ISSN 1725-2474 doi:10.3000/17252474.C_2009.296.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
52e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
RESOLUTIES |
|
|
Raad |
|
2009/C 296/01 |
Resolutie van de Raad van 30 november 2009 inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten |
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
Raad |
|
2009/C 296/02 |
Aanbeveling van de Raad van 30 november 2009 betreffende rookvrije ruimten |
|
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2009/C 296/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5691 — Mubadala/Veolia Eau/Azaliya) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2009/C 296/04 |
||
2009/C 296/05 |
||
2009/C 296/06 |
||
2009/C 296/07 |
||
2009/C 296/08 |
Samenvatting van de Beschikking van de Commissie van 7 oktober 2009 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/C.39129 — Energietransformators) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7601) ( 1 ) |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2009/C 296/09 |
Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) ( 1 ) |
|
2009/C 296/10 |
||
|
V Bekendmakingen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Commissie |
|
2009/C 296/11 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5659 — Daimler AG/IPIC/Brawn GP) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
2009/C 296/12 |
||
2009/C 296/13 |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
RESOLUTIES
Raad
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/1 |
RESOLUTIE VAN DE RAAD
van 30 november 2009
inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten
2009/C 296/01
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
HERINNEREND AAN de doelstelling van het Verdrag betreffende de Europese Unie;
INDACHTIG de bescherming van persoonsgegevens zoals geregeld in Kaderbesluit 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (1), Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Straatsburg, 28 januari 1981), Aanbeveling nr. R (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van ministers van de Raad van Europa tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied en, in voorkomend geval, Aanbeveling nr. R (92) 1 van 10 februari 1992 van het Comité van ministers van de Raad van Europa inzake het gebruik van strafvorderlijk DNA-onderzoek;
REKENING HOUDEND MET de werkzaamheden van de groep DNA van het Europees netwerk van forensische instituten (ENFSI) betreffende de harmonisering van DNA-merkers en DNA-technologie;
OVERWEGENDE dat de technische aspecten die inherent zijn aan onderzoek waarbij DNA-technieken worden gebruikt, in aanmerking moeten worden genomen bij de ontwikkeling van de samenwerkingsactiviteiten;
OVERWEGENDE dat de huidige Europese standaardset van DNA-merkers uit zeven van dergelijke merkers bestaat;
OVERWEGENDE dat de uitwisseling van DNA-gegevens tussen de lidstaten snel toeneemt en dat de nationale DNA-gegevensbanken qua omvang en aantal uitbreiding nemen en eraan herinnerend dat de statistische waarde van DNA-gegevens samenhangt met de waarschijnlijkheid van een toevallige overeenkomst en volledig afhangt van het aantal gebruikte DNA-merkers dat op betrouwbare wijze geanalyseerd is, wordt het noodzakelijk geacht de in 2001 aangenomen bestaande Europese standaardset van Loci (ESS) uit te breiden;
WIJZEND OP artikel 7, lid 1, van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (2), waarin wordt bepaald dat de lidstaten vanaf de datum van uitvoering van dit besluit, als bedoeld in artikel 23 ervan, gebruik maken van bestaande standaarden voor de uitwisseling van DNA-gegevens zoals de „European Standard Set” (ESS) of de „Interpol Standard Set of Loci” (ISSOL);
WIJZEND op de eigenschappen van de DNA-profielen die genoemd worden in punt 1.1 van hoofdstuk 1 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ;
ERVAN OVERTUIGD dat deze uitbreiding van het aantal DNA-merkers bevorderlijk is voor een doeltreffende informatie-uitwisseling;
de lidstaten OPROEPEND de nieuwe ESS zo spoedig als praktisch mogelijk is, en uiterlijk 24 maanden na de datum van aanneming van deze resolutie, uit te voeren,
HEEFT DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN, DIE STREKT TOT VERVANGING VAN RESOLUTIE 2001/C 187/01 VAN 25 JUNI 2001 VAN DE RAAD INZAKE DE UITWISSELING VAN DNA-ANALYSERESULTATEN:
I. DEFINITIES
1. |
„DNA-merker”: de locus in een DNA-molecule die tussen individuen discriminerende informatie bevat; |
2. |
„DNA-analyseresultaat”: een voor de rapportage gebruikte letter- of cijfercode op basis van de analyse van een of meer DNA-loci. Het DNA-analyseresultaat D3S1358 14-15, D21S11 28-30 bijvoorbeeld betekent dat het gaat om een individu van het type 14-15 wat DNA-merker D3S1358 betreft en om type 28-30 wat DNA-merker D21S11 betreft; |
3. |
„Europese standaardset (ESS)”: de set van DNA-merkers in de lijst van bijlage 1; |
4. |
„ESS-merker”: een DNA-merker die tot de Europese standaardset (ESS) behoort; „ESS-analyseresultaat”; en |
5. |
„ESS-analyseresultaat”: een DNA-analyseresultaat dat tot stand is gekomen door gebruik te maken van de bovengenoemde DNA-merkers die tot de ESS behoren. |
II. FORENSISCHE DNA-TECHNIEKEN
1. |
Bij forensische DNA-analyse wordt de lidstaten verzocht ten minste gebruik te maken van de in bijlage 1 genoemde DNA-merkers die de Europese standaardset (ESS) vormen, teneinde de uitwisseling van DNA-analyseresultaten te vergemakkelijken. Indien informatie uit andere loci beschikbaar is wordt er bij de lidstaten op aangedrongen deze bij de uitwisseling van DNA-informatie eveneens te verstrekken. |
2. |
De lidstaten wordt verzocht ESS-analyseresultaten tot stand te brengen volgens wetenschappelijk geteste en goedgekeurde DNA-technieken die gebaseerd zijn op studies die zijn verricht in het kader van de Groep DNA van het Europees netwerk van forensische instituten (ENFSI). De lidstaten moeten desgevraagd kunnen specificeren welke kwaliteitsvereisten en geschiktheidstests worden gehanteerd. |
III. UITWISSELING VAN DNA-ANALYSERESULTATEN
1. |
Er wordt bij de lidstaten op aangedrongen om zich bij de uitwisseling van DNA-analyseresultaten te beperken tot chromosoomgebieden die geen genetische informatie bevatten, dat wil zeggen waarvan niet bekend is dat zij informatie bevatten over specifieke erfelijke eigenschappen. |
2. |
Van de DNA-merkers in bijlage 1 is niet bekend dat zij informatie bevatten over specifieke erfelijke eigenschappen. Mocht de wetenschap zich op een zodanige wijze ontwikkelen dat kan worden vastgesteld dat één van de in deze resolutie aanbevolen DNA-merkers informatie bevat over specifieke erfelijke eigenschappen, dan wordt de lidstaten aangeraden deze merker niet langer te gebruiken bij de uitwisseling van DNA-analyseresultaten. Ook wordt de lidstaten aangeraden klaar te staan om eventueel ontvangen DNA-analyseresultaten te verwijderen, mocht blijken dat die resultaten informatie over specifieke erfelijke eigenschappen bevatten. |
(1) PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.
(2) PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12.
BIJLAGE
De Europese standaardset (ESS) omvat de volgende DNA-merkers:
|
D3S1358 |
|
VWA |
|
D8S1179 |
|
D21S11 |
|
D18S51 |
|
HUMTH01 |
|
FGA |
|
D1S1656 |
|
D2S441 |
|
D10S1248 |
|
D12S391 |
|
D22S1045 |
AANBEVELINGEN
Raad
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/4 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende rookvrije ruimten
2009/C 296/02
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na raadpleging van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, gericht dient te zijn op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. |
(2) |
Artikel 137 van het Verdrag bepaalt dat de Gemeenschap het optreden van de lidstaten ondersteunt en aanvult, onder andere op het terrein van de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen. |
(3) |
Blootstelling aan omgevingstabaksrook, ook secundaire tabaksrook genoemd, is een belangrijke oorzaak van mortaliteit, morbiditeit en arbeidsongeschiktheid in de hele EU. |
(4) |
Volgens voorzichtige schattingen zijn in 2002 in de Europese Unie 7 300 volwassenen, waaronder 2 800 niet-rokers, gestorven aan de gevolgen van blootstelling aan omgevingstabaksrook op het werk. Nog eens 72 000 sterfgevallen, waaronder die van 16 400 niet-rokers, werden veroorzaakt door blootstelling aan omgevingstabaksrook thuis. |
(5) |
Blootstelling aan secundaire tabaksrook is bijzonder gevaarlijk voor kinderen en adolescenten en verhoogt de waarschijnlijkheid dat zij zelf later ook gaan roken. |
(6) |
Omgevingstabaksrook is door het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geclassificeerd als een bekend menselijk carcinogeen en door Finland en Duitsland als een carcinogeen op de werkplek. |
(7) |
Alle burgers hebben recht op een hoog niveau van gezondheidsbescherming en dienen beschermd te worden tegen blootstelling aan tabaksrook. |
(8) |
Maatregelen op basis van vrijwilligheid op nationaal niveau hebben naar gebleken is weinig of geen effect gehad wat het verminderen van de blootstelling aan tabaksrook betreft. Bindende nationale wetgeving, op de naleving waarvan strikt wordt toegezien, is een effectieve manier om mensen adequaat te beschermen tegen de gezondheidsrisico's van secundaire tabaksrook. |
(9) |
Wetgeving inzake rookvrije ruimten is het meest effectief wanneer die ondersteund wordt door maatregelen als bewustmakingscampagnes, ondersteuning bij het stoppen met roken, indringende gezondheidswaarschuwingen op de verpakkingen van tabaksproducten en andere regelgeving inzake tabaksproducten. |
(10) |
De maatschappelijke organisaties hebben een belangrijke rol te vervullen bij het organiseren van steun voor en het toezien op de naleving van wetgeving inzake rookvrije ruimten „rookvrije” wetgeving. |
(11) |
„Rookvrij”-beleid dient adequate instrumenten te omvatten voor de uitvoering van de multisectoriële aanpak van de bestrijding van tabaksgebruik. |
(12) |
Er is behoefte aan meer samenwerking tussen lidstaten ter vergemakkelijking van de uitwisseling van informatie en beste praktijken en voor de ontwikkeling van een gestandaardiseerd EU-monitoringsysteem. |
(13) |
In de Resolutie van de Raad en van de ministers van volksgezondheid van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 18 juli 1989 betreffende het rookverbod in ruimten bestemd voor het ontvangen van publiek (3) werden de lidstaten uitgenodigd maatregelen te nemen om het roken in bepaalde voor het publiek toegankelijke gesloten ruimten te verbieden, en dit verbod uit te breiden tot alle openbare vervoermiddelen. |
(14) |
In Aanbeveling 2003/54/EG van de Raad van 2 december 2002 inzake de preventie van roken en initiatieven ter verbetering van de bestrijding van het tabaksgebruik (4) werden de lidstaten opgeroepen tot het invoeren van wetgeving en/of andere doeltreffende maatregelen die voorzien in bescherming tegen blootstelling aan omgevingstabaksrook op binnen gebouwen gelegen werkplekken, openbare ruimtes en het openbaar vervoer. |
(15) |
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (5) verwijst weliswaar niet expliciet naar tabaksrook maar bestrijkt alle risico's voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers (6). |
(16) |
In haar Europees actieplan voor milieu en gezondheid 2004-2010 (7) heeft de Commissie toegezegd „acties te (zullen) ontwikkelen om de luchtkwaliteit in gebouwen te verbeteren, met name door het roken op alle werkplekken te beperken met behulp van zowel wetgeving als initiatieven ter bevordering van de volksgezondheid op zowel Europees niveau als op het niveau van de lidstaten.” |
(17) |
In het kader van de raadpleging die werd gelanceerd met het groenboek van de Commissie „Op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau” (8) (het „groenboek”) is gebleken dat er veel steun bestaat voor een alomvattend „rookvrij”-beleid voor alle afgesloten werkruimten en openbare ruimten, en ook voor verdere actie van de EU ter bevordering van rookvrije ruimten in alle lidstaten. |
(18) |
De Raad (werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken) heeft op 30 en 31 mei 2007 van gedachten gewisseld over beleidsopties op EU-niveau met betrekking tot rookvrije ruimten. De Raad was ingenomen met het groenboek en benadrukte dat de Gemeenschap de verdere bevordering van rookvrije ruimten in de EU moet aansturen, en dat communautaire steun voor en coördinatie van nationale maatregelen nodig is. |
(19) |
Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 24 oktober 2007 betreffende het groenboek de lidstaten opgeroepen om binnen twee jaar brede „rookvrij”-wetgeving in te voeren, en heeft de Commissie uitgenodigd om tegen 2011 een desbetreffend wetgevingsvoorstel in te dienen wanneer mocht blijken dat er onvoldoende vooruitgang is. Het verzocht de Commissie verder een wijziging van het bestaande wetgevende kader voor te stellen waardoor omgevingstabaksrook als kankerverwekkende stof wordt ingedeeld, en werkgevers ertoe verplicht worden ervoor te zorgen dat de werkplek vrij van tabaksrook is. |
(20) |
Artikel 8 van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (Framework Convention on Tobacco Control, FCTC), die tot nu toe door 166 partijen geratificeerd is, waaronder de Gemeenschap en 26 lidstaten, legt de partijen een wettelijke verplichting op tot het vaststellen en uitvoeren van doelmatige wetgevende uitvoerende, bestuurlijke en/of overige maatregelen om te voorzien in bescherming tegen de blootstelling aan tabaksrook op afgesloten werkplekken, in het openbaar vervoer, in afgesloten openbare gelegenheden en waar van toepassing op andere openbare ruimten. |
(21) |
De tweede conferentie van de partijen bij de Kaderovereenkomst van de WHO in juli 2007 heeft richtsnoeren goedgekeurd inzake bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook (9) om de partijen te helpen te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 8 van de overeenkomst. Elke partij moet ernaar streven deze richtsnoeren ten uitvoer te leggen binnen vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst voor die partij. |
(22) |
Artikel 14 van de Kaderovereenkomst van de WHO legt de partijen de wettelijke verplichting op passende, alomvattende en geïntegreerde richtsnoeren op te stellen en te verspreiden die gebaseerd zijn op wetenschappelijke kennis en beste praktijken, en effectieve maatregelen te nemen om het stoppen met roken te stimuleren en passende behandeling van nicotineverslaving te bevorderen. De derde conferentie van de partijen bij de Kaderovereenkomst heeft besloten een werkgroep op te richten met de taak richtsnoeren uit te werken om aan dit artikel te voldoen. |
(23) |
De Europese strategie voor de bestrijding van tabaksgebruik die het Regionale Comité van de WHO voor Europa (WHO-EURO) in september 2002 heeft goedgekeurd, beveelt aan dat lidstaten het recht van de burgers op een rookvrije omgeving waarborgen door onder andere openbare ruimten, werkplekken en openbare vervoermiddelen rookvrij te maken, en ook buiten roken te verbieden bij alle onderwijsinstellingen voor minderjarigen, plaatsen waar gezondheidszorg wordt geboden en openbare evenementen, en beveelt verder aan omgevingstabaksrook als een kankerverwekkende stof in te delen. |
(24) |
Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan de uit hoofde van artikel 137 van het Verdrag aangenomen Gemeenschapswetgeving die minimumeisen bepaalt inzake de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers, noch aan Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (10), noch aan Beschikking 2003/641/EG van de Commissie van 5 september 2003 betreffende het gebruik van kleurenfoto's of andere illustraties als gezondheidswaarschuwingen op verpakkingseenheden van tabaksproducten (11), |
BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:
1. |
Zorgen voor effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook in afgesloten werkplekken, afgesloten openbare ruimten, openbare vervoermiddelen, en waar van toepassing ook in andere openbare ruimten, zoals bepaald in artikel 8 van de Kaderovereenkomst van de WHO voor de bestrijding van tabaksgebruik en op basis van de bijgevoegde richtsnoeren inzake de bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook die zijn goedgekeurd door de tweede conferentie van de partijen bij de kaderovereenkomst, binnen vijf jaar na het van kracht worden van de overeenkomst voor de betreffende lidstaat, of uiterlijk binnen drie jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling; |
2. |
Strategieën en maatregelen ontwikkelen en/of versterken om de blootstelling van kinderen en jongeren aan secundaire tabaksrook te verminderen; |
3. |
„Rookvrij”-beleid aanvullen met ondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld:
|
4. |
Brede multisectoriële strategieën ter bestrijding van tabaksgebruik ontwikkelen, uitvoeren en regelmatig aanpassen en herzien, die onder andere het probleem van de bescherming tegen tabaksrook aanpakken op alle plaatsen die voor het grote publiek toegankelijk zijn of collectief worden gebruikt, ongeacht de eigenaar of het recht van toegang; |
5. |
Voorzien in adequate instrumenten om de nationale strategieën en het beleid en programma's ter bestrijding van tabaksgebruik te kunnen uitvoeren, om een effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook te waarborgen; |
6. |
Nationale knooppunten voor de bestrijding van tabaksgebruik bij de Commissie aanmelden, indien mogelijk binnen zes maanden na de goedkeuring van deze aanbeveling, met het oog op de uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie van het beleid met andere lidstaten; |
7. |
Nauw samenwerken, onderling en met de Commissie, bij de ontwikkeling van een coherent kader van definities, benchmarks en indicatoren voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling; |
8. |
De doeltreffendheid van beleidsmaatregelen controleren en evalueren met behulp van bovengenoemde indicatoren; |
9. |
De Commissie op de hoogte stellen van wetgevende en andere initiatieven naar aanleiding van deze aanbeveling en van de resultaten van de monitoring en evaluatie. |
VERZOEKT DE COMMISSIE:
1. |
Verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging, het functioneren en de effecten van de voorgestelde maatregelen, op basis van door de lidstaten verstrekte informatie; |
2. |
In het kader van een eventuele herziening van Richtlijn 2001/37/EG alle productgerelateerde maatregelen ter vermindering van het aantrekkelijke en verslavende karakter van tabaksproducten te overwegen; |
3. |
De juridische aspecten en de empirische onderbouwing van het effect van verpakkingen met alleen een naamsvermelding, onder andere op het functioneren van de interne markt, te bestuderen. |
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
S. O. LITTORIN
(1) Resolutie na niet-verplichte raadpleging (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van 5 november 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB C 189 van 26.7.1989, blz. 1
(4) PB L 22 van 25.1.2003, blz. 31.
(5) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
(6) Zie arrest C-49/00 Commissie tegen Italië, [2001] Jurispr. blz. I-8575, punten 12-13.
(7) COM(2004) 416 definitief
(8) COM(2007) 27 definitief
(9) [FCTC/COP2(7)] Richtsnoeren voor de bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook, uitgewerkt door de werkgroep die overeenkomstig Besluit FCTC/COP1(15) van de conferentie van de partijen bij de WHO-kaderovereenkomst inzake de bestrijding van het tabaksgebruik opgericht is.
(10) PB L 194 van 18.7.2001, blz. 26.
(11) PB L 226 van 10.9.2003, blz. 24.
(12) Zie voetnoot 11.
BIJLAGE
Richtsnoeren inzake bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook, zoals goedgekeurd door de tweede conferentie van de partijen bij de Kaderovereenkomst van de WHO voor de bestrijding van tabaksgebruik
DOEL, DOELSTELLINGEN EN CENTRALE OVERWEGINGEN
Doel van de richtsnoeren
1. |
Deze richtsnoeren zijn, in overeenstemming met andere bepalingen van de WHO-kaderovereenkomst inzake de bestrijding van het tabaksgebruik en de voornemens van de conferentie van de partijen, bedoeld om de partijen bij te staan in het nakomen van hun verplichtingen volgens artikel 8 van de overeenkomst. Zij zijn gebaseerd op de beste beschikbare gegevens en de ervaring van partijen die doeltreffende maatregelen om de blootstelling aan tabaksrook te beperken succesvol hebben geïmplementeerd. |
2. |
In de richtsnoeren worden de beginselen en definities van relevante begrippen vermeld waarover overeenkomst bestaat, alsmede de overeengekomen aanbevelingen voor de te zetten stappen om aan de verplichtingen van de overeenkomst te voldoen. Daarenboven staan in de richtsnoeren de noodzakelijke maatregelen voor het bereiken van een doeltreffende bescherming tegen de gevaren van secundaire tabaksrook. De partijen worden aangemoedigd om deze richtsnoeren te gebruiken, niet alleen om de volgens de overeenkomst bepaalde wettelijke verplichtingen na te komen, maar ook voor de goede praktijk inzake de bescherming van de volksgezondheid. |
Doelstellingen van de richtsnoeren
3. |
Deze richtsnoeren hebben twee samenhangende doelstellingen. De eerste is de partijen bij te staan in het nakomen van hun verplichtingen volgens artikel 8 van de WHO-kaderovereenkomst, op een manier die strookt met het wetenschappelijke bewijsmateriaal inzake blootstelling aan secundaire tabaksrook en de goede praktijk die op wereldvlak in de uitvoering van rookvrij-maatregelen bestaat, teneinde een hoge standaard te stellen voor wat de aansprakelijkheid op het vlak van naleving van de verdragen betreft, en de partijen in het bevorderen van de hoogst haalbare gezondheidsstandaard bij te staan. De tweede doelstelling is het bepalen van de sleutelelementen in de wetgeving, die nodig zijn om de bevolking op een doeltreffende manier tegen blootstelling aan tabaksrook te beschermen, zoals bepaald in artikel 8. |
Onderliggende overwegingen
4. |
De ontwikkeling van deze richtsnoeren werd beïnvloed door volgende fundamentele overwegingen:
|
BEGINSELVERKLARING EN RELEVANTE DEFINITIES INZAKE BESCHERMING TEGEN BLOOTSTELLING AAN TABAKSROOK
Beginselen
5. |
Zoals bepaald in artikel 4 van de WHO-kaderovereenkomst is sterke politieke betrokkenheid nodig om maatregelen te nemen zodat iedereen tegen blootstelling aan tabaksrook wordt beschermd. De uitvoering van artikel 8 van de overeenkomst moet op volgende overeengekomen beginselen steunen. |
Beginsel 1
6. |
Doeltreffende maatregelen om tegen blootstelling aan tabaksrook bescherming te bieden, zoals bepaald in artikel 8 van de WHO-kaderovereenkomst, vereisen de volledige uitbanning van roken en tabaksrook in een bepaalde ruimte of omgeving teneinde een 100 % rookvrije omgeving te scheppen. Er bestaat geen veilig niveau van blootstelling aan tabaksrook en noties zoals een drempelwaarde voor toxiciteit door secundaire tabaksrook moeten worden verworpen, omdat deze door wetenschappelijk bewijsmateriaal worden tegengesproken. Benaderingen waarbij niet naar een 100 % rookvrije omgeving wordt gestreefd, bijvoorbeeld met ventilatie, luchtfiltering en het gebruik van rookzones (al dan niet met gescheiden ventilatiesystemen) zijn herhaaldelijk ondoeltreffend gebleken en er zijn sluitende bewijzen voor dat technische oplossingen tegen tabaksrook geen bescherming bieden. |
Beginsel 2
7. |
Iedereen moet tegen blootstelling aan tabaksrook worden beschermd. Alle overdekte werk- en openbare ruimten moeten rookvrij zijn. |
Beginsel 3
8. |
Er is wetgeving nodig om mensen tegen blootstelling aan tabaksrook te beschermen. Rookvrij-beleidsmaatregelen op basis van vrijwilligheid zijn bij herhaling ondoeltreffend gebleken en bieden geen passende bescherming. Om doeltreffend te zijn, moet de wetgeving eenvoudig, duidelijk en afdwingbaar zijn. |
Beginsel 4
9. |
Een goede planning en passende middelen zijn essentieel voor een succesvolle uitvoering en handhaving van de rookvrij-wetgeving. |
Beginsel 5
10. |
De maatschappelijke organisaties spelen een centrale rol in de ondersteuning en de handhaving van rookvrij-maatregelen en moeten een actieve partner in de ontwikkeling, uitvoering en handhaving van de wetgeving zijn. |
Beginsel 6
11. |
De uitvoering van een rookvrij-wetgeving, haar handhaving en impact moeten gecontroleerd en beoordeeld worden. Daarbij hoort het controleren van en reageren op de activiteiten van de tabaksindustrie die de uitvoering en handhaving van de wetgeving ondermijnen, zoals in artikel 20, lid 4, van de WHO-kaderovereenkomst omschreven. |
Beginsel 7
12. |
De bescherming van mensen tegen blootstelling aan tabaksrook moet waar nodig worden verbeterd en uitgebreid; een dergelijke maatregel houdt eventueel een nieuwe of gewijzigde wetgeving in, een verbeterde handhaving en andere maatregelen die nieuw, wetenschappelijk bewijsmateriaal en ervaringen uit casestudy's weergeven. |
Definities
13. |
Bij de ontwikkeling van wetgeving is het belangrijk te zorgen voor een goede definitie van sleutelbegrippen. Verschillende aanbevelingen voor passende definities die op de ervaringen van verschillende landen zijn gebaseerd, worden hier vastgelegd. De definities in deze afdeling zijn een aanvulling bij de definities die al in de WHO-kaderovereenkomst stonden. |
„Secundaire tabaksrook” of „omgevingstabaksrook”
14. |
Verscheidene alternatieve begrippen worden algemeen gebruikt om het soort rook waarvan sprake in artikel 8 van de WHO-kaderovereenkomst te beschrijven. Dat zijn onder andere „secundaire tabaksrook”, „omgevingstabaksrook” en „de rook van anderen”. Begrippen zoals „passief roken” en „onvrijwillige blootstelling aan tabaksrook” moeten worden vermeden, omdat in Frankrijk en elders is ervaren dat de tabaksindustrie deze begrippen kan gebruiken om het idee te ondersteunen dat „vrijwillige” blootstelling aanvaardbaar is. De begrippen „secundaire tabaksrook” en „omgevingstabaksrook”, in het Engels soms afgekort tot respectievelijk „SHS” (second-hand tobacco smoke) en „ETS” (environmental tobacco smoke) krijgen de voorkeur; in deze richtsnoeren wordt „secundaire tabaksrook” gebruikt. |
15. |
Secundaire tabaksrook kan worden gedefinieerd als „de rook afkomstig van het brandende uiteinde van een sigaret of ander tabaksproduct, gewoonlijk in combinatie met de rook die de roker uitademt”. |
16. |
„Rookvrije lucht” is lucht die 100 % rookvrij is. Deze definitie omvat, maar is niet beperkt tot, lucht waarin tabaksrook niet kan worden gezien, geroken, gevoeld of gemeten (1). |
„Roken”
17. |
Aan de definitie van dit begrip moet het in bezit of onder controle hebben van een aangestoken tabaksproduct, ongeacht of de rook actief wordt ingeademd of uitgeademd, worden toegevoegd. |
„Openbare ruimten”
18. |
Aangezien de precieze definitie van „openbare ruimten” per land zal variëren, is het belangrijk dat dit begrip in wetgeving zo breed mogelijk wordt gedefinieerd. De gebruikte definitie moet alle voor het brede publiek toegankelijke ruimten of ruimten voor collectief gebruik omvatten, ongeacht de eigenaar of de vraag wie er toegang toe heeft. |
„Overdekt” of „afgesloten”
19. |
In artikel 8 wordt bescherming tegen tabaksrook in „overdekte” werkruimten en openbare ruimten voorgeschreven. Wegens de mogelijke valkuilen in het definiëren van „overdekte” ruimten, moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de ervaringen van verscheidene landen met de definitie van dit begrip. De definitie moet zo breed en duidelijk mogelijk zijn en er moet de nodige zorg aan worden besteed, zodat wordt vermeden dat er lijsten worden opgesteld die zodanig kunnen worden geïnterpreteerd dat potentieel relevante „overdekte” ruimten worden uitgesloten. Aanbevolen wordt „overdekte” (of „afgesloten”) ruimten zo te definiëren dat het elke ruimte met een dak of afgesloten door een of meerdere wanden of zijden omvat, ongeacht het voor het dak, de wanden of zijden gebruikte materiaal en ongeacht of de structuur blijvend of tijdelijk is. |
„Werkruimte”
20. |
Een „werkruimte” moet breed worden gedefinieerd als „elke door mensen tijdens het werk gebruikte ruimte”. Dit moet niet alleen betaald werk omvatten, maar ook vrijwilligerswerk, als dat het soort werk is dat normaliter wordt vergoed. Daarenboven omvatten „werkruimten” niet alleen de ruimten waarin gewerkt wordt, maar ook alle daaraan verbonden en bijhorende ruimten die gewoonlijk tijdens het werk worden gebruikt, waaronder bijvoorbeeld gangen, liften, traphallen, foyers, gemeenschappelijke voorzieningen, cafetaria's, toiletten, lounges, eetruimten en ook bijgebouwen, zoals een schuur of hut. Voertuigen die tijdens het werk worden gebruikt zijn werkruimten en moeten als dusdanig worden aangeduid. |
21. |
Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan werkruimten die ook woon- of verblijfplaats zijn, bijvoorbeeld gevangenissen, psychiatrische instellingen of verzorgingstehuizen. Deze plaatsen zijn ook werkruimten voor anderen, die tegen blootstelling aan tabaksrook moeten worden beschermd. |
„Openbaar vervoer”
22. |
De definitie van openbaar vervoer moet elk voertuig omvatten dat voor het vervoeren, gewoonlijk tegen vergoeding of met commerciële doeleinden, van de bevolking wordt gebruikt. Dit omvat ook taxi's. |
DE REIKWIJDTE VAN DOELTREFFENDE WETGEVING
23. |
Artikel 8 schrijft de goedkeuring van doeltreffende maatregelen voor om de bevolking te beschermen tegen blootstelling aan tabaksrook in 1. overdekte werkruimten, 2. overdekte openbare ruimten, 3. openbaar vervoer en 4. „voor zover noodzakelijk” in „andere openbare ruimten”. |
24. |
Dit schept de verplichting om volledige bescherming te bieden door ervoor te zorgen dat elke overdekte openbare ruimte, elke overdekte werkruimte, alle openbaar vervoer en mogelijke andere (niet-overdekte of zogenaamd overdekte) openbare ruimten vrij zijn van blootstelling aan secundaire tabaksrook. Vrijstellingen op basis van gezondheids- en rechtsargumenten zijn niet gerechtvaardigd. Als er vrijstellingen moeten worden overwogen op basis van andere argumenten, dan moeten deze minimaal zijn. Als verder een partij geen onmiddellijke, universele dekking kan bereiken, schept artikel 8 de blijvende verplichting om zo snel als mogelijk elke vrijstelling weg te werken en de bescherming volledig te maken. Elke partij moet ernaar streven volledige bescherming te bieden binnen vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de WHO-kaderovereenkomst voor die partij. |
25. |
Er bestaat geen veilig niveau van blootstelling aan secundaire rook en, zoals eerder door de conferentie van de partijen in Besluit FCTC/COP1(15) erkend, technische oplossingen, zoals ventilatie, luchtverversing en het gebruik van rookzones, beschermen niet tegen blootstelling aan tabaksrook. |
26. |
De bescherming geldt voor elke overdekte of afgesloten werkruimte, waaronder als arbeidsplaats dienstdoende motorvoertuigen (bijvoorbeeld taxi's, ambulances of leveringsvoertuigen). |
27. |
Het verdrag schrijft beschermende maatregelen voor, niet alleen in elke overdekte openbare ruimte, maar zo nodig ook in andere (namelijk niet-overdekte of gedeeltelijk overdekte) openbare ruimten. De partijen moeten bij het identificeren van deze niet-overdekte en gedeeltelijk overdekte openbare ruimten waar wetgeving nodig is rekening houden met de beschikbare gegevens betreffende mogelijke gezondheidsrisico's in verschillende situaties, en dienen de meest doeltreffende bescherming tegen blootstelling in te voeren op plaatsen waar een gevaar bestaat. |
DE BEVOLKING INFORMEREN, RAADPLEGEN EN BETREKKEN OM ONDERSTEUNING EN EEN SOEPELE IMPLEMENTATIE TE VERZEKEREN
28. |
Het voorlichten van de bevolking en opiniemakers over de risico's van blootstelling aan secundaire tabaksrook via informatiecampagnes is een belangrijke taak voor overheidsinstanties in samenwerking met de maatschappelijke organisaties, omdat dat ervoor zorgt dat de bevolking de wetgevende maatregel begrijpt en steunt. De voornaamste belanghebbenden zijn onder andere bedrijven, horecaverenigingen, werkgeversvertegenwoordigers, vakbewegingen, de media, gezondheidswerkers, organisaties voor kinderen en jongeren, onderwijs- of religieuze instellingen, onderzoekers en de bevolking in het algemeen. Wat de bewustmaking betreft, moeten de betrokken bedrijven en andere organisaties en instellingen over het ontwikkelen van de wetgeving worden geraadpleegd. |
29. |
In de kernboodschappen moet de nadruk liggen op de schade die door blootstelling aan secundaire tabaksrook wordt veroorzaakt, het feit dat het rookverbod in overdekte ruimten de enige wetenschappelijk onderbouwde oplossing is om volledige bescherming tegen blootstelling te garanderen, het recht van alle werknemers om op dezelfde manier door de wet te worden beschermd en het feit dat gezondheid en economie niet ten koste van elkaar gaan omdat in een toenemend aantal landen blijkt dat een rookvrije omgeving beide ten goede komt. Voorlichtingscampagnes moeten eveneens worden gericht op situaties waarvoor wetgeving misschien niet mogelijk of passend is, zoals privéwoningen. |
30. |
Breed overleg met de belanghebbenden is ook essentieel om de bevolking voor te lichten en te mobiliseren, en steun te creëren voor nieuwe wetgeving. Zodra de wetgeving is goedgekeurd, moet een voorlichtingscampagne de voorbereiding zijn tot de uitvoering van de wet, het verstrekken van informatie aan bedrijfseigenaren en managers van gebouwen over de wetgeving, hun verantwoordelijkheden en het produceren van hulpmiddelen, zoals informatieborden. Deze maatregelen zullen bijdragen tot een soepele implementatie en een hoge mate van vrijwillige naleving. Boodschappen die niet-rokers een drukmiddel in de hand geven en waarmee rokers worden bedankt omdat zij de wet naleven, zullen de betrokkenheid van de bevolking bij de handhaving en een soepele implementatie bevorderen. |
HANDHAVING
Toetsing van de naleving
31. |
Een doeltreffende wetgeving moet wettelijke verantwoordelijkheid voor de naleving opleggen aan zowel betrokken bedrijven als individuele rokers, en moet overtredingen die door bedrijven en eventueel rokers worden begaan, bestraffen. De handhaving moet zich in de regel richten op bedrijven. De wetgeving moet de verantwoordelijkheid voor de naleving leggen bij de eigenaar, manager of andere leidinggevende, en moet duidelijk bepalen welke acties hij of zij moet ondernemen. Deze taken zijn onder andere:
|
Sancties
32. |
De wetgeving moet in geval van overtredingen boetes of andere geldelijke straffen vaststellen. Terwijl de hoogte van deze boetes onvermijdelijk een weerspiegeling van de specifieke praktijken en gewoonten van elk land zal zijn, moet de beslissing op verschillende beginselen gebaseerd zijn. De sancties moeten bovenal voldoende zwaar zijn om overtreders af te schrikken, indien niet kunnen zij worden genegeerd of beschouwd als gewone bedrijfskosten. Om bedrijven in overtreding af te schrikken, zijn zwaardere sancties vereist dan voor individuele rokers, die gewoonlijk over minder middelen beschikken. De sancties moeten zwaarder worden voor herhaaldelijke overtredingen en moeten in overeenstemming zijn met de manier waarop het land andere, even ernstige overtredingen behandelt. |
33. |
Naast geldelijke straffen kan de wetgeving ook, in overeenstemming met de praktijken en het wettelijke systeem van het land, administratieve sancties toestaan, zoals de opschorting van bedrijfsvergunningen. Deze „ultieme” sancties worden zelden toegepast, maar zijn zeer belangrijk om de wet te handhaven ten aanzien van bedrijven die ervoor kiezen om herhaaldelijk overtredingen te begaan. |
34. |
Strafrechtelijke sancties voor overtredingen kunnen worden opgenomen, indien dat in het wettelijke en culturele kader van een land past. |
Handhavingsstructuur
35. |
De wetgeving moet de instantie of instanties bepalen die voor de handhaving verantwoordelijk zullen zijn en moet een systeem opzetten voor zowel het controleren van de naleving als het vervolgen van overtreders. |
36. |
Het toezicht dient een proces voor het inspecteren van bedrijven te omvatten. Er is zelden een nieuw inspectiesysteem nodig voor de handhaving van een rookvrij-wetgeving. In plaats daarvan volstaat het gewoonlijk om de naleving te controleren door gebruik te maken van een of meerdere bestaande mechanismen voor de inspectie van bedrijfsruimten en werkruimten. Er zijn doorgaans verscheidene mogelijkheden. In veel landen kunnen de inspecties tegelijk gebeuren met de controle van bedrijfsvergunningen, gezondheid en sanitaire voorzieningen, veiligheid en gezondheid in de werkruimte, brandveiligheid en dergelijke meer. Het kan nuttig zijn om deze verschillende bronnen van gegevensverzameling tegelijk aan te wenden. |
37. |
Indien mogelijk is het aanbevolen op lokaal niveau met inspecteurs of tenuitvoerleggingsfunctionarissen te werken; hierdoor zullen de beschikbare handhavingsmiddelen en het niveau van naleving waarschijnlijk toenemen. Om een consistente nationale aanpak te garanderen, moet er een nationaal coördinatiemechanisme worden opgezet. |
38. |
Ongeacht het gebruikte mechanisme moet de controle op een algemeen handhavingsplan gebaseerd zijn en een procedé voor het doeltreffend opleiden van inspecteurs omvatten. Doeltreffende controle kan bestaan in regelmatige inspecties afgewisseld met onaangekondigde, plus bezoeken naar aanleiding van klachten. Dergelijke bezoeken kunnen in de periode vlak nadat de wet van kracht is ook een educatieve functie hebben, omdat de meeste inbreuken dan wellicht onopzettelijk gebeuren. De wetgeving moet de inspecteurs het recht geven ruimten te betreden en monsters en bewijzen te verzamelen, indien deze bevoegdheid nog niet in de bestaande wetgeving is opgenomen. Op dezelfde manier moet de wetgeving verbieden dat bedrijven de werkzaamheden van de inspecteurs verhinderen. |
39. |
Een doeltreffende controle brengt geen buitensporige kosten met zich mee. Het is niet nodig grote aantallen inspecteurs in te zetten, omdat de inspecties kunnen worden uitgevoerd gebruikmakend van bestaande programma's en personeelsleden, en omdat rookvrij-wetgeving blijkbaar snel zelfhandhavend wordt (daarmee wordt bedoeld dat zij grotendeels door de bevolking zelf wordt afgedwongen). Gerechtelijke vervolging zal hopelijk slechts sporadisch nodig zijn, als de wetgeving op een zorgvuldige manier is geïmplementeerd en er actief aan het onderrichten van de bedrijven en de bevolking is gewerkt. |
40. |
Ook al zijn deze programma's niet duur, toch zijn er middelen nodig om de bedrijven te onderrichten, inspecteurs op te leiden, het inspectieprocedé te coördineren en de inspecteurs te compenseren voor het bezoeken van de bedrijven buiten de normale werktijden. Hiervoor moet een financieringsmechanisme worden opgezet. Doeltreffende controleprogramma's maakten gebruik van verscheidene financieringsmiddelen, waaronder belastinginkomsten, opbrengsten uit bedrijfsvergunningen en uit boetes die door overtreders zijn betaald. |
Handhavingsstrategieën
41. |
Een strategische aanpak op het vlak van de handhaving kan de naleving maximaliseren, de implementatie van de wetgeving vereenvoudigen en de voor de handhaving noodzakelijke middelen beperken. |
42. |
Met name in de periode onmiddellijk na de bekrachtiging van de wet is het handhaven van cruciaal belang voor het succes ervan en voor het succes van de latere controle en handhaving. Veel landen bevelen een beginperiode van coulante handhaving aan, tijdens dewelke overtreders berispt, maar niet bestraft worden. Deze aanpak moet worden gecombineerd met een actieve campagne om bedrijfseigenaren voor te lichten over hun wettelijke verplichtingen, en bedrijven moeten begrijpen dat de gedoog- of overgangsperiode door een strengere handhaving wordt gevolgd. |
43. |
Wanneer de actieve handhaving begint, adviseren veel landen om veel aandacht op de gerechtelijke vervolgingen te vestigen, zodat het afschrikkingseffect wordt vergroot. Door het identificeren van prominente overtreders die actief de wet overtreden hebben of heel bekend zijn, door een solide en snelle afwikkeling en door te zoeken naar maximale publieke belangstelling kunnen overheden hun vastberadenheid tonen en het belang van de wet duidelijk maken. Dit verhoogt de vrijwillige naleving en beperkt de voor latere controle en handhaving nodige middelen. |
44. |
Ook al wordt rookvrij-wetgeving snel zelfhandhavend, het is niettemin essentieel dat overheden bereid zijn om snel en beslist te reageren op geïsoleerde gevallen van openlijk verzet. Vooral wanneer een wet voor het eerst van kracht wordt, kan er een occasionele overtreder zijn die de wet publiekelijk afwijst. Door in deze gevallen scherp te reageren wordt duidelijk gemaakt dat de wet moet worden nageleefd, en dat zal latere inspanningen vergemakkelijken, terwijl besluiteloosheid snel tot wijdverbreide overtredingen kan leiden. |
De bevolking mobiliseren en betrekken
45. |
De doeltreffendheid van een programma voor controle en handhaving neemt toe als de bevolking erbij betrokken wordt. De steun van de bevolking vragen en mensen aanmoedigen om de naleving van de wet te controleren en overtredingen te rapporteren, vergroot de mogelijkheden van de handhavingsinstanties aanzienlijk en beperkt de daartoe benodigde middelen. In veel landen zijn klachten van de bevolking inderdaad het voornaamste middel om naleving te garanderen. Daarom moet in de rookvrij-wetgeving worden vermeld dat mensen klachten kunnen indienen en moeten particulieren of niet-gouvernementele organisaties naleving kunnen afdwingen van maatregelen die de blootstelling aan secundaire tabaksrook regelen. Het handhavingsprogramma moet onder andere een gratis klachtenlijn omvatten of een gelijkaardig systeem dat de bevolking aanmoedigt om overtredingen te melden. |
CONTROLE EN BEOORDELING VAN MAATREGELEN
46. |
De controle en beoordeling van maatregelen die de blootstelling aan tabaksrook beperken, zijn belangrijk om verschillende redenen, bijvoorbeeld:
|
47. |
Het bereik en de complexiteit van controle en beoordeling zal per land anders zijn en afhangen van de beschikbare expertise en middelen. Het is echter van belang het resultaat van de geïmplementeerde maatregelen te beoordelen, met name wat de sleutelindicator van blootstelling aan secundaire tabaksrook in werk- en openbare ruimten betreft. Er bestaan kosteneffectieve manieren om dit te bereiken, bijvoorbeeld door gegevens of informatie te gebruiken die via routineactiviteiten, zoals inspecties van de werkruimten, wordt verzameld. |
48. |
Er zijn voor het procedé en resultaat acht sleutelindicatoren die in acht moeten worden genomen (2): |
Procesmatige aanpak
a) |
kennis, houding en steun ten opzichte van een rookvrij-beleid bij de bevolking in het algemeen en eventueel bij specifieke groepen, zoals barpersoneel bijvoorbeeld; |
b) |
handhaving en naleving van een rookvrij-beleid. |
Resultaten
a) |
beperking van de blootstelling van werknemers aan secundaire tabaksrook in werk- en openbare ruimten; |
b) |
daling van het gehalte aan secundaire tabaksrook in het lucht in werkruimten (met name in restaurants) en openbare ruimten; |
c) |
daling van het sterfte- en ziektecijfer door blootstelling aan secundaire tabaksrook; |
d) |
beperking van blootstelling aan secundaire tabaksrook in privéwoningen; |
e) |
veranderingen in de rookprevalentie en het rookgedrag; |
f) |
economische effecten. |
(1) Het is mogelijk dat bestanddelen van tabaksrook in de lucht kunnen voorkomen in hoeveelheden die te klein zijn om te worden gemeten. Er moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheid dat de tabaksindustrie of de horeca gebruik proberen te maken van de beperkingen van deze definitie.
(2) De publicatie „WHO policy recommendations: protection from exposure to second-hand tobacco smoke” (Genève, Wereldgezondheidsorganisatie, 2007) verstrekt referenties en links naar studies inzake de controlestudies die elders over al deze indicatoren zijn uitgevoerd.
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/15 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak COMP/M.5691 — Mubadala/Veolia Eau/Azaliya)
(Voor de EER relevante tekst)
2009/C 296/03
Op 1 december 2009 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de Eur-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32009M5691. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving. |
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/16 |
Wisselkoersen van de euro (1)
4 december 2009
2009/C 296/04
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,5068 |
JPY |
Japanse yen |
133,08 |
DKK |
Deense kroon |
7,4416 |
GBP |
Pond sterling |
0,90480 |
SEK |
Zweedse kroon |
10,3716 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,5063 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
8,4900 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
25,842 |
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
HUF |
Hongaarse forint |
269,14 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,7073 |
PLN |
Poolse zloty |
4,0928 |
RON |
Roemeense leu |
4,2205 |
TRY |
Turkse lira |
2,2333 |
AUD |
Australische dollar |
1,6259 |
CAD |
Canadese dollar |
1,5778 |
HKD |
Hongkongse dollar |
11,6778 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
2,0776 |
SGD |
Singaporese dollar |
2,0808 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 737,23 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
11,0607 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
10,2869 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,2970 |
IDR |
Indonesische roepia |
14 186,89 |
MYR |
Maleisische ringgit |
5,0937 |
PHP |
Filipijnse peso |
69,313 |
RUB |
Russische roebel |
44,1582 |
THB |
Thaise baht |
49,902 |
BRL |
Braziliaanse real |
2,5730 |
MXN |
Mexicaanse peso |
18,9382 |
INR |
Indiase roepie |
69,7573 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/17 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de bijeenkomst van 18 september 2009 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak COMP/C.39129 — Energietransformators (1)
Rapporteur: Luxemburg
2009/C 296/05
1. |
Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de feiten neerkomen op een overeenkomst en/of feitelijke onderling afgestemde gedraging in de zin van artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. |
2. |
Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde gedragingen tot doel hebben de concurrentie te beperken. |
3. |
Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde gedragingen door de partijen ten uitvoer werden gelegd. |
4. |
Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat betreft de duur van de inbreuk voor elke adressaat. |
5. |
Het Adviescomité is het met de ontwerp-beschikking van de Europese Commissie eens wat betreft de conclusie dat de overeenkomst en de onderling afgestemde gedragingen tussen de adressaten een merkbaar effect konden hebben op de handel tussen de EU-lidstaten en tussen de verdragsluitende partijen van de EER. |
6. |
Het Adviescomité is het met de ontwerp-beschikking van de Europese Commissie eens wat betreft de adressaten van de beschikking, in het bijzonder wat betreft de toeschrijving van de aansprakelijkheid aan de moedermaatschappijen van de betrokken concerns. |
7. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/18 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de bijeenkomst van 2 oktober 2009 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak COMP/C.39129 — Energietransformators (2)
Rapporteur: Luxemburg
2009/C 296/06
1. |
Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de adressaten van de ontwerp-beschikking een boete moet worden opgelegd. |
2. |
Het Adviescomité is het eens met de redenering van de Europese Commissie betreffende het basisbedrag van de boeten. |
3. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie inzake de verzachtende en verzwarende omstandigheden (behalve de in punt 4 vermelde aspecten). |
4. |
De meerderheid van het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat er in deze zaak sprake is van buitengewone omstandigheden die een vermindering van geldboeten wegens daadwerkelijke medewerking buiten de clementiemededeling van 2002 om, rechtvaardigen, zoals uiteengezet in de ontwerp-beschikking. |
5. |
De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de redenering van de Europese Commissie wat betreft het bedrag van de vermindering van geldboeten wegens daadwerkelijke medewerking buiten de clementiemededeling van 2002 om. |
6. |
Het Adviescomité is het eens met de Europese Commissie wat betreft de toepassing van de clementiemededeling van 2002. |
7. |
Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt. |
8. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/19 |
Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/39.129 — Energietransformators
(Overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)
2009/C 296/07
Deze zaak betreft een kartelovereenkomst tussen producenten van energietransformators.
De ontwerp-beschikking geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:
Mededeling van punten van bezwaar
De mededeling van punten van bezwaar (MPB) werd op 20 november 2008 aangenomen en aan de volgende zeven ondernemingsgroepen toegezonden: ABB Ltd, AREVA T&D SA, ALSTOM, Siemens AG, Fuji Electrics Holdings Co., Ltd, Hitachi Ltd en Toshiba Corporation (de partijen).
In de MPB kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de partijen tussen 1993 en 2003 inbreuk hadden gepleegd op artikel 81 van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een mondelinge afspraak (de gentlemen's agreement) waarbij de Japanse producenten geen energietransformators in Europa zouden verkopen en de Europese producenten niet in Japan zouden verkopen.
Antwoordtermijn voor de MPB
De partijen kregen oorspronkelijk een termijn van zes weken om te antwoorden op de MPB. Alle partijen hebben om een verlenging verzocht, die ik gedeeltelijk heb verleend. Alle partijen hebben binnen de verlengde antwoordtermijn op de MPB geantwoord.
Toegang tot het dossier
De partijen werd toegang tot het onderzoekdossier van de Commissie verleend in de vorm van een cd-rom. Inzake de verklaringen van de ondernemingen die om immuniteit of clementie hadden verzocht, werd evenwel alleen toegang verleend in de gebouwen van de Commissie.
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de toegang tot het dossier (1) werd aanvullende toegang verleend tot een aantal documenten die de Commissie na de hoorzitting had verkregen en die de Commissie in de eindbeschikking wilde gebruiken als bewijsmateriaal à charge.
Hoorzitting
Op verzoek van de partijen werd op 17 februari 2009 een hoorzitting gehouden waarop alle partijen vertegenwoordigd waren.
Tijdens de hoorzitting kreeg een partij de mogelijkheid om schriftelijk op een vraag te antwoorden. Dit antwoord werd vervolgens aan alle partijen doorgezonden met het oog op opmerkingen, hetgeen tot de hierboven vermelde aanvullende toegang tot het dossier heeft geleid.
Belangrijkste door de partijen naar voren gebrachte procedurekwesties
De partijen hebben een aantal klachten in verband met het recht op verdediging ter sprake gebracht, die ik na zorgvuldig onderzoek ongegrond achtte. De belangrijkste klachten waren als volgt:
— |
De Commissie gebruikt zelfincriminerend bewijsmateriaal dat werd ingediend door een onderneming die om immuniteit verzoekt, hoewel dit verzoek werd verworpen. In de clementiemededeling van 2002 is bepaald dat een onderneming die om immuniteit verzoekt, het bewijsmateriaal, dat zij met het oog op haar verzoek om immuniteit heeft voorgelegd, kan intrekken indien het verzoek niet zou worden aanvaard (2). Aangezien betrokken verzoekster deze mogelijkheid niet heeft gebruikt, kon de Commissie gebruikmaken van dit bewijsmateriaal zonder het recht van verweer te schenden; |
— |
De Commissie gebruikt bewijsmateriaal dat zij verzameld had tijdens inspecties betreffende een verschillende (maar aanverwante) zaak. Uit mijn onderzoek bleek dat hetzelfde bewijsmateriaal vervolgens in onderhavige zaak vrijwillig werd ingediend in verband met een clementieverzoek en in antwoord op een verzoek om informatie. Derhalve kan het feit dat dit bewijsmateriaal eveneens door de Commissie tijdens inspecties in een verschillende zaak werd vergaard niet leiden tot een schending van het recht van verweer; |
— |
De Europese partijen werden in een vroeg stadium van de procedure in kennis gesteld van de exacte reikwijdte van het onderzoek, terwijl de Japanse partijen daarvan slechts bij de kennisgeving van de MPB op de hoogte werden gesteld. In dit verband zij opgemerkt dat het onderzoek, naast op de gentlemen's agreement, oorspronkelijk ook was toegespitst op een aantal gedragingen binnen de EU waaraan de Japanse partijen beweerdelijk niet hadden deelgenomen. Het feit dat de Europese partijen ervan in kennis werden gesteld dat de reikwijdte van het onderzoek tegen hen werd ingeperkt, houdt geen discriminatie in en komt zeker niet neer op een schending van het recht van verweer van de Japanse partijen; |
— |
In tegenstelling tot het principe van de gelijke behandeling kreeg een clementieverzoeker inzage in een aantal documenten van het dossier alvorens kennis gegeven was van de MPB, terwijl andere partijen bij de procedure dit niet kregen. Naar mijn mening is het de betrokken dienst van de Commissie niet verboden om tijdens de onderzoekfase bepaalde informatiestukken met partijen te bespreken om deze beter te begrijpen en het onderzoek te bevorderen. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van clementieverzoekers. In ieder geval werd deze specifieke informatie vervolgens tijdens de procedure betreffende de toegang tot het dossier ter beschikking gesteld van alle partijen. Derhalve kon deze vroege inzage in documenten geen schending inhouden van het principe van gelijke behandeling of van het recht van verweer van de andere partijen; |
— |
Eén partij beweerde dat zij nooit een schriftelijke ontvangstbevestiging heeft gekregen van haar clementieverzoek, dat vervolgens werd verworpen. De partij beweert ook dat de betrokken dienst van de Commissie in de brief waarin zij het clementieverzoek heeft verworpen, niet duidelijk de datum heeft vermeld waarop zij de verstrekte informatie en de informatie waarover de Commissie reeds beschikte, heeft vergeleken. Volgens de clementiemededeling van 2002 (3) ontvangt de onderneming die om clementie verzoekt een schriftelijke bevestiging waarin de datum is vermeld waarop het verzoek was ontvangen. Het ontbreken van een dergelijke bevestiging vormt dientengevolge een onregelmatigheid in de procedure. Bovendien meen ik ook, in het bijzonder gezien het ontbreken van een dergelijke bevestiging, dat het niet duidelijk vermelden in de brief waarbij het clementieverzoek werd verworpen van de datum van vergelijking, een procedurele onregelmatigheid vormt. Desalniettemin ben ik van oordeel, en ik laat de vraag open of de datum van vergelijking een beslissende invloed zou kunnen hebben op het recht van clementie van de verzoeker, dat deze procedurele onregelmatigheden niet van zodanige aard zijn dat zij neerkomen op een schending van het recht van verweer. |
De ontwerp-beschikking
In de ontwerp-beschikking herhaalt de Commissie grotendeels haar bezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar waren uiteengezet, hoewel de duur van de inbreuk aanzienlijk werd gereduceerd.
Naar mijn mening werden in de ontwerp-beschikking alleen de bezwaren behandeld ten aanzien waarvan de partijen de gelegenheid hebben gekregen hun standpunt kenbaar te maken.
Conclusie
Gelet op bovenstaande overwegingen ben ik van oordeel dat het recht van alle partijen bij de procedure om te worden gehoord, gerespecteerd werd in deze zaak.
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2009.
Michael ALBERS
(1) PB C 325 van 22.12.2005, blz. 7, punt 27.
(2) PB C 45 van 19.2.2002, blz. 3, punt 17.
(3) PB C 45 van 19.2.2002, blz. 3, punten 14 en 25.
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/21 |
Samenvatting van de Beschikking van de Commissie
van 7 oktober 2009
betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst
(Zaak COMP/C.39129 — Energietransformators)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7601)
(Slechts de teksten in de Engelse en de Franse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
2009/C 296/08
Op 7 oktober 2009 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1), publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking, met inbegrip van de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van DG Concurrentie op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/
1. INLEIDING
(1) |
De beschikking is gericht tot negen rechtspersonen, die behoren tot zeven ondernemingen, wegens een inbreuk op artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Van 9 juni 1999 tot 15 mei 2003 hebben de adressaten deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk die het gehele EER-gebied (zoals het bestond ten tijde van de inbreuk) bestreek. De inbreuk omvatte een gentlemen's agreement (hierna „GA”) tussen Europese en Japanse producenten van energietransformators om de markten te verdelen door elkaars thuismarkten te respecteren en op elkaars markten geen producten te verkopen. |
2. BESCHRIJVING VAN DE ZAAK
2.1. Procedure
(2) |
De beschikking is gebaseerd op clementieverzoeken van Siemens en Fuji, de medewerking van AREVA T&D en Hitachi, het tijdens de inspecties verzamelde bewijsmateriaal alsmede de antwoorden op verschillende verzoeken om informatie. |
(3) |
De mededeling van punten van bezwaar werd op 20 november 2008 vastgesteld en de hoorzitting vond plaats op 17 februari 2009. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities bracht op 18 september en 2 oktober 2009 een gunstig advies uit en de Commissie heeft de beschikking op 7 oktober 2009 aangenomen. |
2.2. Samenvatting van de inbreuk
(4) |
De zaak betreft een inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst in de energietransformatorsector. |
(5) |
Het concurrentiebeperkend gedrag heeft betrekking op energietransformators, spaartransformators en laadstroomcompensatiespoelen met een spanningsbereik van 380 kV en meer. Een energietransformator is een belangrijke elektrische component die de spanning in een elektrisch circuit moet verlagen of verhogen. Energietransformators worden als afzonderlijk product of als onderdeel van kant-en-klaar opgeleverde elektriciteitsonderstations verkocht. De beschikking heeft betrekking op alle energietransformators, hetzij als afzonderlijk product verkocht, hetzij als onderdeel van kant-en-klaar opgeleverde projecten, maar niet op energietransformators die verkocht worden als onderdeel van onderstations op basis van gasgeïsoleerd schakelmateriaal. Deze werden reeds behandeld in de beschikking van de Commissie van 24 januari 2007 in zaak COMP/F/38.899 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal. |
(6) |
De inbreuk duurde van 9 juni 1999 tot en met 15 mei 2003. De partijen bij de inbreuk sloten een mondelinge overeenkomst die het hele EER-gebied (zoals het bestond ten tijde van de inbreuk) bestreek waarbij werd afgesproken de markten te verdelen door middel van een gentlemen's agreement tussen Europese en Japanse producenten. Zij zouden elkaars thuismarkten respecteren en geen producten op elkaars markten verkopen. |
(7) |
De partijen organiseerden daarvoor 1 à 2 keer per jaar bijeenkomsten. De bijeenkomsten vonden plaats in Europa en Azië, namelijk in Malaga, Singapore, Barcelona, Lissabon, Tokio, Wenen en Zurich, waarbij de naleving van de overeenkomst telkens werd bevestigd. Elk lid van het kartel kreeg een geheime code. Verschillende documenten en bedrijfsverklaringen uit die periode bevestigen deze feiten. |
2.3. Adressaten en duur
(8) |
ABB Ltd, AREVA T&D SA, ALSTOM (Société Anonyme), Siemens AG, Siemens Aktiengesellschaft Österreich, Fuji Electrics Holdings Co., Ltd, Hitachi Ltd, Hitachi Europe Ltd en Toshiba Corporation zijn de adressaten van de beschikking. |
(9) |
De duur van de inbreuk is voor alle adressaten, behalve Siemens Aktiengesellschaft Österreich, van 9 juni 1999 tot en met 15 mei 2003. Voor Siemens Aktiengesellschaft Österreich is de duur van 29 mei 2001 tot en met 15 mei 2003. |
2.4. Corrigerende maatregelen
(10) |
De richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 worden toegepast in de beschikking. |
2.4.1. Basisbedrag van de boete
(11) |
Het basisbedrag van de boete werd berekend als een deel van de door elk van de ondernemingen gerealiseerde waarde van de verkopen van energietransformators in het relevante geografische gebied in het jaar 2001 („variabel bedrag”), vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de inbreuk geduurd heeft, verhoogd met een bijkomend bedrag, dat eveneens als een deel van de waarden van de verkopen wordt berekend, om horizontale prijsafspraken tegen te gaan („toetredingsrecht”). |
(12) |
Rekening houdend met de aard van de inbreuk, het gecumuleerde marktaandeel van alle betrokken ondernemingen, de geografische reikwijdte en de implementatie van de inbreuk werden zowel het variabele bedrag als het toetredingsrecht op 16 % vastgesteld. |
(13) |
Aangezien de inbreuk bijna vier jaar heeft geduurd, werd het variabele bedrag vermenigvuldigd met 4. |
2.4.2. Aanpassing van het basisbedrag
2.4.2.1.
(14) |
Recidive is een verzwarende omstandigheid voor ABB Ltd (gezien een vroegere kartelbeschikking), waardoor de boete met 50 % wordt verhoogd. |
2.4.2.2.
(15) |
In de beschikking wordt geconcludeerd dat er in dit geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waardoor Hitachi en AREVA T&D elk een vermindering van 18 % van de boete hebben verkregen voor hun daadwerkelijke medewerking buiten de clementiemededeling van 2002 om. Deze vermindering geldt niet voor ALSTOM, de voormalige moedermaatschappij van AREVA T&D. |
2.4.3. Afschrikkende werking
(16) |
In de beschikking wordt aandacht besteed aan de noodzaak om ervoor te zorgen dat boeten een voldoende afschrikkende werking hebben; te dien einde wordt de boete voor Siemens en Hitachi vermenigvuldigd met 1,2 en de boete voor Toshiba met 1,1. |
2.4.4. Toepassing van de clementieregeling van 2002: vermindering van geldboeten
(17) |
In het kader van de toepassing van de clementieregeling van 2002 krijgt Siemens volledige immuniteit tegen geldboeten en wordt de boete voor Fuji verminderd met 40 %. De clementieverzoeken van ABB, AREVA T&D en Hitachi werden verworpen omdat het bewijsmateriaal niet voldoende significante toegevoegde waarde had in vergelijking met de gegevens waarover de Commissie reeds beschikte. |
3. BIJ BESCHIKKING OPGELEGDE GELDBOETEN
|
33 750 000 EUR |
||
|
16 500 000 EUR, waarvan AREVA T&D SA hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk is voor 13 530 000 EUR |
||
|
0 EUR, waarvan Siemens Aktiengesellschaft Österreich hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk is voor 0 EUR |
||
|
1 734 000 EUR |
||
|
2 460 000 EUR, waarvan Hitachi Europe Ltd hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk is voor 2 460 000 EUR |
||
|
13 200 000 EUR |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/23 |
Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening)
(Voor de EER relevante tekst)
2009/C 296/09
Referentienummer staatssteun |
X 231/09 |
||||||||
Lidstaat |
Italië |
||||||||
Referentie lidstaat |
Adeguamento al regolamento (CE) n. 800/2008 |
||||||||
Naam van de regio (NUTS) |
Friuli-Venezia Giulia Gemengd |
||||||||
Steunverlenende autoriteit |
|
||||||||
Benaming van de steunmaatregel |
Incentivi alle PMI per l'adozione di misure di politica industriale che supportino progetti di sviluppo competitivo — aiuti alla formazione |
||||||||
Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
DPReg 354 del 22.12.2008 (Regolamento concernente criteri e modalità per la concessione alle piccole e medie imprese di incentivi per l’adozione di misure di politica industriale che supportino progetti di sviluppo competitivo ai sensi del capo I della legge regionale 4 marzo 2005, n. 4), pubblicato sul bollettino ufficiale della Regione n. 53 del 31.12.2008. |
||||||||
Soort steun |
Regeling |
||||||||
Aanpassing bestaande steunmaatregel |
Aanpassing XT 64/05 |
||||||||
Looptijd |
1.1.2009-31.12.2013 |
||||||||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
||||||||
Soort begunstigde |
kmo′s |
||||||||
Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling |
1,00 EUR (in miljoen) |
||||||||
Voor garanties |
— |
||||||||
Steuninstrument (artikel 5) |
Subsidie |
||||||||
Referentie besluit van de Commissie |
— |
||||||||
Bij cofinanciering uit communautaire fondsen |
— |
||||||||
Doelstellingen |
Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid) |
kmo-verhogingen (in %) |
|||||||
Specifieke opleiding (art. 38, lid 1) |
35 % |
20 % |
|||||||
Algemene opleiding (art. 38, lid 2) |
70 % |
20 % |
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel:
http://lexview-int.regione.fvg.it/FontiNormative/Regolamenti/D_P_REG_0354-2008.pdf
Referentienummer staatssteun |
X 234/09 |
||||||
Lidstaat |
Italië |
||||||
Referentie lidstaat |
— |
||||||
Naam van de regio (NUTS) |
Basilicata Artikel 87, lid 3, onder a) |
||||||
Steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Benaming van de steunmaatregel |
Formazione e Competitività di Impresa |
||||||
Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Deliberazione Giunta Regionale n. 2127 del 29.12.2008 — Pubblicata sul Bollettino Ufficiale della regione Basilicata n. 3 del 26.1.2009 |
||||||
Soort steun |
Regeling |
||||||
Aanpassing bestaande steunmaatregel |
— |
||||||
Looptijd |
26.1.2009-31.12.2013 |
||||||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
||||||
Soort begunstigde |
kmo′s Grote onderneming |
||||||
Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling |
1,52 EUR (in miljoen) |
||||||
Voor garanties |
— |
||||||
Steuninstrument (artikel 5) |
Rechtstreekse subsidie |
||||||
Referentie besluit van de Commissie |
— |
||||||
Bij cofinanciering uit communautaire fondsen |
Pogramma Operativo F.S.E. 2007-2013 — Regione Basilicata — 3,04 milioni di EUR |
||||||
Doelstellingen |
Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid) |
kmo-verhogingen (in %) |
|||||
Specifieke opleiding (art. 38, lid 1) |
25 % |
20 % |
|||||
Algemene opleiding (art. 38, lid 2) |
60 % |
20 % |
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel:
http://www.regione.basilicata.it/dipformazione/default.cfm?fuseaction=dir&dir=2698&doc=&link=
Referentienummer staatssteun |
X 236/09 |
||||||
Lidstaat |
Spanje |
||||||
Referentie lidstaat |
— |
||||||
Naam van de regio (NUTS) |
Galicia Artikel 87, lid 3, onder a) |
||||||
Steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Benaming van de steunmaatregel |
Programa de incentivos a la contratación indefinida de mujeres como medida para lograr un trabajo igualitario |
||||||
Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Orden de 30 de diciembre de 2008 por la que se establecen las bases reguladoras del programa de incentivos a la contratación indefinida de mujeres como medida para lograr un mercado de trabajo igualitario cofinanciado por el fondo social europeo y se procede a su convocatoria para el año 2009 (DOG n.o 10 de 15 de enero de 2009) |
||||||
Soort steun |
Regeling |
||||||
Aanpassing bestaande steunmaatregel |
— |
||||||
Looptijd |
16.9.2008-15.9.2009 |
||||||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
||||||
Soort begunstigde |
kmo′s Grote onderneming |
||||||
Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling |
4,20 EUR (in miljoen) |
||||||
Voor garanties |
— |
||||||
Steuninstrument (artikel 5) |
Rechtstreekse subsidie |
||||||
Referentie besluit van de Commissie |
— |
||||||
Bij cofinanciering uit communautaire fondsen |
Cofinanciado por el fondo social europeo en un porcentaje del 80 %, a través del programa operativo del fondo social europeo de Galicia 2007-2013, número CCI 2007 ES 051 PO004 aprobado por la decisión europea de 15 de septiembre del 2007 — 1,00 EUR (en millones) |
||||||
Doelstellingen |
Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid) |
kmo-verhogingen (in %) |
|||||
Algemene opleiding (art. 38, lid 2) |
26 % |
— |
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel:
http://www.xunta.es/Doc/Dog2009.nsf/FichaContenido/1F86?OpenDocument
Referentienummer staatssteun |
X 237/09 |
||||||
Lidstaat |
Spanje |
||||||
Referentie lidstaat |
— |
||||||
Naam van de regio (NUTS) |
Galicia Artikel 87, lid 3, onder a) |
||||||
Steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Benaming van de steunmaatregel |
Programa de incentivos a la contratación por cuenta ajena como medida para favorecer la inserción de la juventud |
||||||
Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Orden de 30 de diciembre de 2008 por la que se establecen las bases reguladoras del programa de incentivos a la contratación por cuenta ajena como medida para favorecer la inserción de la juventud cofinanciado por el Fondo Social Europeo y se procede a su convocatoria para el año 2009 (DOG n.o 10 de 15 de enero de 2009) |
||||||
Soort steun |
Regeling |
||||||
Aanpassing bestaande steunmaatregel |
— |
||||||
Looptijd |
16.9.2008-15.9.2009 |
||||||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
||||||
Soort begunstigde |
kmo′s Grote onderneming |
||||||
Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling |
9,80 EUR (in miljoen) |
||||||
Voor garanties |
— |
||||||
Steuninstrument (artikel 5) |
Rechtstreekse subsidie |
||||||
Referentie besluit van de Commissie |
— |
||||||
Bij cofinanciering uit communautaire fondsen |
Cofinanciado por el Fondo Social Europeo en un porcentaje del 80 %, a través del programa operativo del fondo social europeo de Galicia 2007-2013, número CCI 2007 ES 051 PO004 aprobado por la decisión europea de 15 de septiembre del 2007 — 1,00 EUR (en millones) |
||||||
Doelstellingen |
Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid) |
kmo-verhogingen (in %) |
|||||
Algemene opleiding (art. 38, lid 2) |
44,31 % |
44,31 % |
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel:
http://www.xunta.es/Doc/Dog2009.nsf/FichaContenido/1F96?OpenDocument
Referentienummer staatssteun |
X 238/09 |
||||||
Lidstaat |
Spanje |
||||||
Referentie lidstaat |
— |
||||||
Naam van de regio (NUTS) |
Galicia Artikel 87, lid 3, onder a) |
||||||
Steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Benaming van de steunmaatregel |
Programa de incentivos a la contratación indefinida de parados de larga duración, cofinanciado por el fondo social europeo |
||||||
Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie) |
Orden de 30 de diciembre de 2008 por la que se establecen las bases reguladoras del programa de incentivos a la contratación indefinida de parados de larga duración, cofinanciado por el Fondo Social Europeo y se procede a su convocatoria para el año 2009 (DOG n.o 11 de 16 de enero) |
||||||
Soort steun |
Regeling |
||||||
Aanpassing bestaande steunmaatregel |
— |
||||||
Looptijd |
16.9.2008-15.9.2009 |
||||||
Betrokken economische sector(en) |
Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking |
||||||
Soort begunstigde |
kmo′s Grote onderneming |
||||||
Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling |
9,25 EUR (in miljoen) |
||||||
Voor garanties |
— |
||||||
Steuninstrument (artikel 5) |
Rechtstreekse subsidie |
||||||
Referentie besluit van de Commissie |
— |
||||||
Bij cofinanciering uit communautaire fondsen |
Cofinanciado por el Fondo Social Europeo en un porcentaje del 80 %, a traves del Programa Operativo del Fondo Social europeo de Galicia 2007-2013, número CCI 2007 ES 051 PO004 aprobado por la decisión europea de 15 de septiembre del 2007 — 1,00 EUR (en millones) |
||||||
Doelstellingen |
Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid) |
kmo-verhogingen (in %) |
|||||
Algemene opleiding (art. 38, lid 2) |
34,46 % |
— |
|||||
Steun in de vorm van loonsubsidies ten behoeve van de indienstneming van kwetsbare werknemers (art. 40) |
34,46 % |
— |
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel:
http://www.xunta.es/Doc/Dog2009.nsf/FichaContenido/2026?OpenDocument
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/28 |
KENNISGEVING INZAKE DE AANVRAAG VOOR EEN EXPLORATIEVERGUNNING VOOR VLOEIBARE EN GASVORMIGE KOOLWATERSTOFFEN, GENAAMD BIANCAVILLA
ITALIAANSE REPUBLIEK — REGIO SICILIË
REGIONAAL MINISTERIE VOOR INDUSTRIE — REGIONALE ADMINISTRATIE VOOR MIJNBOUW
REGIONAAL BUREAU VOOR KOOLWATERSTOFFEN EN GEOTHERMIE (U.R.I.G.)
2009/C 296/10
De onderneming EniMed — Eni Mediterranea Idrocarburi S.p.A., waarvan de hoofdzetel gevestigd is in Gela (CL) Strada Statale 117 bis — Contrada Ponte Olivo (cap 93012), ITALIA — C.F. 12300000150, enige vertegenwoordiger, met een 50 % aandeelhouderschap, en de onderneming Edison S.p.A. waarvan de hoofdzetel gevestigd is in Milaan, Foro Buonaparte 31 (cap 20121), ITALIA met een 50 % aandeelhouderschap, hebben op 12 juni 2009 bij de directeur-generaal voor Industrie, de instantie die bevoegd is voor de afgifte van de afgifte van vergunningen voor mijnbouw in de regio Sicilië, met adres Via Ugo La Malfa 87/89, c.a.p. 90146 Palermo PA, ITALIA, overeenkomstig de Siciliaanse regionale wet L.R.S. nr. 14 van 3 juli.2000 tot omzetting en toepassing van Richtlijn 94/22/EG, een aanvraag ingediend voor een exploratievergunning voor vloeibare en gasvormige koolwaterstoffen, genaamd „Biancavilla”, in een gebied met een oppervlakte van 7 400 hectare (74,00 km2) gelegen in het centrum-oosten van Sicilië, op het grondgebied van de provincies Enna en Catania. Bedoeld gebied is in het zuiden begrensd door de „Paternò”-vergunning (Edison 100 %) en wat de andere geografische richtingen betreft door vrije gebieden.
Voor de provincie Enna zijn de betrokken gemeenten: Centuripe en Regalbuto. Voor de provincie Catania zijn de betrokken gemeenten: Adrano, Biancavilla, Santa Maria di Licodia en Regalna.
De omtrek van het gebied waarop de aangevraagde vergunning betrekking heeft, wordt bepaald door een ononderbroken lijn die de hoekpunten „A”, „B”, „C”, „D” en „E” verbindt, meer bepaald:
A. |
punt gelegen op de noordoostrand van het huis gelegen op hoogte 457,420 meter ten noordoosten van Contrada Grotte Rosse; |
B. |
punt gelegen op de noordwestrand van het huis gelegen op hoogte 648 meter in Contrada Paricchia; |
C. |
punt gelegen op de zuidoostrand van het huis gelegen op hoogte 615 in C. Ingiulla op 400 meter ten noordoosten van Chiusa di Don Ascenzio; |
D. |
punt gelegen op de tweesprong naar Villaggio S. Francesco op de weg van S. Maria Licodia naar Ragalna Ovest, samenvallend met het hoekpunt „B” van de „Paternò”-vergunning; |
E. |
punt gelegen op de toren van de kerk S. Maria della Croce van Regalbuto, samenvallend met het hoekpunt „A” van de „Paternò”-vergunning. |
Geografische coördinaten
Hoekpunt |
N. breedte |
O. lengte(M. Mario) |
A |
37°41′37″,562 |
2°22′21″,065 |
B |
37°40′45″,437 |
2°23′19″,485 |
C |
37°39′07″,573 |
2°25′33″,957 |
D |
37°37′51″,000 |
2°28′53″,000 |
E |
37°38′57″,367 |
2°11′20″,230 |
Geïnteresseerde bedrijven kunnen binnen een termijn van 90 dagen na publicatie van deze mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie verzoeken eveneens in aanmerking te komen voor een vergunning voor deze zone. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen komen niet meer in aanmerking. Het decreet waarmee de exploratievergunning wordt verleend, wordt genomen binnen zes maanden na het aflopen van de termijn voor het indienen van concurrerende aanvragen. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 94/22/EG, wordt hierbij ook gemeld dat de criteria op basis waarvan vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen worden verleend, reeds zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 396 van 19 december 1998, met verwijzing naar de bepalingen van wetgevingsdecreet nr. 625 van de president van de Italiaanse Republiek van 25 november 1996 (als gepubliceerd in het Staatsblad van de Italiaanse Republiek nr. 293 van 14 december 1996) tot omzetting en toepassing van bovengenoemde richtlijn in Italiaans recht, en zijn gepreciseerd bij wet nr. 14 van de Regio Sicilië van 3 juli 2000 (als gepubliceerd in het Publicatieblad van de Regio Sicilië nr. 32 van 7 juli 2000).
De voorwaarden en eisen inzake de uitoefening of beëindiging van de activiteit zijn omschreven in bovengenoemde wet nr. 14 van de Regio Sicilië van 3 juli 2000, en in het typebestek (Disciplinare Tipo) dat is vastgelegd bij Decreet nr. 91 van 30 oktober 2003 en Decreet nr. 88 van 20 oktober 2004 van de Regionale Minister voor Industrie en is gepubliceerd in respectievelijk het Publicatieblad van de Regio Sicilië nr. 49 van 14 november 2003 en deel I, nr. 46 van 5 november 2004.
Het aanvraagdossier is neergelegd en ter inzage beschikbaar op het volgende adres: Ufficio Regionale per gli Idrocarburi e la Geotermia (Regionaal bureau voor koolwaterstoffen en geothermie), Corpo Regionale delle Miniere, Via Ugo La Malfa 101 c.a.p. 90145 Palermo PA, ITALIA.
Palermo, 23 oktober 2009.
Hoofdingenieur
Dr. Ing. Salvatore GIORLANDO
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Commissie
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/30 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.5659 — Daimler AG/IPIC/Brawn GP)
Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
2009/C 296/11
1. |
Op 26 november 2009 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Daimler AG („Daimler”, Duitsland) en Aabar Investments PJSC („Aabar”, Verenigde Arabische Emiraten), dochteronderneming onder uitsluitende zeggenschap van International Petroleum Investment Company („IPIC”, Verenigde Arabische Emiraten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening, gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over Brawn GP („Brawn”, Verenigd Koninkrijk), door de verwerving van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Hierbij dient te worden aangetekend dat, overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2), deze zaak in aanmerking komt voor de in voormelde mededeling beschreven procedure. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301 of 22967244) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5659 — Daimler AG/IPIC/Brawn GP, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.
Rectificaties
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/31 |
Rectificatie van de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt
( Publicatieblad van de Europese Unie C 275 van 14 november 2009 )
2009/C 296/12
In de inhoudsopgave en op bladzijde 3, in de titel:
in plaats van:
te lezen:
5.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 296/31 |
Rectificatie van de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt
( Publicatieblad van de Europese Unie C 275 van 14 november 2009 )
2009/C 296/13
In de inhoudsopgave en op bladzijde 7, in de titel:
in plaats van:
te lezen: