ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.047.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 47

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
25 februari 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Raad

2010/C 047/01

Advies van de Raad van 2 december 2009 over de aanvulling van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2008-2012

1

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2010/C 047/02

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende de mededeling van de Commissie over een actieplan voor de invoering van intelligente vervoerssystemen in Europa en het bijbehorende voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor raakvlakken met andere vervoerswijzen

6

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 047/03

Goedkeuring van steunmaatregelen van de staten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

16

2010/C 047/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5768 — Klöckner/Becker) ( 1 )

20

2010/C 047/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5771 — CSN/CIMPOR) ( 1 )

20

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2010/C 047/06

Wisselkoersen van de euro

21

2010/C 047/07

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

22

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2010/C 047/08

Geen staatssteun in de zin van artikel 61 van de EER-Overeenkomst

23

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2010/C 047/09

Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van polyethyleentereftalaat van oorsprong uit onder meer de Republiek Korea

24

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2010/C 047/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5554 — HAVI/KeyLux/STI Freight JV) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

27

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2010/C 047/11

Aankondiging betreffende een verzoek uit hoofde van artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad — Verzoek van een aanbestedende dienst

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Raad

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/1


ADVIES VAN DE RAAD

van 2 december 2009

over de aanvulling van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2008-2012

2010/C 47/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op (2 december 2009) heeft de Raad de aanvulling van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België van april 2009 onderzocht (hierna „de aanvulling” genoemd), dat de periode 2008-2012 (2) bestrijkt en dat de Belgische autoriteiten hebben ingediend in reactie op een verzoek dat de Raad heeft gedaan in zijn advies van 7 juli 2009 over het programma van april 2009. Het voorliggende advies is een aanvulling van dat van juli, waarbij rekening is gehouden met de in de aanvulling van het programma van april 2009 voorkomende informatie.

(2)

In het laatste kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009 heeft de ineenstorting van de wereldhandel samen met een dalend vertrouwen, welvaartseffecten en striktere kredietvoorwaarden tot een forse krimp van de economie geleid. In het tweede kwartaal was de krimp beperkter en gelet op het verbeterde internationale klimaat zal de kwartaalgroei in de tweede jaarhelft naar verwachting licht positief worden. Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie zal het jaarlijkse bbp in 2009 met ongeveer 3 % krimpen en in 2010 positief worden (0,6 %). In 2011 zal de groei naar verwachting tot 1,5 % stijgen en daarmee enigszins hoger liggen dan de potentiële groei, die is afgenomen doordat in de context van de crisis de investeringen zijn gedaald en de werkloosheid is gestegen. De neergang zal ook aanmerkelijk negatieve effecten sorteren op de overheidsfinanciën; volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie zal het overheidstekort stijgen van 1,2 % van het bbp in 2008 tot ongeveer 6 % van het bbp in 2009. Het tekort zal zich naar verwachting in 2010 en 2011 stabiliseren, rekening houdend met i) het feit dat de begrotingseffecten van de eind 2008 in reactie op het Europees economisch herstelplan aangenomen stimuleringsmaatregelen in 2010 nog steeds 0,5 % van het bbp bedragen, doordat het pakket structurele maatregelen omvat en ii) de door de diverse deelsectoren van de overheid in de context van hun begrotingen voor 2010 (0,75 % van het bbp) en 2011 (0,25 % van het bbp) genomen consolidatiemaatregelen. De ongunstige samenstelling van de economische groei in 2010 met een verdere sterke stijging van de werkloosheid, hogere rente-uitgaven en met de vergrijzing verband houdende uitgavenstijging (ook vanwege in de laatste jaren genomen maatregelen ter verhoging van de sociale uitkeringen, met inbegrip van pensioenen), zal echter naar verwachting de effecten van consolidatiemaatregelen op het nominale saldo volledig compenseren.

(3)

Volgens het macro-economische scenario dat aan de aanvulling ten grondslag ligt, zal het reële bbp, na in 2008 een expansie van 1,1 % te hebben vertoond, in 2009 met 3,1 % krimpen, alvorens zich in 2010 te herstellen tot een groeipercentage van 0,4 %. Daarna zal de bbp-groei naar verwachting in 2011 1,9 % en in 2012 2,4 % bedragen. In vergelijking met het geactualiseerde programma van april 2009 is de groei, met name in 2009, neerwaarts herzien. Afgaande op de thans beschikbare informatie (3) lijkt dit scenario grotendeels aannemelijk; voor de periode 2009-2010 zou het enigszins voorzichtig kunnen zijn, maar gezien de laatste schattingen inzake potentiële productie licht optimistisch voor de verdere jaren. Hoewel ook volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie wordt verwacht dat de output gap na de neergang geleidelijk aan wordt gedicht, lijkt de in de aanvulling voorspelde snelheid waarmee de gap zal worden gedicht, enigszins optimistisch. De samenstelling van de groei is grotendeels aannemelijk voor de hele periode waarop de aanvulling betrekking heeft. De in de aanvulling vermelde inflatieprognose kan als realistisch worden aangemerkt. Daartegenover staat dat de voorspelde loonstijging voor de hele periode aan de hoge kant lijkt omdat in een context van hoge werkloosheid de lagere groei van de arbeidskosten in het buitenland meer neerwaartse druk zou kunnen uitoefenen op de Belgische lonen. De in de aanvulling vermelde prognose voor de werkgelegenheidsgroei in 2011 kan ook licht optimistisch zijn.

(4)

In de aanvulling is sprake van een tekortdoelstelling voor 2009 van 5,9 % van het bbp (dit spoort met de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie voor 2009). De stijging van het tekort in 2009 ten opzichte van het tekort van 1,2 % van het bbp in 2008 is vooral te wijten aan het effect van de automatische stabilisatoren. Dit effect is veel groter dan hetgeen de toepassing van standaardelasticiteiten zou laten vermoeden, en omvat met name ook een sterke daling van de opbrengst van de vennootschapsbelasting. De in de begroting voor 2009 opgenomen expansieve maatregelen (0,5 % van het bbp) en de door de regionale en federale overheden aangenomen stimuleringspakketten (0,5 % van het bbp) zijn in het licht van de uit het hoge schuldniveau voortvloeiende beperkte bewegingsruimte relatief beperkt gehouden. Ten slotte weerspiegelt de budgettaire verslechtering ook negatieve eenmalige maatregelen van ongeveer 0,5 % van het bbp, vooral naar aanleiding van twee rechterlijke uitspraken (4). Vanwege deze eenmalige maatregelen en groter dan verwachte effecten van automatische stabilisatoren is de huidige tekortdoelstelling voor 2009 2,5 % van het bbp hoger dan die welke in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van april 2009 is vermeld, hoewel geen extra expansieve maatregelen zijn genomen. Afgaande op de in de aanvulling voorkomende informatie en de herberekening door de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode, zal het structurele tekort (dit is het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) naar verwachting stijgen van 2,3 % van het bbp in 2008 tot 4,7 % in 2009. Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie zal het structurele tekort in 2009 een enigszins kleinere stijging te zien geven (met 2 in plaats van 2,4 procentpunten), voornamelijk omdat in de aanvulling het effect van de rechterlijke uitspraken ten belope van 0,5 % van het bbp in 2009 niet als eenmalig werd beschouwd.

(5)

Het in de aanvulling vermelde hoofddoel van de budgettaire middellangetermijnstrategie is een geleidelijke terugkeer naar een sluitende begroting tegen 2015. In de aanvulling wordt de middellangetermijndoelstelling (MTD) niet expliciet vermeld en wordt er evenmin van uitgegaan dat de oorspronkelijke Belgische MTD (een overschot van 0,5 % van het bbp, conjunctuurgezuiverd en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) binnen de door de aanvulling bestreken periode zal worden gehaald. Verwacht wordt dat het nominale tekort zich in 2010 zal stabiliseren op ongeveer 6 % van het bbp dankzij corrigerende maatregelen ten belope van 0,5 % van het bbp, alvorens geleidelijk aan te verbeteren tot 4,4 % van het bbp tegen 2012 (dankzij consolidatiemaatregelen ten belope van 1 % in 2011 en 1,25 % in 2012). In de aanvulling wordt 2013 als streefjaar genoemd voor het terugbrengen van het tekort tot minder dan de referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar wordt voor dat jaar geen volledig uitgewerkt scenario gegeven (5). Volgens de aanvulling zal het volgens de algemeen aanvaarde methode herberekende structurele tekort zowel in 2010 als in 2011 met ongeveer 0,25 procentpunt oplopen en met 0,5 afnemen in 2012. Aangezien in de aanvulling het effect van de rechterlijke uitspraken ten belope van 0,5 % van het bbp in 2009 niet als eenmalig werd beschouwd, zou het structurele saldo in werkelijkheid in 2010 met 0,25 % van het bbp verslechteren (van – 4,2 % van het bbp in 2009 tot – 4,4 % van het bbp in 2010). De in de aanvulling in het vooruitzicht gestelde structurele aanpassingen zijn aanzienlijk kleiner dan de hierboven vermelde bedragen van de geplande maatregelen. Dit komt doordat het structurele saldo bij ongewijzigd beleid automatisch met gemiddeld 0,5 % van het bbp per jaar zou verslechteren als gevolg van de ongunstige samenstelling van de economische groei in 2010, hogere rente-uitgaven en een met de vergrijzing verband houdende uitgavenstijging (ook vanwege in de laatste jaren genomen maatregelen ter verhoging van de sociale uitkeringen, met inbegrip van pensioenen). Volgens de aanvulling is de geplande consolidatie-inspanning in gelijke mate gebaseerd op verhogingen van belastingontvangsten (met name van belastingen op inkomen en vermogen) en verlagingen van uitgaven (in het bijzonder van intermediair verbruik, beloning van werknemers en sociale overdrachten in natura). In de aanvulling wordt de overheidsschuld in 2008 op 89,6 % van het bbp geraamd, vergeleken met 84 % van het bbp in 2007, waarbij de stijging grotendeels voortvloeit uit een aanzienlijke stock-flow adjustment als gevolg van de reddingsoperaties van banken (6 % van het bbp). Volgens de aanvulling zal de schuldquote verder stijgen tot ongeveer 104 % in 2011, en zich in dat jaar grotendeels stabiliseren; dit is aanmerkelijk hoger dan in het geactualiseerde programma van april (vooral vanwege hogere tekorten). De najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie gaan uit van een vergelijkbare stijging van de schuldquote.

(6)

De begrotingsdoelstellingen zijn vooral vanaf 2011 aan enkele neerwaartse risico’s onderhevig. Ten eerste is het macro-economische klimaat onzeker en daarom kan niet worden uitgesloten dat de resultaten in 2011 en 2012 somberder uitvallen dan in de aanvulling wordt voorspeld. Ten tweede zijn de in de aanvulling vermelde consolidatiemaatregelen ter onderbouwing van de doelstellingen niet voldoende gespecificeerd. Voor 2010 blijkt op basis van de ontwerpbegrotingen 2010 van de verschillende deelsectoren van de overheid waarover na de indiening van de aanvulling overeenstemming is bereikt, dat het bedrag aan corrigerende maatregelen hoger is dan de 0,5 % van het bbp waarvan in de aanvulling wordt uitgegaan, aangezien de voldoende gespecificeerde maatregelen momenteel ongeveer 0,75 % van het bbp bedragen. Voor de latere jaren daarentegen is maar weinig informatie beschikbaar over de aard van de geplande maatregelen. Ten slotte heeft de regering de banksector aanzienlijke garanties geboden, die, voor zover ze worden aangesproken, in de toekomst de tekorten en de schuld nog kunnen opvoeren, hoewel de kosten van de overheidssteun aan de financiële sector in de toekomst zouden kunnen worden terugverdiend. Daartegenover staat dat niet kan worden uitgesloten dat de belastingontvangsten dynamischer kunnen uitvallen dan hetgeen standaardelasticiteiten laten vermoeden, net zoals de ontvangsten in 2009 forser zijn gedaald dan was voorspeld. Gelet op de risico's voor de begrotingsdoelstellingen is het niet uitgesloten dat ook de schuldquote zich minder gunstig ontwikkelt dan in de aanvulling wordt voorspeld.

(7)

Afgaande op de herberekende verandering van het structurele saldo van de aanvulling en gezien de bovenvermelde risico's, is het begrotingsbeleid in 2009 expansief, hetgeen in overeenstemming is met het Europees economisch herstelplan en in de rest van de programmaperiode grotendeels neutraal is. Gelet op de risico's die verbonden zijn, enerzijds, aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, waaronder het zeer hoge niveau van de overheidsschuld, die bovendien gedurende de programmaperiode niet in voldoende mate afneemt in de richting van de referentiewaarde, en, anderzijds, aan de aanzienlijke voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit de maatregelen tot stabilisatie van het financiële stelsel, zou het consolidatietraject vanaf 2011 aanzienlijk moeten worden versterkt.

(8)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, voldoet de aanvulling beter aan de vereisten van de gedragscode, hoewel de verplichte en facultatieve gegevens nog steeds enkele lacunes vertonen (6).

De algehele conclusie luidt dat het expansieve begrotingsbeleid in 2009 spoort met het Europees economisch herstelplan. In combinatie met de werking van de automatische stabilisatoren zullen discretionaire ondersteuningsmaatregelen het nominale tekort naar bijna 6 % van het bbp opstuwen. De bruto schuldquote van de overheid, die als gevolg van de maatregelen tot stabilisatie van het financiële stelsel in 2008 is gestegen, zal haar opwaartse trend voortzetten en in 2012 104 % bedragen. Dit volgt op een indrukwekkende daling, van 134 % in 1993 tot 84 % in 2007, dankzij sluitende begrotingen. Het in de aanvulling vermelde consolidatietraject is gericht op het geleidelijk terugbrengen van het nominale tekort tot 4,4 % van het bbp in 2012, waarna het verder zou afnemen tot 2,8 % van het bbp in 2013 en in 2015 een sluitende begroting zou worden bereikt. Het traject is over het geheel genomen vanaf 2011 onderhevig aan neerwaartse risico's, die voortvloeien uit het feit dat de onderliggende maatregelen niet voldoende gespecificeerd zijn en uit de soms optimistische macro-economische aannames. Mede gezien de schulddynamiek en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn moet de geplande consolidatie vanaf 2011 aanzienlijk worden geïntensiveerd om het tekort op afdoende wijze terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp.

Gelet op de bovenstaande beoordeling en naast de eerdere, in het advies van de Raad van 7 juli 2009 geformuleerde verzoeken om de kwaliteit en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren, wordt België ook verzocht in 2010 consolidatiemaatregelen te nemen ten belope van het in de ontwerpbegroting voor 2010 geplande bedrag en de aanpassingsinspanning vanaf 2011 aanzienlijk te intensiveren via gespecificeerde structurele maatregelen, om het tekort op afdoende wijze terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp.

Vergelijking van de voornaamste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Reëel bbp

(verandering in %)

SP sept 2009

2,8

1,1

–3,1

0,4

1,9

2,4

COM najaar 2009

2,9

1,0

–2,9

0,6

1,5

n.a.

SP apr 2009

2,8

1,1

–1,9

0,6

2,3

2,3

HICP-inflatie

(%)

SP sept 2009

1,8

4,5

0,0

1,5

1,6

1,6

COM najaar 2009

1,8

4,5

0,0

1,3

1,5

n.a.

SP apr 2009

1,8

4,5

0,7

1,8

1,8

1,7

Output gap (7)

(% van het potentiële bbp)

SP sept 2009

2,6

2,0

–2,3

–2,9

–2,3

–1,5

COM najaar 2009

2,4

1,7

–2,3

–2,8

–2,4

n.a.

SP apr 2009

2,3

1,5

–1,9

–2,7

–1,9

–1,2

Netto financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

SP sept 2009

2,1

–1,6

–1,9

–2,1

–2,3

n.b.

COM najaar 2009

3,5

–0,2

0,1

0,4

0,3

n.a.

SP apr 2009

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

Overheidsontvangsten

(% van het bbp)

SP sept 2009

n.b.

48,7

47,9

48,1

48,5

49,2

COM najaar 2009

48,2

48,8

47,7

48,0

48,2

n.a.

SP apr 2009

48,1

48,6

48,2

n.b.

n.b.

n.b.

Overheidsuitgaven

(% van het bbp)

SP sept 2009

n.b.

49,9

53,8

54,1

53,9

53,6

COM najaar 2009

48,4

50,0

53,6

53,8

54,0

n.a.

SP apr 2009

48,3

49,8

51,6

n.b.

n.b.

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

SP sept 2009

n.b.

–1,2

–5,9

–6,0

–5,5

–4,4

COM najaar 2009

–0,2

–1,2

–5,9

–5,8

–5,8

n.a.

SP apr 2009

–0,2

–1,2

–3,4

–4,0

–3,4

–2,6

Primair saldo

(% van het bbp)

SP sept 2009

n.b.

2,5

–2

–1,9

–1,2

–0,1

COM najaar 2009

3,6

2,6

–2,0

–1,8

–1,7

n.a.

SP apr 2009

3,6

2,5

0,4

–0,1

0,6

1,5

Conjunctuurgezuiverd saldo (8)

(% van het bbp)

SP sept 2009

–1,6

–2,3

–4,7

–4,4

–4,2

–3,6

COM najaar 2009

–1,5

–2,1

–4,6

–4,3

–4,5

n.a.

SP apr 2009

–1,5

–2,0

–2,4

–2,6

–2,4

–1,9

Structureel saldo (9)

(% van het bbp)

SP sept 2009

–1,5

–2,3

–4,7

–4,4

–4,2

–3,6

COM najaar 2009

–1,4

–2,2

–4,2

–4,4

–4,5

n.a.

SP apr 2009

–1,3

–2

–2,4

–2,6

–2,4

–1,9

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

SP sept 2009

n.b.

89,7

97,5

101,9

103,9

104,3

COM najaar 2009

84,2

89,8

97,2

101,2

104,0

n.a.

SP apr 2009

84,0

89,6

93,0

95,0

94,9

93,9

Aanvulling van september 2009 van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van april 2009 (SP); najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. De documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van april 2009 bestreek de periode 2008-2013.

(3)  In de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie.

(4)  Ten eerste heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat vennootschapsbelasting moest worden terugbetaald omdat de Belgische regeling inzake aftrek van ontvangen dividenden niet verenigbaar was met Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten. Ten tweede heeft het Belgisch Grondwettelijk Hof geoordeeld dat onverschuldigd betaalde personenbelastingen aan samenwonende en gehuwde werklozen moeten worden terugbetaald, zodat een gelijke behandeling wordt gewaarborgd.

(5)  In het programma worden de nominale cijfers voor 2013-2015 verstrekt (2,8 % van het bbp in 2013, 1,3 % van het bbp in 2014 en 0 % van het bbp in 2015), maar er wordt geen melding gemaakt van een verdere uitsplitsing of een macro-economisch scenario om deze doelstellingen te onderbouwen.

(6)  Met name de tabel over conjunctuurontwikkelingen ontbreekt.

(7)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de aanvulling voorkomende informatie.

(8)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 1,9 %, 1,7 %, 1,1 %, 1,0 % en 1,2 % in de periode 2007-2011.

(9)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. Volgens de aanvulling bedragen de eenmalige en tijdelijke maatregelen 0 over de hele periode. Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie gaat van de eenmalige maatregelen zowel in 2008 als in 2010 een tekortverlagend effect (0,1 % van het bbp) en in 2009 een tekortverhogend effect uit (0,5 % van het bbp).

Bronnen:

Aanvulling van september 2009 van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van april 2009 (SP); najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/6


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende de mededeling van de Commissie over een actieplan voor de invoering van intelligente vervoerssystemen in Europa en het bijbehorende voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor raakvlakken met andere vervoerswijzen

2010/C 47/02

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name op artikel 41,

Gezien het verzoek van de Europese Commissie om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001, dat op 11 februari 2009 is ontvangen,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 16 december 2008 een mededeling aangenomen waarbij een actieplan voor de invoering van intelligente vervoerssystemen in Europa wordt vastgesteld („de mededeling”) (1). Bij de mededeling hoort een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen („het voorstel”) (2). De mededeling en het bijbehorende voorstel zijn door de Commissie aan de EDPS toegezonden voor advies, overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 (3).

2.

Het verheugt de EDPS dat hij wordt geraadpleegd en hij beveelt aan daarvan melding te maken in de overwegingen bij het voorstel, net zoals in een aantal andere wetgevingsteksten waarover de EDPS is geraadpleegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

I.1.   De mededeling van de Commissie over een actieplan voor de invoering van intelligente vervoerssystemen in Europa

3.

„Intelligente vervoerssystemen” („ITS”) zijn geavanceerde toepassingen die gebruik maken van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), welke in verschillende vervoerswijzen zijn ingebouwd voor de interacties daartussen. Op het gebied van wegvervoer zullen ITS innoverende diensten met betrekking tot vervoerswijzen en verkeersbeheer bieden aan verschillende gebruikers, zoals reizigers, gebruikers en beheerders van weginfrastructuur, beheerders van wagenparken en noodhulpdiensten.

4.

Aangezien ITS op steeds grotere schaal in verscheidene vervoerswijzen worden toegepast (4) in de Europese Unie, heeft de Commissie een actieplan aangenomen om de invoering en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten op het gebied van wegvervoer te versnellen. Het plan strekt er ook toe de interactie daarvan met andere vervoerswijzen te waarborgen, hetgeen de levering van multimodale diensten zal vergemakkelijken. Een coherente invoering van ITS in Europa zal verscheidene communautaire doelen dienen, waaronder efficiënter, duurzamer en veiliger vervoer, en tevens de interne markt en het concurrentievermogen van de EU bevorderen. Gezien de verscheidenheid van de doelstellingen die voor de invoering van ITS worden nagestreefd, worden in de mededeling zes prioritaire gebieden voor actie naar voren geschoven voor de periode 2009-2014. De Commissie stelt voor om ter uitvoering van het plan een wetgevingskader op EU-niveau vast te stellen door middel van een richtlijn, waarin een aantal maatregelen op geselecteerde prioritaire gebieden zal worden vastgesteld.

I.2.   Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen

5.

In het voorstel wordt een kader voor de transnationale invoering van ITS-toepassingen vastgesteld waarmee wordt beoogd de levering van geharmoniseerde grensoverschrijdende diensten te vergemakkelijken, met name voor verkeers- en reisinformatie en verkeersbeheer. De lidstaten moeten verscheidene technische maatregelen nemen om de uitwisseling van gegevens tussen gebruikers, overheden, belanghebbenden en aanbieders van ITS-diensten te vergemakkelijken en ITS-systemen op veiligheidsgebied in voertuigen en weginfrastructuur te integreren. De technische specificaties voor ITS-toepassingen en -systemen op vier van de in het actieplan opgenomen prioritaire gebieden (5) zullen worden vastgesteld via een comitéprocedure (6), waarvan de essentiële elementen in bijlage II zijn gespecificeerd. De specifieke doeleinden waarvoor ITS op deze gebieden zullen worden gebruikt, zijn evenwel niet duidelijk. Voorts kan de invoering van ITS worden uitgebreid tot veel meer gebieden dan de vier die oorspronkelijk zijn geselecteerd voor de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties. Hoewel het voorstel voornamelijk betrekking heeft op de invoering van toekomstige ITS-toepassingen en -diensten, moet het, waar zulks mogelijk is, ook betrekking hebben op de bestaande of in ontwikkeling zijnde technologieën op dat gebied (zoals eCall en eToll).

6.

Het voorstel is aan het Europees Parlement toegezonden, dat zijn standpunt in eerste lezing (7) heeft vastgesteld op 23 april 2009. Naar aanleiding van een verzoek van de Raad d.d. 29 januari 2009 om raadpleging heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 13 mei 2009 advies uitgebracht over het voorstel (8).

I.3.   Insteek van het advies

7.

De EDPS is ingenomen met de raadpleging over het door de Commissie voorgestelde plan voor de invoering van ITS. Dit is niet de eerste keer dat de EDPS de in het ITS-actieplan vervatte punten behandelt. De EDPS heeft ook al een advies uitgebracht over het Commissievoorstel ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid (9) en een bijdrage geleverd aan de werkzaamheden van de Groep gegevensbescherming artikel 29 betreffende een werkdocument over eCall (10).

8.

Intelligente vervoerssystemen zijn gebaseerd op het verzamelen, verwerken en uitwisselen van zeer diverse gegevens, zowel uit publieke als particuliere bronnen; en zijn dan ook data-intensief. De invoering van ITS zal in ruime mate berusten op geolokalisatietechnologieën, zoals technologieën voor plaatsbepaling via satelliet, en contactloze technologieën, zoals RFID, die de levering van diverse openbare en/of commerciële locatiegebaseerde diensten (bijv. real-time verkeersinformatie, eFreight, eCall, eToll, reserveren van parkeerplaatsen) zullen vergemakkelijken. Sommige van de gegevens die door middel van ITS zullen worden verwerkt, zijn gebundeld — zoals gegevens betreffende het verkeer, ongevallen en opportuniteiten — en hebben geen betrekking op individuele personen, terwijl andere gegevens verband houden met geïdentificeerde of identificeerbare personen en derhalve worden aangemerkt als persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG.

9.

De EDPS acht het van essentieel belang dat de geplande acties voor de invoering van ITS sporen met het in het voorstel genoemde bestaande wetgevingskader, met name Richtlijn 95/46/EG betreffende gegevensbescherming (11) en Richtlijn 2002/58/EG betreffende e-privacy (12).

10.

Onopgeloste kwesties met betrekking tot privacy en gegevensbescherming zijn door de Commissie aangemerkt als één van de voornaamste belemmeringen voor het stimuleren van ITS. Deze kwesties zullen in dit advies als volgt worden behandeld:

In hoofdstuk II wordt het door de Commissie voorgestelde wetgevingskader voor de invoering van ITS geanalyseerd vanuit het oogpunt van gegevensbescherming,

In hoofdstuk III worden de bedenkingen met betrekking tot gegevensbescherming belicht die verder moeten worden aangepakt met het oog op de correcte invoering van ITS:

in een eerste punt wordt de behoefte aan „ingebouwde privacy” bij de ontwikkeling van ITS benadrukt en worden de belangrijke vraagstukken die bij het ontwerp van ITS-toepassingen en gegevensverwerkings-systemen moeten worden aangepakt, verder geschetst,

in het tweede punt gaat de aandacht naar enkele van de privacy-overwegingen die verder moeten worden aangepakt met het oog op de levering van ITS-diensten.

II.   ANALYSE VAN HET VOOR DE INVOERING VAN ITS VOORGESTELDE WETGEVINGSKADER

11.

Het Commissievoorstel voor een richtlijn bevat twee bepalingen (overweging 9 en artikel 6) met betrekking tot privacy, beveiliging en hergebruik van informatie. In artikel 6, lid 1, wordt vereist dat de werking van ITS wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming die onder meer in Richtlijn 95/46/EG en Richtlijn 2002/58/EG zijn vervat. Artikel 6, lid 2, heeft betrekking op concrete gegevensbeschermingsmaatregelen, voornamelijk vanuit het oogpunt van beveiliging: „(…) de lidstaten moeten erop toezien dat ITS-gegevens en verslaglegging worden beschermd tegen misbruik, met inbegrip van onrechtmatige toegang, wijziging of verlies”. Ten slotte is in artikel 6, lid 3, bepaald dat „Richtlijn 2003/98/EG van toepassing is”.

12.

Het Europees Parlement heeft in eerste lezing amendementen op artikel 6 voorgesteld. Met name worden na artikel 6, lid 1, drie nieuwe leden toegevoegd die betrekking hebben op het gebruik van anonieme gegevens, waar dit mogelijk is, het feit dat gevoelige gegevens alleen mogen worden verwerkt wanneer de persoon waarop zij betrekking hebben daartoe op basis van goede informatie toestemming heeft verleend, en het feit dat moet worden gewaarborgd dat persoonsgegevens alleen worden verwerkt „indien verwerking noodzakelijk is voor de ITS-toepassing en/of -dienst”. Voorts wordt artikel 6, lid 2, gewijzigd door de toevoeging dat ITS-gegevens en verslaglegging „niet mogen worden gebruikt voor andere doelen dan in deze richtlijn worden genoemd”.

13.

Het verheugt de EDPS dat gegevensbescherming in aanmerking is genomen bij het opstellen van het voorstel en naar voren wordt geschoven als algemene voorwaarde voor de correcte toepassing van ITS in Europa. De EDPS erkent dat de gegevensbeschermingsprocessen op EU-niveau op coherente wijze moeten worden geharmoniseerd om de werkbaarheid van ITS-toepassingen en -diensten in geheel Europa te waarborgen.

14.

De EDPS wijst er evenwel op dat het voorgestelde wetgevingskader te breed en te algemeen is om de problemen inzake privacy en gegevensbescherming waartoe de invoering van ITS in de lidstaten aanleiding geeft, adequaat te kunnen aanpakken. Het is niet duidelijk wanneer de levering van ITS-diensten tot het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens zal leiden, wat de specifieke doeleinden zijn waarvoor een verwerking van gegevens plaatsvindt, noch wat de rechtsgrond ter verantwoording van die verwerking is. Voorts brengt het gebruik van locatietechnologieën voor de invoering van ITS het risico mee dat diensten worden ontwikkeld die de privacy aantasten, indien zij het verzamelen en uitwisselen van persoonsgegevens behelzen. Bovendien komt in het voorstel niet duidelijk tot uiting wat de rol en de verantwoordelijkheden zijn van de verschillende operatoren in de ITS-toepassingsketen, en het is dus moeilijk om te weten welke operatoren verantwoordelijk zullen zijn voor de verwerking en dus ook (13) voor het nakomen van de verplichtingen inzake gegevensbescherming. Indien al deze punten niet worden verduidelijkt in de wetgeving, zullen de ITS-operatoren met grote problemen te kampen krijgen, aangezien zij uiteindelijk degenen zijn die de in de voorgestelde richtlijn vervatte maatregelen moeten toepassen.

15.

Derhalve bestaat het risico dat het gebrek aan duidelijkheid van het voorgestelde wetgevingskader verschil in toepassing van ITS in Europa zal meebrengen en in plaats van de verschillen tussen de lidstaten te verkleinen, tot grote onzekerheid, versnippering en inconsistenties zal leiden vanwege de verschillende niveaus van gegevensbescherming in Europa. Dit kan er ook toe leiden dat essentiële waarborgen inzake gegevensbescherming niet worden nageleefd. De EDPS benadrukt dat er in dit verband verdere harmonisatie nodig is op EU-niveau. De EDPS zal hierbij wijzigingen aan het voorgestelde wetgevingskader voorstellen vanuit het oogpunt van gegevensbescherming. Hij beveelt sterk aan dat het Parlement en de Raad de voorgestelde wijzigingen alsook, waar dat haalbaar is, aanvullende bepalingen ter verduidelijking van nog te behandelen punten (zoals de omschrijving en de verantwoordelijkheden van ITS-actoren, de ontwikkeling van geharmoniseerde overeenkomsten voor het leveren van ITS-diensten, enz.) in het voorstel opnemen. Voorts benadrukt hij dat de lidstaten ook verantwoordelijkheid zullen dragen voor de correcte uitvoering van de richtlijn, zodat de operatoren systemen en diensten kunnen ontwikkelen die een passend niveau van gegevensbescherming in geheel Europa bieden.

II.1.   Activiteiten in verband met gegevensverwerking moeten op een passende rechtsgrondslag berusten

16.

Het is niet duidelijk wanneer de verwerking van persoonsgegevens van start zal gaan als de ITS-apparatuur eenmaal in een voertuig is ingebouwd, en op welke rechtsgrondslag de verwerking zal plaatsvinden. De operatoren kunnen zich voor de gegevensverwerking op verschillende rechtsgrondslagen baseren, onder meer de ondubbelzinnige toestemming van de gebruikers, een overeenkomst of een juridische verplichting die de verantwoordelijke voor de verwerking moet nakomen. De rechtsgrondslag waarop de verwerking van gegevens via ITS plaatsvindt, moet worden geharmoniseerd om te waarborgen dat de systemen in geheel Europa werken en dat de gebruikers geen nadeel ondervinden van verschillen in de manier waarop de verwerking per lidstaat gebeurt.

17.

In een aantal gevallen zullen ITS-systemen standaard in voertuigen worden ingebouwd. Dat is met name het geval voor veiligheids- en beveiligingsgerelateerde ITS-systemen, die overeenkomstig het voorstel in voertuigen moeten worden ingebouwd. In het voorstel wordt echter niet gedefinieerd wat „veiligheids- en beveiligingsgerelateerde ITS-systemen” zijn, en daarom moet verder worden verduidelijkt welke specifieke ITS-toepassingen en -systemen in voertuigen moeten worden ingebouwd. Voorts moet duidelijk worden gemaakt of de gebruikers het apparaat op vrijwillige dan wel verplichte basis zullen activeren en gebruiken. De keuze voor verplichte verwerking mag alleen voor specifieke doeleinden worden gemaakt om dwingende redenen (bv. het volgen van goederen ten behoeve van vrachtbeheer) en met passende garanties voor de verwerking van gegevens betreffende personen. Indien op vrijwillige basis gebruik wordt gemaakt van ITS, moet in passende garanties worden voorzien om te voorkomen dat de gebruikers louter vanwege de aanwezigheid van het systeem in hun voertuig worden geacht impliciet te hebben ingestemd met het gebruik ervan.

18.

De EDPS steunt de keuze om ITS-diensten op vrijwillige basis aan te bieden. Dat betekent dat de gebruikers vrijelijk moeten kunnen instemmen met het gebruik van het systeem en met de specifieke doeleinden waarvoor het zal worden gebruikt. Wanneer de aangeboden dienst op locatiegegevens gebaseerd is, moet passende informatie worden verstrekt aan de gebruiker (met name overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/58/EG), die de mogelijkheid moet hebben zijn toestemming in te trekken. Praktisch gezien moet daartoe in een gemakkelijke manier worden voorzien om het apparaat en/of de functie uit te schakelen, zonder technische beperkingen of financiële consequenties voor de gebruiker (14), wanneer deze niet langer akkoord gaat met het gebruik van het systeem en/of een bepaalde functie. Er moeten verdere garanties worden gehanteerd, zodat gebruikers niet worden gediscrimineerd wanneer zij weigeren een dienst te gebruiken.

19.

In gevallen waarin sommige verwerkingsactiviteiten verplicht zijn en andere afhankelijk zijn van de toestemming van de gebruiker, moet met betrekking tot de verschillende gegevensverwerkingsverrichtingen transparantie worden gewaarborgd, door de gebruikers passende informatie te verstrekken over het al dan niet verplichte karakter van iedere specifieke verwerking en de draagwijdte van die verwerking. Voorts zal het van cruciaal belang zijn passende beveiligingswaarborgen te hanteren, zodat geen andere gegevens worden verzameld dan wettelijk is bepaald en/of op vrijwillige basis overeengekomen.

20.

Gezien het transnationale effect van ITS-diensten beveelt de EDPS voorts aan pan-Europese standaardovereenkomsten op te stellen om te waarborgen dat via ITS verrichte diensten in geheel Europa dezelfde garanties inzake gegevensbescherming bieden, en met name dat de informatie die aan de gebruikers wordt verstrekt, voldoende duidelijk is over de specifieke functies die worden gebruikt, de gevolgen van het gebruik van specifieke technologieën voor de bescherming van hun gegevens, en de manier waarop zij hun rechten kunnen uitoefenen. Als er nieuwe functies worden toegevoegd, moeten de dienstenaanbieders verdere stappen ondernemen om de gebruikers duidelijke en specifieke informatie te verstrekken over deze extra functies en om hun toestemming te verkrijgen voor het gebruik daarvan.

II.2.   De doeleinden van en voorwaarden voor de gegevensverwerking moeten verder worden omschreven

21.

De EDPS neemt er nota van dat de specifieke diensten en doeleinden waarvoor ITS-toepassingen kunnen worden gebruikt, in het voorstel niet exact worden omschreven en dus open worden gelaten. Dat laat in de praktijk flexibiliteit toe, maar het betekent ook dat onopgeloste kwesties met betrekking tot privacy en gegevensbescherming — die door de Commissie als één van de voornaamste belemmeringen voor het stimuleren van ITS zijn aangemerkt (zie punt 10) — onopgelost kunnen blijven en een evenwichtige uitvoering van de voorgestelde maatregelen in de weg kunnen staan.

22.

De EDPS benadrukt dat het bijzonder belangrijk is dat de verwerkingsverrichtingen voor het leveren van specifieke ITS-diensten niet alleen op een passende rechtsgrondslag, maar ook voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden plaatsvinden, en dat de beoogde verwerking in verhouding staat tot en noodzakelijk is voor die doeleinden (artikel 6 van Richtlijn 95/46/EG). Daarom moet rekening worden gehouden met de eventuele noodzaak van verdere wetgeving op EU-niveau met betrekking tot specifieke gebruikswijzen van ITS teneinde in een geharmoniseerde en passende rechtsgrondslag voor de te ondernemen verwerkingsactiviteiten te voorzien en verschillen tussen de lidstaten bij de toepassing van ITS-diensten te vermijden.

23.

In het voorgestelde kader zijn de voorwaarden voor de verwerking en uitwisseling van gegevens met het oog op het gebruik van ITS nog niet vastgelegd. Vele technische parameters, waarvan de keuze verschillende gevolgen zal hebben wat de privacy en de gegevensbescherming betreft, zullen pas in een later stadium worden bepaald door middel van een comitologie-procedure. Rekening houdend met de bijzondere bescherming die privacy en gegevensbescherming krijgen als fundamentele rechten die in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden beschermd, kan de vraag worden gesteld of en in hoeverre over de omschrijving van de gegevensverwerkingsverrichtingen moet worden beslist via een comitologie-procedure.

24.

In een democratische samenleving moeten besluiten over essentiële beginselen en voorwaarden die gevolgen hebben voor de grondrechten, worden genomen in het kader van een volwaardige wetgevingsprocedure, met passende checks and balances. In dit geval betekent dit dat besluiten die grote gevolgen hebben voor de privacy en de bescherming van persoonsgegevens, zoals doeleinden en voorwaarden met betrekking tot verplichte gegevensverwerkingsactiviteiten en de voorwaarden voor de invoering van ITS op nieuwe gebieden, door het Europees Parlement en de Raad moeten worden genomen en niet door een comité.

25.

Vanuit dit oogpunt beveelt de EDPS sterk aan dat de Groep gegevensbescherming artikel 29 en de EDPS, waar van toepassing, worden betrokken bij de werkzaamheden van het comité dat op grond van artikel 8 van het voorstel wordt opgericht en bij toekomstige acties met betrekking tot de invoering van ITS, en wel door raadpleging in een voldoende vroeg stadium vóór de ontwikkeling van de desbetreffende maatregelen.

26.

Voorts neemt de EDPS nota van de amendementen die het Europees Parlement met betrekking tot artikel 6 van het voorstel heeft aangenomen. De EDPS merkt ten eerste op dat het amendement betreffende het aanmoedigen van het gebruik van anonieme gegevens, waar dit mogelijk is, in principe zeer welkom is, maar dat het niet aan alle bedenkingen qua gegevensbescherming tegemoet komt, aangezien vele gegevens die via ITS worden verzameld en uitgewisseld als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt. Om persoonsgegevens op anonieme basis te kunnen verwerken, mag niemand in welk stadium van de verwerking dan ook — rekening houdend met alle middelen die redelijkerwijs kunnen worden gebruikt door de verantwoordelijke voor de verwerking of door eender welke andere persoon — de mogelijkheid hebben om de gegevens te verbinden met gegevens betreffende een geïdentificeerde persoon, anders vormen die gegevens persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG (15). Voorts beveelt de EDPS op basis van de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen aan dat artikel 6 van het voorstel wordt gewijzigd als volgt:

De noodzaak om persoonsgegevens via ITS te verwerken moet worden beoordeeld met inachtneming van de gerechtvaardigde en specifieke doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt (overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 95/46/EG). De prestatie van de ITS-toepassing (16) zelf kan geen gerechtvaardigd doel zijn voor de gegevensverwerking, aangezien de toepassing slechts een middel is tot het verzamelen en uitwisselen van gegevens waarvan het gebruik noodzakelijkerwijs op specifieke doeleinden moet zijn gericht.

Het amendement (17) betreffende het verbod op het gebruik van ITS-gegevens en verslaglegging „voor andere doelen dan in deze richtlijn worden genoemd” biedt niet voldoende garanties, met name aangezien de specifieke doeleinden en diensten waarvoor ITS zullen worden gebruikt, niet duidelijk en integraal in de richtlijn zijn opgenomen. Aangezien via ITS verscheidene gegevensverwerkingsactiviteiten zullen worden verricht voor zeer uiteenlopende doeleinden, moet ervoor worden gezorgd dat de gegevens die tijdens de verwerking worden verzameld voor een welbepaald doel, niet worden gebruikt voor andere doelen die daarmee niet verenigbaar zijn, zoals bepaald in artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 95/46/EG. De EDPS beveelt derhalve aan artikel 6, lid 2, verder te wijzigen om ervoor te zorgen dat ITS-gegevens en verslaglegging niet worden gebruikt „voor andere doeleinden dan degene waarvoor zij zijn verzameld en op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden”.

III.   GEGEVENSBESCHERMING IN INTELLIGENTE VERVOERSSYSTEMEN

27.

Het is bijzonder essentieel dat de rol van de verschillende bij ITS betrokken actoren wordt verduidelijkt teneinde vast te stellen wie verantwoordelijk zal zijn voor de goede werking van de systemen vanuit het oogpunt van gegevensbescherming. Daarom moet verder worden verduidelijkt wie verantwoordelijk moet zijn voor de implementatie van de toepassingen en systemen waarvan het ontwerp via een comitologie-procedure zal worden gespecificeerd, en wie in de keten van actoren verantwoordelijk zal zijn voor de overeenstemming van de gegevensverwerking met de wetgeving inzake gegevensbescherming (d.w.z. de verantwoordelijken voor de verwerking). De EDPS zal hieronder enkele van de bedenkingen inzake privacy en gegevensbescherming onderstrepen die in een comitologie-procedure en door de verantwoordelijken voor de verwerking moeten worden aangepakt bij het ontwerpen van de toepassingen en de systeemarchitectuur. Voorts zal hij een aantal kwesties inzake gegevensbescherming schetsen die door de wetgever en de verantwoordelijken voor de verwerking moeten worden aangepakt met betrekking tot de levering van ITS-diensten.

III.1.   „Ingebouwde privacy”

28.

De correcte toepassing van de beginselen inzake gegevensbescherming die in Richtlijn 95/46/EG zijn vervat, is een absolute voorwaarde voor het welslagen van de invoering van ITS in de Gemeenschap. Deze beginselen hebben gevolgen voor het ontwerp van de systeemarchitectuur en de toepassingen. De EDPS beveelt aan om in een vroeg stadium van het ontwerp van ITS een „ingebouwde privacy”-aanpak te hanteren, teneinde de architectuur, de werking en het beheer van de toepassingen en systemen vast te stellen. Deze aanpak wordt met name benadrukt in Richtlijn 1999/5/EG (18) met betrekking tot het ontwerp van radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur.

29.

De ITS-toepassingen en -systemen zullen in verscheidene stadia en door verschillende actoren worden ontworpen, die allemaal rekening moeten houden met privacy en gegevensbescherming. De Commissie en het ITS-comité zullen een specifieke eerste verantwoordelijkheid dragen bij de vaststelling, via de comitologie-procedure, van maatregelen, standaardiseringsinitiatieven, procedures en beste praktijken die „ingebouwde privacy” moeten bevorderen.

30.

„Ingebouwde privacy” moet in alle stadia en vormen van de processen worden aangemoedigd:

op organisatorisch niveau moet met privacy rekening worden gehouden bij de vaststelling van de nodige procedures voor de uitwisseling van gegevens tussen alle betrokken contactpunten — dit kan rechtstreekse gevolgen hebben voor het type uitwisseling en voor de soort gegevens die worden uitgewisseld;

er moeten privacy- en beveiligingseisen worden opgenomen in normen, beste praktijken, technische specificaties en systemen;

op technisch gebied beveelt de EDPS de ontwikkeling aan — bijvoorbeeld via een comitologie-procedure — van beste beschikbare technieken (19) (BAT) voor privacy, gegevensbescherming en beveiliging in specifieke sectoren en/of voor specifieke doeleinden, waarin de verschillende veiligheidsparameters die tijdens de gehele levensduur van het systeem moeten worden gehanteerd, zouden worden vastgesteld om overeenstemming met het regelgevingskader van de EU te waarborgen.

31.

De EDPS zet hieronder een aantal kwesties uiteen die specifiek moeten worden aangepakt bij het ontwerp van de toepassingen en de architectuur van de systemen. Deze hebben betrekking op de verzamelde gegevens, de interoperabiliteit van systemen, en de beveiliging van de gegevens.

III.1.a)   Beperking van het aantal gegevens en anonimiteit

32.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 95/46/EG mogen alleen persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt die nodig en relevant zijn voor specifieke doeleinden.

33.

De EDPS benadrukt dat een goede indeling van de via ITS te verwerken informatie en gegevens moet worden gemaakt voordat de toepassingen en systemen worden ontworpen, zodat het massaal en inadequaat verzamelen van persoonsgegevens wordt vermeden. In dat opzicht moet rekening worden gehouden met:

de bron van de gegevens (publieke bron, aanbieder van telecommunicatie, ITS-dienstenaanbieder, andere operatoren, voertuig, gebruiker van een voertuig of andere betrokkenen);

de aard van de gegevens (bv. gebundelde informatie, anonieme gegevens, persoonsgegevens, gevoelige gegevens);

het beoogde doel voor het gebruik van de gegevens, en

met betrekking tot coöperatieve systemen moet worden verduidelijkt welke gegevens van/naar het voertuig gaan, worden uitgewisseld met een ander voertuig en/of een andere infrastructuur, en tussen infrastructuren, en voor welke doeleinden.

34.

De afzonderlijke functies moeten zorgvuldig aan de beoogde doelen worden getoetst teneinde de noodzaak van het verzamelen van persoonsgegevens te beoordelen. De EDPS benadrukt het belang van een goed evenwicht tussen de grondrechten van degenen op wie de gegevens betrekking hebben en de belangen van de verschillende betrokken actoren, hetgeen veronderstelt dat zo weinig mogelijk persoonsgegevens worden verwerkt. De architectuur van de toepassingen en de systemen moet zoveel mogelijk zodanig worden ontworpen dat alleen de persoonsgegevens die strikt noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de vooropgestelde doelen worden verzameld.

35.

Indien persoonsgegevens niet of alleen in een beginstadium van de verwerking noodzakelijk zijn, mogen zij niet worden verzameld of moeten zij zo spoedig mogelijk anoniem worden gemaakt. Het is aldus bijzonder belangrijk niet alleen de noodzaak van het verzamelen van gegevens te beoordelen, maar tevens van het bewaren van die gegevens in de verschillende systemen. Er moeten voor alle verschillende actoren in de dienstenketen specifieke termijnen voor de bewaring van persoonsgegevens worden vastgesteld, die moeten worden gedifferentieerd naar gelang van de soort gegevens en het doel waarvoor deze zijn verzameld (20). Bijgevolg moeten persoonsgegevens die niet langer behoeven te worden bewaard voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of verder verwerkt, anoniem worden gemaakt, d.w.z. dat zij niet langer betrekking mogen hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare persoon.

36.

De systeemarchitectuur en de procedures voor gegevensuitwisseling moeten zodanig worden ontworpen dat zij de verwerking van zo weinig mogelijk persoonsgegevens ondersteunen. In dat opzicht moet rekening worden gehouden met alle stadia van de verwerking en alle actoren in de keten van de levering van ITS-diensten. Terwijl sommige gegevens op anonieme basis kunnen worden uitgewisseld en verwerkt, kunnen andere gegevens, zelfs indien deze op niet-geïdentificeerde basis worden uitgewisseld, aan gegevens betreffende geïdentificeerde personen worden gekoppeld en zullen zij derhalve persoonsgegevens vormen in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG (21). Gezien de doeleinden waarvoor ITS zullen worden gebruikt, lijkt het moeilijk te waarborgen dat een grote hoeveelheid van de via ITS vergaarde gegevens op anonieme basis zal worden verwerkt, aangezien de identiteit van de persoon op een bepaald punt vereist zal zijn voor specifieke doeleinden, zoals facturatie. Bijgevolg zouden er ten minste bijzondere — technische, organisatorische en juridische — maatregelen moeten worden genomen om op bepaalde gebieden anonimiteit te garanderen.

III.1.b)   Interoperabileit, kwaliteit van gegegevens en doelbinding

37.

Interoperabiliteit van toepassingen en systemen is cruciaal voor een geslaagde invoering van ITS. Er zal werk worden gemaakt van harmonisering om de technische specificaties vast te stellen van de interfaces die in de toepassingen en systemen moeten worden geïntegreerd, teneinde voor interoperabiliteit te zorgen met andere toepassingen die in andere vervoerswijzen en/of -systemen zijn ingebouwd. De interoperabiliteit van systemen zal bijdragen tot het vergemakkelijken van de levering van diverse diensten en tot het garanderen van de continuïteit daarvan in geheel Europa, maar houdt ook een aantal risico's in vanuit het oogpunt van gegevensbescherming, zoals het risico van verkeerd gebruik of misbruik van de gegevens. Iedere interconnectie van gegevensbanken moet tot stand komen met inachtneming van de beginselen inzake gegevensbescherming (22) en praktische waarborgen betreffende beveiliging (zie ook punt III.1.c).

38.

Het in artikel 6, onder d), van Richtlijn 95/46/EG vervatte beginsel inzake kwaliteit van gegevens is bijzonder essentieel in de context van de interoperabiliteit van toepassingen en systemen. De voor het ontwerp van de interfaces vast te stellen technische specificaties moeten de nauwkeurigheid waarborgen van de gegevens die als resultaat van de interconnectie van toepassingen en systemen zullen worden verkregen.

39.

Aangezien de interoperabiliteit van systemen de interconnectie van gegevensbanken en de vergelijking van gegevens voor verdere doeleinden zal vergemakkelijken, benadrukt de EDPS dat bij het tot stand brengen van interconnecties terdege rekening moet worden gehouden met het doelbindingsbeginsel dat is vervat in artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 95/46/EG. Het is bijzonder belangrijk dat de architectuur van ITS-systemen zodanig wordt ontworpen dat ieder verder gebruik van de gegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor zij zijn verzameld, wordt voorkomen. Er moeten passende beveiligingen in het systeem worden ingebouwd om verkeerd gebruik, openbaarmaking of toegang zonder machtiging, alsook neveneffecten van de apparaten te voorkomen. Er moet bijvoorbeeld in voldoende beveiligingen worden voorzien om te verhinderen dat niet-gemachtigde derden toegang krijgen tot nomadische apparaten en dat deze apparaten worden gebruikt om mensen te identificeren en te volgen voor andere doeleinden dan die van het systeem.

40.

De rechtmatigheid van de interconnectie zelf moet per geval worden beoordeeld, rekening houdend met de aard van de gegevens die via de systemen beschikbaar worden gesteld en uitgewisseld en de doeleinden waarvoor zij oorspronkelijk zouden worden gebruikt.

III.1.c)   Beveiliging van gegevens

41.

De beveiliging van persoonsgegevens is een essentieel element van de invoering van ITS. Het verheugt de EDPS dat beveiliging uitdrukkelijk wordt vermeld in het actieplan en het richtlijnvoorstel. Er moet niet alleen worden nagedacht over beveiliging tijdens de werking van het ITS-apparaat (in het in het voertuig ingebouwde systeem en in het communicatieprotocol) maar ook daarbuiten — in de gegevensbanken waar de gegevens worden verwerkt en/of opgeslagen. Er moeten voor alle stadia van de verwerking passende technische, administratieve en organisatorische voorschriften worden vastgesteld die een adquaat niveau van beveiliging waarborgen overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Richtlijn 95/46/EG (alsook de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2002/58/EG, waar van toepassing).

42.

De passende beveiligingsmaatregelen mogen pas worden vastgesteld na een zorgvuldige beoordeling van de specifieke doeleinden waarvoor ITS zullen worden gebruikt en van de voorwaarden voor de verwerking. In dit verband beveelt de EDPS aan dat de effecten op privacy en gegevensbescherming worden beoordeeld met betrekking tot specifieke sectoren en/of gebruiksdoeleinden (bv. voor beveiligingsgerelateerde ITS-systemen, voor vrachtbeheersystemen). Deze effectbeoordeling en het gebruik van BAT voor privacy en gegevensbescherming zullen ertoe bijdragen dat de meest geschikte beveiligingsmaatregelen worden vastgesteld voor de specifieke verwerking die wordt verricht.

III.2.   Verdere overwegingen in verband met gegevensbescherming en privacy betreffende de levering van ITS-diensten

43.

De voorwaarden voor de invoering van ITS-diensten moeten op EU-niveau verder worden geharmoniseerd teneinde verschillen bij de invoering van ITS-diensten te voorkomen. In dat opzicht wenst de EDPS te wijzen op twee punten die met name verdere aandacht zullen vergen vanuit het oogpunt van privacy en gegevensbescherming:

het gebruik van zoekinstrumenten voor de levering van locatiegebaseerde openbare en commerciële diensten vereist aanvullende waarborgen. In die context moet bijzondere aandacht uitgaan naar de vraag of en wanneer locatiegebaseerde ITS-diensten worden gebruikt voor particuliere of beroepsdoeleinden, en welke gevolgen het gebruik van een dergelijk systeem kan hebben voor personen die een voertuig in het kader van hun beroep gebruiken;

in geïntegreerde systemen is het bijzonder belangrijk dat de rol en de verantwoordelijkheden van de verschillende bij de invoering van ITS betrokken partijen worden verduidelijkt.

III.2.a)   Waarborgen voor het gebruik van zoekinstrumenten voor de levering van locatiegebaseerde ITS-diensten

44.

ITS zal de ontwikkeling van toepassingen voor het volgen en traceren van goederen ondersteunen en de invoering van locatiegebaseerde commerciële en openbare diensten mogelijk maken. Die diensten zullen gebaseerd zijn op het gebruik van technologieën zoals plaatsbepaling via satelliet en RFID-tags (23). Navigatie-, volg- en traceersystemen zijn bedoeld om voor diverse doeleinden te worden gebruikt, zoals het op afstand volgen van voertuigen en goederen (bv. voor het vervoer van gevaarlijke goederen of levende dieren), het factureren van voertuigen op basis van verschillende parameters, waaronder afgelegde afstand en tijdstip (bv. rekeningrijden, elektronische tolheffingssystemen), en het volgen van bestuurders voor wetshandhavingsdoeleinden zoals het controleren van rijtijden (door middel van digitale tachografen) en het opleggen van sancties (door middel van elektronische voertuigidentificatie).

45.

Het gebruik van locatietechnologieën is bijzonder bedreigend voor de privacy, aangezien het mogelijk maakt bestuurders te volgen en een grote verscheidenheid aan gegevens betreffende hun rijgewoonten te verzamelen. Zoals is benadrukt door de Groep gegevensbescherming artikel 29 (24) is de verwerking van locatiegegevens een bijzonder delicate aangelegenheid waarbij de vrijheid om zich anoniem te verplaatsen in het geding is, en waarvoor specifieke waarborgen moeten worden gehanteerd teneinde toezicht op personen en misbruik van de gegevens te voorkomen.

46.

De EDPS benadrukt dat het gebruik van zoekinstrumenten legitiem moet zijn, d.w.z dat het op een degelijke rechtsgrond moet berusten, uitdrukkelijk aangegeven en gewettigde doeleinden moet dienen, en in verhouding moet staan tot de beoogde doeleinden. De legitimiteit van de verrichte gegevensverwerking zal sterk afhangen van de manier waarop en het doel waarvoor zoekinstrumenten worden gebruikt. Zoals de Groep artikel 29 in zijn advies over eCall heeft onderstreept, „zou het vanuit het oogpunt van gegevensbescherming onaanvaardbaar zijn dat de apparatuur continu in verbinding staat en dat voertuigen dus permanent zouden kunnen worden gevolgd voor het geval dat het eCall-systeem eventueel wordt geactiveerd” (25). Het is derhalve belangrijk de specifieke omstandigheden waarin een voertuig zal worden gevolgd en het effect daarvan op de gebruiker verder te verduidelijken. In ieder geval moet het gebruik van locatieapparatuur worden verantwoord door een gewettigde noodzaak (bv. toezicht op het vervoer van goederen) en strikt beperkt zijn tot hetgeen noodzakelijk is voor dat doel. Derhalve moet precies worden bepaald welke locatiegegevens worden verzameld, waar zij worden opgeslagen en hoe lang zij worden bewaard, met wie en voor welke doeleinden zij worden uitgewisseld, en moet al het nodige worden gedaan om ieder verkeerd gebruik of misbruik van de gegevens te vermijden.

47.

Voorts wordt de verwerking van locatiegegevens betreffende gebruikers van openbare communicatienetwerken of algemeen beschikbare elektronische communicatie-diensten strikt geregeld in artikel 9 van Richtlijn 2002/58/EG. Daarin wordt met name vereist dat de verwerking van locatiegegevens op anonieme basis gebeurt, of anders na toestemming van de betrokkene op basis van goede informatie. Dit betekent dat de gebruikers, voordat zij hun toestemming geven voor het gebruik van een zoekinstrument, terdege in kennis moeten worden gesteld van met name de soort locatiegegevens die worden verwerkt en de doeleinden en de duur van die verwerking, en dat hun moet worden meegedeeld of deze gegevens al dan niet aan een derde zullen worden doorgegeven ten behoeve van de levering van de dienst met toegevoegde waarde. De gebruikers moeten op eenvoudige en kosteloze wijze tijdelijk de verwerking van locatiegegevens kunnen weigeren voor elke verbinding met het netwerk of voor elke transmissie van communicatie. De verwerking van locatiegegevens moet strikt beperkt zijn tot personen die werkzaam zijn onder het gezag van de aanbieder van het openbare communicatienetwerk of de algemeen beschikbare communicatiedienst of van de derde partij die de dienst met toegevoegde waarde levert.

48.

Er moeten aanvullende garanties worden vastgesteld wanneer locatiegegevens worden verzameld vanuit voertuigen die bij de uitoefening van een beroepsactiviteit worden gebruikt, om te voorkomen dat de locatietechnologie dient om werknemers op onrechtmatige wijze te controleren. In ieder geval moet de verwerking beperkt zijn tot locatiegegevens die gedurende de werktijd worden verzameld — aldus moeten de werknemers de mogelijkheid hebben om de zoekfunctie uit te schakelen buiten de werktijden en/of wanneer zij het voertuig voor privé-doeleinden gebruiken.

49.

Er bestaat een risico dat derden (zoals verzekeringsmaatschappijen, werkgevers en wetshandhavingsinstanties) toegang eisen tot gegevens die via navigatie- en volgsystemen zijn verzameld voor gewettigde en gespecificeerde doeleinden (zoals het volgen van goederen en elektronische tolheffing) om deze te gebruiken voor secundaire doeleinden, zoals het controleren van rij- en rusttijden of het verifiëren van de naleving van de verkeersregels en het opleggen van sancties. In principe is toegang tot de gegevens voor secundaire doeleinden niet toegestaan, indien deze toegang doelen dient welke onverenigbaar zijn met degene waarvoor zij zijn verzameld. Toegang kan alleen in afwijking van dit beginsel worden verleend, indien de voorwaarden voor die toegang in overeenstemming zijn met de strikte voorschriften van artikel 13 van Richtlijn 95/46/EG. Bijgevolg mogen derden alleen conform de wetgeving en op transparante wijze toegang krijgen tot locatiegegevens op basis van een rechtsbepaling waarbij passende procedures en voorwaarden voor toegang tot de gegevens voor specifieke doeleinden worden vastgesteld, en waarbij in passende waarborgen voor personen wordt voorzien overeenkomstig de verdere doeleinden waarvoor hun gegevens zouden kunnen worden gebruikt.

III.2.b)   Rol en verantwoordelijkheden van de ITS-actoren

50.

Het is nog niet duidelijk wie per stadium van de verwerking de verantwoordelijke voor de verwerking zal zijn. In vele gevallen zullen dit wellicht de aanbieders van ITS-diensten zijn, hetzij individueel voor de persoonsgegevens die worden verwerkt met het oog op de levering van hun eigen ITS-diensten, hetzij collectief wanneer de verwerking gezamenlijk met andere verantwoordelijken plaatsvindt. De rol en verantwoordelijkheden van operatoren die in verschillende hoedanigheden bij ITS betrokken zijn, als verantwoordelijke voor de verwerking en als verwerker van gegevens, moeten duidelijk worden gespecificeerd voor ieder stadium van de verwerking (bv. telecommunicatieoperatoren die communicatiediensten alsook ITS-diensten leveren).

51.

Personen die als verantwoordelijke voor de verwerking fungeren, zullen ervoor moeten zorgen (26) dat de systemen en diensten aan alle verplichtingen inzake gegevensbescherming voldoen, en met name dat systemen met „ingebouwde privacy” worden geïmplementeerd waarbij de beginselenkwaliteit van de gegevens en doelbinding in acht worden genomen en een passend niveau van beveiliging van de gegevens wordt gewaarborgd, zoals beschreven in punt III.1).

52.

De verantwoordelijken voor de verwerking zullen ervoor moeten zorgen dat in passende garanties wordt voorzien op alle niveaus van de keten van actoren die bij de toepassing van ITS betrokken zijn. Daartoe zullen zij passende contractuele regelingen moeten aangaan met al degenen die betrokken zijn bij de uitwisseling en verwerking van gegevens, die adequate garanties inzake gegevensbescherming moeten bieden (met name met betrekking tot de artikelen 16 en 17 van Richtlijn 95/46/EG, en de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2002/58/EG). Er zij op gewezen dat de verantwoordelijken voor de verwerking, terwijl zij er vanuit het oogpunt van gegevensbescherming voor moeten zorgen dat de gegevensbescherming in elk stadium van de verwerking wordt gewaarborgd, verantwoordelijk blijven voor de verwerking en hun verantwoordelijkheid niet bij overeenkomst kunnen uitsluiten.

IV.   CONCLUSIES

53.

De EDPS is ingenomen met het door de Commissie voorgestelde plan voor het toepassen van ITS dat gericht is op het harmoniseren van de gegevensverwerkingsprocessen in geheel Europa teneinde de levering van ITS-diensten te vergemakkelijken, en waarin gegevensbescherming naar voren wordt geschoven als essentiële voorwaarde voor de correcte invoering van ITS in Europa.

54.

De EDPS neemt er nota van dat de voorgestelde richtlijn een algemeen kader biedt waarbinnen een aantal vraagstukken met betrekking tot privacy en gegevensbescherming aan de orde worden gesteld die verder moeten worden aangepakt op EU- en nationaal niveau:

er bestaat een risico dat het gebrek aan duidelijkheid van het voorgestelde wetgevingskader verschillen in de toepassing van ITS in Europa zal meebrengen, die op hun beurt tot verschillende niveaus van gegevensbescherming in Europa zullen leiden. De EDPS benadrukt de noodzaak van verdere harmonisatie met betrekking tot deze vraagstukken op EU-niveau om hangpunten te verduidelijken (zoals de vaststelling van de rol en de verantwoordelijkheden van ITS-actoren, de keuze van de specifieke ITS-toepassingen en -systemen die in voertuigen moeten worden ingebouwd, de opstelling van geharmoniseerde overeenkomsten voor de levering van ITS-diensten, de specifieke doeleinden en voorwaarden van het gebruik van ITS enz.). Het is bijzonder essentieel om te bepalen wie de verantwoordelijken zullen zijn met betrekking tot de verrichte verwerking, aangezien zij ervoor zullen moeten zorgen dat in alle stadia van de verwerking rekening wordt gehouden met overwegingen inzake privacy en gegevensbescherming;

besluiten betreffende bepaalde regelingen voor de verwerking die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de rechten van personen met betrekking tot privacy en gegevensbescherming, moeten door het Europees Parlement en de Raad worden genomen, en mogen niet via een comitéprocedure worden vastgesteld;

het is uiterst belangrijk om reeds bij het begin van de verwerking en in alle verdere stadia rekening te houden met privacy en gegevensbescherming; de toepassing van „ingebouwde privacy” moet worden aangemoedigd voor het ontwerp van ITS-toepassingen en -systemen, en moet worden opgenomen in normen, beste praktijken, technische specificaties, en systemen;

interconnectie van toepassingen en systemen moet altijd plaatsvinden met inachtneming van de beginselen inzake gegevensbescherming en praktische waarborgen betreffende beveiliging;

gezien de onzekerheden die in dit stadium nog bestaan met betrekking tot de voorwaarden voor het toepassen van ITS, is de EDPS bijzonder ingenomen met het door de Commissie in haar mededeling opgenomen initiatief om uiterlijk in 2011 een privacybeoordeling te verrichten. Voorts raadt hij sterk aan effectbeoordelingen inzake privacy- en gegevensbescherming te verrichten met betrekking tot bepaalde sectoren en/of gebruiksdoeleinden, zodat passende beveiligingsmaatregelen kunnen worden vastgesteld en beste beschikbare technieken voor privacy, gegevensbescherming en beveiliging in ITS kunnen worden ontwikkeld;

de EDPS benadrukt voorts dat de lidstaten verantwoordelijkheid zullen dragen bij de correcte uitvoering van de richtlijn, zodat de ITS-operatoren systemen en diensten kunnen implementeren die een passend niveau van gegevensbescherming in geheel Europa bieden;

verantwoordelijken voor de verwerking die ITS-diensten leveren, moeten passende waarborgen hanteren, zodat het gebruik van locatietechnologieën, zoals plaatsbepaling per satelliet en RFID-tags, de privacy van personen die louter privé of in het kader van hun beroep gebruik maken van voertuigen niet aantast. Daartoe moet met name de verwerking worden beperkt tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor dat doel, waarbij de integratie van passende beveiligingsmaatregelen in de systemen wordt gewaarborgd, zodat locatiegegevens niet worden bekendgemaakt aan niet-gemachtigde ontvangers, en waarbij de gebruikers een doeltreffend middel wordt geboden om de zoekapparatuur/-functie te uit te schakelen.

55.

De EDPS beveelt aan artikel 6 van het voorstel overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG in de volgende zin te wijzigen:

beperking van het aantal gegevens moet worden aangemoedigd voor gegevenswerking via ITS. Daarom wordt aanbevolen artikel 6, lid 1 ter, van het voorstel te wijzigingen als volgt: „Persoonlijke gegevens worden uitsluitend verwerkt indien verwerking noodzakelijk is voor het specifieke doel waarvoor ITS worden gebruikt en op een passende rechtsgrondslag.”;

het is belangrijk dat via interoperabele systemen verwerkte persoonsgegevens niet worden gebruikt voor verdere doeleinden die onverenigbaar zijn met degene waarvoor zij zijn verzameld. Daarom wordt aanbevolen artikel 6, lid 2, te wijzigen als volgt: „en dat zij niet mogen worden gebruikt voor andere doeleinden dan degene waarvoor zij zijn verzameld en op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden”;

hij beveelt aan het begrip „ingebouwde privacy” met het oog op het ontwerp van ITS-toepassingen en -systemen uitdrukkelijk te vermelden in artikel 6 van het voorstel. Voorts beveelt hij aan de Groep artikel 29 en de EDPS in kennis te stellen van en te raadplegen over verdere maatregelen die in dit verband worden genomen via de comitologie-procedure.

56.

De EDPS beveelt voorts aan van deze raadpleging melding te maken in de overwegingen bij het voorstel.

57.

Gezien het bovenstaande beveelt de EDPS aan dat de gegevens-beschermingsautoriteiten, met name via de Groep artikel 29, en de EDPS nauw worden betrokken bij initiatieven in verband met het toepassen van ITS, door raadpleging in een voldoende vroeg stadium vóór de ontwikkeling van de desbetreffende maatregelen.

Gedaan te Brussel, op 22 juli 2009.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  COM(2008) 886 def. De Raad heeft tijdens de 2935e zitting van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 30 en 31 maart 2009 conclusies betreffende die mededeling aangenomen.

(2)  COM(2008) 887 def.

(3)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  Er zijn vele initiatieven op EU-niveau waarbij ITS worden opgenomen in verscheidene vervoerswijzen, waaronder luchtvervoer (SESAR), binnenvaart (RIS), vervoer per spoor (ERTMS, TAF-TSI), scheepvaart (VTMIS, AIS, LRIT), en wegvervoer (eToll, eCall), zie COM(2008) 886 def., blz. 3.

(5)  Artikel 4 van het voorstel beoogt de vaststelling van technische maatregelen op de volgende gebieden: i) optimaal gebruik van weg-, verkeers- en reisgegevens, ii) continuïteit van ITS-diensten voor verkeers- en vrachtbeheer op de Europese vervoerscorridors en in stedelijke agglomeraties, iii) veiligheid van wegen, en iv) integratie van het voertuig in de transportinfrastructuur.

(6)  Het voorstel voorziet in een regelgevingsprocedure met toetsing, overeenkomstig artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG.

(7)  Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen, T6-0283/2009.

(8)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor raakvlakken met andere vervoerswijzen, TEN/382, 13 mei 2009.

(9)  Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid, 2008/C 310/02, PB C 310 van 5.12.2008, blz. 9.

(10)  Werkdocument van de Groep gegevensbescherming artikel 29 betreffende de gevolgen van het eCall-initiatief vanuit het oogpunt van bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer, WP 125, 26 september 2006. http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/docs/wpdocs/2006/wp125_nl.pdf

(11)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(12)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(13)  Overeenkomstig artikel 2, onder d), artikel 6, lid 2, en artikel 23 van Richtlijn 95/46/EG, vermeld in voetnoot 11.

(14)  Zie WP 125 over eCall, blz. 4, vermeld in voetnoot 10.

(15)  Zoals in overweging 26 van Richtlijn 95/46/EG staat, moet „om te bepalen of een persoon identificeerbaar is, […] worden gekeken naar alle middelen waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door degene die voor de verwerking verantwoordelijk is dan wel door enig ander persoon in te zetten zijn om genoemde persoon te identificeren.”

(16)  Amendement 34 waarbij een nieuw artikel 6, lid 1 ter, wordt ingevoegd, bepaalt het volgende: „Persoonlijke gegevens worden uitsluitend verwerkt indien verwerking noodzakelijk is voor de ITS-toepassing en/of -dienst.”

(17)  Amendement 36 voegt aan artikel 6, lid 2, de volgende tekst toe: „en dat zij niet mogen worden gebruikt voor andere doelen dan in deze richtlijn worden genoemd.”

(18)  Voornamelijk artikel 3, lid 3, onder c), van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.

(19)  „Beste beschikbare technieken”: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken is aangetoond om in beginsel de basis te vormen op grond waarvan ITS-toepassingen en -systemen aan de privacy-, gegevensbeschermings- en veiligheidsvereisten van het EU-regelgevingskader voldoen.

(20)  Zo wordt de bewaring van verkeersgegevens en locatiegegevens die worden verwerkt in verband met het aanbieden van algemeen beschikbare elektronische communicatiediensten in openbare communicatienetwerken geregeld in Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG.

(21)  Zie voetnoot 15.

(22)  Zie ook het commentaar van de EDPS op de mededeling van de Commissie over de interoperabiliteit van Europese gegevensbanken, 10 maart 2006. http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Comments/2006/06-03-10_Interoperability_EN.pdf

(23)  Zie voor de vraagstukken inzake privacy en gegevensbescherming die voortvloeien uit het gebruik van RFID het Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende radiofrequentie-identificatie (RFID) in Europa: maatregelen met het oog op een beleidskader, COM(2007) 96, PB C 101 van 23.4.2008, blz. 1. http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2007/07-12-20_RFID_EN.pdf

(24)  Groep artikel 29, Advies over het gebruik van locatiegegevens voor het verstrekken van diensten met toegevoegde waarde, WP 115, november 2005. http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/docs/wpdocs/2005/wp125_nl.pdf

(25)  Zie WP 125 over eCall, blz. 5, vermeld in voetnoot 10.

(26)  Zie voetnoot 13.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/16


Goedkeuring van steunmaatregelen van de staten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 47/03

Datum waarop het besluit is genomen

14.1.2010

Referentienummer staatssteun

NN 68/09

Lidstaat

Hongarije

Regio

The whole territory of Hungary

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Liquidity scheme for Hungarian banks

Rechtsgrondslag

Az államháztartásról szóló 1992. évi XXXVIII. törvény 8/B. §-a alapján.

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Opheffing van een ernstige verstoring van de economie

Vorm van de steun

Zachte lening

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 4 000 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

tot 30.6.2010

Economische sectoren

Beperkt tot de financiële dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Pénzügyminisztérium

Budapest

József nádor tér 2–4.

1051

MAGYARORSZÁG/HUNGARY

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

22.12.2009

Referentienummer staatssteun

N 374/09

Lidstaat

Ierland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

National Development Plan 2007-2013. R&D&I aid scheme

Rechtsgrondslag

Ireland National Development Plan 2007-2013 — Agriculture and Food Development Programme — Agriculture and Forestry Competitiveness Sub-Programme — Forestry element

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling, Milieubescherming

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven:

2007: 2,79 miljoen EUR;

2008: 3,02 miljoen EUR;

2009-2013: 4,0 miljoen EUR;

Totaal van de voorziene steun: 25,81 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

Maatregel die geen steun vormt

Looptijd (periode)

1.1.2007-31.12.2013

Economische sectoren

Beperkt tot de landbouw

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Department of Agriculture, Fisheries and Food

Agriculture House

Kildare Street

Dublin 2

IRELAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

16.12.2009

Referentienummer staatssteun

N 470/09

Lidstaat

Tsjechië

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Program bezpečnostního výzkumu ČR 2010–2015

Rechtsgrondslag

Zákon č. 132/2002 Sb., o podpoře výzkumu, experimentálního vývoje a inovací z veřejných prostředků a o změně některých souvisejících zákonů. Usnesení vlády České republiky ze dne 12. ledna 2009 č. 50.

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling, Innovatie

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 2 394 miljoen CZK

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2015

Economische sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerstvo vnitra ČR

Nad Štolou 3

170 34 Praha 7

ČESKÁ REPUBLIKA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

22.12.2009

Referentienummer staatssteun

N 502/09

Lidstaat

Duitsland

Regio

Freie und Hansestadt Hamburg

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Richtlinie zur Förderung von Forschungs- und Entwicklungsvorhaben Hamburger Forschungsinstitute und zur Förderung von Netzwerken und Clustern

Rechtsgrondslag

§§ 23 und 44 der Haushaltsordnung der Freien und Hansestadt Hamburg und die dazu erlassenen Verwaltungsvorschriften sowie deren Anlagen. Hamburgisches Verwaltungsverfahrensgesetz (HmbVwVfG); Richtlinie zur Förderung von Forschungs- und Entwicklungsvorhaben Hamburger Forschungseinrichtungen, von Prozess- und Betriebsinnovationen im Dienstleistungssektor, von Innovationsberatungsdiensten und innovationsunterstützenden Dienstleistungen sowie von Netzwerken und Clustern.

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 18 milijoen EUR

Totaal van de voorziene steun: 72 milijoen EUR

Maximale steunintensiteit

80 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

17.12.2009

Referentienummer staatssteun

N 680/09

Lidstaat

Roemenië

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Modification of N 478/09 Individual State Guarantee for Ford Romania S.A

Rechtsgrondslag

Ministry of Public Finance Order No 138/2009 for the approval of the procedures on Government public debt concentration by issuing of State Guarantees

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Opheffing van een ernstige verstoring van de economie

Vorm van de steun

Garantie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 400 milijoen EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

2009-2014

Economische sectoren

Beperkt tot de motorvoertuigenindustrie

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministry of Public Finance

Str. Apolodor nr. 17, sector 5

București

ROMÂNIA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/20


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5768 — Klöckner/Becker)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 47/04

Op 19 februari 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5768. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/20


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5771 — CSN/CIMPOR)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 47/05

Op 15 februari 2010 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32010M5771. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/21


Wisselkoersen van de euro (1)

24 februari 2010

2010/C 47/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3547

JPY

Japanse yen

122,16

DKK

Deense kroon

7,4427

GBP

Pond sterling

0,87750

SEK

Zweedse kroon

9,7850

CHF

Zwitserse frank

1,4641

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,0290

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,880

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

270,50

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

3,9926

RON

Roemeense leu

4,1260

TRY

Turkse lira

2,0958

AUD

Australische dollar

1,5191

CAD

Canadese dollar

1,4306

HKD

Hongkongse dollar

10,5185

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9588

SGD

Singaporese dollar

1,9099

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 559,43

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,5358

CNY

Chinese yuan renminbi

9,2485

HRK

Kroatische kuna

7,2699

IDR

Indonesische roepia

12 616,76

MYR

Maleisische ringgit

4,6107

PHP

Filipijnse peso

62,532

RUB

Russische roebel

40,6900

THB

Thaise baht

44,753

BRL

Braziliaanse real

2,4680

MXN

Mexicaanse peso

17,4655

INR

Indiase roepie

62,6990


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/22


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

2010/C 47/07

Image

Nationale zijde van de nieuwe, voor circulatie bestemde herdenkingsmunt van 2 EUR die door Spanje wordt uitgegeven

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 10 februari 2009 (2) is het de lidstaten van de eurozone en de landen die met de Gemeenschap een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, onder bepaalde voorwaarden, met name dat alleen het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde munten van twee EUR, maar hebben aan de nationale voorzijde een speciale herdenkingsafbeelding met een grote nationale of Europese symboolwaarde.

Uitgevende staat: Spanje

Onderwerp van de herdenkingsmunt: Het historisch centrum van Córdoba, werelderfgoed van de UNESCO

Beschrijving van het ontwerp: In het binnenste gedeelte van de munt is het interieur van de Grote moskee-kathedraal van Córdoba afgebeeld. Links staat het muntteken. Onderaan bevindt zich de aanduiding van het uitgevende land, gevolgd door het jaartal „ESPAÑA 2010”.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage: 8 miljoen

Datum van uitgifte: Eerste trimester 2010.


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1 voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 10 februari 2009 en de aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52).


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/23


Geen staatssteun in de zin van artikel 61 van de EER-Overeenkomst

2010/C 47/08

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van mening dat de volgende steunmaatregel geen staatsteun vormt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst

Datum waarop het besluit is genomen

:

7 oktober 2009

Nummer van de steunmaatregel

:

55120

EVA-staat

:

Noorwegen

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

:

Vermeende staatssteun door de verkoop van aandelen van de onderneming Youngstorget 2 AS

Type maatregel

:

Geen steunmaatregel

Economische sectoren

:

Beheer van commerciële eigendom

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

:

Gemeente Oslo

Rådhuset

0037 Oslo

NORWAY

Andere informatie

:

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/24


Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van polyethyleentereftalaat van oorsprong uit onder meer de Republiek Korea

2010/C 47/09

De Commissie heeft op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”) een verzoek ontvangen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Dit verzoek werd ingediend door het Polyethylene Terephthalate (PET) Committee of PlasticsEurope („de indiener van het verzoek”), dat zeven EU-producenten vertegenwoordigt.

Het betreft alleen een onderzoek naar dumping door de producent-exporteur KP Chemical Group, bestaande uit Honam Petrochemicals Corp. en KP Chemical Corp., („KP Chemical Group”), en naar bepaalde schadeaspecten.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op polyethyleentereftalaat met een viscositeitscoëfficiënt van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm 1628-5, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit de Republiek Korea („het betrokken product”).

3.   Geldende maatregelen

Momenteel is op polyethyleentereftalaat van oorsprong uit onder meer de Republiek Korea een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad (2).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek op grond van artikel 11, lid 3, is gebaseerd op door de indiener van het verzoek verstrekt voorlopig bewijsmateriaal dat, wat KP Chemical Group betreft, de omstandigheden waarop de antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn.

De indiener van het verzoek heeft voorlopig bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat, wat KP Chemical Group betreft, handhaving van de maatregel op het huidige niveau nul, dat sinds februari 2007 geldt na een gecombineerd nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, niet langer voldoende is om de schade veroorzakende dumping te neutraliseren. Een vergelijking van de berekende normale waarde van de producent-exporteur en zijn prijzen bij uitvoer naar de Unie duidt op aanzienlijke dumping.

De indiener van het verzoek heeft ook voorlopig bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de prijzen van de bedrijfstak van de EU door de uitvoer van KP Chemical Group werden onderboden.

Handhaving van de maatregelen op het huidige niveau, dat is gebaseerd op de eerder vastgestelde dumpingmarge, lijkt dus niet langer voldoende om de schade veroorzakende dumping te neutraliseren.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in te leiden, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

Onderzocht zal worden of de huidige maatregelen ten aanzien van de betrokken producent-exporteur moeten worden gehandhaafd, opgeheven of gewijzigd. Hierbij zal ook het argument worden onderzocht dat de prijzen van de bedrijfstak van de EU door de uitvoer van KP Chemical Group naar de Unie werden onderboden.

Daar kennelijk een groot aantal EU-producenten bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruikmaken van steekproeven.

Indien blijkt dat de maatregelen ten aanzien van de betrokken producent-exporteur moeten worden gewijzigd, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van niet afzonderlijk in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 192/2007 vermelde ondernemingen.

a)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig acht, zal de Commissie bovengenoemde producent-exporteur, de bedrijfstak van de EU en de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer een vragenlijst toezenden. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a), vermelde termijn ontvangen.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen indien zij hierom verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder b), vermelde termijn worden ingediend.

6.   Termijnen

a)   Aanmelding en toezending van antwoorden op de vragenlijst en van andere informatie

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

b)   Hearings

Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (3) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/92

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet binnen de vastgestelde termijnen verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

11.   Hearing

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de voor de hearing bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 59 van 27.2.2007, blz. 1.

(3)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5554 — HAVI/KeyLux/STI Freight JV)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 47/10

1.

Op 17 februari 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de ondernemingen HAVI Global Logistics GmbH („HAVI”, Duitsland), die deel uitmaakt van HAVI Group LP (Verenigde Staten), en McKey Luxembourg S.à.r.l („KeyLux”, Luxemburg), die deel uitmaakt van Keystone Group (Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over STI Freight Management GmbH („STI Freight”, Duitsland), door de verwerving van aandelen in een nieuw opgerichte vennootschap die een gemeenschappelijke onderneming is.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

HAVI: logistieke diensten voor en distributie van food en non-food artikelen, verwerking van levensmiddelen, verpakkings- en administratieve diensten en promotionele marketing;

KeyLux: goederenvervoer, logistieke diensten en distributie in de voedingssector;

STI Freight: neemt de activiteiten over van de „ST I Global Network”-ondernemingen wat betreft goederenvervoer in de food en non-foodsector.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5554 — HAVI/KeyLux/STI Freight JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

25.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/28


Aankondiging betreffende een verzoek uit hoofde van artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad

Verzoek van een aanbestedende dienst

2010/C 47/11

Op 15 februari 2010 heeft de Commissie een verzoek ontvangen uit hoofde van artikel 30, lid 5, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1). De eerste werkdag volgend op de ontvangst van het verzoek is 16 februari 2010.

Dit verzoek van de Compagnia Valdostana delle Acque S.p.A. (Watermaatschappij van de Vallei van de Aosta) betreft de productie en de verkoop van elektriciteit in Italië. In het genoemde artikel 30 is bepaald dat Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing is indien de betrokken activiteit rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is. De beoordeling van deze voorwaarden vindt uitsluitend uit hoofde van Richtlijn 2004/17/EG plaats en laat de toepassing van de mededingingsregels onverlet.

De Commissie beschikt vanaf de hierboven vermelde werkdag over een termijn van drie maanden om een besluit over dit verzoek te nemen. Deze termijn loopt dus af op 16 mei 2010.

De termijn kan eventueel met drie maanden worden verlengd. In geval van een dergelijke verlenging wordt een desbetreffende aankondiging gepubliceerd.

In artikel 30, lid 6, tweede alinea, is bepaald dat latere verzoeken betreffende de productie en de verkoop van elektriciteit in Italië die worden ingediend vóór het verstrijken van de voor dit verzoek vastgestelde termijn, niet als nieuwe procedures worden beschouwd, maar in het kader van dit verzoek worden behandeld.


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.