ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2009.241.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 241

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
8 oktober 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Commissie

2009/C 241/01

Advies van de Commissie van 7 oktober 2009 krachtens artikel 7 van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad wat een verbodsmaatregel betreft die de Poolse autoriteiten hebben getroffen inzake de volgende types reddingsvesten (drijfhulpmiddelen): Prolimit Floating Vest Standard Waist, Prolimit Floating Jacket Waist FR en Prolimit Floating Jacket Waist STD ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2009/C 241/02

Overzicht van de benoemingen waartoe de Raad heeft besloten (maart, april, mei, juni en juli 2009) (Sociale zaken)

3

 

Commissie

2009/C 241/03

Wisselkoersen van de euro

8

2009/C 241/04

Advies van het Adviescomité inzake concentraties uitgebracht op de 149e bijeenkomst van 19 april 2007 betreffende een ontwerp-beschikking in zaak COMP/M.4381 — JCI/VB/FIAMM ( 1 )

9

2009/C 241/05

Eindverlag van de Raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.4381 — JCI/VB/FIAMM (Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)  ( 1 )

11

2009/C 241/06

Samenvatting van de Beschikking van de Commissie van 10 mei 2007 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/M.4381 — JCI/FIAMM) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1863 definitief)  ( 1 )

12

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2009/C 241/07

Goedkeuring van steunmaatregelen van de Staten overeenkomstig artikel 61 van de EER-Overeenkomst en artikel 1, lid 3, in deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie — Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om geen bezwaar te maken

16

2009/C 241/08

Goedkeuring van steunmaatregelen van de Staten overeenkomstig artikel 61 van de EER-Overeenkomst en artikel 1, lid 3, in deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie — De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel

17

2009/C 241/09

Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen — Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat — Vergunningsronde in van tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2009

18

 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Commissie

2009/C 241/10

Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/25/09 — Actie 4.1 — Ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op jeugdgebied werkzaam zijn

21

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2009/C 241/11

Besluit nr. 581 van 2 juli 2009 inzake de opening van een procedure voor het verlenen van een vergunning voor de exploratie van olie- en gasbronnen — ondergrondse natuurlijke rijkdommen overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, van de wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, in blok Kilifarevo, gelegen in Noord-Centraal Bulgarije, alsmede kennisgeving betreffende de aanbesteding voor het verlenen van bedoelde vergunning

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Commissie

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/1


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 7 oktober 2009

krachtens artikel 7 van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad wat een verbodsmaatregel betreft die de Poolse autoriteiten hebben getroffen inzake de volgende types reddingsvesten (drijfhulpmiddelen): Prolimit Floating Vest Standard Waist, Prolimit Floating Jacket Waist FR en Prolimit Floating Jacket Waist STD

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 241/01

1.   Kennisgeving door de Poolse autoriteiten

Artikel 7, lid 1, van Richtlijn 89/686/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen bepaalt dat, wanneer een lidstaat vaststelt dat beschermingsmiddelen die van de CE-markering zijn voorzien en overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, voor de veiligheid van personen, huisdieren of goederen een gevaar kunnen opleveren, die lidstaat alle passende maatregelen treft om deze beschermingsmiddelen uit de markt te nemen, dan wel het in de handel brengen of het vrije verkeer ervan te verbieden.

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de richtlijn spreekt de Commissie zich na overleg met de betrokken partijen uit over de vraag of een dergelijke maatregel gerechtvaardigd is. Indien zij tot de bevinding komt dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaten daarvan in kennis zodat deze, overeenkomstig hun verplichtingen krachtens artikel 2, lid 1, alle nodige maatregelen met betrekking tot de beschermingsmiddelen in kwestie kunnen nemen.

Op 9 juli 2008 hebben de Poolse autoriteiten de Europese Commissie in kennis gesteld van een maatregel waarbij het in de handel brengen van de volgende types reddingsvesten (drijfhulpmiddelen) wordt verboden: Prolimit Floating Vest Standard Waist, Prolimit Floating Jacket Waist FR en Prolimit Floating Jacket Waist STD, vervaardigd door Kubus Sports B.V., Amsterdamsestraatweg 19, 1411 AW Naarden, Nederland.

2.   Aangevoerde redenen voor de maatregel

De Poolse autoriteiten wezen erop dat de reddingsvesten (drijfhulpmiddelen) in kwestie niet aan het EG-typeonderzoek waren onderworpen en dat er geen EG-verklaring van overeenstemming voor was opgesteld, zoals respectievelijk bij de artikelen 12 en 10 van de richtlijn is voorgeschreven.

Bovendien ontbrak de gebruiksaanwijzing of was zij onvolledig.

De Poolse autoriteiten verklaarden dat de fabrikant had nagelaten het product in overeenstemming te brengen toen hem daarom werd verzocht overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de richtlijn.

3.   Advies van de Commissie

Op 11 maart 2009 heeft de Commissie een brief aan de fabrikant geschreven waarin deze werd verzocht zijn opmerkingen over de door de Poolse autoriteiten genomen maatregel mee te delen. Tot dusver is geen antwoord op deze brief ontvangen.

Op grond van de beschikbare documentatie is de Commissie van oordeel dat de Poolse autoriteiten hebben aangetoond dat de volgende types reddingsvesten (drijfhulpmiddelen): Prolimit Floating Vest Standard Waist, Prolimit Floating Jacket Waist FR en Prolimit Floating Jacket Waist STD, niet aan de voorschriften van Richtlijn 89/686/EEG voldoen.

Na de voorgeschreven procedure te hebben gevolgd, is de Commissie bijgevolg van mening dat de door de Poolse autoriteiten genomen verbodsmaatregel gerechtvaardigd is.

Gedaan te Brussel, 7 oktober 2009.

Voor de Commissie

Günther VERHEUGEN

Vicevoorzitter


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/3


Overzicht van de benoemingen waartoe de Raad heeft besloten

(maart, april, mei, juni en juli 2009) (Sociale zaken)

2009/C 241/02

Comité

Einde mandaat

Bekendmaking in PB

Vervangen persoon

Afgetreden/benoemd

Gewoon lid/Plaatsvervangend lid

Groep

Land

Benoemde persoon

Van

Datum besluit van de Raad

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

de heer Carlos GUERVÓS MAÍLLO

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Spanje

de heer Raul RODRIGUEZ PORRAS

Ministerio de Trabajo e Inmigración

30.3.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

de heer Mohamed ANOURAR HAIDOUR

Afgetreden

Gewoon lid

Werknemers

Spanje

mevrouw Paloma LÓPEZ BERMEJO

Secretaria Confederal de Empleo y Migraciones de CCOO

30.3.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

de heer Olli SORAINEN

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Finland

mevrouw Tiina OINONEN

Ministry of Employment and the Economy

30.3.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

mevrouw G. WIDERA-STEVENS

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Nederland

mevrouw Cristel van TILBURG

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

25.5.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

mevrouw Ute PLÖTZ

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Duitsland

de heer Christoph LINKERHÄGNER

Bundesministerium des Innern

25.5.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

Mevrouw Mirkka MYKKÄNEN

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Finland

mevrouw Wivi-Ann WAGELLO-SJÖLUND

Ministry of the Interior Migration Department

27.7.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

mevrouw Wivi-Ann WAGELLO-SJÖLUND

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Finland

mevrouw Mirkka MYKKÄNEN

Ministry of the Interior Migration Department

27.7.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

de heer Nikolay NIKOLOV

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Bulgarije

de heer Hristo SIMEONOV

Ministry of Labour and Social Policy

27.7.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

mevrouw Josephine FARRUGIA

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Malta

Mevrouw Maria BARTOLO GALEA

Employment and Training Corporation

27.7.2009

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

de heer Carlos LÓPEZ MONÍS

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Spanje

de heer Miguel Ángel AZNAR NIETO

Consejero Técnico de la Secretaría General Técnica Ministerio de Trabajo e Inmigración

27.7.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer János RÁCZ

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Werkgevers

Hongarije

de heer Dezső SZEIFERT

Union of Agrarian Employers

30.3.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

mevrouw Karin ZIMMERMANN

Afgetreden

Gewoon lid

Werknemers

Oostenrijk

mevrouw Ingrid REIFINGER

Österreichischer Gewerkschaftsbund

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Michael HENRY

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Ierland

mevrouw Mary DORGAN

Health and Safety Authority

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Petar HADJISTOIKOV

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Bulgarije

mevrouw Darina KONOVA

Ministry of Labour and Social Policy

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

mevrouw Barbro KÖHLER KRANTZ

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Zweden

de heer Mikael SJÖBERG

Swedish Work Environment Authority

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

mevrouw Lea BATTISTONI

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Italië

de heer Giuseppe MASTROPIETRO

Ministry of Labour, Health and Social Affairs

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Luigi CASANO

Afgetreden

Gewoon lid

Werkgevers

Italië

mevrouw Fabiola LEUZZI

CONFINDUSTRIA

25.5.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Tony BRISCOE

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Werkgevers

Ierland

mevrouw Theresa DOYLE

IBEC

27.7.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

mevrouw Anna-Lena HULTGRD SANCINI

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Zweden

de heer Stefan HULT

Ministry of Employment

27.7.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Sven BERGSTRÖM

Afgetreden

Gewoon lid

Werknemers

Zweden

mevrouw Christina JÄRNSTEDT

Arbetsmiljöombudsman

27.7.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

de heer Lorenzo FANTINI

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Italië

de heer Michele LEPORE

School of Occupational Safety Engineering „SAPIENZA” University of Rome

27.7.2009

Raadgevend Comité voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers

29.3.2011

C 83 van 7.4.2009

mevrouw Lucia PODHRADSKÁ

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Slowakije

mevrouw Etela KISSOVA

Ministry of Health of the Slovak Republic

27.7.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

de heer János RÁCZ

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Werkgevers

Hongarije

de heer Dezső SZEIFERT

Union of Agrarian Employers

30.3.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

de heer Petar HADJISTOIKOV

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Bulgarije

mevrouw Darina KONOVA

Ministry of Labour and Social Policy

25.5.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

de heer Luigi CASANO

Afgetreden

Gewoon lid

Werkgevers

Italië

mevrouw Fabiola LEUZZI

CONFIDUSTRIA

27.7.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

de heer Tony BRISCOE

Afgetreden

Gewoon lid

Werkgevers

Ierland

mevrouw Theresa DOYLE

IBEC

27.7.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

de heer Fernando RODRIGO CENCILLO

Afgetreden

Gewoon lid

Werknemers

Spanje

de heer Pedro J. LINARES

CCOO

27.7.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

mevrouw Anna-Lena HULTGRD SANCINI

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Zweden

de heer Stefan HULT

Ministry of Employment

27.7.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

mevrouw Lea BATTISTONI

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Italië

de heer Michele LEPORE

School of Occupational Safety Engineering „SAPIENZA” University of Rome

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

mevrouw Elena PALIKOVÁ

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Slowakije

de heer Michal IŠTVÁN

Ministry of Labour, Social Affairs and Family

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

de heer Juhani PEKKOLA

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Finland

de heer Antti NÄRHINEN

Ministry of Employment and the Economy

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

de heer Valerio SPEZIALE

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Italië

de heer Michel MARTONE

Studio Legale Martone

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

de heer Lorenzo FANTINI

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Italië

De heer Francesco CIPRIANI

Ministero del Lavoro, della Salute e delle Politiche Sociali

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

de heer Grigorios PELORIADIS

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Griekenland

de heer Konstantinos PETINIS

Ministry of Employment and Social Protection

27.7.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

de heer Konstantinos PETINIS

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Griekenland

mevrouw Triantafyllia TOTOU

Ministry of Employment and Social Protection

27.7.2009


Commissie

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/8


Wisselkoersen van de euro (1)

7 oktober 2009

2009/C 241/03

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4694

JPY

Japanse yen

130,68

DKK

Deense kroon

7,4436

GBP

Pond sterling

0,92490

SEK

Zweedse kroon

10,3610

CHF

Zwitserse frank

1,5150

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3640

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,680

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

267,90

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7089

PLN

Poolse zloty

4,2180

RON

Roemeense leu

4,2685

TRY

Turkse lira

2,1625

AUD

Australische dollar

1,6512

CAD

Canadese dollar

1,5546

HKD

Hongkongse dollar

11,3879

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,0025

SGD

Singaporese dollar

2,0582

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 719,70

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,9850

CNY

Chinese yuan renminbi

10,0306

HRK

Kroatische kuna

7,2855

IDR

Indonesische roepia

13 853,11

MYR

Maleisische ringgit

5,0217

PHP

Filipijnse peso

68,474

RUB

Russische roebel

43,7065

THB

Thaise baht

49,041

BRL

Braziliaanse real

2,5925

MXN

Mexicaanse peso

19,8597

INR

Indiase roepie

68,6060


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/9


Advies van het Adviescomité inzake concentraties uitgebracht op de 149e bijeenkomst van 19 april 2007 betreffende een ontwerp-beschikking in zaak COMP/M.4381 — JCI/VB/FIAMM

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 241/04

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde transactie een concentratie vormt in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 en dat zij een communautaire dimensie heeft.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat, met het oog op de beoordeling van onderhavige transactie, de relevante geografische markten als volgt zijn:

a)

de markt voor eerste uitrusting (OE-markt) voor startbatterijen voor auto’s/LCV

b)

de markt voor eerste uitrusting (OE-markt) voor startbatterijen voor vrachtwagens/HCV

c)

de onafhankelijke aftermarket („IAM”) voor startbatterijen voor auto’s/LCV

d)

de onafhankelijke aftermarket („IAM”) voor startbatterijen voor vrachtwagens/HCV

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat, met het oog op de beoordeling van onderhavige transactie, de relevante geografische markten als volgt zijn:

a)

de OE-markt voor startbatterijen voor auto’s/LCV omvat de hele EER

b)

de OE-markt voor startbatterijen voor vrachtwagens/HCV omvat de hele EER

c)

de onafhankelijke aftermarket, („IAM”) voor startbatterijen voor auto’s/LCV heeft een nationale dimensie

d)

de onafhankelijke aftermarket („IAM”) voor startbatterijen voor vrachtwagens/HCV heeft een nationale dimensie

4.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de aangemelde concentratie een machtspositie zou creëren op de EER-markt voor OE-startbatterijen voor auto’s/LCV en de EER-markt voor OE-startbatterijen voor vrachtwagens/HCV (niet-gecoördineerde effecten).

5.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de aangemelde concentratie de daadwerkelijke concurrentie zal belemmeren, met name door het ontstaan van een machtspositie, op de respectieve Italiaanse, Oostenrijkse, Tsjechische en Slowaakse IAM-markten, voor auto/LCV-batterijen en voor vrachtwagen/HCV-batterijen.

6.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de concurrentievoorwaarden naar verwachting niet in de dezelfde mate zullen verslechteren wanneer de concentratie niet zou plaatsvinden, zelfs indien dit zou leiden tot de liquidatie van FIAMMSBB.

7.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat bij gebreke van passende corrigerende maatregelen door de partijen, de verwachte gevolgen van de concentratie beduidend slechter zouden zijn op de OE-markt dan de verwachte gevolgen in het geval van een liquidatiescenario.

8.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat bij gebreke van passende corrigerende maatregelen door de partijen, de gevolgen van de concentratie waarschijnlijk beduidend slechter zouden zijn op de IAM-markt dan de gevolgen indien er geen concentratie plaatsvindt (d.w.z. liquidatie).

9.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de op 29 maart 2007 aangeboden aangepaste corrigerende maatregelen voor de OE-markt voldoende zijn om de verslechtering van de mededingingsstructuur te verminderen tot een niveau dat minstens vergelijkbaar is met dat van het liquidatiescenario. Derhalve kunnen de verbintenissen een remedie vormen voor de aanzienlijke belemmeringen voor een daadwerkelijke mededinging op de OE-markten die de gehele EER omvatten, welke het gevolg zijn van de voorgenomen transactie.

10.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de verbintenissen een remedie vormen voor de aanzienlijke belemmeringen voor een daadwerkelijke mededinging op respectievelijk de Italiaanse, Oostenrijkse, Tsjechische en Slowaakse IAM-markten die het gevolg zijn van de voorgenomen transactie.

11.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de voorgenomen concentratie, als gewijzigd door de definitieve verbintenissen, geen machtspositie in het leven zal roepen of zal versterken die tot gevolg heeft dat de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd en zij kan bijgevolg verenigbaar worden verklaard met de gemeenschappelijke markt in overeenstemming met artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening.

12.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/11


Eindverlag van de Raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.4381 — JCI/VB/FIAMM

(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 241/05

Op 26 oktober 2006 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie waarin wordt meegedeeld dat de onderneming VB Autobatterie GmbH („VB”, Duitsland), een onderneming die onder gezamenlijke zeggenschap staat van Johnson Controls Inc. (VS) en Robert Bosch GmbH (Duitsland), volledige zeggenschap verkrijgt over de activiteiten op het gebied van startbatterijen voor auto's van FIAMM SpA. („FIAMM SBB”, Italië).

Na onderzoek van de aanmelding concludeerde de Commissie dat de aangemelde transactie ernstige bezwaren deed rijzen wat betreft de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, en op 4 december 2006 besloot zij de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad in te leiden.

Op 6 december 2006 en 12 december 2006 werd aan de aanmeldende partij toegang verleend tot de belangrijkste documenten, overeenkomstig paragraaf 45 van de „Best Practices on the conduct op EG merger control proceedings” van DG Concurrentie.

Op 12 februari 2007 stuurde de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan VB, waarop VB en FIAMM elk antwoordde op 26 februari 2007. De partijen hebben niet om een formele mondelinge hoorzitting verzocht.

VB kreeg toegang tot het dossier bij de mededeling van de punten van bezwaar. Tijdens de procedure kreeg het bedrijf voorts toegang tot de resultaten van de markttoets.

Op 8 maart 2007 bood de aanmeldende partij verbintenissen aan om tegemoet te komen aan de door de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar vastgestelde concurrentieproblemen. Vervolgens diende zij een aangepast voorstel voor verbintenissen in op 29 maart 2007.

In het licht van de door de aanmeldende partij aangeboden verbintenissen, kwam de Commissie tot de conclusie dat de voorgenomen concentratie de daadwerkelijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan, niet op significante wijze belemmert, met name als het gevolg van het ontstaan of de versterking van een machtspositie, voor zover is voldaan aan de voorwaarden zoals vastgesteld in de bijlage bij de ontwerpbeschikking.

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten van alle deelnemers aan deze procedure om te worden gehoord, zijn gerespecteerd.

Brussel, 19 april 2007.

Karen WILLIAMS


8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/12


Samenvatting van de Beschikking van de Commissie

van 10 mei 2007

waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst

(Zaak COMP/M.4381 — JCI/FIAMM)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1863 definitief)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 241/06

Op 10 mei 2007 heeft de Commissie in een concentratiezaak een beschikking gegeven op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1), en met name artikel 8, lid 2, van genoemde verordening. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is in de authentieke taal van de zaak en in de werktalen van de Commissie te vinden op de website van DG Concurrentie, op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html

I.   INLEIDING

(1)

Op 26 oktober 2006 heeft de Commissie de aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie waarbij VB Autobatterie GmbH (hierna „VB” genoemd) (Duitsland), die onder de gezamenlijke zeggenschap staat van Johnson Controls Inc (hierna „JCI” genoemd) (Verenigde Staten) en Robert Bosch GmbH (hierna „Bosch” genoemd) (Duitsland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (hierna „de concentratieverordening” genoemd) uitsluitende zeggenschap verwerft over de divisie startaccu's van FIAMM SpA (hierna „FIAMM SBB” genoemd) (Italië).

(2)

JCI levert wereldwijd automotive onderdelen (zitsystemen, interieurs en accu’s) en bedieningssystemen voor gebouwen. Bosch is wereldwijd actief op het gebied van automotive technologie, consumptiegoederen en gebouwentechnologie. VB is een gemeenschappelijke onderneming van JCI en Bosch die actief is op het gebied van accu’s voor motorvoertuigen. VB produceert startaccu’s voor auto’s, bedrijfswagens, bromfietsen en boten. De onderneming beschikt over zeven productielocaties (in Duitsland, Frankrijk, Spanje en de Tsjechische Republiek).

(3)

FIAMM is een familiebedrijf dat automotive onderdelen levert (claxons, antennes en startaccu’s) en (noodstroom)accu’s voor de industrie. De transactie betreft de activa van de divisie startaccu's voor motorvoertuigen van FIAMM (FIAMM SBB).

(4)

De aangemelde transactie heeft de vorm van een gemengde aandelen- en activatransactie. FIAMM SBB beschikt momenteel over drie productielocaties voor startaccu’s voor motorvoertuigen, waarvan twee in Italië en een in de Tsjechische Republiek. Alleen de FIAMM SBB-productielocatie in het Italiaanse Veronella zal opgaan in de accu-activiteiten van VB. VB neemt de fabriek voor motorvoertuigaccu’s van FIAMM in de Tsjechische Republiek niet over (het pand noch de machines of bedrijfsinstallaties). De partijen geven aan dat FIAMM deze productielocatie geleidelijk zal ombouwen tot een fabriek voor industriële accu’s. Wat betreft de startaccu’s die momenteel op deze locatie worden geproduceerd, zal VB (of een dochteronderneming van VB) een uitsluitende-leveringsovereenkomst sluiten voor de periode tot 31 maart 2008. Daarnaast zal VB de machines en bedrijfsinstallaties van de FIAMM SBB-productielocatie in Avezzano (Italië) overnemen, maar niet de gronden en de gebouwen van deze fabriek; deze zullen door VB worden gehuurd.

(5)

De voorgenomen transactie bestaat in de verwerving van de uitsluitende zeggenschap van VB over FIAMM SBB. Daarom is deze transactie een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening.

II.   TOELICHTING

A.   Beoordeling uit mededingingsoogpunt

(6)

In haar beschikking is de Commissie van mening dat de concentratie de daadwerkelijke mededinging op een aantal markten op significante wijze zou belemmeren: de EER-markten voor de levering van startaccu’s voor auto’s en vrachtauto’s aan Original Equipment Manufacturers („OEM”) en Original Equipment Suppliers („OES”) (hierna tezamen „OEM/OES-markten” genoemd) en de nationale Italiaanse, Oostenrijkse, Tsjechische en Slovaakse markten voor de levering van startaccu’s voor auto’s en vrachtauto’s aan de Independent Aftermarket (hierna „de IAM-markten” genoemd).

De OEM/OES-markten in de EER

(7)

In de beschikking wordt geconcludeerd dat de aangemelde concentratie zonder in dit stadium rekening te houden met de effecten die zich naar verwachting zullen voordoen wanneer FIAMM SBB door een faillissement van de markt verdwijnt een machtspositie in het leven zou roepen op de EER-markten voor OEM/OES startaccu’s voor auto’s en OEM/OES-startaccu’s voor vrachtauto’s. Deze conclusie is gebaseerd op de volgende belangrijkste bevindingen: i) de aangemelde transactie zou sterke concurrentiedruk wegnemen en zou de concentratiegraad op de OEM/OES-markt voor startaccu’s voor personenauto’s/lichte bedrijfswagens aanzienlijk verhogen, waarbij bovendien significante concurrentiedruk zou wegvallen op de OEM/OES-markt voor startaccu’s voor vrachtauto’s/zware bedrijfswagens; ii) na de concentratie zouden de mogelijkheden voor OEM/OES-afnemers om naar andere leveranciers over te stappen zeer sterk worden beperkt, met name door het ontbreken van aanzienlijke overcapaciteit en de bestaande belemmeringen voor de uitbreiding van productiecapaciteit; iii) bovendien is het door aanzienlijke toetredingsdrempels weinig waarschijnlijk dat nieuwe leveranciers op korte termijn de markt betreden, en iv) het valt niet te verwachten dat de uit de concentratie resulterende ongunstige effecten op de mededinging zullen worden tenietgedaan door de beweerde compenserende kopersmacht van OEM/OES-afnemers.

(8)

In de loop van de procedure hebben de partijen aangevoerd dat, indien de onderhavige transactie niet kan doorgaan, de volledige FIAMM-groep door zijn zwakke financiële positie van de markt zou moeten verdwijnen. Dit zou naar verluidt een verslechtering met zich brengen van de concurrentievoorwaarden op de betrokken markten, die vergelijkbaar zou zijn met of niet ernstiger dan de mogelijke ongunstige gevolgen van de thans voorliggende concentratie.

(9)

Op basis van haar eigen beschikkingspraktijk en de relevante rechtspraak van de communautaire rechtscolleges is de Commissie van oordeel dat er drie belangrijke elementen zijn die van bijzonder belang zijn om te bepalen of een „reddingsfusie”, ondanks de ongunstige effecten ervan op de mededinging, kan worden toegestaan: i) de beweerdelijk in moeilijkheden verkerende onderneming zou, wanneer zij niet door een andere onderneming wordt overgenomen, in de nabije toekomst de markt moeten verlaten; ii) er bestaat geen minder concurrentiebeperkend overnamealternatief dan de aangemelde concentratie, en iii) de activa van de met faillissement bedreigde onderneming zouden, wanneer de concentratie niet tot stand wordt gebracht, hoe dan ook van de markt verdwijnen. Ten slotte dient te worden beoordeeld of de verslechtering van de mededingingsstructuur na de concentratie niet kan worden aangemerkt als zijnde het gevolg van de concentratie. Dit zou het geval zijn wanneer de mededingingsstructuur van de markt — zonder de concentratie — ten minste in dezelfde mate zou verslechteren.

(10)

In haar beschikking komt de Commissie tot de conclusie dat: i) FIAMM SBB van de betrokken markten zou verdwijnen wanneer zij niet door een andere onderneming wordt overgenomen; ii) er naar alle waarschijnlijkheid geen minder concurrentieverstorende overname voor de SBB-divisie is dan de aangemelde concentratie, en iii) niet is aangetoond dat alle activa van FIAMM SBB — wanneer de concentratie niet tot stand wordt gebracht — onvermijdelijk van de markt zouden verdwijnen. Deze afzonderlijke activa (machines, productielijnen, merken) zouden namelijk uit de liquidatie kunnen worden verworven door kleine producenten en zouden dan met enige vertraging (vanwege de liquidatieprocedure en de tijd die de koper nodig heeft om deze activa in zijn eigen fabriek in te passen en weer te laten produceren) opnieuw in de markt kunnen terugkeren.

(11)

Wat betreft het algemene criterium om te bepalen of de voorgenomen transactie dient te worden beschouwd als zijnde de oorzaak van de aanzienlijke belemmering van de daadwerkelijke mededinging, heeft de Commissie nagegaan of het, wanneer de concentratie niet tot stand zou worden gebracht, zo is dat „de mededingingsstructuur van de markt zonder de fusie minstens in even sterke mate zou verslechteren”. Zij heeft dit gedaan voor elk van de betrokken markten waarop zich een aanzienlijke belemmering van de daadwerkelijke mededinging zou kunnen voordoen.

(12)

Voor de OEM/OES-markt is de conclusie van de beschikking dat de liquidatie van FIAMM SBB ertoe zou leiden dat SBB in going concern haar activiteiten zou stopzetten en dat de capaciteit op de markt op korte termijn zou worden ingekrompen. De vroegere marktaandelen van FIAMM zouden hoogstwaarschijnlijk naar de „erkende” leveranciers van OEM/OES-startaccu's gaan die het „capaciteitstekort” zouden kunnen invullen. Waarschijnlijk zou het grootste deel naar JCI gaan, en verder ook naar andere concurrenten als Exide en Banner. In ieder geval zouden de huidige marktaandelen van FIAMM op korte termijn niet automatisch bij JCI terecht komen, hetgeen hoogst waarschijnlijk wel de uitkomst van het „in het fusiescenario” zou zijn. Voorts zouden alternatieve leveranciers de prikkel en de mogelijkheid krijgen om uit te breiden of de markt te betreden. Op grond van deze overwegingen is de conclusie van de beschikking dat de concurrentiestructuur van de markt minder sterk zou verslechteren dan wanneer de concentratie niet tot stand zou worden gebracht.

Nationale IAM-markten

(13)

In de beschikking wordt geconcludeerd dat door de aangemelde concentratie — zonder in dit stadium rekening te houden met de effecten die zich naar verwachting zullen voordoen wanneer FIAMM SBB door een faillissement van de markt verdwijnt — een machtspositie in het leven zou worden geroepen op de Italiaanse, Oostenrijkse, Tsjechische en Slovaakse markten voor IAM-startaccu's voor auto’s en IAM-startaccu’s voor vrachtauto’s.

(14)

Op deze markten bezit FIAMM sterke merken die nationaal stevig verankerd zijn. Zij bezit dan weer geen nationaal erkende merken op de overige markten. De aanwezigheid van VB op de markt is homogener verspreid over Europa en is op elk van de vier nationale markten waarop FIAMM sterk staat, aanzienlijk.

(15)

In Italië, Oostenrijk, in de Tsjechische Republiek en in Slovakije wordt een bijzonder hoog percentage merkaccu’s verkocht in plaats van accu’s onder eigen merk (private label), veel meer dan op andere Europese markten. De waarde van merken, waaronder die van FIAMM, houdt nauw verband met de voorkeuren en het merkbewustzijn van consumenten en kan langer meegaan dan de onderneming die eigenaar is van het merk.

(16)

Bovendien zijn de distributie en detailhandel in deze landen meer gericht op traditionele detailhandelskanalen (onafhankelijke werkplaatsen en reparateurs, benzinestations, accuspecialisten en groothandel) — in plaats van op „moderne” afzetkanalen (supermarkten/bouwmarkten, autocentra en fast fitters/bandencentra) of groepen kopers. Deze factor doet het belang van merkproducten nog toenemen: in de traditionele distributie- en detailhandelskanalen gaan meestal kleinere volumes om en wordt meer gerekend op het aanbod van leveranciers in termen van verkochte producten, marketing en communicatie.

(17)

Door de concentratie zouden de sterke merken van VB (Varta en Bosch) samengaan met de sterke nationale merken van FIAMM (FIAMM, Uranio en AAA in Italië, Bären in Oostenrijk en Akuma in de Tsjechische Republiek en in Slovakije). Geen andere leverancier zou over een vergelijkbaar merkenportfolio beschikken: wanneer de concentratie tot stand zal zijn gebracht, zou de naaste concurrent (Exide in Italië en Slovakije, Banner in Oostenrijk en in de Tsjechische Republiek) ver achter lopen wat betreft zowel marktaandeel als merken. Kleinere leveranciers en privatelabelproducten zouden niet kunnen concurreren in het bovenste marktsegment. Het marktonderzoek heeft namelijk bevestigd dat er een grote prijskloof is tussen merkproducten en merkloze producten en dat afnemers weigerachtig zijn om bij prijsverhogingen over te schakelen.

(18)

Wat de OEM/OES-markten betreft, heeft de Commissie voor elk van de betrokken markten waarop zich een aanzienlijke belemmering van de daadwerkelijke mededinging zou kunnen voordoen, nagegaan of het, wanneer de concentratie niet tot stand zou worden gebracht, zo is dat „de mededingingsstructuur van de markt zonder de fusie minstens in even sterke mate zou verslechteren”.

(19)

Op dit punt is het volgens de beschikking zo dat de merken van FIAMM de belangrijkste activa zijn die van bijzonder belang zijn voor de IAM-markten. Ook al zal de waarde van deze merken bij de liquidatie van FIAMM weliswaar dalen, toch valt te verwachten dat zij een groot deel van hun waarde blijven behouden en een interessante overname zouden kunnen zijn voor de concurrenten van VB, die daarmee daadwerkelijk zouden kunnen concurreren met de sterke merken van VB. Die concurrenten zouden normaal gesproken over toereikende capaciteit beschikken om een voldoende aantal accu's te produceren om de IAM-markten te bedienen.

(20)

Op grond van deze overwegingen is de conclusie van de beschikking dat de concurrentiestructuur van de markt minder sterk zou verslechteren dan wanneer de concentratie niet tot stand zou worden gebracht.

B.   Verbintenissen

(21)

Om de mededingingsbezwaren weg te nemen die de Commissie had vastgesteld, hebben de partijen op 9 maart 2007 verbintenissen ingediend.

(22)

Uit de meeste reacties op de markttoets is gebleken dat de verbintenissen weliswaar afdoende zijn om de mededingingsbezwaren op de IAM-markten weg te nemen, maar niet die op de OEM/OES-markten.

(23)

Nadat de Commissie de partijen over de uitkomsten van de markttoets had geïnformeerd, hebben dezen op 29 maart 2007 hun aanvankelijke verbintenissen ten aanzien van de OEM/OES-markten aangepast.

OEM/OES-markten — De verbintenissen van 29 maart 2007

(24)

De verbintenissen die de partijen hebben aangeboden, omvatten de volgende twee hoofdelementen:

de afstoting van de fabriek voor de productie van accu's voor auto’s van [een van de partijen] (2) in [productielocatie] (2) met een aangegeven totale capaciteit van […] (2) miljoen accu’s per jaar. De huidige productie van OEM/OES-startaccu's in [productielocatie] (2) bedraagt rond [1-2] (2) miljoen accu’s per jaar. De productievolumes voor IAM-accu's zijn vergelijkbaar. Hoewel de afstoting van de divisie IAM-accu’s in [productielocatie] (2) niet noodzakelijk is om de mededinging te herstellen, is zij misschien wel nodig om de levensvatbaarheid van de fabriek te garanderen — die op beide productielijnen is gebaseerd;

[een van de partijen] (2) verbindt zich tot de verkoop van een aantal afzonderlijke onderdelen van de productie-installaties voor startaccu’s voor zowel personenauto’s/lichte bedrijfswagens als vrachtauto’s/zware bedrijfswagens die momenteel worden gebruikt in haar fabriek in [productielocatie] (2). Hoewel de aangeboden bedrijfsinstallaties geen volledige productielijn vormen, zouden zij geschikt zijn voor een jaarlijkse productiecapaciteit van circa [1-2] (2) miljoen accu’s.

OEM/OES-markten — Beoordeling van de verbintenissen

(25)

Op basis van de beoordeling van de tijdens het onderzoek verkregen informatie en met name de uitkomsten van de vorige raadpleging van de marktdeelnemers, wordt in de beschikking geoordeeld dat de gewijzigde verbintenissen die de partijen op 29 maart 2007 hebben voorgesteld, duidelijk en afdoende zijn om de mededingingsbezwaren weg te nemen, zonder dat een nieuwe markttoets behoeft plaats te vinden, en wel hierom:

de [productielocatie] (2) is een belangrijke leverancier van startaccu’s voor de OEM/OES-markt voor auto’s, met een marktaandeel van rond [5-10] (2) % in de EER. De effecten van deze corrigerende maatregel zouden de overlapping in de activiteiten van VB en FIAMM evenwel niet kunnen wegnemen. Toch zou het marktaandeel dat VB dankzij de transactie in haar door de corrigerende maatregel gewijzigde vorm zou behalen, wellicht lager uitvallen dan het geval zou zijn wanneer FIAMM de markt zou moeten verlaten als gevolg van een liquidatie. Daarom kan deze corrigerende maatregel zeker een verbetering inhouden ten opzichte van het nulscenario waarin FIAMM van de markten voor startaccu's zou verdwijnen;

dankzij haar geografische ligging en haar grote totale capaciteit leent de [productielocatie] (2) zich goed voor uitbreiding van haar aanwezigheid op de OEM/OES-markt. De capaciteit van de [productielocatie] (2) is de laatste jaren steeds bijzonder goed benut, met een benuttingspercentage van rond [90-100] (2) %;

indien dat nodig is om de levensvatbaarheid van de fabriek te garanderen, zal ook de IAM-divisie worden afgestoten door [een van de partijen] (2);

door de afstoting van de installaties van de [productielocatie] (2) zullen de accuproducenten die momenteel met capaciteitsbeperkingen kampen, de capaciteit van hun eigen fabrieken kunnen opdrijven. De installaties van [productielocatie] (2) kunnen worden ingezet voor de productie van accu's voor zowel auto’s als vrachtauto’s en zouden de OEM/OES-capaciteit en -marktaanwezigheid van de overnemer kunnen doen toenemen.

IAM-markten — De verbintenissen van 9 maart 2007

(26)

Wat de IAM-markten betreft, verbindt VB zich ertoe de volgende merken en activiteiten af te stoten: i) merk [A] (2) en zijn activiteiten in de EER; ii) merk [B] (2) en zijn activiteiten in de EER; iii) merk [C] (2) en zijn activiteiten in de EER; iv) merk [D] (2) en zijn activiteiten in de EER, en v) merk [E] (2) en zijn activiteiten in de EER. Voorts hebben VB en FIAMM zich er toe verbonden om, naar keuze van de overnemer, een overeenkomst voor tijdelijke belevering of een overeenkomst voor toll manufacturing met de overnemer te sluiten voor de niet-exclusieve toelevering van toll manufacturing van startaccu's voor een totaal van ten hoogste [0-1] (2) miljoen accu’s gedurende een periode van […] (2).

IAM-markten — Beoordeling van de verbintenissen

(27)

Op basis van de beoordeling van de tijdens het onderzoek verkregen informatie en met name de uitkomsten van de markttoets, wordt in de beschikking geoordeeld dat de gewijzigde verbintenissen die de partijen op 9 maart 2007 hebben voorgesteld, afdoende zijn om de mededingingsbezwaren weg te nemen, en wel hierom:

in Italië hebben de af te stoten merken een aanzienlijke commerciële waarde, die niet verloren zou gaan indien deze merken van FIAMM zouden worden gescheiden. Hoewel FIAMM duidelijk wordt beschouwd als het merk met de grootste waarde, worden op de Italiaanse accessoiremarkt ook [A] (2) en [B] (2) als goede merken beschouwd. De afnemers zijn van mening dat er geïnteresseerde producenten van startaccu's zijn die bereid zijn de af te stoten merken en activiteiten over te nemen, en die na de totstandbrenging van de concentratie ook daadwerkelijk met VB zouden willen gaan concurreren. Ook al gaat het bij de af te stoten merken niet om het hoog scorende FIAMM-merk, toch is uit de markttoets duidelijk gebleken dat de door de aanmeldende partij voorgestelde corrigerende maatregel afdoende is om de door de Commissie op de Italiaanse IAM-markt vastgestelde mededingingsbezwaren op te lossen. Die markttoets leverde ook voldoende argumenten op om dit standpunt te ondersteunen;

in Oostenrijk, in de Tsjechische Republiek en in Slovakije vertegenwoordigen de af te stoten merken nagenoeg de volledige omzet van FIAMM's merkproducten. Afnemers en concurrenten vinden dat door de afstoting van deze merken overnemers waardevolle activa kunnen verwerven waardoor zij daadwerkelijk met de fusieonderneming zullen kunnen concurreren.

III.   CONCLUSIE

(28)

De concentratie zou in haar oorspronkelijk aangemelde vorm de mededinging op een aantal markten aanzienlijk belemmeren. De verbintenissen die de partijen op 9 maart 2007 hebben aangeboden en die zij, wat de OEM/OES-markten betreft, op 29 maart 2007 hebben gewijzigd, zijn afdoende om de door de Commissie vastgestelde mededingingsbezwaren weg te nemen. Daarom, en mits de partijen hun verbintenissen volledig in acht nemen, wordt in de beschikking de concentratie verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1-22.

(2)  Vertrouwelijke informatie.


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/16


Goedkeuring van steunmaatregelen van de Staten overeenkomstig artikel 61 van de EER-Overeenkomst en artikel 1, lid 3, in deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om geen bezwaar te maken

2009/C 241/07

Datum waarop het besluit is genomen

:

27 maart 2009

Nummer van de steunmaatregel

:

65140

EVA-staat

:

IJsland

Benaming

:

Leningscategorie van het Fonds voor Woningfinanciering voor leningen aan banken, spaarkassen en andere financiële instellingen met het oog op een tijdelijke herfinanciering van hypothecaire leningen

Rechtsgrond

:

Verordening (EG) nr. 715/2008 van 17 juli 2008, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 458/1999 betreffende leningcategorieën van het Fonds voor Woningfinanciering, later vervangen door Verordening (EG) nr. 57/2009 betreffende leningcategorieën van het Fonds voor Woningfinanciering

Doelstelling

:

Opheffen van ernstige verstoringen in de economie van een lidstaat

Vorm van de steun

:

Ruil van activa

Begrotingsmiddelen

:

30 miljard ISK (ongeveer 246 miljoen EUR)

Looptijd

:

Drie maanden, kan verlengd worden tot maximaal 12 maanden, op vraag van de begunstigde

Economische sectoren

:

Bank- en financiële sector

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

:

Housing Financing Fund

Borgartúni 21

105 Reykjavik

ICELAND

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/fieldsofwork/fieldstateaid/stateaidregistry/


8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/17


Goedkeuring van steunmaatregelen van de Staten overeenkomstig artikel 61 van de EER-Overeenkomst en artikel 1, lid 3, in deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel

2009/C 241/08

Datum waarop het besluit is genomen

:

31.3.2009

Nummer van de steunmaatregel

:

65827

EVA-staat

:

Noorwegen

Regio

:

Nordland

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

:

Ontwikkelingsfonds voor luchtvaartverbindingen naar Bodø

Rechtsgrond

:

Artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst

Type maatregel

:

Steunregeling

Doelstelling

:

Creëren van nieuwe internationale luchtvaartverbindingen naar Bodø

Vorm van de steun

:

i)

steun voor de commercialisering van een specifieke luchtvaartverbinding;

ii)

steun voor ontwikkelingsproject;

iii)

steun voor verlaging van de luchthavengelden

Begrotingsmiddelen

:

12 miljoen NOK (ongeveer 1,2 miljoen EUR)

Intensiteit

:

De steun bedraagt maximaal 50 % van de totale subsidiabele kosten voor een bepaald jaar en de totale steun mag een gemiddelde van 40 % van de subsidiabele kosten niet overschrijden

Looptijd

:

Vijf jaar

Economische sectoren

:

Luchtvervoer van passagiers

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

:

Bodø Municipality

Postbox 319

8001 Bodø

NORWAY

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/fieldsofwork/fieldstateaid/stateaidregistry/


8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/18


Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat — Vergunningsronde in van tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2009

2009/C 241/09

Het Noorse ministerie van Olie en Energie gaat hierbij over tot bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning in overeenstemming met artikel 3, lid 2, onder a), van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen.

De toewijzing van vergunningen voor oliewinning geschiedt aan naamloze vennootschappen, geregistreerd in Noorwegen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de EER-Overeenkomst), of aan natuurlijke personen die ingezetenen zijn van een staat die partij is bij de EER-Overeenkomst. De naamloze vennootschap dient te beschikken over een minimum aandelenkapitaal van 1 miljoen NOK of een bedrag dat in de valuta van het land van registratie hieraan gelijkwaardig is.

Ondernemingen die momenteel geen vergunninghouders op het continentaal plat van Noorwegen zijn, kunnen vergunningen voor de productie toegewezen krijgen indien zij tevoren reeds als geschikte vergunninghouders op het Noors continentaal plat zijn erkend.

Ondernemingen die individuele aanvragen indienen en ondernemingen die als onderdeel van een groep hun aanvragen indienen, zullen door het ministerie op gelijke voet worden behandeld. Aanvragers die een individuele aanvraag indienen of aanvragers die onderdeel zijn van een groep die gezamenlijk een aanvraag indient, zullen allen worden aangemerkt als aanvragers voor een winningsvergunning. Het ministerie kan aan de hand van door groepen of door individuele aanvragers ingediende aanvragen de samenstelling van de vergunninghoudende groepen bepalen en de exploitant voor deze groepen aanstellen.

Voor de toekenning van een participatie in een winningsvergunning is vereist dat de vergunninghouders een overeenkomst voor aardoliewinningsactiviteiten aangaan, daarbij inbegrepen een gezamenlijke exploitatie-overeenkomst en een financiële overeenkomst. Indien de winningsvergunning stratigrafisch wordt verdeeld, dienen de vergunninghouders van de twee stratigrafisch verdeelde vergunningen tevens een specifieke gezamenlijke exploitatieovereenkomst te sluiten waarin de onderlinge betrekkingen rond de verdeelsleutel worden geregeld.

De vergunninghouders vormen na de ondertekening van deze overeenkomsten een gezamenlijke onderneming waarin de omvang van hun participatie te allen tijde identiek is aan hun participatie in de winningsvergunning.

De vergunningsdocumenten zijn hoofdzakelijk gebaseerd op relevante stukken van de gunningsronde in van te voren afgebakende gebieden 2008. Het doel hiervan is de voornaamste elementen van aanpassingen aan het kader beschikbaar te stellen voor de bedrijfstak, voordat de aanvragen moeten worden ingediend.

Criteria voor de toekenning van een winningsvergunning

Voor het bevorderen van een verstandig beheer van de grondstoffen en een snelle en efficiënte exploratie naar en productie van aardolie op het Noors continentaal plat met inbegrip van de samenstelling van groepen vergunninghouders om dit te bereiken, gelden de volgende criteria bij de toekenning van participaties in winningsvergunningen en voor de aanstelling van een exploitant:

a)

de relevante technische expertise van de aanvrager, met inbegrip van expertise die betrekking heeft op ontsluitingswerkzaamheden, onderzoek, veiligheid en het milieu, en hoe deze expertise actief de kosteneffectieve exploratie en, eventueel, de productie van olie in het betrokken geografische gebied, kan bevorderen;

b)

dat de aanvrager over afdoende financiële middelen beschikt om de exploratie naar en, eventueel, de productie van olie in het desbetreffende geografische gebied uit te voeren;

c)

het inzicht van de aanvrager in de geologie van het betrokken geografisch gebied, en hoe de vergunninghouders zich voorstellen een efficiënte exploratie naar olie uit te voeren;

d)

de eerder opgedane ervaring van de aanvrager op het Noors continentaal plat dan wel gelijkwaardige relevante ervaring in andere gebieden;

e)

de ervaringen van het ministerie met betrekking tot de activiteiten van de aanvrager op het gebied van aardolie;

f)

ingeval de aanvragers zich als onderdeel van een groep presenteren, wordt rekening gehouden met de samenstelling van de groep, de aanbevolen exploitant en de collectieve competenties van de groep;

g)

winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan een gezamenlijke onderneming waarvan ten minste één deelnemer als exploitant ten minste één proefboring op het Noors continentaal plat heeft verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring heeft opgedaan;

h)

winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan twee of meer deelnemers wanneer ten minste één dezer over de onder g) genoemde ervaring beschikt;

i)

de voor winningsvergunningen in de Barentsz-zee aangestelde exploitant dient als exploitant ten minste één proefboring op het Noors continentaal plat te hebben verricht, dan wel buiten het Noors Continentaal Plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring te hebben opgedaan;

j)

de voor winningsvergunningen in diep water aangestelde exploitant dient op het Noors continentaal plat ten minste één proefboring te hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring te hebben opgedaan;

k)

de exploitant die is aangesteld voor winningsvergunningen waarbij het verrichten van proefboringen gepaard gaat met hoge druk en/of hoge temperaturen (HPHT), dient als exploitant op het Noors continentaal plat ten minste één proefboring te hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring hebben opgedaan.

Blokken waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend

Het geografische gebied waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend is het gebied op het Noors continentaal plat dat voor deze vergunningsronde van tevoren is afgebakend. Aanvragen voor deelnemingen in winningsvergunningen kunnen worden ingediend voor de blokken waarvoor binnen het afgebakende gebied nog geen vergunningen zijn afgegeven en voor blokken of delen van blokken die vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van aanvragen zijn opgegeven en verlaten.

Bijgewerkte kaarten met de beschikbare blokken zijn te vinden op de site van het Directoraat Petroleum van Noorwegen (Fact maps: http://www.npd.no/apa2009), of door contact op te nemen met het ministerie van Olie en Energie, tel. +47 22246209.

Aanvragen voor vergunningen voor oliewinning moeten worden ingediend bij het:

Ministry of Petroleum and Energy

P.O. Box 8148 Dep.

0033 Oslo

NOORWEGEN

Vóór: 12.00 's middags op 15 september 2009.

De toewijzing van vergunningen voor oliewinning in het kader van de gunningsronde 2009 voor van te voren afgebakende gebieden op het Noors continentaal plat zal niet eerder plaatsvinden dan 90 dagen na de datum van de publicatie van de uitnodiging tot het indienen van aanvragen. Zij is gepland voor eind 2009/begin 2010, doch niet later dan 20 januari 2010.

Zie voor de volledige tekst van de mededeling en gedetailleerde kaarten van de beschikbare gebieden: http://www.npd.no/apa2009, of neem contact op met het ministerie van Olie en Energie, tel. +47 22246209.


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Commissie

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/21


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA/25/09

Actie 4.1 — Ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op jeugdgebied werkzaam zijn

2009/C 241/10

1.   DOELSTELLINGEN EN BESCHRIJVING

Het doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen is de ondersteuning van permanente activiteiten van organisaties die op Europees niveau op jeugdgebied werkzaam zijn en een doel van algemeen Europees belang nastreven.

Deze activiteiten moeten bijdragen tot een grotere participatie van jongeren als burgers in het openbare leven en de samenleving en moeten bovendien leiden tot de ontwikkeling en uitvoering van Europese samenwerkingsactiviteiten op jeugdgebied in de breedste zin van het woord.

Een jaarlijkse subsidie kan worden toegekend om zulke organisaties te helpen hun exploitatiekosten te dekken. Het kan hierbij om de volgende organisaties gaan:

een organisatie zonder winstoogmerk die haar activiteiten uitoefent ten behoeve van jongeren op Europees niveau;

een Europees netwerk dat op jeugdgebied werkzame organisaties vertegenwoordigt.

De oproep beoogt organisaties te selecteren om jaarlijkse exploitatiesubsidieovereenkomsten te sluiten voor het begrotingsjaar dat begint in 2010.

Deze oproep tot het indienen van voorstellen heeft geen betrekking op organisaties die met het Agentschap een kaderpartnerschapsovereenkomst voor 2008-2010 hebben gesloten.

2.   IN AANMERKING KOMENDE GEGADIGDEN

2.1.   Organisaties die in aanmerking komen

Om in aanmerking te komen voor een exploitatiesubsidie moet een organisatie aan de volgende vereisten voldoen:

zij is niet-gouvernementeel;

zij is op de uiterste datum voor indiening van de aanvragen sedert minstens een jaar wettelijk geregistreerd;

zij heeft geen winstoogmerk;

zij is een jongerenorganisatie of een organisatie met een bredere doelstelling waarvan een deel van de activiteiten op jongeren is gericht;

zij betrekt jongeren bij het beheer van de ten behoeve van hen ontwikkelde activiteiten;

zij heeft ten minste één (betaalde of niet betaalde) vaste medewerker. Er wordt een uitzondering gemaakt voor organisaties die nog nooit uit hoofde van deze actie subsidie hebben ontvangen en die bij subsidietoekenning van plan zijn een vaste medewerker in dienst te nemen.

2.2.   Landen die in aanmerking komen

Organisaties moeten in een van onderstaande landen zijn gevestigd om voor subsidie in aanmerking te komen:

de lidstaten van de Europese Unie;

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER): IJsland, Liechtenstein en Noorwegen;

de kandidaat-lidstaten waarvoor een pretoetredingsstrategie bestaat: Turkije;

de westelijke Balkanlanden: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Montenegro, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

de volgende Oost-Europese landen: Moldavië, Oekraïne, de Russische Federatie, Wit-Rusland.

Organisaties die een aanvraag indienen, moeten in ten minste 8 van de bovengenoemde landen werkzaam zijn.

3.   SUBSIDIABELE ACTIVITEITEN

De organisaties moeten in hun jaarwerkplan voor het begrotingsjaar 2010 een reeks activiteiten opnemen die voldoen aan de grondbeginselen van het optreden van de Gemeenschap op jeugdgebied.

Bij de activiteiten die kunnen bijdragen tot versterking en verbetering van de doelmatigheid van het optreden van de Gemeenschap gaat het met name om:

groep 1: optreden als spreekbuis voor en in het belang van jongeren in al hun diversiteit op Europees niveau;

groep 2: uitwisseling van jongeren en vrijwilligerswerk;

groep 3: niet-formele en informele leer- en activiteitsprogramma’s die gericht zijn op jongeren;

groep 4: bevordering van intercultureel leren en intercultureel begrip;

groep 5: discussies over Europese aangelegenheden, EU-beleid of jeugdbeleid;

groep 6: verspreiding van informatie over het optreden van de Gemeenschap;

groep 7: acties ter bevordering van participatie en initiatieven van jongeren.

4.   TOEKENNINGSCRITERIA

De subsidieaanvragen worden getoetst aan de volgende kwalitatieve criteria:

hun overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

de kwaliteit van de geplande activiteiten;

de invloed en het multiplicatoreffect van deze activiteiten op jongeren;

de geografische uitstraling van de geplande activiteiten;

de rol van jongeren in de structuren van de betreffende organisaties;

en aan de volgende kwantitatieve criteria:

het aantal:

geplande activiteiten;

groepen van activiteiten;

behandelde thema's;

jongeren dat deelneemt aan de activiteiten, met name kansarmere jongeren;

betrokken landen.

5.   BEGROTING

Het totale bedrag dat in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van de exploitatie van organisaties die op Europees niveau op jeugdgebied werkzaam zijn, wordt geraamd op 1 400 000 EUR. Het subsidiebedrag mag niet meer dan 80 % van de totale exploitatiekosten beslaan.

De maximumsubsidie voor elke organisatie bedraagt 35 000 EUR voor een jaarlijkse exploitatieovereenkomst.

Om het bedrag van de exploitatiesubsidie te berekenen, hebben de aanvragende organisaties de keuze tussen twee financieringssystemen:

1.

een financiering op basis van een vast bedrag;

2.

de traditionele financiering op basis van de subsidiabele kosten (berekening op basis van een begroting).

6.   INDIENING VAN AANVRAGEN

De subsidieaanvragen moeten worden opgesteld in een van de officiële EU-talen, met behulp van het elektronische formulier dat speciaal hiervoor is ontworpen.

Het elektronische aanvraagformulier moet, naar behoren ingevuld, uiterlijk op 9 december 2009 worden ingediend.

Tevens moet uiterlijk op 9 december 2009 een papieren versie van de aanvraag, persoonlijk ondertekend door de door de organisatie gemachtigde medewerker om wettelijk bindende verplichtingen aan te gaan, naar het volgende adres worden gestuurd:

Education, Audiovisual & Culture Executive Agency

Youth Unit (P6) — Grant application — Action 4.1 — 2010

Bourgetlaan 1 (BOUR — 4/29)

1140 Brussel

BELGIË

per post (datum postmerk),

per koeriersdienst (datum van ontvangst door de koeriersdienst die de aanvraag aan het Agentschap bezorgt).

Per fax of e-mail verzonden aanvragen worden afgewezen.

De formulieren zijn beschikbaar op volgend internetadres: http://eacea.ec.europa.eu/youth/index_en.htm

7.   AANVULLENDE INFORMATIE

De aanvragen moeten voldoen aan de bepalingen van de Richtsnoeren voor aanvragers — Oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/25/09, worden ingediend met behulp van het hiervoor bestemde aanvraagformulier en de vereiste bijlagen bevatten. De genoemde documenten zijn beschikbaar op volgend internetadres:

Agentschap: http://eacea.ec.europa.eu/youth/index_en.htm


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

8.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 241/24


BESLUIT Nr. 581

van 2 juli 2009

inzake de opening van een procedure voor het verlenen van een vergunning voor de exploratie van olie- en gasbronnen — ondergrondse natuurlijke rijkdommen overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, van de wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, in blok „Kilifarevo”, gelegen in Noord-Centraal Bulgarije, alsmede kennisgeving betreffende de aanbesteding voor het verlenen van bedoelde vergunning

2009/C 241/11

REPUBLIEK BULGARIJE

MINISTERRAAD

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, punt 1, en artikel 44, lid 3, in samenhang met artikel 5, punt 2, en artikel 7, lid 1, punt 9, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen,

DE MINISTERRAAD HEEFT BESLOTEN:

1.

een procedure te openen voor het verlenen van een vergunning voor de exploratie van olie- en gasbronnen in blok „Kilifarevo”, met een oppervlakte van 20 km2 en met de coördinaten van grenspunten 1 tot en met 4 overeenkomstig de bijlage;

2.

aan te kondigen dat het verlenen van de in punt 1 vermelde vergunning gebaseerd wordt op een aanbesteding;

3.

te specificeren dat de periode waarvoor de exploratievergunning geldt, 5 jaar zal bedragen na de datum van inwerkingtreding van het exploratiecontract, met het recht op verlenging van deze periode overeenkomstig artikel 31, leden 3 en 4, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen.

4.

De uiterste termijn voor het aanvragen van het aanbestedingsdossier is de 120ste dag, om 16.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het aanbestedingsdossier kan worden aangekocht in kamer nr. 427 van het gebouw van het Ministerie van Milieu en Waterbeheer, Maria Luisa Boulevard 22, te Sofia.

5.

De uiterste termijn voor het indienen van aanvragen voor deelname aan de aanbesteding is de 135ste dag, om 16.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie. De aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten worden ingediend bij het Ministerie van Milieu en Waterbeheer, Maria Luisa Boulevard 22, te Sofia.

6.

De uiterste termijn voor indienen van inschrijvingen is de 155ste dag, om 16.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie. De inschrijvingen moeten worden ingediend bij het Ministerie van Milieu en Waterbeheer, Maria Luisa Boulevard 22, te Sofia.

7.

Inschrijvingen die binnen de in punt 6 vermelde termijn zijn ingediend, worden door het in punt 10.2 vermelde comité geopend, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de inschrijvers, op de 156ste dag na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, in het gebouw van het Ministerie van Milieu en Waterbeheer, Maria Luisa Boulevard 22, te Sofia. Het comité zal alle inschrijvingen bestuderen en beoordelen en de inschrijvers rangschikken binnen 14 dagen na de datum van opening van de inschrijvingen.

7.1.

Als geen van de in punt 7 vermelde inschrijvingen aan de aanbestedingseisen beantwoordt, stelt het comité de inschrijvers ervan in kennis dat de termijn wordt verlengd, zodat de inschrijvers hun inschrijvingen kunnen verbeteren.

7.2.

Binnen 14 dagen na ontvangst van de in punt 7.1 vermelde inschrijvingen belegt het comité een vergadering om de verbeterde inschrijvingen te bestuderen en te beoordelen en de inschrijvers te rangschikken.

8.

Het deposito voor deelname aan de aanbesteding is vastgesteld op 15 000 BGN.

8.1.

Het deposito moet worden betaald vóór het verstrijken van de in punt 5 vermelde termijn voor het indienen van aanvragen voor deelname aan de aanbesteding.

8.2.

Het deposito moet worden betaald op de bankrekening die in het aanbestedingsdossier is vermeld.

8.3.

Het deposito van de winnende inschrijver en de deposito’s van inschrijvers die niet aan de aanbestedingseisen voldoen, worden verbeurd. De deposito’s van andere inschrijvers worden terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen nadat het besluit van de ministerraad houdende verlening van de exploratievergunning in het Staatsblad is gepubliceerd.

9.

Andere eisen in verband met de aanbesteding worden vastgesteld door de ministerraad.

9.1.

In geval van beroep krachtens artikel 47, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, worden de in de punten 6 en 7 vermelde termijnen verlengd met het aantal dagen dat nodig is om een beslissing over het beroep te nemen; de deelnemers wiens inschrijvingen aanvaard zijn, worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

9.2.

De prijs van het aanbestedingsdossier bedraagt 13 500 BGL.

9.3.

Het aanbestedingsdossier kan worden aangekocht door personen met vertegenwoordigingsbevoegdheid of door gemachtigde vertegenwoordigers.

9.4.

De aanbesteding zal plaatsvinden zelfs wanneer slechts één kandidaat daartoe is toegelaten.

9.5.

Deelnemers aan de aanbesteding moeten voldoen aan de eisen van artikel 23, lid 1, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen.

9.6.

De aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten worden opgesteld en ingediend overeenkomstig artikel 46, leden 1 en 2, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen en overeenkomstig de voorwaarden van het aanbestedingsdossier.

9.7.

De aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten in overeenstemming zijn met de eisen en voorwaarden als omschreven in het aanbestedingdossier.

9.8.

Zoals uiteengezet in het aanbestedingsdossier worden de inschrijvingen beoordeeld op basis van de in de werkprogramma’s voorgestelde beheers- en financiële capaciteiten en de middelen voor milieubescherming, opleiding of technische innovatie.

9.9.

Wanneer na het verstrijken van de in punt 5 vermelde termijn geen inschrijving in de aanbesteding is ontvangen of aanvaard, wordt de aanbesteding geschrapt.

10.

De minister van Milieu en Waterbeheer is gemachtigd om:

10.1.

de tekst van dit besluit toe te zenden ter publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het Staatsblad, en ter bekendmaking op de website van de ministerraad;

10.2.

de aanbesteding te organiseren. De minister wordt hierbij aangesteld tot voorzitter van het comité. De leden van het comité worden aangesteld door de voorzitter overeenkomstig artikel 44, lid 7, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen.

11.

Beroep tegen dit besluit kan binnen 14 dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend bij het Hooggerechtshof voor Administratieve zaken.

Eerste minister

Sergei STANISHEV

Eerste secretaris van de ministerraad

Vesselin DAKOV


BIJLAGE

LIJST VAN COÖRDINATEN VAN DE GRENSPUNTEN VAN HET BLOK „KILIFAREVO”

 

Lengtegraad

Breedtegraad

1.

25° 40′ 03,70″

43° 01′ 37,27″

2.

25° 40′ 03,70″

42° 59′ 48,21″

3.

25° 44′ 46,93″

42° 59′ 48,21″

4.

25° 44′ 46,93″

43° 01′ 37,27″