ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2009.155.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 155

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
8 juli 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europees Parlement en Raad

2009/C 155/01

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding ( 1 )

1

2009/C 155/02

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) ( 1 )

11

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2009/C 155/03

Wisselkoersen van de euro

19

 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Commissie

2009/C 155/04

Oproep tot het indienen van voorstellen TREN/SUB/01-2009

20

 

Europese Investeringsbank

2009/C 155/05

Oproep tot het indienen van voorstellen — De Europese Investeringsbank (EIB) stelt twee nieuwe EIBURS-sponsorschappen voor in het kader van de actie Universitair onderzoek

21

 

Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)

2009/C 155/06

Aankondiging van algemene vergelijkende onderzoeken EPSO/AST/100-101/09

23

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2009/C 155/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5570 — Platinum/Delphi) ( 1 )

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europees Parlement en Raad

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/1


AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 juni 2009

tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 155/01

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio′s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overgang naar een kenniseconomie (Europese Raad van Lissabon van 2000) vereist de modernisering en permanente verbetering van de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels om te kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de economie en samenleving, zodat zij de inzetbaarheid, sociale inclusie en toegang tot een leven lang leren voor iedereen, ook kansarmen, kunnen helpen verbeteren.

(2)

De Europese Raad van Barcelona heeft in 2002 als doel gesteld dat de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vóór 2010 moeten uitgroeien tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau.

(3)

De in het kader van het Lissabonproces vastgestelde geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid 2005-2008 roepen de lidstaten op regelingen voor een leven lang leren te ontwikkelen die betaalbaar en toegankelijk zijn en inspelen op de veranderende behoeften van de kenniseconomie en -maatschappij. Met het oog op een betere arbeidsmarktrelevantie moeten de onderwijs- en opleidingsstelsels worden aangepast en moet hun capaciteit worden versterkt. De doelstellingen op het gebied van het onderwijs- en opleidingsbeleid moeten daarom in toenemende mate de doelstellingen van het economisch en arbeidsmarktbeleid completeren zodat sociale cohesie en concurrentievermogen hand in hand gaan.

(4)

In aansluiting op de resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (4) („het Kopenhagenproces”) en als resultaat van de daaropvolgende samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten, de sociale partners, de EER/EVA-landen en de kandidaat-lidstaten op het gebied van kwaliteitsborging, werd een gemeenschappelijk kader voor kwaliteitsborging (CQAF) ontwikkeld, rekening houdend met de bestaande ervaringen en goede praktijken in de deelnemende landen.

(5)

Volgens het gezamenlijk tussentijds verslag van 2004 van de Raad en de Commissie aan de Europese Raad over het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (5) dient Europa in de eerste plaats prioriteit te geven aan het CQAF voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (als onderdeel van de follow-up van de verklaring van Kopenhagen) en de totstandbrenging van „een overeengekomen stelsel van normen, procedures en richtsnoeren voor kwaliteitsborging” (6) (in samenhang met het proces van Bologna en in het kader van het werkprogramma inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels).

(6)

De Raad „Onderwijs” van mei 2004 (7) keurde dit CQAF goed en verzocht de lidstaten en de Commissie dit binnen hun respectieve bevoegdheden samen met de betrokken belanghebbenden op vrijwillige basis te bevorderen.

(7)

Het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (8) heeft voorzien in een Europees platform dat de follow-up van de conclusies van de Raad van 2004 en het communiqué van Helsinki mogelijk heeft gemaakt, en heeft duurzame samenwerking tussen de landen vergemakkelijkt.

(8)

In 2006 onderstreepte het communiqué van Helsinki dat er, zoals uiteengezet in de conclusies van de Raad van mei 2004 over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding, op basis van de beginselen van het CQAF speciaal voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding nog meer gemeenschappelijke Europese instrumenten ontwikkeld moesten worden om een cultuur van kwaliteitsverbetering en een grotere deelname aan het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen.

(9)

Met deze aanbeveling wordt een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging („het kader”) vastgesteld. Dit op gemeenschappelijke Europese referenties gebaseerde referentie-instrument moet de lidstaten helpen bij de permanente verbetering van hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en bij de bewaking van dit proces. Het bouwt voort op en is een uitbreiding van het CQAF. Het kader moet bijdragen tot kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding en tot meer transparantie en coherentie van beleidsontwikkelingen op het gebied van de beroepsopleiding tussen de lidstaten, en aldus het wederzijds vertrouwen, de mobiliteit van werknemers en lerenden, en een leven lang leren bevorderen.

(10)

Het kader moet een kwaliteitsborgings- en -verbeteringscyclus van planning, uitvoering, evaluatie/beoordeling en herziening van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding omvatten, ondersteund door gemeenschappelijke kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren. De controleprocedures, waaronder een combinatie van interne en externe evaluatiemechanismen, moeten zo nodig door de lidstaten worden vastgesteld, ten behoeve van de identificatie van de goede werking van de systemen, processen en procedures, en van voor verbetering vatbare terreinen. Voorts moet het kader voorzien in het gebruik van meetinstrumenten om de doeltreffendheid aan te tonen.

(11)

Het kader moet op het niveau van het beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsel, de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en de kwalificaties worden toegepast. Het voorziet in een systemische aanpak van kwaliteit die alle relevante niveaus en actoren omvat en met elkaar verbindt. Het kader moet sterk de nadruk leggen op kwaliteitsbewaking en -verbetering, door het combineren van interne en externe evaluatie, herziening en verbeteringsprocedures, een en ander ondersteund door metingen en kwalitatieve analyses. Het kader moet de basis vormen voor verdere ontwikkelingen via samenwerking op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

(12)

Door te voorzien in concrete instrumenten voor de ondersteuning van een evaluatie- en kwaliteitsverbeteringscultuur op alle niveaus, draagt de aanbeveling bij tot op feitenmateriaal gebaseerde praktijken en beleid, als grondslag voor een doelmatiger en billijker beleid overeenkomstig de conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 2006 over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding (9).

(13)

Deze aanbeveling biedt een kader voor de vaststelling, ondersteuning en uitwisseling van goede praktijken, niet alleen op nationaal, maar ook op lokaal en regionaal niveau en binnen alle relevante netwerken, waaronder het Europees netwerk betreffende het referentiekader voor kwaliteitsborging.

(14)

In deze aanbeveling wordt rekening gehouden met de „Gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding” die zijn opgenomen in bijlage III bij de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (10) („EKK”). Het kader moet daarom de toepassing van het EKK ondersteunen, met name de kwaliteit van de certificering van leerresultaten. Verder moet het ook de toepassing van andere Europese instrumenten ondersteunen, zoals het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding en de gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren.

(15)

Aangezien zij niet bindend is, is deze aanbeveling in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag bedoelde subsidiariteitsbeginsel in zoverre zij de activiteiten van de lidstaten ter verbetering van de transparantie van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding en ter stimulering van de mobiliteit en een leven lang leren door bevordering van onderlinge samenwerking beoogt te ondersteunen en aan te vullen. Zij dient overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken te worden uitgevoerd. Deze aanbeveling is in overeenstemming met het in datzelfde artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel omdat zij geen nationale kwaliteitsborgingssystemen vervangt of definieert. Het kader schrijft geen bijzonder kwaliteitsborgingssysteem of -concept voor, maar bevat gemeenschappelijke beginselen, kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren die de bestaande stelsels en het bestaande aanbod van beroepsonderwijs en -opleiding kunnen helpen beoordelen en verbeteren.

(16)

De in bijlage II bij deze aanbeveling voorgestelde referentie-indicatoren zijn bedoeld om de evaluatie en kwaliteitsverbetering van beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en/of aanbieders te ondersteunen overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken, en om als „gereedschapskist” te dienen waaruit de verschillende gebruikers de indicatoren kunnen kiezen die zij het meest relevant achten voor de vereisten van hun specifieke kwaliteitsborgingssysteem. Qua aard en doeleinden moeten zij worden onderscheiden van de indicatoren en benchmarks als bedoeld in de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabon-doelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied (11).

(17)

Het kader kan de lidstaten, indien zij het gebruiken en verder ontwikkelen, helpen hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels verder te verbeteren en te ontwikkelen, kan strategieën voor levenslang leren ondersteunen, de integratie van de Europese arbeidsmarkt en de implementatie van het EKK bevorderen, en een cultuur van kwaliteitsverbetering op alle niveaus stimuleren, met inachtneming van de rijke verscheidenheid van de nationale onderwijsstelsels.

(18)

Deze aanbeveling moet de onderwijs- en opleidingsstelsels helpen moderniseren, de opleiding doeltreffender helpen maken door te voorkomen dat mensen de school zonder kwalificaties verlaten, onderwijs, opleiding en werk beter bij elkaar helpen aansluiten, bruggen helpen leggen tussen formele, niet-formele en informele vormen van onderwijs en opleiding, en de erkenning van verworven ervaring helpen ontwikkelen,

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

1.

het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging („het kader”), de kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en referentie-indicatoren zoals vermeld en nader beschreven in de bijlagen I en II te gebruiken, hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels verder te verbeteren en te ontwikkelen, strategieën voor een leven lang leren, de toepassing van het EKK en het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit te ondersteunen, en op alle niveaus een cultuur van kwaliteitsverbetering en innovatie te bevorderen. Extra nadruk dient te worden gelegd op de aansluiting van beroepsonderwijs en -opleiding op het hoger onderwijs;

2.

uiterlijk op 18 juni 2011, elk een nationale aanpak te ontwikkelen om de nationale systemen voor kwaliteitsborging, indien van toepassing, te verbeteren en optimaal gebruik te maken van het kader voor kwaliteitsborging, samen met de sociale partners, de regionale en lokale overheden, en alle andere belanghebbenden, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken;

3.

actief deel te nemen aan het netwerk betreffende een Europees referentiekader („het kadernetwerk”) voor kwaliteitsborging met het oog op de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke beginselen, referentiecriteria en -indicatoren, richtsnoeren en instrumenten voor kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding op nationaal, regionaal of lokaal niveau;

4.

wanneer een vergelijkbare structuur nog niet bestaat, een nationaal referentiepunt voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding aan te wijzen dat gekoppeld is aan de specifieke structuren en vereisten van elke lidstaat en dat, overeenkomstig de nationale praktijken, de bestaande relevante instanties bundelt en de sociale partners en alle betrokken belanghebbenden op nationaal en regionaal niveau erbij betrekt om te zorgen voor de follow-up van initiatieven. De referentiepunten moeten:

zoveel mogelijk belanghebbenden op de hoogte houden van de activiteiten van het kadernetwerk,

actieve steun verlenen aan de uitvoering van het werkprogramma van het kadernetwerk,

concrete initiatieven ontplooien om de verdere ontwikkeling van het kader in nationaal verband te bevorderen,

zelfevaluatie ondersteunen als aanvullend en doeltreffend kwaliteitsborgingsinstrument, dat de mogelijkheid biedt succes te meten en gebieden aan te wijzen waarop de uitvoering van het werkprogramma van het kadernetwerk kan worden verbeterd,

ervoor zorgen dat informatie op doeltreffende onder de belanghebbenden wordt verspreid;

5.

het uitvoeringsproces om de vier jaar aan een evaluatie te onderwerpen — deze evaluatie moet worden opgenomen in elk tweede nationale voortgangsverslag dat wordt opgesteld in de context van het toekomstig strategisch kader voor Europese samenwerking op onderwijs- en opleidingsgebied — op basis van referentiecriteria die in het kader van het kadernetwerk samen met de Commissie en de lidstaten moeten worden gedefinieerd.

ONDERSCHRIJVEN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

de lidstaten te helpen bij de uitvoering van bovenstaande taken, met name door samenwerking en wederzijds leren te bevorderen, begeleidingsmateriaal te ontwikkelen en te testen, en informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding in de lidstaten;

2.

het netwerk betreffende een kadernetwerk voor kwaliteitsborging te bevorderen en er samen met de lidstaten aan deel te nemen, zodat het waar nodig door middel van concrete voorstellen en initiatieven kan bijdragen tot de ontwikkeling van beleid op dit gebied;

3.

zorg te dragen voor de follow-up van de uitvoering van deze aanbeveling door om de vier jaar aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de opgedane ervaring en conclusies voor de toekomst voor te leggen, en indien nodig een herziening van deze aanbeveling voor te stellen die wordt verricht in samenwerking met de lidstaten en waarbij de diverse belanghebbenden worden betrokken;

4.

op basis van dat verslag en in samenwerking met de lidstaten een evaluatie te verrichten van de uitvoering van deze aanbeveling, en deze zo nodig te herzien.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

Štefan FÜLE


(1)  PB C 100 van 30.4.2009, blz. 136.

(2)  PB C 325 van 19.12.2008, blz. 48.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2009.

(4)  PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2.

(5)  PB C 104 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  „Verwezenlijking van de Europese ruimte voor hoger onderwijs”. Communiqué van de Conferentie van ministers bevoegd voor hoger onderwijs in Berlijn op 19 september 2003.

(7)  Conclusies van de Raad over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding, 28 mei 2004.

(8)  Het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding werd in oktober 2005 door de Commissie opgericht na een gunstig advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding. De leden van het netwerk zijn volgens een speciale procedure aangewezen door de lidstaten, de kandidaat-lidstaten, de EVA/EER-landen en de Europese organisaties van de sociale partners.

(9)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 3.

(10)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(11)  PB C 311 van 21.12.2007, blz. 13.


INLEIDING BIJ DE BIJLAGEN

In deze aanbeveling wordt het Europees referentiekader neergelegd voor kwaliteitsborging („het kader”), met inbegrip van een cyclus voor kwaliteitsborging en -verbetering (planning, uitvoering, evaluatie/beoordeling, herevaluatie of herziening) op grond van een selectie van kwaliteitscriteria, descriptoren en indicatoren voor kwaliteitsbeheer op het niveau van zowel de stelsels als de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding. Het is niet de bedoeling om nieuwe normen te introduceren, maar om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen, met behoud van de diversiteit van hun benaderingswijzen.

Het kader moet worden beschouwd als „gereedschapskist” waaruit de diverse gebruikers die descriptoren en indicatoren kunnen kiezen die zij het meest relevant achten voor de eisen van hun kwaliteitsborgingsysteem.

De voorgestelde descriptoren (bijlage I) en indicatoren (bijlage II) dienen uitsluitend als richtsnoeren en kunnen door de gebruikers van het kader geselecteerd en toegepast worden overeenkomstig enkele of al hun vereisten en bestaande settings.

Ze kunnen worden toegepast op initiële en/of permanente beroepsopleiding, naar gelang van de specifieke kenmerken van het beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsel van elke lidstaat en het type aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.

Ze moeten uitsluitend op vrijwillige basis worden gebruikt, met inachtneming met hun potentiële toegevoegde waarde en overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken. Ze mogen noch als benchmarks worden beschouwd, noch als middel voor rapportage over, of vergelijking tussen, de kwaliteit en de doelmatigheid van de verschillende nationale stelsels. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van die stelsels blijft volledig bij de lidstaten berusten.

BIJLAGE I

EUROPEES REFERENTIEKADER VOOR KWALITEITSBORGING: KWALITEITSCRITERIA EN INDICATIEVE DESCRIPTOREN  (1)

Deze bijlage bevat voorstellen voor gemeenschappelijke kwaliteitscriteria en indicatieve descriptoren die de lidstaten, zo zij zulks passend achten, bij de toepassing van het kader moeten helpen (2).

Kwaliteitscriteria

Indicatieve descriptoren op niveau van de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels

Indicatieve descriptoren op niveau van de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding

De planning is gebaseerd op een gemeenschappelijke strategische visie van de belanghebbenden en omvat expliciete doelstellingen, maatregelen en indicatoren.

De doelstellingen van de beroepsopleiding worden voor de middellange en lange termijn gedefinieerd en gekoppeld aan Europese doelstellingen.

De belanghebbenden nemen op de verschillende niveaus deel aan de vaststelling van de doelstellingen van de beroepsopleiding.

Door middel van specifieke indicatoren (succescriteria) worden streefcijfers vastgesteld en gecontroleerd.

Er zijn mechanismen en procedures vastgesteld om de opleidingsbehoeften te inventariseren.

Er wordt een informatiestrategie opgesteld om in overeenstemming met de nationale/regionale gegevensbeschermingsbepalingen een optimale verspreiding van de kwaliteitsresultaten te garanderen.

Er zijn normen en richtsnoeren vastgesteld voor de erkenning, validatie en certificering van competenties van individuele personen.

De Europese, nationale en regionale doelstellingen van het beroepsopleidingsbeleid zijn terug te vinden in de lokale doelstellingen van de aanbieders van beroepsopleidingen.

Er worden expliciete doelstellingen en streefcijfers vastgesteld en gecontroleerd.

Er vindt doorlopend overleg met de belanghebbenden plaats om specifieke lokale/individuele behoeften te inventariseren.

De verantwoordelijkheden voor kwaliteitsmanagement en -ontwikkeling zijn expliciet toegewezen.

Het personeel wordt in een vroeg stadium bij de planning, ook ten aanzien van kwaliteitsverbetering, betrokken.

Aanbieders plannen samenwerkingsinitiatieven met andere aanbieders van beroepsopleiding.

De belanghebbenden nemen deel aan de analyse van lokale behoeften.

Aanbieders beschikken over een expliciet en transparant kwaliteitsborgingssysteem.

In overleg met de belanghebbenden worden uitvoeringsplannen opgesteld met expliciete beginselen.

De uitvoeringsplannen worden opgesteld in samenwerking met de sociale partners, de aanbieders van beroepsopleidingen en andere belanghebbenden op de verschillende niveaus.

In de uitvoeringsplannen wordt rekening gehouden met de vereiste middelen, de capaciteiten van de gebruikers en de benodigde instrumenten en richtsnoeren voor ondersteuning.

Er zijn richtsnoeren en normen vastgesteld voor de toepassing op verschillende niveaus.

De uitvoeringsplannen voorzien in specifieke ondersteuning voor de opleiding van leraren en opleiders.

De verantwoordelijkheden van de aanbieders van beroepsopleidingen voor de uitvoering zijn expliciet beschreven en transparant.

Er wordt een nationaal en/of regionaal kader voor kwaliteitsborging opgesteld met richtsnoeren en kwaliteitsnormen op aanbiedersniveau om permanente verbetering en zelfregulering te bevorderen.

De middelen worden intern zo verdeeld/toegewezen dat de doelstellingen van de uitvoeringsplannen worden gehaald.

Relevante en inclusieve partnerschappen worden expliciet gesteund om de geplande maatregelen uit te voeren.

Het strategisch plan voor de ontwikkeling van de competenties van het personeel specificeert de opleidingsbehoeften voor leraren en opleiders.

Het personeel volgt regelmatig opleidingen en werkt samen met externe belanghebbenden om de capaciteitsopbouw en kwaliteitsverbetering te ondersteunen en de prestaties te verbeteren.

De resultaten en procedures worden regelmatig aan de hand van metingen geëvalueerd.

Er wordt een methode voor interne en externe evaluatie ontwikkeld.

Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de deelname van belanghebbenden aan het controle- en evaluatieproces.

De nationale/regionale normen en procedures voor kwaliteitsverbetering en -borging zijn relevant en afgestemd op de behoeften van de sector.

De systemen worden aan zelfevaluatie en aan intern en extern onderzoek onderworpen, naar gelang van het geval.

Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd.

Er worden prestatie-indicatoren toegepast.

Er worden regelmatig relevante en coherente gegevens verzameld om het succes te meten en voor verbetering vatbare gebieden aan te wijzen. Voor de gegevensverzameling worden passende methoden ontwikkeld, bv. vragenlijsten en indicatoren/meetbare grootheden.

Overeenkomstig de nationale en regionale regelingen/kaders of op initiatief van de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen vindt op gezette tijden een zelfevaluatie plaats.

De evaluatie en het onderzoek hebben betrekking op de procedures en onderwijsresultaten, alsook op de tevredenheid van de lerenden en de prestaties en de tevredenheid van het personeel.

De evaluatie en het onderzoek omvatten adequate en doeltreffende mechanismen om interne en externe belanghebbenden erbij te betrekken.

Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd.

Herziening

Op alle niveaus worden procedures, mechanismen en instrumenten voor herziening vastgesteld.

De procedures worden regelmatig herzien en er worden actieplannen voor veranderingen opgesteld. De systemen worden dienovereenkomstig aangepast.

De evaluatieresultaten worden openbaar gemaakt.

Van de lerenden wordt feedback over hun individuele leerervaringen en over hun leeromgeving en leraren verzameld. Samen met feedback van de leraren wordt deze voor andere maatregelen gebruikt.

De herzieningsresultaten worden op ruime schaal openbaar gemaakt.

De procedures voor de feedback en herziening maken deel uit van een strategisch leerproces binnen de organisatie.

De evaluatieresultaten worden met belanghebbenden besproken en er worden passende actieplannen opgesteld


(1)  In deze aanbeveling gelden de definities van het Glossary on Quality in Training van het Cedefop (werkdocument, november 2003).

(2)  Bijlage II bevat nog een reeks geselecteerde kwaliteitsindicatoren.

BIJLAGE II

GESELECTEERDE REFERENTIE-INDICATOREN VOOR HET BEOORDELEN VAN DE KWALITEIT VAN BEROEPSONDERWIJS EN -OPLEIDING

Deze bijlage bevat voorstellen voor een uitgebreide reeks van geselecteerde kwaliteitsindicatoren ter ondersteuning van de evaluatie en verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en/of aanbieders van beroepsonderwijs of -opleidingen. Deze indicatoren zullen via Europese samenwerking aan de hand van Europese gegevens en nationale registers op bilaterale en/of multilaterale basis verder worden uitgewerkt.

Qua aard en doeleinden moeten zij worden onderscheiden van de indicatoren en benchmarks als bedoeld in de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabon-doelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied.

Voorts bevat de tabel van indicatoren geen geaggregeerde indicatoren op nationaal niveau in gevallen waarin deze niet bestaan of moeilijk te verkrijgen zijn. Het aggregeren van dergelijke indicatoren op nationaal niveau kan in een later stadium worden gedaan op basis van een overeenkomst tussen de lidstaten, de Commissie en het netwerk betreffende een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging.

Indicator

Type indicator

Doel

Overkoepelende indicatoren voor kwaliteitsborging

Nr. 1

Relevantie van kwaliteitsborgingsystemen voor aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen:

a)

percentage aanbieders die krachtens de wet of op eigen initiatief interne kwaliteitsborgingsystemen toepassen;

b)

percentage geaccrediteerde aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen.

Context-/inputindicator

Bevordering van een cultuur van kwaliteitsverbetering bij de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen.

Vergroting van de transparantie van de opleidingskwaliteit.

Verbetering van het wederzijds vertrouwen in het opleidingsaanbod.

Nr. 2

Investeringen in de opleiding van leraren en opleiders:

a)

percentage leraren en opleiders die bij- en nascholing volgen;

b)

geïnvesteerd bedrag

Input-/procesindicator

Ervoor zorgen dat het proces van kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding door de leraren en opleiders zelf gedragen wordt.

Beroepsonderwijs en -opleiding beter laten inspelen op de veranderende vraag van de arbeidsmarkt.

Individuele leercapaciteiten vergroten.

De prestaties van de lerenden verbeteren.

Indicatoren ter ondersteuning van de kwaliteitsdoelstellingen voor het beroepsonderwijs en -opleidingsbeleid

Nr. 3

Participatie in beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's:

Aantal deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleidingsprogramma's (1) naar soort programma en individuele criteria (2)

Input-/proces-/outputindicator

Op systeem- en aanbiedersniveau basisinformatie verkrijgen over de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding

Gerichte ondersteuning ter verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleidingen, ook voor kansarme groepen

Nr. 4

Aantal leerlingen dat beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's afmaakt:

Aantal personen dat beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's met succes heeft voltooid/heeft afgebroken, naar soort programma en individuele criteria.

Proces-/output-/resultaats-indicator

Basisinformatie verkrijgen over opleidingsniveaus en de kwaliteit van opleidingsmethoden.

Berekening van het percentage voortijdige schoolverlaters ten opzichte van het aantal deelnemers.

Ondersteuning van een succesvolle voltooiing als een van de hoofddoelstellingen voor kwaliteit in de beroepsopleiding.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Nr. 5

Plaatsingspercentage na afronding van een beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma:

a)

beroepssituatie op een bepaald tijdstip na voltooiing van de opleiding, naar soort programma en individuele criteria (3);

b)

percentage dat op een bepaald tijdstip na voltooiing van de opleiding een baan heeft, naar soort programma en individuele criteria.

Resultaatsindicator

Ondersteuning van de inzetbaarheid.

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs/de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Nr. 6

Gebruik van verworven vaardigheden op het werk:

a)

informatie over het beroep dat na voltooiing van de opleiding wordt uitgeoefend, naar soort opleiding en individuele criteria;

b)

tevredenheid van de werknemers en werkgevers over de verworven vaardigheden/competenties.

Resultaatsindicator

(combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens)

Vergroting van de inzetbaarheid.

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Contextinformatie

Nr. 7

Werkloosheidspercentage (4) naar individuele criteria

Contextindicator

Achtergrondinformatie voor besluitvorming op systeemniveau

Nr. 8

Prevalentie van kwetsbare groepen:

a)

percentage deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding die in een bepaalde regio of arbeidsmarktregio tot kansarme groepen gerekend worden, naar leeftijd en geslacht;

b)

succespercentage van kansarme groepen naar leeftijd en geslacht.

Contextindicator

Achtergrondinformatie voor besluitvorming op systeemniveau.

Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding voor kansarme groepen.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod voor kansarme groepen.

Nr. 9

Mechanismen om de opleidingsbehoeften op de arbeidsmarkt vast te stellen:

a)

informatie over de ingevoerde mechanismen om de veranderende behoeften op verschillende niveaus vast te stellen;

b)

gegevens over de doelmatigheid daarvan.

Context-/inputindicator

(kwalitatieve informatie)

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van de inzetbaarheid.

Nr. 10

Programma's ter verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding:

a)

informatie over bestaande programma's op verschillende niveaus;

b)

gegevens over de doelmatigheid daarvan.

Procesindicator

(kwalitatieve informatie)

Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding, ook voor kansarme groepen.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod.


(1)  Initiële beroepsopleiding: een lerende wordt pas na zes weken opleiding als deelnemer aangemerkt.

Een leven lang leren: percentage van de bevolking dat tot formele beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's is toegelaten.

(2)  Naast algemene informatie over geslacht en leeftijd kunnen ook andere sociale criteria worden gehanteerd, zoals voortijdige schoolverlaters, hoogste opleidingsniveau, migranten, personen met een handicap, duur van de werkloosheid, enz.

(3)  Initiële beroepsopleiding: inclusief informatie over de situatie van voortijdige schoolverlaters.

(4)  Definitie volgens ILO en OESO: personen tussen 15 en 74 jaar die geen werk hebben, actief werk zoeken en direct aan het werk kunnen.


8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/11


AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 juni 2009

betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET)

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 155/02

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ontwikkeling en erkenning van kennis, vaardigheden en competenties van de burgers zijn van essentieel belang voor hun persoonlijke en professionele ontwikkeling en voor het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de sociale cohesie in de Gemeenschap. Ze zouden de transnationale mobiliteit van werknemers en lerenden moeten bevorderen en bijdragen tot een evenwicht tussen vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt. De deelname aan een leven lang leren zonder grenzen voor allen en de overdracht, erkenning en accumulatie van in formele, niet-formele en informele contexten verworven leerresultaten zouden daarom op communautair niveau moeten worden bevorderd en verbeterd.

(2)

De Europese Raad van Lissabon van 2000 concludeerde dat meer transparantie op het gebied van kwalificaties één van de belangrijke pijlers is om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij aan te passen. Bovendien heeft de Europese Raad van Barcelona van 2002 benadrukt dat het zaak is de transparantie en de erkenningsmethoden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding (VET) te verbeteren.

(3)

Programma's voor VET, een van de belangrijkste sectoren van levenslang leren, zijn rechtstreeks gekoppeld aan algemeen en hoger onderwijs, en aan het sociale en werkgelegenheidsbeleid van iedere lidstaat. Door hun sectoroverschrijdende gevolgen bevorderen zij niet alleen het concurrentievermogen van de Europese economie en de dekking van de behoeften op de arbeidsmarkt, maar eveneens de sociale cohesie, gelijkheid en participatie en betrokkenheid van de burgers.

(4)

De resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (4) („het proces van Kopenhagen”) en het gezamenlijk tussentijds verslag van de Raad en de Commissie van 2004 over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en Opleiding 2010” (5) benadrukken het belang van een systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding, terwijl in het gezamenlijk voortgangsverslag van Raad en Commissie van 2008 (6) de noodzaak wordt benadrukt van intensivering van de maatregelen ter verbetering van kwaliteit en aantrekkingskracht van VET.

(5)

De conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad van 15 november 2004 bijeen, over de toekomstige prioriteiten van de intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding verleenden prioriteit aan de ontwikkeling en uitvoering van een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor VET, zodat lerenden op de in hun leertraject gerealiseerde prestaties kunnen voortbouwen wanneer zij overstappen van het ene naar het andere nationale systeem van beroepsonderwijs en -opleiding.

(6)

Deze aanbeveling beoogt een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) te ontwikkelen met het oog op een vlottere overdracht, erkenning en accumulatie van de beoordeelde leerresultaten van degenen die een kwalificatie willen verwerven. Dit komt het algemene begrip van leerresultaten en de transparantie, grensoverschrijdende mobiliteit en overdraagbaarheid tussen en — waar nodig — in de lidstaten ten goede in een onbegrensde ruimte van een leven lang leren en verbetert de mobiliteit en overdraagbaarheid van bewijzen van beroepsbekwaamheid op nationaal niveau tussen sectoren van de economie en op de arbeidsmarkt; bovendien draagt het bij tot en ontwikkeling en uitbreiding van de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding.

(7)

Het ECVET moet op de beginselen en technische specificaties van bijlage II worden gebaseerd. Verder moet het ECVET worden gebaseerd op de in de conclusies van de Raad over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding van 28 mei 2004 vastgestelde gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging en op de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (7).

(8)

Het ECVET geldt voor alle leerresultaten die in principe via tal van onderwijs- en leertrajecten op alle niveaus van het Europese kwalificatiekader voor een leven lang leren (EQF) bereikbaar moeten zijn om dan te worden overgedragen en erkend. Deze aanbeveling draagt dan ook bij tot de ruimere doelstellingen — namelijk bevordering van een leven lang leren en vergroting van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, de bereidheid tot mobiliteit en de sociale integratie van werkenden en lerenden. Het vergemakkelijkt met name de ontwikkeling van flexibele en geïndividualiseerde trajecten en de erkenning van ook die leerresultaten die via niet-formeel en informeel onderwijs zijn verworven.

(9)

Transparante kwaliteitsborgingsbeginselen, de uitwisseling van informatie en de ontwikkeling van partnerschappen tussen voor kwalificaties bevoegde instellingen, aanbieders van VET en andere relevante belanghebbenden moeten voor wederzijds vertrouwen helpen zorgen en de uitvoering van deze aanbeveling ondersteunen.

(10)

Deze aanbeveling zou de compatibiliteit, de vergelijkbaarheid en de complementariteit van systemen voor studiepuntenoverdracht in VET en het Europese puntenoverdrachtsysteem (ECTS) voor het hoger onderwijs moeten vergemakkelijken en zo moeten bijdragen tot meer permeabiliteit tussen onderwijs- en opleidingsniveaus in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken.

(11)

De validatie van beoordeelde niet-formele en informele leerresultaten moet worden bevorderd overeenkomstig de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 over gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren.

(12)

Deze aanbeveling dient ter aanvulling van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (8), waarin wordt aanbevolen dat de lidstaten nauwe banden bevorderen tussen het EQF en bestaande of toekomstige Europese systemen van studiepuntenoverdracht en -accumulatie in het hoger onderwijs en het VET. Terwijl de hoofddoelstelling van het EQF erin bestaat de transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van kwalificaties te vergroten, is het ECVET bedoeld om de overdracht, erkenning en accumulatie van leerresultaten bij het verwerven van een kwalificatie te vergemakkelijken.

(13)

In deze aanbeveling wordt rekening gehouden met Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (9) en met de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (10).

(14)

Door deze aanbeveling moet het makkelijker worden om bevoegde plaatselijke en regionale overheden te betrekken bij het koppelen, waar nodig, van nationale of andere kwalificatiekaders en -stelsels aan het ECVET.

(15)

Deze aanbeveling geldt onverminderd Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (11), die zowel de bevoegde nationale autoriteit als de migrant rechten toekent en plichten oplegt. Het gebruik van het ECVET mag geen gevolgen voor de toegang tot de arbeidsmarkt hebben wanneer beroepskwalificaties overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG zijn erkend. Bovendien creëert het ECVET voor de burger geen nieuw recht op automatische erkenning van leerresultaten of punten.

(16)

De invoering en omzetting van ECVET is vrijwillig in de zin van de artikelen 149 en 150 van het Verdrag, en kan dan ook alleen in overeenstemming met de bestaande nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen plaatsvinden.

(17)

Aangezien de doelstellingen van deze aanbeveling — het ondersteunen en aanvullen van de activiteiten van de lidstaten, de samenwerking tussen hen te vergemakkelijken, de transparantie te vergroten en de mobiliteit en het levenslang leren te bevorderen — niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze aanbeveling niet verder dan wat nodig is om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken, aangezien zij nationale kwalificatiesystemen en/of kwalificaties en/of nationale systemen van studiepuntenoverdracht niet vervangt of vaststelt, specifieke leerresultaten of iemands competenties niet voorschrijft en versplintering noch harmonisering van kwalificatiesystemen beoogt of vereist,

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

1.

het in de bijlagen I en II beschreven Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) op alle niveaus van het EQF met betrekking tot VET-kwalificaties te bevorderen om de transnationale mobiliteit en erkenning van leerresultaten op het gebied van VET en een onbegrensd leven lang leren te vergemakkelijken;

2.

de noodzakelijke voorwaarden te scheppen en indien nodig maatregelen te nemen, opdat het ECVET vanaf 2012, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken en op basis van experimenten en testen, geleidelijk kan worden toegepast op alle niveaus van het EQF met betrekking tot VET-kwalificaties en gebruikt met het oog op de overdracht, erkenning en accumulatie van in formele, en, waar nodig, niet-formele en informele contexten bereikte leerresultaten;

3.

de ontwikkeling van nationale en Europese partnerschappen en netwerken te steunen waarbij voor kwalificaties en getuigschriften bevoegde instanties, aanbieders van VET, sociale partners en andere actoren op dit terrein betrokken worden die zich inzetten voor experimenten met en de toepassing en bevordering van het ECVET;

4.

ervoor te zorgen dat belanghebbenden en individuele personen op het gebied van VET toegang hebben tot informatie en advies met betrekking tot het gebruik van het ECVET, en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te bevorderen. Bovendien bevelen zij de lidstaten aan ervoor te zorgen dat er voldoende ruchtbaarheid aan het gebruik van het ECVET ten aanzien van kwalificaties wordt gegeven en dat aanverwante door de bevoegde autoriteiten gepubliceerde „Europass”-documenten expliciete relevante informatie bevatten;

5.

de in de conclusies van de Raad van 28 mei 2004 betreffende de kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding vermelde gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in VET overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken toe te passen bij het gebruik van het ECVET, met name bij de evaluatie, validering en erkenning van leerresultaten;

6.

op de passende niveaus voor functionerende coördinatie- en toezichtsmechanismen te zorgen overeenkomstig de wetgeving, structuren en vereisten van elke lidstaat om de kwaliteit, transparantie en consistentie te waarborgen van de initiatieven ter uitvoering van het ECVET.

ONDERSCHRIJVEN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

de lidstaten te steunen bij de uitvoering van de in punt 1 tot en met 6 vermelde taken en bij de toepassing van de in bijlage II beschreven beginselen en technische specificaties van het ECVET, met name door tests, samenwerking, wederzijds leren, promotie en informatie- en raadplegingsactiviteiten te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat alle belangstellende burgers toegang hebben tot het informatiemateriaal;

2.

samen met de lidstaten, nationale en Europese deskundigen en gebruikers handleidingen en hulpmiddelen te ontwikkelen, en de betreffende Europass-documenten aan te passen; de nodige expertise te ontwikkelen om de compatibiliteit en complementariteit tussen het ECVET en het ECTS voor het hoger onderwijs te versterken, in samenwerking met deskundigen op het gebied van VET en hoger onderwijs, alsook gebruikers op Europees en nationaal niveau, en regelmatig informatie te verstrekken over de ontwikkelingen van het ECVET;

3.

te ijveren voor, en samen met de lidstaten deel te nemen aan, een Europees ECVET-netwerk waarbij de betreffende belanghebbenden op het gebied van VET en de bevoegde nationale instellingen worden betrokken, met het oog op de verspreiding van informatie over en ondersteuning van het gebruik van het ECVET in de lidstaten en de totstandbrenging van een duurzaam platform voor de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de lidstaten; binnen dit netwerk een ECVET-gebruikersgroep op te zetten die bijdraagt aan de actualisering van de handleiding en aan de kwaliteit en algehele samenhang van het samenwerkingsproces voor de uitvoering van het ECVET;

4.

te zorgen voor toezicht op en follow-up van de ondernomen actie, met inbegrip van de resultaten van experimenten en testen, met name door het informatiemateriaal te actualiseren en — na de samen met de lidstaten uitgevoerde beoordeling en evaluatie van deze actie — uiterlijk op 18 juni 2014 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de opgedane ervaringen en de implicaties voor de toekomst, zo nodig met inbegrip van een herziening en aanpassing van deze aanbeveling, ook met het oog op de actualisering van de bijlagen en het informatiemateriaal, in samenwerking met de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

Štefan FÜLE


(1)  PB C 100 van 30.4.2009, blz. 140.

(2)  PB C 325 van 19.12.2008, blz. 48.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 december 2008 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 11 mei 2009.

(4)  PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2.

(5)  PB C 104 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  PB C 86 van 5.4.2008, blz. 1.

(7)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(8)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(9)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 6.

(10)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 5.

(11)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.


BIJLAGE I

DEFINITIES

In deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)

„kwalificatie”: een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde instelling bepaalt dat de leerresultaten die een individu heeft bereikt, aan bepaalde eisen beantwoorden;

b)

„leerresultaten”: hetgeen een lerende kent, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces; leerresultaten worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en competenties;

c)

„eenheid van leerresultaten” (eenheid): een onderdeel van een kwalificatie bestaande uit een coherent geheel van kennis, vaardigheden en competenties dat geëvalueerd en gevalideerd kan worden;

d)

„studiepunten voor leerresultaten” (studiepunten): een reeks geëvalueerde leerresultaten die met het oog op een kwalificatie geaccumuleerd kunnen worden of naar andere leerprogramma's of kwalificaties overgedragen kunnen worden;

e)

„bevoegde instelling”: instelling die uit hoofde van de voorschriften en praktijken van de deelnemende landen verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en toekenning van kwalificaties of voor de erkenning van eenheden of andere met het ECVET verbonden functies, zoals de toewijzing van ECVET-punten aan kwalificaties of eenheden, en de evaluatie, validering en erkenning van leerresultaten;

f)

„evaluatie van leerresultaten”: methoden en procedures om vast te stellen in hoeverre de lerende daadwerkelijk specifieke kennis, vaardigheden en competenties heeft verworven;

g)

„validering van leerresultaten”: het proces waarbij bevestigd wordt dat bepaalde geëvalueerde leerresultaten die de lerende heeft verworven, beantwoorden aan specifieke resultaten die voor een eenheid of een kwalificatie vereist kunnen zijn;

h)

„erkenning van leerresultaten”: het proces waarbij officieel verworven leerresultaten worden erkend door de toekenning van eenheden of kwalificaties;

i)

„ECVET-punten”: een numerieke weergave van het totale gewicht van leerresultaten in een kwalificatie en van het relatieve gewicht van eenheden in verhouding tot de kwalificatie.


BIJLAGE II

ECVET — BEGINSELEN EN TECHNISCHE SPECIFICATIES

Het ECVET vormt een technisch kader voor de overdracht, erkenning en, waar passend, de accumulatie van leerresultaten met het oog op het verwerven van een kwalificatie. De ECVET-hulpmiddelen en -methoden omvatten een beschrijving van kwalificaties in termen van eenheden van leerresultaten met bijbehorende punten, een proces van overdracht en accumulatie, en aanvullende documenten zoals leerovereenkomsten, afschriften van geregistreerde gegevens en handleidingen voor ECVET-gebruikers.

Het ECVET beoogt om, in het kader van de mobiliteit, de erkenning van leerresultaten in overeenstemming met de nationale wetgeving te vergemakkelijken met het oog op het verwerven van een kwalificatie. Opgemerkt zij dat het ECVET voor de burger geen nieuw recht op automatische erkenning van leerresultaten of punten creëert. De toepassing van het systeem voor een bepaalde kwalificatie is in overeenstemming met de wetgeving, regels en voorschriften die gelden in de lidstaten en op de volgende beginselen en technische specificaties gebaseerd:

1.   Eenheden van leerresultaten

Een eenheid is een onderdeel van een kwalificatie bestaande uit een coherent geheel van kennis, vaardigheden en competenties dat geëvalueerd kan worden en gevalideerd met een aantal daaraan verbonden ECVET-punten. Een kwalificatie omvat in principe verschillende eenheden en bestaat uit de volledige set eenheden. Een lerende kan dus een kwalificatie verwerven door de vereiste, in verschillende landen en contexten (formeel, en waar passend, niet-formeel en informeel) verworven eenheden te accumuleren, met inachtneming van de nationale wetgeving met betrekking tot de accumulatie van eenheden en erkenning van leerresultaten.

Het is zaak dat de eenheden waaruit een kwalificatie bestaat:

duidelijk en begrijpelijk worden beschreven door te verwijzen naar de in de eenheden vervatte kennis, vaardigheden en competenties;

coherent zijn opgebouwd en georganiseerd met betrekking tot de algemene kwalificatie;

zo zijn opgebouwd dat in de eenheid vervatte leerresultaten afzonderlijk geëvalueerd en gevalideerd kunnen worden.

Een eenheid kan specifiek voor één kwalificatie zijn of gemeenschappelijk voor verschillende kwalificaties. De verwachte leerresultaten die een eenheid bepalen, kunnen onafhankelijk van plaats of wijze worden verworven. Een eenheid mag dus niet verward worden met een onderdeel van formele leerprogramma's of opleidingen.

De voorschriften en procedures om eigenschappen van eenheden van leerresultaten te bepalen en eenheden voor een bepaalde kwalificatie te combineren en te accumuleren worden vastgesteld door bevoegde instellingen en bij het opleidingsproces betrokken partners overeenkomstig de nationale of regionale voorschriften.

De specificaties voor een eenheid moeten de volgende elementen bevatten:

de generische titel van de eenheid;

waar van toepassing, de generische titel van de kwalificatie(s) waarmee de eenheid verband houdt;

de referentie van de kwalificatie overeenkomstig het EQF-niveau en eventueel het niveau volgens het nationale kwalificatiekader (NQF), met de bij de kwalificatie behorende ECVET-punten;

de in de eenheid vervatte leerresultaten;

de procedures en criteria voor de evaluatie van deze leerresultaten;

de bij de eenheid behorende ECVET-punten;

indien relevant, de geldigheidsduur van de eenheid.

2.   Overdracht en accumulatie van leerresultaten, ECVET-partnerschappen

In het kader van het ECVET worden in een context verworven eenheden van leerresultaten geëvalueerd en na een succesvolle evaluatie naar een andere context overgedragen. In deze tweede context worden ze door de bevoegde instelling gevalideerd en erkend als onderdeel van de vereisten voor de kwalificatie die de betrokkene wil verwerven. De eenheden van leerresultaten kunnen dan overeenkomstig de nationale of regionale voorschriften worden geaccumuleerd met het oog op deze kwalificatie. De bevoegde instellingen en de bij het opleidingsproces betrokken partners stellen de procedures en richtsnoeren op voor de evaluatie, validering, accumulatie en erkenning van eenheden van leerresultaten.

De op het ECVET gebaseerde en op in formele leercontexten verworven leerresultaten toegepaste studiepuntenoverdracht moet worden vergemakkelijkt door partnerschappen en netwerken te ontwikkelen met de bevoegde instellingen, die elk in hun eigen context gemachtigd zijn kwalificaties of eenheden te verlenen of studiepunten voor verworven leerresultaten toe te kennen met het oog op overdracht en validering.

Er worden partnerschappen ontwikkeld:

met het oog op een algemeen kader voor samenwerking en netwerken tussen partners, dat wordt vastgesteld in intentieverklaringen die een klimaat van wederzijds vertrouwen creëren;

om de partners te helpen specifieke regelingen inzake studiepuntenoverdracht ten behoeve van lerenden te ontwikkelen.

De intentieverklaringen moeten bekrachtigen dat de partners:

elkaars status van bevoegde instelling aanvaarden;

elkaars criteria en procedures inzake kwaliteitsborging, evaluatie, validering en erkenning toereikend vinden met het oog op de overdracht van studiepunten;

het eens zijn over de voorwaarden voor het functioneren van het partnerschap (doelstellingen, duur, afspraken inzake de herziening van de intentieverklaringen enzovoort);

het eens zijn over de vergelijkbaarheid van de betreffende kwalificaties met het oog op studiepuntenoverdracht, waarbij de door het EQF bepaalde referentieniveaus worden gebruikt;

andere actoren en bevoegde instellingen opsporen die bij het proces in kwestie en hun functies kunnen worden betrokken.

Voor de toepassing van het ECVET op in niet-formele en informele leercontexten of buiten het kader van een intentieverklaring verworven leerresultaten moet de bevoegde instelling die gemachtigd is kwalificaties of eenheden toe te kennen of studiepunten te verlenen, procedures en mechanismen voor de identificatie, validering en erkenning van deze leerresultaten ontwikkelen door de toekenning van de overeenkomstige eenheden en de bijbehorende ECVET-punten.

3.   Leerovereenkomst en persoonlijk afschrift

Met het oog op de overdracht van studiepunten waarbij twee partners en een mobiele lerende zijn betrokken, wordt een leerovereenkomst tussen de twee bij het opleidings- en valideringsproces betrokken bevoegde instellingen en de lerende gesloten, in het kader van een intentieverklaring. De studieovereenkomst moet:

onderscheid maken tussen „thuisinstellingen” en „ontvangende instellingen” (1);

de specifieke voorwaarden voor een mobiliteitsperiode precies vermelden, zoals de identiteit van de lerende, de duur van de mobiliteitsperiode, de verwachte leerresultaten en de bijbehorende ECVET-punten.

De studieovereenkomst moet bepalen dat - als de lerende de verwachte leerresultaten heeft verworven en deze leerresultaten gunstig door de „ontvangende instelling” zijn geëvalueerd - de „thuisinstelling” de leerresultaten als onderdeel van de vereisten voor een kwalificatie moet valideren en erkennen overeenkomstig de door de bevoegde instelling vastgestelde voorschriften en procedures.

In formele en, waar passend, niet-formele en informele contexten verworven leerresultaten kunnen tussen partners worden overgedragen. De overdracht van studiepunten voor verworven leerresultaten verloopt dus in drie fasen:

de „ontvangende instelling” evalueert de verworven leerresultaten en kent studiepunten aan de lerende toe. De verworven leerresultaten en de corresponderende ECVET-punten worden geregistreerd in een „persoonlijk afschrift” (2);

de „thuisinstelling” valideert de studiepunten als een correcte weergave van de prestaties van de lerende;

de „thuisinstelling” erkent vervolgens de verworven leerresultaten. Op grond van deze erkenning worden overeenkomstig de voorschriften van het „thuissysteem” eenheden en corresponderende ECVET-punten toegekend.

De validering en erkenning door de bevoegde „thuisinstelling” hangen af van de succesvolle evaluatie van de leerresultaten door de bevoegde „ontvangende instelling” overeenkomstig de overeengekomen procedures en criteria voor kwaliteitsborging.

4.   ECVET-punten

ECVET-punten geven aanvullende informatie over kwalificaties en eenheden in numerieke vorm. Ze hebben geen waarde los van de voor de specifieke kwalificatie verworven leerresultaten waarnaar ze verwijzen, en ze geven de verwerving en accumulatie van eenheden weer. Met het oog op een gemeenschappelijke benadering van het gebruik van ECVET-punten is afgesproken 60 punten toe te kennen aan de leerresultaten die naar verwachting in een jaar formeel en voltijds beroepsonderwijs en -opleiding worden verworven.

In het kader van het ECVET verloopt de toekenning van punten doorgaans in twee fasen: er worden eerst ECVET-punten aan een kwalificatie als geheel toegekend en vervolgens aan de eenheden ervan. Voor een bepaalde kwalificatie wordt één formele leercontext als referentie genomen en op basis van de afspraak wordt het totale aantal punten voor die kwalificatie vastgelegd. Van dit totaal worden vervolgens ECVET-punten aan elke eenheid toegekend in overeenstemming met het relatieve gewicht ervan in het kader van de kwalificatie.

Voor kwalificaties zonder een formeel leertraject als referentiepunt kunnen ECVET-punten worden toegekend op basis van een vergelijking met een kwalificatie waarvoor wel een formeel referentiepunt bestaat. Om de vergelijkbaarheid van kwalificaties vast te stellen moet de bevoegde instelling verwijzen naar het equivalente EQF-niveau of, eventueel, naar het equivalente NQF-niveau of naar de soortgelijkheid van de leerresultaten op een nauw hiermee samenhangend vakterrein.

Het relatieve gewicht van een eenheid van leerresultaten in het kader van een kwalificatie moet worden vastgesteld op basis van de volgende criteria of een combinatie van deze criteria:

het relatieve belang van de leerresultaten van de eenheid voor de integratie op de arbeidsmarkt, voor de progressie naar andere kwalificatieniveaus en voor de sociale integratie;

de complexiteit, de reikwijdte en het volume van de leerresultaten van de eenheid;

de inspanningen die een lerende moet leveren om de voor de eenheid vereiste kennis, vaardigheden en competenties te verwerven.

Het in ECVET-punten uitgedrukte relatieve gewicht van een eenheid die verschillende kwalificaties gemeen hebben, kan van kwalificatie tot kwalificatie verschillen.

Toekenningen van ECVET-punten maken normaliter deel uit van de ontwikkeling van kwalificaties en eenheden. Ze worden geproduceerd door de bevoegde instelling die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het beheer van de kwalificatie of specifiek voor deze taak gemachtigd is. In landen met een nationaal puntensysteem treffen de bevoegde instellingen regelingen voor de omzetting van nationale studiepunten in ECVET-punten.

De succesvolle verwerving van een kwalificatie of een eenheid leidt tot de toekenning van de bijbehorende ECVET-punten ongeacht de tijd die nodig was om ze te verwerven.

Doorgaans impliceert de overdracht van een eenheid de overdracht van de corresponderende ECVET-punten zodat met de punten rekening kan worden gehouden bij de erkenning van de overgedragen leerresultaten, overeenkomstig de nationale of regionale voorschriften. Het is aan de bevoegde instelling om de betreffende ECVET-punten eventueel opnieuw te bekijken. Daarbij moet worden gebruikgemaakt van transparante regels en methoden die op beginselen voor kwaliteitsborging zijn gebaseerd.

Kwalificaties die in niet-formele of informele contexten zijn verworven en waarvoor een formeel leertraject als referentie bestaat, en de corresponderende eenheden vertegenwoordigen hetzelfde aantal ECVET-punten als de referentie aangezien dezelfde leerresultaten zijn bereikt.


(1)  De „thuisinstelling” is de instelling die de door de lerende verworven leerresultaten valideert en erkent. De „ontvangende instelling” is de instelling die opleidingen voor het verwerven van de betreffende leerresultaten organiseert en de verworven leerresultaten evalueert.

(2)  Een persoonlijk afschrift is een document met een gedetailleerd overzicht van geëvalueerde leerresultaten, eenheden en toegekende ECVET-punten.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/19


Wisselkoersen van de euro (1)

7 juli 2009

2009/C 155/03

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4019

JPY

Japanse yen

133,61

DKK

Deense kroon

7,4465

GBP

Pond sterling

0,86380

SEK

Zweedse kroon

10,9650

CHF

Zwitserse frank

1,5181

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,0565

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,882

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

273,20

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6971

PLN

Poolse zloty

4,3740

RON

Roemeense leu

4,2117

TRY

Turkse lira

2,1593

AUD

Australische dollar

1,7484

CAD

Canadese dollar

1,6223

HKD

Hongkongse dollar

10,8648

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,1996

SGD

Singaporese dollar

2,0420

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 784,41

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,1837

CNY

Chinese yuan renminbi

9,5788

HRK

Kroatische kuna

7,3425

IDR

Indonesische roepia

14 374,43

MYR

Maleisische ringgit

4,9746

PHP

Filipijnse peso

67,591

RUB

Russische roebel

44,0625

THB

Thaise baht

47,794

BRL

Braziliaanse real

2,7321

MXN

Mexicaanse peso

18,5100

INR

Indiase roepie

67,6140


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Commissie

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/20


Oproep tot het indienen van voorstellen TREN/SUB/01-2009

2009/C 155/04

De Commissie is voornemens subsidies te verstrekken voor een totaal bedrag van 4 750 000 EUR (ter indicatie) voor de bevordering van de doelstellingen van het vervoersbeleid. De politieke prioriteiten zijn vastgelegd in het werkprogramma dat de Commissie voor het jaar 2009 heeft aangenomen.

De belangrijkste thema's die in aanmerking komen zijn verkeersveiligheid, veiligheid in de vervoerssector en interne markt betreffende binnen- en zeescheepvaart.

Nadere informatie over deze uitnodiging tot het indienen van voorstellen vindt u op de website van het DG TREN:

http://ec.europa.eu/transport/grants/index_en.htm


Europese Investeringsbank

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/21


Oproep tot het indienen van voorstellen

De Europese Investeringsbank (EIB) stelt twee nieuwe EIBURS-sponsorschappen voor in het kader van de actie Universitair onderzoek

2009/C 155/05

De Europese Investeringsbank kanaliseert het merendeel van haar institutionele relaties met universiteiten via de actie Universitair onderzoek, die uit drie verschillende programma’s bestaat:

EIBURS, EIB U niversity Research Sponsorship;

STAREBEI (STAges de REcherche BEI), een programma waarmee financiële middelen worden toegekend aan jonge onderzoekers die aan gezamenlijke projecten van de EIB en de universiteiten werken; en

EIB-universitaire netwerken, een samenwerkingsmechanisme ten behoeve van universitaire netwerken die door hun specifieke eigenschappen bijzonder geschikt zijn om de doelstellingen van de EIB-Groep te ondersteunen.

EIBURS verleent beurzen aan universitaire onderzoekscentra die zich bezighouden met onderzoek op gebieden en thema’s die voor de EIB grote betekenis hebben. De EIB zal gedurende drie jaar een bedrag van maximaal 100 000 EUR per jaar besteden aan beurzen. Deze beurzen worden via een competitief proces toegekend aan belangstellende universitaire faculteiten of onderzoekscentra binnen de Europese Unie of de toetredende of toetredingslanden, die over erkende expertise beschikken op de door de EIB geselecteerde gebieden, opdat zij hun activiteiten op deze gebieden kunnen uitbreiden. Het winnende voorstel heeft betrekking op de levering van uiteenlopende diensten (onderzoek, organisatie van cursussen en seminars, netwerken, verbreiding van resultaten, enz.), die in contractuele afspraken met de Bank zullen worden vastgelegd.

Voor het academisch jaar 2009/2010 heeft het EIBURS-programma twee nieuwe onderzoeksgebieden geselecteerd:

—   Ontwikkeling van elektronische overheidsdiensten in Europa

Zowel in het kader van de hernieuwde Lissabon-strategie als van het Europese economische herstelplan wordt de noodzaak benadrukt om door heel Europa een netwerk op te zetten dat toegang biedt tot hogesnelheidsbreedband. Vastgesteld is dat dit een essentiële voorwaarde vormt voor een snellere invoering van productiviteitsverhogende toepassingen op het gebied van elektronische diensten. Daar de op de markt tot stand gekomen initiatieven in het begin mogelijk ontoereikend zijn om deze toepassingen te kunnen invoeren, wordt van de overheidssector verwacht dat deze een leidende rol speelt bij het stimuleren van de vraag naar toepassingen, zodat het opzetten van een dergelijk netwerk in economisch opzicht verantwoord is. Tegelijkertijd zou de overheidssector zelf kunnen profiteren van een aanzienlijke toename van zijn productiviteit, door het efficiënter aanbieden van zijn bestaande diensten of door de ontwikkeling van nieuwe diensten. Aldus kan de overheidssector investeren in de benodigde netwerken (die immers het openbaar belang dienen en vrijelijk toegankelijk moeten zijn) en specifiek aangeven wat voor type diensten van deze netwerken verwacht wordt (outputgerichte benadering).

Het onderzoeksprogramma zou zich moeten richten op het evalueren van de mogelijkheden voor het opzetten van verschillende soorten elektronische diensten ten behoeve van de overheid, de gezondheidszorg en het onderwijs. In dit verband moet worden vastgesteld welke rollen de particuliere sector en de overheid respectievelijk behoren te vervullen en op welke wijze de diensten zo doelmatig mogelijk worden uitgevoerd (in het bijzonder in het kader van publiek-private samenwerkingsverbanden). In het programma zou aandacht moeten worden besteed aan nieuwe activiteiten van de EU, zoals het initiatief voor leidende markten en precommerciële aanbesteding, die bedoeld zijn om de overheidssector een voortrekkersrol te laten vervullen bij het bevorderen van de opkomst van nieuwe markten. Verder zou in het onderzoeksprogramma rekening moeten worden gehouden met het feit dat de overheid er belang bij heeft initiatieven aan de vraagzijde te ontplooien die gebaseerd zijn op ICT-toepassingen in andere sectoren, zoals vervoer en met name energie. Vastgesteld is immers dat informatie- en communicatietechnologie een voorname bijdrage kan leveren aan energiebesparingen.

Het project kan betrekking hebben op overige onderzoeksactiviteiten die het betrokken universitaire centrum met de sponsormiddelen zou willen ondernemen, zoals i) het organiseren van cursussen en seminars, ii) het opzetten van gegevensbanken en uitvoeren van periodiek onderzoek, alsmede iii) diepgaand feitenonderzoek.

—   De financiële en economische waardering van milieueffecten

De financiële en economische waardering van het milieu en de invloed van het milieu op het welzijn van de mens spelen een grote rol in het kader van klimaatverandering en biodiversiteit — fenomenen die onderling gerelateerd zijn en in de 21ste eeuw naar verwachting op mondiaal niveau zo'n grote impact zullen hebben.

De klimaatverandering is al een feit: de wereld warmt op, met alle gevolgen van dien. Door de daarmee samenhangende veranderingen staan de ecosystemen en de biodiversiteit nog meer onder druk dan reeds het geval was.

Met name ecosystemen als bossen, moerasland en kustgebieden worden bedreigd door de voortdurende vernietiging en versnippering van het leefgebied. Als gevolg hiervan lopen diverse functies van ecosystemen — zoals waterkering, bestuiving, behoud van gezonde grondsoorten en koolstofopslag — eveneens gevaar. Willen deze functies in stand blijven, dan moeten de onderliggende ecosystemen op de lange termijn goed blijven functioneren. Gezonde ecosystemen zijn beter bestand tegen de gevolgen van de klimaatverandering en de variabele weersomstandigheden die daaruit voortvloeien.

Tegen deze achtergrond en voortbouwend op de resultaten die uit onderzoek en empirische studies naar voren zijn gekomen, nodigt de EIB onderzoeksinstituten uit om voorstellen in te dienen op (een van) de onderstaande gebieden:

De kosten en baten van maatregelen gericht op de bescherming van ecosystemen in de context van klimaatverandering, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de noodzaak om de bestaande bedreigingen aan te pakken opdat de ecosystemen beter bestand zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering. Voorts dient in het onderzoek aandacht te worden besteed aan de rol (en de waarde) van gezonde ecosystemen bij de bestrijding van de gevolgen van klimaatverandering en de naar aanleiding hiervan vereiste aanpassingen;

De toepassing van op de markt gebaseerde methoden ter bescherming en verbetering van de functies van ecosystemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan op de koolstofmarkt.

De uiterste datum voor de presentatie van de voorstellen is 30 september 2009. Voorstellen die na deze datum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. De voorstellen dienen te worden toegezonden aan:

EIB-Universities Research Action

100, boulevard Konrad Adenauer

2950 Luxembourg

LUXEMBOURG

To the attention of Ms. Luisa Ferreira, Co-ordinator.

Voor uitgebreide informatie betreffende de EIBURS-selectieprocedure en de andere programma’s en mechanismen verwijzen wij u naar www.eib.org/universities


Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/23


AANKONDIGING VAN ALGEMENE VERGELIJKENDE ONDERZOEKEN EPSO/AST/100-101/09

2009/C 155/06

Het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) organiseert algemene vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van assistenten (AST 1) die Bulgaars of Roemeens staatsburger zijn, voor secretariaatswerkzaamheden:

EPSO/AST/100/09 — Assistenten die Bulgaars staatsburger zijn (BG)

EPSO/AST/101/09 — Assistenten die Roemeens staatsburger zijn (RO)

De aankondiging van het vergelijkend onderzoek wordt alleen in het Bulgaars en Roemeens bekendgemaakt in Publicatieblad C 155 A van 8 juli 2009.

Aanvullende informatie is beschikbaar op de website van EPSO: http://eu-careers.eu


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/24


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5570 — Platinum/Delphi)

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 155/07

1.

Op 30 juni 2009 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Platinum Equity LLC („Platinum”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening zeggenschap verkrijgt over delen van Delphi Corporation („Delphi”, Verenigde Staten) door de verwerving van aandelen en activa.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Platinum: private equity,

Delphi: productie van mobiele elektronica en vervoersystemen voor de automobielindustrie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 2 2964301 of 2967244) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5570 — Platinum/Delphi, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.