|
ISSN 1725-2474 doi:10.3000/17252474.CE2009.103.nld |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 103E |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
52e jaargang |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
|
III Voorbereidende handelingen
Raad
|
5.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 103/1 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 15/2009
door de raad vastgesteld op 16 februari 2009
met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten
(2009/C 103 E/01)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De werking van de vijf richtlijnen die het bestaande regelgevingskader vormen voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Richtlijn 2002/21/EG („Kaderrichtlijn”) (4), Richtlijn 2002/19/EG („Toegangsrichtlijn”) (5), Richtlijn 2002/20/EG („Machtigingsrichtlijn”) (6), Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten („Universeledienstenrichtlijn”) (7), en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie („Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie”) (8) (hierna „de Kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd)) is onderworpen aan een periodieke toetsing van de Commissie, met name om te bepalen of in het licht van technologische en marktontwikkelingen wijzigingen nodig zijn. |
|
(2) |
De Commissie deed verslag over haar eerste bevindingen in haar mededeling van 29 juni 2006 over de herziening van het regelgevingskader van de EU voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Op basis van deze eerste bevindingen werd een openbare raadpleging gehouden waarin werd vastgesteld dat het voortdurend ontbreken van een interne markt voor elektronische-communicatiediensten het voornaamste aspect was waaraan in de hervorming van het regelgevingskader aandacht moest worden besteed. Gefragmenteerde regelgeving en onderlinge tegenstrijdigheden tussen de activiteiten van de nationale regelgevende instanties bleken niet alleen het concurrentievermogen van de sector in gevaar te brengen maar ook de belangrijke consumentenvoordelen die anders zouden voortvloeien uit grensoverschrijdende concurrentie en grensoverschrijdende diensten of zelfs diensten in de gehele Gemeenschap. |
|
(3) |
Het EU-regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten moet derhalve worden hervormd om de interne markt voor elektronische communicatie te voltooien door wat de voornaamste markten betreft het communautair regelgevingsmechanisme ten aanzien van exploitanten met aanmerkelijke marktmacht te versterken. Dit wordt aangevuld door Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot oprichting van de Europese groep van Europese regelgevende instanties voor telecommunicatie (GERT)]. De hervorming omvat ook de definitie van een strategie voor doelmatig en gecoördineerd spectrumbeheer teneinde een Interne Europese Informatieruimte te verwezenlijken en versterking van de dienstenverstrekking aan gebruikers met een handicap, met het oog op een inclusieve informatiemaatschappij. |
|
(4) |
Het is de bedoeling dat de sectorspecifieke regelgeving ex ante geleidelijk wordt beperkt naarmate de concurrentie op de markt zich ontwikkelt en dat de elektronische communicatie uiteindelijk uitsluitend door het mededingingsrecht wordt geregeld. In aanmerking genomen dat de markten voor elektronische communicatie de afgelopen jaren een sterke concurrentiedynamiek te zien hebben gegeven, is het essentieel dat ex ante regulerende verplichtingen alleen worden opgelegd wanneer er geen daadwerkelijke en duurzame mededinging is. |
|
(5) |
Om te zorgen voor een evenredige en aangepaste aanpak van uiteenlopende mededingingsomstandigheden, kunnen de nationale regelgevende instanties markten op subnationale basis definiëren en/of regelgevingsverplichtingen opheffen op markten en/of in geografische gebieden waar er een daadwerkelijke concurrentie wat betreft de infrastructuur bestaat. |
|
(6) |
Een belangrijke kwestie voor de komende jaren ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonagenda is het creëren van de voorwaarden voor efficiënte investeringen in nieuwe hogesnelheidsnetwerken die innovatie in inhoudsintensieve internetdiensten ondersteunen en het internationaal concurrentievermogen van de Europese Unie versterken. Dergelijke netwerken bezitten een enorm potentieel om consumenten en bedrijven in de hele Europese Unie te laten profiteren. Het is derhalve van cruciaal belang duurzame investeringen in de ontwikkeling van deze nieuwe netwerken te bevorderen, en tegelijkertijd de mededinging te beschermen en de keuze voor de consument te vergroten door middel van voorspelbaarheid en consistentie van de regelgeving. |
|
(7) |
Om de nationale regelgevende instanties in staat te stellen te voldoen aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen, met name wat de eind-tot-eind interoperabiliteit betreft, zou de draagwijdte van de Kaderrichtlijn moeten worden uigebreid tot bepaalde aspecten van radio-apparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie zoals beschreven in Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (9) en de consumentenapparatuur die voor digitale televisie wordt gebruikt, teneinde de toegang voor gebruikers met een handicap te vergemakkelijken. |
|
(8) |
Bepaalde definities zouden moeten worden verduidelijkt of gewijzigd om rekening te houden met markt- en technologische ontwikkelingen en om dubbelzinnigheden uit de weg te ruimen die bij de uitvoering van het regelgevingskader zijn geconstateerd. |
|
(9) |
De onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties zou moeten worden versterkt om te zorgen voor een meer doeltreffende toepassing van het regelgevingskader en hun autoriteit en de voorspelbaarheid van hun besluiten te verhogen. Hiertoe zouden uitdrukkelijke bepalingen moeten worden opgenomen in de nationale wetgeving om ervoor te zorgen dat een nationale regelgevende instantie die verantwoordelijk is marktreglering ex ante of voor geschillenbeslechting tussen ondernemingen, bij het uitoefenen van haar taken, beschermd is tegen externe interventie of politieke druk die haar onafhankelijke oordeel over de vraagstukken die haar worden voorgelegd in gevaar zouden kunnen brengen. Dergelijke externe invloed maakt een nationale instantie ongeschikt om volgens het regelgevingskader op te treden als een nationale regelgevende instantie. Met het oog hierop zouden van te voren voorschriften moeten worden opgesteld met betrekking tot de redenen die aanleiding geven voor ontslag van het hoofd van de nationale regelgevende instantie om ervoor te zorgen dat er volstrekt geen twijfels kunnen zijn over de neutraliteit van die instantie en dat de instantie niet gevoelig is voor externe factoren. Het is van belang dat de nationale regelgevende instanties die verantwoordelijk zijn voor ex ante marktregelgeving, over hun eigen begroting beschikken, zodat zij met name voldoende gekwalificeerd personeel kunnen aanwerven. Met het oog op transparantie zou die begroting jaarlijks gepubliceerd moeten worden. |
|
(10) |
Om de marktdeelnemers rechtszekerheid te bieden, moeten de beroepsinstanties hun taken effectief uitoefenen; met name moeten de beroepsprocedures niet al te lang zijn. |
|
(11) |
De manier waarop beroepsinstanties voorlopige maatregelen hebben toegepast om besluiten van de nationale regelgevende instanties te schorsen loopt nogal uiteen. Om de verschillende benaderingen meer op elkaar af te stemmen moet een gemeenschappelijke norm worden gehanteerd die spoort met de communautaire jurisprudentie. De beroepsinstanties moeten ook gerechtigd zijn beschikbare gegevens die door GERT zijn bekendgemaakt op te vragen. Aangezien de beroepsprocedure voor de algemene werking van het regelgevingskader van belang is, zou er een mechanisme moeten komen dat de informatie over beroepsprocedures inzake, en besluiten tot schorsing van, besluiten van de regelgevende instanties in alle lidstaten verzamelt en tevens over die informatie aan de Commissie verslag uitbrengt. |
|
(12) |
Om hun regelgevende taken op doeltreffende wijze te kunnen uitvoeren, moeten de gegevens die de nationale regelgevende instanties bijeen brengen onder meer gegevens bevatten over de detailhandelmarkten die verbonden zijn aan groothandelmarkten waar een exploitant een aanmerkelijke marktmacht bezit en die dan ook door de nationale regelgevende instantie worden gereguleerd. Het gaat hierbij ook om gegevens die de nationale regelgevende instantie in staat moeten stellen de mogelijke impact te beoordelen van geplande verbeteringen of veranderingen aan de netwerktopologie op de ontwikkeling van concurrentie of op groothandelproducten die beschikbaar worden gesteld aan andere partijen. |
|
(13) |
De nationale raadpleging op grond van artikel 6 van de Kaderrichtlijn zou vóór de raadpleging van de Gemeenschap moeten worden uitgevoerd op grond van artikel 7 van die richtlijn zodat in de raadpleging van de Gemeenschap rekening wordt gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen. Dit zou een tweede communautaire raadpleging in geval van wijzigingen van een geplande maatregel als gevolg van de nationale raadpleging overbodig maken. |
|
(14) |
Opdat doeltreffend tot de ontwikkeling en voltooiing van de interne markt kan worden bijgedragen moet de vrijheid van de nationale regelgevende instanties wel gepaard gaan met de ontwikkeling van consequente regelgevingspraktijken en een consequente toepassing van het regelgevingskader. De nationale regelgevende instanties zouden derhalve hun steun moeten verlenen aan de interne marktactiviteiten van de Commissie en aan die van GERT. |
|
(15) |
Het communautair mechanisme waarmee de Commissie de nationale regelgevende instanties ertoe kan brengen geplande maatregelen met betrekking tot de marktdefinitie en het aanwijzen van exploitanten met aanmerkelijke macht op de markt in te trekken, heeft in belangrijke mate bijgedragen tot een samenhangende aanpak om vast te stellen onder welke omstandigheden ex ante-regelgeving kan worden toegepast en voor welke exploitanten zij geldt. Bij het toezicht op de markt door de Commissie, en met name bij ervaringen met de procedure op grond van artikel 7 van de Kaderrichtlijn, is gebleken dat de nationale regelgevende instanties zelfs bij gelijke marktomstandigheden de oplossingen op zeer uiteenlopende manieren toepassen, waardoor de interne markt in elektronische communicatie kan wordt ondermijnd. De Commissie kan derhalve bijdragen tot het waarborgen van een hoger niveau van samenhang in de toepassing van de oplossingen door adviezen te geven inzake de door de nationale regelgevende instanties voorgestelde ontwerpmaatregelen. Om te profiteren van de deskundigheid van de nationale regelgevende instanties inzake de marktanalyse, dient de Commissie, alvorens besluiten te nemen en/of adviezen uit te brengen, bij GERT te rade te gaan. |
|
(16) |
Het is van belang dat het regelgevingskader tijdig wordt uitgevoerd. Wanneer de Commissie heeft besloten dat een nationale regelgevende instantie een geplande maatregel moet intrekken, zou deze instantie een herziene versie moeten indienen. Voor de kennisgeving van de herziene maatregel aan de Commissie op grond van artikel 7 van de Kaderrichtlijn zou met het oog op de rechtszekerheid een termijn moeten worden vastgesteld zodat de marktdeelnemers op de hoogte zijn van de duur van de marktherziening. |
|
(17) |
Gezien de korte termijnen in het communautaire raadplegingsmechanisme dient de Commissie de bevoegdheid te worden gegeven om aanbevelingen en/of richtsnoeren vast te stellen ter vereenvoudiging van de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de nationale regelgevende instanties - bijvoorbeeld in gevallen die betrekking hebben op stabiele markten of die alleen geringe wijzigingen inhouden van maatregelen waarvan al eerder kennisgeving is gedaan - of om de invoering mogelijk te maken van een vrijstelling van kennisgeving om procedures in bepaalde gevallen te stroomlijnen. |
|
(18) |
Overeenkomstig de doelstellingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, zou het regelgevingskader er voor moeten zorgen dat alle gebruikers, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap, ouderen en gebruikers met speciale sociale behoeften eenvoudig toegang hebben tot betaalbare, kwalitatief goede diensten. Verklaring 22 in bijlage bij de Slotakte van Amsterdam bepaalt dat de instellingen van de Gemeenschap bij het vaststellen van maatregelen krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag rekening moeten houden met de behoeften van personen met een handicap. |
|
(19) |
Radiofrequenties moeten worden beschouwd als een schaars openbaar bezit met een belangrijke maatschappelijke en marktwaarde. Het is in het algemeen belang dat zo'n radiospectrum vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt, en rekening houdend met de doelstellingen van culturele diversiteit en pluralisme van de media, zo doelmatig en doeltreffend mogelijk wordt beheerd en dat de obstakels voor een doelmatig gebruik ervan geleidelijk uit de weg worden geruimd. |
|
(20) |
Voordat een specifieke harmonisatiemaatregel uit hoofde van Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap („Radiospectrumbeschikking”) (10) wordt voorgesteld, dient de Commissie een effectbeoordeling te maken met een evaluatie van de kosten en baten van de voorgestelde maatregelen, zoals de verwezenlijking van schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten ten behoeve van de consument, het effect op de doelmatigheid van het spectrumgebruik, of de vraag naar het geharmoniseerde gebruik in de verschillende delen van de EU. |
|
(21) |
Hoewel het spectrumbeheer onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, kan de coördinatie en, indien nodig, harmonisatie op communautair niveau helpen ervoor te zorgen dat spectrumgebruikers ten volle profiteren van de interne markt en dat de belangen van de EU wereldwijd doeltreffend kunnen worden behartigd. |
|
(22) |
De spectrumbeheersbepalingen in deze richtlijn moeten in overeenstemming zijn met de werkzaamheden van de internationale en regionale organisaties die zich met radiospectrumbeheer bezighouden, zoals de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) en de Europese Conferentie van de Administraties van Posterijen en van Telecommunicatie (CEPT), teneinde het efficiënte beheer en de harmonisatie van het gebruik van het spectrum in de Gemeenschap en in de wereld te waarborgen. |
|
(23) |
Radiofrequenties zouden zodanig moeten worden beheerd dat schadelijke interferentie wordt vermeden. Om dergelijke interferentie te voorkomen en ervoor te zorgen dat regelgevingsinterventie tot het hoognodige wordt beperkt zou het basisconcept van schadelijke interferentie dan ook naar behoren moeten worden gedefinieerd. |
|
(24) |
Het huidige spectrumbeheer en het distributiesysteem is over het algemeen gebaseerd op administratieve besluiten die niet flexibel genoeg zijn om te kunnen worden aangepast aan technologische en economische ontwikkelingen, met name de snelle ontwikkeling van draadloze technologie en de stijgende vraag naar bandbreedte. De onnodige fragmentering van nationale beleidslijnen heeft de kosten opgedreven en geleid tot verlies van marktmogelijkheden voor spectrumgebruikers en heeft de innovatie vertraagd, hetgeen ten koste gaat van de interne markt, de consument en de economie als geheel. De voorwaarden voor toegang tot en gebruik van radiofrequenties kunnen variëren afhankelijk van het type exploitant terwijl de elektronische diensten die deze exploitanten verschaffen elkaar steeds meer overlappen zodat spanning ontstaat tussen houders van rechten, de kosten van toegang tot spectrum uiteenlopen en de werking van de interne markt potentieel wordt verstoord. |
|
(25) |
De nationale grenzen spelen steeds minder een rol bij het vaststellen van optimaal radiospectrumgebruik. Fragmentering van het beheer van toegang tot spectrumrechten beperkt investeringen en innovatie en stelt exploitanten en fabrikanten van apparatuur niet in staat schaalvoordelen te verwezenlijken, zodat de ontwikkeling van een interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten die gebruik maken van radiospectrum wordt gehinderd. |
|
(26) |
Flexibiliteit bij het beheer van het spectrum en toegang tot het spectrum zouden moeten worden uitgebreid door middel van technologie- en dienstenneutrale machtigingen, waarmee de spectrumgebruikers zelf de beste technologieën en diensten kunnen kiezen om toe te passen binnen de frequentiebanden die beschikbaar zijn voor elektronische-communicatiediensten als vermeld in de nationale frequentietoewijzingsschema's en het radioreglement van de ITU („beginselen van technologie- en dienstenneutraliteit”). Technologieën en diensten zouden alleen administratief mogen worden vastgesteld wanneer er doelstellingen van algemeen belang in het geding zijn en moeten naar behoren worden gemotiveerd en periodiek opnieuw worden onderzocht. |
|
(27) |
Beperkingen van het beginsel van technologieneutraliteit moeten passend zijn, en mogen alleen mogelijk zijn om schadelijke interferentie te voorkomen, bijvoorbeeld door zendmaskers en limieten voor het zendvermogen op te leggen, om te zorgen voor bescherming van de volksgezondheid door de blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden te beperken, om de goede werking van diensten te waarborgen door een toereikende technische kwaliteit van de dienst, om een correct gezamenlijk gebruik van het spectrum mogelijk te maken, met name wanneer het gebruik daarvan alleen is onderworpen aan algemene machtigingen, om het efficiënte gebruik van het spectrum te vrijwaren, of om een doelstelling van algemeen belang na te streven in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. |
|
(28) |
Spectrumgebruikers zouden vrij moeten kunnen bepalen welke diensten zij via het spectrum willen aanbieden rekening houdend met de overgangsmaatregelen in verband met eerder verworven rechten. Mits deze noodzakelijk en evenredig zijn moeten uitzonderingen op het beginsel van dienstenneutraliteit mogelijk zijn indien het gaat om een specifieke dienst die duidelijke doeleinden van algemeen belang dient, zoals de veiligheid van het menselijk leven, de noodzaak om de sociale, regionale en territoriale samenhang te bevorderen of het vermijden van een ondoelmatig gebruik van het spectrum. Deze doelstellingen zouden ook de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit moeten omvatten, alsook pluralisme van de media zoals gedefinieerd door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. Uitzonderingen zouden, behalve wanneer dit noodzakelijk is om de veiligheid van het menselijk leven te beschermen of andere doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken, niet mogen leiden tot exclusief gebruik voor bepaalde diensten maar veeleer aan de betrokken dienst voorrang moeten verlenen zodat dezelfde band tegelijk zoveel mogelijk door andere diensten of technologieën kan worden benut. |
|
(29) |
De lidstaten zijn bevoegd de draagwijdte en de aard te definiëren van eventuele uitzonderingen wat betreft het bevorderen van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media. |
|
(30) |
Omdat de toewijzing van spectrum aan specifieke technologieën of diensten een uitzondering vormt wat betreft de beginselen van technologie- en dienstenneutraliteit en de regel dat aanbieders zelf de dienst die wordt verschaft of de technologie die wordt gebruikt kunnen kiezen, zou een voorstel voor een dergelijke toewijzing transparant moeten zijn en aan een openbare raadpleging moeten worden onderworpen. |
|
(31) |
Voor de invoering van technologie- en dienstenneutraliteit en de handel in bestaande spectrumgebruiksrechten zijn wellicht overgangsregels nodig, waaronder maatregelen om een eerlijke concurrentie te bevorderen in die gevallen waar bepaalde spectrumgebruikers in het nieuwe systeem concurrentie kunnen aangaan met spectrumgebruikers die hun spectrumrechten onder veel zwaardere voorwaarden hebben verworven. |
|
(32) |
Voor de invoering van technologie- en dienstenneutraliteit en de handel in bestaande spectrumgebruiksrechten zijn wellicht overgangsregels nodig met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor billijke concurrentie omdat bepaalde spectrumgebruikers bij het nieuwe systeem concurrentie kunnen aangaan met spectrumgebruikers die hun spectrumrechten hebben verworven onder veel zwaardere voorwaarden. |
|
(33) |
Om de werking van de interne markt te bevorderen en de ontwikkeling van grensoverschrijdende diensten te steunen, zou de Commissie de bevoegdheid moeten worden verleend om technische uitvoeringsmaatregelen op het gebied van de toekenning van nummers vast te stellen. |
|
(34) |
Vergunningen die zijn afgegeven aan ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden zodat zij toegang krijgen tot openbaar of particuliere eigendom zijn fundamentele factoren bij het opzetten van elektronische-communicatienetwerken of nieuwe netwerkelementen. Onnodige complexiteit en vertraging bij de procedures voor het verlenen van toegangsrechten kunnen derhalve belangrijke obstakels vormen voor de ontwikkeling van conccurentie. Erkende ondernemingen zouden op eenvoudige wijze toegangrechten moeten kunnen verwerven. Nationale regelgevende instanties zouden het verwerven van toegangsrechten moeten kunnen coördineren, en relevante informatie toegankelijk moeten maken op hun websites. |
|
(35) |
Het is noodzakelijk de bevoegdheden van lidstaten ten aanzien van de houders van toegangsrechten te versterken, om te zorgen voor een eerlijke, efficiënte en milieuverantwoorde invoering dan wel aanleg van een nieuw netwerk, ongeacht eventuele verplichtingen voor een exploitant met aanmerkelijke macht op de markt om toegang te verlenen tot zijn elektronische-communicatienetwerk. Een verbetering van het gezamenlijk gebruik van faciliteiten kan de concurrentie aanzienlijk verbeteren en de totale financiële en milieukosten die de invoering van elektronische-communicatie-infrastructuur, met name van nieuwe toegangsnetwerken, voor de ondernemingen meebrengt, sterk verlagen. De nationale regelgevende instanties moeten over de bevoegdheid beschikken om houders van de rechten om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, voor te schrijven dergelijke faciliteiten of eigendom te delen (met inbegrip van fysieke colocatie), teneinde efficiënte investeringen in infrastructuur en de bevordering van innovatie aan te moedigen, zulks na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat moeten zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en zorgen voor een passende verdeling van de beloning voor risico tussen de betrokken ondernemingen. De nationale regelgevende instanties zouden met name het gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten zoals kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten, straatkasten, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, gebouwen of toegangen tot gebouwen, en een betere coördinatie van civiele werken moeten kunnen opleggen. De bevoegde autoriteiten, met name de plaatselijke autoriteiten, moeten tevens, in samenwerking met de nationale regelgevende instanties, passende coördinatieprocedures met betrekking tot openbare werken en andere passende openbare faciliteiten of eigendom vaststellen, die procedures kunnen omvatten waardoor gewaarborgd wordt dat belanghebbende partijen over informatie betreffende passende openbare faciliteiten of eigendom en lopende en voorgenomen openbare werken beschikken, dat zij tijdig over dergelijke werken worden geïnformeerd en dat gedeeld gebruik zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt. |
|
(36) |
Betrouwbare en veilige communicatie van informatie speelt een steeds grotere rol in de economie en de samenleving in het algemeen. De complexiteit van systemen, technisch falen of menselijke fouten, ongelukken of aanvallen kunnen gevolgen hebben voor de werking en beschikbaarheid van de fysieke infrastructuur die belangrijke diensten verstrekt voor EU-burgers, met inbegrip van e-Government diensten. Nationale regelgevende instanties moeten er dan ook voor zorgen dat de integriteit en veiligheid van openbare communicatienetwerken wordt gehandhaafd. Het European Network and Information Security Agency (ENISA) (Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging) (11) zou moeten bijdragen tot een betere veiligheid van elektronische communicatie door onder meer expertise en adviezen te verstrekken en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen. Zowel ENISA als de nationale regelgevende instanties zouden moeten kunnen beschikken over de noodzakelijke middelen om hun taken uit te voeren, met inbegrip van bevoegdheden om voldoende informatie te kunnen verzamelen om de veligheid van de netwerken of diensten te kunnen beoordelen en uitgebreide en betrouwbare gegevens over feitelijke incidenten op het gebied van de veiligheid die belangrijke gevolgen hebben gehad voor de exploitatie van netwerken of diensten. Omdat adequate beveiliging niet een eenmalige aangelegenheid is maar een voortdurend proces van toepassing, herziening en aanpassing, moeten aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten verplicht worden maatregelen te nemen om hun integriteit en veiligheid te beschermen, afgestemd op de ingeschatte risico’s, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de meest recente technische mogelijkheden. |
|
(37) |
Wanneer overeenstemming moet worden bereikt over een gemeenschappelijke reeks veiligheidseisen, moet de Commissie bevoegdheid krijgen om technische uitvoeringsmaatregelen goed te keuren om een passende beveiliging mogelijk te maken van elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de interne markt. ENISA moet bijdragen aan de harmonisatie van passende, technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen door deskundig advies te verstrekken. De nationale regelgevende instanties moeten de bevoegdheid hebben om bindende instructies te geven met betrekking tot de technische uitvoeringsmaatregelen die zijn goedkgekeurd overeenkomstig de Kaderrichtlijn. Om hun taken te vervullen moeten zij de bevoegdheid hebben onderzoek in te stellen en in geval van niet-naleving sancties op te leggen. |
|
(38) |
Om marktdeelnemers zekerheid te verschaffen over regelgevingsvoorwaarden, moeten marktherzieningen binnen een bepaalde termijn plaatsvinden. Daarom moeten marktanalyses regelmatig en binnen een redelijke en passende tijdspanne worden uitgevoerd. Deze tijdspanne hangt mede af van het feit of al eerder een marktanalyse werd uitgevoerd van de markt in kwestie, en deze aan de betrokkenen is medegedeeld. Wanneer een nationale regelgevende instantie verzuimt binnen de vastgestelde termijn een marktanalyse uit te voeren, dan kan dit een gevaar voor de interne markt betekenen, terwijl ook normale inbreukprocedures niet steeds tijdig het gewenste effect opleveren. Anders moet de betrokken nationale regelgevende instantie GERT om bijstand kunnen verzoeken om de marktanalyse te voltooien. Deze bijstand kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een specifieke task force bestaande uit vertegenwoordigers van de andere nationale regelgevende instanties. |
|
(39) |
Aangezien de sector van elektronische communicatie een snel evoluerende sector is die gekenmerkt wordt door technologische innovatie en zeer dynamische markten moet de regelgeving op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze op Gemeenschapsniveau kunnen worden aangepast omdat gebleken is dat uiteenlopende opvattingen van de nationale regelgevende instanties over de uitvoering van het regelgevingskader van de EU de ontwikkeling van de interne markt zouden kunnen belemmeren. |
|
(40) |
Een belangrijke taak van GERT is in voorkomend geval adviezen te verstrekken in verband met grensoverschrijdende geschillen. De nationale regelgevende instanties moeten in die gevallen dan ook rekening houden met eventuele adviezen van GERT. |
|
(41) |
Uit ervaring die werd opgedaan bij de uitvoering van het regelgevingskader van de EU blijkt dat bestaande bepalingen die de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid geven boetes op te leggen onvoldoende waren om aan te zetten tot naleving van de regelgeving. Adequate bevoegdheden op het gebied van de rechtshandhaving kunnen ertoe bijdragen dat het regelgevingskader van de EU tijdig wordt uitgevoerd zodat zekerheid bestaat over de regelgeving, hetgeen een belangrijke drijfveer is voor investeringen. Het gebrek aan doeltreffende bevoegdheden in geval van niet-naleving is van toepassing in het gehele regelgevingskader van de EU. De invoering van een nieuwe bepaling in de Kaderrichtlijn om niet-nakoming van verplichtingen op grond van de Kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen aan te pakken moet dan ook zorgen voor toepassing van consequente en samenhangende beginselen op naleving en sancties voor het volledige regelgevingskader van de EU. |
|
(42) |
Het bestaande regelgevingskader van de EU omvatte een aantal bepalingen om de overgang van het oude regelgevingskader van 1998 tot het nieuwe kader van 2002 te vergemakkelijken. Deze overgang is nu in alle lidstaten afgerond en de maatregelen zijn dan ook overbodig geworden zodat zij moeten worden ingetrokken. |
|
(43) |
Efficiënte investeringen en mededinging moeten tegelijkertijd worden aangemoedigd, teneinde economische groei, innovatie en de keuzevrijheid voor de consument op te voeren. |
|
(44) |
In bijlage I bij de Kaderrichtlijn is de lijst opgenomen van markten die moeten worden vermeld in de aanbeveling van de Commissie betreffende relevante producten- en dienstenmarkten waarvoor regelgeving ex ante gerechtvaardigd kan zijn. Deze bijlage moet worden ingetrokken omdat voldaan is aan de doelstelling om te fungeren als basis voor het opstellen van de aanvankelijke versie van de Aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten (12). |
|
(45) |
Het is voor een nieuwkomer economisch wellicht niet haalbaar om binnen een redelijke termijn naast het gehele plaatselijke-toegangsnetwerk van de gevestigde exploitant of een deel daarvan een tweede aan te leggen. In dit verband kan het verplicht verlenen van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk of het subnetwerk van exploitanten met aanmerkelijke marktmacht op de markt voor breedbandtoegang voor particulieren leiden tot een betere markttoegang en meer concurrentie. Onder omstandigheden waar ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk of subnetwerk technisch of economisch niet haalbaar is, kan gebruik gemaakt worden van verplichtingen tot het verstrekken van niet-fysieke of virtuele netwerktoegang met vergelijkbare functionaliteit. |
|
(46) |
Met functionele scheiding waarbij een verticaal geïntegreerde exploitant operationeel gescheiden bedrijfseenheden moet oprichten, wil men bewerkstelligen dat alle downstreamexploitanten, met inbegrip van de eigen downstreamafdelingen van de verticaal geïntegereerde exploitant, volledig gelijkwaardige toegangsproducten kunnen worden geleverd. Met functionele scheiding kan de concurrentie in verschillende relevante markten worden verbeterd door discriminatie minder aantrekkelijk te maken en door het makkelijker te maken om na te gaan of de niet-discriminatieverplichtingen worden nageleefd en door hierop toezicht te houden. In uitzonderlijke gevallen kan het worden toegestaan als instrument wanneer men er maar niet in slaagt binnen een redelijke termijn in verschillende markten een situatie te verwezenlijken waarin geen discriminatie plaatsvindt en waar geen of weinig vooruitzicht is op concurrentie op infrastructuurgebied en men reeds een beroep heeft gedaan op een of meer andere maatregelen die eerder geschikt werden geacht. Het is uiterst belangrijk ervoor te zorgen dat met het opleggen van dit instrument de prikkels van de onderneming in kwestie om te investeren in haar netwerk niet worden weggenomen en negatieve gevolgen te voorkomen voor het welzijn van de consument. Het opleggen van functionele scheiding vereist een gecoördineerde analyse van verschillende relevante markten die verband houden met het toegangsnetwerk, in overeenstemming met de in artikel 16 van de Kaderrichtlijn beschreven marktanalyseprocedure. Bij het uitvoeren van de marktanalyse en het bepalen van de details van de maatregel, moeten de nationale regelgevende instanties met name aandacht besteden aan de producten die door de afzonderlijke bedrijfseenheden worden beheerd, rekening houdend met de uitrol van de netwerken en de mate van technologische vooruitgang, die van invloed kunnen zijn op de substitueerbaarheid van vaste en draadloze diensten. Om verstoring van de concurrentie op de interne markt te vermijden is voorafgaande goedkeuring van de voorstellen voor functionele scheiding door de Commissie vereist. |
|
(47) |
De tenuitvoerlegging van functionele scheiding betekent niet dat er geen passende coördinatiemechanismen moeten zijn tussen de afzonderlijke bedrijfseenheden om er voor te zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht beschermd worden. |
|
(48) |
De voortschrijdende integratie van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten vereist een betere coördinatie bij de toepassing van de regelgeving ex ante zoals bepaald uit hoofde van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie. |
|
(49) |
Wanneer een verticaal geïntegreerde onderneming een groot deel of alle plaatselijke toegangsnetwerkactiva wil onderbrengen in een afzonderlijk rechtpersoon met een andere eigenaar of door een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten die zich bezighoudt met toegangsproducten, moet de nationale regelgevende instantie nagaan welk effect dit heeft op de bestaande regelgevingsverplichtingen die zijn opgelegd aan de verticaal geïntegreerde exploitant om ervoor te zorgen dat eventuele nieuwe regelingen verenigbaar zijn met Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) en Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstenrichtlijn). De desbetreffende nationale regelgevende instantie moet een nieuwe analyse uitvoeren van de markten waarop de gescheiden eenheid actief is en dienovereenkomstig verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. Hiertoe moet de nationale regelgevende instantie de onderneming kunnen verzoeken informatie te verstrekken. |
|
(50) |
Hoewel een nationale regelgevende instantie exploitanten die geen aanmerkelijke marktmacht bezitten verplichtingen onder sommige omstandigheden kan opleggen om eind-tot-eindverbindingen of interoperabiliteit van diensten tot stand te brengen, moet dit wel gebeuren in overeenstemming met het regelgevingskader van de EU en met name met de kennisgevingsprocedures. |
|
(51) |
De Commissie moet de bevoegdheid worden gegeven uitvoeringsmaatregelen goed te keuren om de voorwaarden voor toegang tot digitale televisie- en radiodiensten zoals beschreven in bijlage I aan te passen aan markt- en technologische ontwikkelingen. Dit geldt tevens voor de minimumlijst van punten in bijlage II die met het oog op de transparantieverplichting moet worden bekend gemaakt. |
|
(52) |
Wanneer de marktspelers gemakkelijker toegang krijgen tot de beschikbare radiofrequenties zal dit helpen belemmeringen voor de toegang tot de markt uit de weg te ruimen. Bovendien houdt technologische vooruitgang een vermindering in van het risico van schadelijke interferentie op bepaalde frequentiebanden, waardoor individuele gebruiksrechten minder noodzakelijk worden. Voorwaarden voor het gebruik van spectrumruimte om elektronische-communicatiediensten te verstrekken moeten derhalve in de regel worden vastgelegd in algemene machtigingen, behalve wanneer op grond van het spectrumgebruik individuele rechten nodig zijn ter bescherming tegen schadelijke interferentie, om de technische kwaliteit van de dienst te verzekeren om een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of om te voldoen aan specifieke doelstellingen van algemeen belang. Beslissingen inzake de noodzaak om individuele rechten toe te kennen moeten transparant en evenredig zijn. |
|
(53) |
De eis dat het verlenen van gebruiksrechten diensten- en technologieneutraal moet zijn, zal, samen met de uitbreiding van de mogelijkheid om tussen ondernemingen rechten over te dragen, de vrijheid en middelen om elektronische-communicatiediensten aan het publiek te verstrekken vergroten en het zo makkelijker maken doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken. Bepaalde verplichtingen van algemeen belang die zijn opgelegd aan omroepen voor het verlenen van audiovisuele mediadiensten kunnen echter de toepassing van specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten noodzakelijk maken, indien blijkt dat zulks van fundamenteel belang is om te voldoen aan een specifieke doelstelling van algemeen belang als bepaald door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht. Procedures die verband houden met het nastreven van doelstellingen van algemeen belang moeten onder alle omstandigheden transparant, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn. Procedures die verband houden met het nastreven van doelstellingen van algemeen belang moeten onder alle omstandigheden transparant, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn. |
|
(54) |
Omdat een individueel gebruiksrecht de vrije toegang tot radiofrequenties beperkt, mag een dergelijk individueel, niet-verhandelbaar gebruiksrecht slechts een beperkte geldigheidsduur hebben. Wanneer de geldigheidsduur van gebruiksrechten wel kan worden verlengd, moeten de bevoegde nationale instanties eerst een evaluatie uitvoeren, met inbegrip van een openbare raadpleging, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen inzake de markt, en de dekking, en met de technologische ontwikkeling. Gezien de spectrumschaarste moeten individuele rechten die aan ondernemingen worden verleend regelmatig worden geëvalueerd. Bij deze toetsing moeten de bevoegde nationale instanties de belangen van de houders van rechten afwegen tegen de noodzaak de handel in frequenties en een flexibeler gebruik van spectrum te bevorderen door waar mogelijk te werken met algemene machtigingen. |
|
(55) |
De bevoegde nationale instanties moeten de bevoegdheid hebben te zorgen voor een doeltreffend gebruik van spectrum en, wanneer sprake is van ongebruikt spectrum, maatregelen kunnen nemen om het tegen de vrije concurrentie indruisende achterhouden van frequenties te voorkomen omdat dat een belemmering kan vormen voor nieuwkomers op de markt. |
|
(56) |
Nationale regelgevende instanties moeten doelmatige actie kunnen nemen om toezicht te houden op en naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging of van het gebruiksrecht, met inbegrip van de bevoegdheid om doelmatige financiële sancties of administratieve sancties op te leggen wanneer deze voorwaarden niet worden nageleefd. |
|
(57) |
Bij de voorwaarden voor die machtigingen moet rekening worden gehouden met specifieke omstandigheden die betrekking hebben op de toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap en de noodzaak van openbare autoriteiten om met het publiek te communiceren voor, tijdens of na grote rampen. Rekening houdend met het belang van technische innovatie moeten de lidstaten eveneens machtigingen kunnen verstrekken om spectrum te gebruiken voor experimentele doeleinden, afhankelijk van specifieke beperkingen en voorwaarden die strikt gemotiveerd moeten worden door de experimentele aard van dergelijke rechten. |
|
(58) |
Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (13) heeft bewezen doeltreffend te zijn in de eerste fase van marktopening. Op grond van de Kaderrichtlijn moet de Commissie toezicht houden op de overgang van het regelgevend kader van 1998 naar het kader van 2002 en voorstellen op tafel leggen om die verordening te gelegener tijd in te trekken. Volgens het kader van 2002 hebben de nationale regelgevende instanties tot taak de markt voor ongebundelde toegang tot metalen aansluitnetwerken en subnetten voor het verstrekken van breedband en spraakdiensten te analyseren zoals omschreven in de Aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten. Omdat alle lidstaten deze markt ten minste een maal hebben geanalyseerd en passende verplichtingen gebaseerd op het kader van 2002 zijn vastgesteld is Verordening (EG) nr. 2887/2002 overbodig geworden en deze verordening moet derhalve worden ingetrokken. |
|
(59) |
De maatregelen die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de Kader-, Toegangs- en Machtigingsrichtlijn moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (14). |
|
(60) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om aanbevelingen en/of uitvoeringsmaatregelen vast te stellen in verband met de kennisgeving overeenkomstig artikel 7 van de Kaderrichtlijn; de harmonisatie op het gebied van spectrum en nummering alsmede op verwante gebieden als veiligheid van netwerken en diensten; de identificatie van de relevante producten- en dienstenmarkten; de identificatie van transnationale markten; de uitvoering van de normen; de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van het regelgevingskader. Ook zou de Commissie de bevoegdhed moeten worden gegeven om uitvoeringsmaatregelen te nemen om de bijlagen I en II bij de Toegangsrichtlijn aan te passen aan de markt- en technologische ontwikkelingen. Aangezien het maatregelen van algemene strekking tot wijziging van nieuwe niet-essentiële onderdelen van deze richtlijnen, onder meer door hen aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing, als bepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn)
Richtlijn 2002/21/EG wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. Bij deze richtlijn wordt een geharmoniseerd kader voor de regulering van elektronische-communicatiediensten, elektronische-communicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten vastgesteld. De richtlijn legt taken van de nationale regelgevende instanties vast alsmede een reeks procedures om de geharmoniseerde toepassing van het regelgevingskader in de gehele Gemeenschap te waarborgen. Het kader omvat tevens bepalingen betreffende bepaalde aspecten van eindapparatuur die de toegang voor gebruikers met een handicap moeten vergemakkelijken.”; |
|
2. |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
3. |
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
5. |
artikel 5, lid 1, wordt vervangen door: „1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden, alle, ook financiële, informatie verstrekken die de nationale regelgevende instanties nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn, van de besluiten die in overeenstemming ermee zijn genomen en van de bijzondere richtlijnen. Met name kan ook van deze ondernemingen worden verlangd dat zij informatie verstrekken met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen van hun netwerk of diensten die een impact zouden kunnen hebben op de diensten op groothandelsniveau die zij beschikbaar stellen aan concurrenten. Van ondernemingen met een aanmerkelijke macht op groothandelsmarkten kan ook worden verlangd dat zij gegevens verstrekken over de detailhandelsmarkten die verbonden zijn met die groothandelsmarkten. Ondernemingen verstrekken dergelijke informatie op verzoek onverwijld en volgens de door de nationale regelgevende instantie vastgestelde termijnen en mate van detail. De door de nationale regelgevende instantie gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taak. De nationale regelgevende instantie noemt de redenen voor haar verzoek om informatie en behandelt de informatie overeenkomstig lid 3.”; |
|
6. |
de artikelen 6 en 7 worden vervangen door: „Artikel 6 Raadpleging en transparantie Behalve in gevallen die vallen onder artikel 7, lid 9, artikel 20 of artikel 21, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer de nationale regelgevende instanties voornemens zijn krachtens deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen maatregelen te nemen, dan wel wanneer zij voornemens zijn krachtens artikel 9, leden 3 en 4, beperkingen vast te stellen die een belangrijke impact op de betrokken markt hebben, de belanghebbende partijen de mogelijkheid wordt geboden binnen een redelijke periode opmerkingen over de ontwerpmaatregel in te dienen. De nationale regelgevende instanties publiceren hun nationale raadplegingsprocedures. De lidstaten dragen zorg voor de oprichting van een enkel informatiepunt waar inzage verkregen kan worden in alle lopende raadplegingsprocedures. De resultaten van de raadpleging worden door de nationale regelgevende instanties openbaar gemaakt, behalve in geval van vertrouwelijke informatie overeenkomstig het communautair en nationaal recht betreffende zakelijke vertrouwelijkheid. Artikel 7 Versterking van de interne markt voor elektronische communicaties 1. De nationale regelgevende instanties houden bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven taken zoveel mogelijk rekening met de doelstellingen van artikel 8, waaronder die welke verband houden met de werking van de interne markt. 2. Nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie en GERT samen te werken om te zorgen voor de consistente toepassing in alle lidstaten van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen. Hiertoe moeten zij met name samenwerken met de Commissie en GERT om na te gaan welke soorten instrumenten en oplossingen het meest geschikt zijn om specifieke situaties op de markt aan te pakken. 3. Behalve wanneer anders bepaald in aanbevelingen of richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van artikel 7 bis, nadat de in artikel 6 bedoelde raadpleging is afgesloten, maakt een nationale regelgevende instantie, wanneer zij voornemens is een maatregel te nemen die:
de ontwerpmaatregel toegankelijk voor de Commissie, GERT en de nationale regelgevende instanties in de andere lidstaten, evenals de bijbehorende motivering overeenkomstig artikel 5, lid 3, en brengt zij de Commissie, GERT en de andere nationale regelgevende instanties daarvan op de hoogte. De nationale regelgevende instanties, GERT en de Commissie krijgen een maand de tijd om opmerkingen in te dienen bij de nationale regelgevende instantie in kwestie. De periode van één maand kan niet worden verlengd. 4. Indien een maatregel als bedoeld in lid 3 betrekking heeft op:
en van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Commissie de nationale regelgevende instantie heeft meegedeeld dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne Europese markt opwerpt of indien zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerpmaatregel met het Gemeenschapsrecht en met name met de in artikel 8 genoemde doelstellingen, wordt de vaststelling van de maatregel met nog eens twee maanden uitgesteld. Deze periode kan niet worden verlengd. De Commissie stelt de andere nationale regelgevende instanties in dat geval in kennis van haar voorbehouden. 5. De Commissie kan binnen de in lid 4 genoemde periode van 2 maanden:
De Commissie houdt, alvorens op grond van het bepaalde onder a) tot en met c), een besluit te nemen of een advies uit te brengen, zoveel mogelijk rekening met het uitgebrachte advies van GERT. Een besluit of een advies op grond van het bepaalde onder a) en b) gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet moet worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel. 6. Uiterlijk zes maanden na de dag waarop de Commissie overeenkomstig lid 5, onder a), een besluit heeft genomen waarmee van de nationale regelgevende instantie wordt verlangd dat deze een ontwerpmaatregel intrekt, trekt de nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel in dan wel wijzigt zij deze. Wanneer de ontwerpmaatregel wordt gewijzigd houdt de nationale regelgevende instantie een openbare raadpleging in overeenstemming met de in artikel 6 bedoelde procedures, en stelt zij de Commissie opnieuw in kennis van de gewijzigde ontwerpmaatregel overeenkomstig het bepaalde in lid 3. 7. De betrokken nationale regelgevende instantie houdt zoveel mogelijk rekening met opmerkingen van andere nationale regelgevende instanties, GERT en de Commissie en kan, uitgezonderd in de in lid 4, onder a) en b), genoemde gevallen, de uiteindelijke ontwerpmaatregel goedkeuren en, in voorkomend geval, aan de Commissie meedelen. Indien de nationale regelgevende instantie besluit de ontwerpmaatregel overeenkomstig het op grond van lid 5, onder b), gegeven advies te wijzigen, houdt zij, binnen zes maanden na de dag waarop de Commissie het advies heeft uitgebracht, een openbare raadpleging in overeenstemming met de in artikel 6 bedoelde procedures en deelt zij de Commissie de gewijzigde maatregel mee. Indien de nationale regelgevende instantie besluit de ontwerpmaatregel niet op basis van het op grond van lid 5, onder b), uitgebrachte advies te wijzigen, maakt zij ook de redenen voor haar besluit bekend en deelt zij deze binnen zes maanden na de dag van het advies van de Commissie mee aan de Commissie. 8. De nationale regelgevende instantie deelt de Commissie en GERT alle definitieve maatregelen mee die onder artikel 7, lid 3, onder a) en b), vallen. 9. In uitzonderlijke omstandigheden kan een nationale regelgevende instantie die oordeelt dat er een dringende noodzaak is om te handelen, in afwijking van de procedure genoemd in de leden 3 en 4, teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. Zij deelt die maatregelen onverwijld volledig met redenen omkleed mede aan de Commissie, de andere nationale regelgevende instanties en GERT. Een besluit van de nationale regelgevende instantie om dergelijke maatregelen permanent te maken of de periode waarvoor zij van toepassing zijn, te verlengen, valt onder de bepalingen van de leden 3 en 4.”; |
|
7. |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 7 bis Kennisgevingen 1. Na een openbare raadpleging en na raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van GERT, kan de Commissie in verband met artikel 7 aanbevelingen en/of richtsnoeren aannemen tot vaststelling van het formaat, de inhoud en de gedetailleerdheid van de in artikel 7, lid 3, bedoelde kennisgeving, alsmede van de omstandigheden waaronder kennisgeving niet vereist zou zijn, en de wijze waarop de termijnen worden berekend. 2. De in lid 1 bedoelde maatregelen worden volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2, vastgesteld.”; |
|
8. |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
9. |
het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 8 bis Strategische planning en coördinatie van het radiospectrumbeleid in de Unie 1. De lidstaten werken met elkaar en met de Commissie samen bij de strategische planning, coördinatie en harmonisatie van het gebruik van het radiospectrum in de Europese Unie. Daartoe houden zij onder meer rekening met economische, veiligheids-, gezondheids-, maatschappelijke, vrijemeningsuitings-, culturele, wetenschappelijke, sociale en technische aspecten van het beleid van de EU, alsmede met de uiteenlopende belangen van de kringen van radiospectrumgebruikers met het oog op de optimalisatie van het gebruik van het radiospectrum en het vermijden van schadelijke interferentie. 2. De lidstaten bevorderen de coördinatie van de radiospectrumbeleidsaanpak in de Europese Unie en, in voorkomend geval, de harmonisatie van de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die vereist zijn voor het tot stand brengen en het functioneren van de interne markt op het gebied van elektronische communicatie. 3. De lidstaten bevorderen de doeltreffende coördinatie van de belangen van de EU in internationale organisaties die bevoegd zijn voor radiospectrumaangelegenheden. Wanneer dat voor de bevordering van die doeltreffende coördinatie nodig is, kan de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de bij Besluit nr. 622/2002/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (17) opgerichte Beleidsgroep Radiospectrum (GRSB), het Europees Parlement en de Raad voorstellen doen voor gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen. 4. De Commissie kan, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de GRSB, wetgevingsvoorstellen indienen voor de vaststelling van meerjarenprogramma's voor het radiospectrumbeleid. |
|
10. |
artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Beheer van de radiofrequenties voor elektronische-communicatiediensten 1. Naar behoren rekening houdend met het feit dat radiofrequenties een openbaar goed met een belangrijke sociale, culturele en economische waarde zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat de radiofrequenties voor elektronische-communicatiediensten op hun grondgebied efficiënt worden beheerd overeenkomstig artikel 8. Zij zorgen ervoor dat de spectrumtoewijzing voor elektronische-communicatiediensten en de afgifte van algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten voor die radiofrequenties door de bevoegde nationale instanties gebaseerd zijn op objectieve, transparante, niet-discriminerende en proportionele criteria. Daarbij eerbiedigen zij de desbetreffende internationale overeenkomsten en mogen zij overwegingen van openbare orde in aanmerking nemen. 2. De lidstaten bevorderen de harmonisatie van het gebruik van radiofrequenties in de Gemeenschap in overeenstemming met de noodzaak een daadwerkelijk en efficiënt gebruik daarvan te waarborgen en om voordelen voor de consument na te streven, zoals schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten. Zij handelen daarbij in overeenstemming met Beschikking nr. 676/2002/EG (de radiospectrumbeschikking). 3. Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten voor elektronische-communicatiediensten gebruikte technologie kunnen worden gebruikt op de radiofrequentiebanden die overeenkomstig hun nationale frequentietoewijzingsplannen en het radioreglement van de ITU beschikbaar zijn voor elektronische-communicatiediensten. De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronische-communicatiediensten gebruikte technologie, indien dat nodig is om:
4. Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten elektronische-communicatiediensten kunnen worden aangeboden op de radiofrequentiebanden die overeenkomstig hun nationale frequentietoewijzingsplannen en het radioreglement van de ITU beschikbaar zijn voor elektronische-communicatiediensten. De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten elektronische-communicatiediensten die worden aangeboden. Maatregelen die vereisen dat een elektronische-communicatiedienst in een specifieke voor elektronische-communicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving gedefinieerd, zoals, maar niet beperkt tot:
Een maatregel die het verlenen van iedere andere elektronische-communicatiedienst in een specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer zij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen. De lidstaten mogen een dergelijke maatregel ook uitvaardigen voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang. 5. De lidstaten heronderzoeken geregeld de noodzaak van de in de leden 3 en 4 bedoelde beperkingen en maatregelen en maken de resultaten van dat heronderzoek bekend. 6. De leden 3 en 4 zijn van toepassing op spectrum dat is toegewezen voor elektronische-communicatiediensten, algemene machtigingen die zijn afgegeven en individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties die zijn verleend na … (18). Spectrumtoewijzingen, algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten die bestonden op … (18) vallen onder artikel 9 bis. 7. Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen en rekening houdend met de relevante nationale omstandigheden, kunnen de lidstaten voorschriften vaststellen om hamsteren van spectrum te voorkomen, met name door strikte termijnen te bepalen waarbinnen de gebruiksrechten door de houder van de rechten daadwerkelijk moeten worden geëxploiteerd en door sancties toe te passen, met inbegrip van geldboetes of intrekking van de gebruiksrechten indien de termijnen niet worden nageleefd. Deze voorschriften moeten op evenredige, niet-discriminerende en transparante wijze worden opgesteld en toegepast.” |
|
11. |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 9 bis Toetsing van de beperkingen op bestaande rechten 1. Gedurende een periode van vijf jaar, die ingaat op … (18), mogen de lidstaten ervoor zorgen dat houders van rechten op het gebruik van radiofrequenties die vóór die datum zijn verleend en die voor een periode van ten minste vijf jaar na die datum geldig zullen blijven, een aanvraag kunnen indienen bij de bevoegde nationale instantie om beperkingen die overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, op hun rechten zijn gesteld, opnieuw te onderzoeken. Alvorens zij een besluit neemt, stelt de nationale regelgevende instantie de houder van het recht in kennis van haar hernieuwde toetsing van de beperkingen, waarbij zij haar bevindingen aangaande de omvang van dit recht vermeldt, en de houder een redelijke termijn toekent om zijn verzoek in te trekken. Wanneer de houder zijn verzoek intrekt, blijft het recht ongewijzigd tot het verstrijken ervan en uiterlijk tot het eind van de periode van vijf jaar. 2. Na de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar nemen de lidstaten alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle resterende algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen voor elektronische-communicatiediensten die op … (18) bestonden, voldoen aan het bepaalde in artikel 9, leden 3 en 4. 3. Bij de toepassing van dit lid nemen de lidstaten passende maatregelen om een eerlijke mededinging te bevorderen. 4. Ten behoeve van de toepassing van dit artikel genomen maatregelen zijn niet als verlening van nieuwe gebruiksrechten aan te merken en vallen derhalve niet onder de desbetreffende bepalingen van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn). Artikel 9 ter Overdracht of verhuur van individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties 1. De lidstaten kunnen voorzien in de mogelijkheid dat ondernemingen individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties overeenkomstig de nationale procedures overdragen of verhuren aan andere ondernemingen. De voorwaarden die aan de individuele rechten op het gebruik van radiofrequenties zijn verbonden, blijven gelden na de overdracht of de verhuur, tenzij door de bevoegde nationale instantie anders aangegeven. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat het voornemen van een onderneming om de rechten op het gebruik van radiofrequenties over te dragen, evenals de daadwerkelijke overdracht van die rechten, overeenkomstig de nationale procedures wordt meegedeeld aan de bevoegde nationale instantie die verantwoordelijk is voor de verlening van individuele gebruiksrechten, en bekend wordt gemaakt. Wanneer het gebruik van radiofrequenties geharmoniseerd is via de toepassing van Beschikking nr. 676/2002/EG (Radiospectrumbeschikking) of andere Gemeenschapsmaatregelen, voldoet dergelijke overdracht aan zulk geharmoniseerd gebruik.”; |
|
12. |
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
13. |
artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
14. |
artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronische-communicatienetwerken 1. Wanneer een onderneming die elektronische-communicatienetwerken aanbiedt, krachtens de nationale wetgeving het recht heeft om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, dan wel een procedure kan volgen voor de onteigening of het gebruik van eigendom, moeten de nationale regelgevende instanties het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen of toegangen tot gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, mangaten, straatkasten en niet-actieve netwerkelementen verplicht kunnen opleggen. 2. De lidstaten kunnen houders van de in lid 1 bedoelde rechten het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom (met inbegrip van fysieke colocatie) voorschrijven of maatregelen treffen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken ten einde het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom. 3. Waar van toepassing kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat ondernemingen, indien daartoe verzocht door de bevoegde autoriteiten, de nodige informatie verstrekken, zodat deze autoriteiten, samen met de nationale regelgevende instanties, een gedetailleerd overzicht kunnen opstellen van de aard, de beschikbaarheid en de geografische locatie van de in lid 1 bedoelde faciliteiten en dit aan de belanghebbende partijen ter beschikking kunnen stellen. 4. Maatregelen die door een nationale regelgevende instantie in overeenstemming met lid 1 zijn genomen, moeten objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn.”; |
|
15. |
het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd: „HOOFDSTUK III bis VEILIGHEID EN INTEGRITEIT VAN NETWERKEN EN DIENSTEN Artikel 13 bis Veiligheid en integriteit 1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten aanbieden passende technische en organisatorische maatregelen nemen om de risico's voor de veiligheid van hun netwerken of diensten goed te beheersen. Deze maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een veiligheidsniveau dat is afgestemd op de risico's die zich voordoen. Er worden met name maatregelen genomen om de impact van veiligheidsincidenten op gebruikers en onderling verbonden netwerken zo laag mogelijk te houden. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, alle nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de integriteit van hun netwerken zodat kan worden gezorgd voor de continuïteit van de diensten die via deze netwerken worden geleverd. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten aanbieden de bevoegde nationale regelgevende instantie in kennis stellen van elke inbreuk op de veiligheid of elk verlies van integriteit die een belangrijke impact had op de exploitatie van netwerken of diensten. De betrokken nationale regelgevende instantie brengt de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten en het European Network and Information Security Agency (ENISA) (Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging) op de hoogte indien deze problemen zich in andere lidstaten kunnen voordoen of hebben voorgedaan. De betrokken nationale regelgevende instantie kan het publiek hiervan op de hoogte brengen of eisen dat de ondernemingen dit doen, indien zij de bekendaking van de schending in het algemeen belang acht. Eenmaal per jaar dient de betrokken nationale regelgevende instantie bij de Commissie en ENISA een samenvattend verslag in over de kennisgevingen die zij heeft ontvangen en de maatregelen die overeenkomstig dit lid zijn genomen. 4. De Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van ENISA, kan passende technische uitvoeringsmaatregelen nemen om de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen te harmoniseren, met inbegrip van maatregelen die de omstandigheden, het formaat en de procedures definiëren die van toepassing zijn op de kennisgevingseisen. Deze technische uitvoeringsmaatregelen worden zoveel mogelijk gebaseerd op Europese en internationale normen, en beletten niet dat de lidstaten aanvullende eisen vaststellen om te voldoen aan de in de leden 1 en 2 genoemde doelstellingen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 13 ter Toepassing en handhaving 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten aanbieden bindende instructies te geven met het oog op de uitvoering van artikel 13 bis. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten aanbieden te vragen om:
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties alle nodige bevoegdheden hebben om gevallen van niet-naleving te onderzoeken. 4. Deze bepalingen laten artikel 3 van deze richtlijn onverlet.”; |
|
16. |
in artikel 14 wordt lid 3 vervangen door: „3. Wanneer een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt bezit, kan zij ook worden aangemerkt als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de ene markt op de andere markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen ingevolge de artikelen 9, 10, 11 en 13 van Richtlijn 2002/19/21 (Toegangsrichtlijn) oplossingen worden toegepast om te voorkomen dat naar meer macht op de verwante markt wordt gestreefd, en wanneer die oplossingen ontoeeikend blijken, kunnen oplossingen worden aangewend ingevolge artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn).”; |
|
17. |
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
18. |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
19. |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
20. |
artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
21. |
artikel 19 wordt vervangen door: „Artikel 19 Harmonisatieprocedures 1. De Commissie kan, wanneer zij vaststelt dat verschillen bij de tenuitvoerlegging door de nationale regelgevende instanties van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen gespecificeerde taken obstakels opwerpen voor de interne markt, onverminderd artikel 9 van deze richtlijn en de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn), zoveel mogelijk rekening houdend met een eventueel advies van GERT, een aanbeveling doen of een besluit vaststellen inzake de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen bij de verwezenlijking van de in artikel 8 uiteengezette doelstellingen. 2. Wanneer de Commissie een aanbeveling doet overeenkomstig lid 1, handelt zij in overeenstemming met de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de uitvoering van hun taken zoveel mogelijk rekening houden met dergelijke aanbevelingen. Wanneer een nationale regelgevende instantie besluit om een aanbeveling niet op te volgen, brengt zij de Commissie daarvan op de hoogte met vermelding van de motivering van haar standpunt. 3. GERT kan de Commissie op eigen initiatief advies verstrekken over de vraag of maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig lid 1.”; |
|
22. |
artikel 20, lid 1, wordt vervangen door: „1. Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een geschil in verband met de bestaande verplichtingen ontstaat tussen ondernemingen die diensten aanbieden waarbij een van de partijen een onderneming is die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt in een lidstaat, neemt de betrokken nationale regelgevende instantie op verzoek van een van beide partijen en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen in lid 2, een bindend besluit om het geschil te beslechten, en wel zo spoedig mogelijk of in ieder geval binnen vier maanden, met uitzondering van uitzonderlijke omstandigheden. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat alle partijen volledig met de nationale regelgevende instantie samenwerken.”; |
|
23. |
artikel 21 wordt vervangen door: „Artikel 21 Beslechting van grensoverschrijdende geschillen 1. Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een grensoverschrijdend geschil ontstaat, en indien dat onder de bevoegdheid van nationale regelgevende instanties van ten minste twee lidstaten valt, is de procedure van de leden 2, 3 en 4 van toepassing. 2. Elke partij kan het geschil voorleggen aan de betrokken nationale regelgevende instanties. De bevoegde nationale regelgevende instanties coördineren hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 8. Elke nationale regelgevende instanties die bevoegd is in een dergelijk geschil kan GERT verzoeken een aanbeveling te geven over de maatregelen die moeten worden genomen in overeenstemming met de bepalingen van de Kaderrichtlijn en/of de bijzondere richtlijnen om het geschil op te lossen. Wanneer een dergelijk verzoek is gericht tot GERT moet de nationale regelgevende instantie met bevoegdheid voor alle aspecten van het geschil het advies van GERT afwachten alvorens maatregelen te nemen om het geschil op te lossen, onverminderd de mogelijkheid voor nationale regelgevende instanties om daar waar nodig urgente maatregelen te nemen. Alle door een nationale regelgevende instantie aan een onderneming opgelegde verplichtingen om een geschil op te lossen moeten de bepalingen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijn in acht nemen en zoveel mogelijk rekening houden met de door GERT gegeven aanbeveling. 3. De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde nationale regelgevende instanties gezamenlijk besluiten een geschil niet te beslechten wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden kunnen bijdragen tot het tijdig beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 8. Zij stellen de partijen onverwijld daarvan in kennis. Wanneer het geschil binnen vier maanden niet is beslecht, indien het geschil niet voor de rechter is gebracht en indien een van beide partijen daarom verzoekt, coördineren de nationale regelgevende instanties hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig artikel 8, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door GERT gegeven aanbeveling. 4. De procedure van lid 2, laat het recht van elk van beide partijen onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.”; |
|
24. |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 21 bis Sancties De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op … (19) in kennis van deze bepalingen en delen haar onverwijld eventuele latere wijzigigingen die hierop van invloed zijn mee.”; |
|
25. |
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
26. |
artikel 27 wordt geschrapt; |
|
27. |
bijlage I wordt geschrapt; |
|
28. |
bijlage II wordt vervangen door: „BIJLAGE II Criteria die de nationale regelgevende instanties dienen te hanteren wanneer zij een evaluatie van een gezamenlijke machtspositie maken overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea Van twee of meer ondernemingen kan worden geconstateerd dat zij een gezamenlijke machtspositie hebben in de zin van artikel 14 indien zij, ook al zijn er geen structurele of andere banden tussen hen, opereren op een markt die gekenmerkt wordt door het ontbreken van werkelijke concurrentie en waar geen enkele afzonderlijke onderneming aanmerkelijke macht op de markt heeft. Conform het bepaalde inzake gezamenlijke machtsposities in Verordening (EG) nr. 139/2004 van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (20), zal dit waarschijnlijk het geval zijn als de markt geconcentreerd is en een aantal typische kenmerken vertoont, waarvan de volgende in het kader van elektronische communicatie het meest relevant kunnen zijn:
Dit is een indicatieve, niet-limitatieve lijst, en de criteria zijn niet cumulatief. De lijst is veeleer slechts bedoeld ter illustratie van de factoren die als bewijs zouden kunnen dienen om beweringen dat er sprake is van een gezamenlijke machtspositie te staven. |
Artikel 2
Wijzigingen van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn)
Richtlijn 2002/19/EG wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
2. |
artikel 4, lid 1, wordt vervangen door: „1. Exploitanten van openbare communicatienetwerken zijn gerechtigd en, wanneer hun daarom wordt verzocht door daartoe overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn) gemachtigde ondernemingen, verplicht te onderhandelen over interconnectie met het doel algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten aan te bieden, teneinde de verlening en de interoperabiliteit van de diensten in de gehele Gemeenschap te waarborgen. Exploitanten verlenen andere ondernemingen toegang en interconnectie onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de verplichtingen die door de nationale regelgevende instantie worden opgelegd uit hoofde van de artikelen 5 tot en met 8.”; |
|
3. |
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
artikel 6, lid 2, wordt vervangen door: „2. In het licht van de markt- en technologische ontwikkelingen kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen nemen om bijlage I te wijzigen. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”; |
|
5. |
artikel 7 wordt geschrapt; |
|
6. |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
7. |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
8. |
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
9. |
artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
10. |
de volgende artikelen worden toegevoegd: „Artikel 13 bis Functionele scheiding 1. Wanneer de nationale regelgevende instantie besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 9 tot en met 13 er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbieden op groothandelsniveau van bepaalde toegangsproducnten, kan zij in overeenstemming met de bepalingen van de tweede alinea van artikel 8, lid 3, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen. Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen de dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen. 2. Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient het hiertoe een verzoek in te dienen bij de Commissie met:
3. De ontwerp-adviezen omvatten de volgende elementen:
4. Naar aanleiding van het besluit van de Commissie inzake de ontwerpmaatregelen die moet worden genomen in overeenstemming met artikel 8, lid 3, voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) beschreven procedure. Op basis van deze beoordeling moet de nationale regelgevende instantie in overeenstemming met de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. 5. Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 9 tot en met 13 vermelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft met aanmerkelijke marktmacht overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn), of andere verplichtingen die op grond van artikel 8, lid 3, door de Commissie zijn goedgekeurd. Artikel 13 ter Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming 1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in een of verschillende markten in overeenstemming met artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) brengen de nationale regelgevende instantie vooraf en tijdig, zodat de nationale regelgevende instantie het effect van de voorgenomen transactie kan beoordelen, op de hoogte wanneer zij voornemens zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva over te dragen of een belangrijk deel ervan aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten aan te bieden. Die ondernemingen stellen de nationale regelgevende instanties tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces. 2. De nationale regelgevende instantie onderzoekt welk het effect de voorgenomen transactie zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). Hiertoe voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) beschreven procedure. Op basis van dit onderzoek moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. 3. De juridisch en/of operationeel gescheiden bedrijfseenheden kunnen worden onderworpen aan alle in de artikelen 9 tot en met 13 vermelde verplichtingen op alle specifieke markten waar is vastgesteld dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn), of andere verplichtingen die de Commissie op grond van artikel 8, lid 3, heeft toegestaan”; |
|
11. |
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
12. |
bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 3
Wijzigingen van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn)
Richtlijn 2002/20/EG wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
artikel 2, lid 2, wordt vervangen door: „2. De volgende definitie is eveneens van toepassing: „algemene machtiging”: regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronische-communicatienetwerken en -diensten, overeenkomstig deze richtlijn.”; |
|
2. |
artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers 1. De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiofrequenties in het kader van algemene machtigingen. De lidstaten kunnen individuele gebruiksrechten verlenen teneinde:
2. Wanneer individuele gebruiksrechten moeten worden verleend voor radiofrequenties en nummers, verlenen de lidstaten die rechten op verzoek aan alle ondernemingen die diensten of netwerken aanbieden of gebruiken in het kader van de algemene machtiging, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 6, 6 bis, 7 en 11, lid 1, onder c), van deze richtlijn en alle andere regels die een efficiënt gebruik van deze middelen moeten waarborgen overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). Onverminderd de door de lidstaten vooraf aangenomen specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties aan aanbieders van inhoud voor radio- en televisieomroepen welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang overeenkomstig het Gemeenschapsrecht na te streven worden dergelijke rechten verleend door middel van procedures die objectief, transparent, niet-discriminerend en evenredig zijn, en in het geval van frequenties, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). De procedures moeten open zijn behalve in gevallen waarin kan worden aangetoond dat het verlenen van individuele gebruiksrechten voor gebruik van radiofrequenties voor aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten van fundamenteel belang is om te kunnen voldoen aan een specifieke verplichting die door de lidstaten van te voren is gedefinieerd als noodzakelijk met het oog op het algemeen belang overeenkomstig de communautaire wetgeving. Bij het verlenen van gebruiksrechten specificeren de lidstaten of en onder welke voorwaarden deze kunnen worden overgedragen door de houder van de rechten. In het geval van radiofrequenties zijn deze bepalingen overeenkomstig artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). Wanneer lidstaten gebruiksrechten verlenen voor een bepaalde termijn, moet de duur zijn aangepast aan de betrokken dienst. Elk individueel recht om radiofrequenties te mogen gebruiken dat wordt verleend voor een periode van 10 jaar of meer dat niet kan worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen zoals toegestaan ingevolge artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) moet elke vijf jaar en voor de eerste maal vijf jaar nadat het recht is verleend, worden onderworpen aan een herziening in het licht van de in lid 1 vermelde criteria. Wanneer de criteria om individuele rechten te verlenen niet langer van toepassing zijn, worden de individuele gebruiksrechten veranderd in een algemene machtiging voor het gebruik van frequenties, of kan het recht vrij worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). 3. Besluiten over gebruiksrechten worden zo spoedig mogelijk, doch voor nummers uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van de volledige aanvraag, door de nationale regelgevende instantie genomen, meegedeeld en gepubliceerd, en voor radiofrequenties die in het nationale frequentieplan zijn toegewezen voor elektronische communicaties binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag door de bevoegde instantie. Deze laatstgenoemde termijnen laten de toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiofrequenties of van posities in de ruimte onverlet. 4. Indien na overleg met de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) is beslist dat gebruiksrechten voor nummers van uitzonderlijke economische waarde via vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedures moeten worden verleend, kunnen de lidstaten de maximumperiode van drie weken met ten hoogste drie weken verlengen. Artikel 7 is van toepassing op de vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedure voor radiofrequenties. 5. De lidstaten beperken het aantal te verlenen gebruiksrechten niet, tenzij dat noodzakelijk is om een efficiënt gebruik van radiofrequenties te waarborgen overeenkomstig artikel 7. 6. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat radiofrequenties daadwerkelijk en efficiënt worden gebruikt in overeenstemming met artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). Zij zorgen er ook voor dat de mededinging niet wordt verstoord als gevolg van een overdracht of accumulatie van gebruiksrechten voor radiofrequenties. Voor dergelijke doeleinden nemen de lidstaten passende maatregelen zoals een vermindering, intrekking of gedwongen verkoop van een recht om radiofrequenties te mogen gebruiken.”; |
|
3. |
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
5. |
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
6. |
in artikel 11 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
|
7. |
artikel 14 wordt vervangen door: „Artikel 14 Wijziging van rechten en verplichtingen 1. Lidstaten zorgen ervoor dat de rechten, voorwaarden en procedures inzake algemene machtigingen en gebruiksrechten of rechten om faciliteiten te installeren alleen kunnen worden gewijzigd in objectief met redenen omklede gevallen en op evenredige wijze, in voorkomend geval rekening houdend met de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de overdraagbare gebruiksrechten voor radiofrequenties. Het voornemen om dergelijke wijzigingen aan te brengen, zal op passende wijze worden bekendgemaakt en de belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, zullen over een adequate termijn kunnen beschikken om hun standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen kenbaar te maken; deze termijn bedraagt behoudens uitzonderlijke gevallen ten minste vier weken. 2. De lidstaten mogen de rechten om faciliteiten te installeren of gebruiksrechten voor radiofrequenties niet vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn beperken of intrekken, behalve in met redenen omklede gevallen en, waar nodig, in overeenstemming met de relevante nationale bepalingen inzake compensatie voor de intrekking van rechten.”; |
|
8. |
artikel 15, lid 1, wordt vervangen door: „1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen, heffingen en besluiten betreffende algemene machtigingen en gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren op zodanige wijze wordt gepubliceerd en geactualiseerd dat alle belanghebbende partijen gemakkelijk toegang hebben tot deze informatie.”; |
|
9. |
in artikel 17 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. Onverminderd artikel 9 bis van Richtlijn 2001/21/EG (Kaderrichtlijn) zorgen de lidstaten ervoor dat de machtigingen die op 31 december 2009 reeds bestaan in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 5, 6 en 7 en bijlage I van deze richtlijn uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. 2. Wanneer de toepassing van lid 1 leidt tot een beperking van de rechten of een verzwaring van de verplichtingen in het kader van reeds bestaande machtigingen, kunnen de lidstaten de geldigheid van die rechten of verplichtingen verlengen tot uiterlijk 30 september 2012, mits dit geen afbreuk doet aan de rechten van andere ondernemingen krachtens het Gemeenschapsrecht. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze verlengingen en de redenen daarvoor.”; |
|
10. |
de bijlage wordt gewijzigd als beschreven in de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 4
Intrekking
Verordening (EG) nr. 2887/2000 wordt ingetrokken.
Artikel 5
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk op … de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf ….
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 7
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, …
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
(2) PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
(3) Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 en standpunt van het Europees Parlement van …
(4) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(5) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(8) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(9) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(10) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(11) Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1).
(12) Aanbeveling van de Commissie van 11 februari 2003 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-communicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (PB L 114 van 8.5.2003, blz. 45).
(13) PB L 336 van 30.12.2000, blz. 4.
(14) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(15) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(16) Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot oprichting van de Europese groep van Europese regelgevende instanties voor telecommunicatie]”;
(17) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.”;
(18) Datum van omzetting van Richtlijn.
(19) Termijn voor de omzetting van Richtlijn.;
(20) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.”
(21) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.
(22) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.”;
(23) Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot oprichting van de Europese groep van Europese regelgevende instanties voor telecommunicatie]”;
BIJLAGE
De bijlage bij Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn) is gewijzigd als volgt:
|
1. |
de eerste alinea wordt vervangen door: „Deze bijlage bevat de volledige lijst van voorwaarden die kunnen worden verbonden aan algemene machtigingen (deel A), rechten om radiofrequenties te gebruiken (deel B) en rechten om nummers te gebruiken (deel C) als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 11, lid 1, onder a), van deze richtlijn, binnen de grenzen zoals aangegeven in de artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).”; |
|
2. |
deel A is gewijzigd als volgt:
|
|
3. |
deel B wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
in deel C wordt punt 1 als volgt gewijzigd:
|
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
|
1. |
De Europese Commissie heeft op 13 november 2007 een voorstel voor een zogeheten beterregelgevenrichtlijn aangenomen (1). Dit voorstel is een onderdeel van het herzieningspakket van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie, dat bestaat uit twee voorstellen voor wijzigingsrichtlijnen (de „beterregelgevenrichtlijn” tot wijziging van de huidige kader-, machtigings- en toegangsrichtlijnen en de „burgerrechtenrichtlijn”, die strekt tot wijziging van de richtlijnen inzake de universele dienst, respectievelijk de persoonlijke levenssfeer) en een voorstel voor een verordening (tot oprichting van een nieuwe Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt). In deze nota wordt ingegaan op het voorstel voor een beterregelgevenrichtlijn. |
|
2. |
Het Europees Parlement heeft op 24 september 2008 advies in eerste lezing (2) uitgebracht; het Economisch en Sociaal Comité (ESC) heeft op 29 mei 2008 advies (3) uitgebracht en het Comité van de Regio's heeft dit op 19 juni 2008 gedaan (4). |
|
3. |
De Commissie heeft op 6 november 2008 een gewijzigd voorstel aangenomen (5). |
|
4. |
De Raad heeft op 16 februari 2009 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld. |
II. DOEL
|
1. |
Met het voorstel voor een beterregelgevenrichtlijn wil de Commissie het regelgevingskader voor elektronische communicatie aanpassen door de doelmatigheid te verbeteren, de administratieve middelen die nodig zijn voor de toepassing van economische regelgeving te verminderen (de marktanalyseprocedure) en de toegang tot radiofrequenties eenvoudiger en doelmatiger te maken. |
|
2. |
Het voorstel heeft tot doel:
|
|
3. |
De meest controversiële aspecten van het beterregelgevenvoorstel betreffen het radiospectrum, de nieuwe instantie voor telecommunicatie, de functionele scheiding en het regelgevingskader voor nieuwegeneratienetwerken (NGN's). |
III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
Algemene opmerkingen
Bij de vaststelling van zijn gemeenschappelijk standpunt heeft de Raad zich grotendeels achter de door de Commissie voorgestelde aanpak en doelstellingen geschaard en tevens ongeveer de helft van de 126 amendementen van het Parlement overgenomen. Het voorstel voor een beterregelgevenrichtlijn is echter op een aantal punten inhoudelijk of wat de formulering betreft gewijzigd om:
|
— |
rekening te houden met het advies van het Europees Parlement; |
|
— |
een beperkt aantal specifieke kwesties te regelen die voor problemen hadden gezorgd; |
|
— |
de formulering van de drie richtlijnen op een aantal punten te preciseren en op die manier de teksten juridisch duidelijker te maken. |
In het algemeen verschilt 's Raads gemeenschappelijk standpunt van het oorspronkelijke Commissievoorstel wat het gebruik van de comitologie betreft, alsook wat betreft de structuur, de functie en de taken van de nieuwe telecommunicatieautoriteit. Met betrekking tot beide aangelegenheden neemt de Raad een behoedzamer standpunt in dan de Commissie in haar voorstel, omdat hij van mening is dat het huidige reguleringskader voor elektronische communicatie de afgelopen jaren vrij goed heeft gefunctioneerd, en dat er onvoldoende redenen zijn om de huidige institutionele regelingen en verantwoordelijkheden opnieuw te gaan bezien.
Specifieke opmerkingen
1. Belangrijkste wijzigingen in het Commissievoorstel betreffende de kaderrichtlijn:
a) Nationale regelgevende instanties (NRI's) (artikel 3)
Met betrekking tot de NRI's is de Raad het eens geworden over een formulering die verduidelijkt dat, onverminderd het „toezicht overeenkomstig de nationale grondwet”, de NRI's hun regelgevende taken „onafhankelijk” en met „voldoende financiële en menselijke middelen” uitvoeren.
b) Consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie (artikel 7)
De Raad is het niet eens met het voorstel om de Commissie de mogelijkheid te geven „besluiten” te nemen over door de NRI's geplande ontwerp-maatregelen, hetgeen zou betekenen dat de Commissie een vetorecht zou worden verschaft. De Raad acht het namelijk wenselijker dat de Commissie niet-bindende „adviezen” geeft over door de NRI's voorgestelde ontwerp-maatregelen, alsmede dat de NRI's de redenen voor hun definitieve besluit bekend moeten maken. Dit is de crux van het debat over de verdeling van de verantwoordelijkheden bij de uitvoering van het reguleringskader voor elektronische communicatie, en moet ook worden gezien in relatie tot het voorstel tot oprichting van een Europese telecommunicatieautoriteit ter zake.
c) Radiospectrumbeleid (artikel 9 - Beheer van de radiofrequenties voor elektronische-communicatiediensten, artikel 9 bis - Toetsing van de beperkingen op bestaande rechten en artikel 9 quater - Harmoniseringsmaatregelen voor radiofrequentiebeheer)
De Raad schaart zich achter de voorstellen van de Commissie met het oog op een efficiënter spectrumbeheer om de toegang tot spectrum voor exploitanten te vergemakkelijken en innovatie te bevorderen. De Raad heeft echter nader verduidelijkt welke beperkingen van toepassing kunnen zijn met betrekking tot de soorten technologie en diensten die wordt verstrekt. De Raad heeft het voorgestelde artikel 9 quater geschrapt, omdat thans reeds in de mogelijkheid is voorzien dat technische uitvoeringsmaatregelen op het gebied van het radiospectrum worden aangenomen.
2. Belangrijkste wijzigingen in het Commissievoorstel betreffende de machtigingsrichtlijn:
a) Harmonisatiemaatregelen, gemeenschappelijke selectieprocedure voor het verlenen van rechten, geharmoniseerde verlening van gebruiksrechten voor radiofrequenties en geharmoniseerde voorwaarden voor pan-Europese netwerken of pan-Europese elektronische-communicatiediensten (artikelen 6 bis, 6 ter en 8)
De Raad heeft de voorgestelde radiospectrumbepalingen van de machtigingsrichtlijn (met name de artikelen 6 bis, 6 ter en 8), met inbegrip van de verlening van individuele gebruiksrechten, harmonisatiemaatregelen en gemeenschappelijke selectieprocedures voor het verlenen van rechten), zeer aandachtig bestudeerd. Hoewel de Raad zich goeddeels kan vinden in de doelstellingen van de Commissie, acht hij sommige voorstellen te vergaand, in die zin dat zij de huidige regeling met betrekking tot het radiospectrumbeleid te ingrijpend wijzigen zonder daarvoor voldoende redenen op te geven. De Raad heeft daarom de voorgestelde artikelen 6 bis en 6 ter geschrapt. Daartegenover staat dat hij artikel 8 opnieuw heeft opgenomen om een geharmoniseerde introductie van pan-Europese elektronische-communicatiediensten - die afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van het radiospectrum - mogelijk te maken.
3. Belangrijkste wijzigingen in het Commissievoorstel betreffende de toegangsrichtlijn:
a) Functionele scheiding (artikel 13 bis)
De Raad heeft de voorgestelde bepaling inzake functionele scheiding gewijzigd om te verduidelijken dat de NRI's functionele scheiding kunnen opleggen „bij wijze van uitzonderlijke maatregel” en onder voorbehoud van een besluit in die zin van de Commissie, teneinde de groothandel in bepaalde toegangsproducten op een passende manier te kunnen verwezenlijken.
4. Standpunt van de Raad ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement op het beterregelgevenvoorstel:
In het gemeenschappelijk standpunt is ongeveer de helft van de 126 amendementen opgenomen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft voorgesteld.
4.1 Overwegingen:
De Raad heeft de amendementen 2, 4, 5, 6, 15, 16, 17, 21, 22, 25, 27, 29, 30, 32, 33 en 35 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard.
Sommige van deze amendementen zijn nagenoeg woordelijk overgenomen, terwijl andere in een gewijzigde vorm in de tekst zijn verwerkt zonder echter afbreuk te doen aan de doelstellingen van (delen van) de amendementen.
De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad: 1, 3, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14/rev., 18, 19, 20, 23, 24, 26, 28, 31, 34, 36, 37, 38 en 39.
4.2 Artikelen van de kaderrichtlijn:
De Raad heeft de amendementen 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 50, 60, 62, 63/rev., 64/rev., 65, 66, 69, 70, 71, 73/rev., 74, 76, 77, 80, 81, 86 en 90 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard. Sommige van deze amendementen zijn nagenoeg woordelijk overgenomen, terwijl andere in een gewijzigde vorm in de tekst zijn verwerkt zonder echter afbreuk te doen aan de doelstellingen van (delen van) de amendementen.
De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad: 48, 49, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 61, 67/rev., 68, 72, 75, 78, 79, 82, 83, 84, 85, 87, 88, 89 en 138.
4.3 Artikelen van de machtigingsrichtlijn:
De Raad heeft de amendementen 107, 109, 110, 112, 113, 115, 116, 120, 121 en 124 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard. Sommige van deze amendementen zijn nagenoeg woordelijk overgenomen, terwijl andere in een gewijzigde vorm in de tekst zijn verwerkt zonder echter afbreuk te doen aan de doelstellingen van (delen van) de amendementen.
De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad: 106, 108/rev., 111, 114, 117/rev., 118, 119, 122, 123 en 125.
4.4 Artikelen van de toegangsrichtlijn:
De Raad heeft de amendementen 91, 92, 95, 96, 98, 100, 101, 102, 103 en 105 geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaard. Sommige van deze amendementen zijn nagenoeg woordelijk overgenomen, terwijl andere in een gewijzigde vorm in de tekst zijn verwerkt zonder echter afbreuk te doen aan de doelstellingen van (delen van) de amendementen.
De volgende amendementen zijn niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad: 93, 94, 97, 99 en 102.
IV. CONCLUSIE
De Raad kan niet alle amendementen van het Europees Parlement aanvaarden, maar is het er met het Parlement en de Commissie over eens dat de voornaamste nog onopgeloste kwesties met betrekking tot het beterregelgevenvoorstel het radiospectrum, de nieuwe telecommunicatieautoriteit en de functionele scheiding zijn.
Voor elke van deze kwesties stelt de Commissie, die daarin in ruime mate wordt gesteund door het Parlement, voor om wijzigingen door te voeren in de (inter)institutionele constructie en, als gevolg daarvan, in het bevoegdheidsevenwicht tussen de verschillende actoren, regulerende instanties, EU-instellingen en andere belanghebbenden. Volgens de Raad zou een bijwerking van het regelgevingskader voor elektronische communicatie weliswaar de betrokken sector ten goede komen en de weg vrijmaken voor belangrijke besluiten op investeringsgebied, bijvoorbeeld wat de nieuwegeneratienetwerken betreft, maar kan dit worden verwezenlijkt door de huidige regeling te verbeteren en hoeven bijgevolg geen alternatieve mechanismen te worden ingesteld. De Raad heeft derhalve in zijn gemeenschappelijk standpunt getracht verduidelijking en verbetering aan te brengen in de bepalingen over onder meer de NRI's, de Commissie en het gebruik van comitologie en de rol van de EU-instellingen wat betreft het radiospectrumbeleid
Tegen deze achterrond is het gemeenschappelijke standpunt van de Raad bedoeld als basis, om met de waardevolle hulp van de Commissie tot een compromisoplossing te komen met het Europees Parlement, hetgeen moet leiden tot een stabiel en voorspelbaar reguleringsklimaat voor de elektronische-communicatiesector.
De Raad ziet ernaar uit om constructieve gesprekken met het Parlement aan te vangen teneinde de nieuwe teksten rond het eind van de huidige zittingsperiode te kunnen aannemen.
(1) COM(2007) 697.
(2) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(3) PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
(4) PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
(5) COM(2008) 724.
|
5.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 103/40 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 16/2009
door de raad vastgesteld op 16 februari 2009
met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/C 103 E/02)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De werking van de vijf richtlijnen die het huidige regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten vormen, namelijk Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (7), Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) (8) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (9) (hierna tezamen „de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd), is onderworpen aan een periodieke toetsing door de Commissie, met name om te bepalen of wijzigingen nodig zijn in het licht van technologische en marktontwikkelingen. |
|
(2) |
In dat verband heeft de Commissie verslag uitgebracht over haar bevindingen in haar mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 29 juni 2006 over de herziening van het regelgevingskader van de EU voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. |
|
(3) |
De hervorming van het EU-regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, met inbegrip van de versterking van de voorschriften met betrekking tot eindgebruikers met een handicap, is een belangrijke stap voorwaarts op weg naar de totstandbrenging van een interne Europese informatieruimte en tegelijk een inclusieve informatiemaatschappij. Deze doelstellingen zijn opgenomen in het strategische kader voor de ontwikkeling van een informatiemaatschappij als omschreven in de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 1 juni 2005 met als titel „i2010 - Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid”. |
|
(4) |
Met het oog op de duidelijkheid en de eenvoud heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op wijzigingen van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). |
|
(5) |
Onverminderd Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (10), met name de eisen in verband met gebruikers met een handicap in artikel 3, lid 3, punt f), hiervan, moeten bepaalde aspecten van eindapparatuur, inclusief apparatuur voor gebruikers met een handicap, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) worden gebracht, om de toegang tot netwerken en het gebruik van diensten te vergemakkelijken. Deze apparatuur omvat momenteel uitsluitend voor ontvangst bestemde radio- en televisie-eindapparatuur, alsmede speciale eindapparatuur voor slechthorende eindgebruikers. |
|
(6) |
De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om te bevorderen dat een markt ontstaat voor algemeen beschikbare producten en diensten, met functies voor eindgebruikers met een handicap. Dat zou onder meer kunnen worden bereikt, onder verwijzing naar Europese normen, door invoering van eisen voor elektronische toegankelijkheid (eAccessibility) in procedures voor overheidsopdrachten en aanbestedingsdiensten, overeenkomstig de wetgeving waarmee de rechten van gehandicapte eindgebruikers worden beschermd. |
|
(7) |
Bepaalde definities moeten worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met het beginsel van technologische neutraliteit en gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling. Meer bepaald moeten de voorwaarden voor de levering van een dienst worden gescheiden van de feitelijke definitie van een openbare telefoondienst, d.w.z. een voor het publiek beschikbaar gestelde elektronische-communicatiedienst voor het initiëren en ontvangen, direct dan wel indirect, van nationale en/of internationale oproepen met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan, ongeacht of deze dienst circuitgeschakeld of pakketgeschakeld is. Een dergelijke dienst is per definitie bidirectioneel, zodat beide partijen kunnen communiceren. Een dienst die niet aan al deze voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld een „doorklik”-toepassing op een website van een klantenservice, is geen openbare telefoondienst. Openbare telefoondiensten omvatten tevens specifieke communicatiemiddelen voor eindgebruikers met een handicap, die gebruik maken van diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of van diensten voor totale conversatie. |
|
(8) |
Er dient te worden verduidelijkt dat de indirecte levering van een dienst situaties kan omvatten waarin een gesprek wordt geïnitieerd via carrierkeuze of -voorkeuze of waarin een dienstverlener door een andere onderneming geleverde openbare telefoondiensten wederverkoopt of van een nieuwe merknaam voorziet. |
|
(9) |
Ten gevolge van technologische en marktontwikkelingen maken de netwerken steeds meer gebruik van „Internet Protocol”-technologie (IP) en kunnen de consumenten steeds meer kiezen tussen een reeks concurrerende leveranciers van spraakdiensten. Het moet voor de lidstaten daarom mogelijk zijn om universeledienstverplichtingen in verband met het leveren van een verbinding met het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie te scheiden van de levering van een openbare telefoondienst (inclusief oproepen naar noodhulpdiensten via het „112”-nummer). Een dergelijke scheiding mag geen effect hebben op de werkingssfeer van de op communautair niveau vastgestelde en herziene universeledienstverplichtingen. De lidstaten die nationale alarmnummers gebruiken naast het „112”-nummer mogen aan ondernemingen dezelfde verplichtingen voor toegang tot deze nationale alarmnummers opleggen. |
|
(10) |
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om aan de hand van objectieve criteria te beslissen welke ondernemingen als aanbieders van de universele dienst worden aangewezen, waar nodig rekening houdend met de capaciteit en de bereidheid van die ondernemingen om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te aanvaarden. Dit sluit niet uit dat de lidstaten in de aanwijzingsprocedure specifieke voorwaarden om redenen van doeltreffendheid kunnen opnemen, zoals onder meer het groeperen van geografische gebieden of componenten of een minimumperiode voor de aanwijzing. |
|
(11) |
De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de evolutie en het niveau van de tarieven voor eindgebruikers voor diensten die binnen de werkingssfeer van de universeledienstverplichtingen vallen te monitoren, zelfs wanneer een lidstaat nog geen onderneming heeft aangewezen die deze universele dienst moeten leveren. In dat geval moet de monitoring zo plaatsvinden dat hierdoor geen bovenmatige administratieve lasten aan de nationale regelgevende instanties of aan de deze dienst verlenende ondernemingen worden opgelegd. |
|
(12) |
Overbodige verplichtingen, bedoeld om de overgang van het regelgevingskader van 1998 naar dat van 2002 te vergemakkelijken, moeten worden geschrapt, samen met andere bepalingen die bij Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) vastgestelde bepalingen overlappen en verdubbelen. |
|
(13) |
De eis om een minimumpakket van huurlijnen op eindgebruikersniveau aan te bieden, die noodzakelijk was om de continue toepassing te waarborgen van de bepalingen van het regelgevingskader van 1998 op het gebied van huurlijnen, waarop onvoldoende mededinging was toen het 2002-kader in werking trad, is niet langer noodzakelijk en kan dus worden geschrapt. |
|
(14) |
Carrierkeuze en -voorkeuze op directe wijze via communautaire wetgeving blijven opleggen kan de technologische vooruitgang belemmeren. Dergelijke maatregelen moeten veeleer door de nationale regelgevende instanties worden opgelegd als resultaat van marktanalyses uitgevoerd overeenkomstig de procedures van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) en middels de in artikel 12 van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) bedoelde verplichtingen. |
|
(15) |
Bepalingen over contracten moeten niet alleen van toepassing zijn op consumenten, maar ook op andere eindgebruikers, met name micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), die een aan de consumentenbehoeften aangepast contract kunnen verkiezen. Om onnodige administratieve lasten voor de aanbieders en complexiteit in verband met de definitie van KMO's te voorkomen, mogen de bepalingen over contracten niet automatisch van toepassing zijn op de bedoelde andere eindgebruikers, maar alleen als deze hierom verzoeken. De lidstaten moeten adequate maatregelen nemen om het bewustzijn van deze mogelijkheid bij KMO's te bevorderen. |
|
(16) |
Als gevolg van technologische ontwikkelingen kunnen in de toekomst, naast de gewone vormen van nummeridentificatie, andere soorten identificatoren worden gebruikt. |
|
(17) |
De aanbieders van elektronische-communicatiediensten die oproepen mogelijk maken moeten ervoor zorgen dat hun klanten er op adequate wijze over worden geïnformeerd of toegang tot noodhulpdiensten al dan niet inbegrepen is en over eventuele beperkingen van de dienstverlening (zoals een beperking op het verstrekken van locatiegegevens over de beller of het doorgegeven van noodhulpoproepen). Deze aanbieders moeten hun klanten tevensvoorzien van duidelijke en transparante informatie in het initiële klantencontract en in het geval van een wijziging in de toegangverlening, bijvoorbeeld middels informatie op de rekening. Deze informatie moet alle beperkingen omvatten wat territoriale dekking betreft, op basis van de geplande technische operationele parameters van de dienst en de beschikbare infrastructuur. Als de dienst niet wordt geleverd via een geschakeld telefoonnet, moet de informatie ook het betrouwbaarheidsniveau van de toegang en van de informatie over de locatie van de oproeper omvatten in vergelijking met een dienst die via een geschakeld telefoonnet wordt geleverd, rekening houdend met de huidige technologie en kwaliteitsnormen, alsmede de overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) gespecificeerde parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening. |
|
(18) |
Met betrekking tot de eindapparatuur moeten in het klantencontract alle beperkingen worden gespecificeerd die de aanbieder oplegt wat het gebruik van de apparatuur betreft, bijvoorbeeld door mobiele apparatuur te SIM-locken, indien dergelijke beperkingen niet bij de nationale wetgeving verboden zijn, en alle kosten die bij het aflopen van het contract vóór of op de afgesproken einddatum verschuldigd zijn, inclusief de kosten die worden opgelegd om de apparatuur te mogen behouden. |
|
(19) |
Zonder dat hierbij een verplichting aan de aanbieder wordt opgelegd om actie te ondernemen die verder gaat dan die welke de communautaire wetgeving vereist, moet in het klantencontract ook het soort van actie worden gespecificeerd, als in actie is voorzien, die de aanbieder kan ondernemen in geval van beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden. |
|
(20) |
Om kwesties van algemeen belang met betrekking tot het gebruik van communicatiediensten aan te pakken en de bescherming van de rechten en vrijheden van derden te bevorderen, moeten de bevoegde nationale instanties met de hulp van de aanbieders informatie van algemeen belang over het gebruik van communicatiediensten kunnen produceren en laten verspreiden. Deze informatie kan informatie van algemeen belang omvatten over schending van het auteursrecht, ander onwettig gebruik en de verspreiding van schadelijke inhoud, en ook advies over en manieren om zich te beschermen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van de vrijgave van persoonlijke informatie in bepaalde omstandigheden, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. De informatieverstrekking kan worden gecoördineerd volgens de samenwerkingsprocedure waarin is voorzien in artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn). Dergelijke informatie van algemeen belang dient wanneer nodig te worden geactualiseerd en in door de lidstaten te bepalen, eenvoudig te begrijpen gedrukte en elektronische formats en op de websites van de nationale overheden te worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties moeten de aanbieders kunnen verplichten deze gestandaardiseerde informatie te verspreiden naar al hun klanten op een manier die de nationale regelgevende instanties geschikt achten. Indien de lidstaten dat voorschrijven, moet de informatie ook worden opgenomen in de contracten. |
|
(21) |
Het recht van abonnees om zich zonder boete uit hun contract terug te kunnen trekken, heeft betrekking op wijzigingen van de contractuele voorwaarden die door de leveranciers van de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten worden opgelegd. |
|
(22) |
Gezien het toenemende belang van elektronische communicatie voor consumenten en ondernemingen moeten de gebruikers in ieder geval volledig worden geïnformeerd over het beleid inzake verkeersbeheer van de diensten en/of de exploitant van het netwerk waarmee zij het contract sluiten. Wanneer er geen effectieve mededinging is, moeten de nationale regelgevende instanties de voorzieningen gebruiken waarover zij overeenkomstig Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) beschikken om ervoor te zorgen dat de toegang van gebruikers tot bepaalde soorten inhoud of toepassingen niet op onredelijke wijze wordt beperkt. |
|
(23) |
Bij ontstentenis van relevante communautaire wettelijke regels zijn inhoud, toepassingen en diensten legaal of schadelijk overeenkomstig het nationaal materieel en procesrecht. Het is aan de lidstaten en niet aan de aanbieders van de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten om, overeenkomstig de juiste gerechtelijke procedures, te bepalen of inhoud, toepassingen of diensten al dan niet legaal of schadelijk zijn. Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) en de andere bijzondere richtlijnen gelden onverminderd Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake electronische handel) (11), die onder andere een „mere conduit” (doorgeefluik)-regel bevat voor dienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals aldaar gedefinieerd. |
|
(24) |
De beschikbaarheid van transparante, actuele en vergelijkbare informatie over aanbiedingen en diensten is een cruciaal element voor consumenten op concurrerende markten waar verscheidene dienstverleners hun diensten aanbieden. De eindgebruikers en consumenten van elektronische-communicatiediensten moeten in staat zijn gemakkelijk de prijzen van de diverse op de markt aangeboden diensten te vergelijken, gebaseerd op informatie die in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekend wordt gemaakt. Om hen in staat te stellen gemakkelijk de prijzen te vergelijken, moeten de nationale regelgevende instanties van de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten, een grotere transparantie op het gebied van informatie (met inbegrip van tarieven, consumptiepatronen, en andere relevante statistieken) kunnen eisen en ervoor kunnen zorgen dat derden het recht krijgen om kosteloos de openbaar beschikbare informatie te gebruiken welke door zulke aanbieders is gepubliceerd. Zij moeten ook in staat zijn tariefgidsen beschikbaar te stellen, met name wanneer de markt die niet kosteloos of tegen een redelijke prijs levert. De ondernemingen hebben geen recht op vergoeding voor dergelijk gebruik van informatie die al bekend is gemaakt en aldus tot het publieke domein behoort. Bovendien moeten de eindgebruikers en de consumenten op toereikende wijze worden geïnformeerd over de relevante prijs of het type van de aangeboden dienst alvorens zij een dienst aankopen, met name als een freephone-nummer gepaard gaat met extra kosten. De nationale regelgevende instanties moeten kunnen voorschrijven dat deze informatie algemeen en, voor bepaalde categorieën van diensten die zij bepalen, onmiddellijk voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek bekend wordt gemaakt, tenzij in het nationaal recht anders is bepaald. Bij de bepaling van de gesprekscategorieën waarvoor vóór de doorschakeling prijsinformatie moet worden verstrekt, moeten de nationale regelgevende instanties naar behoren rekening houden met de aard van de dienst, de prijsvoorwaarden die erop van toepassing zijn en de vraag of de dienst wordt geleverd door een aanbieder die geen aanbieder van elektronische-communicatiediensten is. Onverlet het bepaalde in Richtlijn 2000/31/EG (Richtlijn inzake elektronische handel), moeten de aanbieders ook, indien de lidstaten zulks voorschrijven, de abonnees de door de bevoegde openbare instanties geproduceerde informatie van algemeen belang verstrekken, onder meer over de meest gebruikelijke inbreuken en de juridische gevolgen daarvan. |
|
(25) |
De klanten moeten op de hoogte worden gebracht van hun rechten met betrekking tot het gebruik van hun persoonlijke informatie in abonneegidsen, met name van het doel of de doelen van deze gidsen, alsmede van hun recht om kosteloos niet in een openbare abonneegids te worden opgenomen, overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Waar systemen bestaan waarbij informatie in de gegevensbank van de abonneegids mag worden opgenomen maar niet toegankelijk voor de klanten van de gidsdiensten mag worden gemaakt, moeten de klanten ook over deze systemen worden geïnformeerd. |
|
(26) |
Een concurrerende markt moet de kwaliteit van de door de gebruikers gevraagde dienstverlening waarborgen, maar in bijzondere gevallen moet er eventueel over worden gewaakt dat openbare communicatienetwerken aan minimumkwaliteitsniveaus voldoen teneinde achteruitgang van de dienstverlening, blokkering van de toegang en vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen. Meer in het bijzonder moet de Commissie over de mogelijkheid beschikken om tenuitvoerleggingsmaatregelen te nemen teneinde de door de nationale regelgevende instanties te gebruiken kwaliteitsnormen vast te leggen. |
|
(27) |
In het geval van toekomstige IP-netwerken waarbij de levering van diensten kan worden gescheiden van de levering van het netwerk, moeten de lidstaten de meest geschikte maatregelen kunnen bepalen om de beschikbaarheid van openbare telefoondiensten te waarborgen met gebruikmaking van openbare communicatienetwerken en ononderbroken toegang tot noodhulpdiensten in gevallen waarbij het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht, rekening houdend met de prioriteiten van de verschillende soorten abonnees en met technische beperkingen. |
|
(28) |
Om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap kunnen profiteren van de mededinging en de keuze tussen aanbieders van diensten die de meerderheid van de eindgebruikers hebben, dienen de desbetreffende nationale instanties, indien nodig en in het licht van de nationale omstandigheden, te bepalen aan welke voorschriften inzake consumentenbescherming de aanbieders van openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten moeten voldoen. Die voorschriften kunnen, met name, inhouden dat ondernemingen ervoor moeten zorgen dat eindgebruikers met een handicap van hun diensten gebruik kunnen maken op dezelfde algemene voorwaarden, prijzen en tarieven daaronder begrepen, als die welke aan hun andere eindgebruikers worden aangeboden, en dat hen gelijkwaardige prijzen voor hun diensten in rekening worden gebracht, ongeacht de eventuele extra kosten die daarvoor gemaakt moeten worden. Zij kunnen ook voorschriften omvatten betreffende de wholesale-regelingen tussen ondernemingen. |
|
(29) |
Telefonische-assistentiediensten hebben betrekking op een groot aantal verschillende diensten voor eindgebruikers. Welke diensten in dat verband worden aangeboden wordt bepaald via onderhandelingen tussen de aanbieders van openbare communicatienetwerken en telefonische-assistentiediensten, zoals het geval is voor alle gebruikersondersteuningsdiensten, en het is niet nodig de levering van dergelijke diensten verplicht te stellen. De desbetreffende bepaling moet dus worden geschrapt. |
|
(30) |
Telefooninlichtingendiensten moeten onder concurrerende marktvoorwaarden worden aangeboden, en worden dat ook vaak, op grond van artikel 5 van Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (12). Maatregelen betreffende de opneming van gegevens van eindgebruikers (bijgehouden door ondernemingen die telefoonnummers aan abonnees toekennen) in gegevensbanken moeten voldoen aan de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens, inclusief artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Er moet een kostengebaseerde levering van die gegevens ten behoeve van openbare telefoongids- en telefooninlichtingendiensten aanwezig zijn om te waarborgen dat de eindgebruikers ten volle kunnen profiteren van redelijke en transparante voorwaarden uit concurrerende aanbiedingen. |
|
(31) |
Eindgebruikers moeten toegang hebben tot de noodhulpdiensten met gebruikmaking van ongeacht welke telefoondienst waarmee telefoonoproepen kan worden geïnitieerd via een nummer of via nummers in de nationale of internationale telefoonnummerplannen. De instantie die de noodsituatie behandelt moet „112”-oproepen minimaal even snel en efficiënt kunnen beantwoorden en behandelen als oproepen naar nationale alarmnummers. Het is belangrijk het bewustzijn betreffende het bestaan van het „112”-nummer te vergroten teneinde het niveau van bescherming en veiligheid van burgers die reizen in de Europese Unie te versterken. Te dien einde moet aan de burger duidelijk worden gemaakt bij reizen in alle lidstaten dat het „112”-nummer in de hele Gemeenschap als een uniform alarmnummer kan worden gebruikt; dit moet met name gebeuren via informatie die wordt verstrekt in internationale busterminals, treinstations, havens of luchthavens en in telefoongidsen, telefooncellen, abonnementsdocumenten en afrekeningen. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar de Commissie moet voortgaan zowel met de ondersteuning als met de aanvulling van de initiatieven van de lidstaten om de bekendheid van „112” te bevorderen en de kennis ervan bij de bevolking periodiek te evalueren. Om de burger binnen de Europese Unie beter te beschermen, moet de verplichting worden versterkt om informatie over de locatie van de oproeper ter beschikking te stellen. Met name moeten ondernemingen locatiegegevens over de beller beschikbaar stellen aan de noodhulpdiensten zodra de oproep die dienst bereikt, ongeacht de gebruikte technologie. |
|
(32) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronische-communicatiedienst aanbieden, die bestemd is voor uitgaande gesprekken via een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, toegang leveren tot noodhulpdiensten met de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid die voor die elektronische-communicatiedienst technisch haalbaar is. Dienstenaanbieders die onafhankelijk zijn van netwerken, hebben wellicht geen controle over netwerken en zouden niet kunnen waarborgen dat de routering van via hun dienst verrichte noodhulpoproepen met dezelfde betrouwbaarheid geschiedt als bij aanbieders van traditionele geïntegreerde telefoondiensten, aangezien zij wellicht niet in staat zijn de beschikbaarheid van de dienst te garanderen omdat zij geen controle hebben over infrastructuurproblemen. Wanneer er internationaal erkende normen zijn vastgesteld die een nauwkeurige en betrouwbare routering en verbinding met de noodhulpdiensten waarborgen, moeten dienstenaanbieders die onafhankelijk zijn van netwerken, ook voldoen aan de verplichtingen inzake toegang tot noodhulpdiensten, op een niveau dat vergelijkbaar is met de voorschriften voor andere ondernemingen. |
|
(33) |
De lidstaten moeten specifieke maatregelen treffen om te waarborgen dat de noodhulpdiensten, inclusief het „112”-nummer, gelijkelijk toegankelijk zijn voor mensen met een handicap, met name eindgebruikers die doof of slechthorend zijn, spraakmoeilijkheden hebben of doof-blind zijn. Dit kan inhouden dat speciale eindapparatuur voor slechthorende gebruikers wordt verstrekt of diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of andere specifieke systemen worden aangeboden. |
|
(34) |
Spraaktelefonische oproepen blijven de meest solide en betrouwbare vorm van toegang tot noodhulpdiensten. Andere contactvormen, zoals tekstberichten, kunnen minder betrouwbaar zijn en kunnen lijden aan een gebrek aan directheid. De lidstaten moeten evenwel vrij zijn om, als zij dit nodig achten, de ontwikkeling en uitvoering van andere vormen van toegang tot noodhulpdiensten te bevorderen waarmee toegang kan worden gegarandeerd die gelijkwaardig is aan toegang via spraaktelefonische oproepen. |
|
(35) |
Overeenkomstig haar Beschikking 2007/116/EG van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (13), heeft de Commissie de lidstaten verzocht nummers binnen de nummerreeks „116” voor te behouden voor bepaalde diensten met een maatschappelijke waarde. De relevante bepalingen van Beschikking 2007/116/EG moeten terug te vinden zijn in Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) ten einde ze steviger te verankeren in het regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten en ook de toegang voor eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken. |
|
(36) |
De interne markt houdt in dat de eindgebruikers toegang hebben tot alle nummers die zijn opgenomen in de nationale nummerplannen van andere lidstaten, en toegang krijgen tot diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Gemeenschap, met inbegrip van onder meer freephone-nummers en betaalnummers. Eindgebruikers moeten ook toegang kunnen krijgen tot nummers van de Europese telefoonnummerruimte (ETNS) en tot universele internationale freephone-nummers (UIFN). Er mag geen beperking zijn op de grensoverschrijdende toegang tot nummercapaciteit en de daarmee verband houdende diensten, tenzij in objectief gerechtvaardigde gevallen, bijvoorbeeld wanneer dit nodig is om fraude of misbruik te bestrijden, zoals bij bepaalde betaalnummerdiensten, wanneer het nummer uitsluitend als een nationaal nummer is gedefinieerd (bv. nationale verkorte doorkiesnummers), of wanneer dit technisch of economisch gezien niet haalbaar is. De gebruikers moeten van tevoren duidelijk worden geïnformeerd over alle kosten in verband met freephone-nummers, zoals internationale oproepkosten voor nummers die toegankelijk zijn via de standaard internationale oproepcodes. |
|
(37) |
Om ten volle te kunnen profiteren van de mededinging, moeten de consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken en van dienstenleverancier kunnen veranderen wanneer dat in hun voordeel is. Het is essentieel dat zij dit kunnen doen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of praktische belemmeringen, zoals contractuele voorwaarden, procedures, heffingen, enz. Dit sluit niet uit dat in contracten met consumenten een redelijke minimumcontractperiode wordt opgenomen. Nummerportabiliteit is cruciaal om de keuzevrijheid van de consument te vergemakkelijken en een daadwerkelijke mededinging op de concurrerende markten voor elektronische communicatie te waarborgen. Zij moet onverwijld worden uitgevoerd. De technische overdracht van het nummer mag in geen geval langer dan één dag duren. De nationale regelgevende instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers invoeren met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technologische haalbaarheid en, zo nodig passende maatregelen om te waarborgen dat consumenten gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd. Deze bescherming kan inhouden dat misbruik van het overdragen van nummers wordt beperkt en dat snelle corrigerende maatregelen worden vastgesteld. |
|
(38) |
Er kunnen doorgifteverplichtingen („must-carry”) worden opgelegd met betrekking tot welbepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten die door een gespecificeerde leverancier van mediadiensten worden aangeboden.De lidstaten moeten dergelijke doorgifteverplichtingen duidelijk motiveren in hun nationale wetgeving zodat wordt gewaarborgd dat zij transparant, evenredig en correct gedefinieerd zijn. In dat verband moeten de doorgifteverplichtingen ontworpen zijn om een afdoende stimulans voor efficiënte investeringen in infrastructuur te leveren. De doorgifteverplichtingen moeten op gezette tijden worden herzien om ze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij evenredig blijven met het beoogde doel. De extra faciliteiten omvatten, maar zijn niet beperkt tot, diensten voor betere toegankelijkheid voor eindgebruikers met een handicap, zoals videotekstdiensten, ondertiteling, audiobeschrijving of gebarentaal. |
|
(39) |
Teneinde bestaande tekortkomingen qua raadpleging van de consumenten te verhelpen en op passende wijze aan de belangen van de burger te voldoen, moeten de lidstaten een geschikt raadplegingsmechanisme opzetten. Een dergelijk mechanisme kan de vorm aannemen van een orgaan dat, onafhankelijk van de nationale regelgevende instantie én van de dienstenleveranciers, onderzoek uitvoert over consumentenkwesties, zoals consumentengedrag en mechanismen voor het veranderen van dienstenleverancier, dat op een transparante wijze functioneert en de bestaande mechanismen voor raadpleging van de belanghebbenden aanvult. Bovendien kan een mechanisme worden ingesteld om adequate samenwerking mogelijk te maken inzake kwesties die verband houden met de bevordering van wettelijke inhoud. Samenwerkingsprocedures die op grond van zo'n mechanisme tot stand komen, mogen evenwel geen stelselmatig toezicht op internetgebruik toestaan. |
|
(40) |
De Commissie moet in kennis worden gesteld van de openbaredienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met openbaredienstverplichtingen. |
|
(41) |
De verwerking van verkeersgegevens voor zover die strikt noodzakelijk is met het oog op het detecteren, lokaliseren en verhelpen van storingen en defecten van het netwerk en met het oog op netwerk- en informatiebeveiliging, waardoor de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of overgedragen gegevens worden gewaarborgd, zal ertoe bijdragen onbevoegde toegang en verspreiding van kwaadaardige codes „denial of service”- aanvallen en schade aan computers en elektronische-communicatiesystemen te voorkomen. |
|
(42) |
De liberalisering van de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de snelle technologische ontwikkelingen hebben samen een krachtige stimulans gegeven voor de mededinging en de economische groei en hebben geresulteerd in een rijke diversiteit van via openbare elektronische-communicatienetwerken aangeboden eindgebruikersdiensten. Er moet op worden toegezien dat consumenten en gebruikers eenzelfde hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer wordt geboden, ongeacht de technologie die wordt gebruikt om een specifieke dienst te leveren. |
|
(43) |
Conform de doelstellingen van het regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, en het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel, en met het oog op rechtszekerheid en doelmatigheid voor het Europese bedrijfsleven en de nationale regelgevingsinstanties, heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten, en is zij niet van toepassing op besloten gebruikersgroepen en bedrijfsnetwerken. |
|
(44) |
De technologische vooruitgang maakt de ontwikkeling mogelijk van nieuwe toepassingen die zijn gebaseerd op systemen voor gegevensverzameling en identificatie, zoals contactloze radiofrequentiesystemen. RFID-systemen (Radio Frequency Identification Devices) bijvoorbeeld maken gebruik van radiofrequenties om gegevens op te vangen van op unieke wijze geïdentificeerde RFI-chips, gegevens die vervolgens kunnen worden verstuurd over bestaande communicatienetwerken. Een breed gebruik van dergelijke technologieën kan aanzienlijke economische en maatschappelijke baten opleveren en kan dus een krachtige bijdrage leveren voor de interne markt, op voorwaarde dat hun gebruik aanvaardbaar is voor de burger. Om dat doel te bewerkstelligen, is het noodzakelijk al de fundamentele rechten van het individu, inclusief het recht op privacy en gegevensbescherming, te waarborgen. Wanneer dergelijke systemen aan openbare elektronische-communicatienetwerken worden gekoppeld of gebruik maken van elektronische-communicatiediensten als basisinfrastructuur gelden de relevante bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), inclusief die in verband met veiligheids-, verkeers- en locatiegegevens en vertrouwelijkheid. |
|
(45) |
De aanbieder van een openbare elektronische-communicatiedienst moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de veiligheid van zijn diensten te garanderen. Onverminderd Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (14) moet er met deze maatregelen voor worden gezorgd dat alleen gemachtigd personeel voor wettelijk toegestane doeleinden toegang tot de persoonsgegevens heeft en dat zowel de opgeslagen of verzonden persoonsgegevens als het netwerk en de diensten beschermd zijn. Bovendien moet er een veiligheidsbeleid met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens worden uitgewerkt om kwetsbare punten in het systeem vast te stellen, moet er op regelmatige basis worden gezorgd voor monitoring en preventieve, corrigerende en temperende maatregelen. |
|
(46) |
De bevoegde nationale instanties moeten toezicht op de genomen maatregelen houden en beste praktijken onder aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten verspreiden. |
|
(47) |
Een inbreuk op de beveiliging die resulteert in het verlies of de compromittering van de persoonsgegevens van een individuele abonnee, kan, wanneer dit probleem niet tijdig en op toereikende wijze wordt aangepakt, aanzienlijk economisch verlies en maatschappelijke schade, inclusief identiteitsfraude, tot gevolg hebben. Derhalve moet de aanbieder van een openbare elektronische-communicatiedienst, zodra hij kennis van een dergelijke inbreuk heeft, de daaraan verbonden risico's beoordelen, bijvoorbeeld door na te gaan op welke soort gegevens de inbreuk betrekking heeft (met inbegrip van het gevoelige karakter ervan, de context en de bestaande beveiligingsmaatregelen), wat de oorzaak en de reikwijdte van de inbreuk zijn, hoeveel abonnees er zijn getroffen en welke schade abonnees zouden kunnen lijden als gevolg van de inbreuk (bijvoorbeeld identiteitsdiefstal, financieel verlies, verlies van economische activiteit of van werkgelegenheidsmogelijkheden of lichamelijke schade). Abonnees die worden getroffen door beveiligingsincidenten die kunnen leiden tot een ernstig risico voor hun persoonlijke levenssfeer (bijvoorbeeld identiteitsdiefstal of -fraude, lichamelijke schade, ernstige vernedering of aantasting van de reputatie), moeten daarvan onverwijld in kennis worden gesteld zodat zij de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. De desbetreffende kennisgeving moet informatie bevatten betreffende de door de aanbieder van de dienst genomen maatregelen en aanbevelingen voor de getroffen gebruikers. De abonnee dient niet van een inbreuk op de beveiliging in kennis te worden gesteld indien de aanbieder aan de bevoegde instantie heeft aangetoond dat hij passende technologische beveiligingsmaatregelen heeft getroffen, en dat deze maatregelen werden toegepast op de gegevens die bij de inbreuk op de beveiliging betrokken waren. Dergelijke technologische beschermingsmaatregelen moeten de gegevens onbegrijpelijk maken voor eenieder die geen recht op toegang tot deze gegevens heeft. |
|
(48) |
De nationale regelgevende instanties moeten de belangen van de burgers van de Europese Unie bevorderen door, onder meer, bij te dragen tot een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en privacy. Te dien einde moeten zij over de nodige middelen beschikken om hun verplichtingen na te komen, met inbegrip van toegang tot alomvattend en betrouwbare gegevens over daadwerkelijke beveiligingsincidenten die hebben geresulteerd in de compromittering van de persoonsgegevens van individuen. |
|
(49) |
Bij de uitvoering van maatregelen tot omzetting van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) dienen de autoriteiten en rechtbanken van de lidstaten niet enkel hun nationaal recht overeenkomstig die richtlijn uit te leggen, maar dienen zij er tevens voor te zorgen dat zij zich niet baseren op een uitlegging ervan die strijdig zou zijn met fundamentele rechten of algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel. |
|
(50) |
Er dient te worden bepaald dat de Commissie aanbevelingen kan aannemen over de middelen ter verwezenlijking van een passend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en beveiliging van persoonsgegevens die worden verstuurd via of verwerkt in elektronische-communicatienetwerken binnen de interne markt. |
|
(51) |
Bij de vaststelling van gedetailleerde regels betreffende het formaat en de procedures voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens moet de nodige aandacht worden besteed aan de omstandigheden van de inbreuk, onder meer aan de vraag of de persoonsgegevens al dan niet met behulp van encryptie of andere middelen waren beschermd zodat de waarschijnlijkheid van identiteitsfraude of andere vormen van misbreuk in de praktijk kon worden beperkt. Bovendien moet bij dergelijke regels en procedures rekening worden gehouden met de rechtmatige belangen van de wetshandhavingsautoriteiten in gevallen waarin vroegtijdige melding van incidenten nodeloos het onderzoek naar de omstandigheden van een inbreuk zou hinderen. |
|
(52) |
Software om heimelijk de handelingen van de gebruiker te monitoren of de werking van de eindapparatuur van de gebruiker ten bate van derden te beïnvloeden (zogenaamde „spyware”) vormt een ernstige bedreiging voor de privacy van de gebruiker. Een hoog en gelijk niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden gewaarborgd, ongeacht of ongewenste spionageprogramma's onbedoeld worden gedownload via elektronische-communicatienetwerken, dan wel verborgen in programmatuur die wordt verspreid via andere externe media voor gegevensopslag, zoals cd's, cd-ROM's of USB-sticks worden afgeleverd en geïnstalleerd. De lidstaten moeten eindgebruikers ertoe aanmoedigen de nodige maatregelen te nemen om hun eindapparatuur te beschermen tegen virussen en spyware. |
|
(53) |
Om ongevraagde commerciële communicatie („spam”) te bestrijden doen aanbieders van elektronische-communicatiediensten aanzienlijke investeringen. Bedoelde aanbieders zijn ook beter geplaatst dan de eindgebruikers qua kennis en middelen om spammers op te sporen en te identificeren. De leveranciers van e-maildiensten en andere aanbieders van diensten moeten derhalve over de mogelijkheid beschikken om een rechtsvordering in te leiden tegen spammers en zo de belangen van hun klanten als onderdeel van hun eigen rechtmatige ondernemingsbelangen, te verdedigen. |
|
(54) |
Aangezien een toereikend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens, verzonden en verwerkt in het kader van het gebruik van elektronische-communicatienetwerken in de Gemeenschap, moet worden gewaarborgd, doet de noodzaak zich gevoelen van effectieve tenuitvoerleggings- en handhavingsbevoegdheden teneinde adequate nalevingsstimulansen te leveren. De bevoegde nationale instanties en, in voorkomend geval, andere relevante nationale organen, moeten over afdoende bevoegdheden en middelen beschikken om inbreuken daadwerkelijk aan een onderzoek te onderwerpen, inclusief de bevoegdheid om in verband met klachten alle benodigde relevante informatie op te vragen en sancties in geval van niet-naleving op te leggen. |
|
(55) |
Voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de bepalingen van deze richtlijn is vaak samenwerking tussen de nationale regelgevingsinstanties van twee of meer lidstaten nodig, bijvoorbeeld bij de bestrijding van grensoverschrijdende spam en spyware. Met het oog op een vlotte en snelle samenwerking in deze gevallen, moeten in aanbevelingen procedures worden omschreven, bijvoorbeeld in verband met de hoeveelheid en het formaat van de tussen instanties uitgewisselde informatie of de in acht te nemen termijnen. Met dergelijke procedures zullen ook de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor marktactoren kunnen worden geharmoniseerd, hetgeen bijdraagt tot de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap. |
|
(56) |
De grensoverschrijdende samenwerking en handhaving moeten worden versterkt in overeenstemming met de bestaande communautaire wetshandhavingsmechanismen, zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 2006/2004 (15) door middel van een wijziging van die verordening. |
|
(57) |
De maatregelen die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) moeten worden vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16). |
|
(58) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de bijlagen aan de vooruitgang van de techniek en veranderingen in de marktvraag aan te passen. Daar het maatregelen betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsingbepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. |
|
(59) |
Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(60) |
Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (17) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn)
Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer 1. Binnen het kader van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) heeft deze richtlijn betrekking op het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan eindgebruikers. De doelstelling is de beschikbaarheid in de gehele Gemeenschap van publiek beschikbare diensten van goede kwaliteit te waarborgen op basis van effectieve mededinging en keuzevrijheid en een antwoord te bieden op omstandigheden waarin door de markt niet op bevredigende wijze aan de behoeften van de eindgebruikers wordt voldaan. Deze richtlijn bevat ook bepalingen betreffende thuis bij de consument gebruikte eindapparatuur. De richtlijn bevat tevens bepalingen betreffende bepaalde aspecten van eindapparatuur, die bedoeld is om de toegang van eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken. 2. Bij deze richtlijn worden de rechten van de eindgebruikers vastgesteld, alsmede de daarmee verband houdende verplichtingen voor ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden. Om de levering van een universele dienst te waarborgen in een context van open en concurrerende markten, wordt bij deze richtlijn een minimumpakket van diensten van nader gespecificeerde kwaliteit omschreven, waartoe alle eindgebruikers toegang hebben tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs en zonder dat de mededinging wordt verstoord. Bij deze richtlijn worden ook verplichtingen vastgesteld met betrekking tot de levering van bepaalde verplichte diensten. 3. De bepalingen in deze richtlijn betreffende de rechten van eindgebruikers gelden onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name de Richtlijnen 93/13/EEG en 97/7/EG, en de nationale voorschriften die met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn.”; |
|
2. |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
3. |
artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Aanbieding van toegang op een vaste locatie en aanbieding van telefoondiensten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat aan alle redelijke aanvragen om aansluiting op een vaste locatie op een openbaar communicatienetwerk door ten minste één onderneming wordt voldaan. 2. De geleverde aansluiting ondersteunt spraak-, fax- en datacommunicatie, met datasnelheden die toereikend zijn voor functionele toegang tot het internet, rekening houdend met de voor de meerderheid van de abonnees gangbare technologieën en met de technologische haalbaarheid. 3. De lidstaten waken erover dat aan alle redelijke aanvragen voor de levering van een voor het publiek beschikbare telefoondienst over de in lid 1 bedoelde netwerkaansluiting, die uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken mogelijk maakt, door ten minste één onderneming wordt voldaan.”; |
|
4. |
in artikel 5 wordt lid 2 vervangen door: „2. In de in lid 1 bedoelde telefoongidsen worden onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (18) alle abonnees van openbare telefoondiensten vermeld. |
|
5. |
artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7 Bijzondere maatregelen voor eindgebruikers met een handicap 1. Tenzij in hoofdstuk IV eisen zijn bepaald die een gelijkwaardig effect bewerkstelligen, treffen de lidstaten bijzondere maatregelen teneinde ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap een betaalbare toegang hebben tot de in artikelen 4, lid 3, en artikel 5 bedoelde diensten, die gelijkwaardig is aan die van andere eindgebruikers. De lidstaten kunnen nationale regelgevende instanties verplichten de algemene noodzaak en de specifieke eisen te beoordelen, met inbegrip van de omvang en concrete vorm van dergelijke specifieke maatregelen voor eindgebruikers met een handicap. 2. De lidstaten kunnen, in het licht van de nationale omstandigheden, specifieke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap eveneens kunnen profiteren van de keuze tussen ondernemingen en aanbieders van diensten die voor het merendeel van de eindgebruikers beschikbaar zijn.”; |
|
6. |
in artikel 8 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: „3. Wanneer een overeenkomstig lid 1 aangewezen onderneming voornemens is een belangrijk deel of het geheel van haar netwerk voor locale toegang af te stoten naar een afzonderlijke juridische entiteit met een ander eigenaarschap, stelt zij de nationale regelgevende instantie daarvan tijdig op de hoogte zodat die instantie het effect van de geplande transactie kan afwegen op de levering van toegang op vaste locaties en van telefoondiensten overeenkomstig artikel 4. De nationale regelgevende instantie kan in dit verband voorwaarden opleggen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn).”; |
|
7. |
in artikel 9 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door: „1. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de ontwikkeling en het niveau van de tarieven voor de eindgebruiker van de in de artikelen 4 tot en met 7 omschreven diensten die onder de universeledienstverplichtingen vallen en door aangewezen ondernemingen worden verstrekt, of, als er geen onderneming in verband met dergelijke diensten is aangewezen, die op een andere wijze op de markt beschikbaar zijn, met name met betrekking tot de nationale consumentenprijzen en inkomens. 2. In het licht van de nationale omstandigheden kunnen de lidstaten verlangen dat de aangewezen ondernemingen de consument tariefopties of -pakketten aanbieden die afwijken van die welke onder de gebruikelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt, met name om ervoor te zorgen dat consumenten met een laag inkomen of met bijzondere sociale behoeften niet wordt verhinderd gebruik te maken van de in artikel 4, lid 1, bedoelde netwerktoegang of van de diensten die in artikel 4, lid 3, en de artikelen 5, 6 en 7 zijn aangemerkt als vallend onder de universeledienstverplichtingen en die door de aangewezen ondernemingen worden aangeboden. 3. In aanvulling op bepalingen luidens welke aangewezen ondernemingen bijzondere tariefopties moeten aanbieden of moeten voldoen aan voorschriften inzake maximumprijzen of geografische gemiddelden of andere vergelijkbare regelingen, kunnen de lidstaten voorzien in waarborgen dat consumenten van wie vaststaat dat zij een laag inkomen, of bijzondere sociale behoeften hebben, worden bijgestaan.”; |
|
8. |
artikel 11, lid 4, wordt vervangen door: „4. De nationale regelgevende instanties kunnen prestatiedoelstellingen vaststellen voor de ondernemingen met universeledienstverplichtingen. Daarbij houden de nationale regelgevende instanties rekening met de standpunten van de belanghebbende partijen, met name zoals bedoeld in artikel 33.”; |
|
9. |
de titel van hoofdstuk III wordt vervangen door: |
|
10. |
artikel 16 wordt geschrapt; |
|
11. |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
12. |
de artikelen 18 en 19 worden geschrapt; |
|
13. |
de artikelen 20 tot en met 23 worden vervangen door: „Artikel 20 Contracten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de consumenten en andere hierom verzoekende eindgebruikers die zich abonneren op diensten waarbij een aansluiting tot het openbare communicatienetwerk en/of openbare elektronische-communicatiediensten worden aangeboden, recht hebben op een contract met een onderneming of ondernemingen die dergelijke aansluiting en/of diensten aanbieden. In het contract worden ten minste de volgende elementen in een heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm gespecificeerd:
De lidstaten mogen ook voorschrijven dat het contract alle eventueel daartoe door de bevoegde overheidsinstanties verstrekte informatie over het gebruik van elektronische-communicatienetwerken en -diensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud en over beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bevat waarnaar in artikel 21, lid 4, onder a), wordt gewezen en die van toepassing is op de aangeboden dienst. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer contracten worden gesloten tussen abonnees en aanbieders van elektronische-communicatiediensten die spraakcommunicatie mogelijk maken, bedoelde abonnees duidelijk worden geïnformeerd of al dan niet is voorzien in toegang tot noodhulpdiensten en of locatiegegevens over de beller worden verstrekt. De aanbieders van elektronische-communicatiediensten zorgen ervoor dat de gebruikers, alvorens een contract wordt gesloten duidelijk worden geïnformeerd over een wijziging in de toegang tot de noodhulpdiensten en over een beperking van de toegang tot noodhulpdiensten. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat abonnees zonder boete hun contract kunnen opzeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de onderneming die de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten verstrekt. De abonnees worden tijdig en ten minste één maand vooraf naar behoren op de hoogte gesteld van dergelijke wijzigingen en worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld van hun recht om zonder boete hun contract op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties het formaat van dergelijke kennisgevingen kunnen specificeren. Artikel 21 Transparantie en bekendmaking van informatie 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden, kunnen verplichten transparante, vergelijkbare, toereikende en bijgewerkte informatie overeenkomstig bijlage II over de geldende prijzen en tarieven bekend te maken in verband met de toegang tot en het gebruik van door hen aan de eindgebruikers en aan de consumenten aangeboden diensten. De nationale regelgevende instanties kunnen voorschriften vaststellen ten aanzien van de vorm waarin dergelijke informatie wordt bekend gemaakt teneinde ten behoeve van de consument transparantie, vergelijkbaarheid, duidelijkheid en toegankelijkheid te waarborgen. 2. De nationale regelgevende instanties bevorderen het verstrekken van vergelijkbare informatie om eindgebruikers en consumenten bijvoorbeeld met behulp van interactieve gidsen of soortgelijke technieken in staat te stellen zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de kosten van een alternatief gebruikspatroon. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties dergelijke gidsen en technieken kunnen verschaffen, met name wanneer deze niet kosteloos of tegen een redelijke prijs op de markt verkrijgbaar zijn. Derden hebben het recht om, met het doel dergelijke gidsen of technieken te verkopen of beschikbaar te maken, kosteloos de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties de aanbieders van elektronische-communicatiediensten kunnen verplichten om, onder andere:
Als dit nodig wordt geacht, mogen de nationale regelgevende instanties zelf- of mederegulerende maatregelen bevorderen alvorens verplichtingen op te leggen. 4. De lidstaten mogen voorschrijven dat de ondernemingen als bedoeld in lid 3 kosteloos informatie van algemeen belang aan bestaande en nieuwe abonnees verstrekken, indien nodig. In dat geval wordt dergelijke informatie door de bevoegde openbare instanties in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft onder meer betrekking op de volgende punten:
Artikel 22 Kwaliteit van de dienst 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, na de meningen van de belanghebbenden te hebben gehoord, kunnen verlangen dat ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden, ten behoeve van de eindgebruikers vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over de kwaliteit van hun diensten bekendmaken en over de maatregelen die zijn genomen om vergelijkbare toegang voor eindgebruikers met een handicap te waarborgen. Die informatie wordt, op verzoek, vóór publicatie eveneens aan de nationale regelgevende instantie verstrekt. 2. De nationale regelgevende instanties kunnen onder andere de te hanteren parameters voor de kwaliteit van de dienst, alsook de inhoud, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie, met inbegrip van mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen, bepalen teneinde ervoor te zorgen dat de eindgebruikers toegang hebben tot volledige, vergelijkbare, betrouwbare en gebruikersvriendelijke informatie. In voorkomend geval kunnen de in bijlage III vermelde parameters, definities en meetmethoden worden gebruikt. 3. Teneinde een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten kunnen opleggen aan de aanbieder(s) van openbare communicatienetwerken. Artikel 23 Beschikbaarheid van diensten De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de beschikbaarheid van de openbare telefoondiensten over de openbare communicatienetwerken zo volledig mogelijk te waarborgen in gevallen waarin het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare telefoondiensten aanbieden alle nodige maatregelen nemen om een ononderbroken toegang tot de noodhulpdiensten te waarborgen.”; |
|
14. |
het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 23 bis Vergelijkbare toegang en keuzes voor eindgebruikers met een handicap 1. De lidstaten stellen de bevoegde nationale regelgevende instanties in staat in voorkomend geval voorschriften op te leggen aan aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap:
2. Om voor eindgebruikers met een handicap specifieke maatregelen te kunnen nemen en uitvoeren, bevorderen de lidstaten de beschikbaarheid van eindapparatuur met de noodzakelijke diensten en functies.”; |
|
15. |
artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
16. |
de artikelen 26 en 27 worden vervangen door: „Artikel 26 Noodhulpdiensten en het uniforme Europese alarmnummer 1. De lidstaten zorgen ervoor toe dat alle eindgebruikers van de in lid 2 bedoelde dienst, inclusief gebruikers van openbare betaaltelefoons, kosteloos en zonder dat zij daarvoor een betaalmiddel hoeven te gebruiken noodhulpdiensten kunnen oproepen via het uniforme Europese alarmnummer „112” en via eventuele nationale alarmnummers zoals bepaald door de lidstaten. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronische-communicatiedienst aanbieden voor uitgaande nationale gesprekken naar een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, toegang verschaffen tot noodhulpdiensten. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat oproepen via het uniforme Europese alarmnummer „112” naar behoren worden beantwoord en behandeld op de wijze die het meest geschikt is voor de nationale organisatie van noodhulpdiensten. Dergelijke oproepen worden ten minste zo snel en doeltreffend beantwoord en behandeld als oproepen via de eventueel nog bestaande nationale alarmnummers. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang voor eindgebruikers met een handicap tot noodhulpdiensten vergelijkbaar is met die van andere eindgebruikers. Maatregelen die worden genomen om te waarborgen dat eindgebruikers met een handicap toegang hebben tot noodhulpdiensten wanneer zij in andere lidstaten reizen, zijn zoveel mogelijk gebaseerd op Europese normen of specificaties die overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) zijn bekendgemaakt, zonder te beletten dat de lidstaten aanvullende voorschriften vaststellen met het oog op de in dat artikel vermelde doelstellingen. 5. De lidstaten zorgen ervoor, voor zover technisch haalbaar, dat de betrokken ondernemingen locatiegegevens over de beller kosteloos beschikbaar stellen aan de instantie die noodhulpoproepen beheert, zodra die instantie de oproep ontvangt. Dit geldt voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer „112”. De lidstaten kunnen deze verplichting uitbreiden tot oproepen naar nationale alarmnummers. In punt 2 bedoelde ondernemingen die zich erop wensen te beroepen dat het verstrekken van locatiegegevens betreffende de beller technisch niet haalbaar is, moeten dit zelf aantonen. 6. De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van het uniforme Europese alarmnummer „112”, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen. Artikel 27 Europese telefoontoegangscodes 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de code „00” de standaard internationale toegangscode is. Er kunnen bijzondere regelingen voor het tot stand brengen van gesprekken tussen aan elkaar grenzende locaties over de grenzen van de lidstaten worden ingevoerd of gehandhaafd. De eindgebruikers op de betrokken locaties ontvangen volledige informatie over dergelijke regelingen. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat alle ondernemingen die openbaar beschikbare telefoondiensten verstrekken waarmee internationale oproepen mogelijk zijn, alle oproepen naar en van de Europese telefoonnummeringsruimte (European Telephone Numbering Space — ETNS) behandelen, zonder voorbij te gaan aan de noodzaak voor ondernemingen om hun kosten terug te verdienen.”; |
|
17. |
het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 27 bis Geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde, met inbegrip van het nummer van het telefonische meldpunt voor vermiste kinderen 1. De lidstaten bevorderen de specifieke nummers in de nummerreeks die begint met „116”, zoals vastgesteld in Beschikking 2007/116/EG van de Commissie van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (19). Zij moedigen aan dat op hun grondgebied de diensten worden aangeboden waarvoor dergelijke nummers voorbehouden zijn. 2. De lidstaten vergemakkelijken voor eindgebruikers met een handicap de toegang tot diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen. De getroffen maatregel om te bevorderen dat eindgebruikers met een handicap dergelijke diensten kunnen oproepen wanneer zij in andere lidstaten reizen, kunnen ook maatregelen omvatten om de overeenstemming te waarborgen met relevante normen of specificaties als gepubliceerd overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen. 4. Naast de maatregelen die algemeen van toepassing zijn op alle nummers binnen de nummerreeks „116” en die genomen zijn overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, zorgen de lidstaten ervoor dat de burgers vlot toegang hebben tot een telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen. Dit meldpunt is bereikbaar op het nummer 116000. |
|
18. |
artikel 28 wordt vervangen door: „Artikel 28 Toegang tot nummers en diensten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover technisch en economisch gezien haalbaar en tenzij een opgeroepen abonnee om commerciële redenen heeft besloten de toegang van oproepende gebruikers die zich in specifieke geografische gebieden bevinden, te beperken, de bevoegde nationale instanties alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers:
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties kunnen verlangen dat aanbieders van openbare communicatienetwerken en/of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten gevalsgewijs de toegang tot nummers en diensten blokkeren wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen van fraude of misbruik, en dat aanbieders van elektronische-communicatiediensten in deze gevallen de overeenkomstige inkomsten uit interconnectie of andere diensten inhouden.”; |
|
19. |
artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
20. |
artikel 30 wordt vervangen door: „Artikel 30 Gemakkelijker wijziging van aanbieder 1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle abonnees met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken, hun nummer(s) kunnen behouden overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel C, ongeacht de onderneming die de dienst levert. 2. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de prijsstelling tussen exploitanten en/of dienstenaanbieders met betrekking tot het aanbieden van nummerportabiliteit op de kosten gebaseerd is en dat eventuele directe kosten voor abonnees de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen. 3. De nationale regelgevende instanties leggen voor de nummerportabiliteit geen tarieven voor eindgebruikers op die de concurrentie zouden kunnen verstoren, zoals specifieke of uniforme tarieven voor eindgebruikers. 4. Nummers worden zo snel mogelijk overgedragen en geactiveerd. De technische overdracht van het nummer duurt in geen geval langer dan één dag. De bevoegde nationale instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technische haalbaarheid, zo nodig ook maatregelen om ervoor te zorgen dat abonnees gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd. 5. De lidstaten zorgen ervoor dat in contracten tussen gebruikers en aanbieders van elektronische-communicatiediensten geen initiële contractduur van meer dan 24 maanden wordt vastgelegd. 6. Onverminderd de mogelijkheid van een minimumcontractduur zien de lidstaten erop toe dat de voorwaarden en procedures voor contractbeëindiging de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen.”; |
|
21. |
in artikel 31 wordt lid 1 vervangen door: „1. De lidstaten kunnen ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten, in het bijzonder toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor eindgebruikers met een handicap mogelijk te maken, aan de onder hun bevoegdheid ressorterende ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden welke voor de distributie van radio- en televisieomroepkanalen naar het publiek worden gebruikt, redelijke doorgifteverplichtingen („must carry”)opleggen indien deze netwerken voor een significant aantal eindgebruikers van die netwerken het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieomroepkanalen te ontvangen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd indien zij noodzakelijk zijn om doelstellingen van algemeen belang als duidelijk omschreven door elke lidstaat te verwezenlijken, en zijn evenredig en transparant. De in de eerste alinea bedoelde verplichtingen worden uiterlijk één jaar na … (20) door de lidstaten geëvalueerd, uitgezonderd wanneer zij een dergelijke evaluatie reeds hebben gemaakt binnen de voorafgaande twee jaar. De lidstaten evalueren hun doorgifteverplichtingen regelmatig.”; |
|
22. |
artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
23. |
artikel 34, lid 1, wordt vervangen door: „1. De lidstaten zorgen ervoor dat transparante, eenvoudige en goedkope buitengerechtelijke procedures beschikbaar zijn voor het behandelen van niet-beslechte geschillen die, in het kader van deze richtlijn, ontstaan tussen consumenten en ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden en die betrekking hebben op de contractuele voorwaarden en/of prestaties van contracten voor het beschikbaar stellen van die netwerken en/of diensten. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat die procedures een eerlijke en vlotte beslechting van geschillen mogelijk maken, en kunnen in gerechtvaardigde gevallen een regeling voor terugbetaling of schadevergoeding invoeren. De lidstaten kunnen deze verplichtingen uitbreiden tot geschillen waarbij andere eindgebruikers zijn betrokken.”; |
|
24. |
artikel 35 wordt vervangen door: „Artikel 35 Wijziging van de bijlagen Maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen en die noodzakelijk zijn om de bijlagen I, II, III en VI aan te passen aan technologische ontwikkelingen of aan veranderingen in de marktvraag, worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”; |
|
25. |
in artikel 36 wordt lid 2 vervangen door: „2. De nationale regelgevende instanties stellen de Commissie in kennis van de universeledienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen. De Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van alle wijzigingen van de opgelegde verplichtingen of van ondernemingen waarop de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn.”; |
|
26. |
artikel 37 wordt vervangen door: „Artikel 37 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor communicatie dat is ingesteld bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, lid 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”; |
|
27. |
bijlagen I, II, III en IV worden vervangen door de tekst in de bijlagen I en II bij deze richtlijn; |
|
28. |
bijlage VII wordt geschrapt. |
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)
Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. Deze richtlijn voorziet in de harmonisering van de regelgeving van de lidstaten die nodig is om een gelijk niveau van bescherming van fundamentele rechten en vrijheden - met name het recht op een persoonlijke levenssfeer - bij de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie te waarborgen en om te zorgen voor het vrij verkeer van dergelijke gegevens en van elektronische-communicatieapparatuur en -diensten in de Gemeenschap.”; |
|
2. |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
3. |
artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Betrokken diensten Deze richtlijn is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de levering van openbare elektronische-communicatiediensten over openbare communicatienetwerken in de Gemeenschap, met inbegrip van openbare communicatienetwerken die systemen voor gegevensverzameling en identificatie ondersteunen.”; |
|
4. |
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
5. |
in artikel 5 wordt lid 3 vervangen door: „3. De lidstaten dragen ervoor zorg dat de opslag van informatie of de toegang tot informatie die reeds is opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of gebruiker, alleen is toegestaan op voorwaarde dat de betrokken abonnee of gebruiker wordt voorzien van duidelijke en volledige informatie onder meer over de doeleinden van de verwerking, overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, en door de voor de verwerking verantwoordelijke het recht krijgt aangeboden om een dergelijke verwerking te weigeren. Zulks vormt geen beletsel voor enige vorm van technische opslag of toegang met als uitsluitend doel de uitvoering of vergemakkelijking van de verzending van een communicatie over een elektronisch-communicatienetwerk, of, indien strikt noodzakelijk, voor de levering van een uitdrukkelijk door de abonnee of gebruiker gevraagde dienst van de informatiemaatschappij.”; |
|
6. |
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
7. |
artikel 13 wordt vervangen door het volgende: „Artikel 13 Ongewenste communicatie 1. Het gebruik van automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst (automatische oproepapparaten), fax of e-mail (met inbegrip van short message service (SMS) en multimedia messagingservice (MMS)) met het oog op direct marketing kan alleen worden toegestaan met betrekking tot abonnees of gebruikers die daarin vooraf hebben toegestemd. 2. Onverminderd lid 1 kan een natuurlijke of rechtspersoon die van zijn klanten elektronische contactgegevens voor elektronische post verkrijgt in het kader van de verkoop van een product of een dienst, overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, die elektronische contactgegevens gebruiken voor direct marketing van eigen gelijkaardige producten of diensten mits de klanten duidelijk en expliciet de gelegenheid wordt geboden kosteloos en op gemakkelijke wijze bezwaar te maken tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens op het ogenblik dat zij worden verzameld en, ingeval de klant zich in eerste instantie niet tegen dat gebruik heeft verzet, bij elke boodschap. 3. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat ongevraagde communicatie met het oog op direct marketing in andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde gevallen niet toegestaan is zonder toestemming van de betrokken abonnees of gebruikers, of ten aanzien van abonnees of gebruikers die dergelijke communicatie niet wensen te ontvangen, waarbij de keuze tussen deze mogelijkheden door de nationale wetgeving wordt bepaald, met dien verstande dat beide mogelijkheden voor de abonnee of gebruiker kosteloos moeten zijn. 4. Het is in ieder geval verboden elektronische post met het oog op direct marketing te verzenden waarbij de identiteit van de afzender namens wie de communicatie plaatsvindt wordt gemaskeerd of verborgen of die in strijd is met artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG, of zonder dat een geldig adres wordt vermeld waaraan de ontvanger een verzoek tot beëindiging van dergelijke communicatie kan richten. 5. Leden 1 en 3 gelden voor abonnees die natuurlijke personen zijn. De lidstaten zorgen er, in het kader van het Gemeenschapsrecht, en het toepasselijk nationaal recht tevens voor dat de rechtmatige belangen van andere abonnees dan natuurlijke personen met betrekking tot ongewenste communicatie voldoende zijn beschermd. 6. Onverminderd de administratieve voorzieningen die onder meer overeenkomstig artikel 15 bis, lid 2, kunnen worden genomen, zorgen de lidstaten ervoor dat natuurlijke of rechtspersonen die een rechtmatig belang hebben bij de bestrijding van inbreuken op nationale, overeenkomstig dit artikel vastgestelde bepalingen, inclusief aanbieders van elektronische-communicatiediensten die hun rechtmatige ondernemingsbelangen of de belangen van hun klanten beschermen, rechtsvorderingen voor dergelijke inbreuken kunnen instellen.”; |
|
8. |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 15 bis Uitvoering en handhaving 1. De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en kunnen worden toegepast met betrekking tot de hele periode van een inbreuk, zelfs indien de inbreuk vervolgens is rechtgezet. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op … (22) in kennis van die bepalingen en geven onverwijld kennis van eventuele latere wijzigingen. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale instantie en, in voorkomend geval, andere nationale organen bevoegd zijn de in lid 1 bedoelde inbreuken te doen ophouden. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale instantie en, in voorkomend geval, andere nationale organen over alle nodige onderzoeksbevoegdheden en -middelen beschikken, met inbegrip van de bevoegdheid alle relevante informatie op te vragen die zij nodig kunnen hebben om de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen te monitoren en na te doen leven. 4. Om een doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde nationale wetten te waarborgen en geharmoniseerde voorwaarden te creëren voor het aanbieden van diensten waarbij grensoverschrijdende gegevensstromen betrokken zijn, kan de Commissie, na raadpleging van het ENISA, de Groep van artikel 29 en de betrokken regelgevingsinstanties, aanbevelingen aannemen.”. |
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004
In de bijlage van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) wordt het volgende punt toegevoegd:
|
„17. |
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en electronische communicatie): artikel 13 (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).”. |
Artikel 4
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk … de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken, die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van … .
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 6
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te ….
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
…
Voor de Raad
De voorzitter
…
(1) PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
(2) PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
(3) PB C 181 van 18.7.2008, blz. 1.
(4) Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van …
(5) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(8) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(9) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(10) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(11) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
(12) PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21.
(13) PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.
(14) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(15) PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
(16) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(17) PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
(18) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37”;
(19) PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.”;
(20) De in artikel 4, lid 1, bedoelde datum.;
(21) PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.”;
(22) De in artikel 4, lid 1, bedoelde datum.
BIJLAGE I
BIJLAGE I
BESCHRIJVING VAN FACILITEITEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10 (CONTROLE VAN DE UITGAVEN), ARTIKEL 29 (EXTRA FACILITEITEN) EN ARTIKEL 30 (GEMAKKELIJKER WIJZIGING VAN AANBIEDER)
Deel A
Faciliteiten en diensten als bedoeld in artikel 10
a) Gespecificeerde rekeningen
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, onverminderd de voorschriften van de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, het basisniveau van specificatie van rekeningen kunnen vaststellen dat aangewezen ondernemingen (zoals bepaald in artikel 8) kosteloos aan de consumenten moeten verstrekken, zodat deze:
|
i) |
de kosten van het gebruik van het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie en/of bijbehorende openbare telefoondiensten kunnen verifiëren en controleren en |
|
ii) |
adequaat toezicht kunnen houden op hun gebruik en uitgaven en zodoende in redelijke mate hun rekeningen kunnen beheersen. |
In voorkomend geval kan de abonnee tegen een redelijke vergoeding of gratis een hogere mate van detaillering worden aangeboden.
Gesprekken die voor de oproepende abonnee kosteloos zijn, met inbegrip van gesprekken met hulplijnen, worden niet op de gespecificeerde factuur van de oproepende abonnee vermeld.
b) Kosteloze selectieve nummerblokkering bij uitgaand telefoonverkeer of Premium-SMS- of MMS-berichten
De faciliteit waarbij de abonnee een aangewezen aanbieder van telefoondiensten kan verzoeken kosteloos bepaalde categorieën uitgaande gesprekken of Premium-SMS-of MMS-berichten van of naar bepaalde categorieën nummers te blokkeren.
c) Vooruitbetalingssystemen
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen in middelen voorzien waarbij de consumenten voor de toegang tot het openbare communicatienetwerk en het gebruik van openbaar beschikbare telefoondiensten vooruitbetalen.
d) Termijnbetaling van aansluitingskosten
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen de consument de mogelijkheid bieden voor de aansluiting op het openbare communicatienetwerk in termijnen te betalen.
e) Wanbetaling
De lidstaten staan toe dat, wanneer telefoonrekeningen van overeenkomstig artikel 8 aangewezen ondernemingen niet worden betaald, specifieke maatregelen worden getroffen die in verhouding staan tot de ernst van de wanbetaling, niet-discriminerend zijn en worden bekendgemaakt. Bij deze maatregelen wordt de abonnee vooraf naar behoren gewaarschuwd over een aanstaande onderbreking van de dienstverlening of voor verbreking van de aansluiting. Behalve in geval van fraude, aanhoudend te laat of niet betaalde rekeningen, moeten deze maatregelen waarborgen dat een eventuele onderbreking van de dienstverlening, voor zover dat technisch mogelijk is, beperkt blijft tot de betrokken dienst. Verbreking van de aansluiting wegens wanbetaling mag slechts plaatsvinden nadat de abonnee naar behoren is gewaarschuwd. De lidstaten kunnen alvorens tot volledige verbreking van de aansluiting wordt overgegaan, een periode van beperkte dienstverlening toestaan waarin alleen gesprekken mogelijk zijn die geen kosten voor de abonnee met zich meebrengen (b.v. „112” -oproepen).
Deel B
Faciliteiten als bedoeld in artikel 29
a) Toonkiezen of DTMF (dual-tone multi-frequency)
Het openbare communicatienetwerk en/of de openbaar beschikbare telefoondiensten ondersteunt het gebruik van DTMF-tonen, zoals gedefinieerd in ETSI ETR 207, voor signaleringsfuncties van eindpunt tot eindpunt in het gehele netwerk, zowel binnen een lidstaat als tussen lidstaten onderling.
b) Identificatie van de oproepende lijn
Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper meegedeeld voordat de oproep tot stand is gebracht.
Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit moet rekening worden gehouden met de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, met name Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).
Exploitanten moeten, voor zover dat technisch haalbaar is, gegevens en signalen beschikbaar stellen om het aanbieden van identificatie van de oproeplijn en toonkiezen over de grenzen van de lidstaten te vergemakkelijken.
Deel C
Tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende nummerportabiliteit als bedoeld in artikel 30
De eis dat alle abonnees met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken hun nummer(s) kunnen behouden ongeacht de onderneming die de dienst levert, geldt:
|
a) |
in het geval van geografische nummers, op een specifieke locatie; |
|
b) |
in het geval van niet geografische nummers, voor elke locatie. |
Dit deel is niet van toepassing op de portabiliteit van nummers tussen netwerken die diensten leveren op een vaste locatie en mobiele netwerken.
BIJLAGE II
OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 21 TE PUBLICEREN INFORMATIE (TRANSPARANTIE EN PUBLICATIE VAN INFORMATIE)
De nationale regelgevende instantie moet ervoor zorgen dat de informatie in deze bijlage overeen komstig artikel 21 wordt bekendgemaakt. Het is aan de nationale regelgevende instantie om te bepalen welke informatie wordt gepubliceerd door de ondernemingen die openbare communicatie netwerken en/of openbaar beschikbare telefoondiensten aanbieden, en welke informatie door de nationale regelgevende instantie zelf, opdat consumenten in staat worden gesteld geïnformeerde keuzes te maken.
1. Namen en adressen van ondernemingen
De namen en de adressen van de hoofdkantoren van de ondernemingen die openbare communicatienetwerken en/of openbaar beschikbare telefoondiensten aanbieden.
2. Beschrijving van de aangeboden diensten
2.1. Omvang van de aangeboden diensten
2.2. Standaardtarieven, met vermelding van de verstrekte diensten en de inhoud van elk tariefelement (bv. toegangstarieven, alle soorten gebruikstarieven, onderhoudskosten), inclusief bijzonderheden over toegepaste standaardkortingen, bijzondere en gerichte tariefregelingen en alle extra kosten, alsmede kosten met betrekking tot eindapparatuur.
2.3. Schadevergoedings-/terugbetalingsbeleid met inbegrip van bijzonderheden omtrent de aangeboden schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen.
2.4. Soorten onderhoudsservice die worden aangeboden.
2.5. Algemene voorwaarden, met inbegrip van de minimumcontractduur, beëindiging van het contract en procedures en directe kosten in verband met de overdraagbaarheid van nummers en andere identificatoren, wanneer relevant.
3. Regelingen voor geschillenbeslechting, met inbegrip van door de onderneming opgestelde regelingen.
4. Informatie over rechten ten aanzien van de universeledienstverlening, waaronder, in voorkomend geval, de in Bijlage I genoemde faciliteiten en diensten.
BIJLAGE III
PARAMETERS VOOR DE KWALITEIT VAN DE DIENST
Leveringstermijn En Parameters, Definities En Meetmethoden Voor De Kwaliteit Van De Dienst Zoals Bedoeld In De Artikelen 11 En 22
Voor ondernemingen die toegang aanbieden tot een openbaar communicatienetwerk
|
Parameter (noot 1) |
Definitie |
Meetmethode |
|
wachttijd bij eerste aansluiting op het net |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
storingspercentage per toegangslijn |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
storingshersteltijd |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Voor ondernemingen die een openbare telefoondienst aanbieden
|
Parameter |
Definitie |
Meetmethode |
|
benodigde tijd voor het ontvangen van de kiestoon (noot 2) |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
wachttijden bij inlichtingendiensten |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
percentage functionerende openbare betaaltelefoons met munten en kaarten |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
klachten over onjuiste rekeningen |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
|
percentage mislukte oproepen (noot 2) |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Het versienummer van ETSI EG 2020 57-1 is 1.2.1. (oktober 2005)
Noot 1
De parameters moeten een analyse van de kwaliteit op regionaal niveau (d.w.z. ten minste op niveau 2 van de door Eurostat vastgestelde nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)) mogelijk maken.
Noot 2
Wanneer bewijzen beschikbaar zijn dat de prestaties op deze beide gebieden bevredigend zijn, kunnen de lidstaten besluiten niet te eisen dat actuele informatie betreffende de prestaties voor deze twee parameters wordt bijgehouden.
BIJLAGE II
„BIJLAGE VI
INTEROPERABILITEIT VAN DIGITALE CONSUMENTENAPPARATUUR BEDOELD IN ARTIKEL 24
1. Gemeenschappelijke coderingsalgoritme en ontvangst van vrije signalen
Alle voor de ontvangst van conventionele digitale televisiesignalen (dat wil zeggen de ontvangst van uitzendingen via terrestrische, kabel- of satellietverbinding die met name bedoeld is voor vaste ontvangst, zoals DVB-T, DVB-C of DVB-S) bestemde consumentenapparatuur die in de Gemeenschap wordt verkocht of verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om:
|
— |
het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken overeenkomstig een gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme zoals beheerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, momenteel ETSI; |
|
— |
signalen weer te geven die ongecodeerd zijn uitgezonden, met dien verstande dat, ingeval dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet. |
2. Interoperabiliteit voor analoge en digitale televisietoestellen
Analoge televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm die in de Gemeenschap worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker zoals genormaliseerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, b.v. als aangegeven in de norm CENELEC EN 50 049-1:1997, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is, vooral extra decoders en digitale ontvangers.
Digitale televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm die in de Gemeenschap worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld, door een erkend Europees normalisatie-instituut of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), b.v. de gemeenschappelijke interfaceconnector DVB, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is en die alle elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.”
MOTIVERING VAN DE RAAD
I. INLEIDING
De Commissie heeft in november 2007 haar voorstel (1) aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming. Dat voorstel is op 29 november 2007 aan de Raad voorgelegd.
Het Europees Parlement heeft op 24 september 2008 in eerste lezing advies uitgebracht.
Het Comité van de Regio’s heeft op 19 juni 2008 advies uitgebracht (2).
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei 2008 advies uitgebracht (3).
De Commissie heeft haar gewijzigd voorstel op 6 november 2008 aangenomen.
De Raad heeft op 16 februari 2009 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.
II. DOEL
In het richtlijnvoorstel, dat een van de drie voorstellen tot herziening van het EU-regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten is, worden wijzigingen voorgesteld in drie wetgevingsteksten, namelijk Richtlijn 2002/22/EG, de zogeheten „universeledienstrichtlijn”, Richtlijn 2002/58/EG, de zogeheten „richtlijn privacy of ePrivacy” en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming.
In haar voorstel betreffende de universeledienstrichtlijn richt de Commissie zich op de vier belangrijkste terreinen waarop naar haar oordeel wijzigingen noodzakelijk zijn, te weten: transparantie en de publicatie van informatie voor gebruikers, betere toegang voor gebruikers met een handicap, noodhulpdiensten en toegang tot het nummer 112, alsmede basisconnectiviteit en de kwaliteit van de dienstverlening („netneutraliteit”).
In het Commissievoorstel betreffende de privacyrichtlijn wordt er met name naar gestreefd te waarborgen dat de consumenten worden gewaarschuwd wanneer hun persoonlijke gegevens door een inbreuk op de netwerkveiligheid in gevaar zijn; de exploitanten en de NRI’s hebben daartoe een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor de veiligheid en de integriteit van alle elektronische-communicatienetwerken en -diensten, de bevoegdheden van de bevoegde instanties op het gebied van implementatie en voorschriftenhandhaving zijn versterkt, met name bij de strijd tegen spam, terwijl de toepassing van de EU-voorschriften op apparatuur voor gegevensvergaring en identificatie met gebruikmaking van openbare elektronische-communicatienetwerken is verduidelijkt.
De verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming wordt gewijzigd, teneinde de grensoverschrijdende samenwerking en wetshandhaving te versterken overeenkomstig een bestaand communautair mechanisme waarin die verordening voorziet.
III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
Algemene opmerkingen
In het gemeenschappelijk standpunt is een groot aantal van de door het Europees Parlement in eerste lezing aangenomen amendementen naar de letter, naar de geest of ten dele overgenomen (87 van de 155 in totaal). Deze verbeteren of verduidelijken de tekst van de voorgestelde richtlijn. Andere amendementen zijn echter niet in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt, omdat de Raad ze overbodig of onaanvaardbaar vindt, of, in een aantal gevallen, omdat de bepalingen van het oorspronkelijke Commissievoorstel inmiddels zijn geschrapt of grondig zijn herschreven. De Raad heeft er meer bepaald op gewezen dat de voorstellen zorgvuldig moeten worden bestudeerd om een passend evenwicht op het stuk van evenredigheid en subsidiariteit te handhaven, en om onnodige lasten voor de nationale regelgevende instanties en voor de betrokken ondernemingen te voorkomen, terwijl mededinging en profijt voor de eindgebruikers gewaarborgd moeten blijven.
Zowel de Raad als het Europees Parlement hebben geopteerd voor een aanpak waarin het belang van een betere toegang voor gebruikers met een handicap centraal staat. De Raad is het ook eens met het Europees Parlement over een specifiek artikel betreffende geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde, al strookt de mate van gedetailleerdheid waartoe de Raad heeft besloten, niet volledig met het standpunt van het Parlement.
Een algemeen verschil ten opzichte van het Commissievoorstel betreft de comitologiekwestie en de verwijzingen naar de Autoriteit. Een ander algemeen verschil, ditmaal ten opzichte van het standpunt van het Europees Parlement, betreft de verwijzingen naar de inhoud. In beide gevallen zijn de verschillen tot een minimum beperkt.
Voorts heeft de Raad een aantal bepalingen toegevoegd of gewijzigd om de doelstellingen van de tekst en de uitvoering ervan te verduidelijken.
Specifieke opmerkingen
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad stemt in ruime mate overeen met het standpunt van het Europees Parlement. De voornaamste punten waar de Raad een andere aanpak heeft gekozen dan het Europees Parlement of de Commissie zijn hieronder weergegeven.
1. Contracten
De Raad kan zich vinden in de strekking van de Commissievoorstellen, maar acht het net als het Parlement noodzakelijk dat de contracten nog meer nadere gegevens bevatten, met name gegevens betreffende de parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening, de dienstverlening aan de klant en de voorwaarden betreffende de minimumcontractduur in het geval van promoties.
2. Kwaliteit van de dienst
De Raad heeft vooral gesproken over het niveau en de aard van het optreden van de Commissie. De gekozen aanpak bestaat erin het vaststellen van de minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de dienstverlening van de ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, aan de NRI’s over te laten.
3. Kennisgeving van inbreuken op de beveiliging
De Raad heeft het vraagstuk van de kennisgeving van inbreuken op de beveiliging intensief besproken. Hij heeft gekozen voor een aanpak waarbij de aanbieder van een openbaar beschikbare elektronische-communicatiedienst de ernst van de inbreuk, evenals de noodzaak om de NRI en/of de betrokken abonnee ervan in kennis te stellen, kan beoordelen, zulks in tegenstelling tot het Europees Parlement, dat deze beoordeling niet volledig aan de aanbieder wil overlaten en de voorkeur geeft aan een te allen tijde verplichte melding aan de NRI, in combinatie met openbaarmaking van elke inbreuk die heeft plaatsgehad. Om voor een passend niveau van harmonisatie te zorgen, verplicht de Raad de lidstaten het nodige te doen opdat de NRI’s gedetailleerde voorschriften kunnen vaststellen betreffende de omstandigheden, het formaat en de toepasselijke procedures voor informatie- en kennisgevingsvereisten voor inbreuken betreffende persoonsgegevens.
Standpunt van de Raad ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement
De Raad heeft de amendementen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 15, 16, 19, 20, 24, 32, 36, 37, 38, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 51, 53, 55, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 70, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 82, 84, 85, 86, 87, 89, 90, 91, 95, 99, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 118, 119, 129, 131, 132, 138, 141, 144, 149, 150, 151, 152, 165, 180, 181, 182, 188, 189, 192, 193 en 194 integraal, ten dele of in beginsel aanvaard.
De Raad heeft de amendementen 1, 10, 11, 12, 14, 17, 18, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 31, 35, 39, 40, 41, 42, 43, 50, 52, 54, 56, 57, 58, 59, 69, 83, 88, 92, 93, 96, 97, 98, 100, 101, 114, 115, 116, 117, 120, 122, 124, 125, 127, 128, 133, 135, 136, 137, 139, 140, 142, 143, 145, 146, 147, 157, 163, 166, 174, 183, 184, 185, 186, 187 en 190 niet aanvaard.
IV. CONCLUSIE
De Raad is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt een evenwichtig pakket maatregelen vormt dat kan bijdragen tot het bevorderen van de mededinging, het consolideren van de interne markt en het bevorderen van de belangen van de burger.
Met het gemeenschappelijk standpunt kan ervoor worden gezorgd dat de rechten van de consument een belangrijk punt van aandacht blijven in het kader van het regelgevingsbeleid in deze sector. Voorts zou het er mede voor zorgen dat op het stuk van evenredigheid en subsidiariteit een passend evenwicht wordt gehandhaafd, alsmede dat onnodige lasten voor de nationale regelgevende instanties en voor de betrokken ondernemingen worden voorkomen, terwijl mededinging en profijt voor de eindgebruikers gewaarborgd blijven.
De Raad zal met het Europees Parlement graag een opbouwend debat aangaan met het oog op een spoedige aanneming van de richtlijn.
(1) COM(2007) 698 def.