ISSN 1725-2474 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
52e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2009/C 072/01 |
||
2009/C 072/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5364 — Iberia/Vueling/Clickair) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2009/C 072/03 |
||
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2009/C 072/04 |
||
|
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
|
2009/C 072/05 |
||
|
V Bekendmakingen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Commissie |
|
2009/C 072/06 |
||
2009/C 072/07 |
||
2009/C 072/08 |
||
|
ANDERE BESLUITEN |
|
|
Commissie |
|
2009/C 072/09 |
||
2009/C 072/10 |
||
2009/C 072/11 |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/1 |
Mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector
(2009/C 72/01)
1. INLEIDING
1. |
Sinds medio 2007 is het functioneren van de wholesalekredietmarkten ernstig verstoord. Het gevolg daarvan is, dat de liquiditeit in de banksector is opgedroogd en dat de banken weigerachtig zijn om elkaar en de ruimere economie krediet te verlenen. Daar de kredietmarkten de voorbije achttien maanden nog ernstiger verstoord zijn geraakt, is de financiële crisis verhevigd en is de wereldeconomie in een zware recessie terechtgekomen. |
2. |
Een uitweg uit de financiële crisis en een herstel van de wereldeconomie is moeilijk denkbaar zonder dat stabiliteit in de banksector en het ruimere financiële bestel is verzekerd. Alleen dan zal het vertrouwen bij beleggers terugkeren en zullen banken hun normale kredietverschaffing hervatten. Daarom hebben de lidstaten maatregelen uitgewerkt om de stabiliteit van hun banksector te ondersteunen en de kredietverschaffing te stutten, met name door met overheidsmiddelen nieuw kapitaal te injecteren en door overheidsgaranties af te geven voor bankkredieten. Deze maatregelen zijn in oktober 2008 aangekondigd en zijn de afgelopen maanden geleidelijk aan ten uitvoer gelegd. |
3. |
Recent hebben verscheidene lidstaten het voornemen kenbaar gemaakt om hun bestaande steunmaatregelen aan te vullen met een of andere vorm van ondersteuning voor bankactiva die aan een bijzondere waardevermindering onderhevig zijn. Deze aankondiging, die samenviel met een vergelijkbaar initiatief in de Verenigde Staten, heeft binnen de Gemeenschap een ruimer debat uitgelokt over het nut van activaondersteuning als een maatregel waarmee de overheid banken kan steunen. In het kader van die discussie heeft de Commissie, in samenspraak met de Europese Centrale Bank (ECB), deze mededeling opgesteld, die voortbouwt op de aanbevelingen die op 5 februari 2009 door het Eurosysteem zijn bekendgemaakt (zie bijlage I). |
4. |
Deze mededeling gaat vooral in op de punten waarmee de lidstaten rekening moeten houden wanneer zij maatregelen voor activaondersteuning overwegen, uitwerken en ten uitvoer leggen. Op een meer algemeen niveau betreffen deze punten onder meer de redenen voor activaondersteuning als een maatregel die de financiële stabiliteit moet veiligstellen en kredietverschaffing door banken moet ondersteunen, de aandachtspunten op langere termijn, zoals de levensvatbaarheid van de banksector en de budgettaire houdbaarheid, waarmee rekening moet worden gehouden wanneer maatregelen inzake activaondersteuning worden overwogen, en de behoefte aan een gemeenschappelijke en gecoördineerde communautaire aanpak van activaondersteuning, met name om een gelijk speelveld te garanderen. In het kader van een dergelijke communautaire benadering biedt deze mededeling ook meer specifieke richtsnoeren ten aanzien van de toepassing van de staatssteunregels op activaondersteuning, waarbij de klemtoon ligt op thema's zoals: i) de vereisten inzake transparantie en openheid van zaken; ii) de verdeling van de lasten tussen de Staat, de aandeelhouders en de crediteuren; iii) het afstemmen van de prikkels voor de begunstigden op de beleidsdoelstellingen van de overheid; iv) de beginselen voor het uitwerken van maatregelen voor activaondersteuning betreffende de vraag welke aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in aanmerking komen, en hoe deze moeten worden gewaardeerd en beheerd, en v) de verhouding tussen activaondersteuning, andere steunmaatregelen van de overheid en de herstructurering van banken. |
2. ACTIVAONDERSTEUNING ALS EEN MAATREGEL OM DE FINANCIËLE STABILITEIT VEILIG TE STELLEN EN DE KREDIETVERSCHAFFING DOOR BANKEN TE ONDERSTEUNEN
5. |
De onmiddellijke doelstellingen van de in oktober 2008 door de lidstaten aangekondigde reddingspakketten waren het veiligstellen van de financiële stabiliteit en de ondersteuning van de kredietverschaffing aan de reële economie. Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken over de doeltreffendheid van deze pakketten, maar het staat vast dat zij het risico op een totale ineenstorting van het financiële systeem hebben afgewend, en het functioneren van belangrijke interbancaire markten hebben ondersteund. Daartegenover staat, dat de kredietverschaffing aan de reële economie zich sinds de aankondiging van die reddingspakketten ongunstig heeft ontwikkeld, zoals blijkt uit recente statistische gegevens die een scherpe vertraging in de kredietgroei te zien geven (1). In vele lidstaten komen er steeds meer berichten, dat de ondernemingen geen toegang tot bankkredieten hebben en het ziet er naar uit, dat de kredietschaarste verder gaat dan conjuncturele overwegingen rechtvaardigen. |
6. |
Een van de belangrijkste redenen voor deze ontoereikende kredietstroom blijkt de onzekerheid te zijn ten aanzien van de waardering en de locatie van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, een bron van problemen in de banksector sinds de crisis is uitgebroken. De onzekerheid over de waardering van activa is niet alleen het vertrouwen in de banksector blijven aantasten, maar heeft ook de gevolgen verzwakt van de steunmaatregelen van de overheid die in oktober 2008 zijn overeengekomen. Zo heeft de herkapitalisatie van de banken voor een buffer gezorgd tegen toekomstige verliezen als gevolg van bijzondere waardevermindering van activa, maar een groot deel van de aldus verschafte kapitaalbuffer is door de banken gebruikt om voorzieningen aan te leggen tegen toekomstige bijzondere waardeverminderingsverliezen van activa. De banken hebben al maatregelen genomen om het probleem van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa aan te pakken. Zij hebben niet alleen aanzienlijke afschrijvingen op de waarde van de activa geboekt (2), maar ook stappen gezet om de resterende verliezen te beperken door activa op hun balansen te herindelen. Voorts hebben zij geleidelijk extra kapitaal opzijgezet om hun solvabiliteitspositie te versterken. Toch is het probleem niet afdoende opgelost en lijkt de onverwacht diepe economische neergang er nu op te wijzen dat de kredietkwaliteit van bankactiva verder en ingrijpender verslechtert. |
7. |
De ondersteuning van activa zou het probleem van de onzekerheid over de kwaliteit van de bankbalansen rechtstreeks aanpakken en zo het vertrouwen in de sector helpen te herstellen. Deze maatregel zou ook het risico kunnen helpen te voorkomen, dat tot nieuwe herkapitalisatierondes van banken moet worden overgegaan naarmate de omvang van de bijzondere waardevermindering van activa toeneemt als gevolg van een verslechterende toestand van de reële economie. Om die reden overwegen verscheiden lidstaten ernstig een ondersteuning voor bankactiva die aan een bijzondere waardevermindering onderhevig zijn, als aanvulling op andere maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de strategie die in oktober 2008 door de staatshoofden en regeringsleiders is overeengekomen. |
3. AANDACHTSPUNTEN OP LANGERE TERMIJN: EEN HERSTEL VAN DE LEVENSVATBAARHEID VAN DE BANKSECTOR EN DE HOUDBAARHEID VAN DE OVERHEIDSFINANCIËN
8. |
De maatregelen inzake activaondersteuning moeten zodanig worden ontworpen en ten uitvoer gelegd, dat daarmee de onmiddellijke doelstellingen, het veiligstellen van de financiële stabiliteit en de ondersteuning van de kredietverschaffing door de banken, op de meest doelmatige wijze worden bereikt. Een belangrijk punt in dit verband is dat moet worden gegarandeerd, dat voldoende banken aan de maatregelen inzake activaondersteuning deelnemen door passende vergoedingen en voorwaarden vast te stellen en desnoods door verplichte deelneming. Toch mag bij het ontwerp en de tenuitvoerlegging van de maatregelen inzake activaondersteuning de nadruk niet alleen op deze onmiddellijke doelstellingen liggen, maar is het van essentieel belang dat ook met aandachtspunten op langere termijn rekening wordt gehouden. |
9. |
Wanneer de maatregelen inzake activaondersteuning niet zodanig ten uitvoer worden gelegd, dat het risico op ernstige mededingingvervalsingen tussen banken (zowel op nationaal als op grensoverschrijdend niveau) wordt ingeperkt en de staatssteunregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap in acht worden genomen, waaronder begrepen zo nodig herstructureringen van de begunstigde banken, zal de communautaire banksector structureel verzwakt uit de crisis komen, met alle negatieve gevolgen van dien voor het productiepotentieel van de algemene economie. Voorts zou dit kunnen leiden tot een herhaalde behoefte aan overheidsinterventie in deze sector, hetgeen een steeds zwaardere belasting voor de overheidsfinanciën zou betekenen. Deze risico's zijn ernstig, gezien de waarschijnlijke omvang van de blootstelling van de Staat. Om het risico van dergelijke schade op langere termijn te beperken, dient overheidsinterventie in de banksector doelgericht te zijn en te worden geflankeerd door garanties op gedragsgebied die de prikkels voor de banken afstemmen op de doelstellingen van het overheidsbeleid. De maatregelen inzake activaondersteuning dienen deel uit te maken van een algehele inspanning om de levensvatbaarheid van de banksector te herstellen, op basis van een noodzakelijke herstructurering. De noodzaak van een herstructurering in de banksector als tegenprestatie voor overheidssteun wordt hierna in de delen 5 en 6 nader besproken in het kader van de staatssteunregels. |
10. |
Bij het ontwerp en de tenuitvoerlegging van de maatregelen inzake activaondersteuning, is het ook van essentieel belang dat de lidstaten rekening houden met de begrotingscontext. Ramingen van de verwachte totale afschrijvingen op activa wijzen erop, dat de daadwerkelijke en/of voorwaardelijke begrotingskosten aanmerkelijk kunnen zijn, zowel in absolute termen als in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp) van de lidstaten. Overheidssteun door middel van activaondersteuning (en andere maatregelen) mag niet op dusdanige schaal gebeuren, dat hierdoor bezorgdheid gaat ontstaan met betrekking tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zoals een te hoge schuldenlast of financieringsproblemen. Deze overwegingen zijn van bijzonder belang in de huidige situatie van oplopende begrotingstekorten, een stijgende overheidsschuld en uitdagingen die aan de uitgifte van overheidsobligaties zijn verbonden. |
11. |
Meer specifiek zal de nationale begrotingssituatie een belangrijke factor zijn bij de keuze van de regeling voor het beheer van de ondersteunde activa: opkopen van de activa, verzekeren van de activa, ruilen van de activa of een combinatie van deze opties (3). De gevolgen van de verschillende benaderingen van activaondersteuning voor de budgettaire geloofwaardigheid mogen niet al te sterk verschillen, omdat de financiële markten de potentiële verliezen waarschijnlijk op een zelfde wijze zullen verdisconteren (4). Niettemin zou een aanpak waarbij de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa gewoon moeten worden opgekocht, een directere invloed hebben op de begrotingsratio's en de overheidsfinanciering. Hoewel iedere lidstaat verantwoordelijk is voor de regeling die hij kiest om de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa te beheren, kunnen ook gemengde benaderingen worden overwogen, waarbij de probleemactiva van de balans van de banken worden afgevoerd en worden ondergebracht in een afzonderlijke entiteit (al dan niet binnen de bank), die op een bepaalde wijze een overheidsgarantie geniet. Een dergelijke aanpak is aantrekkelijk omdat deze, uit oogpunt van het herstel van het vertrouwen in het banksysteem, vele van de voordelen biedt van de aanpak waarbij activa worden opgekocht, en de onmiddellijke gevolgen voor de begroting toch beperkt blijven. |
12. |
In een situatie van schaarse begrotingsmiddelen verdient het wellicht aanbeveling om maatregelen voor activaondersteuning op een beperkt aantal, systeemrelevante banken toe te spitsen. Sommige lidstaten beschikken mogelijk over zeer weinig manoeuvreerruimte voor activaondersteuning, gezien hun bestaande begrotingsbeperkingen en/of de balansomvang van hun banken ten opzichte van het bbp. |
4. DE BEHOEFTE AAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE EN GECOÖRDINEERDE COMMUNAUTAIRE AANPAK
13. |
Wanneer bepaalde vormen van maatregelen inzake activaondersteuning worden overwogen, moeten de onmiddellijke doelstellingen, financiële stabiliteit en kredietverschaffing door de banken, worden verzoend met de noodzaak schade oplange termijn te voorkomen voor de banksector in de Gemeenschap, de interne markt en de economie in het algemeen. Dit kan het beste worden bereikt door een gemeenschappelijke en gecoördineerde communautaire aanpak, met de volgende, algemene doelstellingen:
|
14. |
Coördinatie tussen de lidstaten zou alleen op een algemeen niveau nodig zijn en zou kunnen worden verwezenlijkt, terwijl er toch voldoende flexibiliteit behouden blijft om de maatregelen af te stemmen op de specifieke situatie van de individuele banken. Zonder voldoende voorafgaande coördinatie kunnen vele van deze doelstellingen alleen worden bereikt door extra eisen inzake staatssteuntoezicht achteraf. Het geven van gemeenschappelijke richtsnoeren inzake de basiskenmerken van de ondersteunende maatregelen zou er dus toe kunnen bijdragen, dat als gevolg van een beoordeling op grond van de staatssteunregels de behoefte aan correcties en aanpassingen tot een minimum wordt beperkt. Deze richtsnoeren worden in de volgende punten gegeven. |
5. RICHTSNOEREN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN STAATSSTEUNREGELS OP MAATREGELEN INZAKE ACTIVAONDERSTEUNING
15. |
Het is de normale taak van bankenn om de risico's van de door hen verworven activa in te schatten, en om ervoor te zorgen, dat zij alle daarmee verband houdende verliezen kunnen dekken (5). De ondersteuning van activa kan echter ook worden beschouwd als ondersteuning van de financiële stabiliteit. De overheidsmaatregelen ter ondersteuning van activa zijn staatssteun, voor zover zij de begunstigde bank bevrijden van (of compenseren voor) de verplichting, in haar boeken een verlies, of een reserve voor een mogelijk verlies, op haar aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa op te nemen en/of resulteren in het vrijkomen van wettelijk vermogen voor andere doeleinden. Dit zou met name het geval zijn wanneer de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa worden gekocht of verzekerd tegen een hogere waarde dan de marktprijs, of wanneer de prijs van een garantie de Staat niet compenseert voor diens eventuele maximale verplichting uit hoofde van de garantie (6). |
16. |
Steun ten behoeve van activaondersteuning dient echter te voldoen aan de algemene beginselen van noodzaak, evenredigheid en beperking van de mededingingvervalsingen tot een minimum. Dit soort steun houdt ernstige verstoringen in van de concurrentie tussen de begunstigden van de steun en de banken die geen steun ontvangen, en tussen de begunstigde banken die in verschillende mate steun nodig hebben. De banken die geen steun ontvangen en fundamenteel gezond zijn, kunnen zich gedwongen voelen om overheidsinterventie te vragen ten einde hun concurrentiepositie op de markt te behouden. Soortgelijke mededingingvervalsingen kunnen zich voordoen tussen de lidstaten, met het gevaar dat een subsidiewedloop tussen de lidstaten ontstaat (die pogen hun eigen banken te redden zonder oog te hebben voor de gevolgen voor de banken in andere lidstaten) en dat wordt vervallen in financieel protectionisme en een versnippering van de interne markt. De deelname aan een regeling inzake activaondersteuning zou dus afhankelijk moeten worden gesteld van welomschreven en objectieve criteria, ter vermijding dat individuele banken een ongerechtvaardigd voordeel krijgen. |
17. |
De beginselen inzake de toepassing van de staatssteunregels, en met name artikel 87, lid 3, onder b), van het EG — Verdrag, op steunmaatregelen voor banken zijn vastgesteld in de Mededeling van de Commissie — De toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (7). Nadere richtsnoeren betreffende de praktische uitvoering van die beginselen ten aanzien van herkapitalisatie zijn gegeven in de Mededeling van de Commissie — De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen (8). Daarop voortbouwend stellen de in de onderhavige mededeling vervatte richtsnoeren, die op dezelfde beginselen berusten, de belangrijkste kenmerken vast van maatregelen of regelingen inzake activaondersteuning, die van bepalend belang zijn voor zowel de doeltreffendheid ervan als de gevolgen ervan voor de mededinging. Deze richtsnoeren gelden voor alle banken die activaondersteuning krijgen, ongeacht hun individuele situatie, maar de praktische gevolgen van de toepassing van deze richtsnoeren kunnen variëren naar gelang van het risicoprofiel en de levensvatbaarheid van een begunstigde onderneming. De beginselen van deze richtsnoeren zijn van overeenkomstige toepassing wanneer twee of meer lidstaten maatregelen inzake activaondersteuning voor grensoverschrijdende banken coördineren. |
18. |
Deze mededeling beoogt gecoördineerde beginselen en voorwaarden vast te stellen om te garanderen dat maatregelen inzake activaondersteuning zo doeltreffend mogelijk zijn op de interne markt, rekening houdende met de langetermijndoelstelling van herstel van de normale marktvoorwaarden, terwijl zij voldoende flexibel blijven om te kunnen inspelen op specifieke kenmerken of om op individueel of nationaal niveau aanvullende maatregelen of procedures te kunnen toestaan ter wille van de financiële stabiliteit. Doeltreffende maatregelen inzake activaondersteuning moeten erin resulteren, dat de kredietverschaffing aan de reële economie gaande wordt gehouden. |
5.1. Passende identificatie van het probleem en mogelijkheden voor een oplossing: volledige transparantie vooraf en openheid over bijzondere waardeverminderingen en een voorafgaande beoordeling van de in aanmerking komende banken
19. |
Iedere maatregel inzake activaondersteuning moet zijn gebaseerd op een duidelijke identificatie van de omvang van de activagerelateerde problemen van de bank, haar intrinsieke solvabiliteit vóór de steunverlening en haar vooruitzichten op herstel van de levensvatbaarheid, waarbij alle mogelijke alternatieven worden overwogen om het noodzakelijke herstructureringsproces te vergemakkelijken, verstoring van de prikkels voor alle spelers te voorkomen en verspilling van staatsmiddelen te vermijden die niet bijdragen tot het opnieuw op gang brengen van de normale kredietstroom naar de reële economie. |
20. |
Daarom moet, ter beperking van het risico dat steeds weer staatsinterventies ten behoeve van dezelfde begunstigde ondernemingen nodig zijn, worden voldaan aan de volgende criteria als een voorwaarde om voor activaondersteuning in aanmerking te kunnen komen:
|
5.2. Lastenverdeling over de Staat, de aandeelhouders en de crediteuren van de kosten verbonden aan activa die aan een bijzondere waardevermindering onderhevig zijn
21. |
Als algemeen beginsel moeten de banken de verliezen die samenhangen met aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, zo veel mogelijk zelf dragen. Dit vereist in de eerste plaats volledige transparantie en openheid vooraf, gevolgd door een juiste waardering van de activa vóór de overheidsinterventie en een passende vergoeding van de Staat voor de maatregel inzake activaondersteuning, ongeacht de vorm ervan, om een gelijkwaardige verantwoordelijkheid van de aandeelhouders en een gelijke verdeling van de lasten te garanderen, ongeacht het model dat precies wordt gekozen. De combinatie van deze factoren moet leiden tot algemene coherentie wat betreft de lastenverdeling over de verschillende vormen van staatssteun, gelet op de specifieke, onderscheidende kenmerken van de verschillende soorten ondersteuning (11). |
22. |
Zodra de activa naar behoren zijn gewaardeerd en de verliezen correct zijn bepaald (12), en indien dit zonder staatsinterventie in een situatie van technische insolventie zou resulteren, dient de bank, overeenkomstig het communautaire en het nationale recht, onder surséance te worden geplaatst of te worden geliquideerd. In een dergelijke situatie kan, met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit en het vertrouwen, bescherming van of garanties voor obligatiehouders (13) passend zijn. |
23. |
Wanneer de surséance van een bank of de ordelijke liquidatie ervan om redenen van financiële stabiliteit niet raadzaam lijkt (14), kan haar tot het strikte minimum beperkte steun in de vorm van garanties of het opkopen van activa worden verleend, zodat zij haar bedrijf kan blijven uitoefenen voor de duur die nodig is om een plan voor een herstructurering of een ordelijke liquidatie uit te werken. In deze gevallen mag ook van de aandeelhouders worden verwacht, dat zij verliezen dragen die ten minste kunnen oplopen tot de wettelijk vastgestelde limiet van de kapitaaltoereikendheid. Ook kunnen mogelijkheden van nationalisatie worden overwogen. |
24. |
Wanneer het niet mogelijk is, vooraf tot een volledige lastenverdeling te komen, mag van de bank worden verlangd dat zij in een later stadium tot het dekken van de verliezen of de risico's bijdraagt, bijvoorbeeld in de vorm van terugvorderingsclausules of, in het geval van een verzekeringsregeling, door een eerste-verliesclausule ten laste van de bank (gewoonlijk met een minimum van 10 %) en een clausule inzake de verdeling van de resterende verliezen, waardoor de bank voor een bepaald percentage (gewoonlijk met een minimum van 10 %) in de verdere verliezen deelneemt (15). |
25. |
Als algemene regel geldt, dat hoe lager de voorafgaande bijdrage is, des te groter de bijdrage van de aandeelhouders in een later stadium dient te zijn, of in de vorm van een omzetting van de verliezen voor de Staat in aandelen in de bank en/of in de vorm van verdere compenserende maatregelen die de mededingingvervalsing ten tijde van de beoordeling van de vereiste herstructurering beperken. |
5.3. Afstemmen van de prikkels voor banken om aan activaondersteuning deel te nemen, op de beleidsdoelstellingen van de overheid
26. |
Een algemeen kenmerk van de regelingen ter ondersteuning van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa dient te zijn, dat de periode om in te stappen beperkt is tot zes maanden vanaf de lancering van de regeling door de overheid. Zo krijgen de banken minder prikkels om de noodzakelijke informatieverschaffing uit te stellen in de hoop op meer ondersteuning op een later tijdstip en wordt bijgedragen tot een snelle oplossing van de bankproblemen, voordat de economische neergang de toestand nog verder verergert. In die periode van zes maanden zouden de banken pakketten activa die voor maatregelen inzake activaondersteuning in aanmerking komen, kunnen presenteren, met de mogelijkheid van vernieuwing (roll-over) (16). |
27. |
Het is mogelijk, dat passende mechanismen moeten worden ontworpen om te waarborgen dat de banken die de activaondersteuning het meest nodig hebben, aan de overheidsmaatregel deelnemen. Deze mechanismen kunnen onder meer de verplichte deelneming aan het programma omvatten en moeten ten minste de verplichte openheid van zaken aan de toezichthouders omvatten. De verplichting voor alle banken om de omvang van hun problemen met betrekking tot de activa openbaar te maken, helpt om op het niveau van de lidstaten de behoefte aan en de vereiste omvang van een regeling voor activaondersteuning te bepalen. |
28. |
Wanneer de deelneming niet verplicht is, kan de regeling passende prikkels omvatten (zoals garantstelling of het verschaffen van rechten aan bestaande aandeelhouders, zodat dezen tegen preferente voorwaarden aan toekomstige onderhandse operaties voor het aantrekken van kapitaal kunnen deelnemen) om de banken gemakkelijker in deze regeling te doen instappen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen van transparantie en openheid van zaken, adequate waardering en verdelen van de lasten. |
29. |
De deelneming na het verstrijken van de periode van zes maanden om in te stappen, is alleen mogelijk in uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden waarvoor de bank niet verantwoordelijk is (17), en tegen strengere voorwaarden, zoals een hogere vergoeding voor de Staat en/of uitgebreidere compenserende maatregelen. |
30. |
De toegang tot de activaondersteuning moet steeds afhankelijk worden gesteld van een aantal passende gedragsrestricties. Met name dienen de begunstigde banken te garanderen, dat de vermogenseffecten van de ondersteuning worden gebruikt om krediet te verschaffen teneinde op passende wijze, volgens zakelijke criteria en zonder discriminatie, aan de vraag te voldoen en niet om een groeistrategie te financieren (met name niet de overname van gezonde banken) ten nadele van de concurrenten. |
31. |
Ook restricties inzake het dividendbeleid en beperkingen van de beloning van het management dienen te worden overwogen. De concrete vorm van de gedragsrestricties moet worden bepaald op basis van een evenredigheidsbeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende factoren die de noodzaak van de herstructurering meebrengen (zie deel 6). |
5.4. De in aanmerking komende activa
32. |
Bij de bepaling van het aantal activa die voor ondersteuning in aanmerking komen, dient naar een evenwicht te worden gestreefd tussen het bereiken van de doelstelling van onmiddellijke financiële stabiliteit en de noodzaak te garanderen dat de markt op middellange termijn opnieuw normaal gaat functioneren. De activa die meestal „toxische activa” worden genoemd (bijv. de mortgage backed securities (MBS) uit de VS en de daaraan gekoppelde afdekkingsinstrumenten en derivaten) en die de financiële crisis hebben veroorzaakt en grotendeels illiquide zijn geworden of aan sterke neerwaartse waardeaanpassingen onderhevig zijn, lijken verantwoordelijk te zijn voor het overgrote deel van de onzekerheid en het scepticisme over de levensvatbaarheid van de banken. Wanneer het aantal in aanmerking komende activa tot dat soort activa zou worden beperkt, zou de blootstelling van de Staat aan eventuele verliezen beperkt blijven en zouden mededingingvervalsingen worden voorkomen (18). Een al te enge ondersteuningsmaatregel riskeert echter onvoldoende te zijn om het vertrouwen in de banksector te herstellen, gelet op de verschillen in de specifieke problemen die zich in de verschillende lidstaten en bij de diverse banken voordoen, en de mate waarin het probleem van verliezen als gevolg van de bijzondere waardevermindering zich tot andere activa heeft uitgebreid. Dit zou pleiten voor een pragmatische aanpak die ruimte biedt voor enige flexibiliteit en die waarborgt dat ook andere activa, in passende mate en voor zover dit naar behoren gerechtvaardigd is, voor ondersteuningsmaatregelen in aanmerking komen. |
33. |
Er dient een gemeenschappelijke en gecoördineerde communautaire aanpak te worden uitgewerkt om te bepalen welke activa voor ondersteuningsmaatregelen in aanmerking komen, niet alleen om mededingingvervalsingen tussen de lidstaten binnen de communautaire banksector te voorkomen, maar ook om voor grensoverschrijdende banken de prikkels te beperken om arbitrage toe te passen ten aanzien van de verschillende nationale ondersteuningsmaatregelen. Om voor coherentie tussen de lidstaten te zorgen bij de bepaling van de in aanmerking komende activa, dienen categorieën activa („pakketten”) te worden gevormd, waarin de omvang van het bestaande bijzondere waardeverminderingsverlies tot uiting komt. Nadere richtsnoeren voor het bepalen van deze categorieën zijn uiteengezet in bijlage III. Het gebruik van deze categorieën activa zou het eenvoudiger moeten maken om in de gehele Gemeenschap een vergelijking te maken van de banken en hun risicoprofiel. De lidstaten zouden dan moeten beslissen welke categorie activa wordt gedekt en in welke mate, op voorwaarde dat de Commissie de omvang van de bijzondere waardevermindering van de gekozen activa kan onderzoeken. |
34. |
Een evenredige aanpak dient te worden ontwikkeld, om een lidstaat waarvan de banksector bovendien nog te lijden heeft van andere factoren van een zodanige omvang dat deze een bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit (zoals het knappen van de zeepbel op hun eigen vastgoedmarkt), de mogelijkheid te bieden de regeling uit te breiden tot welomschreven categorieën activa waaraan dit systeemrisico toe te schrijven is, mits een en ander naar behoren is gerechtvaardigd en er geen kwantitatieve beperkingen gelden. |
35. |
Verdere flexibiliteit kan worden overwogen door te voorzien in de mogelijkheid voor banken die niet voldoen aan de punten 32, 33 en 34 beschreven criteria om in aanmerking te komen, om te worden bevrijd van hun aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa zonder dat daarvoor een specifieke rechtvaardiging is vereist, en dit voor maximaal 10 tot 20 % van alle activa van een bank die onder een ondersteuningsmechanisme vallen. Dit moet de mogelijkheid bieden, rekening te houden met de uiteenlopende situaties van de verschillende lidstaten en banken. Evenwel mogen activa die op dit moment niet als aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa kunnen worden aangemerkt, niet onder een ondersteuningsprogramma vallen. De activaondersteuning mag geen onbeperkte verzekering bieden tegen de toekomstige gevolgen van een recessie. |
36. |
Als algemeen beginsel geldt, dat hoe ruimer de criteria zijn om in aanmerking te komen, en hoe groter het aandeel is dat de betrokken activa in de portefeuille van de betrokken bank uitmaken, des te ingrijpender de herstructurering en de oplossingen om buitensporige mededingingvervalsingen te vermijden, moeten zijn. Activa die na een bepaalde afsluitdatum vóór de aankondiging van het ondersteuningsprogramma in de balans van de begunstigde bank zijn opgenomen, worden door de Commissie hoe dan ook niet als voor ondersteuningsmaatregelen in aanmerking komende activa beschouwd (19). Anders zou dit kunnen resulteren in activa-arbitrage en leiden tot een ontoelaatbaar moreel risico doordat de banken worden gestimuleerd om, wanneer zij in de toekomst kredieten verschaffen en andere investeringen doen, af te zien van een juiste inschatting van de risico's, zodat zij wederom precies dezelfde fouten maken als die welke de huidige crisis hebben veroorzaakt (20). |
5.5. Waardering van voor ondersteuning in aanmerking komende activa en vergoeding
37. |
Een juiste en coherente aanpak van de waardering van activa, daaronder begrepen activa die complexer en minder liquide zijn, is van wezenlijk belang om buitensporige mededingingvervalsingen te voorkomen en om subsidiewedlopen tussen de lidstaten te vermijden. De waardering dient te verlopen volgens een algemene, op communautair niveau vastgestelde methode en dient vooraf voor alle lidstaten nauwkeurig door de Commissie te worden gecoördineerd, teneinde de maatregel inzake activaondersteuning maximaal effect te laten sorteren en het risico op distorsies en schadelijke arbitrage, met name bij grensoverschrijdende banken, te beperken. Het kan noodzakelijk blijken, alternatieve methoden te hanteren om rekening te houden met specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld de tijdige beschikbaarheid van relevante gegevens, mits daarmee een evenwaardige transparantie wordt verwezenlijkt. In ieder geval dienen de in aanmerking komende banken hun portefeuille dagelijks te waarderen en regelmatig en veelvuldig informatie te verschaffen aan de nationale autoriteiten en hun toezichthouders. |
38. |
Wanneer de waardering van de activa bijzonder complex blijkt te zijn, kunnen alternatieve benaderingen worden overwogen, zoals het oprichten van een good bank waarbij de Staat de goede activa in plaats van de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa opkoopt. Overheidsdeelname in een bank (daaronder begrepen nationalisatie) kan een alternatieve optie zijn om de waardering mettertijd te verrichten in het kader van een herstructurering of een ordelijke liquidatie en zo alle onzekerheden over de passende waarde van de betrokken activa weg te nemen (21). |
39. |
In een eerste fase dienen de activa, voor zover mogelijk, te worden gewaardeerd op basis van hun huidige marktwaarde. In de regel vormt iedere overdracht van door een regeling gedekte activa tegen een waardering die boven de marktprijs ligt, staatssteun. De huidige marktwaarde kan evenwel sterk afwijken van de boekwaarde van die activa in de actuele omstandigheden, of onbestaande zijn omdat er geen markt is (voor sommige activa kan de waarde daadwerkelijk gedaald zijn tot nul). |
40. |
In een tweede fase ligt de waarde welke in het kader van een programma inzake activaondersteuning wordt toegerekend aan activa die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan („de overdrachtswaarde”), onvermijdelijk boven de actuele marktprijs om het ondersteunende effect te kunnen sorteren. Teneinde de consistentie bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun te waarborgen, zou de Commissie een overdrachtswaarde die de onderliggende economische waarde op lange termijn van de activa („de reële waarde in het economisch verkeer”) op basis van de onderliggende kasstromen en langere tijdshorizonten weerspiegelt, als een aanvaardbare maatstaf beschouwen die aangeeft dat het steunbedrag het strikt noodzakelijke minimum is en dus verenigbaar is. Voor bepaalde categorieën activa dienen eenvormige reductiefactoren (haircuts) te worden overwogen om bij benadering de reële waarde in het economisch verkeer te bepalen van activa die zo complex zijn, dat een betrouwbare voorspelling van de ontwikkelingen in de afzienbare toekomst niet doenbaar lijkt. |
41. |
Bijgevolg dient in het geval van maatregelen waarbij activa worden opgekocht of verzekerd (22), de overdrachtswaarde op de reële waarde in het economisch verkeer van die activa te zijn gebaseerd. Voorts moet de Staat een passende vergoeding ontvangen. Wanneer de lidstaten het nodig achten om, met name ter voorkoming van technische insolventie, een overdrachtswaarde te gebruiken die hoger ligt dan de reële waarde in het economisch verkeer, is het in de maatregel vervatte steunbestanddeel dienovereenkomstig groter. Een en ander kan alleen worden aanvaard wanneer daaraan een ingrijpende herstructurering is gekoppeld en voorwaarden worden gesteld waardoor deze aanvullende steun in een later stadium kan worden teruggevorderd, bijvoorbeeld door middel van terugvorderingsmechanismen. |
42. |
Bij de bepaling van de marktwaarde en de reële waarde in het economisch verkeer, alsmede van de vergoeding van de Staat, dienen dezelfde leidende beginselen en procedures te worden gevolgd, die in bijlage IV zijn uiteengezet. |
43. |
Bij de beoordeling van de waarderingsmethoden die de lidstaten voor activaondersteuning voorstellen en bij de toepassing daarvan in individuele gevallen, zal de Commissie groepen van waarderingsdeskundigen raadplegen (23). Ook zal de Commissie voortbouwen op de deskundigheid van bestaande, op Gemeenschapsniveau georganiseerde instanties om de consistentie van de waarderingsmethoden te verzekeren. |
5.6. Beheer van de activa in het kader van ondersteuningsmaatregelen
44. |
Het staat aan de lidstaten om uit de in deel 3 and bijlage II beschreven opties voor de ondersteuning van bankactiva het meest geschikte model te kiezen, in het licht van de omvang van het probleem van de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, de situatie van de betrokken individuele banken alsmede begrotingsoverwegingen. Het doel van het toezicht op staatssteun is, te garanderen dat de onderdelen van het gekozen model zodanig worden ontworpen, dat een gelijke behandeling wordt gegarandeerd en ongewenste mededingingvervalsingen worden voorkomen. |
45. |
Hoewel de specifieke vergoedingsregelingen voor een steunmaatregel mogen verschillen, mogen hun onderscheidende kenmerken geen merkbare gevolgen hebben voor een passende verdeling van de lasten tussen de Staat en de begunstigde banken. Op basis van een correcte waardering dient het algehele financieringsmechanisme van een onderneming die de activa beheert, van een verzekering of een gecombineerde oplossing de zekerheid te bieden dat de bank hetzelfde aandeel in de verliezen draagt. In dit verband vallen terugvorderingsclausules te overwegen. In het algemeen dienen alle regelingen de zekerheid te bieden, dat de begunstigde banken de verliezen dragen die bij de overdracht van activa worden geleden (zie punt 50 en voetnoot 10). |
46. |
Ten einde de bank te helpen, zich op het herstel van haar levensvatbaarheid te concentreren en mogelijke belangenconflicten te voorkomen, moet, ongeacht het gekozen model, ervoor worden gezorgd dat er een duidelijke functionele en organisatorische scheiding bestaat tussen de begunstigde bank en haar aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, met name ten aanzien van het management, het personeel en de klanten. |
5.7. Procedurele aspecten
47. |
Voor zover noodzakelijk, worden in bijlage V nadere richtsnoeren gegeven ten aanzien van de gevolgen van deze richtsnoeren voor staatssteunprocedures wat zowel de aanvankelijke aanmelding van steun betreft als de beoordeling van herstructureringsplannen. |
6. VERVOLGMAATREGELEN — HERSTRUCTURERING EN HERSTEL VAN DE LEVENSVATBAARHEID
48. |
De in deel 5 beschreven beginselen en voorwaarden bieden een kader om maatregelen inzake activaondersteuning uit te werken die met de staatssteunregels in overeenstemming zijn. Binnen de huidige context wordt met de staatssteunregels beoogd te garanderen, dat de steun om de aan een afzonderlijke categorie activa verbonden risico's bij de begunstigde banken weg te halen, tot een minimum beperkt blijft en zo min mogelijk verstorend werkt, ten einde een stevige basis te leggen voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn zonder dat staatssteun nodig is. De behandeling van aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa overeenkomstig de bovenstaande beginselen is weliswaar een noodzakelijke stap om de levensvatbaarheid van de banken te herstellen, maar is op zich niet voldoende om die doelstelling te bereiken. De banken moeten, afhankelijk van hun specifieke situatie en kenmerken, in hun eigen belang passende maatregelen treffen om te vermijden dat soortgelijke problemen zich opnieuw gaan voordoen en om een duurzame winstgevendheid te garanderen. |
49. |
Volgens de staatssteunregels, en met name die betreffende reddings- en herstructureringssteun, komt activaondersteuning neer op een structurele operatie en moet zorgvuldig worden beoordeeld, of aan de volgende drie voorwaarden is voldaan: i) een passende eigen bijdrage van de begunstigde aan de kosten van de regeling inzake activaondersteuning; ii) het ondernemen van passende actie om het herstel van de levensvatbaarheid te garanderen, en iii) het treffen van de nodige maatregelen om vervalsingen van de mededinging tegen te gaan |
50. |
Aan de eerste voorwaarde kan gewoonlijk worden voldaan door aan de in deel 5 beschreven eisen te voldoen, namelijk openheid, waardering, vergoeding en lastenverdeling. Een en ander waarborgt, dat de bijdrage van de begunstigde onderneming ten minste gelijk is aan het volledige bij de overdracht van activa aan de Staat geleden verlies. Wanneer dit materieel niet mogelijk is, kan de steun bij wijze van uitzondering nog steeds worden goedgekeurd, maar dan worden ten aanzien van de overige twee voorwaarden striktere eisen gesteld. |
51. |
De voorwaarden ten aanzien van het herstel van de levensvatbaarheid en de noodzaak van compenserende maatregelen voor de mededingingvervalsing worden van geval tot geval bepaald. Met betrekking tot de tweede voorwaarde, het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn, zij opgemerkt dat activaondersteuning tot deze doelstelling kan bijdragen. Het onderzoek naar de levensvatbaarheid dient de feitelijke en verwachte kapitaaltoereikendheid van de bank te bevestigen na een volledige beoordeling en analyse van de mogelijke risicofactoren (24). |
52. |
De beoordeling door de Commissie van de reikwijdte van de noodzakelijke herstructurering, na de aanvankelijke goedkeuring van de maatregelen voor activaondersteuning, gebeurt aan de hand van de volgende criteria: de criteria die zijn uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, het deel van de activa van de bank dat onder de ondersteuningsmaatregelen valt, de prijs voor de overdracht van deze activa vergeleken met de marktprijs, de specifieke kenmerken van de verleende vorm van ondersteuning voor aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, de totale omvang van de blootstelling van de Staat ten opzichte van de risicogewogen activa van de bank, de aard en de oorsprong van de moeilijkheden van de begunstigde bank, en de soliditeit van het commerciële model en de beleggingsstrategie van de bank. Ook wordt met eventuele verdere staatsgaranties of herkapitalisaties van de Staat rekening gehouden om een volledig beeld te krijgen van de toestand van de begunstigde bank (25). |
53. |
De levensvatbaarheid op lange termijn vereist, dat de bank zonder staatssteun kan overleven, hetgeen inhoudt dat er duidelijke plannen zijn om alle van de Staat ontvangen kapitaal terug te betalen en af te zien van staatsgaranties. Afhankelijk van de uitkomst van deze beoordeling, moet de herstructurering een grondige doorlichting van de strategie en de activiteiten van de bank omvatten, waarbij bijvoorbeeld de volgende aspecten worden bestudeerd: zich concentreren op de kernactiviteiten, heroriënteren van commerciële modellen, sluiting of afstoting van bedrijfsonderdelen/dochterondernemingen, aanpassingen van het asset-liability-management (ALM) en andere aanpassingen. |
54. |
Aangenomen wordt dat een ingrijpende herstructurering noodzakelijk is, wanneer een passende waardering van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa volgens de in deel 5.5 en bijlage IV beschreven beginselen resulteert in een negatief eigen vermogen of een technische insolventie wanneer geen staatsinterventie plaatsvindt. Herhaalde verzoeken om steun en afwijkingen van de in deel 5 beschreven algemene beginselen wijzen gewoonlijk op de noodzaak van een dergelijke ingrijpende herstructurering. |
55. |
Een ingrijpende herstructurering is ook vereist wanneer de bank reeds staatssteun, ongeacht in welke vorm, heeft ontvangen die bijdraagt tot het dekken of vermijden van verliezen of die, alles samen genomen, in totaal meer dan 2 % van de totale risicogewogen activa van de bank vertegenwoordigen, waarbij tevens naar behoren rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de toestand van elke begunstigde onderneming (26). |
56. |
Bij de bepaling van het tijdschema voor maatregelen die nodig zijn om de levensvatbaarheid te herstellen, wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van de betrokken bank, alsmede met de algemene situatie in het bankbedrijf, zonder de noodzakelijke aanpassingen nodeloos te vertragen. |
57. |
Ten derde dient de omvang van de noodzakelijke compenserende maatregelen te worden onderzocht, op basis van de uit de steun resulterende mededingingvervalsingen. Hierbij kan het gaan om inkrimping of afstoting van winstgevende bedrijfsonderdelen of dochterondernemingen, dan wel om verbintenissen op gedragsgebied om de commerciële expansie in te perken. |
58. |
Aangenomen wordt dat compenserende maatregelen noodzakelijk zijn wanneer de begunstigde bank niet voldoet aan de in deel 5 vastgestelde voorwaarden, en met name niet aan de voorwaarden inzake het geven van openheid van zaken, de waardering, de vergoeding, en de lastenverdeling. |
59. |
De Commissie beoordeelt de omvang van de vereiste compenserende maatregelen, afhankelijk van haar beoordeling van de door de steun veroorzaakte mededingingvervalsingen, en met name de volgende factoren: het totale steunbedrag, daaronder begrepen de garantie- en de herkapitalisatiemaatregelen, de omvang van de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa die van de maatregel profiteren, het aandeel van de uit de activa voortvloeiende verliezen, de algemene soliditeit van de bank, het risicoprofiel van de ondersteunde activa, de kwaliteit van het risicobeheer van de bank, de hoogte van de solvabiliteitsratio's indien geen steun wordt verleend, de marktpositie van de begunstigde bank en de mededingingvervalsingen wanneer de bank op de markt actief blijft, en de gevolgen van de steun voor de structuur van de banksector. |
7. SLOTOPMERKING
60. |
De Commissie past deze mededeling toe vanaf 25 februari 2009, de datum waarop zij in beginsel overeenstemming over de inhoud ervan heeft bereikt, gelet op de financiële en economische context die onverwijld optreden vergde. |
(1) Hoewel de officiële gegevens voor het eurogebied erop lijken te wijzen, dat de kredietverschaffing door banken aan bedrijven nog steeds veerkrachtig is, verzwakt de onderliggende trend, met maandelijkse groeipercentages voor kredietverschaffing die tegen het einde van 2008 scherp zijn gedaald. In december 2008 is de kredietverschaffing van de banken aan de particuliere economie (leningen buiten de sector monetaire financiële instellingen (niet-MFI's), exclusief overheden) afgenomen met 0,4 % ten opzichte van november.
(2) Van medio 2007 tot op heden is voor in totaal 1 063 miljard USD op activa afgeschreven, waarvan 737,6 miljard USD door banken uit de VS en 293,7 miljard USD door banken uit Europa. Van dat laatste bedrag komt 68 miljard USD afschrijvingen voor rekening van Zwitserland. Hoewel reeds aanzienlijke afschrijvingen op activa zijn gerapporteerd, zullen de totale verliezen van banken in verband met activa die aan een bijzondere waardevermindering onderhevig zijn, volgens ramingen van het IMF waarschijnlijk op 2 200 miljard USD uitkomen. Deze raming is gebaseerd op het wereldwijde bezit van uit de VS afkomstige en geëffectiseerde hypotheken, consumentenkredieten en bedrijfsschulden, en is sinds de aanvang van de crisis steeds blijven stijgen. Sommige marktwaarnemers menen dat de totale verliezen aanzienlijk hoger kunnen uitvallen. Zo wijst Nouriel Roubini, die steeds heeft verklaard dat de officiële ramingen veel te laag zijn, thans er op dat de totale verliezen voor de Verenigde Staten alleen al 3 600 miljard USD kunnen bedragen.
(3) Deze regelingen worden nader besproken in bijlage II.
(4) Het opkopen van activa door de overheid behoeft op langere termijn geen zware gevolgen voor de begroting te hebben indien een voldoende aandeel van de opgekochte activa nadien met winst kan worden verkocht (zie de in bijlage II beschreven Amerikaanse en Zweedse voorbeelden). Toch houdt dit in, dat eerst begrotingsuitgaven worden gedaan die de bruto overheidsschuld en de bruto financieringsbehoefte van de overheid zouden doen toenemen. Een aanpak waarbij overheidsschuld wordt geruild tegen aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, zou kunnen worden gevolgd om de operationele problemen op het punt van de uitgifte te ondervangen, maar zou niet kunnen voorkomen dat de begrotingsratio's worden beïnvloed of dat het aanbod aan overheidsschuld op de markt toeneemt.
(5) Banken houden doorgaans uiteenlopende activa aan, zoals geldmiddelen, financiële activa (schatkistpapier, schuldbewijzen, aandelen (en vergelijkbare effecten), verhandelde leningen en commodity's), derivaten (swaps, opties), leningen, financiële investeringen, immateriële activa en materiële vaste activa. Er kunnen verliezen worden geleden wanneer activa onder hun boekwaarde worden verkocht, wanneer zij in waarde zijn gedaald en wanneer vooraf reserves worden aangelegd voor mogelijke verliezen, of achteraf wanneer de inkomstenstromen op de vervaldag lager zijn dan de boekwaarde.
(6) Een garantie wordt geacht staatssteun te vormen wanneer de begunstigde bank geen onafhankelijke particuliere partij op de markt kan vinden die bereid is een vergelijkbare garantie af te geven. Het bedrag aan staatssteun wordt vastgesteld op de maximale nettoverplichting van de Staat.
(7) PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.
(8) PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.
(9) Onverminderd de noodzaak tot openbaarmaking van het effect op de balans van een maatregel inzake activaondersteuning die een passende lastenverdeling inhoudt, dienen de begrippen „transparantie” en „volledige openheid” te worden begrepen als transparantie tegenover de nationale autoriteiten, de betrokken onafhankelijke deskundigen en de Europese Commissie.
(10) Het steunbedrag stemt overeen met het verschil tussen de waarde waartegen de activa worden overgedragen (doorgaans gebaseerd op hun reële economische waarde), en de marktprijs. In dit document stemmen de opgelopen verliezen overeen met het verschil tussen de overdrachtswaarde en de boekwaarde van de activa. De daadwerkelijke verliezen zullen gewoonlijk pas achteraf bekend zijn.
(11) De maatregelen inzake activaondersteuning zijn enigszins vergelijkbaar met kapitaalinjecties doordat zij een mechanisme voor verliesabsorptie bieden en gevolgen hebben voor het wettelijk vermogen. Niettemin loopt bij activaondersteuning de Staat doorgaans een groter risico, dat verband houdt met een specifiek portfolio aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa, zonder rechtstreekse bijdrage van andere inkomstengenererende activiteiten en middelen van de bank, en verder reikt dan het eventuele belang in de bank. Gezien het grotere neerwaartse risico en het beperktere opwaartse risico zou de vergoeding voor activaondersteuning gewoonlijk hoger moeten liggen dan bij kapitaalinjecties.
(12) Waarbij de boekwaarde van de activa wordt vergeleken met hun overdrachtswaarde (hun reële waarde in het economisch verkeer).
(13) Echter, bescherming van aandeelhouders dient normaal te worden uitgesloten. Zie de besluiten van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 39/08 — Denemarken — Steun voor de liquidatie van Roskilde Bank, en betreffende steunmaatregel NN 41/08 — Verenigd Koninkrijk — Reddingssteun voor Bradford & Bingley.
(14) Dit kan het geval zijn wanneer de omvang of het soort activiteit van de bank niet via een administratieve of juridische procedure of via een ordelijke liquidatie valt te beheren zonder dat dit gevaarlijke systeemeffecten heeft voor andere financiële of voor de kredietverschaffing aan de reële economie. Op dit punt zou een rechtvaardiging door de monetaire autoriteit en/of de toezichthouder noodzakelijk zijn.
(15) Andere factoren, zoals een hogere vergoeding, kunnen het passende niveau beïnvloeden. Bovendien dient te worden aangetekend dat vergoedingen achteraf misschien wel pas meerdere jaren nadat de maatregel is ingevoerd, kunnen plaatsvinden en dus de onzekerheid over de waardering van de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa onbevredigend kunnen verlengen. Aan terugvorderingsclausules die op een waardering vooraf zijn gebaseerd, zou dit bezwaar niet kleven.
(16) In het geval van in de regeling opgenomen activa die nadien vervallen.
(17) Een „onvoorziene omstandigheid” is een omstandigheid die het management van de onderneming op geen enkele wijze kon voorzien toen het besloot om binnen de daartoe voorziene periode niet in de regeling voor activaondersteuning in te stappen, en die niet het gevolg is van nalatigheid of schuld van het management van de onderneming of van besluiten van de groep waarvan deze deel uitmaakt. Als een „uitzonderlijke omstandigheid” geldt een omstandigheid die een uitzonderlijk karakter heeft en niets met de huidige crisis te maken heeft. Lidstaten die zich op het bestaan van dergelijke omstandigheden willen beroepen, verschaffen de Commissie alle noodzakelijke gegevens.
(18) Dit lijkt de aanpak te zijn die in de VS voor Citigroup en Bank of America is gekozen.
(19) In het algemeen is de Commissie van mening dat een eenvormige en objectieve afsluitdatum, zoals einde 2008, de garantie biedt voor een gelijk speelveld tussen de banken en de lidstaten.
(20) Wanneer dat nodig is, kan staatssteun ten behoeve van de risico's van toekomstige activa worden behandeld op basis van de garantiemededeling en het tijdelijke steunkader.
(21) Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn indien de Staat activa ruilt voor overheidsobligaties ten belope van hun nominale waarde, maar in ruil voorwaardelijke warrants op het vermogen van de bank ontvangt, waarvan de waarde afhankelijk is van de uiteindelijke verkoopprijs van de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa.
(22) In het geval van een verzekeringsmaatregel geldt het verzekerde bedrag als de overdrachtswaarde.
(23) De Commissie zal het advies van dergelijke groepen van waarderingsdeskundigen op dezelfde wijze gebruiken als bij andere staatssteunprocedures, waarin zij eventueel een beroep doet op externe deskundigheid.
(24) Ook moet de inachtneming van de in punt 40 van de Mededeling van de Commissie — De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, beschreven criteria worden verzekerd, voor zover van toepassing.
(25) Voor de banken die al een herstructureringsplan moeten indienen omdat zij reeds staatssteun hebben ontvangen, moet in een dergelijk plan naar behoren met de nieuwe steun rekening worden gehouden en moeten alle opties worden overwogen — van herstructurering tot ordelijke liquidatie.
(26) Deelneming aan een goedgekeurde kredietgarantieregeling, zonder dat op de garantie een beroep moest worden gedaan om verliezen te dekken, wordt voor de toepassing van dit punt niet in aanmerking genomen.
BIJLAGE I
Richtsnoeren van het Eurosysteem betreffende maatregelen inzake activaondersteuning ten behoeve van banken
Het Eurosysteem heeft zeven leidende beginselen vastgesteld voor maatregelen ter ondersteuning van bankactiva:
1. |
het in aanmerking komen van instellingen: dit moet op vrijwillige basis gebeuren, waarbij in het geval van beperkingen eventueel voorrang wordt verleend aan instellingen met een grote concentratie van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa; |
2. |
betrekkelijk ruime definitie van activa die voor ondersteuning in aanmerking komen; |
3. |
de waardering van in aanmerking komende activa: deze is transparant, is bij voorkeur gebaseerd op een reeks benaderingen en gemeenschappelijke criteria die de verschillende lidstaten vaststellen, is gebaseerd op advies van onafhankelijke deskundige derden, berust op modellen waarin wordt gebruikgemaakt van input op microniveau om de economische waarde en de waarschijnlijkheid van de verwachte verliezen te ramen en op activaspecifieke haircuts op de boekwaarde van de activa wanneer de inschatting van de marktwaarde bijzonder moeilijk is of wanneer de situatie vereist dat met bekwame spoed wordt gehandeld; |
4. |
een passende mate van risicodeling als een noodzakelijk onderdeel van iedere regeling, zodat de kosten voor de overheid beperkt blijven, de deelnemende instellingen de juiste prikkels krijgen en er tussen deze instellingen een gelijk speelveld bewaard blijft; |
5. |
een voldoende lange looptijd van de regelingen inzake activaondersteuning, die mogelijk is afgestemd op de looptijdenstructuur van de in aanmerking komende activa; |
6. |
een bestuur van de instellingen dat blijft verlopen volgens zakelijke beginselen en dat de voorkeur geeft aan regelingen die voorzien in duidelijk omschreven exitstrategieën; en |
7. |
de regelingen inzake overheidssteun worden afhankelijk gesteld van een aantal meetbare maatstaven, zoals verbintenissen om de kredietverschaffing gaande te houden teneinde volgens zakelijke criteria aan de vraag te voldoen. |
BIJLAGE II
De verschillende benaderingen ten aanzien van activaondersteuning en de opgedane ervaring met bad bank-oplossingen in de Verenigde Staten, Zweden, Frankrijk, Italië, Duitsland, Zwitserland en de Tsjechische Republiek
I. Mogelijke benaderingen
In beginsel vallen twee ruime benaderingen te overwegen voor het beheer van activa die onder ondersteuningsmaatregelen vallen:
1. |
de scheiding van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa van de goede activa binnen een bank of binnen de banksector als geheel. Verscheidene varianten op deze benadering kunnen worden overwogen. Voor elke bank kan er een onderneming worden opgericht die de activa beheert (bad bank of risicoschild), waarbij de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa aan een afzonderlijke rechtspersoon worden overgedragen en de activa toch nog door de noodlijdende bank of een aparte entiteit worden beheerd en eventuele verliezen tussen de good bank en de Staat worden verdeeld. Een alternatief is dat de Staat een op zichzelf staande zelfstandige instelling (vaak aggregator bank genoemd) opricht, die de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa opkoopt van individuele banken of van de banksector als geheel, zodat banken hun normale kredietverschaffing kunnen hervatten, zonder het risico te lopen tot afschrijvingen op activa te moeten overgaan. Deze benadering kan ook een voorafgaande nationalisatie omvatten, waarbij de Staat de zeggenschap verwerft over sommige of alle banken in de sector alvorens hun goede activa van hun slechte activa te scheiden, |
2. |
de verzekering van activa, een regeling waarbij de banken de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa op hun balans houden maar door de Staat voor verliezen worden vergoed. In geval van verzekering van activa blijven de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa op de balans van de banken, die tegen sommige of alle verliezen door de Staat worden vergoed. Een specifiek probleem bij het verzekeren van activa is het bepalen van een passende premie voor heterogene en complexe activa, waarin in beginsel een bepaalde combinatie van waarderings- en risicokenmerken van de te verzekeren activa tot uiting dient te komen. Een ander probleem is, dat verzekeringsregelingen technisch moeilijk te beheren zijn in een situatie waarbij de verzekerde activa over een groot aantal banken zijn verspreid en niet bij enkele grotere banken zijn geconcentreerd. Ten slotte draagt het feit dat de verzekerde activa op de balansen van banken blijven staan, het risico in zich van belangenconflicten en gaat daarbij het belangrijke, psychologische effect verloren dat de good bank duidelijk van de slechte activa wordt gescheiden. |
II. Ervaring met bad banks
In de Verenigde Staten werd in 1989 de Resolution Trust Corporation (hierna „RTC” genoemd) opgericht als een overheidsonderneming voor het beheer van activa. RTC werd belast met de liquidatie van activa (vooral vastgoedgerelateerde activa, daaronder begrepen hypotheken) die in het bezit waren geweest van savings and loan associations (of thrifts) (spaar- en kredietbanken) (S&L's) die door het Office of Thrift Supervision failliet waren verklaard na de Savings and Loan crisis (1989-1992). RTC nam ook de verzekeringsfuncties van de vroegere Federal Home Loan Bank Board over. Tussen 1989 en medio 1995 sloot of ontbond RTC 747 van deze spaar- en kredietbanken, met voor in totaal 394 miljard USD aan activa. In 1995 werden de taken van RTC overgenomen door het Savings Association Insurance Fund van de Federal Deposit Insurance Corporation. In totaal werden de kosten voor de belastingbetaler geraamd op 124 miljard USD (in dollars van 1995).
RTC werkte via zogenoemde equity partnership programs. Bij al deze partnerschappen was een partner uit de particuliere sector betrokken die een deelbelang in een pool van activa verwierf. Door een belang in activaportefeuilles, aan te houden kon RTC deelnemen in de bijzonder hoge rendementen die door portefeuillebeleggers werden behaald. Bovendien kon RTC dankzij deze equity partnerships van de management- en liquidatie-inspanningen van de partners uit de particuliere sector profiteren en droeg de structuur bij tot een betere overeenstemming van de beweegredenen dan doorgaans in een relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer het geval is. De verschillende soorten equity partnerships zijn: Multiple Investment Funds (commanditaire vennootschap met geselecteerde partners, niet geïdentificeerde activaportefeuille), N-series en S-series Mortgage Trusts (tender voor een geïdentificeerde activaportefeuille), Land Funds (om winst te puren uit het terugclaimen en de ontwikkeling van gronden op langere termijn), en een partnerschap in het kader van het JDC (Judgments, Deficiencies, and Chargeoffs) Program (selectie van een algemene partner via een „schoonheidswedstrijd”, voor ongedekte vorderingen of vorderingen van twijfelachtige waarde).
In Zweden werden twee asset management corporations (AMC's) voor het beheer bankactiva opgericht, Securum en Retriva, die de non-performing loans (NPL's) van financiële instellingen moesten beheren als onderdeel van het beleid om de financiële crisis in 1992-1993 te bezweren. De activa van een noodlijdende bank werden opgesplitst in „goede” en „slechte” activa, waarna de slechte activa werden overgedragen aan één van deze AMC's, vooral aan Securum. Een belangrijk kenmerk van de Zweedse regeling was, dat banken gedwongen werden volledige openheid van zaken te geven over hun verwachte verliezen op kredieten en dat zij aan vastgoed en andere activa een realistische waardering moesten toekennen. Daartoe verstrakte de Zweedse financiële toezichthouder, Finansinspektionen, zijn regels voor het bepalen van waarschijnlijke kredietverliezen voor de waardering van vastgoed. Om te komen tot een eenvormige waardering van het vastgoed dat in het bezit was van de om steun verzoekende banken, zette de toezichthouder een waarderingscommissie op met vastgoeddeskundigen. De lage marktwaarde die tijdens de due diligence-exercitie aan de activa werd toegekend, heeft daadwerkelijk ertoe bijgedragen om een bodem onder de waarde van de activa te leggen. Aangezien marktpartijen niet verwachtten dat de prijzen onder dit niveau zouden dalen, werd de handel gaande gehouden (1). Op lange termijn bleken beide AMC's voor het beheer van bankactiva succesvol doordat de budgettaire kosten van de steun aan het financiële herstel min of meer werden gecompenseerd door de inkomsten die de AMC's haalden uit de liquidatie van de activa die zij in hun bezit hadden.
In Frankrijk werd in de jaren 1990 een overheidsinstantie (het EPFR) opgericht die een institutionele, onbeperkte staatsgarantie genoot en bedoeld was om de slechte activa van Crédit Lyonnais over te nemen en op termijn te liquideren. Deze bad bank financierde het opkopen van de activa via een lening van Crédit Lyonnais. Zo kon Crédit Lyonnais vermijden dat zij verliezen op de activa in haar boeken moest opnemen en tegelijkertijd kapitaal voor een even groot bedrag aan risicogewogen activa vrijmaken, aangezien de lening aan de bad bank dankzij de staatsgarantie een risicogewicht van 0 % had. De Commissie keurde de oprichting van deze bad bank goed als herstructureringssteun. Opvallende punten in dit model waren het feit dat er een duidelijke scheiding was tussen de good bank en de bad bank om belangenconflicten te voorkomen, en een clausule inzake terugkeer naar winstgevendheid met betrekking tot de winst van de good bank ten gunste van de Staat. Na een paar jaar werd de bank met succes geprivatiseerd. Daarbij moet echter worden opgemerkt, dat de overdracht van de activa tegen boekwaarde aan de bad bank de aandeelhouders tegen aansprakelijkheid voor de verliezen afschermde en op termijn hoge kosten voor de Staat meebracht.
Enkele jaren later werd in Italië de Banco di Napoli opgesplitst in een bad bank en een good bank na de absorptie van de verliezen door de bestaande aandeelhouders en een herkapitalisatie door de Schatkist in de mate die nodig was om de bank in bedrijf te houden. Banco di Napoli financierde de overname van de gedisconteerde, maar nog steeds aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa aan de hand van een gesubsidieerde lening van de centrale bank (Banca d'Italia) waarvoor de Schatkist een tegengarantie had verstrekt. De opgeschoonde bank werd één jaar later geprivatiseerd. Noch bij Crédit Lyonnais, noch bij Banco di Napoli bracht de verwerving van de slechte activa voor de Schatkist meer rechtstreekse begrotingsuitgaven mee dan het aan de banken verschafte kapitaal.
Een zachte vorm van bad bank werd recentelijk door Duitsland gebruikt om het probleem van de slechte activa van de Landesbanken op te lossen. In de zaak-SachsenLB werd de begunstigde onderneming in going concern verkocht nadat zo'n 17,5 miljard EUR aan slechte activa waren ondergebracht in een special purpose vehicle (SPV), dat de activa tot hun vervaldag moet aanhouden. De vroegere eigenaar, de deelstaat Saksen, gaf een verliesgarantie af ten belope van ongeveer 17 % van de nominale waarde, hetgeen bij een stress test werd beschouwd als het absolute maximum aan eventuele verliezen (in het minimumscenario kwam de raming uit op slechts 2 %). De nieuwe eigenaar nam het grootste deel van de herfinanciering voor zijn rekening en dekte het overblijvende risico. Aangenomen werd dat het steunbedrag in een worstcasescenario op ongeveer 4 % zou uitkomen. In de zaak-WestLB werd een activaportefeuille van 23 miljard EUR ondergebracht in een SPV, dat een overheidsgarantie kreeg van 5 miljard EUR om eventuele verliezen te dekken en de balans te beschermen tegen waardeaanpassingen van de activa volgens de IFRS. Daardoor kon WestLB de marktvolatiliteit van de activa uit haar balans verwijderen. De Staat kreeg een garantiepremie van 0,5 % betaald. Dit risicoschild (Risikoabschirmung) bestaat nog steeds en wordt als staatssteun beschouwd.
In Zwitserland heeft de overheid een nieuw fonds opgericht waarin UBS een portefeuille toxische activa heeft ondergebracht waarvan de waarde vóór de overdracht door een derde partij is vastgesteld. Om de financiering van dit fonds veilig te stellen, heeft Zwitserland eerst kapitaal in UBS geïnjecteerd (in de vorm van in aandelen UBS converteerbare notes) die UBS onmiddellijk heeft afgeschreven en aan het fonds heeft overgedragen. De resterende financiering van het fonds wordt gedekt door een lening van de Schweizerische Nationalbank.
Eind jaren 1990 hanteerden de Tsjechische banken bijzonder soepele kredietvoorwaarden voor ondernemingen. De Tsjechische banken hebben zich daaraan zwaar vertild en eind jaren 1990 moesten zij door de overheid worden gered. Er vonden grote schoonmaakoperaties van de bankbalansen plaats om de banksector gezond te maken.
In februari 1991 richtte de regering van de Tsjechische Republiek een consolidatiebank (Konsolidační banka, KOB) op voor het overnemen van de slechte kredieten van de banksector welke zich vóór 1991 hadden opgestapeld — zoals schulden overgeërfd van de centrale planeconomie, met name die welke verband hielden met de handel binnen het voormalige Oostblok. In september 2001 werd deze bijzondere bank omgevormd tot een agentschap (Česká Konsolidační Agentura, ČKA), dat ook slechte leningen moest overnemen die aan „nieuwe innoverende” kredieten waren gekoppeld (vooral de zogeheten privatiseringsleningen, non-performing en frauduleuze leningen).
Vanaf 1991 werden de grotere banken van hun slechte kredieten bevrijd en vanaf 1994 kwam de nadruk meer op kleinere banken te liggen. Met name door het faillissement van Kreditní banka in augustus 1996, gevolgd door een gedeeltelijke stormloop op Agrobanka, kwam het bankbestel in de Tsjechische Republiek onder druk te staan. De betrokken regelingen resulteerden alleen in een tijdelijke verruiming van het overheidsbelang in de banksector in 1995, en wederom in 1998, door de intrekking van de vergunning van Agrobanka. In totaal liep het overheidsbelang in de banksector op van 29 % (in 1994) tot 32 % (eind 1995).
Daarnaast werd in 1997 ter ondersteuning van kleine banken een andere regeling goedgekeurd, namelijk het programma ter versterking van de financiële stabiliteit van de banksector (Stabilizační program). Dit bestond in wezen uit de vervanging van activa van slechte kwaliteit door liquiditeiten ten belope van maximaal 110 % van het eigen vermogen van een deelnemende bank, waarbij de activa van slechte kwaliteit van de bank tegen nominale waarde werden opgekocht door een speciale onderneming, Česká finanční sro. Deze activa moesten binnen een termijn van vijf tot zeven jaar opnieuw worden ingekocht tegen restwaarde. Zes banken stapten in de regeling, maar vijf van hen werden uitgesloten omdat zij niet aan de criteria voldeden en hebben nadien hun activiteiten gestaakt. Het Stabiliseringsprogramma bleek dus niet succesvol en werd dan ook stopgezet.
Tegen eind 1998 waren 63 bankvergunningen afgegeven (60 daarvan vóór eind 1994). Eind september 2000 bleven nog 41 banken en bijkantoren van buitenlandse banken in bedrijf, 16 vielen onder bijzondere regelingen (8 werden geliquideerd, 8 betrokken in faillissementsprocedures), 4 waren gefuseerd met andere banken, en van 1 buitenlandse bank was de vergunning ingetrokken omdat zij niet met haar activiteiten van start was gegaan. Van de 41 overblijvende instellingen (ČKA meegerekend) waren er 15 banken in binnenlandse handen en 27 banken in buitenlandse handen (daaronder begrepen buitenlandse dochters en buitenlandse bijkantoren).
In mei 2000 werden de gewijzigde wet op het faillissement en de surséance van betaling (Zákon o konkursu a vyrovnání) en de wet op de openbare verkoop (Zákon o veřejných dražbách) van kracht. Dit moest de faillissementsprocedures versnellen en een evenwicht tussen de rechten van crediteuren en debiteuren garanderen door gespecialiseerde bedrijven of rechtspersonen te machtigen in faillissementsprocedures als trustee op te treden en door de mogelijkheid te bieden om via onderhandelingen tot een schikking buiten de rechtbank te komen.
(1) Dit is in scherpe tegenstelling met het Japanse beleid waarbij te hoge waarden voor „slechte” activa werden vastgesteld, met als gevolg dat de vastgoedmarkt voor ongeveer een decennium werd bevroren.
BIJLAGE III
Vaststelling van de categorieën („pakketten”) in aanmerking komende activa en volledige openheid van zaken betreffende de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa en alle bedrijfsactiviteiten van een bank
I. De vaststelling van de categorieën („pakketten”) in aanmerking komende activa
Bij de vaststelling van pakketten met aan een bijzondere waardevermindering onderhevige financiële activa van banken dient te worden gekozen voor een gemeenschappelijke noemer die is gebaseerd op de categorieën die al worden gebruikt voor:
1. |
prudentiële rapportage en waardering (derde pijler Basel II = richtlijn kapitaalvereisten (CRD), bijlage XII; FINREP en COREP); |
2. |
financiële verslaggeving en waardering (met name IAS 39 en IFRS 7); |
3. |
gespecialiseerde ad-hocverslaggeving over de kredietcrisis: het IMF, het Financial Stability Forum (FSF), N. Roubini en werkzaamheden van het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT) op het gebied van transparantie. |
Het hanteren van een gemeenschappelijke reeks bestaande verslaggevings- en waarderingscategorieën om activapakketten te bepalen zal:
1. |
beletten dat de rapportagelast voor banken toeneemt; |
2. |
de mogelijkheid bieden om het pakket met aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa van individuele banken te vergelijken met communautaire en internationale ramingen (die relevant kunnen zijn om de „waarde in het economisch verkeer” op een bepaald tijdstip vast te stellen); en |
3. |
objectieve (gecertificeerde) uitgangspunten bieden voor de waardering van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa. |
Gelet op het voorgaande stelt de Commissie de volgende pakketten met financiële activa voor als uitgangspunt om de „waarde in het economisch verkeer” en de ondersteuning van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa te bepalen.
Tabel 1
I. Gestructureerde financiële producten/geëffectiseerde producten |
||||||
|
Soort product |
Boekhoudkundige categorie |
Waarderingsgrondslag voor de regeling |
Opmerkingen |
||
Marktprijs |
Waarde in het economisch verkeer |
Overdrachtswaarde |
||||
1 |
RMBS |
FVPL/AFS (1) |
|
|
|
Verder verfijnd volgens: geografische zone, rangorde (seniority) van tranches, ratings, verband houdend met subprime of Alt-A, of andere onderliggende activa, looptijd/vintage, voorzieningen en afschrijvingen |
2 |
CMBS |
FVPL/AFS |
|
|
|
|
3 |
CDO |
FVPL/AFS |
|
|
|
|
4 |
ABS |
FVPL/AFS |
|
|
|
|
5 |
Schuldpapier bedrijven |
FVPL/AFS |
|
|
|
|
6 |
Andere leningen |
FVPL/AFS |
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|||
II. Niet-geëffectiseerde leningen |
||||||
|
Soort product |
Boekhoudkundige categorie |
Waarderingsgrondslag voor de regeling |
Opmerkingen |
||
Kostprijs (2) |
Waarde in het economisch verkeer |
Overdrachtswaarde |
||||
7 |
Ondernemingen |
HTM/L&R (1) |
Kostprijs (2) |
|
|
Verder verfijnd volgens: geografische zone, tegenpartijrisico (PD), kredietrisicolimitering (zekerheden) en looptijdenstructuur, voorzieningen en afschrijvingen |
8 |
Woningen |
HTM/L&R |
Kostprijs |
|
|
|
9 |
Overige particulieren |
HTM/L&R |
Kostprijs |
|
|
|
Totaal |
|
|
|
II. Volledige openheid van zaken over de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten
Op basis van de activapakketten in tabel 1 dienen de te verstrekken gegevens over de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa van een bank die onder een maatregel inzake activaondersteuning moeten vallen, verder te worden uitgesplitst, overeenkomstig de suggesties in de kolom met opmerkingen van tabel 1.
Op grond van door het Comité van Europese bankentoezichthouders (3) (CEBT) waargenomen goede praktijken voor informatieverschaffing over activiteiten die van de marktturbulentie te lijden hebben, zouden de gegevens over de activiteiten van banken met betrekking tot de aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa welke worden gebruikt voor het in deel 5.1 bedoelde levensvatbaarheidsonderzoek als volgt kunnen worden gestructureerd.
Tabel 2
Door CEBS waargenomen goede praktijken |
Senior Supervisors Group (SSG): Leading Practice Disclosures (van 11.4.2008) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Businessmodel |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Risico- en risicobeheer |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Impact van de crisis op de resultaten |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omvang van en soorten risicoposities |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vraagstukken op het gebied van de grondslagen voor de verslaggeving en de waardebepaling |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere aspecten inzake informatieverschaffing |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vraagstukken met betrekking tot presentatie |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
(1) FVPL = reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening (Fair Value through Profit And Loss) (= handelsportefeuille + fair value option); AFS = beschikbaar voor verkoop (Available For Sale); HTM = aangehouden tot einde looptijd (Held To Maturity); L&R = leningen en vorderingen (Loans and Receivables).
(2) „Kostprijs” betekent de boekwaarde van de leningen minus het bijzonder waardeverminderingsverlies.
(3) Bron: CEBS report on banks' transparency on activities and products affected by the recent market turmoil van 18 juni 2008.
(4) In het SSG-verslag verwijst elk element naar een specifiek type SPE, of naar alle types samen, waarbij SPE staat voor Special Purpose Entities in het algemeen, LF voor Leveraged Finance, CMB voor Commercial Mortgage-Backed Securities, O voor Other sub-prime and Alt-A Exposures (overige subprime en Alt-A-risicoposities), en CDO voor Collateralised Debt Obligations.
BIJLAGE IV
Beginselen en procedures voor waardering en vergoeding
I. Methode en procedure voor waardering
Voor de toepassing van de maatregelen inzake activaondersteuning dienen de activa te worden ingedeeld volgens de illustratieve tabellen 1 en 2 in bijlage III.
De bepaling van de reële waarde in het economisch verkeer in de zin van deze mededeling (zie deel 5.5) dient te zijn gebaseerd op waarneembare marktgegevens en realistische en voorzichtige aannames over toekomstige kasstromen.
De waarderingsmethode die op de in aanmerking komende activa zal worden toegepast, dient op het niveau van de Gemeenschap te zijn overeengekomen en kan variëren afhankelijk van de betrokken individuele activa of activapakketten. Waar mogelijk, dient deze waardering tijdens de hele looptijd van het actief regelmatig aan de markt te worden afgetoetst.
In het verleden zijn verschillende waarderingsmogelijkheden met wisselend succes toegepast. Gewone omgekeerde veilingen bleken bruikbaar te zijn wanneer de marktwaarde van de betrokken categorieën activa redelijk zeker is. Toch bleek een dergelijke benadering niet geschikt om complexere activa in de Verenigde Staten te waarderen. Ingewikkeldere veilingmethodes zijn beter geschikt wanneer er minder zekerheid bestaat over de marktwaarde en wanneer er een preciezere methode nodig zou zijn om de prijs van elk actief te bepalen. Het uitwerken van dergelijke methodes is helaas niet zo eenvoudig. Het alternatief om voor complexe activa te werken met berekeningen op basis van modellen, heeft het nadeel dat het gevoelig is voor de onderliggende aannames (1).
De keuze om bij de waardering op alle complexe activa eenvormige haircuts toe te passen, vereenvoudigt, algemeen gesproken, het waarderingsproces, maar levert wel een minder nauwkeurige prijsbepaling van de individuele activa op. Centrale banken hebben ruime ervaring met mogelijke criteria en parameters met betrekking tot voor herfinanciering verstrekte zekerheden, die als nuttige referentie kunnen dienen.
Welk model ook wordt gekozen, de waardering en vooral de inschatting van de kans op toekomstige verliezen dienen te zijn gebaseerd op strenge stresstests waarbij een scenario wordt gehanteerd dat van een aanhoudende wereldwijde recessie uitgaat.
De waardering moet zijn gebaseerd op internationaal erkende normen en benchmarks. Een gemeenschappelijke waarderingsmethode die op het niveau van de Gemeenschap is overeengekomen en die coherent door de lidstaten wordt toegepast, kan sterk bijdragen tot het verminderen van de bezwaren dat potentieel aanzienlijke effecten van onderling afwijkende waarderingssystemen een bedreiging vormen voor een gelijk speelveld. De Commissie zal bij het beoordelen van de waarderingsmethoden die lidstaten voor activaondersteuning voorstellen, in beginsel panels van waarderingsdeskundigen raadplegen (2).
II. Vergoeding van de staatssteun op basis van de waardering
De waardering van activa moet worden onderscheiden van de bepaling van de vergoeding voor een steunmaatregel. Het opkopen of verzekeren van activa op basis van de vastgestelde actuele marktwaarde of de „reële waarde in het economisch verkeer”, waarbij rekening is gehouden met prognoses van toekomstige kasstromen in een scenario waarbij activa tot het einde van hun looptijd worden aangehouden, zal in de praktijk de mogelijkheden die begunstigde banken thans hebben op het gebied van deling van lasten, te boven gaan (3). Bij het bepalen van de vergoeding moet ernaar worden gestreefd, dat deze vergoeding is gebaseerd op een overdrachtswaarde die zo dicht mogelijk in de buurt komt van wat de vastgestelde reële waarde in het economisch verkeer is. Een vergoeding die op de „reële waarde in het economisch verkeer” is gebaseerd, houdt weliswaar een voordeel in ten opzichte van de actuele marktwaarde — en is dus staatssteun -, maar kan toch worden gezien als een tegenwicht tegen de huidige overdrijving in de markt die wordt aangejaagd door de huidige crisissituatie die tot een verslechtering of zelfs ineenstorting van bepaalde markten heeft geleid. Hoe sterker de overdrachtswaarde van de „reële waarde in het economisch verkeer” afwijkt — en hoe hoger dus het steunbedrag is — des te groter is de behoefte aan corrigerende maatregelen die een correcte vergoeding op langere termijn (bijvoorbeeld via een clausule van terugkeer naar een betere winstgevendheid) en een ingrijpendere herstructurering moeten garanderen. De toelaatbare afwijking van de uitkomst van de waardering dient beperkter te zijn voor activa waarvan de waarde op basis van betrouwbare marktgegevens kan worden bepaald, dan voor activa waarvoor de markten illiquide zijn. Wanneer deze beginselen niet in acht worden genomen, zou dat een sterke aanwijzing zijn dat een ingrijpende herstructurering en verregaande compenserende maatregelen of zelfs een ordelijke liquidatie zijn vereist.
Elke bepaling van de prijs voor activaondersteuning moet hoe dan ook een vergoeding voor de Staat omvatten, die afdoende rekening houdt met het feit dat de risico's op toekomstige verliezen hoger kunnen uitvallen dan bij het bepalen van de „reële waarde in het economisch verkeer” is aangenomen, alsook met alle verdere risico's die kunnen voortvloeien uit een overdrachtswaarde die hoger ligt dan de reële waarde in het economisch verkeer.
Voor een dergelijke vergoeding kan worden gezorgd door de prijs voor de overdracht van de activa ver genoeg onder de „reële waarde in het economisch verkeer” vast te stellen om een passende compensatie voor het risico te bieden in de vorm van een evenredig opwaarts risico, of door de garantiepremie overeenkomstig aan te passen.
Bij de bepaling van het benodigde streefrendement kan men zich laten inspireren door de vergoeding die voor herkapitalisatiemaatregelen zou zijn verlangd in verhouding tot het vermogenseffect van de voorgenomen activaondersteuning. Dit zou in overeenstemming zijn met de Mededeling van de Commissie betreffende herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen en toch rekening houden met de specifieke kenmerken van maatregelen inzake activaondersteuning, en met name met het feit dat daaraan mogelijk een groter risico is verbonden dan aan kapitaalinjecties (4).
Het vergoedingssysteem zou ook warrants voor aandelen in de banken kunnen omvatten waarvan de waarde overeenkomt met die van de activa (hetgeen inhoudt dat betaling van een hogere prijs ook resulteert in een hoger potentieel aandeel in het vermogen). Als model voor een dergelijk vergoedingssysteem zou een scenario kunnen worden gehanteerd waarbij activa worden opgekocht en waarbij die warrants naar de bank terugkeren zodra de activa door de bad bank zijn verkocht en indien zij het vereiste streefrendement hebben opgeleverd. Indien de activa niet het vereiste rendement opleveren, dient de bank het saldo in contanten bij te passen totdat het streefrendement wordt bereikt. Wanneer de bank niet in contanten betaalt, kan de Staat de warrants verkopen om het streefrendement te behalen.
In een scenario met garanties voor activa kan de garantiepremie worden voldaan in de vorm van aandelen met een vaste cumulatieve rente die het streefrendement vertegenwoordigt. Wanneer de garantie moet worden aangesproken, kan de lidstaat de warrants gebruiken om aandelen te verwerven ten belope van de bedragen die door de garantie moesten worden gedekt.
Elk vergoedingssysteem moet garanderen dat de totale bijdrage van de begunstigde banken de omvang van de nettostaatsinterventie tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.
(1) Een veiling zou hoe dan ook alleen mogelijk zijn voor homogene klassen activa en wanneer er een voldoende groot aantal kandidaat-verkopers is. Bovendien zou een limietprijs moet worden ingevoerd om het belang van de Staat te beschermen en een terugvorderingsmechanisme ingeval de uiteindelijke verliezen hoger uitkomen dan de limietprijs, zodat een voldoende bijdrage van de begunstigde bank is gegarandeerd. Om dergelijke mechanismen te beoordelen, moeten scenario's worden ingediend waarin de verschillende mogelijke garantie-/opkoopregelingen worden vergeleken, daaronder begrepen stresstests, om ervoor te zorgen dat zij, algemeen genomen, financieel gelijkwaardig zijn.
(2) De Commissie zal het advies van dergelijke panels met waarderingsdeskundigen op dezelfde wijze gebruiken als bij andere staatssteunprocedures, waarin zij eventueel een beroep doet op externe deskundigheid.
(3) Zie deel 5.2.
(4) In een scenario met garanties voor activa zou ook rekening moeten worden gehouden met het feit dat, anders dan bij herkapitalisatie het geval is, geen liquiditeiten worden verschaft.
BIJLAGE V
Staatssteunprocedure
Lidstaten die maatregelen inzake activaondersteuning aanmelden, verschaffen de Commissie omvattende en gedetailleerde gegevens over alle elementen die van belang zijn om de steunmaatregelen van de overheid te toetsen aan de staatssteunregels zoals die in deze mededeling zijn beschreven (1). Deze gegevens omvatten met name de nadere beschrijving van de waarderingsmethode en de beoogde tenuitvoerlegging ervan waarbij deskundigheid van onafhankelijke derden wordt ingezet (2). De Commissie verleent goedkeuring voor een periode van zes maanden. Deze goedkeuring wordt afhankelijk gesteld van de toezegging tot indiening van een herstructureringsplan of een levensvatbaarheidsonderzoek van elke begunstigde instelling binnen drie maanden nadat deze in de regeling inzake activaondersteuning is ingestapt.
Wanneer aan een bank steun wordt verleend als een individuele maatregel of in het kader van een goedgekeurde regeling inzake activaondersteuning, verschaft de lidstaat de Commissie, uiterlijk bij de individuele aanmelding van het herstructureringsplan of het levensvatbaarheidsonderzoek, nadere gegevens over de betrokken activa en de waardering daarvan op het tijdstip dat dergelijke individuele steun wordt verleend, alsmede de gecertificeerde en gevalideerde uitkomsten van de informatieverschaffing over de bijzondere waardeverminderingsverliezen betreffende de activa die onder de maatregel inzake activaondersteuning vallen (3). De volledige evaluatie van de activiteiten en de balans van de bank dient zo snel mogelijk te worden verstrekt zodat het overleg over de passende aard en omvang van de herstructurering ruim vóór de formele presentatie van een herstructureringsplan kan worden aangevat ten einde het proces te versnellen en zo spoedig mogelijk klaarheid en rechtszekerheid te verschaffen.
Voor banken die al andere vormen van staatssteun hebben genoten — of het nu gaat om goedgekeurde garanties, regelingen inzake activaruil of herkapitalisatie, dan wel individuele maatregelen — moet iedere steun die in het kader van de regeling inzake activaondersteuning wordt verleend, vooraf worden aangemeld in het kader van de bestaande aanmeldingsverplichtingen, zodat de Commissie een volledig beeld krijgt van alle staatssteunmaatregelen die aan een individuele ontvanger van steun ten goede komen en beter in staat is om de eerdere maatregelen en de voorgenomen bijdrage van de lidstaat op hun doeltreffendheid te beoordelen in het kader van een algehele beoordeling.
De Commissie beoordeelt de steun die op grond van een tijdelijke goedkeuring is verleend, in het licht van de vraag of de voorgenomen herstructurering en de compenserende maatregelen (4) afdoende zijn, en bepaalt in een nieuwe beschikking of besluit haar standpunt ten aanzien van de verenigbaarheid van de steun voor een periode van meer dan zes maanden.
De lidstaten dienen om de zes maanden ook een verslag bij de Commissie in over het functioneren van de regelingen inzake activaondersteuning en over het verloop van de herstructureringsplannen van de banken. Wanneer de lidstaat al over andere vormen van steun aan zijn banken verslag moet uitbrengen, moet dat verslag worden aangevuld met de noodzakelijke gegevens over de maatregelen inzake activaondersteuning en de herstructureringsplannen voor banken.
(1) Preaanmeldingscontacten worden aangemoedigd.
(2) Zie deel 5.5 en bijlage IV.
(3) Er dient een brief van de leiding van de toezichthouder te worden verstrekt waarin de nadere uitkomsten worden gecertificeerd.
(4) Om de lidstaten en de Commissie het werk te verlichten, is de Commissie bereid gegroepeerde aanmeldingen van vergelijkbare herstructurerings-/liquidatiezaken te onderzoeken. De Commissie kan mogelijk oordelen dat geen plan behoeft te worden ingediend, omdat het om de loutere liquidatie van een instelling gaat, of omdat de omvang van de instelling verwaarloosbaar is.
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/23 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak COMP/M.5364 — Iberia/Vueling/Clickair)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/C 72/02)
Op 9 januari 2009 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, in samenhang met artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Spaans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32009M5364. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu). |
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/24 |
Wisselkoersen van de euro (1)
25 maart 2009
(2009/C 72/03)
1 euro=
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,3494 |
JPY |
Japanse yen |
132,24 |
DKK |
Deense kroon |
7,4486 |
GBP |
Pond sterling |
0,92425 |
SEK |
Zweedse kroon |
10,9565 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,5230 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
8,7275 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
27,290 |
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
HUF |
Hongaarse forint |
300,22 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,7095 |
PLN |
Poolse zloty |
4,5600 |
RON |
Roemeense leu |
4,2811 |
TRY |
Turkse lira |
2,2433 |
AUD |
Australische dollar |
1,9310 |
CAD |
Canadese dollar |
1,6598 |
HKD |
Hongkongse dollar |
10,4580 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
2,3847 |
SGD |
Singaporese dollar |
2,0376 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 837,68 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
12,8317 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
9,2176 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4750 |
IDR |
Indonesische roepia |
15 754,25 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,8956 |
PHP |
Filipijnse peso |
64,880 |
RUB |
Russische roebel |
45,4110 |
THB |
Thaise baht |
47,890 |
BRL |
Braziliaanse real |
3,0442 |
MXN |
Mexicaanse peso |
19,3909 |
INR |
Indiase roepie |
68,3740 |
Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/25 |
LIJST VAN PARTICULIERE ORGANISATIES OF OPENBARE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET DE IN ARTIKEL 15 VAN VERORDENING (EEG) NR. 2092/91 BEDOELDE CONTROLE
(2009/C 72/04)
In artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethoden en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen is bepaald dat de lidstaten een controlesysteem invoeren dat wordt toegepast door een of meer aangewezen controle-instanties en/of erkende particuliere controleorganisaties.
Overeenkomstig artikel 15, laatste alinea, van de Verordening is in deze mededeling, op basis van de tot 2008 bijgewerkte informatie van de lidstaten, een lijst opgenomen van de in elke lidstaat ingestelde controlesystemen en van de erkende controle-instanties en/of -organisaties.
In de kolom „Opmerkingen” zijn de in elke lidstaat ingestelde controlesystemen als volgt aangegeven:
A |
: |
Systeem met erkende particuliere controleorganisaties; |
B |
: |
Systeem met (een of meer) aangewezen openbare controle-instanties; |
C |
: |
Systeem met een aangewezen openbare controle-instantie en erkende particuliere controle-instanties. |
Met ingang van januari 1998 moeten de erkende controleorganisaties in de Europese Unie aan de eisenvan norm EN 45011 (artikel 9, lid 10, van Verordening (EEG) nr. 2092/91) voldoen.
De lijst bevat ook de controleorganisaties en/of -instanties die zijn erkend door landen die geen lid zijn van de Europese Unie, maar wel van de EER.
Oostenrijk en Spanje
In Oostenrijk en Spanje zijn de activiteiten van de instanties beperkt tot bepaalde deelstaten, resp. autonome gemeenschappen.
Ter aanduiding van deze deelstaten, resp. autonome gemeenschappen worden de volgende codes gebruikt (in de kolom „opmerkingen”).
Oostenrijk
Karinthië |
K |
Neder-Oostenrijk |
N |
Opper-Oostenrijk |
O |
Salzburg |
S |
Stiermarken |
ST |
Tirol |
T |
Wenen |
W |
Burgenland |
B |
Vorarlberg |
V |
Spanje
Andalousië |
AN |
Aragon |
AR |
Asturias |
AS |
De Balearen |
BA |
De Canarische eilanden |
CA |
Cantabrië |
CN |
Castilla-La Mancha |
CM |
Castilla-Leon |
CL |
Catalonië |
CT |
Extremadura |
EX |
Galicië |
GA |
Rioja |
RI |
Madrid |
MA |
Murcia |
MU |
Navarra |
NA |
Baskenland |
VAS |
Valencia |
VA |
Lidstaten en afkortingen |
Controleorganisatie(s) of -instantie(s) |
Opmerkingen |
|||||||||||||||
OOSTENRIJK |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
AT-N-01-BIO |
|
N, B, K, O, S, ST, T, V, W |
|||||||||||||||
AT-0-01-BIO |
|
O, B, K, N, S, ST, T, V, W |
|||||||||||||||
AT-O-02-BIO |
|
O, B, K, N, S, ST, T, V, W |
|||||||||||||||
AT-O-04-BIO |
|
O, B, K, S, ST, T |
|||||||||||||||
AT-S-01-BIO |
|
S, B, K, N, O,ST, T, V, W |
|||||||||||||||
AT-T-01-BIO |
|
T, K, N, O, S, V, W |
|||||||||||||||
AT-W-01-BIO |
|
W, B, K, N, O, S, ST, T, V |
|||||||||||||||
AT-W-02-BIO |
|
W, B, K, N, O, S, ST, T, V |
|||||||||||||||
BELGIE |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
BE-BIO-01 |
|
|
|||||||||||||||
BE-BIO-02 |
|
|
|||||||||||||||
BULGARIJE |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
BG-02 |
|
|
|||||||||||||||
BG-03 |
|
|
|||||||||||||||
BG-04 |
|
|
|||||||||||||||
BG-05 |
|
|
|||||||||||||||
BG-06 |
|
|
|||||||||||||||
BG-07 |
|
|
|||||||||||||||
CYPRUS |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
CY-BIO-001 |
|
|
|||||||||||||||
CY-BIO-002 |
|
|
|||||||||||||||
TJECHISCHE REPUBLIEK |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
CZ-BIO-KEZ-01 |
|
|
|||||||||||||||
CZ-BIO-ABCERT-02 |
|
|
|||||||||||||||
CZ-BIOKONT-03 |
|
|
|||||||||||||||
DENEMARKEN |
|
Systeem B |
|||||||||||||||
DK-Ø-50 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-1 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-2 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-3 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-4 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-5 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-6 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-7 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-8 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-9 |
|
|
|||||||||||||||
DK-Ø-10 |
|
|
|||||||||||||||
ESTLAND |
|
Systeem B |
|||||||||||||||
EE-VTA |
|
VFB is een controledienst verantwoordelijk voor invoervergunningen en voorbereiding |
|||||||||||||||
EE-TTI |
|
PPI is een controledienst verantwoordelijk voor productie |
|||||||||||||||
FINLAND |
|
Systeem B |
|||||||||||||||
FI-A-001 |
|
|
|||||||||||||||
FI-A-002 |
Varsinais-Suomen työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-003 |
Satakunnan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-004 |
Hämeen työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-005 |
Pirkanmaan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-006 |
Kaakkois-Suomen työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-007 |
Etelä-Savon työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-008 |
Pohjois-Savon työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-009 |
Pohjois-Karjalan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-010 |
Keski-Suomen työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-011 |
Etelä-Pohjanmaan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-012 |
Pohjanmaan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-013 |
Pohjois-Pohjanmaan työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-014 |
Kainuun työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-A-015 |
Lapin työvoima- ja elinkeinokeskus As above |
|
|||||||||||||||
FI-B |
Elintarviketurvallisuusvirasto Evira As above |
|
|||||||||||||||
FI-C |
|
|
|||||||||||||||
FI-D |
|
|
|||||||||||||||
FRANKRIJK |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
FR-BIO 01 |
|
|
|||||||||||||||
FR-AB 06 |
|
|
|||||||||||||||
FR-BIO 07 |
|
|
|||||||||||||||
FR-BIO 09 |
|
|
|||||||||||||||
FR-BIO 10 |
|
|
|||||||||||||||
FR-BIO 11 |
|
|
|||||||||||||||
DUITSLAND |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
DE-001-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-003-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-005-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-006-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-007-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-009-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-012-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-013-Öko-Kontrollstelle |
QC & I Gesellschaft für Kontrolle und Zertifizierung von Qualitätssicherungssystemen GmbH Geschäftsstelle:
Sitz der Gesellschaft:
|
|
|||||||||||||||
DE-021-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-022-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-024-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-026-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-032-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-034-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-037-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-039-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-043-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-044-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-060-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-061-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-063-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
DE-064-Öko-Kontrollstelle |
|
|
|||||||||||||||
GRIEKENLAND |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
EL-01-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-02-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-03-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-04-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-05-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-06-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-07-BIO |
|
|
|||||||||||||||
EL-08-BIO |
|
|
|||||||||||||||
HONGARIJE |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
HU-ÖKO-01 |
|
|
|||||||||||||||
HU-ÖKO-02 |
|
|
|||||||||||||||
IERLAND |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
IRL-OIB1 |
|
|
|||||||||||||||
IRL-OIB2 |
|
|
|||||||||||||||
IRL-OIB3 |
|
|
|||||||||||||||
ITALIË |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
IT-ASS |
|
|
|||||||||||||||
IT-ICA |
|
|
|||||||||||||||
IT-IMC |
|
|
|||||||||||||||
IT-BAC |
|
|
|||||||||||||||
IT-CPB |
|
|
|||||||||||||||
IT-CDX |
|
|
|||||||||||||||
IT-QCI |
|
|
|||||||||||||||
IT-ECO |
|
|
|||||||||||||||
IT-BSI |
|
|
|||||||||||||||
IT-ECS |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZO |
|
|
|||||||||||||||
IT-ABC |
|
|
|||||||||||||||
IT-ANC |
|
|
|||||||||||||||
IT-SDL |
|
|
|||||||||||||||
IT-CTQ |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZ-BZT |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZ-INC |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZ-IMO |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZ-QCI |
|
|
|||||||||||||||
IT-BZ-BKT |
|
|
|||||||||||||||
LETLAND |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
LV-EQ |
|
|
|||||||||||||||
LV-STC |
|
|
|||||||||||||||
LITOUWEN |
|
Systeem B |
|||||||||||||||
LT-01 |
|
|
|||||||||||||||
LUXEMBURG |
|
Systeem C |
|||||||||||||||
LU-BIO-01 |
|
|
|||||||||||||||
LU-BIO-04 |
|
|
|||||||||||||||
LU-BIO-05 |
|
|
|||||||||||||||
LU-BIO-06 |
|
|
|||||||||||||||
MALTA |
|
Systeem C |
|||||||||||||||
MT01 |
|
|
|||||||||||||||
MT02 |
|
|
|||||||||||||||
NEDERLAND |
|
Systeem B |
|||||||||||||||
NL01 |
|
|
|||||||||||||||
POLEN |
|
Systeem C |
|||||||||||||||
RE-01/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-02/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-03/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-04/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-05/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-06/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
RE-07/2005/PL |
|
|
|||||||||||||||
PORTUGAL |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
PT/AB 02 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 03 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 04 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 05 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 06 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 07 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 08 |
|
|
|||||||||||||||
PT/AB 09 |
|
|
|||||||||||||||
ROEMENIË |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
RO-ECO-001 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-002 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-003 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-005 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-006 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-007 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-008 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-009 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-010 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-011 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-012 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-013 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-014 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-015 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-016 |
|
|
|||||||||||||||
RO-ECO-017 |
|
|
|||||||||||||||
SLOWAKIJE |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
SK-02-BIO |
|
|
|||||||||||||||
SLOVENIË |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
SI-01-EKO |
|
|
|||||||||||||||
SI-IKC-EKO |
|
|
|||||||||||||||
SI-BV-EKO |
|
|
|||||||||||||||
SPANJE |
|
Systeem C |
|||||||||||||||
ES-AN-00-AE ES-CM-03-AE |
|
AN, CM |
|||||||||||||||
ES-AN-01-AE ES-AR-05/C-AE ES-CM-01-AE |
|
AN, AR, CM |
|||||||||||||||
ES-AN-03-AE |
|
AN |
|||||||||||||||
ES-AN-04-AE ES-AR-23/C-AE |
|
AN, AR |
|||||||||||||||
ES-AN-05-AE |
|
|
|||||||||||||||
ES-AR-AE |
|
AR |
|||||||||||||||
ES-AR-03/C-AE |
|
AR |
|||||||||||||||
ES-AN-06-AE ES-AR-17/C-AE |
|
AN, AR |
|||||||||||||||
ES-AR-18/C-AE |
|
AR |
|||||||||||||||
ES-AR-19/C-AE |
|
AR |
|||||||||||||||
ES-AS-AE |
|
AS |
|||||||||||||||
ES-BA-AE |
|
BA |
|||||||||||||||
ES-CA-AE |
|
CA |
|||||||||||||||
ES-CL-AE |
|
CL |
|||||||||||||||
ES-CM-01-AE |
|
CM |
|||||||||||||||
ES-CM-02-AE |
|
CM |
|||||||||||||||
ES-CM-03-AE |
|
CM |
|||||||||||||||
ES-CM-04-AE |
|
CM |
|||||||||||||||
ES-CN-AE |
|
CN |
|||||||||||||||
ES-CT-AE |
|
CT |
|||||||||||||||
ES-EX-01-AE |
|
EX Controle van verwerkers en importeurs |
|||||||||||||||
ES-EX-02-AE |
|
EX Controle van producenten |
|||||||||||||||
ES-GA-AE |
|
GA |
|||||||||||||||
ES-MA-AE |
|
MA |
|||||||||||||||
ES-MU-AE |
|
MU |
|||||||||||||||
ES-NA-AE |
|
NA |
|||||||||||||||
ES-VAS-AE |
|
VAS |
|||||||||||||||
ES-RI-AE |
|
RI |
|||||||||||||||
ES-VA-AE |
|
VA |
|||||||||||||||
ZWEDEN |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
SE Ekol 1 |
|
|
|||||||||||||||
SE Ekol 3 |
|
Voor primaire productie en etikettering van voeder |
|||||||||||||||
VERENIGD KONINKRIJK |
|
Systeem A |
|||||||||||||||
UK 2 |
|
|
|||||||||||||||
UK 3 |
|
|
|||||||||||||||
UK 4 |
|
|
|||||||||||||||
UK 5 |
|
||||||||||||||||
UK 6 |
|
|
|||||||||||||||
UK 7 |
|
|
|||||||||||||||
UK 9 |
|
|
|||||||||||||||
UK 13 |
|
|
|||||||||||||||
UK 15 |
|
|
EER-landen en afkortingen |
Controleorganisatie(s) of -instanties |
Opmerkingen |
||||||
IJSLAND |
|
Systeem B |
||||||
IS-1 |
|
|
||||||
NOORWEGEN |
|
Systeem A |
||||||
N-001 |
|
|
INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/50 |
Uitnodiging om overeenkomstig artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie opmerkingen in te dienen over staatssteun met betrekking tot het belasten van captive verzekeringsmaatschappijen in Liechtenstein
(2009/C 72/05)
Bij Beschikking nr. 620/08/COL van 24 september 2008, die na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een procedure ingeleid op grond van artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „Protocol 3” te noemen). De autoriteiten van Liechtenstein zijn hiervan in kennis gesteld door middel van een kopie van de beschikking.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA verzoekt hierbij de EVA-staten, de EU-lidstaten en belanghebbende partijen hun opmerkingen over de betrokken maatregel binnen één maand na de publicatie van deze bekendmaking in te dienen bij:
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
Griffie |
35, rue Belliard |
1040 Bruxelles/Brussel |
BELGIQUE/BELGIË |
Deze opmerkingen zullen ter kennis van de autoriteiten van Liechtenstein worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.
SAMENVATTING
De zaak is op 14 maart 2007 door de Autoriteit ingeleid met het sturen van een verzoek om informatie aan de autoriteiten van Liechtenstein.
Bij de wet van 18 december 1997 inzake de wijziging van de belastingwet van Liechtenstein (1), hebben de autoriteiten van Liechtenstein speciale belastingregels ingevoerd voor captive verzekeringsmaatschappijen.
Ingevolge artikel 82a), lid 1, van de belastingwet betalen captive verzekeringsmaatschappijen een vermogensbelasting van 1‰ over het eigen vermogen van de onderneming. Voor eigen vermogens van meer dan 50 miljoen wordt de belastingvoet verlaagd tot 0,75 ‰ en voor eigen vermogens van meer dan 100 miljoen tot 0,5 ‰. Het normale belastingtarief bedraagt 2 ‰.
Uit artikel 82, onder a), juncto artikel 73 van de belastingwet vloeit voort dat captive verzekeringsmaatschappijen geen inkomstenbelastingen betalen.
Bovendien worden krachtens artikel 88, onder d), lid 3, van de belastingwet aandelen of vermogensbestanddelen van captive verzekeringsmaatschappijen vrijgesteld van betaling van de couponbelasting, die normaliter 4 % bedraagt.
Volgens het voorlopig standpunt van de Autoriteit zijn captive verzekeringsmaatschappijen ondernemingen in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. Zij verrichten diensten ten behoeve van een specifieke groep ondernemingen. Het aanbieden van verzekeringen is een dienst die in beginsel een economische activiteit is. Een captive verzekeringsmaatschappij zal normaal gesproken uit de diensten die zij aanbiedt een inkomen genereren. Dat de dienst slechts ten behoeve van een afnemer of een beperkte groep afnemers wordt verricht, belet niet dat dit een economische activiteit is.
De vrijstelling van inkomstenbelasting en de verlaagde vermogensbelasting voldoen volgens het voorlopig standpunt van de Autoriteit ook aan de andere voorwaarden om als staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst te kunnen worden aangemerkt.
Een gedeeltelijke of volledige belastingvrijstelling leidt tot een vermindering van de staatsmiddelen. Aan de ondernemingen worden voordelen toegekend, aangezien zij vermindering krijgen van belastingen die normaal gesproken ten laste zouden komen van hun begrotingen. De in aanmerking komende ondernemingen verrichten diensten die tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst worden verhandeld en dus openstaan voor grensoverschrijdende concurrentie. De maatregelen zijn selectief aangezien zij slechts op een specifieke groep ondernemingen van toepassing zijn. Volgens de Autoriteit vloeit deze selectiviteit niet voort uit de inherente logica van het belastingstelsel.
Voor de couponbelasting geldt een soortgelijke redenering. Een verschil is echter dat de couponbelasting een bronbelasting is. De vrijstelling van couponbelasting levert de eigenaren van captive verzekeringsmaatschappijen derhalve voordelen op. Deze eigenaren zijn gewoonlijk (grote) ondernemingen. Dit soort ondernemingen zullen aldus rechtstreeks van de steunmaatregel profiteren. Daarenboven kunnen captive verzekeringsmaatschappijen indirect van de vrijstelling van couponbelasting profiteren. Zij zullen aantrekkelijker worden voor investeerders, zodat de maatregel de toegang tot kapitaal zal vergemakkelijken.
Steunmaatregelen die vallen onder artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst zijn in de regel niet verenigbaar met de werking van de EER-Overeenkomst, tenzij zij in aanmerking komen voor een afwijking uit hoofde van artikel 61, lid 2, of lid 3, van de EER-Overeenkomst. Volgens het voorlopig standpunt van de Toezichthoudende Autoriteit is blijkbaar geen van de in deze bepalingen genoemde afwijkingen van toepassing op de belastingheffing op captive verzekeringsmaatschappijen in Liechtenstein. Aangezien de maatregelen zijn vastgesteld nadat Liechtenstein tot de EER-Overeenkomst is toegetreden, zal elke onverenigbare steun normaal gesproken moeten worden teruggevorderd.
Conclusie
Gelet op voorgaande overwegingen heeft de Autoriteit besloten de formele onderzoeksprocedure overeenkomstig artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol 3 van de EER-Overeenkomst in te leiden. Belanghebbende partijen worden verzocht binnen één maand na de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie hun opmerkingen in te dienen.
(1) Wet van 18 december 1997 inzake de wijziging van de belastingwet van Liechtenstein, Staatsblad van 1998, nr. 36.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Commissie
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/52 |
BESLUIT Nr. 842
van 23 december 2008
inzake de opening van een procedure voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie van olie- en gasbronnen — ondergrondse natuurlijke rijkdommen, overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, in blok 1-12 „Devetaki”, gelegen in de provincies Loven, Pleven en Gabrovo, alsmede kennisgeving betreffende de geplande aanbesteding voor het verlenen van bedoelde vergunning
(2009/C 72/06)
REPUBLIEK BULGARIJE
MINISTERRAAD
Overeenkomstig artikel 5, punt 2, artikel 42, lid 1, punt 1, en artikel 44, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, en gelet op artikel 4, lid 2, punt 16, en artikel 1, punt 24a, van de Energiewet,
HEEFT DE MINISTERRAAD BESLOTEN:
1. |
een procedure te openen voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie en exploratie van aardolie en aardgas in blok 1-5 „Devetaki”, met een oppervlakte van 786,74 km2 en met de coördinaten als gespecificeerd in het ontwerpcontract voor prospectie en exploratie, dat een integrerend onderdeel uitmaakt van het aanbestedingsdossier; |
2. |
aan te kondigen dat de vergunningverlening zal verlopen overeenkomstig een aanbestedingsprocedure; |
3. |
te specificeren dat de periode waarvoor de prospectie- en exploratievergunning geldt, 5 jaar zal bedragen na de datum van inwerkingtreding van het prospectie- en exploratiecontract, met het recht op verlenging van deze periode overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
4. |
de toewijzing van de vergunning overeenkomstig het bovenstaande punt 1 zal plaatsvinden op de 150e dag na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, en wel in het gebouw van het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, Sofia; |
5. |
de uiterste termijn voor het aanvragen van het aanbestedingsdossier is de 120e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
6. |
de uiterste termijn voor het indienen van de kennisgevingen betreffende deelname aan de aanbesteding is de 130e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
7. |
de uiterste termijn voor het indienen van de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding is de 144e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
8. |
de toewijzing van de vergunning vergt niet dat de kandidaten persoonlijk aanwezig zijn; |
9. |
de prijs van het aanbestedingsdossier is vastgesteld op 500 BGN (500 Bulgaarse leva). Het aanbestedingsdossier kan binnen de in punt 5 genoemde termijn worden verkregen bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, kamer 802, Triaditza-straat 8, Sofia; |
10. |
de deelnemers aan de aanbesteding moeten voldoen aan de eisen van artikel 23, lid 1, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
11. |
de aanvragen van de deelnemers aan de aanbesteding zullen worden geëvalueerd op basis van de ingediende werkprogramma's, de geplande milieubeschermings- en opleidingsinstrumenten en de premies, alsook op basis van de financiële en beheerscapaciteiten van de kandidaten; |
12. |
het deposito voor deelname aan de aanbesteding is vastgesteld op 10 000 BGN (10 000 Bulgaarse leva) en moet vóór het verstrijken van de in punt 6 genoemde uiterste termijn worden betaald op de bankrekening van het Ministerie van Economische zaken en Energie, zoals vastgelegd in het aanbestedingsdossier; |
13. |
in het geval een kandidaat niet wordt toegelaten tot de aanbesteding, wordt het deposito terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum waarop de kandidaat in kennis is gesteld van het feit dat hij niet wordt toegelaten; |
14. |
het deposito van de succesvolle aanvrager wordt bewaard en de deposito's van alle andere aanvragers worden terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum van publicatie in het Staatsblad van het besluit van de Ministerraad houdende verlening van de vergunning voor prospectie en exploratie; |
15. |
de kennisgevingen voor deelname aan de aanbesteding en de voorstellen van de kandidaten betreffende de aanbestedingsvoorwaarden moeten worden ingediend bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, overeenkomstig de eisen van artikel 46 van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
16. |
de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten in overeenstemming zijn met de eisen en voorwaarden als omschreven in het aanbestedingdossier; |
17. |
de aanbesteding kan plaatsvinden zelfs wanneer slechts één kandidaat daartoe is toegelaten; |
18. |
de minister van Economische zaken en Energie wordt gemachtigd om:
|
19. |
beroep tegen dit besluit kan binnen een termijn 14 dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend bij het Hooggerechtshof voor Administratieve zaken. |
Eerste Minister
Sergeï STANISHEV
Eerste Secretaris van de Ministerraad
Veselin DAKOV
Eensluidende kopie
Directeur van het Bureau van het Kabinet
Veselin DAKOV
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/54 |
BESLUIT Nr. 843
van 23 december 2008
inzake de opening van een procedure voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie van olie- en gasbronnen — ondergrondse natuurlijke rijkdommen, overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, in blok 1-12 „Miziya”, gelegen in de provincie Vratsa, alsmede kennisgeving betreffende de geplande aanbesteding voor het verlenen van bedoelde vergunning
(2009/C 72/07)
REPUBLIEK BULGARIJE
MINISTERRAAD
Overeenkomstig artikel 5, punt 2, artikel 42, lid 1, punt 1, en artikel 44, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, en gelet op artikel 4, lid 2, punt 16, en artikel 1, punt 24a, van de Energiewet,
HEEFT DE MINISTERRAAD BESLOTEN:
1. |
een procedure te openen voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie en exploratie van aardolie en aardgas in blok 1-9 „Miziya”, met een oppervlakte van 155,95 km2 en met de coördinaten als gespecificeerd in het ontwerpcontract voor prospectie en exploratie, dat een integrerend onderdeel uitmaakt van het aanbestedingsdossier; |
2. |
aan te kondigen dat de vergunningverlening zal verlopen overeenkomstig een aanbestedingsprocedure; |
3. |
te specificeren dat de periode waarvoor de prospectie- en exploratievergunning geldt, 5 jaar zal bedragen na de datum van inwerkingtreding van het prospectie- en exploratiecontract, met het recht op verlenging van deze periode overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
4. |
de toewijzing van de vergunning overeenkomstig het bovenstaande punt 1 zal plaatsvinden op de 150e dag na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, en wel in het gebouw van het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, Sofia; |
5. |
de uiterste termijn voor het aanvragen van het aanbestedingsdossier is de 120e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
6. |
de uiterste termijn voor het indienen van de kennisgevingen betreffende deelname aan de aanbesteding is de 130e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
7. |
de uiterste termijn voor het indienen van de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding is de 144e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
8. |
de toewijzing van de vergunning vergt niet dat de kandidaten persoonlijk aanwezig zijn; |
9. |
de prijs van het aanbestedingsdossier is vastgesteld op 500 BGN (500 Bulgaarse leva). Het aanbestedingsdossier kan binnen de in punt 5 genoemde termijn worden verkregen bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, kamer 802, Triaditza-straat 8, Sofia; |
10. |
de deelnemers aan de aanbesteding moeten voldoen aan de eisen van artikel 23, lid 1, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
11. |
de aanvragen van de deelnemers aan de aanbesteding zullen worden geëvalueerd op basis van de ingediende werkprogramma's, de geplande milieubeschermings- en opleidingsinstrumenten en de premies, alsook op basis van de financiële en beheerscapaciteiten van de kandidaten; |
12. |
het deposito voor deelname aan de aanbesteding is vastgesteld op 10 000 BGN (10 000 Bulgaarse leva) en moet vóór het verstrijken van de in punt 6 genoemde uiterste termijn worden betaald op de bankrekening van het Ministerie van Economische zaken en Energie, zoals vastgelegd in het aanbestedingsdossier; |
13. |
in het geval een kandidaat niet wordt toegelaten tot de aanbesteding, wordt het deposito terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum waarop de kandidaat in kennis is gesteld van het feit dat hij niet wordt toegelaten; |
14. |
het deposito van de succesvolle aanvrager wordt bewaard en de deposito's van alle andere aanvragers worden terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum van publicatie in het Staatsblad van het besluit van de Ministerraad houdende verlening van de vergunning voor prospectie en exploratie; |
15. |
de kennisgevingen voor deelname aan de aanbesteding en de voorstellen van de kandidaten betreffende de aanbestedingsvoorwaarden moeten worden ingediend bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, overeenkomstig de eisen van artikel 46 van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
16. |
de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten in overeenstemming zijn met de eisen en voorwaarden als omschreven in het aanbestedingdossier; |
17. |
de aanbesteding kan plaatsvinden zelfs wanneer slechts één kandidaat daartoe is toegelaten; |
18. |
de minister van Economische zaken en Energie wordt gemachtigd om:
|
19. |
beroep tegen dit besluit kan binnen een termijn 14 dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend bij het Hooggerechtshof voor Administratieve zaken. |
Eerste Minister
Sergeï STANISHEV
Eerste Secretaris van de Ministerraad
Veselin DAKOV
Eensluidende kopie
Directeur van het Bureau van het Kabinet
Veselin DAKOV
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/56 |
BESLUIT Nr. 844
van 23 december 2008
inzake de opening van een procedure voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie van olie- en gasbronnen — ondergrondse natuurlijke rijkdommen, overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, in blok 1-12 „Botevo”, gelegen in de provincies Vratsa en Montana, alsmede kennisgeving betreffende de geplande aanbesteding voor het verlenen van bedoelde vergunning
(2009/C 72/08)
REPUBLIEK BULGARIJE
MINISTERRAAD
Overeenkomstig artikel 5, punt 2, artikel 42, lid 1, punt 1, en artikel 44, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen, en gelet op artikel 4, lid 2, punt 16, en artikel 1, punt 24a, van de Energiewet,
HEEFT DE MINISTERRAAD BESLOTEN:
1. |
een procedure te openen voor het verlenen van een vergunning voor de prospectie en exploratie van aardolie en aardgas in blok 1-10 „Botevo”, met een oppervlakte van 280,58 km2 en met de coördinaten als gespecificeerd in het ontwerpcontract voor prospectie en exploratie, dat een integrerend onderdeel uitmaakt van het aanbestedingsdossier; |
2. |
aan te kondigen dat de vergunningverlening zal verlopen overeenkomstig een aanbestedingsprocedure; |
3. |
te specificeren dat de periode waarvoor de prospectie- en exploratievergunning geldt, 5 jaar zal bedragen na de datum van inwerkingtreding van het prospectie- en exploratiecontract, met het recht op verlenging van deze periode overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
4. |
de toewijzing van de vergunning overeenkomstig het bovenstaande punt 1 zal plaatsvinden op de 150e dag na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, en wel in het gebouw van het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, Sofia; |
5. |
de uiterste termijn voor het aanvragen van het aanbestedingsdossier is de 120e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
6. |
de uiterste termijn voor het indienen van de kennisgevingen betreffende deelname aan de aanbesteding is de 130e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
7. |
de uiterste termijn voor het indienen van de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding is de 144e dag, 17.00 uur, na de datum van publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
8. |
de toewijzing van de vergunning vergt niet dat de kandidaten persoonlijk aanwezig zijn; |
9. |
de prijs van het aanbestedingsdossier is vastgesteld op 500 BGN (500 Bulgaarse leva). Het aanbestedingsdossier kan binnen de in punt 5 genoemde termijn worden verkregen bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, kamer 802, Triaditza-straat 8, Sofia; |
10. |
de deelnemers aan de aanbesteding moeten voldoen aan de eisen van artikel 23, lid 1, van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
11. |
de aanvragen van de deelnemers aan de aanbesteding zullen worden geëvalueerd op basis van de ingediende werkprogramma's, de geplande milieubeschermings- en opleidingsinstrumenten en de premies, alsook op basis van de financiële en beheerscapaciteiten van de kandidaten; |
12. |
het deposito voor deelname aan de aanbesteding is vastgesteld op 10 000 BGN (10 000 Bulgaarse leva) en moet vóór het verstrijken van de in punt 6 genoemde uiterste termijn worden betaald op de bankrekening van het Ministerie van Economische zaken en Energie, zoals vastgelegd in het aanbestedingsdossier; |
13. |
in het geval een kandidaat niet wordt toegelaten tot de aanbesteding, wordt het deposito terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum waarop de kandidaat in kennis is gesteld van het feit dat hij niet wordt toegelaten; |
14. |
het deposito van de succesvolle aanvrager wordt bewaard en de deposito's van alle andere aanvragers worden terugbetaald binnen een termijn van 14 dagen na de datum van publicatie in het Staatsblad van het besluit van de Ministerraad houdende verlening van de vergunning voor prospectie en exploratie; |
15. |
de kennisgevingen voor deelname aan de aanbesteding en de voorstellen van de kandidaten betreffende de aanbestedingsvoorwaarden moeten worden ingediend bij het Ministerie van Economische zaken en Energie, Triaditza-straat 8, overeenkomstig de eisen van artikel 46 van de Wet betreffende ondergrondse natuurlijke rijkdommen; |
16. |
de aanvragen voor deelname aan de aanbesteding moeten in overeenstemming zijn met de eisen en voorwaarden als omschreven in het aanbestedingdossier; |
17. |
de aanbesteding kan plaatsvinden zelfs wanneer slechts één kandidaat daartoe is toegelaten; |
18. |
de minister van Economische zaken en Energie wordt gemachtigd om:
|
19. |
beroep tegen dit besluit kan binnen een termijn 14 dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend bij het Hooggerechtshof voor Administratieve zaken. |
Eerste Minister
Sergeï STANISHEV
Eerste Secretaris van de Ministerraad
Veselin DAKOV
Eensluidende kopie
Directeur van het Bureau van het Kabinet
Veselin DAKOV
ANDERE BESLUITEN
Commissie
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/58 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen
(2009/C 72/09)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.
SAMENVATTING
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
„GRELOS DE GALICIA”
EG-nummer: ES-PGI-0005-0469-13.06.2005
BOB ( ) BGA ( X )
Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.
1. Bevoegde dienst van de lidstaat:
Naam: |
Subdirección General de Calidad y Agricultura ecológica — Dirección General de Industrias y Mercados Agroalimentarios — Secretaría General de Medio Rural del Ministerio de Medio Ambiente, y Medio Rural y Marino de España |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+34 913475394 |
|||
Fax |
+34 913475410 |
|||
E-mail: |
sgcaae@mapya.es |
2. Groepering:
Naam: |
CHAMPIVIL, S.L. y otros |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+34 9825112 22 |
|||
Fax |
+34 982512135 |
|||
E-mail: |
info@champivil.com |
|||
Samenstelling: |
Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstellingen ( ) |
3. Productcategorie:
Categorie 1.6 — Onverwerkt of verwerkt fruit, groenten en granen
4. Productdossier:
(Samenvatting van de bij artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)
4.1. Naam:
„Grelos de Galicia”
4.2. Beschrijving:
Het product „Grelos de Galicia” is beschermd door het label van de Beschermde Geografische Aanduiding. Het wordt omschreven als het vegetatieve, voor menselijke consumptie bestemde, deel van de plantensoort „Brassica rapa L. var. rapa” (over het algemeen gekend als raap). Deze plantensoort is bekend als een variëteit van de ecotypes die voorkomen in Santiago en Lugo, en als een commerciële variëteit, die geregistreerd is als „Grelos de Santiago” of „Globo blanco de Lugo”, en respectievelijk representatief zijn voor de genoemde ecotypes. Het product wordt vers, ingevroren of geconserveerd verhandeld.
De plant heeft de volgende morfologische kenmerken: spilwortel met verdikt bovenste deel, dat overgaat in een effen stengel en vertakt vanaf de stengelhals. De onderste bladeren hebben grote en kleine zijlobben, die evenwel groter zijn aan de bladrand, en een ruwe stengel. De bovenste bladeren van de bloemstengel zijn langwerpige lancetbladeren met twee grote, rondachtige, stengelomvattende en onbehaarde bladschijven.
De benaming „grelos” (raapstengels) omvat zowel de bladeren en stengels die in de loop van de groeicyclus worden geoogst, die „nabizas” (jonge raapstengels) worden genoemd, als de bloembladeren en -stengels in het stadium net voor de bloei, die op veel plaatsen in Galicia gekend zijn als „cimos”.
De verse raapstengels worden op grond van hun herkomst en hun variëteit in homogene loten verhandeld, gewoonlijk in bundels van 0,5 kg of 1 kg. Deze bundels worden vastgebonden met linten uit plantaardig materiaal of uit ander toegestaan materiaal, dat in het kwaliteitshandboek is vastgelegd.
De raapstengels die bestemd zijn om te worden ingevroren, worden vóór het invriezen geclassificeerd, gewassen, geblancheerd en eventueel fijngesneden. Daarna worden ze ingepakt in verpakkingen met een geautoriseerd gewicht in een materiaal overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften die uitdrukkelijk vermeld worden in het kwaliteitshandboek.
De raapstengels die bestemd zijn om te worden geconserveerd, worden op natuurlijke wijze ingelegd in eigen kookwater met toevoeging van keukenzout, maar zonder zuurmakende middelen. Ze worden ingelegd in blikken of bokalen met een geautoriseerd gewicht overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke voorschriften die uitdrukkelijk vermeld zijn in het kwaliteitshandboek.
Organoleptische kenmerken: De raapstengels worden niet vers geconsumeerd. Om ze eetbaar te maken, moeten ze worden gekookt. De kooktijd hangt af van het fenologische stadium. De organoleptische kenmerken zijn dus de kenmerken van de raapstengel die klaar is om te worden gegeten, met andere woorden, die door de consument of het bedrijf, is gekookt.
De kenmerken zijn als volgt: intens groene kleur, die dieper wordt naarmate de bloeitijd nadert. Lichtzure smaak met een zekere bitterheid. Lichtvezelachtige textuur, maar de variëteiten met smalle bladeren en veel bladstelen bevatten ook meer vezels. Zeer zacht door de beperkte hoeveelheid voedingsvezels.
4.3. Geografisch gebied:
Het productiegebied omvat alle gemeenten van de autonome gemeenschap Galicië. Het product wordt in het productiegebied verwerkt en verpakt.
4.4. Bewijs van de oorsprong:
Uitsluitend de raapstengels die volgens de in het productdossier en het kwaliteitshandboek voorgeschreven gegevens worden geteeld op de plantages en door de telers, die zijn ingeschreven in het desbetreffende register, worden beschermd door het label van de B.G.A. „Grelos de Galicia” of worden gebruikt voor de transformatie tot raapstengels, die beschermd worden door het label van de voornoemde B.G.A. Zo hebben ook alleen de raapstengels die bewerkt en/of verwerkt worden in de bedrijven, die in het desbetreffende register zijn ingeschreven, recht op het B.G.A. label „Grelos de Galicia”.
Alle natuurlijke of rechtspersonen die goederen bezitten die in de registers zijn ingeschreven, de plantages, de magazijnen, de bedrijven en de producten moeten door het controleorgaan worden geïnspecteerd en geverifieerd, zodat het controleorgaan kan vaststellen of de producten die worden beschermd door het label van de Beschermde Geografische Aanduiding „Grelos de Galicia” volgens de voorschriften van het productdossier en het kwaliteitshandboek werden behandeld.
4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product:
Het zaad moet afkomstig zijn van planten van de ecotypes van Santiago en Lugo, zowel de gecommercialiseerde variëteiten „Grelos de Santiago” en „Globo blanco de Lugo” als planten die afkomstig zijn van hergebruik, of van andere percelen die in het register van plantages van de Beschermde Geografische Aanduiding „Grelos de Galicia” zijn ingeschreven. Het zaaien gebeurt handmatig, vanaf half augustus. De exacte datum verschilt van gebied tot gebied en is afhankelijk van de variëteit die vroeger of later rijp wordt. Het oogsten gebeurt handmatig, met voorkeur tijdens de koelere uren. Dit vereist veel zorg, want de bladeren mogen niet worden beschadigd. Anders zou het uiterlijk van de plant worden ontsierd en zouden er ziekteverwekkende micro-organismen op de plant verschijnen. Wanneer het product bestemd is voor de verwerkende nijverheid, dan kan de oogst ook mechanisch gebeuren. Op de oogstdag zelf moeten de raapstengels, met uiterste voorzichtigheid — om het product niet te beschadigen — naar het magazijn of het verwerkende bedrijf worden gestuurd.
Het verwerken en verpakken van de raapstengels moet in het afgebakende geografische gebied plaatsvinden. Dit wordt vereist door de delicate omstandigheden die na de oogst nodig zijn om het product te behandelen en te bewaren. Deze handelingen moeten dus om de volgende redenen in het afgebakende beschermde gebied plaatsvinden:
— |
De aantasting van het product vermijden: De raapstengels zijn bladgroenten die tussen het moment dat ze worden geoogst en het moment dat ze naar het magazijn worden gebracht snel aangetast raken. Door waterverlies en cellysis begint het blad te vergelen en te verrotten, waardoor de handelswaarde van het product daalt. Als functionele levensmiddelen bevatten de raapstengels bovendien een toegevoegde waarde door het hoge gehalte aan verbindingen van het type glucosinolaat, flavonoïde, vitamines, enz. Na de oogst raken deze en andere verbindingen echter snel aangetast, waardoor de voedingswaarde aanzienlijk daalt. Zo weten we dat na twee dagen meer dan 50 % van de vitamine C verloren gaat en dat de glucosinolaten (antikanker verbindingen) meteen na de oogst snel worden aangetast. Om al deze redenen is het aangewezen dat de bewerking, het transport, de opslag en de verwerking onmiddellijk na de oogst gebeuren, binnen een termijn van maximum 24 uur. Dit betekent dat de afstand tussen de oogstplaats en de plaats van verdeling, verpakking en verwerking zo kort mogelijk moet zijn. |
— |
De traceerbaarheid garanderen en de controle verzekeren: Het geografische gebied dat onder de bevoegdheid van het controleorgaan valt, beperkt zich tot het vastgestelde geografische gebied, met name de autonome gemeenschap Galicië. Als de „Grelos de Galicia” in deze gemeenschap wordt bereid, bewerkt en verpakt, dan kunnen de oorsprong en de traceerbaarheid door het controle- en certificatiesysteem steeds worden gewaarborgd. |
— |
De typische kenmerken van de „Grelos de Galicia” behouden en de kwaliteit ervan bewaren: In de autonome gemeenschap Galicië bestaat een zeer diepgewortelde traditie rond het gebruik en de verwerking van dit product. Door het feit dat de „Grelos de Galicia” in het afgebakende geografische gebied wordt verpakt, blijven de specifieke kenmerken en de kwaliteit ervan op beslissende wijze beschermd. Het komt erop neer dat de producenten en de controlestructuur van de Beschermde Geografische Aanduiding de normen voor het transport, de verwerking, en de verpakking van de raapstengels toepassen en controleren. Deze tussenkomende partijen bezitten de kennis en beheersen de techniek die nodig zijn om de „Grelos de Galicia” correct te bewerken. |
4.6. Verband:
De eerste geschreven bronnen over het gebruik van de raap in de wisselteelt dateren uit de 13e eeuw. Het zijn verschillende wetteksten en documenten voor de koop en verkoop van landbouwgronden, genaamd „nabales”. Door deze koop en verkoop kon de wisselteelt zomergranen-rapen-wintergranen geleidelijk aan op alle landbouwgronden worden ingevoerd.
Rapen zijn planten die zich kunnen ontwikkelen en die groeien in een vochtig klimaat met gematigde temperatuur. Ze zijn bestand tegen vorst en hebben vluchtbare grond nodig, met een hoog gehalte aan organisch materiaal, van middelmatige dichtheid, diep en los gelegen, niet doorweekt, maar met een relatief hoog vochtgehalte. Deze omstandigheden van klimaat en grond zijn op talrijke plaatsen in Galicië te vinden.
De raapstengels zijn voor een aantal van de meest representatieve gerechten van de Galicische keuken, zoals „Caldo” (bouillon) of „Pote gallego” (Galicische stoofpot), „Cocido” (stoofpot) en „Lacón con Grelos” (varkensschouder met raapstengels) onmisbare groenten. De raapstengels vormen bijgevolg een element dat het verschil maakt tussen de Galicische keuken en de traditionele keukens van andere regio's.
De talrijke historische en gastronomische referenties aan dit product onthullen hoe diep deze groente in de Galicische cultuur is ingeworteld. Verschillende auteurs die op etnografisch en gastronomisch vlak gespecialiseerd zijn, benadrukken unaniem de centrale plaats en de eigenheid van de raapstengels in de traditionele Galicische keuken. Zo zijn verwijzingen naar de groente terug te vinden in het werk van de vermaarde veelschrijver Ramón Otero Pedrayo (Guía de Galicia. 1926), de gastronomische criticus Ángel Muro (Almanaque y conferencias culinarias. 1890-1905), van de schrijvers Emilia Pardo Bazán (La cocina española antigua. 1912), Manuel María Puga y Parga (La cocina práctica. 1905) en Álvaro Cunqueiro (A cociña galega. 1973).
Ten slotte is dit product als typische Galicische groente ook opgenomen in de Spaanse inventaris van traditionele producten die door het ministerie van landbouw, visserij en voeding in 1996 werd gepubliceerd.
4.7. Controlestructuur:
Naam: |
Instituto Galego da Calidade Alimentaria (INGACAL) |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+34 981540055 |
|||
Fax |
+34 981540018 |
|||
E-mail: |
sxca.agri@xunta.es |
4.8. Etikettering:
De raapstengels die beschermd zijn door het label van de Beschermde Geografische Aanduiding „Grelos de Galicia” en gecommercialiseerd worden, moeten, na de certificering, het commerciële etiket dragen dat overeenstemt met het eigen merk van iedere producent/verpakker. Ze moeten ook een alfanumeriek tegenetiket dragen, dat door het controleorgaan wordt goedgekeurd en afgeleverd; alsook het officiële logo van de Beschermde Geografische Aanduiding.
De vermelding „Beschermde Geografische Aanduiding „Grelos de Galicia”” moet zowel op het commerciële etiket als op het etiket van de B.G.A. zelf staan.
Op het etiket kan facultatief ook het fenologische stadium van de plant worden vermeld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen „nabizas” en „cimos”, zoals in de paragraaf over de beschrijving van het product is verduidelijkt.
Op het etiket van de verpakking van de raapstengels, die andere verwerkingsprocessen ondergaan dan de processen die in het productdossier zijn opgenomen, mag bovendien worden vermeld dat het product gemaakt is uit raapstengels die beschermd zijn door het label van de B.G.A. „Grelos de Galicia”, indien de grondstof voldoet aan de in het productdossier voorgeschreven gegevens en de normen uit het kwaliteitshandboek, die daarvoor zijn voorzien, nageleefd zijn.
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/62 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen
(2009/C 72/10)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.
SAMENVATTING
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
„MOUTARDE DE BOURGOGNE”
EG-nummer: FR-PGI-005-0503-25.10.2005
BOB ( ) BGA ( X )
Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.
1. Bevoegde dienst van de lidstaat:
Naam: |
Institut National des Appellations d'Origine (I.N.A.O.) |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+33 153898000 |
|||
Fax |
+33 142255797 |
|||
E-mail: |
info@inao.gouv.fr |
2. Groepering:
Naam: |
Association Moutarde de Bourgogne (AMB) |
||||
Adres: |
|
||||
Tel. |
+33 380288140 |
||||
Fax |
+33 380288169 |
||||
E-mail: |
laure.ohleyer@cote-dor.chambagri.fr |
||||
Samenstelling: |
Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( X ) |
3. Productcategorie:
Categorie 2.6: „Mosterdpasta”
4. Productdossier:
(Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)
4.1. Naam:
„Moutarde de Bourgogne”
4.2. Beschrijving:
De „Moutarde de Bourgogne” is een sterke of extra sterke mosterd waarin witte wijn is verwerkt, met een lichtgele kleur en een dichte, homogene en zachte textuur. De mosterd heeft een krachtige en typische geur van witte wijn uit de Bourgogne, is zeer scherp en heeft een uitgesproken smaak van witte wijn uit de Bourgogne.
4.2.1. Ingrediënten en toegestane additieven:
— |
mosterdzaden die worden geteeld en opgeslagen in de Bourgogne; |
— |
verdunningsvloeistof: bestaande uit water en witte wijn met een Appellation d'Origine Contrôlée uit de Bourgogne, waarbij de wijn minimaal 25 % van het mengsel uitmaakt. Het betreft droge witte wijnen van de traditionele druivenrassen Aligoté en Chardonnay. Ze zijn karakteristiek vanwege hun krachtige aroma en lange nasmaak; |
— |
zout, suikers, kruiden, additieven (die door de Europese additievenrichtlijn van 1995 worden toegestaan uitgezonderd kunstmatige kleurstoffen, meel van granen of elke andere stabilisator of bindmiddel, natuurlijke of kunstmatige mosterdolie, mosterdextract of etherische mosterdolie). |
4.2.2. Fysisch-chemische eigenschappen van de „Moutarde de Bourgogne”:
— |
droog extract van de zaden > of = 24 gewichtsprocent van het eindproduct; |
— |
vetstoffen uit de mosterdzaden > of = 9 gewichtsprocent van het eindproduct; |
— |
de resterende vliezen in de pasta vormen minder dan 2 % van het totaalgewicht. |
4.3. Geografisch gebied:
De teelt en opslag van de zaden en de productie (verwerking) van de mosterdpasta dienen plaats te vinden in het geografische gebied. Dit gebied bestaat uit de departementen van de regio Bourgogne, te weten Côte d'Or, Nièvre, Saône et Loire en Yonne.
Het geografische gebied is vastgesteld op basis van specifieke lokale kennis wat betreft de teelt van de mosterdzaden en de wijn die in de Bourgogne zijn geproduceerd en vervolgens zijn verwerkt tot mosterdpasta, met als resultaat een product met oorspronkelijke kenmerken (zie paragraaf 4.6).
De mosterdzaden die in de Bourgogne worden geteeld, hebben bijzondere eigenschappen. Deze eigenschappen zijn in de loop der eeuwen als zodanig erkend. De arts van Frans I, Charles Estienne, vond dat de in de Bourgogne geteelde mosterd een superieure kwaliteit had dankzij de gebruikte mosterdplant. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd de mosterdplant verbouwd in bossen, op de open plekken waar houtskool lag. Na het branden van de houtskool op deze open plekken was de bodem rijk aan kalium en geschikt voor de mosterdteelt (waarbij de zaden veel mosterdolie produceerden). De houtskoolbranders zaaiden de plant in maart en oogsten hem in augustus. Bovendien leent het tamelijk homogene semicontinentale klimaat van de Bourgogne zich goed voor de mosterdteelt. Voor de mosterdteelt is namelijk niet veel water nodig. De plant is zeer goed bestand tegen watertekorten en hoge temperaturen. Wel kan hij erg slecht tegen al te veel regen aan het eind van het voorjaar. Na een mindere periode van enkele decennia werd de mosterdteelt in de Bourgogne nieuw leven ingeblazen op initiatief van de fabrikanten van mosterdpasta, om de kwaliteit van de productie van de grondstof te beheersen en de kwaliteit van het eindproduct te verbeteren. Aan dit stimuleringsprogramma doen onderzoeksorganisaties, de Landbouwkamer van Côte d'Or, regionale opslagbureaus, landbouwers en verwerkers mee. Er werden rassen met specifieke eigenschappen geselecteerd om te voldoen aan de bodem- en klimaatvereisten van de Bourgogne en aan de kwaliteitseisen van de verwerkers.
Binnen dit geografische gebied is een plek gevonden waar de mosterdplant kan worden verbouwd. Dit gebied wordt gedefinieerd aan de hand van geologische en bodemkundige criteria waarbij locaties worden uitgekozen die geschikt zijn voor de mosterdteelt, d.w.z. met uitsluiting van zure bruine bodems en hoge podsolgronden. Uit teeltproeven is gebleken dat deze bodems een beperkt potentieel hebben; het zaad groeit slecht en het gehalte aan het vluchtige isothiocyanaat is onvoldoende waardoor geen karakteristieke mosterdpasta kan worden verkregen.
4.4. Bewijs van oorsprong:
De traceerbaarheid is verzekerd gedurende het gehele productieproces van de mosterd uit de Bourgogne, vanaf de teelt tot de verpakte pasta, op basis van gecodificeerde documenten. De mosterdzaden worden uitsluitend geoogst op de geïnventariseerde percelen in het teeltgebied dat voor de BGA is geselecteerd. Deze percelen moeten voldoen aan de selectiecriteria die met het oog op het productieplan zijn vastgesteld. De landbouwers leveren hun producten aan opslagbureaus in de Bourgogne. Alle ondernemers die betrokken zijn bij de teelt van de mosterdzaden en de opslag of verwerking ervan, moeten gecodificeerde documenten in hun bezit hebben. Tijdens de fabricage worden er analyses verricht op de mosterdzaden en de verpakte pasta.
4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product:
Alleen de mosterdrassen die door de Association Moutarde de Bourgogne (AMB) zijn uitgekozen en behoren tot de soorten Brassica juncea met „bruine zaadvliezen”, Brassica juncea met „gele zaadvliezen” en Brassica nigra mogen voor de mosterdteelt worden gebruikt. Er wordt een productieplan opgesteld waarin vermeld staat welke percelen zijn gekozen en hoe groot deze zijn, en dat deze percelen deel uitmaken van de BGA-zone. Na de oogst worden de zaden geleverd aan een opslagbureau in de Bourgogne, dat zorgt voor de traceerbaarheid, de reiniging en de opslag van de zaden.
In dit stadium worden de partijen zaden aan een goedkeuringsprocedure onderworpen waarmee de naleving van de volgende criteria kan worden getoetst:
— |
de door de AMB gekozen zaden en rassen zijn afkomstig uit de Bourgogne; |
— |
de aanwezigheid van onrijpe zaden is beperkt tot maximaal 1,5 % (klasse I en II); |
— |
aanwezigheid van vreemde zaden: maximaal 0,3 % voor klasse I, maximaal 0,5 % voor klasse II; |
— |
afwezigheid van insecten, schimmels en broei; |
— |
grootte van de zaden: duizendkorrelgewicht > 2,35 g (DKG > 2 g bij uitzonderlijke weersomstandigheden); |
— |
water en vluchtige stoffen: 4,2 % tot 9 % van de massa; |
— |
vetten: 28 % tot 42 % van de massa van het droge product; |
— |
het vluchtige isothiocyanaat: 0,7 % tot 0,94 % van de massa van het droge product; |
— |
eiwitten: 24,2 % tot 30,8 % van de massa van het droge product. |
Wanneer de goedkeuring is verleend, worden de zaden geprepareerd en geleverd aan fabrikanten in het geografische gebied. De zaden worden vermalen en in contact gebracht met de verdunningsvloeistof (water + wijn). De gebruikte wijn is een witte wijn met de aanduiding „Appellation d'Origine Contrôlée” die in de Bourgogne is geproduceerd. In deze fase wordt de kern uit het zaad gehaald en ontstaat een eerste vorm van mosterdpasta. Vervolgens wordt deze pasta gezeefd om de zaadvliezen te verwijderen. Op die manier wordt een „ontluchte” lichtgele pasta met een dichte, homogene en zachte textuur verkregen. Tijdens deze fase en de daaropvolgende rustperiode kan de pikante smaak van de mosterd zich ontwikkelen. Vervolgens wordt de pasta opgeslagen en verpakt.
4.6. Verband:
Het verband met de geografische oorsprong berust op oude regionale kennis, een traditionele teelt van de mosterdplant in de Bourgogne, een sterke historische band tussen mosterd en wijn in de Bourgogne en een oude faam.
4.6.1. Bepaalde hoedanigheid
De „Moutarde de Bourgogne”, die een zeer pikante smaak heeft, wordt verkregen uit een mengsel van mosterdzaden die in de Bourgogne zijn geteeld en opgeslagen, en een verdunningsvloeistof bestaande uit water, zout, suiker, kruiden en ten minste 25 % droge witte wijnen van traditionele druivenrassen uit de Bourgogne. Deze witte wijnen zijn karakteristiek vanwege hun krachtige aroma en lange nasmaak en geven de mosterd uit de Bourgogne zijn sterke en typische geur en uitgesproken smaak van witte wijn uit de Bourgogne, waarmee deze mosterd zich onderscheidt van andere mosterdsoorten. Het droge extract en de vetstoffen van de zaden moeten meer dan respectievelijk 24 % en 9 % van de mosterd uitmaken.
4.6.2. Faam
Er bestaan nauwe historische banden tussen de Bourgogne en de mosterd. Het verhaal gaat dat in 1336, tijdens een feest in Rouvres dat de hertog van Bourgogne, Eudes IV, organiseerde ter ere van Filip VI, 206,75 liter mosterd werd genuttigd. In de zeventiende eeuw kwamen er officiële regels voor het gilde van mosterdmakers (in Dijon in 1634 en in Beaune in 1647). Tot de negentiende eeuw vindt de fabricage uitsluitend plaats in kleine werkplaatsen. De industriële revolutie heeft grote gevolgen voor de mosterdmakerij. De fabrikanten in de Bourgogne willen niet voor elkaar onderdoen qua vindingrijkheid en in dit verband kan M. GREY worden genoemd, een fabrikant uit Dijon, die een machine bouwt waarmee de productiviteit aanzienlijk wordt verbeterd. Deze machine wordt in 1850 door de Académie des Arts, Sciences et Belles Lettres erkend. Tussen 1750 en 1984 worden er 263 mosterdfabrikanten geteld. Een dergelijke concentratie is in geen enkele andere Franse regio te vinden.
De mosterdteelt in de Bourgogne heeft tevens een stevige historische basis: de arts van Frans I, Charles Estienne, vond dat de in de Bourgogne geteelde mosterd een superieure kwaliteit had vanwege de mosterdplant „die er beter groeit dan in enig ander land”.
Wijn en mosterd zijn nauw met elkaar verbonden. In 1911 schrijft A. BERTHIOT de faam van de mosterd toe aan de kwaliteit van het fabricageproces dat naar zijn zeggen bestaat uit het vermalen van de beste zaden en de emulsie in een speciale vloeistof uit de Bourgogne: de verjus, een soort zeer zure wijn die wordt verkregen door de persing van onrijpe witte druiven. Na de vernietiging van de desbetreffende druivenplanten door Phylloxera richten de fabrikanten zich op kleine zure witte wijnen die op een gegeven moment verdwijnen en worden vervangen door edele geënte druivenrassen. De witte wijn, die het gebruik van azijn vervangt, zorgt voor de typische organoleptische eigenschappen van de mosterd.
Al heel vroeg gebruiken de mosterdmakers de naam „Moutarde de Bourgogne”. Zo wordt in 1891 bij de rechtbank van Sens (89) het merk „Moutarde de Bourgogne, extra-blanche supérieure” en in 1903 bij de handelsrechtbank van Dijon het etiket „Moutarde Jacquemart au pur verjus de Bourgogne” geregistreerd. Behalve in de naam „Moutarde de Bourgogne” komt de sterke reputatie van de mosterd uit de Bourgogne tot uitdrukking in het streven om in merknamen te verwijzen naar de Bourgogne en de geschiedenis van de streek, bijv. „Jean-sans-Peur”, „Téméraire”, „Moutarde à la cuillère de la Belle Bourguignonne”, „La Bourguignonne”.
4.6.3. Menselijke factoren, specifieke kennis
Tot de Tweede Wereldoorlog wordt er in de Bourgogne op grote schaal mosterd verbouwd. Na 1945 proberen de mosterdfabrikanten deze bedrijfstak voor de regio te behouden. Daartoe geeft hun brancheorganisatie een brochure uit over de mosterdteelt. Dit initiatief mislukt door de concurrentie van andere oliehoudende gewassen en de wereldmarkt.
Pas in het begin van de jaren negentig krijgt de mosterdteelt weer een flinke impuls. Op dat moment staan binnen de bedrijfstak de neuzen dezelfde kant op:
— |
de fabrikanten trachten hun bevoorradingsbronnen te diversifiëren en tot een zekere beheersing van de kwaliteit van de grondstofproductie te komen. Daartoe willen zij de zaden zodanig ontwikkelen dat de kwaliteit van het eindproduct beter wordt; |
— |
op hun beurt trachten de landbouwers de mogelijkheid te scheppen om hun teelt te diversifiëren en binnen de regio een rol van betekenis te laten spelen. |
Vervolgens wordt een stuurgroep opgericht om het stimuleringsprogramma te doen slagen:
— |
het Etablissement national d'enseignement supérieur agronomique (nationale instelling voor hoger landbouwonderwijs) in Dijon en het Institut national de recherche agronomique (nationaal instituut voor landbouwkundig onderzoek) houden zich bezig met genetisch onderzoek: verbetering van de productiviteit en de specifieke kwaliteit van de zaden die voldoen aan de door het AMB vastgestelde criteria; |
— |
de Landbouwkamer van Côte d'or houdt zich bezig met toegepaste wetenschap en experimenten; |
— |
de regionale opslagbureaus houden zich bezig met de logistieke kanten van de oogst en de verpakking van de zaden; |
— |
de landbouwers testen onder bedrijfsomstandigheden de referenties die op proefplatforms zijn ontwikkeld en verbouwen zo veel planten dat de fabrikanten experimenten kunnen verrichten ten behoeve van de mosterdproductie; |
— |
de Fédération française des industriels charcutiers, traiteurs et transformateurs de viandes (Franse bond van vleeswarenfabrikanten, uitzendkoks en vleesverwerkers) en de fabrikanten verrichten diverse experimenten met het oog op de mosterdproductie, namelijk semi-industriële en industriële tests. |
Dankzij deze samenwerking komen twee rassen in aanmerking voor de BGA-procedure.
Gelijktijdig aan dit onderzoek groeit de teelt van circa 350 ha in 1993 tot 1 230 ha in 2003.
4.7. Controlestructuur:
Naam: |
CERTIPAQ |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+33 145309292 |
|||
Fax |
+33 145309300 |
|||
E-mail: |
certipaq@certipaq.com |
4.8. Etikettering:
De etikettering omvat de volgende vermeldingen:
— |
verkoopnaam: „Moutarde de Bourgogne”; |
— |
logo BGA. |
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
26.3.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/67 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen
(2009/C 72/11)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.
SAMENVATTING
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
„ŠTAJERSKO PREKMURSKO BUČNO OLJE”
EG-nummer: SI-PGI-0005-0418-29.10.2004
BOB ( ) BGA ( X )
Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.
1. Bevoegde dienst van de lidstaat
Naam: |
Ministrstvo za kmetijstvo, gozdarstvo in prehrano RS |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+386 14789109 |
|||
Fax |
+386 14789055 |
|||
E-mail: |
varnahrana.mkgp@gov.si |
2. Groepering:
Naam: |
GOLICA GIZ |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+386 28432611 |
|||
Fax |
+386 28432613 |
|||
E-mail: |
— |
|||
Samenstelling: |
Producenten/verwerkers ( X ) Andere ( ) |
3. Productcategorie:
Categorie 1.5: Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)
4. Productdossier:
(Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)
4.1. Naam:
„Štajersko prekmursko bučno olje”
4.2. Beschrijving:
Štajersko prekmursko bučno olje is een ruwe, plantaardige consumptieolie die wordt verkregen door het persen van geroosterde kwaliteitszaden van oliehoudende pompoenen.
Štajersko prekmursko bučno olje heeft een donkergroene tot rode kleur en een karakteristieke aromatische geur en smaak. De olie heeft een gunstige vetzuursamenstelling: Ze bevat ongeveer 20 % verzadigde, ongeveer 35 % enkelvoudig onverzadigde en ongeveer 45 % meervoudig onverzadigde vetzuren.
Štajersko prekmursko bučno olje is tevens een rijke bron van tocoferolen want zij bevat ongeveer 50 mg vitamine E per 100 g olie. Voorts bevat deze olie nog andere vitaminen, micro-elementen, carotenoïden, zeldzame aminozuren en natuurlijke kleurstof (chlorofyl).
4.3. Geografisch gebied:
De regio waar Štajersko prekmursko bučno olje uit pompoenzaad wordt verkregen is afgebakend door een lijn die loopt van Dravograd naar Slovenj Gradec, Mislinja en Velenje (waar de grens door de hoofdweg wordt gevormd), Šoštanj, Mozirje, Nazarje, Vransko, Prebold, Zabukovica en Laško. Vandaar loopt de lijn langs de rivieren Savinja en Sava, voorbij Radeče, Sevnica, Krško en Brežice naar Obrežje, vervolgens langs de grens met Kroatië tot aan de grens met Hongarije, dan langs de grens met Hongarije tot aan de grens met Oostenrijk en vervolgens langs de grens met Oostenrijk (langs het Karavanke gebergte) terug naar Dravograd.
4.4. Bewijs van de oorsprong:
Alle producenten van Štajersko prekmursko bučno olje moeten in het omschreven gebied zijn geregistreerd en moeten pompoenzaden volgens de gegevens in het productdossier tot pompoenzaadolie verwerken. Zij moeten de verkopers, de hoeveelheid pompoenzaad per individuele verkoper, de datum van de analyse, de resultaten van de chemische analyses en de fysische en chemische parameters registreren. De producenten moeten ook verslagen opstellen over het productieproces en hierbij het grondstoffenverbruik, het verbruik van andere goederen en de geproduceerde hoeveelheid pompoenzaadolie vermelden.
Al deze factoren worden gecontroleerd door een certificeringsinstantie die is geaccrediteerd overeenkomstig de Europese norm EN 45011.
4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product:
Er kan gebruik worden gemaakt van verschillende soorten pompoenzaden om Štajersko prekmursko bučno olje te produceren maar de zaden moeten voldoen aan de vastgestelde kwaliteitscriteria.
Deze pompoenzaden mogen afkomstig zijn van teelt buiten het omschreven geografische gebied maar moeten binnen het omschreven geografische gebied tot Štajersko prekmursko bučno olje Olje worden verwerkt.
1. |
Verzamelen van de pompoenzaden (controles aan de hand van fysisch-chemische parameters (onzuiverheden, vochtgehalte, oliegehalte, aandeel beschadigde zaden) en uitwendig aspect). |
2. |
Opslaan van de zaden. |
3. |
Reinigen van de zaden (verwijderen van onzuiverheden). |
4. |
Drogen van de zaden tot een vochtgehalte van 6 % à 7 % is bereikt. |
5. |
Pletten van de zaden. |
6. |
Kneden van de zaden. |
7. |
Roosteren van de zaden (max. temperatuur van de geroosterde massa 120 °C, 30 à 60 minuten). |
8. |
Persen van de geroosterde massa. |
9. |
Neerslaan van de pompoenzaadolie. |
10. |
Kwaliteitscontrole (fysisch-chemische analyse en organoleptische analyse). |
11. |
Bottelen en etiketteren. |
4.6. Verband:
Štajersko prekmursko bučno olje is een culinaire specialiteit in het in punt 4.3 genoemde geografische gebied. De productie van pompoenzaadolie in Štajerska en Prekmurje is een traditie zoals blijkt uit de schriftelijke verslaggeving over de oprichting van de eerste pompoenzaadoliepers in Fram, die reeds van 1750 dateert. De grootschalige productie van pompoenzaad in de regio leidde ertoe dat verschillende persen werden geïnstalleerd om pompoenzaad volgens artisanale methoden tot olie te verwerken (Slovenska Bistrica, Središče ob Dravi, Selo pri Pragerskem, enz.). In 1904 richtte Albert Stigar in Slovenska Bistrica een fabriek op om pompoenzaden volgens artisanale methoden tot pompoenzaadolie te verwerken. Er zijn geen grote verwerkingsinstallaties in Prekmurje; er zijn alleen maar kleine persen die het eigendom zijn van landbouwers. Eén zo'n landbouwer is Feri Vučak in Vadarci in Goričko. Zijn pers/verwerkingsinstallatie, met aan het hoofd de vierde familiegeneratie, houdt na 130 jaar nog steeds stand.
De faam van Štajersko prekmursko bučno olje heeft zich buiten Slovenië verspreid en heeft andere Europese landen, de VS, Australië, Rusland, enz. bereikt zoals onder meer is aangetoond door het feit dat deze olie de prijs van het meest innovatieve product heeft weggekaapt op het IFE07-evenement (Internationale drank- en voedingbeurs) in Londen in 2007.
4.7. Controlestructuur:
Naam: |
Bureau Veritas d.o.o. |
|||
Adres: |
|
|||
Tel. |
+386 14757670 |
|||
Fax |
+386 14747602 |
|||
E-mail: |
info@bureauveritas.si |
4.8. Etikettering:
Indien Štajersko prekmursko bučno olje in het omschreven geografische gebied wordt verpakt, mag iedere producent gebruik maken van zijn eigen verpakking en etiket maar de beschermde benaming Štajersko prekmursko bučno olje, het kleurrijke logo Štajersko prekmursko bučno olje Olje en het communautaire dan wel nationale kwaliteitslogo moeten op het etiket of elders op de verpakking zijn aangebracht.
Indien het product buiten het omschreven geografische gebied wordt verpakt, moet Štajersko prekmursko bučno olje tot aan de bron kunnen worden getraceerd. Ook in dat geval moeten op de verpakte Štajersko prekmursko bučno olje de beschermde benaming, het logo en het communautaire kwaliteitslogo zijn aangebracht.
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.