technische Commissie in overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie aangewezen deskundige, of bij gebreke daarvan een deskundige die dezelfde staat vertegenwoordigt als de voorzitter van de Administratieve Commissie.

b)

De voorzitter van de werkgroep wordt uitgenodigd tot bijwoning van de vergadering van de Technische Commissie waarin het verslag van de groep wordt behandeld.

5.   Administratieve aangelegenheden

a)

De voorzitter van de Technische Commissie kan het secretariaat alle nodige aanwijzingen geven voor het houden van vergaderingen en de uitvoering van de tot de bevoegdheid van de Technische Commissie behorende werkzaamheden.

b)

De Technische Commissie wordt bijeengeroepen met een uitnodiging die door het Secretariaat in overleg met de voorzitter wordt opgesteld en die tien werkdagen voor de vergadering naar de leden van de Technische Commissie en aan de vertegenwoordiger van de Commissie wordt gestuurd.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/21


BESLUIT Nr. P1

van 12 juni 2009

betreffende de interpretatie van artikel 50, lid 4, artikel 58, en artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor de toekenning van invaliditeitsuitkeringen en ouderdoms- en nabestaandenpensioenen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/07

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 50, lid 4, artikel 58, en artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende dat het noodzakelijk is de toepassing van artikel 50, lid 4, artikel 58, en artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 te verduidelijken en de organen die belast zijn met de uitvoering van deze bepalingen de noodzakelijke aanwijzingen te geven,

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

I.   Toepassing van artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2004

1.

Een orgaan dat een uitkering uitbetaalt, maakt automatisch een nieuwe berekening wanneer het informatie ontvangt dat de begunstigde voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een uitkering onder de wetgeving van een andere lidstaat.

Er wordt geen nieuwe berekening gemaakt in de situatie waar de onder de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken al zijn meegerekend voor te toekenning van de uitkering, en er geen tijdvakken zijn vervuld sinds de toekenning van de uitkering.

Indien echter aanvullende voorwaarden van toepassing zijn (afgezien van het vervuld zijn van tijdvakken van verzekering), zoals het bereiken van de vereiste leeftijd voor toekenning van de uitkering of een wijziging van het aantal kinderen dat in aanmerking moet worden genomen, wordt het automatisch noodzakelijk een nieuwe berekening te maken.

2.

Een orgaan dat een nieuwe berekening maakt voor een uitkering die het eerder heeft toegekend, houdt bij die berekening rekening met alle tijdvakken van verzekering en/of van wonen, en met alle andere voorwaarden waaraan de begunstigde voldoet volgens de wetgeving van het orgaan en volgens de wetgeving van de andere lidstaten op de datum van toekenning van de herberekende uitkering.

3.

De relevante datum is de dag waarop het risico zich voordeed in de lidstaat waar laatstelijk aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering is voldaan.

II.   Toepassing van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 883/2004

4.

Een orgaan dat een aanvulling toekent overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stelt het bevoegde orgaan van enige andere lidstaat, volgens de wetgeving waarvan de begunstigde recht heeft op een overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 5 van de verordening toegekende uitkering, daarvan in kennis.

5.

Het bevoegde orgaan van iedere andere lidstaat dat de begunstigde uitkeringen verstrekt uit hoofde van hoofdstuk 5 van Verordening (EG) nr. 883/2004 stelt ieder jaar in januari het orgaan dat de aanvulling betaalt, op de hoogte van het bedrag van de uitkering dat het de begunstigde per 1 januari van dat jaar verstrekt.

III.   Toepassing van artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004

6.

Wanneer een verzekerde een verzoek indient tot herziening van een invaliditeitspensioen overeenkomstig de bepalingen van artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004, is het niet noodzakelijk een nieuw geneeskundig onderzoek te laten verrichten, wanneer de informatie in het dossier van de betrokkene als voldoende beschouwd kan worden.

Indien dat niet het geval is, kan het betrokken orgaan verlangen dat er een nieuw geneeskundig onderzoek wordt verricht.

IV.   Bekendmaking en inwerkingtreding

7.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/23


BESLUIT Nr. S1

van 12 juni 2009

betreffende de Europese ziekteverzekeringskaart

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/08

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op artikel 19 van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende het recht van een verzekerde en zijn gezinsleden die verblijven in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat op verstrekkingen welke tijdens het verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de verwachte duur van het verblijf,

Gelet op artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 25, onder A) en C), van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Barcelona, die op 15 en 16 maart 2002 gehouden is, heeft besloten dat: „… een Europees ziekteverzekeringsbewijs de formulieren die momenteel nodig zijn voor medische behandeling in een andere lidstaat zal vervangen. De Commissie zal daartoe voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003 een voorstel indienen. Dat bewijs zal de procedures vereenvoudigen, zonder de bestaande rechten en plichten te wijzigen.” (punt 34).

(2)

Aangezien de situatie op het gebied van ziekteverzekerings- en socialezekerheidskaarten in de lidstaten zeer verschillend is, wordt de Europese ziekteverzekeringskaart in een eerste fase ingevoerd in een formaat waarin alle gegevens die nodig zijn voor de toekenning en de terugbetaling van de kosten met het blote oog leesbaar zijn. Deze gegevens mogen bovendien elektronisch op de kaart worden opgeslagen. In een volgende fase van de invoering van de Europese kaart wordt het gebruik van elektronische dragers veralgemeend.

(3)

De Europese ziekteverzekeringskaart moet overeenstemmen met een door de Administratieve Commissie vastgelegd eenvormig model, hetgeen enerzijds de toegang tot gezondheidszorg dient te vergemakkelijken en anderzijds kan helpen bij het voorkomen van onregelmatig gebruik van de kaart, misbruik en fraude.

(4)

De organen van de lidstaten stellen de geldigheidsduur vast van de door hen uitgereikte Europese ziekteverzekeringskaarten. Bij het vaststellen van de geldigheidsduur wordt rekening gehouden met de verwachte duur van de aanspraken van de verzekerde.

(5)

In uitzonderlijke omstandigheden wordt een voorlopig ziekteverzekeringsbewijs van beperkte duur uitgereikt. Voorbeelden van „uitzonderlijke omstandigheden” zijn diefstal of verlies van de Europese ziekteverzekeringskaart, of een vertrek binnen zo korte termijn dat geen Europese ziekteverzekeringskaart meer kan worden afgegeven. Een voorlopig verzekeringsbewijs kan worden aangevraagd door de verzekerde of door het orgaan van de staat waar hij verblijft.

(6)

De Europese ziekteverzekeringskaart dient te worden gebruikt in alle situaties van tijdelijk verblijf waarin een verzekerde gezondheidszorg nodig heeft, ongeacht het doel van het verblijf, of dat nu toerisme, studie of werk is. Van de Europese ziekteverzekeringskaart kan echter geen gebruik worden gemaakt wanneer het doel van het verblijf in het buitenland uitsluitend het verkrijgen van gezondheidszorg is.

(7)

Overeenkomstig artikel 76 van Verordening (EG) nr. 883/2004 dienen de lidstaten in onderlinge samenwerking procedures in te voeren om te voorkomen dat, in het geval dat een persoon niet langer recht heeft op verstrekkingen voor rekening van een bepaalde lidstaat en recht verwerft op verstrekkingen van een andere lidstaat, hij een door het orgaan van de eerste lidstaat afgegeven Europese ziekteverzekeringskaart blijft gebruiken na de datum waarop hij geen recht meer heeft op verstrekkingen ten laste van dat orgaan.

(8)

Europese ziekteverzekeringskaarten die zijn afgegeven kort voor de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 blijven geldig tot de op de kaart zelf aangegeven vervaldatum.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

Algemene beginselen

1.

De Europese ziekteverzekeringskaart dient als bewijs dat een verzekerde en zijn gezinsleden die verblijven in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat recht hebben op verstrekkingen die tijdens het verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de verwachte duur van het verblijf.

Van de Europese ziekteverzekeringskaart kan geen gebruik worden gemaakt wanneer het uitsluitende doel van het tijdelijke verblijf in het buitenland het ontvangen van een medische behandeling is.

2.

De Europese ziekteverzekeringskaart staat op naam en is individueel.

3.

De geldigheidsduur van de Europese ziekteverzekeringskaart wordt bepaald door het uitgevend orgaan.

4.

Verstrekkingen door een orgaan van de lidstaat van verblijf op basis van een geldige Europese ziekteverzekeringskaart worden vergoed door het bevoegde orgaan, overeenkomstig de geldende bepalingen. Een geldige Europese ziekteverzekeringskaart is een kaart waarvan de op de kaart aangegeven geldigheidsduur nog niet verstreken is.

Het bevoegde orgaan mag vergoeding van de kosten van verstrekkingen niet weigeren omdat de betrokkene niet langer verzekerd is bij het orgaan dat de betreffende Europese ziekteverzekeringskaart heeft afgegeven, voor zover de houder van de kaart of het voorlopige verzekeringsbewijs de verstrekkingen heeft ontvangen binnen de geldigheidsduur van de kaart of het bewijs.

5.

Wanneer door uitzonderlijke omstandigheden afgifte van een Europese ziekteverzekeringskaart niet mogelijk is, verstrekt het bevoegde orgaan een vervangend voorlopig verzekeringsbewijs met een beperkte geldigheidsduur. Een voorlopig verzekeringsbewijs kan hetzij door de verzekerde zelf, hetzij door het orgaan van het land van verblijf worden aangevraagd.

6.

De Europese ziekteverzekeringskaart en het voorlopig ziekteverzekeringsbewijs worden opgesteld volgens een specifiek model en beantwoorden aan de kenmerken en technische specificaties die bij besluit van de Administratieve Commissie zijn vastgelegd.

Gegevens op de Europese ziekteverzekeringskaart

7.

De Europese ziekteverzekeringskaart bevat de volgende gegevens:

naam en voornaam van de kaarthouder,

persoonlijk identificatienummer van de kaarthouder of, als dat nummer niet bestaat, het persoonlijke identificatienummer van de verzekerde persoon waarvan de rechten van de kaarthouder zijn afgeleid,

geboortedatum van de kaarthouder,

datum van het verstrijken van de geldigheidsduur,

ISO-code van de lidstaat die de kaart heeft uitgereikt,

identificatienummer en acroniem van het bevoegde orgaan,

volgnummer van de kaart.

Gebruik van de Europese ziekteverzekeringskaart

8.

De Europese ziekteverzekeringskaart kan worden gebruikt in alle situaties van tijdelijk verblijf waarin een verzekerde gezondheidszorg nodig heeft, ongeacht het doel van het verblijf, of dat nu toerisme, studie of werk is.

9.

De Europese ziekteverzekeringskaart dient als bewijs dat de kaarthouder in de lidstaat waar hij verblijft recht heeft op medisch noodzakelijke verstrekkingen die gedaan worden tijdens een tijdelijk verblijf in een andere lidstaat, met het doel te voorkomen dat de kaarthouder zich gedwongen ziet vóór het einde van het geplande verblijf terug te keren naar de bevoegde staat of de staat waar hij gevestigd is, om de noodzakelijke behandeling te kunnen verkrijgen.

Het doel van dergelijke verstrekkingen is de verzekerde in staat te stellen zijn verblijf voort te zetten onder medisch verantwoorde condities.

10.

De Europese ziekteverzekeringskaart verleent geen recht op verstrekkingen in situaties waar het doel van het verblijf het verkrijgen van een medische behandeling is.

11.

De Europese ziekteverzekeringskaart garandeert dat de kaarthouder in de lidstaat van verblijf dezelfde behandeling (procedures en tarieven) ontvangt als personen die onder het ziekteverzekeringsstelsel van die staat vallen.

Samenwerking tussen organen om misbruik van de Europese ziekteverzekeringskaart te voorkomen

12.

In het geval dat een persoon niet langer recht heeft op verstrekkingen volgens de wetgeving van een bepaalde lidstaat en recht verwerft op verstrekkingen volgens de wetgeving van een andere lidstaat, werken de organen van de lidstaten samen om te voorkomen dat de verzekerde zijn door het orgaan van de eerste lidstaat afgegeven Europese ziekteverzekeringskaart blijft gebruiken na de datum waarop hij geen recht meer heeft op verstrekkingen ten laste van dat orgaan. Het orgaan van laatstgenoemde staat verstrekt de betrokkene eventueel een nieuwe Europese ziekteverzekeringskaart.

13.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/26


BESLUIT Nr. S2

van 12 juni 2009

betreffende de technische specificaties voor de Europese ziekteverzekeringskaart

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/09

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op Besluit nr. S1 van de Administratieve Commissie van 12 juni 2009 betreffende de Europese ziekteverzekeringskaart (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de aanvaarding en vergoeding van verstrekkingen op basis van een Europese ziekteverzekeringskaart te vergemakkelijken, moeten de drie belangrijkste actoren, namelijk de verzekerde, de zorgaanbieders en de organen van de ziekteverzekering, die Europese ziekteverzekeringskaart gemakkelijk kunnen herkennen en aanvaarden dankzij haar uniek model en uniforme specificaties.

(2)

Punt 7 van Besluit nr. S1 legt de gegevens vast die zichtbaar op de Europese ziekteverzekeringskaart moeten worden aangebracht. De invoering van een Europese ziekteverzekeringskaart met zichtbare gegevens is de eerste stap in een proces dat moet leiden tot het gebruik van een elektronisch medium waarmee verzekerden bij een tijdelijk verblijf in een nadere lidstaat dan de bevoegde lidstaat of de staat waar zij wonen, kunnen aantonen dat zij recht hebben op verstrekkingen. De bevoegde organen van de lidstaten kunnen desgewenst al in de eerste fase de hier bedoelde gegevens aanbrengen op een elektronische drager zoals een microchip of een magneetstrip.

(3)

Als wegens uitzonderlijke omstandigheden geen Europese ziekteverzekeringskaart kan worden afgegeven, wordt een voorlopig vervangend ziekteverzekeringsbewijs afgegeven in overeenstemming met een uniform model,

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Het ontwerp en de specificaties van de Europese ziekteverzekeringskaart worden opgesteld overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

2.

Het model van het voorlopig ziekteverzekeringsbewijs wordt opgesteld volgens de specificaties in bijlage II bij dit besluit.

3.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  Zie bladzijde 23 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

Technische bepalingen betreffende het ontwerp van de Europese ziekteverzekeringskaart

1.   INLEIDING

Overeenkomstig de betreffende besluiten van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bevat de Europese ziekteverzekeringskaart een minimale reeks zichtbare gegevens waarmee andere lidstaten dan die waar de kaarthouder verzekerd is of zijn woonplaats heeft:

de verzekerde, het bevoegde orgaan en de kaart kunnen identificeren;

de bevestiging krijgen dat hij recht heeft op medische zorgverlening tijdens een tijdelijk verblijf in een andere lidstaat.

Onderstaande modellen zijn gebaseerd op de in dit document vastgestelde technische specificaties, maar dienen enkel ter illustratie.

Image

Image

De schikking van de zichtbare gegevens is weliswaar identiek in beide modellen, ongeacht de zijde die voor de Europese ziekteverzekeringskaart wordt gebruikt, maar toch is voor de voorzijde en de achterzijde een verschillende structuur vastgesteld. Dat is het resultaat van een compromis tussen de eis van één model van Europese kaart en de structurele verschillen van beide zijden, die toch dezelfde algemene stijl moesten hebben.

2.   NORMEN

Referentie

Titel/omschrijving

Publicatie

ISO 3166-1

Codes voor namen van landen en hun onderverdelingen — Deel 1: Landnamen

1997

ISO/IEC 7810

Identificatiekaarten — Fysieke kenmerken

1995

ISO/IEC 7816

Identificatiekaarten — Kaarten met geïntegreerde circuits met contacten

 

Deel 1:

Fysieke kenmerken

1998

Deel 2:

Afmetingen en plaats van de contacten

1999

ISO 8859 reeks

8-bit single-byte gecodeerde grafische tekensets

Deel 1-4: Latijns alfabet nr. 1-4

1998

EN 1867

Machineleesbare kaarten — Kaarten voor gezondheidstoepassingen — Nummeringssysteem en registratieprocedure voor de identificatie van uitgevers

1997

3.   SPECIFICATIES

3.1.   Definities

De voorzijde is de zijde waarop de (eventuele) microprocessor zichtbaar is. De achterzijde is de zijde waarop de (eventuele) magneetstrip zichtbaar is. Als de kaart noch microprocessor, noch magneetstrip bevat, is de voorzijde van de kaart de zijde waarop de in dit document omschreven informatie is weergegeven.

3.2.   Algemene structuur

Het formaat van de Europese ziekteverzekeringskaart voldoet aan het ID-1-formaat (53,98 mm hoog, 85,60 mm breed en 0,76 mm dik). Indien de Europese ziekteverzekeringskaart echter de vorm aanneemt van een sticker die op de keerzijde van een nationale kaart wordt aangebracht, is de ID-1-diktemaat uiteraard niet van toepassing.

3.2.1.   Europese ziekteverzekeringskaart: voorzijde

De achtergrond wordt gesplitst door een as die de kaart verticaal opdeelt in vak 1 aan de linkerkant (53 mm breed) en vak 2 aan de rechterkant.

Door een aantal geleidelijnen worden 4 plaatshouders afgebakend:

3 verticale geleidelijnen

a)

op 5 mm van de linkerrand van de kaart,

b)

op 21,5 mm van de linkerrand van de kaart,

c)

op 1 mm van de rechterrand van de kaart;

3 horizontale geleidelijnen

d)

op 2 mm van de bovenrand van de kaart,

e)

op 17 mm van de bovenrand van de kaart,

f)

op 5 mm van de onderrand van de kaart.

a)   Kaart zonder chip

Image

b)   Chipkaart

Image

3.2.2.   Europese ziekteverzekeringskaart: achterzijde van de kaart

De achtergrond wordt gesplitst door een as die de kaart horizontaal opdeelt in twee gelijke vakken. Vak 1 staat bovenaan en vak 2 onderaan.

Door een aantal geleidelijnen worden 5 plaatshouders afgebakend:

Symmetrisch

g)

op 9 mm van de linkerrand van de kaart,

h)

in het midden van de kaart,

i)

op 9 mm van de rechterrand van de kaart;

Verticaal

j)

op 3 mm van de linkerrand van de kaart,

k)

op 3 mm van de rechterrand van de kaart;

Horizontaal

l)

in het midden van de kaart,

m)

op 2 mm van de onderrand van de kaart.

c)   Met magneetstrip

Image

d)   Zonder magneetstrip

Image

3.3.   Achtergrond en grafische elementen

3.3.1.   Achtergrondkleuren

Het kleurenpalet van de achtergrond is als volgt (1):

vak 1 is donkerblauw gemengd met purper (2);

vak 2 is één tint van grijs/blauw (3) in het midden die overgaat in een iets donkerder schakering naar de randen van de kaart;

het gegevensveld bestaat uit witte stroken die als achtergrond dienen voor iedere individuele regel (zie hieronder).

In vak 2 en het gegevensveld wordt een schaduweffect gebruikt om een illusie van reliëf te scheppen, met de lichtinval vanuit de linkerbovenhoek van de kaart.

De vrije strook heeft dezelfde kleur als vak 2 (zonder het schaduweffect) of als het gegevensveld.

3.3.2.   Europees logo

Het Europees logo bestaat uit de Europese sterren in het wit:

wanneer het op de voorzijde van de kaart is aangebracht, heeft het een diameter van 15 mm en is het verticaal gepositioneerd onder geleidelijn „d” en horizontaal in het midden van vak 2 van de achtergrond;

wanneer het op de achterzijde van de kaart is aangebracht, heeft het een diameter van 10 mm. Het middelpunt is gepositioneerd op de verticale geleidelijn „i” en het is gecentreerd in de vrije strook.

Voor landen die niet tot de Europese Unie behoren en waar een Europese kaart wordt uitgegeven, zal een ander logo worden gebruikt.

3.3.3.   Gegevensveld

Het gegevensveld bestaat uit witte gegevensstroken (5 indien aan de voorzijde en 4 indien aan de achterzijde) van 4 mm hoog met een tussenafstand van 2 mm:

op de voorzijde van de kaart is het gegevensveld gecentreerd tussen de verticale geleidelijnen „b” en „c” en de horizontale lijnen „e” en „f”;

op de achterzijde van de kaart wordt het gegevensveld doormidden gesneden door de verticale geleidelijn „h” en bevindt het zich tussen de verticale geleidelijnen „j” en „k” en boven de horizontale lijn „m”.

3.3.4.   Vrije ruimte

De vrije ruimte bevindt zich op de achterzijde van de Europese kaart en is beschikbaar voor nationale doeleinden. Deze ruimte kan bijvoorbeeld worden gebruikt als handtekeningstrook of om er een tekst, logo of andere markering te plaatsen. De inhoud van deze ruimte heeft geen juridische waarde, maar is louter informatief.

Deze ruimte is als volgt gepositioneerd:

wanneer de Europese kaart op de voorzijde van een kaart is aangebracht, is de achterzijde vrij, zonder enige specificatie;

wanneer de Europese kaart op de achterzijde van een andere kaart is aangebracht, blijft er een vrije ruimte beschikbaar op de achterzijde van de kaart, zonder enige andere specificatie dan de afmetingen ervan (10 mm hoog en 52 mm breed). Het middelpunt ervan bevindt zich op de verticale geleidelijn „h” en de ruimte is gecentreerd tussen de vakken voor de magneetstrip en het gegevensveld. De instantie die de kaart afgeeft, kan deze ruimte gebruiken om er een handtekeningstrook of een tekst te plaatsen;

bij kaarten zonder magneetstrip is de vrije strook niet 10 maar 20 mm hoog.

3.4.   Vaste gegevenselementen

3.4.1.   Naam van de kaart

Naam van het veld

Naam van de kaart

Omschrijving

De naam van de kaart zoals besloten door de Administratieve Commissie in Besluit nr. 190.

Plaats

Indien aan de voorzijde, onder de horizontale geleidelijn „d” en rechts van de verticale geleidelijn „a”,

Indien aan de keerzijde, bevindt het middelpunt ervan zich op de verticale geleidelijn „h” en is het gecentreerd tussen de magneetstrip en de bovenrand van de kaart.

Waarden

De waarde „Europese ziekteverzekeringskaart” is geschreven in een officiële taal van de Europese Unie.

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, in hoofdletters en regular style, 7 punts indien aan de voorzijde en 6 punts indien aan de achterzijde, kleur wit, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een normale tekenpositie en spatiëring.

Lengte

40 tekens

Opmerking

De juiste weergave van de naam in de taal van de uitgevende lidstaat is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de lidstaat.

3.4.2.   Opschrift

Naam van het veld

Opschrift

Omschrijving

Het opschrift omschrijft de inhoud van een gegevensveld.

Plaats

Boven elk van de velden met persoonlijke gegevens.

Links uitgelijnd voor opschriften aan de linkerkant van de kaart, rechts uitgelijnd voor opschriften aan de rechterkant.

Waarden

De waarden worden geschreven in een officiële taal van de Europese Unie, als volgt (op basis van de Engelse tekst):

1.

(geen opschrift voor de formulieridentificatie)

2.

(geen opschrift voor het codenummer van de uitgevende lidstaat)

3.

Naam

4.

Voornamen

5.

Geboortedatum

6.

Persoonlijk identificatienummer

7.

Identificatienummer van het orgaan

8.

Identificatienummer van de kaart

9.

Geldig tot

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 5 punts, kleur wit, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Regelafstand 2 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Zoals nodig voor bovenstaande waarden.

Opmerking

Elk opschrift heeft een vast nummer dat verwijst naar het betrokken gegevensveld, zodat kaarten in verschillende talen gemakkelijk vergeleken kunnen worden.

De juiste weergave van de opschriften in de taal van de uitgevende lidstaat is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de lidstaat.

3.4.3.   Staat die het document afgeeft

Naam van het veld

ID-nummer staat van uitgifte

Omschrijving

Identificatiecode van de staat van de uitgever van de kaart.

Plaats

Veld 2: Centraal geplaatst in het Europees logo met een wit vakje van 4 mm hoog en 4 mm breed.

Waarden

Tweecijferige ISO-code voor het land (ISO 3166-1)

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, hoofdletters, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Lengte

2 tekens

Opmerking

De code „UK” zal worden gebruikt in plaats van „GB”, de standaard ISO-code voor het Verenigd Koninkrijk.

Er wordt één enkele code gebruikt voor iedere lidstaat.

3.5.   Persoonlijke gegevenselementen

De persoonlijke gegevens hebben de volgende gemeenschappelijke kenmerken:

voldoen aan EN 1387 voor de tekenset: Latijns alfabet nr. 1-4 (ISO 8859-1 tot en met -4);

als door plaatsgebrek woorden moeten worden afgekort, moet dit met een punt worden aangeduid.

De gegevens worden per laser- of thermal-transferprinter gedrukt of gegraveerd, maar niet in reliëf aangebracht.

Alle gegevens worden volgens onderstaand schema in het gegevensveld geplaatst.

Image

Image

3.5.1.   Blanco vakje (voorheen „Aanduiding formulier”)

Naam van het veld

Blanco vakje

Omschrijving

 

Plaats

Veld 1:

indien aan de voorzijde, onder de horizontale geleidelijn „d” en links van de verticale geleidelijn „c”;

indien aan de achterzijde, met het middelpunt gepositioneerd op de verticale geleidelijn „g” en gecentreerd in de vrije strook;

in beide gevallen bevindt het zich in een witte rechthoek van 4 mm hoog en 10 mm breed.

3.5.2.   Gegevens betreffende de kaarthouder

Er zij op gewezen dat de kaarthouder mogelijk niet de verzekerde persoon zelf is, maar een begunstigde, aangezien de kaart individueel is.

Naam van het veld

Naam van de kaarthouder

Omschrijving

De familienaam van de kaarthouder zoals gebruikt in de uitgevende lidstaat.

Plaats

Veld 3

Waarden

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, hoofdletters, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Links uitgelijnd.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Tot 40 tekens.

Opmerking

Het veld „familienaam” kan titels of andere vermeldingen voor en achter de naam omvatten.


Naam van het veld

Voornaam of voornamen van de kaarthouder

Omschrijving

De voorna(a)m(en) van de kaarthouder zoals gebruikt in de uitgevende lidstaat.

Plaats

Veld 4

Waarden

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, hoofdletters, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Links uitgelijnd.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Tot 35 tekens.

Opmerking

Het voornaamveld kan initialen bevatten.


Naam van het veld

Geboortedatum

Omschrijving

De geboortedatum van de kaarthouder zoals gebruikt in de uitgevende lidstaat.

Plaats

Veld 5

Waarden

DD/MM/JJJJ, waarbij D staat voor dag, M voor maand en J voor jaar

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Links uitgelijnd indien op de voorzijde van de kaart, maar rechts indien op de achterzijde.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

10 tekens, met een schuine streep tussen iedere groep.

Opmerking


Naam van het veld

Persoonlijk identificatienummer van de kaarthouder

Omschrijving

Het door de uitgevende lidstaat gebruikte persoonlijk identificatienummer.

Plaats

Veld 6

Waarden

Zie desbetreffend persoonlijk identificatienummer.

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Rechts uitgelijnd indien op de voorzijde van de kaart, maar links indien op de achterzijde.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Tot 20 tekens voor de ID-code.

Opmerking

Het persoonlijk identificatienummer van de kaarthouder of, als dat nummer niet bestaat, het persoonlijk identificatienummer van de verzekerde persoon waarvan de rechten van de kaarthouder zijn afgeleid.

Voor persoonlijke kenmerken, zoals geslacht of status van gezinslid, kan op de kaart geen specifiek veld worden voorzien. Ze kunnen echter in het persoonlijk identificatienummer verwerkt zijn.

3.5.3.   Gegevens betreffende het bevoegde orgaan

Naam van het veld

Naam van het orgaan

Omschrijving

Het orgaan is het bevoegde verzekeringsorgaan.

Plaats

Veld 7, deel 1

Waarden

In plaats van de volledige naam wordt de afkorting van het orgaan gebruikt.

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, hoofdletters, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Veld 7 is rechts uitgelijnd en deel 1 staat rechts van deel 2.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Tot 15 tekens.

Deel 1 en deel 2 worden gescheiden door twee spaties en een streepje.

Dit vak kan langer worden gemaakt voor zover vak 2 minder lang kan worden gemaakt.

Opmerking

De afkorting wordt verstrekt om mogelijke problemen bij het invoeren van de identificatiecode van het orgaan (veld 7, deel 2) op te sporen en hierdoor een kwaliteitscontrole van het identificatienummer van het orgaan mogelijk te maken.

De volledige naam van het orgaan zal aan de hand van de afkorting of de identificatiecode van het orgaan kunnen worden opgezocht, bv. met behulp van een online-instrument.

In de afkorting worden geen punten gebruikt.


Naam van het veld

Identificatienummer van het orgaan

Omschrijving

Identificatiecode die op nationaal niveau is toegekend aan het orgaan, meer bepaald het bevoegde verzekeringsorgaan.

Plaats

Veld 7, deel 2

Waarden

Zie nationale codelijst van bevoegde organen

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Veld 7 is rechts uitgelijnd en deel 2 staat links van deel 1.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

Van vier tot tien tekens.

Opmerking

Aanvullende actuele en historische gegevens die noodzakelijk kunnen zijn om met het orgaan te communiceren, kunnen via een kenniscentrum op internet beschikbaar worden gemaakt.

Het bevoegde orgaan kan een ander zijn dan het verbindingsorgaan of de verantwoordelijke organisatie voor grensoverschrijdende vergoedingen of de verantwoordelijke organisatie voor de technische uitgifte van de Europese ziekteverzekeringskaart. Die informatie kan eveneens beschikbaar worden gemaakt via een kenniscentrum op internet.

3.5.4.   Gegevens betreffende de kaart

Naam van het veld

Logisch identificatienummer van de kaart

Omschrijving

Logisch individueel nummer bedoeld om de kaart eenduidig de identificeren en door de uitgever aan iedere kaart toegekend. Het bestaat uit twee delen: het identificatienummer van de uitgever en het serienummer van de kaart.

Plaats

Veld 8

Waarden

De eerste 10 tekens identificeren de uitgever van de kaart overeenkomstig de norm EN 1867 van 1997.

De laatste 10 cijfers vormen het uniek serienummer.

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

20 tekens (voor het uniek serienummer van de kaart zo nodig voorafgegaan door nullen om tot 10 cijfers te komen).

Opmerking

Voor de toekenning van een identificatienummer aan de uitgever mag in lidstaten die Europese ziekteverzekeringskaarten zonder een elektronische component uitgeven een ad-hocregistratieprocedure worden gebruikt, in plaats van de in EN 1867 vastgestelde officiële procedure.

Het logisch identificatienummer van de kaart moet het mogelijk maken om de informatie op de kaart te vergelijken met de informatie die de uitgever opgeslagen heeft voor hetzelfde nummer, bijvoorbeeld om het frauderisico te verkleinen of om invoerfouten op te sporen bij de verwerking van de informatie op de kaart voor terugbetaling.


Naam van het veld

Geldig tot

Omschrijving

Einddatum van het recht op medische verstrekkingen bij een tijdelijk verblijf van de kaarthouder in een andere lidstaat dan die waar hij verzekerd is.

Plaats

Veld 9

Waarden

DD/MM/JJJJ, waarbij D staat voor dag, M voor maand en J voor jaar

Formattering

Font „Verdana True Type” of gelijkwaardig, regular style, 7 punts, kleur zwart, met een samengedrukte tekenbreedte tot 90 % van de normale grootte en een „normale” tekenpositie en spatiëring.

Rechts uitgelijnd.

Regelafstand 3 punts plus de tekengrootte.

Lengte

10 tekens, met een schuine streep tussen iedere groep.

Opmerking

Een lidstaat zal het recht hebben om de terugbetaling te vragen van de kosten van medische zorg tijdens de geldigheidsduur van de kaart, hoewel de dekkingsperiode kan verschillen van de geldigheidsduur van de kaart.

3.6.   Veiligheidsvereisten

Alle veiligheidsmaatregelen vallen onder de volledige verantwoordelijkheid van de uitgever van de kaart, die het best in staat is om veiligheidsrisico’s te beoordelen en passende tegenmaatregelen te nemen.

Wanneer de Europese kaart zich op de keerzijde van een nationale kaart bevindt, geniet zij alle veiligheidsmaatregelen die voor de nationale kaart gelden. Als bijkomende veiligheidsmaatregel wordt echter aangeraden om een aantal gegevens identiek te houden aan beide zijden van de kaart.

Indien andere elementen dan bovenvermelde (bijvoorbeeld een pasfoto van de houder) als veiligheidsmaatregelen worden vereist, dan worden zij op de andere zijde van de kaart aangebracht.


(1)  De technische details van het kleurenpalet zijn op verzoek bij het secretariaat van de Administratieve Commissie te verkrijgen. Zij worden verstrekt in een formaat dat overeenstemt met de beste praktijken in de drukkerijsector (als Quark Xpress-bestand). Het kleurenpalet is in 4 kleuren CMYK en alle afbeeldingen zijn in TIFF-formaat.

(2)  De CMYK-referentie voor deze kleur is C78 M65 Y21 K7.

(3)  De CMYK-referentie voor het grijs is C33 M21 Y13 K1 en voor het blauw C64 M46 Y16 K2.


BIJLAGE II

Model van het voorlopig bewijs ter vervanging van de Europese ziekteverzekeringskaart

1.   INLEIDING

Het voorlopig bewijs (hierna „het bewijs” genoemd) mag louter op verzoek en ter voorlopige vervanging van de Europese kaart aan de verzekerde worden verstrekt.

Het bewijs heeft een identiek formaat in alle lidstaten en bevat dezelfde gegevens als de Europese kaart (velden 1 tot en met 9), in dezelfde volgorde, en tevens gegevens om de oorsprong en geldigheid van het bewijs te bevestigen (velden a tot en met d).

2.   MODEL VAN HET BEWIJS

Zie volgende bladzijde.

Image


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/40


BESLUIT Nr. S3

van 12 juni 2009

tot vaststelling van de verstrekkingen die onder artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad vallen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/10

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op de artikelen 19 en 27 van Verordening (EEG) nr. 883/2004 betreffende de verstrekkingen bij tijdelijk verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat,

Gelet op artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 heeft een verzekerde tijdens een tijdelijk verblijf in een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij woonachtig is recht op verstrekkingen die tijdens dat verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de duur van het verblijf.

(2)

Volgens artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 worden met de in artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 genoemde verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens zijn wetgeving worden verleend en die medisch noodzakelijk blijken om te voorkomen dat de verzekerde vóór het einde van zijn geplande verblijf naar de bevoegde lidstaat moet terugkeren om er de behandeling te ontvangen die hij nodig heeft.

(3)

Artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 dient zodanig geïnterpreteerd te worden dat alle verstrekkingen in verband met chronische of bestaande aandoeningen onder deze bepaling vallen. Het Hof van Justitie heeft bepaald (3) dat het begrip „noodzakelijke zorgen” niet aldus kan worden uitgelegd „… dat die prestaties enkel mogen worden verleend wanneer de behandeling noodzakelijk is door een plotselinge aandoening. Met name kan de omstandigheid dat een behandeling die is vereist ten gevolge van de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de verzekerde tijdens zijn tijdelijk verblijf in een andere lidstaat, eventueel verband houdt met een reeds bestaande en de verzekerde bekende aandoening zoals een chronische ziekte, niet volstaan om de betrokkene het voordeel van deze bepalingen te ontzeggen.”.

(4)

Artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 dient zodanig geïnterpreteerd te worden dat verstrekkingen in verband met zwangerschap en geboorte onder deze bepaling vallen. Deze bepaling is echter niet van toepassing als het doel van het tijdelijke verblijf in het buitenland is daar te bevallen.

(5)

Uit hoofde van artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 dient de Administratieve Commissie een lijst op te stellen van de verstrekkingen die tijdens een verblijf in een andere lidstaat kunnen worden verstrekt maar waarvoor om praktische redenen voorafgaande overeenstemming tussen de betrokkene en het orgaan dat de zorg verstrekt, vereist is.

(6)

Deze in artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bepaalde eis van voorafgaande overeenstemming is bedoeld om de continuïteit te waarborgen van de behandeling die een verzekerde persoon nodig heeft tijdens zijn tijdelijke verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat.

(7)

Rekening houdend met deze doelstelling moeten de verstrekkingen waarvoor een voorafgaande overeenstemming vereist is tussen de patiënt en de zorgverlenende instelling in een andere lidstaat worden vastgesteld aan de hand van de volgende wezenlijke criteria: de medische behandeling is van levensbelang en alleen beschikbaar in gespecialiseerde medische instellingen en/of instellingen die beschikken over speciale apparatuur en/of gespecialiseerd personeel. Een op deze criteria gebaseerde niet uitputtende lijst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit,

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

De verstrekkingen die uit hoofde van artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 moeten worden gedaan, omvatten ook verstrekkingen in verband met chronische of bestaande aandoeningen en verstrekkingen in verband met zwangerschap en geboorte.

2.

Verstrekkingen, met inbegrip van verstrekkingen in verband met chronische of bestaande aandoeningen en verstrekkingen in verband met zwangerschap en geboorte, vallen niet onder deze bepalingen als het doel van het verblijf in het buitenland is de desbetreffende behandeling te ondergaan.

3.

Voor noodzakelijke medische behandelingen die alleen mogelijk zijn in een gespecialiseerde medische instelling en/of door gespecialiseerd personeel en/of met speciale apparatuur, is in principe voorafgaande overeenstemming tussen de verzekerde en de instelling die de behandeling verricht, vereist, om te waarborgen dat behandeling mogelijk zal zijn gedurende het verblijf van de verzekerde in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat of de lidstaat van de woonplaats.

De bijlage bevat een niet-uitputtende lijst van behandelingen waarvoor deze regel geldt.

4.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  Zaak C-326/00 Ioannidis, arrest van 25 februari 2003.


BIJLAGE

nierdialyse

hyperbare zuurstoftherapie

speciale astmabehandelingen

echocardiografie bij chronische auto-immuunziekten

chemotherapie


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/42


BESLUIT Nr. U1

van 12 juni 2009

betreffende artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot verhoging van werkloosheidsuitkeringen wegens gezinsleden ten laste

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/11

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 54, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 dient, wanneer overeenkomstig de wettelijke regeling van een lidstaat de hoogte van de werkloosheidsuitkering varieert naar gelang van het aantal gezinsleden, het bevoegde orgaan bij de berekening van de uitkering eveneens rekening te houden met het aantal gezinsleden dat woont op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar het bevoegde orgaan is gevestigd.

(2)

Artikel 2, lid 2, van genoemde verordening bepaalt dat de organen onverwijld alle gegevens dienen te verstrekken of uit te wisselen die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van personen op wie Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is.

(3)

De in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009 bedoelde documenten en gestandaardiseerde elektronische documenten dienen als bewijs van de rechten van de betrokkene, maar de afgifte ervan is geen voorwaarde voor het verwerven van die rechten.

(4)

De documenten betreffende de gezinsleden die wonen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar het bevoegde orgaan is gevestigd, kunnen pas na de aanvang van het tijdvak van werkloosheid waarover uitkering betaalbaar wordt gesteld, worden verstrekt.

(5)

Achterstallige verhogingen van werkloosheidsuitkeringen wegens gezinslasten dienen te worden betaald voor het tijdvak voorafgaande aan de datum van de indiening van de informatie betreffende de gezinsleden die wonen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar het bevoegde orgaan is gevestigd, voor zover die personen reeds bij de aanvang van het tijdvak waarover een werkloosheidsuitkering moet worden betaald, ten laste van de werkloze kwamen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Het verstrekken van het document betreffende de gezinsleden na de aanvang van het tijdvak waarover werkloosheidsuitkeringen moeten worden verleend, heeft niet tot gevolg dat de datum van ingang van het recht op verhoogde werkloosheidsuitkering wegens gezinslasten, dat wordt vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde staat, wordt uitgesteld.

2.

Indien het orgaan dat het in lid 1 bedoelde document verstrekt, niet kan bevestigen dat de gezinsleden niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van werkloosheidsuitkeringen die aan een andere persoon verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij wonen, heeft de belanghebbende de mogelijkheid het genoemde document aan te vullen met een verklaring in die zin.

3.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/43


BESLUITNr. U2

van 12 juni 2009

betreffende de werkingssfeer van artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht op werkloosheidsuitkeringen van volledig werklozen die geen grensarbeiders zijn en die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/12

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 65, lid 2 en 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 65 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bevat bijzondere voorschriften betreffende de toekenning en verlening van werkloosheidsuitkeringen voor werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden.

(2)

De bepalende factor voor de toepassing van het gehele artikel 65 van genoemde verordening is het feit dat de betrokkenen tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere lidstaat woonden dan die waarvan de wetgeving op hen van toepassing was, welke niet noodzakelijkerwijze dezelfde behoeft te zijn als de lidstaat op het grondgebied waarvan zij werkzaam waren.

(3)

Volgens de definitie in artikel 1, onder j), van genoemde verordening wordt onder „woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen, en onder k) van datzelfde artikel wordt „verblijfplaats” gedefinieerd als de tijdelijke verblijfplaats.

(4)

Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 987/2009 geeft criteria aan voor de vaststelling van de woonplaats indien daarover een verschil van mening bestaat tussen de organen van twee of meer lidstaten.

(5)

Uit artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 883/2004 vloeit voort dat grensarbeiders hun woonplaats hebben in een ander land dan het land waar zij werken; het land waar zij werken is op grond van artikel 11, lid 3, onder a), van genoemde verordening de bevoegde staat, en dat er derhalve geen twijfel bestaat dat deze werknemers onder artikel 65 van voornoemde verordening vallen.

(6)

De in artikel 11, lid 4, en artikel 13 van genoemde verordening bedoelde categorieën personen, alsmede de personen waarop een overeenkomst als bedoeld in artikel 16 van die verordening van toepassing is, zullen in bepaalde gevallen waarschijnlijk in een andere lidstaat wonen dan de lidstaat die ingevolge deze artikelen als bevoegd is aangewezen.

(7)

De vaststelling van de lidstaat waar de personen die tot deze categorieën behoren hun woonplaats hebben, dient van geval tot geval te worden onderzocht, en voor de in artikel 13, lid 1, onder a), en in artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde personen dient dit te geschieden met het oog op hun aansluiting.

(8)

Ingevolge artikel 65, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 komen de kosten van de uitkeringen niet voor rekening van het bevoegde land, doch voor rekening van het woonland, waarbij de betrokkene zich ter beschikking van de diensten voor arbeidsbemiddeling van laatstbedoelde staat stelt.

(9)

Hoewel dit momenteel aanvaardbaar is in het geval van grensarbeiders en voor bepaalde categorieën die ook nauwe banden met hun land van oorsprong behouden, zou het niet langer aanvaardbaar zijn dat, door een te ruime uitleg van het begrip „woonplaats”, de werkingssfeer van artikel 65 van Verordening (EG) nr. 883/2004, uitgebreid zou worden tot alle verzekerden die werk van min of meer blijvende aard, al dan niet in loondienst, in een lidstaat hebben en hun gezin in het land van oorsprong hebben achtergelaten.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Artikel 65, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is met name van toepassing op:

a)

de personen bedoeld in artikel 11, lid 4, van die verordening;

b)

de personen bedoeld in artikel 13 van genoemde verordening die hun werkzaamheden gewoonlijk op het grondgebied van twee of meer lidstaten verrichten;

c)

personen op wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 16, lid 1, van genoemde verordening van toepassing is,

wanneer zij tijdens het verrichten van hun laatste beroepsactiviteit in een andere dan de bevoegde staat woonden.

2.

De in punt 1 bedoelde personen die tijdens het verrichten van hun laatste beroepswerkzaamheid onderworpen waren aan de wetgeving van een andere lidstaat dan de staat waar zij al dan niet in loondienst werkzaam waren, zullen recht hebben op uitkeringen volgens de wetgeving van de staat van de woonplaats alsof zij voorheen aan deze wetgeving onderworpen waren geweest.

3.

Voor de toepassing van dit besluit wordt de staat van de woonplaats vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 987/2009.

4.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/45


BESLUIT Nr. U3

van 12 juni 2009

betreffende de draagwijdte van het begrip „gedeeltelijke werkloosheid” zoals dat van toepassing is op de in artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werklozen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/13

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 bevat een bepaling die voor volledig werklozen afwijkt van het algemene beginsel van de lex loci laboris, als vastgelegd in artikel 11, lid 3, onder a), van die verordening.

(2)

Er moeten uniforme communautaire criteria worden toegepast om te bepalen of een persoon als geheel of gedeeltelijk werkloos beschouwd moet worden in de zin van artikel 65, lid 1 en 2, van genoemde verordening. Dit mag niet worden vastgesteld op basis van nationaalrechtelijke criteria.

(3)

Aangezien de praktijk van de nationale socialezekerheidsorganen in de verschillende lidstaten aanleiding heeft gegeven tot interpretatieverschillen inzake de beoordeling van het type werkloosheid, is het van belang de werkingssfeer van voornoemd artikel nader te preciseren met het oog op het gebruik van eenvormige en evenwichtige criteria voor de toepassing van dit artikel door voornoemde organen.

(4)

Volgens artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 ontvangt een volledig werkloze die geen enkele band meer heeft met de bevoegde lidstaat een werkloosheidsuitkering van het orgaan van zijn woonplaats.

(5)

De beoordeling of een dienstverband bestaat, of behouden blijft, wordt uitsluitend beoordeeld op grond van de nationale wetgeving van de staat waar de betrokkene werkt.

(6)

Het door artikel 65 van de verordening nagestreefde doel van de bescherming van werklozen kan niet worden verwezenlijkt wanneer een persoon, als hij in dienst blijft bij dezelfde onderneming in een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan hij woont — waarbij zijn activiteit is opgeschort —, desalniettemin als volledig werkloos moet worden beschouwd en zich voor zijn werkloosheidsuitkering tot het orgaan van zijn woonplaats moet wenden.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Voor de toepassing van artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 is de beoordeling van de aard van de werkloosheid — te weten gedeeltelijke of volledige werkloosheid — afhankelijk van het feit of enige contractuele arbeidsverhouding tussen partijen bestaat of behouden blijft. De duur van een eventuele tijdelijke opschorting van de activiteit speelt hierbij geen rol.

2.

Wanneer een persoon in dienst blijft van een onderneming in een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan hij woont, en zijn activiteit wordt opgeschort, wordt hij, als bij bereid blijft om zijn baan op elk moment opnieuw te vervullen, als gedeeltelijk werkloos beschouwd en worden de desbetreffende uitkeringen door het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin hij heeft gewerkt verleend overeenkomstig artikel 65, lid 1, van de genoemde verordening.

3.

Wanneer een persoon, bij ontstentenis van enige contractuele arbeidsverhouding, geen enkele band meer heeft met de lidstaat waarin hij heeft gewerkt (bijvoorbeeld omdat de contractuele arbeidsverhouding is beëindigd of afgelopen), wordt hij als volledig werkloos beschouwd overeenkomstig artikel 65, lid 2, van de genoemde verordening en worden de uitkeringen door het orgaan van de woonplaats verleend.

4.

Indien een zelfstandige geen enkele beroeps- of handelsactiviteit meer uitoefent in de lidstaat waar hij dat voorheen gedaan heeft, wordt hij beschouwd als volledig werkloos in de zin van artikel 65, lid 2, van genoemde verordening, en verleent het orgaan van de woonplaats een uitkering.

5.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/47


AANBEVELING Nr. P1

van 12 juni 2009

betreffende de toepassing van de jurisprudentie in de zaak-Gottardo, volgens welke de voordelen van een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat die voor de nationale werknemers bedoeld is, ook moeten worden toegekend aan de werknemers die onderdaan zijn van andere lidstaten

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/14

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 72, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004, op grond waarvan zij belast is met het bevorderen en verder ontwikkelen van de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen op het gebied van de sociale zekerheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 883/2004, die op grond van de artikelen 42 en 308 van het Verdrag is goedgekeurd, is een essentieel instrument voor de uitoefening van de fundamentele vrijheden waarin het Verdrag voorziet.

(2)

Het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit is een essentiële garantie voor de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers waarin artikel 39 van het Verdrag voorziet. Dit beginsel houdt de afschaffing in van elke discriminatie tussen de ingezeten werknemers van de lidstaten en migrerende werknemers ten aanzien van de indienstneming, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.

(3)

In de zaak-Gottardo (3) heeft het Hof zijn oordeel gebaseerd op dit beginsel, zoals uiteengezet in artikel 39 van het Verdrag, met betrekking tot de situatie van een persoon die in de Gemeenschap verbleef en in Frankrijk, Italië en Zwitserland had gewerkt. Aangezien deze persoon niet over voldoende rechten beschikte om in Italië een pensioen te ontvangen, verzocht hij om samentelling van de verzekeringstijdvakken die hij in Zwitserland en in Italië had vervuld, zoals ten behoeve van hun nationale onderdanen bepaald in de bilaterale overeenkomst tussen Italië en Zwitserland.

(4)

Het Hof heeft in deze zaak voor recht verklaard dat wanneer een lidstaat met een derde staat een bilaterale internationale overeenkomst inzake sociale zekerheid sluit, waarin is bepaald dat de in die derde staat vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het recht op ouderdomsuitkeringen, deze lidstaat overeenkomstig het fundamentele beginsel van gelijke behandeling verplicht is de onderdanen van de andere lidstaten dezelfde voordelen te verlenen als die welke zijn eigen onderdanen krachtens deze overeenkomst genieten, tenzij hij een objectieve rechtvaardiging voor zijn weigering kan aanvoeren (punt 34).

(5)

In dat verband heeft het Hof ook opgemerkt dat zijn uitlegging van het begrip „wetgeving”, als bedoeld in artikel 1, onder j), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (4) (het huidige artikel 1, onder l), van Verordening (EG) nr. 883/2004) niet tot gevolg kan hebben dat wordt afgedaan aan de verplichting voor elke lidstaat het in artikel 39 van het Verdrag neergelegde beginsel van gelijke behandeling na te leven.

(6)

In deze zaak heeft het Hof geoordeeld dat het verstoren van het evenwicht en de wederkerigheid van een bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde staat voor de verdragsluitende lidstaat bij die overeenkomst geen objectieve rechtvaardiging is om te weigeren de voordelen die deze overeenkomst voor de eigen onderdanen inhoudt, tot de onderdanen van de overige lidstaten uit te breiden.

(7)

Het Hof accepteerde evenmin de tegenwerpingen met betrekking tot de eventuele hogere financiële kosten of de administratieve problemen bij de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde staat als rechtvaardiging van de niet-naleving van de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien door de lidstaat die partij is bij de bilaterale overeenkomst.

(8)

Het is van belang dat alle noodzakelijke consequenties worden getrokken uit dit arrest, dat van essentieel belang is voor de onderdanen van de Gemeenschap die hun recht op vrij verkeer naar een andere lidstaat hebben uitgeoefend.

(9)

Daarom moet worden gepreciseerd dat bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat zo moeten worden uitgelegd dat de voordelen voor de onderdanen van de verdragsluitende lidstaat in principe ook moeten worden toegekend aan alle burgers van de Europese Unie die zich objectief gezien in dezelfde situatie bevinden.

(10)

Onafhankelijk van de uniforme toepassing van de jurisprudentie in de zaak-Gottardo in individuele gevallen, dienen de bestaande bilaterale overeenkomsten te worden onderzocht. Artikel 307 van het Verdrag bepaalt ten aanzien van eerder gesloten overeenkomsten dat: „de betrokken lidstaat of lidstaten gebruik maakt of maken van alle passende middelen om de vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen”, en in verband met overeenkomsten die na 1 januari 1958, of na de toetreding van een lidstaat gesloten zijn, bepaalt artikel 10 van het Verdrag dat diezelfde lidstaten „zich onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Verdrag in gevaar kunnen brengen”.

(11)

Wat nieuwe bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid betreft die tussen een lidstaat en een derde staat worden gesloten, dient eraan te worden herinnerd dat deze overeenkomsten een uitdrukkelijke verwijzing dienen te bevatten naar het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit van de onderdanen van een andere lidstaat die het recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend in de lidstaat die verdragsluitende partij is bij de desbetreffende overeenkomst.

(12)

De toepassing van het arrest Gottardo hangt in individuele gevallen grotendeels af van de samenwerking met derde landen, aangezien die een verklaring over de door de betrokkene vervulde tijdvakken van verzekering moeten opstellen.

(13)

De Administratieve Commissie dient deze kwestie te regelen, aangezien het arrest Gottardo de toepassing betreft van het principe van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BEVEELT DE BEVOEGDE INSTELLINGEN EN ORGANEN AAN:

1.

De voordelen die op het gebied van pensioenen voortvloeien uit een overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat die voor de nationale werknemers en zelfstandigen is bedoeld, worden in toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van en non-discriminatie tussen nationale werknemers en zelfstandigen en de onderdanen van de andere lidstaten die hun recht op vrij verkeer overeenkomstig artikel 39 van het Verdrag hebben uitgeoefend, in principe ook toegekend aan werknemers en zelfstandigen van andere lidstaten die zich objectief gezien in dezelfde situatie bevinden.

2.

Nieuwe bilaterale socialezekerheidsovereenkomsten die tussen een lidstaat en een derde staat worden gesloten, dienen een uitdrukkelijke verwijzing te bevatten naar het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit van onderdanen van een andere lidstaat die gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer in de lidstaat die overeenkomstsluitende partij is.

3.

De lidstaten brengen de organen van de staten waarmee zij socialezekerheidsovereenkomsten hebben gesloten waarvan de personele of materiële werkingssfeer enkel de eigen burgers betreft, op de hoogte van de consequenties van het arrest Gottardo, en vragen hun medewerking voor de toepassing van het arrest van het Hof. Lidstaten die met eenzelfde derde staat bilaterale overeenkomsten hebben gesloten, kunnen gezamenlijk een initiatief nemen om die samenwerking te verzoeken. Die samenwerking is uiteraard onmisbaar om het arrest te kunnen toepassen.

4.

Deze aanbeveling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  Arrest van 15 januari 2002 in zaak C-55/00, Elide Gottardo vs Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS), EHvJ [2002], blz. I-413.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/49


AANBEVELING Nr. U1

van 12 juni 2009

betreffende de wetgeving welke van toepassing is op werklozen die in deeltijd beroeps- of handelsactiviteiten verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/15

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen,

Gelet op artikel 11, lid 3, onder a), en artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en artikel 18 van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer op het grondgebied van een lidstaat wonende personen krachtens de wetgeving van hun woonland recht hebben op werkloosheidsuitkering, moet het voor deze personen mogelijk zijn deeltijdarbeid op het grondgebied van een andere lidstaat te verrichten met behoud van de werkloosheidsuitkering ten laste van hun woonland.

(2)

In die situatie is het nodig vast te stellen welke wetgeving op dergelijke personen ingevolge artikel 11 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing is, teneinde eventuele wetsconflicten te voorkomen.

(3)

Ingevolge artikel 11, lid 2, van genoemde Verordening worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, uitvoeren, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten.

(4)

Ingevolge artikel 11, lid 3, onder a), van de genoemde verordening geldt voor personen die werkzaamheden al dan niet in loondienst verrichten in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat.

(5)

In het belang van de in overweging 1 bedoelde personen is het wenselijk dat zij zowel voor het betalen van de wegens hun beroeps- of handelsactiviteiten verschuldigde premies of bijdragen, als voor het toekennen van prestaties, onderworpen blijven aan de wetgeving van hun woonland.

(6)

Artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 staat de lidstaten toe uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vast te stellen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BEVEELT DE BEVOEGDE INSTELLINGEN EN ORGANEN AAN:

1.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten sluiten krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 overeenkomsten, of dragen de door hen aangewezen instellingen op overeenkomsten te sluiten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

In de overeenkomsten moet worden vastgesteld dat personen die in de lidstaat op het grondgebied waarvan zij wonen, werkloosheidsuitkering ontvangen en tegelijkertijd in deeltijd op het grondgebied van een andere lidstaat beroeps- of handelsactiviteiten verrichten, zowel voor het betalen van de premies of bijdragen als voor het toekennen van prestaties uitsluitend aan de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat onderworpen zijn.

Het orgaan dat in de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, de werkloosheidsuitkering verleent, stelt het door de bevoegde autoriteit van deze lidstaat aangewezen orgaan op de hoogte van iedere beroepswerkzaamheid in deeltijd die door de betrokkene in een andere lidstaat wordt uitgeoefend.

Het laatstgenoemde orgaan deelt het door de bevoegde autoriteit aangewezen orgaan in de lidstaat waar de betrokkene in deeltijd werkt onverwijld mede dat de betrokkene onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat waar hij woont.

2.

In het kader van deze overeenkomsten zijn de in de artikelen 19 tot en met 21 van Verordening (EG) nr. 987/2009 aangegeven administratieve procedures van toepassing.

3.

Det bij dit besluit gevoegde overeenkomst, die twee lidstaten gesloten hebben uit hoofde van Aanbeveling nr. 18 van 28 februari 1986, blijft geldig onder Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009, met inachtneming van punt 2 van deze aanbeveling.

4.

Deze aanbeveling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Overeenkomst van 28 oktober 1986 tussen België en Luxemburg betreffende de vaststelling van de wetgeving welke van toepassing is op werklozen die in een van deze twee staten woonachtig zijn en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen terwijl zij in de andere staat in deeltijd arbeid verrichten


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/51


AANBEVELING Nr. U2

van 12 juni 2009

betreffende de toepassing van artikel 64, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 op werklozen die hun echtgeno(o)t(e) of partner vergezellen die een beroepswerkzaamheid uitoefent in een andere dan de bevoegde staat

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/16

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), te behandelen.

Gelet op artikel 64, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 64, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 behoudt een persoon die volledig werkloos is en die zich naar een andere dan de bevoegde staat begeeft om daar werk te zoeken, onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde beperkingen recht op een werkloosheidsuitkering.

(2)

Een van de onder a) van dat lid genoemde voorwaarden luidt, dat de betrokkene gedurende ten minste vier weken na de aanvang van de werkloosheid ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde staat is gebleven.

(3)

De laatste zin van dit punt a) biedt echter de bevoegde diensten of organen de mogelijkheid om de werkzoekende toestemming te geven om vóór het verstrijken van deze termijn van vier weken te vertrekken.

(4)

Deze toestemming dient niet te worden geweigerd aan personen die aan alle andere in artikel 64, lid 1, van de genoemde verordening vermelde voorwaarden voldoen en die hun echtgenoot/echtgenote of partner die in een andere lidstaat werk heeft gevonden, wensen te vergezellen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BEVEELT DE BEVOEGDE INSTELLINGEN EN ORGANEN AAN:

1.

Toestemming om uit het land te vertrekken vóór het verstrijken van de termijn van vier weken, vermeld in de laatste zin van artikel 64, lid 1, onder a), wordt gegeven aan de volledig werkloze die voldoet aan alle andere in artikel 64, lid 1, gestelde voorwaarden, en die zijn/haar echtgenote/echtgenoot of partner vergezelt die gaat werken in een andere dan de bevoegde staat.

Wie als partner geldt, wordt vastgesteld op basis van de wetgeving van de bevoegde lidstaat.

2.

Deze aanbeveling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Gabriela PIKOROVÁ


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/52


BESLUIT Nr. S4

van 2 oktober 2009

betreffende vergoedingsprocedures voor de toepassing van de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/17

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op de artikelen 66 tot en met 68 van Verordening (EG) nr. 987/2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De kosten van verstrekkingen verleend door een orgaan van een lidstaat ten behoeve van een orgaan van een andere lidstaat dienen volledig vergoed te worden.

(2)

De vergoedingen tussen organen dienen, tenzij anders is overeengekomen, snel en efficiënt afgehandeld te worden, om te voorkomen dat er een opeenhoping ontstaat van vorderingen die pas na langere tijd vereffend worden.

(3)

Een opeenhoping van vorderingen zou het efficiënte functioneren van het communautaire systeem in gevaar kunnen brengen, waardoor de rechten van individuele personen in het gedrang zouden kunnen raken.

(4)

De Administratieve Commissie heeft in Besluit nr. S1 (3) besloten dat het orgaan van de plaats van verblijf een vergoeding dient te ontvangen voor de kosten van zorg die is verstrekt op basis van een geldige Europese ziekteverzekeringskaart.

(5)

Gezamenlijk overeengekomen beste praktijken zouden bijdragen tot snelle en efficiënte betaling van vergoedingen tussen de organen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

A.   Vergoeding op basis van de werkelijke uitgaven (artikel 62 van Verordening (EG) nr. 987/2009)

1.

Een orgaan dat om vergoeding op basis van werkelijke uitgaven verzoekt, dient de vordering binnen de in artikel 67, lid 1, van Verordening (EG) nr. 987/2009 (hierna „de toepassingsverordening”) genoemde termijn in te dienen. Een orgaan dat een vordering ontvangt, dient zorg te dragen voor betaling daarvan binnen de in artikel 67, lid 5, van de toepassingsverordening aangegeven termijn, maar in ieder geval zodra het daartoe in staat is.

2.

Vorderingen betreffende vergoeding van verstrekkingen die zijn gedaan op basis van een Europese Ziekteverzekeringskaart (EHIC), een document ter vervanging van een EHIC of enig ander document dat rechten verleent, kunnen afgewezen en aan het crediteurorgaan geretourneerd worden wanneer de vordering bijvoorbeeld:

onvolledig en/of onjuist is ingevuld;

verstrekkingen betreft die niet zijn gedaan binnen de geldigheidsduur van de EHIC of een ander door de ontvanger van de verstrekkingen gebruikt document waaraan rechten konden worden ontleend.

Een vordering mag niet worden afgewezen op grond van het feit dat de betrokkene niet langer verzekerd is bij het orgaan dat de EHIC of het document dat rechten verleent, heeft afgegeven, op voorwaarde dat de begunstigde de verstrekkingen heeft ontvangen binnen de geldigheidsduur van het gebruikte document.

Een orgaan dat verplicht is de kosten van op basis van een EHIC gedane verstrekkingen te vergoeden, kan verlangen dat het orgaan waarbij de betrokkene correct ingeschreven was ten tijde van de toekenning van de verstrekkingen de kosten van deze verstrekkingen terugbetaalt aan het eerstgenoemde orgaan, of kan, indien de betrokkene niet gerechtigd was gebruik te maken van de EHIC, hem of haar rechtstreeks om terugbetaling verzoeken.

3.

Een vordering mag door het debiteurorgaan niet getoetst worden aan artikel 19 en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004, tenzij er gegronde redenen zijn om misbruik te vermoeden, zoals aangegeven in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (4). Het debiteurorgaan is dan ook verplicht de informatie waarop de vordering is gebaseerd, te accepteren, en de vordering te vereffenen. Als er een verdenking van misbruik bestaat, kan het debiteurorgaan om gegronde redenen de vordering afwijzen, zoals bepaald in artikel 67, lid 5, van de toepassingsverordening.

4.

Voor de toepassing van de punten 2 en 3 dient de crediteur, wanneer het debiteurorgaan twijfels uit over de juistheid van de gegevens waarop een vordering is gebaseerd, na te gaan of de vordering correct was, en deze indien nodig in te trekken of te herzien.

5.

Een vordering die is ingediend na de in artikel 67, lid 1, van de toepassingsverordening aangegeven termijn, wordt niet in behandeling genomen.

B.   Vergoeding op basis van vaste bedragen (artikel 63 van de toepassingsverordening)

6.

De in artikel 64, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde inventaris dient aan het verbindingsorgaan van het debiteurland te worden voorgelegd vóór het einde van het jaar volgend op het referentiejaar, en de op deze inventaris gebaseerde vorderingen dienen bij datzelfde orgaan te worden ingediend zo snel mogelijk na de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de jaarlijkse vaste bedragen per persoon, en binnen de in artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening bepaalde termijn.

7.

Een crediteurorgaan dient indien enigszins mogelijk alle vorderingen voor een bepaald kalenderjaar tegelijkertijd in bij het debiteurorgaan.

8.

Een debiteurorgaan dat een vordering betreffende een vergoeding ontvangt die op vaste bedragen gebaseerd is, dient zorg te dragen voor betaling van de vordering zodra het daartoe in staat is, en in ieder geval binnen de in artikel 67, lid 5, van de toepassingsverordening aangegeven termijn.

9.

Een vordering die wordt ingediend na de in artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening aangegeven termijn, wordt niet in behandeling genomen.

10.

Een vordering betreffende een vergoeding op basis van vaste bedragen kan afgewezen en aan het crediteurorgaan geretourneerd worden wanneer de vordering bijvoorbeeld:

onvolledig en/of onjuist is ingevuld;

een tijdvak betreft dat niet gedekt wordt door inschrijving op basis van een geldig document waaraan rechten kunnen worden ontleend.

11.

Wanneer een debiteurorgaan twijfels uit over de juistheid van de gegevens waarop een vordering gebaseerd is, dient het crediteurorgaan na te gaan of de factuur correct was, en indien nodig de vordering in te trekken of te herzien.

C.   Voorschotten ingevolge artikel 68 van de toepassingsverordening

12.

Bij betaling van voorschotten uit hoofde van artikel 68 van de toepassingsverordening dient het te betalen bedrag apart vastgesteld te worden voor vorderingen op basis van werkelijke uitgaven (artikel 67, lid 1, van de toepassingsverordening) en voor vorderingen op basis van vaste bedragen (artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening).

D.   Samenwerking en uitwisseling van informatie

13.

De organen dienen zorg te dragen voor goede onderlinge samenwerking en de Europese regels toe te passen alsof het hun eigen nationale wetgeving betreft.

E.   Inwerkingtreding

14.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  Zie bladzijde 23 van dit Publicatieblad.

(4)  Arrest van 12 april 2005 in Zaak C-145/03, Erven Annette Keller tegen Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) en Instituto Nacional de Gestión Sanitaria (Ingesa), Jurispr. EHvJ [2005] blz. I-02529.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/54


BESLUIT Nr. S5

van 2 oktober 2009

betreffende de interpretatie van het begrip „verstrekkingen” zoals gedefinieerd in artikel 1, onder va), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, bij ziekte en moederschap, zoals bedoeld in de artikelen 17, 19, 20 en 22, artikel 24, lid 1, de artikelen 25 en 26, artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, de artikelen 28 en 34, en artikel 36, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de vaststelling van de ingevolge de artikelen 62, 63 en 64 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad te vergoeden bedragen

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/18

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de toepassing van de artikelen 17, 19, 20 en 22, artikel 24, lid 1, de artikelen 25 en 26, artikel 27, lid 1, 3, 4 en 5, de artikelen 28 en 34, en artikel 36, lid 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 dient aan het begrip „verstrekkingen bij ziekte en moederschap”, zoals gedefinieerd in artikel 1, onder va), van Verordening (EG) nr. 883/2004 een duidelijke en voor alle lidstaten bindende betekenis te worden toegekend.

(2)

Het begrip „verstrekkingen bij ziekte en moederschap” dient overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie verstrekkingen aan zorgbehoevende personen te omvatten.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

I.   Algemene bepalingen

1.

De prestaties bij ziekte en moederschap, die met het oog op de vaststelling van de in de artikelen 62, 63 en 64 van Verordening (EG) nr. 987/2009 (hierna „de toepassingsverordening”) bedoelde vergoedingen in aanmerking moeten worden genomen, zijn de prestaties die als zodanig worden aangemerkt op grond van de nationale wettelijke regeling die door het orgaan dat de verstrekkingen heeft verleend, wordt toegepast, voor zover deze verstrekkingen overeenkomstig de artikelen 17, 19, 20 en 22, artikel 24, lid 1, de artikelen 25 en 26, artikel 27, lid 1, 3, 4 en 5, de artikelen 28 en 34, en artikel 36, lid 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna „de basisverordening” genoemd) kunnen worden verkregen.

2.

Als verstrekkingen in de zin van de bovengenoemde artikelen van de basisverordening worden eveneens beschouwd:

a)

verstrekkingen van een zorgverzekering die voorzien in volledige of gedeeltelijk rechtstreekse vergoeding van bepaalde uitgaven die verband houden met de zorgbehoevendheid van de verzekerde en die rechtstreeks te zijnen gunste zijn gemaakt, zoals verzorging thuis of in gespecialiseerde inrichtingen, de aanschaf van voor de verzekerde noodzakelijke voorzieningen, of werkzaamheden voor noodzakelijke aanpassingen van de woonomgeving; verstrekkingen van deze aard zijn hoofdzakelijk bedoeld ter aanvulling van verstrekkingen van de ziekteverzekering, teneinde de gezondheidstoestand en de levenskwaliteit van zorgbehoevende personen te verbeteren;

b)

verstrekkingen niet uit hoofde van een zorgverzekering, maar met dezelfde kenmerken en doeleinden als de onder a) bedoelde verstrekkingen, voor zover zij beschouwd kunnen worden als verstrekkingen van de sociale zekerheid in de zin van de basisverordening en verkregen kunnen worden op dezelfde wijze als de onder a) bedoelde verstrekkingen, overeenkomstig de bepalingen van de bovengenoemde artikelen van de basisverordening.

De onder a) en b) bedoelde verstrekkingen dienen te worden opgenomen onder de in punt 1 bedoelde uitgaven.

3.

Als kosten van verstrekkingen in de zin van de bovengenoemde artikelen van de basisverordening worden niet beschouwd:

a)

uitgaven in verband met de administratie van de ziekteverzekering, bijvoorbeeld kosten die ontstaan bij het verwerken en uitbetalen van vergoedingen aan individuele verzekerden en tussen organen;

b)

uitgaven in verband met de toekenning van prestaties, zoals honoraria van artsen voor de afgifte van medische attesten die nodig zijn voor het beoordelen van de mate van invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van een aanvrager;

c)

uitgaven voor medisch-wetenschappelijk onderzoek, subsidies aan instellingen op het gebied van de preventieve gezondheidszorg, die verleend worden voor algemene maatregelen in het belang van de volksgezondheid, en uitgaven voor maatregelen van algemene aard die niet specifiek betrekking hebben op het verzekeringsrisico;

d)

eigen bijdragen van individuele personen.

II.   Bepalingen betreffende de berekening van de vaste bedragen zoals bedoeld in artikel 63 van de toepassingsverordening

4.

Bij de berekening van de maandelijkse en totale vaste bedragen overeenkomstig artikel 64 van de toepassingsverordening worden meegerekend:

a)

het bedrag van de verstrekkingen verleend in het kader van de nationale stelsels in de lidstaat van de woonplaats op basis van artikel 17, artikel 24, lid 1, en de artikelen 25 en 26 van de basisverordening;

b)

het bedrag van verstrekkingen in verband met geplande behandelingen buiten de lidstaat van de woonplaats, overeenkomstig artikel 20 en artikel 27, lid 3 en 5, van de basisverordening;

c)

de kosten van verstrekkingen die een verzekerde heeft ontvangen gedurende een tijdelijk verblijf buiten de staat van de woonplaats, voor zover de kosten van die verstrekkingen volgens de nationale wetgeving vergoed moeten worden, met uitzondering van de kosten bedoeld in punt II.5, onder a), van dit besluit.

5.

Bij de berekening van de maandelijkse en totale vaste bedragen overeenkomstig artikel 64 van de toepassingsverordening worden niet meegerekend:

a)

het bedrag van verstrekkingen verleend gedurende een tijdelijk verblijf buiten de staat van de woonplaats op basis van artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van de basisverordening;

b)

het bedrag van verstrekkingen die vergoed zijn overeenkomstig de basisverordening of op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten, met uitzondering van vergoedingen voor geplande behandelingen.

III.   Overige bepalingen

6.

Voor de berekening van de te vergoeden bedragen dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van de officiële statistieken en boekhoudkundige gegevens van de organen van de woon- of verblijfplaats, en bij voorkeur van gegevens in officiële publicaties. De bronnen van de gebruikte statistieken moeten worden vermeld.

7.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


24.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/56


BESLUIT Nr. H3

van 15 oktober 2009

betreffende de in aanmerking te nemen datum voor het bepalen van de omrekeningskoersen als bedoeld in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/19

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan zij verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Gelet op artikel 90 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende valutaomrekening,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een groot aantal bepalingen, waaronder artikel 5, onder a), artikel 21, lid 1, de artikelen 29, 34 en 52, artikel 62, lid 3, artikel 65, lid 6 en 7, artikel 68, lid 2, en artikel 84 van Verordening (EG) nr. 883/2004, en artikel 25, lid 4 en 5, artikel 26, lid 7, artikel 54, lid 2, en de artikelen 70, 72, 73, 78 en 80 van Verordening (EG) nr. 987/2009, betreffen situaties waar voor betaling, berekening of herberekening van uitkeringen of bijdragen, voor vergoeding of voor verrekenings- of terugvorderingsprocedures de wisselkoers moet worden bepaald.

(2)

Artikel 90 van Verordening (EG) nr. 987/2009 machtigt de Administratieve Commissie de datum te bepalen die in aanmerking moet worden genomen voor het bepalen van de toe te passen omrekeningskoersen bij de berekening van bepaalde uitkeringen en bijdragen.

Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

BESLUIT:

1.

Voor de doeleinden van dit besluit wordt onder omrekeningskoers verstaan de dagelijks door de Europese Centrale Bank gepubliceerde wisselkoersen.

2.

Voor zover niet anders bepaald in dit besluit geldt als omrekeningskoers de koers bekendgemaakt op de dag waarop het orgaan de desbetreffende verrichting uitvoert.

3.

Een orgaan van een lidstaat dat voor het vaststellen van rechten en voor een eerste berekening van een uitkering een bedrag moet omrekenen in de valuta van een andere lidstaat, dient:

a)

wanneer het orgaan, overeenkomstig de nationale wetgeving, rekening houdt met bedragen, zoals inkomsten uit arbeid of uitkeringen, gedurende een bepaalde periode vóór de datum waarvoor de uitkering wordt berekend, de op de laatste dag van die periode gepubliceerde omrekeningskoers te hanteren;

b)

wanneer het orgaan, overeenkomstig de nationale wetgeving, voor de berekening van de uitkering rekening houdt met één bedrag, de op de eerste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de bepaling moet worden toegepast gepubliceerde omrekeningskoers te hanteren.

4.

Punt 3 is mutatis mutandis van toepassing wanneer een orgaan van een lidstaat vanwege veranderingen van de feitelijke of juridische situatie van de betrokkene voor de herberekening van een uitkering, een bedrag in de valuta van een andere lidstaat moet omrekenen.

5.

Een orgaan dat een uitkering uitbetaalt die overeenkomstig de nationale wetgeving regelmatig geïndexeerd wordt, en waarbij de bedragen in een andere valuta van invloed zijn op de uitkering, dient bij de herberekening de omrekeningskoers van de eerste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de indexering moet plaatsvinden, te hanteren, tenzij de nationale wetgeving anders bepaalt.

6.

Voor de verrekenings- en terugvorderingsprocedures is de toepasselijke wisselkoers voor de omrekening van het in mindering te brengen of te betalen bedrag de omrekeningskoers van de dag waarop het verzoek voor de eerste maal werd ingediend.

7.

Voor de doeleinden van artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009 is, wanneer het door het orgaan van de woonplaats feitelijk uitbetaalde bedrag vergeleken wordt met het maximumbedrag van de vergoeding zoals bedoeld in de derde zin van artikel 65, lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 (het uitkeringsbedrag waarop de betrokkene recht zou hebben volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij of zij laatstelijk onder viel, indien hij als werkzoekende ingeschreven is bij de arbeidsbemiddelingsdiensten van die lidstaat), de datum waarmee rekening gehouden moet worden voor het bepalen van de omrekeningskoers de eerste dag van de kalendermaand waarin de te vergoeden periode afliep.

8.

Dit besluit wordt één jaar na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 herzien.

9.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Lena MALMBERG


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.