ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 70

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
24 maart 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Raad

2009/C 070/01

Advies van de Raad van 10 maart 2009 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2008-2011

1

2009/C 070/02

Advies van de Raad van 10 maart 2009 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2008-2011

8

2009/C 070/03

Advies van de Raad van 10 maart 2009 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2008-2010

13

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2009/C 070/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5427 — Dexia Credit Local/Dexia Kommunalkredit Bank) ( 1 )

19

2009/C 070/05

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

20

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2009/C 070/06

Overzicht van de benoemingen waartoe de Raad heeft besloten — Januari en februari 2009 (sociale zaken)

22

 

Commissie

2009/C 070/07

Wisselkoersen van de euro

24

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2009/C 070/08

Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op nationale regionale investeringssteun ( 1 )

25

 

V   Bekendmakingen

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2009/C 070/09

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

27

 

Rectificaties

2009/C 070/10

Rectificatie van de lijst van de door de lidstaten erkende natuurlijke mineraalwaters (PB C 54 van 7.3.2009)

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Raad

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/1


ADVIES VAN DE RAAD

van 10 maart 2009

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2008-2011

(2009/C 70/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 10 maart 2009 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2008-2011 besproken.

(2)

De Italiaanse economie heeft niet alleen af te rekenen met de reeds geruime tijd bestaande structurele zwakheden die jarenlang een bevredigende productiviteitsgroei in de weg hebben gestaan, maar heeft nu ook sterk te lijden onder de wereldwijde economische neergang, al hebben de lage schuldgraad van de Italiaanse particuliere sector en het vrij solide financiële systeem Italië tot dusver enigszins behoed voor de directe gevolgen van de financiële crisis. Medio 2007, dus nog ruim voor de verdieping van de crisis op de financiële markten, tekende zich in Italië al een duidelijke vertraging van de reële BBP-groei af. Door de haperende binnenlandse vraag en de dalende export mondde de groeivertraging in het tweede halfjaar van 2008 uit in een recessie. In de nabije toekomst komt het er vooral op aan het vertrouwen van het bedrijfsleven en de consumenten te herstellen, krediet toegankelijk te maken, met name voor het mkb, de aanpassing van de arbeidsmarkt te bevorderen teneinde aan de stijgende werkloosheid het hoofd te bieden, en een gunstiger klimaat te scheppen voor een productiviteitsstijging en een betere kostenconcurrentie. In het licht van de zeer hoge overheidsschuld en de daarmee samenhangende rentelasten moet de reactie van de Italiaanse regering op deze uitdagingen zorgvuldig worden afgewogen tegen de noodzaak om een aanzienlijke verslechtering van de overheidsfinanciën te vermijden. De geplande begrotingskoers voor 2009 is over het algemeen genomen neutraal. De regering heeft in dit verband in november 2008 conform het Europees economisch herstelplan een herstelpakket goedgekeurd, dat tot doel heeft huishoudens met een laag inkomen en het bedrijfsleven te ondersteunen en tegelijkertijd de overheidsinvesteringen te versnellen. In februari 2009 zijn verdere maatregelen aangenomen ter ondersteuning van de vraag naar energie-efficiënte duurzame goederen. Dit neemt echter niet weg dat de Italiaanse overheidsfinanciën als gevolg van de economische neergang zwaar onder druk zijn komen te staan.

(3)

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat ervan uit dat het reële BBP, na een krimp in 2008 met 0,6 %, in 2009 een verdere daling met 2 % te zien zal geven. Verwacht wordt dat de reële BBP-groei zich in 2010 licht zal herstellen tot 0,3 % en in 2011 krachtiger zal aantrekken tot 1 %. Deze macro-economische prognoses houden rekening met de op 28 november aangenomen herstelmaatregelen, waarvan het verwachte economische effect echter nog niet is gekwantificeerd. Afgaande op de thans beschikbare informatie (2), die is verstrekt na de uiterste datum voor de programmaprognoses, zou de economische groei zelfs lager kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. Mede in het licht hiervan lijken de programmaprognoses voor de werkgelegenheid in 2009 nogal optimistisch, met name wat het aantal gewerkte uren betreft. De inflatievoorspellingen lijken daarentegen realistisch. De inflatieprognoses van het programma en de onderliggende matiging van de stijging van de loonkosten per eenheid product op middellange termijn houden in dat het verlies aan concurrentiekracht waaronder Italië al sinds het einde van de jaren negentig te lijden heeft, enigszins binnen de perken blijft.

(4)

Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie is het overheidstekort in 2008 opgelopen tot 2,8 % van het BBP, terwijl het streefcijfer in het geactualiseerde programma van november 2007 2,2 % was. Dit feitelijke tekort was hoger dan verwacht ondanks een positief basiseffect, aangezien het tekort in 2007 thans 1,6 % van het BBP blijkt te hebben bedragen in plaats van de in het vorige programma voorspelde 2,4 %. De betere uitgangspositie van 2007 werd meer dan tenietgedaan door de ontwikkelingen in 2008, die ten dele verband hielden met het sombere economische klimaat. Daarnaast veroorzaakten hogere rentetarieven hogere schuldendienstkosten. Dat de ontvangsten minder zijn gestegen dan door de economische neergang verklaarbaar is, komt doordat diverse discretionaire maatregelen zijn doorgevoerd, zoals de toepassing in 2008 door werkgevers van de voor 2007 geplande verkleining van de loonwig (voor werknemers met een contract van onbepaalde duur), de volledige afschaffing van de belasting op primair niet-zakelijk vastgoed en de in het economische herstelpakket van eind 2008 voorziene verlenging tot 2009 van een aantal termijnen voor de betaling van belastingen. Het structurele tekort — d.w.z. het voor de conjunctuur gecorrigeerde overheidstekort, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen — is met 0,5 procentpunt van het BBP toegenomen ten opzichte van 2007. Ter vergelijking: in het geactualiseerde programma van november 2007 werd nog uitgegaan van een verbetering met 0,25 procentpunt.

(5)

Volgens het programma zal het tekort stijgen van 2,6 % van het BBP in 2008 tot 3,7 % van het BBP in 2009 en daarmee boven de referentiewaarde van 3 % van het BBP uitkomen. Ter vergelijking: in de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een tekort van 3,8 %. De toename van het tekort is het gevolg van de werking van de automatische stabilisatoren, terwijl de geplande begrotingskoers over het algemeen neutraal is. Met name de naar historische maatstaven gematigde groei van de primaire uitgaven (die een nominale stijging met 3,1 % zullen vertonen, tegen een gemiddelde toename met 4,5 % in de periode 1999-2007) zal naar verwachting veel hoger liggen dan de nominale groei van het BBP. De stijging van de inkomsten zou aanzienlijk vertragen, maar minder sterk dan de belastinggrondslag. Deze ontwikkeling is mede toe te schrijven aan een combinatie van eenmalige en permanente discretionaire maatregelen die in het herstelpakket en het budgettaire driejarenplan zijn opgenomen, alsmede aan een gunstig verloop van de socialezekerheidsbijdragen. Hoewel de schuld is toegenomen, zouden de lagere rentetarieven tot iets minder rente-uitgaven leiden, waardoor de druk op de overheidsfinanciën enigszins wordt verlicht. Ten gevolge van deze ontwikkelingen zou het structurele saldo, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de informatie in het programma, met 0,25 procentpunt van het BBP verbeteren ten opzichte van 2008.

(6)

Wat de begrotingsstrategie op middellange termijn betreft, bevestigt het programma dat wordt vastgehouden aan de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel begrotingsevenwicht, zij het niet langer met 2011 als streefdatum. Als gevolg van de economische neergang loopt het budgettaire consolidatieplan waarin het in de zomer van 2008 aangenomen budgettaire driejarenplan voorziet, vertraging op. De in dat plan gedane toezegging om een aanpassing aan de uitgavenzijde te realiseren, wordt herhaald, met name door in grote lijnen de middellangetermijnprognoses voor de afzonderlijke bestedingscategorieën en de maatregelen voor de verwezenlijking ervan te bevestigen. Hoewel het herstelplan begrotingsneutraal zou zijn, houdt de uitvoering ervan echter in dat de aanpassing aan de uitgavenzijde voor een deel wordt uitgesteld ten gevolge van de versnelling van de investeringen en eenmalige betalingen aan huishoudens in 2009. Na de voor 2009 voorspelde sterke stijging zou de primaire uitgavenquote wederom een geleidelijke daling vertonen tot eenzelfde niveau als het voor 2008 geraamde peil dankzij het gunstiger economische klimaat en de zeer beperkte jaarlijkse uitgavenstijging die voor de periode 2010-2011 is gepland (gemiddeld 0,8 % in nominale termen). Verwacht wordt dat de ontvangstenquote tussen 2008 en 2011 een lichte stijging te zien geeft. Na in 2009 een piek te hebben bereikt, zou het nominale tekort afnemen tot 3,3 % van het BBP in 2010 en 2,9 % van het BBP in 2011. De vanaf 2010 verwachte stijging van de rente-uitgaven houdt in dat het primaire saldo in een sneller tempo zou verbeteren. Het herberekende structurele saldo zou er in 2010 en 2011 verder op vooruitgaan, namelijk met in totaal 1 procentpunt van het BBP. De voor 2010-2011 geplande begrotingsconsolidatie is dus ingegeven door de beperkingen die uit de zeer hoge overheidsschuld voortvloeien. Mede als gevolg van de uit voorzorg doorgevoerde verhoging van de liquide activa die bij de Banca d'Italia worden aangehouden, is de bruto schuldquote van de overheid in 2008 tot net geen 106 % van het BBP gestegen. Aangenomen wordt dat de bruto schuldquote in 2009 en 2010 zal blijven toenemen tot zij een hoogtepunt van 112 % van het BBP bereikt, en in 2011 licht zal dalen tot 111,6 %. Deze ontwikkelingen zijn in de eerste plaats het gevolg van de geplande lage primaire overschotten en de zwakke nominale BBP-groei. De in het programma voorspelde stock-flow adjustment is relatief klein, maar houdt geen rekening met de mogelijke tenuitvoerlegging van de in het kader van het herstelpakket aangenomen regeling voor de herkapitalisatie van banken, aangezien er nog geen beroep op is gedaan.

(7)

Het feitelijke tekort zou gedurende de hele programmaperiode groter kunnen blijken dan voorspeld. Ten eerste zou de economische groei nog geringer kunnen uitvallen. Ten tweede vereist de voor de periode 2010-2011 geplande gematigde stijging van de primaire uitgaven dat alle overheidsniveaus de aanpassing aan de uitgavenzijde, die de basis vormt van het in de zomer van 2008 goedgekeurde driejarenplan, strikt doorvoeren. Ten derde zouden de programmaprognoses voor de socialezekerheidsbijdragen met name voor 2009 wel eens onjuist kunnen blijken, onder meer omdat er van nogal optimistische veronderstellingen voor de werkgelegenheidsgroei wordt uitgegaan. Tot slot zouden het in november 2008 vastgestelde herstelpakket (hoewel het volgens de plannen volledig is gefinancierd) en de in februari 2009 goedgekeurde nieuwe fiscale stimulansen voor de aankoop van duurzame goederen (waarmee in het programma geen rekening is gehouden) het begrotingsresultaat voor 2009 negatief kunnen beïnvloeden. Om dezelfde redenen zou de ontwikkeling van de schuldquote vanaf 2009 minder gunstig kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. De bruto schuldquote zou ook negatief kunnen worden beïnvloed door eventuele kapitaalinjecties in de banksector.

(8)

Van de vergrijzing gaat in Italië een geringer langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is, omdat de pensioenuitgaven dankzij de pensioenhervormingen minder sterk stijgen dan gemiddeld in de EU. Wel blijft het land behoren tot de EU-landen met de hoogste pensioenuitgaven als percentage van het BBP, en wordt bij de prognoses ervan uitgegaan dat de onlangs vastgestelde hervormingen onverkort worden doorgevoerd, en dat met name de herziene actuariële coëfficiënten vanaf 2010 worden toegepast en niet wordt afgeweken van het contributiebeginsel dat aan het hervormde pensioenstelsel ten grondslag ligt. Er zouden extra maatregelen kunnen worden overwogen, zoals met name een verdere verhoging van de pensioenleeftijd, in het bijzonder voor vrouwen. Op die manier zouden sociale uitgaven kunnen worden herbestemd om naar een uitgebreider en uniformer werkloosheidsuitkeringsstelsel toe te werken dat in de nodige arbeidsprikkels en een effectief activeringsbeleid voorziet. De in het programma geraamde begrotingssituatie voor 2008, die slechter is dan de uitgangssituatie van het vorige programma, volstaat om de huidige schuldquote te stabiliseren, maar schiet tekort om het verwachte langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting te ondervangen. Bovendien ligt de huidige brutoschuld ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde. Het realiseren en handhaven van hoge primaire overschotten op middellange termijn zou bijdragen tot het beperken van de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn.

(9)

De voorbije jaren is aanzienlijke vooruitgang geboekt wat de verbetering van het budgettaire kader betreft. Dit is een absolute voorwaarde om te komen tot een geloofwaardige middellangetermijnstrategie die gericht is op het doorvoeren van aanpassingen aan de uitgavenzijde welke worden geschraagd door een betere kosteneffectiviteit en efficiëntie van de overheidsuitgaven. Het in de zomer van 2008 goedgekeurde budgettaire driejarenplan versterkt het budgettaire middellangetermijnkader door het vastleggen van gedetailleerde jaarlijkse maxima voor afzonderlijke uitgavenposten, welke met brede maatregelen worden onderbouwd. Er zijn diverse andere initiatieven ontplooid ter verbetering van de begrotingsinstellingen. De structuur van de overheidsbegroting werd gestroomlijnd door de invoering van een classificatie op programmabasis, waardoor middelen beter in overeenstemming met de doelstellingen van het overheidsbeleid kunnen worden toegewezen. Ministeries krijgen meer flexibiliteit om de middelen volgens de prioriteiten over uitgavenprogramma's te herverdelen. In vijf ministeries werd de kosteneffectiviteit van de overheidsuitgaven bij wijze van proef geëvalueerd en het ligt thans in de bedoeling om van deze evaluatie een integraal onderdeel van het begrotingsproces te maken. De handhavingsmechanismen van het binnenlandse stabiliteitspact, waarin de budgettaire relaties tussen de verschillende overheidsniveaus zijn vastgelegd, zijn versterkt. Tot slot worden er belangrijke stappen gezet om de efficiëntie en kosteneffectiviteit van de overheidsdiensten te verbeteren, onder andere door het bevorderen van een rationeler gebruik van beschikbare middelen en het beter belonen van verdienste. Voor de toekomst is een van de belangrijkste uitdagingen voor de budgettaire governance het ontwikkelen van een nieuw kader voor budgettair federalisme, dat ervoor zorgt dat lokale overheden verantwoording afleggen en de efficiëntie bevordert.

(10)

Eind 2008 hebben de Italiaanse autoriteiten in reactie op de wereldwijde financiële crisis een reeks maatregelen goedgekeurd om spaarders te beschermen en de liquiditeits- en kapitaalpositie van banken op peil te houden. Deze maatregelen stellen de overheid in staat tot eind 2009 kapitaal te injecteren in banken die over onvoldoende kapitaal beschikken en tevens garanties van maximaal vijf jaar af te geven voor nieuwe bankverplichtingen. Bovendien is een aanvullende staatsgarantie ingesteld voor bankdeposito's van particulieren, waardoor het in Italië al relatief hoge beschermingsniveau van het interbancaire depositoverzekeringsstelsel (dat een dekking tot iets meer dan 100 000 EUR biedt) nog werd versterkt. Om het banksysteem beter in staat te stellen de economische activiteit te financieren, heeft het ministerie van Economie en Financiën toestemming gekregen om in te schrijven op financiële instrumenten die door solide beursgenoteerde banken worden uitgegeven en die als toetsingsvermogen in aanmerking komen.

Het is de bedoeling dat de overheidsinterventie, die in het programma op 10 miljard EUR (ongeveer 0,7 % van het BBP) wordt geschat, een tijdelijk karakter heeft en dat banken die er gebruik van maken, zich ertoe verbinden onder passende voorwaarden leningen aan huishoudens en het mkb te verstrekken.

(11)

Vanuit een over het algemeen begrotingsneutrale aanpak, heeft de regering maatregelen genomen om de economie conform het Europees economisch herstelplan te ondersteunen, ten belope van circa 0,4 % van het BBP in 2009 en 0,2 % in 2010. Het effect van deze maatregelen op de begroting wordt volgens officiële prognoses volledig opgevangen door eenmalige inkomsten en een aantal permanente belastingverhogingen, die hoofdzakelijk voortvloeien uit de bestrijding van belastingontwijking en -ontduiking. Maatregelen voor het ondersteunen van het beschikbare inkomen van huishoudens en het herstellen van het consumentenvertrouwen zijn onder meer een eenmalige contante betaling aan huishoudens met een laag inkomen, de uitbreiding van werkloosheidsuitkeringen tot atypische werknemers en het bevriezen van de prijs van een aantal nutsvoorzieningen. De steun aan ondernemingen neemt hoofdzakelijk de vorm aan van uitstel van de uiterste termijnen voor het betalen van belastingen en een verlaging van de vennootschapsbelasting. Met een lagere belasting op prestatiegerelateerde beloningen wordt beoogd de productiviteit te verhogen en tegelijkertijd de loonkosten te verlagen. Tot slot probeert de regering beschikbare Europese of nationale middelen te herbestemmen om de uitvoering van prioritaire infrastructuurprojecten te versnellen. De maatregelen zijn doelgericht en opportuun, mits de geplande versnelling van de overheidsinvesteringen daadwerkelijk plaatsvindt, en hebben meestal een tijdelijk karakter. Zij zijn derhalve omkeerbaar, doch niet helemaal. In het licht van de zeer hoge schuldquote is het pakket een adequate reactie op de conjuncturele neergang. Tegen deze achtergrond, en omdat de productiviteit moet worden opgedreven en de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland moet worden versterkt, zijn structurele hervormingen, zoals onder meer een versterking van het mededingingskader, voor Italië bijzonder relevant. Indien een aantal van de aangekondigde structurele maatregelen al in 2009 zou ingaan, kan dit het herstel verder ondersteunen en de veerkracht van de economie verbeteren. Het gaat hierbij onder meer om initiatieven ter bevordering van industriële innovatie, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en het besparen van energie, en ter vermindering van de administratieve lasten. De recente stappen van de sociale partners om het kader voor loononderhandelingen aan te passen, kunnen er in combinatie met bovengenoemde fiscale stimulansen inzake prestatiegerelateerde beloning voor zorgen dat de loonontwikkeling en het productiviteitsverloop beter op elkaar zijn afgestemd. Deze maatregelen houden verband met de agenda voor hervormingen op middellange termijn en de op 28 januari 2009 door de Commissie voorgestelde landenspecifieke aanbevelingen op basis van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid.

(12)

Na in 2009 verder te zijn opgelopen, zal het tekort gedurende de programmaperiode naar verwachting geleidelijk afnemen. Om het nominale tekort tegen 2011 tot minder dan 3 % van het BBP terug te dringen, zoals in het programma wordt beoogd, moet echter strikt aan de budgettaire discipline worden vastgehouden en moet de regering klaar staan om indien nodig aanvullende maatregelen te treffen. Tijdens de programmaperiode neemt de schuldquote toe, waardoor ze nog verder van de referentiewaarde verwijderd raakt.

(13)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (3).

De algehele conclusie luidt dat het begrotingsbeleid en het economische herstelpakket voor 2009 sporen met het Europees economisch herstelplan en in het licht van de zeer hoge schuldquote als adequaat kan worden aangemerkt. Als gevolg van de met de financiële crisis samenhangende sterke economische neergang zal het nominale tekort in 2009 naar verwachting fors oplopen en boven de referentiewaarde van 3 % van het BBP uitkomen. Voor 2010 en 2011 wordt in het programma een aanpassing aan de uitgavenzijde voorspeld, zodat het tekort in 2011 tot net onder de 3 % van het BBP zou worden teruggedrongen. Het realiseren van de tekortdoelstellingen in de loop van de programmaperiode kan echter worden bemoeilijkt doordat de economische groei nog lager kan uitvallen dan verwacht. Bovendien kunnen er zich bij het doorvoeren van de geplande beperkingen van de primaire uitgaven ontsporingen voordoen, al zorgt het betere begrotingskader voor een versterking van de voorwaarden voor de inachtneming van de begrotingsdiscipline en voor een efficiëntere bestemming van de uitgaven. De schuldquote zal oplopen van 104,1 % van het BBP in 2007 tot meer dan 111 % van het BBP aan het einde van de programmaperiode. Mede als gevolg van mogelijke kapitaalinjecties in de banksector zou de bruto schuldquote nog hoger kunnen uitkomen. Tot slot blijven belangrijke structurele zwakheden een duurzame productiviteitstoename in Italië in de weg staan en op de externe concurrentiepositie van het land wegen, terwijl ook de huidige samenstelling van de sociale uitgaven niet bevorderlijk is voor de aanpassing van de arbeidsmarkt.

In het licht van de bovenstaande beoordeling wordt Italië verzocht om:

i)

het geplande begrotingsbeleid voor 2009 volgens plan uit te voeren en het tijdens de programmaperiode geplande aanpassingstraject vastberaden te doorlopen om de zeer hoge schuldquote gestaag terug te dringen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te garanderen;

ii)

verdere vorderingen te maken op het gebied van de budgettaire governance en de werkzaamheden inzake een nieuw kader voor budgettair federalisme dat lokale overheden tot verantwoording verplicht en de begrotingsdiscipline ondersteunt;

iii)

inspanningen te leveren om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren door de aandacht toe te spitsen op de doelmatigheid en samenstelling van de overheidsuitgaven, onder meer door het herschikken van sociale uitgaven om ruimte te creëren voor een uitgebreider en uniformer werkloosheidsuitkeringsstelsel dat voor de nodige arbeidsprikkels en een effectief activeringsbeleid zorgt, zonder het begrotingsconsolidatieproces in gevaar te brengen.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

 

2007

2008

2009

2010

2011

Reëel BBP

(verandering in %)

SP feb 2009

1,5

– 0,6

– 2,0

0,3

1,0

COM jan 2009

1,5

– 0,6

– 2,0

0,3

n.b.

SP nov 2007

1,9

1,5

1,6

1,7

1,8

HICP-inflatie

(%)

SP feb 2009

2,0

3,5

1,2

1,7

2,0

COM jan 2009

2,0

3,5

1,2

2,2

n.b.

SP nov 2007

1,9

2,0

2,0

1,8

1,9

Output gap (4)

(% van het potentiële BBP)

SP feb 2009

1,7

0,3

– 2,3

– 2,7

– 2,5

COM jan 2009 (5)

1,8

0,3

– 2,3

– 2,7

n.b.

SP nov 2007

– 0,6

– 0,6

– 0,6

– 0,6

– 0,6

Netto financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het BBP)

SP feb 2009

– 1,6

– 1,6

– 1,3

– 1,1

– 0,9

COM jan 2009

– 1,6

– 2,2

– 1,3

– 1,5

n.b.

SP nov 2007

– 1,3

– 0,8

– 0,6

– 0,4

– 0,2

Overheidsontvangsten

(% van het BBP)

SP feb 2009

46,6

46,4

46,8

46,8

46,6

COM jan 2009

46,6

46,4

46,5

46,5

n.b.

SP nov 2007

46,2

46,3

45,9

45,8

45,7

Overheidsuitgaven

(% van het BBP)

SP feb 2009

48,2

49,0

50,5

50,0

49,5

COM jan 2009

48,2

49,2

50,3

50,2

n.b.

SP nov 2007

48,6

48,5

47,9

47,3

47,0

Overheidssaldo

(% van het BBP)

SP feb 2009

– 1,6

– 2,6

– 3,7

– 3,3

– 2,9

COM jan 2009

– 1,6

– 2,8

– 3,8

– 3,7

n.b.

SP nov 2007

– 2,4

– 2,2

– 1,5

– 0,7

0,0

Primair saldo

(% van BBP)

SP feb 2009

3,4

2,5

1,3

1,9

2,6

COM jan 2009

3,4

2,3

1,0

1,2

n.b.

SP nov 2007

2,5

2,6

3,4

4,2

4,9

Voor de conjunctuur gecorrigeerd saldo (4)

(% van het BBP)

SP feb 2009

– 2,4

– 2,7

– 2,6

– 1,9

– 1,6

COM jan 2009

– 2,5

– 2,9

– 2,7

– 2,4

n.b.

SP nov 2007

– 2,0

– 1,9

– 1,2

– 0,4

0,2

Structureel saldo (6)

(% van het BBP)

SP feb 2009

– 2,5

– 2,9

– 2,7

– 2,0

– 1,7

COM jan 2009

– 2,6

– 3,1

– 2,8

– 2,5

n.b.

SP nov 2007

– 2,2

– 2,0

– 1,3

– 0,5

0,2

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

SP feb 2009

104,1

105,9

110,5

112,0

111,6

COM jan 2009

104,1

105,7

109,3

110,3

n.b.

SP nov 2007

105,0

103,5

101,5

98,5

95,1

Stabiliteitsprogramma (SP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. De documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie, maar ook met andere informatie die sindsdien beschikbaar is gekomen.

(3)  Bij de facultatieve gegevens ontbreken onder meer gegevens over de uitgaven naar functie en een aantal details van de uitsplitsing van de ontwikkeling van de overheidsschuld.

(4)  In de programma's vermelde output gaps en voor de conjunctuur gecorrigeerde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(5)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 1,1 %, 0,9 %, 0,6 % en 0,7 % in de periode 2007-2010.

(6)  Voor de conjunctuur gecorrigeerd saldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. De eenmalige en andere tijdelijke maatregelen vertegenwoordigen 0,1 % van het BBP in 2007, 0,2 % in 2008 en 0,1 % in 2009 (telkens met een tekortverhogend effect volgens het meest recente programma); alle tekortverminderende effecten volgens het meest recente programma en de tussentijdse prognoses van januari van de diensten van de Commissie.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/8


ADVIES VAN DE RAAD

van 10 maart 2009

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2008-2011

(2009/C 70/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 10 maart 2009 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2008-2011 behandeld.

(2)

Na vanaf 2003 voornamelijk dankzij een toename van de binnenlandse vraag een periode van aanhoudend krachtige groei te hebben doorgemaakt, is de Litouwse economie in 2008 snel beginnen te vertragen. In het kader van de currency-boardregeling werden in 2008 de monetaire en kredietvoorwaarden aangescherpt terwijl tegelijkertijd het landenrisico hoger werd ingeschat en de reële effectieve wisselkoers verder bleef stijgen. De recente periode van krachtige groei heeft tot een risico op oververhitting geleid: de macro-economische onevenwichtigheden namen toe, waarbij zowel de inflatie als het externe tekort in de eerste helft van 2008 een hoogtepunt bereikte. De loonstijging overtrof ruimschoots de productiviteitsgroei, zodat het concurrentievermogen van het land werd ondermijnd. Gedurende de gehele periode van hoogconjunctuur werd een expansief begrotingsbeleid gevoerd en werden er geen reserves gevormd om op veranderende conjunctuuromstandigheden in te spelen. Als gevolg van de grote externe onevenwichtigheden was Litouwen kwetsbaarder voor de verkrapping van de mondiale kredietvoorwaarden en de lagere groei van de exportmarkten. Verwacht wordt dat de wereldwijde financiële crisis en de zwakke buitenlandse vraag de daling van de binnenlandse vraag en de krimp van de economie in de hand zullen werken. Litouwen staat voor de onmiddellijke uitdaging een economisch beleid te voeren dat ervoor zorgt dat de economie de conjunctuurvertraging goed doorkomt en dat de macro-economische stabiliteit gehandhaafd blijft. Aangezien de bestaande grote onevenwichtigheden dienen te worden gecorrigeerd, hebben de autoriteiten in december 2008 een bezuinigingspakket aangenomen om het aanpassingsproces te vergemakkelijken en het marktvertrouwen in stand te helpen houden. Dit pakket zou er ook toe moeten bijdragen dat de verslechtering van het overheidstekort tijdens de economische neergang binnen de perken blijft.

(3)

Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, is de reële BBP-groei in 2008 op 3,5 % uitgekomen. Voor 2009 wordt uitgegaan van een sterke krimp met 4,8 % en voor 2010 van een geringe verdere daling van het BBP met 0,2 %. 2011 zou weer een groei van 4,5 % kennen. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie (2) lijken de groeihypothesen van dit scenario tot 2009 plausibel maar voor de jaren daarna opmerkelijk optimistisch. Vanaf 2010 lijken de groeihypothesen aan de optimistische kant omdat de kans groot is dat de versomberende groeivooruitzichten bij de handelspartners en de verslechterende binnenlandse vraag in Litouwen als gevolg van de kredietschaarste een uitgesprokener en langduriger karakter zullen hebben dan in het programma wordt aangenomen. De voor 2011 geraamde potentiële groei lijkt nogal hoog. De programmaprognose voor de inflatie is realistisch voor 2009. Voor 2010 kan zij echter aan de lage kant zijn, met name wegens het effect op de energieprijzen van de voor eind 2009 geplande sluiting van de kerncentrale van Ignalina. In het programma wordt voor 2009 een veel snellere afbouw van de externe onevenwichtigheden voorspeld dan in de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie. Dit verschil is toe te schrijven aan het feit dat in het convergentieprogramma een sterkere krimp van de binnenlandse vraag en een gunstiger ontwikkeling van de exportmarkten wordt verwacht.

(4)

Het overheidstekort over 2008 wordt in de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie geraamd op 2,9 % van het BBP, tegen een streefcijfer van 0,5 % van het BBP in de vorige actualisering van het convergentieprogramma. Dit veel slechter dan verwachte feitelijke tekort is vooral het gevolg van aanzienlijke uitgavenoverschrijdingen die met de lonen in de openbare sector en de sociale overdrachten aan gezinnen en gepensioneerden verband houden en die voortvloeien uit in de loop van het jaar genomen beleidsbeslissingen, welke dan ook niet in de begroting voor 2008 zijn opgenomen. Het hogere feitelijke tekort is ook, zij het in mindere mate, toe te schrijven aan het feit dat de belastingontvangsten lager zijn uitgekomen dan de autoriteiten aanvankelijk hadden verwacht, met name omdat de economische activiteit naar het einde van het jaar toe sterk is vertraagd. De investeringsuitgaven en de absorptie van EU-middelen vielen lager uit dan gepland.

(5)

De nieuwe regering die op 9 december 2008 is aangetreden, heeft een programma van verregaande begrotingsbezuinigingen aangenomen. Daarbij aansluitend bevat de op 22 december 2008 door het parlement goedgekeurde begroting voor 2009 een budgettair consolidatiepakket waarmee wordt beoogd het marktvertrouwen te herstellen en de financieringsbehoefte van de overheid te beperken. De begrotingsconsolidatie berust op een ingrijpende belastinghervorming en aanzienlijke bezuinigingen op de begrotingsuitgaven. Verwacht wordt dat beide factoren in eenzelfde mate tot de begrotingsconsolidatie zullen bijdragen. In de begroting wordt gemikt op een overheidstekort van 2,1 % van het BBP. Zonder consolidatiemaatregelen zou dit percentage veel hoger zijn uitgevallen. De belastinghervorming is erop gericht de fiscale druk te verschuiven van de directe naar de indirecte belastingen en van arbeid naar kapitaal, en tevens de belastinggrondslag te verbreden door vrijstellingen af te schaffen. De belangrijkste maatregelen aan de ontvangstenzijde omvatten een verhoging van de BTW en de accijnsrechten met 1 procentpunt, een verlaging van het tarief van de personenbelasting met 3 procentpunten in combinatie met een beperking van het aantal belastingplichtigen dat voor de initiële belastingvrije drempel in aanmerking komt, en een verhoging van het tarief van de vennootschapsbelasting met 5 procentpunten, alsook een afschaffing van de meeste BTW-vrijstellingen en vrijstellingen van de personenbelasting en een verbreding van de belastinggrondslag, met name door meer personen in het socialezekerheidsstelsel op te nemen. Volgens het programma bedraagt het netto-effect van al deze belastinghervormingen naar schatting ongeveer 1,8 % van het BBP. In de begroting worden ook aanmerkelijke uitgavenreducties gepland, die op circa 2 % van het BBP worden geraamd. Het gaat onder meer om bezuinigingen op de lonen in de openbare sector, op andere lopende uitgaven en op geplande investeringen.

Sommige maatregelen waarop de begroting steunt, zijn echter geheel of gedeeltelijk door het parlement verworpen en moeten derhalve door nieuwe maatregelen worden vervangen. Afgaande op de verlaging met 3 % van het BBP in het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) zal de algemene begrotingsstrategie in 2009 een sterk restrictief karakter hebben (3).

(6)

De voornaamste doelstelling van de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie op middellange termijn is het verwezenlijken van de middellangetermijndoelstelling (het boeken van een structureel overheidstekort van 1 % van het BBP tegen 2010) en het bereiken van een nominaal begrotingsevenwicht in de jaren daarna. Verwacht wordt dat het nominale overheidstekort in 2010 zal teruglopen tot 1,0 % van het BBP en dat in 2011 een begrotingsevenwicht wordt gerealiseerd. Het is de bedoeling dat de bijstelling tot stand komt dankzij een aanzienlijke verhoging van de ontvangstenquote en een bescheiden reductie van de uitgavenquote. De overheid is de lopende uitgaven en onder meer ook de werkgelegenheid in de openbare sector uitvoerig aan het doorlichten, hetgeen ertoe kan leiden dat in latere jaren verder in de uitgaven wordt gesnoeid. De sterkere stijging van de ontvangsten valt vooral te verklaren door de belastinghervormingen waarin de begroting voor 2009 voorziet. In het programma wordt echter uitdrukkelijk gesteld dat voor de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen van het programma aanvullende maatregelen ter grootte van ongeveer 0,5 % van het BBP in 2010 en circa 1,5 % van het BBP in 2011 zijn vereist.

(7)

De begrotingsresultaten zijn aan aanzienlijke neerwaartse risico's onderhevig. Dit geldt voor alle programmajaren. In 2009 is het belangrijkste risico dat de ontvangsten veel lager kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld, voornamelijk als gevolg van het risico dat de belastingontvangsten die uit de discretionaire inkomstenverhogende maatregelen, en met name uit het optrekken van de indirecte belastingen, voortvloeien, minder sterk stijgen dan in het programma wordt aangenomen, en dat niet alle voorgenomen reducties van de uitgaven, zoals met name die voor subsidies en ambtenarensalarissen, worden doorgevoerd. In 2010 en 2011 houdt het risico verband met het feit dat de voorspelde begrotingsconsolidatie op opmerkelijk optimistische groeihypothesen is gebaseerd en dat aanvullende maatregelen vereist zijn om de begrotingsdoelstellingen te halen.

(8)

Het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting is geringer dan gemiddeld in de EU het geval is, als gevolg van de reeds doorgevoerde pensioenhervorming. De begrotingssituatie voor 2008 waarvan in het programma wordt uitgegaan, is echter aanzienlijk verslechterd in vergelijking met de uitgangspositie van het vorige programma en versterkt het budgettaire effect van de vergrijzing op het houdbaarheidstekort. Door primaire overschotten op middellange termijn te realiseren zoals in het programma is gepland, kunnen de risico's op middellange termijn voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën deels worden beperkt.

(9)

Het begrotingskader van Litouwen voor de middellange termijn heeft niet kunnen voorkomen dat er de afgelopen jaren uitgavenoverschrijdingen hebben plaatsgevonden. De forse ontvangstenstijging heeft de herhaalde opwaartse bijstellingen van de uitgavendoelstellingen vergemakkelijkt en de verkiezingscyclus heeft het kader extra onder druk gezet, zoals blijkt uit de recente verslechtering van het nominale tekort. Teneinde het kader te versterken, is in november 2007 een wet op de begrotingsdiscipline aangenomen, waarin onder meer een uitgavenregel was opgenomen. De wet had echter vooral betrekking op de opstelling en uitvoering van de jaarlijkse begroting en introduceert als dusdanig niet meer toekomstgerichte elementen die noodzakelijk zijn voor de middellange termijn. Het huidige kader is dan ook nog steeds vrij zwak wat de planning en beheersing van de overheidsfinanciën op middellange termijn betreft. Er is ruimte voor een betere planning en voor een bindender karakter van de uitgavenplafonds voor de middellange termijn, hetgeen ertoe zou bijdragen de uitgavenstijging in de hand te houden. Voorts moet het kader zorgen voor begrotingsconsolidatie in goede economische tijden door te voorkomen dat extra ontvangsten tot hogere uitgaven leiden. Ook laat de transparantie van het gehele begrotingsproces, zoals onder meer de adequate rapportage van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven, nog steeds te wensen over. Dit geldt eveneens voor de vergelijkbaarheid van de begrotingsindicatoren op kas- en transactiebasis.

(10)

Om de financiële sector te stabiliseren, hebben de Litouwse autoriteiten in oktober 2008 de dekking van de depositoverzekering uitgebreid van omgerekend 22 000 EUR tot 100 000 EUR en het percentage van de depositogarantie verhoogd tot 100 %. Het programma erkent dat de depositogarantie een zeker risico met zich brengt, aangezien het totale bedrag dat aan het einde van 2008 was gegarandeerd, circa 30 % van het BBP vertegenwoordigt.

(11)

Conform het Europees economisch herstelplan waarover de Europese Raad in december overeenstemming heeft bereikt, heeft Litouwen, dat met ernstige externe en interne onevenwichtigheden wordt geconfronteerd, gekozen voor een begrotingsbeleid waarmee wordt beoogd deze onevenwichtigheden weg te werken. Aangezien het noodzakelijk is de economische onevenwichtigheden te corrigeren en het wegens de risicoaversie op de markten moeilijk is nieuwe financiering tegen aanvaardbare voorwaarden aan te trekken, kan het voor de periode 2009-2011 geplande restrictieve begrotingsbeleid als een passende reactie op de macro-economische en budgettaire situatie worden aangemerkt. Er is een ingrijpende belastinghervorming doorgevoerd en er is een breed scala aan uitgavenbesparende maatregelen genomen, zoals onder meer een verlaging van de lonen in de openbare sector in 2009. Voorts plannen de Litouwse autoriteiten een uitgebreid maatregelenpakket waarmee wordt beoogd het bedrijfsleven te ondersteunen door de administratieve lasten te verlichten, de toegang tot financiering te bevorderen en de uitvoer en de investeringen aan te moedigen. Een van de prioriteiten is de modernisering van de Sovjetgebouwen om de energie-efficiëntie te verbeteren. In deze context is Litouwen voornemens de opname van EU-middelen uit de structuurfondsen te versnellen (en te vereenvoudigen), waarbij de mogelijkheden om dergelijke investeringen te financieren aanzienlijk worden verruimd door de voorstellen die de Commissie in het kader van het Europees economisch herstelplan heeft gedaan. Deze maatregelen stroken met de hervormingsagenda voor de middellange termijn en met de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie van 28 januari 2009 in het kader van de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid.

(12)

Litouwen heeft een consolidatieprogramma aangenomen, hetgeen kan worden aangemerkt als een passende reactie op de noodzaak de macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren. De begrotingsresultaten zijn echter aan aanzienlijke neerwaartse risico's onderhevig. Voorts moet de aanpassing, met name in de laatste programmajaren, met aanvullende maatregelen worden onderbouwd. Hoewel in het programma de veiligheidsmarge bij normale conjunctuurschommelingen vanaf 2009 in alle programmajaren in acht lijkt te worden genomen, kan dit in het licht van de risico's, zoals onder meer de ernstige economische neergang, onvoldoende blijken om in 2009 en 2010 te voorkomen dat de drempel van 3 % van het BBP wordt overschreden. Afgaande op de verandering in het structurele (primaire) saldo wordt verwacht dat van 2009 tot en met 2011 een restrictief begrotingsbeleid zal worden gevoerd. In de context van het lidmaatschap van Litouwen van het WKM II en gezien de noodzaak het kostenconcurrentievermogen van de economie te verbeteren, is het raadzaam de hoge loonstijgingen uit het verleden te corrigeren.

(13)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (4).

De algemene conclusie luidt dat Litouwen momenteel met een ernstige krimp van de binnenlandse vraag wordt geconfronteerd, na jarenlang een economische groei te hebben gekend die het potentieel oversteeg. De in hevigheid toenemende wereldwijde financiële crisis en de teruglopende buitenlandse vraag werken de krimp van de economie verder in de hand. Gedurende lange tijd hebben de loonstijgingen de productiviteitsgroei ruimschoots overtroffen. Daardoor is het concurrentievermogen van het land aangetast, met alle negatieve gevolgen van dien voor het vooruitzicht op een exportgedreven economisch herstel. Het overheidssaldo is in 2008 aanzienlijk verslechterd, wat voornamelijk kwam doordat een expansief begrotingsbeleid is gevoerd. In het programma wordt voor 2009 op een tekort van 2,1 % van het BBP gemikt en daarna op een geleidelijke vermindering van het nominale tekort totdat in 2011 een begrotingsevenwicht wordt bereikt. In het licht van de risico's die aan het macro-economische scenario verbonden zijn en gezien het gebrek aan informatie over de maatregelen die vereist zijn om de budgettaire consolidatie na 2009 te ondersteunen, zijn de in het programma opgenomen begrotingsresultaten aan aanzienlijke neerwaartse risico's onderhevig, waarbij het nominale tekort in 2009 en 2010 mogelijk hoger uitkomt dan de drempel van 3 % van het BBP. De schuldquote zal daarentegen ver onder de referentiewaarde van 60 % van het BBP blijven. Het voor 2009 tot en met 2011 geplande restrictieve budgettaire beleid kan in het licht van de bestaande onevenwichtigheden als een adequate beleidsrespons worden aangemerkt. Het huidige begrotingskader is vrij zwak wat de planning en beheersing van de overheidsfinanciën op middellange termijn, en dan vooral de uitgaven, betreft.

Gezien de bovenstaande evaluatie en ook gezien de noodzaak een duurzame convergentie en een probleemloze deelneming aan het WKM II te waarborgen, wordt Litouwen verzocht:

i)

de nodige maatregelen ten uitvoer te leggen om de begrotingsdoelstelling voor 2009 te halen door uitgavenprioriteiten vast te stellen en de beoogde begrotingsconsolidatie op middellange termijn voor te zetten;

ii)

loonmatiging in de overheidssector door te voeren teneinde in de gehele economie de afstemming van de lonen op de productiviteit te vergemakkelijken en het kostenconcurrentievermogen te versterken;

iii)

de budgettaire governance en transparantie te bevorderen door het begrotingskader voor de middellange termijn te verbeteren en de uitgavendiscipline te versterken.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettarie prognoses

 

 

2007

2008

2009

2010

2011

Reëel BBP

(verandering in %)

CP jan 2009

8,9

3,5

– 4,8

– 0,2

4,5

COM jan 2009

8,9

3,4

– 4,0

– 2,6

n.b.

CP dec 2007

9,8

5,3

4,5

5,2

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP jan 2009

5,8

11,2

5,4

3,6

– 0,1

COM jan 2009

5,8

11,1

5,6

4,8

n.b.

CP dec 2007

5,8

6,5

5,1

3,6

n.b.

Output gap (5)

(% van het potentiële BBP)

CP jan 2009

7,1

5,4

– 2,8

– 5,7

– 4,0

COM jan 2009 (6)

7,7

6,6

– 0,5

– 4,8

n.b.

CP dec 2007

3,3

1,5

– 0,4

– 1,3

n.b.

Netto financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het BBP)

CP jan 2009

– 12,7

– 10,2

– 1,8

– 4,7

– 5,7

COM jan 2009

– 13,2

– 10,7

– 4,8

– 4,7

n.b.

CP dec 2007

– 12,5

– 12,7

– 14,5

– 15,4

n.b.

Overheidsontvangsten

(% van het BBP)

CP jan 2009

33,9

33,8

35,8

37,3

36,4

COM jan 2009

33,9

33,9

34,8

36,0

n.b.

CP dec 2007

35,5

37,4

38,6

39,4

n.b.

Overheidsuitgaven

(% van het BBP)

CP jan 2009

35,2

36,7

37,8

38,3

36,4

COM jan 2009

35,2

36,8

37,8

39,4

n.b.

CP dec 2007

36,4

37,9

38,5

38,6

n.b.

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP jan 2009

– 1,2

– 2,9

– 2,1

– 1,0

0,0

COM jan 2009

– 1,2

– 2,9

– 3,0

– 3,4

n.b.

CP dec 2007

– 0,9

– 0,5

0,2

0,8

n.b.

Primair saldo

(% van het BBP)

CP jan 2009

– 0,5

– 2,3

– 1,2

0,0

1,1

COM jan 2009

– 0,5

– 2,2

– 2,0

– 2,3

n.b.

CP dec 2007

– 0,1

0,3

0,9

1,4

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (5)

(% van het BBP)

CP jan 2009

– 3,1

– 4,4

– 1,3

0,5

1,1

COM jan 2009

– 3,3

– 4,6

– 2,9

– 2,1

n.b.

CP dec 2007

– 1,8

– 0,9

0,3

1,1

n.b.

Structureel saldo (7)

(% van het BBP)

CP jan 2009

– 2,6

– 4,9

– 1,8

0,1

1,1

COM jan 2009

– 2,7

– 4,6

– 2,9

– 2,1

n.b.

CP dec 2007

– 1,2

– 0,9

0,3

1,1

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP jan 2009

17,0

15,3

16,9

18,1

17,1

COM jan 2009

17,0

17,1

20,0

23,3

n.b.

CP dec 2007

17,6

17,2

15,0

14,0

n.b.

Convergentieprogramma (CP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

(2)  In de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie, maar ook met andere informatie die sindsdien beschikbaar is gekomen.

(3)  De verwachte structurele consolidatie in het programma met bijna 4 procentpunt van het BBP is gelijk aan de nominale waarde van het consolidatiepakket. Voornamelijk ten gevolge van uiteenlopende ramingen van de potentiële groei en de output gap wijkt zij evenwel af van het structurele saldo zoals dat door de Commissiediensten op basis van de informatie in het programma opnieuw is berekend.

(4)  De gegevens over de componenten van de stock-flow adjustment, de ramingen van de bijdragen aan de potentiële groei en een aantal gegevens over de houdbaarheid op lange termijn ontbreken.

(5)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(6)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 6,1 %, 4,5 %, 2,8 % en 1,8 % in de periode 2007-2010.

(7)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. De eenmalige en andere tijdelijke maatregelen hebben volgens het meest recente programma een tekortverhogend effect van 0,6 % van het BBP in 2007 en een tekortverminderend effect van 0,5 % in 2008, 0,5 % in 2009 en 0,5 % in 2010, en volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie een tekortverhogend effect van 0,6 % van het BBP in 2007.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/13


ADVIES VAN DE RAAD

van 10 maart 2009

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2008-2010

(2009/C 70/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 10 maart 2009 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2008-2010 (2) behandeld.

(2)

De economische bedrijvigheid is sterk vertraagd als gevolg van de wereldwijde economische inzinking en de financiële crisis. De reële BBP-groei is dan ook teruggelopen van 5,2 % in 2007 tot circa 1 % in 2008. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zal de bedrijvigheid in 2009 krimpen met 0,9 %. De Luxemburgse economie, die zeer open is en sterk op de prestaties van de financiële sector leunt, zal door de voorspelde achteruitgang van de wereldhandel en de financiële crisis zwaar worden getroffen, terwijl de groei naar verwachting alleen zal worden ondersteund door de overheidsuitgaven en, tot op zekere hoogte, de particuliere consumptie. De voornaamste beleidsuitdagingen bij deze inzinking liggen op het gebied van de financiële sector, die een zeer sterke internationale inslag heeft, en van de ondersteuning van de binnenlandse vraag. Met de verwachte omslag van een voorspeld groot overschot over 2008 in een tekort in 2009, dat in 2010 nog verder oploopt, zal de inzinking een duidelijke weerslag hebben op de overheidsfinanciën. Bij deze verslechtering van het overheidssaldo is ook rekening gehouden met het effect van de steunmaatregelen waartoe in de afgelopen maanden is besloten en die hoofdzakelijk voorzien in omvangrijke belastingverlagingen, met name op het gebied van de personenbelasting, alsook in een sterk versnelde uitvoering van publieke investeringsprojecten. In het licht van de gunstige budgettaire uitgangspositie en de zeer lage overheidsschuld zijn deze maatregelen passend en wenselijk.

(3)

Volgens het bij het addendum gewijzigde macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal het reële BBP, na een groeivertraging van 5,2 % in 2007 tot 1,0 % in 2008, in 2009 met – 0,9 % krimpen, en zich nadien enigszins herstellen tot 1,4 % in 2010. Afgaande op de thans beschikbare informatie (3) lijkt dit scenario voor de periode 2008-2010 op plausibele groeihypothesen te zijn gebaseerd. Het sluit naadloos aan bij de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie. De programmaprognoses voor de inflatie en de loonontwikkeling lijken eveneens realistisch.

(4)

In het addendum bij het programma wordt het overheidsoverschot voor 2008 op 2,0 % van het BBP geraamd, terwijl in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma een streefcijfer van 0,8 % van het BBP werd gehanteerd. Dit resultaat, dat veel beter is dan verwacht in vergelijking met het vorige geactualiseerde programma, is grotendeels te danken aan het basiseffect dat uitging van het feit dat het overheidsoverschot in 2007 opwaarts is bijgesteld van een eerdere raming van 1 % van het BBP tot 3,2 %, hoofdzakelijk naar aanleiding van inkomstenmeevallers.

Voor 2008 werd deze onverwacht betere uitgangspositie ten dele tenietgedaan door een hoger dan voorziene uitgavenstijging, met name bij de consumptieve bestedingen en investeringen van de overheid en bij de sociale overdrachten. De sneller dan verwachte toename bij de consumptieve bestedingen van de overheid kan ten dele worden verklaard door de indienstneming van nieuwe medewerkers ten behoeve van de ontwikkeling van de universiteit van Luxemburg en andere publieke onderzoekscentra.

(5)

Volgens het programma zal het overheidssaldo omslaan van een overschot van 2 % van het BBP in 2008 in een tekort van 0,6 % van het BBP in 2009. Dit is ten dele te wijten aan de economische vertraging en de daarmee gepaard gaande normale werking van de automatische stabilisatoren, in het bijzonder wat de belastinginkomsten uit de financiële sector betreft. Het tekort in 2009 komt ook op rekening van de discretionaire maatregelen die in de begroting voor 2009 zijn opgenomen, waaronder de in overeenstemming met het Europees economisch herstelplan genomen maatregelen om de economische neergang te bestrijden, ten belope van 1,75 % van het BBP. In de begroting voor 2009 zijn aanzienlijke belastingverlagingen opgenomen, met name bij de personenbelasting, die ex ante op circa 1,25 % van het BBP worden geraamd, terwijl enkele publieke investeringsprojecten die oorspronkelijk voor 2010 waren gepland, zullen worden vervroegd. In 2009 wordt een daling van de ontvangsten met circa 0,5 procentpunt van het BBP verwacht. Dit percentage omvat een daling van de opbrengst van de directe belastingen met 1 procentpunt van het BBP als gevolg van de belastingverlagingen en het effect van de crisis, terwijl de sociale bijdragen en vermogensinkomsten elk met circa 0,25 procentpunt van het BBP zouden stijgen dankzij het doorwerkende effect van de tot eind 2008 nog altijd krachtige werkgelegenheidsgroei en de rente-inkomsten uit de leningen die ter ondersteuning van de financiële sector zijn toegekend. Tegelijkertijd zullen de overheidsuitgaven in 2009 volgens de plannen met 2,25 procentpunt van het BBP toenemen, hoofdzakelijk als gevolg van een forse stijging bij de consumptieve bestedingen en de investeringen van de overheid, en bij de sociale overdrachten. De toename van de sociale overdrachten is ten dele toe te schrijven aan de vervanging van de belastingaftrek voor kinderen door een systeem van heffingskorting en aan de voor dit jaar voorspelde werkloosheidsstijging.

(6)

Volgens het programma zal het nominale overheidstekort verder verslechteren van 0,6 % van het BBP in 2009 tot 1,5 % van het BBP in 2010, terwijl het primaire tekort zou toenemen van 0,3 % van het BBP tot 1,2 %. De Luxemburgse middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie is een structureel tekort (dat wil zeggen conjunctuurgezuiverd, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) van 0,75 % van het BBP. Afgaande op het macro-economische scenario en de begrotingsprognoses van het programma zal deze middellangetermijndoelstelling naar verwachting gedurende de gehele programmaperiode ten volle worden verwezenlijkt: aangenomen wordt dat het structurele saldo, zoals herberekend volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van de in het programma verstrekte gegevens, positief zal blijven, waarbij het overschot enigszins afneemt van 0,6 % van het BBP in 2009 tot 0,4 % van het BBP in 2010. Voorspeld wordt dat de bruto overheidsschuld, die is verdubbeld van 7 % van het BBP in 2007 tot 14,4 % van het BBP in 2008 als gevolg van de financiering van de leningen ter ondersteuning van Luxemburgse dochterondernemingen van structureel belangrijke buitenlandse banken, zal stijgen tot 15 % van het BBP in 2009 en tot 17 % in 2010. Ondanks deze verdubbeling in 2008 blijft dit percentage evenwel verreweg het laagste in het eurogebied.

(7)

De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken over het algemeen in evenwicht te zijn. Enerzijds kunnen zich bij het macro-economische scenario enkele neerwaartse risico's voordoen. Met name de particuliere consumptie kan minder veerkrachtig blijken dan voorspeld. Daarenboven zouden de gevolgen van de crisis voor de belastinginkomsten, met name uit de financiële sector, nog groter kunnen zijn dan thans wordt verwacht. Anderzijds kan het feitelijke begrotingssaldo in 2008 beter uitvallen dan in het programma wordt voorspeld (hetgeen ook in 2007 het geval was), daar Luxemburg bekend staat om zijn voorzichtige begrotingsprognoses.

(8)

Wat de Luxemburgse overheidsfinanciën betreft, blijft de houdbaarheid ervan op lange termijn het belangrijkste aandachtspunt, gelet op de zeer grote stijging die bij de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven wordt verwacht, en gezien het feit dat tot dusver nog geen maatregelen zijn getroffen om dit probleem aan te pakken: Luxemburg behoort tot de EU-lidstaten waar het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting zich het sterkst doet gevoelen, met name door de verwachte zeer forse stijging van de pensioenuitgaven. De in het programma geraamde begrotingssituatie voor 2008, die gunstiger is dan de uitgangssituatie van het vorige programma, de lage schuldquote, de omvangrijke activa die in de sociale zekerheid zijn opgebouwd, en een structureel primair overschot kunnen de verwachte langetermijngevolgen van de vergrijzing voor de begroting deels helpen opvangen. Dit alles volstaat echter niet om de forse stijging van de leeftijdsgebonden uitgaven te financieren. De risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn zouden verminderen indien gezorgd wordt voor hoge primaire overschotten op middellange termijn en indien — zoals de autoriteiten inmiddels hebben erkend — maatregelen worden getroffen om de forse stijging van de leeftijdsgebonden uitgaven te beteugelen, inclusief verhoging van de reële pensioenleeftijd. Momenteel lijken de steunmaatregelen die de afgelopen maanden ten behoeve van de financiële sector zijn genomen, geen grote risico's in te houden voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, ondanks de forse stijging van de overheidsschuld die zij hebben veroorzaakt. De potentiële verplichtingen kunnen verhoudingsgewijs evenwel aanzienlijk uitvallen wegens de zeer grote omvang van de financiële sector. Bovendien zouden de kosten van de reeds genomen steunmaatregelen in de toekomst voor een groot deel (of zelfs in hun geheel) kunnen worden gerecupereerd.

(9)

De structuur van de overheidsfinanciën in Luxemburg lijkt relatief gunstig: de overheidsuitgaven en de belastingdruk zijn vrij laag en de uitgaven- en inkomstenstelsels functioneren kennelijk redelijk efficiënt, vergeleken met andere lidstaten. Met name de consumptieve bestedingen van de overheid en de belastingen op inkomen uit arbeid zijn verhoudingsgewijze laag, terwijl de overheidsinvesteringen tot de hoogste in de EU behoren.

(10)

Teneinde de stabiliteit van de financiële sector te herstellen, heeft de Luxemburgse regering in september en oktober 2008 besloten een converteerbare lening van in totaal 2 776 miljard EUR (7,6 % van het BBP) toe te kennen aan de lokale dochterondernemingen van twee grote buitenlandse banken. Voorts werd besloten om voor de nieuwe verplichtingen die door een van deze banken zijn aangegaan, gedurende maximaal drie jaar bij de institutionele beleggers garant te staan, teneinde de betrokken bank een betere toegang tot financiering te bieden. Tot slot is het bedrag dat door het depositogarantiestelsel wordt gedekt, opgetrokken van 20 000 EUR tot 100 000 EUR per deposito, teneinde het vertrouwen bij de deposanten te herstellen. Er zij op gewezen dat de overheid over een aanzienlijk bedrag aan financiële activa beschikt doordat de afgelopen decennia steevast overschotten zijn geboekt; daaraan moeten nog de leningen worden toegevoegd die eind 2008 zijn toegekend aan de dochterondernemingen van deze twee buitenlandse banken. In 2008 vertegenwoordigden deze activa circa 32 % van het BBP, waarvan ongeveer een derde in het bezit is van de centrale overheid en twee derde aan het socialezekerheidsstelsel toebehoort. De overheidsfinanciën vertonen per saldo derhalve een zeer positief beeld.

(11)

In de begroting voor 2009, die vóór de verslechtering van de financiële crisis was opgesteld, waren al enkele fiscale steunmaatregelen opgenomen. Deze maatregelen bestonden voor het merendeel in verlagingen van de personenbelasting, waarvan de kosten volgens het programma circa 1,2 % van het BBP zullen bedragen. De begroting voorzag ook in een verlaging van het vennootschapsbelastingtarief, hetgeen vanaf 2010 zijn weerslag zal hebben op de inkomsten. In overeenstemming met het Europees economisch herstelplan waarover de Europese Raad in december overeenstemming heeft bereikt, heeft Luxemburg tevens andere steunmaatregelen vastgesteld, waarvan de belangrijkste voorzien in het naar voren halen van overheidsinvesteringen en van subsidies voor de aankoop van energie-efficiënte verbruiksgoederen en voor energiebesparende investeringen. Voorts zal de werkgeversbijdrage in de werkloosheidsuitkering in geval van deeltijdse werkloosheid tot eind 2009 door de overheid worden terugbetaald. Alles samen zullen deze stimuleringsmaatregelen goed zijn voor circa 1,75 % van het BBP. Dankzij het niet onbeduidende overschot van 2008 en de zeer lage overheidsschuld heeft Luxemburg een zeer grote manoeuvreerruimte. Het fiscale stimuleringspakket voor 2009 en 2010 lijkt een passend antwoord te bieden op de huidige economische neergang, ofschoon een groot deel van de stimuleringsmaatregelen niet als tijdelijke maatregelen zijn bedoeld. Zo waren met name de verlagingen van de personenbelasting in eerste instantie bestemd ter compensatie van de niet-indexering van de belastingschalen in de personenbelasting sinds 2001. Luxemburg heeft ook diverse maatregelen genomen, en zal de komende jaren nog verdere maatregelen nemen, om een aantrekkelijker economisch klimaat te scheppen en het energie- en klimaatveranderingspakket ten uitvoer te leggen. Deze maatregelen stroken met de hervormingsagenda voor de middellange termijn die de Commissie op 28 januari 2009 in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid heeft voorgesteld.

(12)

Aangenomen wordt dat het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo positief zal blijven, waarbij het overschot daalt van 1,5 % van het BBP in 2008 tot 0,6 % van het BBP in 2009 en 0,4 % van het BBP in 2010. Algemeen genomen is het begrotingsbeleid voor 2009 expansief — met name als gevolg van de reactie van de Luxemburgse overheid op de economische neergang — en in 2010 licht expansief, hoewel de veranderingen in het structurele saldo wat beperkter zijn dan de stimuleringsmaatregelen. Aangenomen wordt dat de MTD over de programmaperiode zullen worden verwezenlijkt.

(13)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enkele lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens (4). Ook bevat het addendum bij het programma, dat het oorspronkelijke macro-economische en budgettaire scenario deels vervangt, geen prognoses voor 2011 (5).

De algemene conclusie luidt dat, gelet op de gezonde budgettaire uitgangspositie, de maatregelen die als reactie op de inzinking zijn genomen en in het addendum bij het stabiliteitsprogramma worden gepresenteerd, passend zijn en gunstig moeten worden onthaald. Zij zijn over het algemeen in overeenstemming met de beginselen van het Europees economisch herstelplan (opportuun, doelgericht en tijdelijk), ondanks het feit dat de verlagingen van de personenbelasting, die vóór de verslechtering van de crisis waren goedgekeurd, niet als tijdelijke maatregel zijn bedoeld. Als gevolg van de voorspelde forse economische inzinking en de als reactie daarop genomen maatregelen zal de overheidsbegroting in 2009 weliswaar omslaan in een tekort, na diverse jaren een overschot te hebben vertoond, maar dit tekort zal ver van de referentiewaarde van 3 % verwijderd blijven. Volgens de plannen zal de MTD dan ook gedurende de gehele programmaperiode worden verwezenlijkt. Al bij al lijken de aan de begrotingsdoelstellingen van het programma verbonden risico's elkaar min of meer in evenwicht te houden. De houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn blijft echter zorgen baren. De komende decennia zullen deze immers bijzonder sterk onder druk komen te staan, omdat wordt aangenomen dat Luxemburg een van de EU-lidstaten is waar de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven het sterkst zullen stijgen.

In het licht van de bovenstaande evaluatie en gezien het feit dat de leeftijdsgebonden uitgaven de komende decennia een zeer forse toename te zien zullen geven, wordt Luxemburg verzocht:

i)

uitvoering te geven aan de begrotingsplannen, inclusief de stimuleringsmaatregelen, conform het Europees economisch herstelplan en binnen het raam van het stabiliteits- en groeipact;

ii)

de houdbaarheid van zijn openbare financiën op lange termijn te verbeteren door structurele hervormingen door te voeren, met name wat de pensioenen betreft.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

 

2007

2008

2009

2010

Reëel BBP

(verandering in %)

SP okt 2008

5,2

1,0

– 0,9

1,4

COM jan 2009

5,2

1,0

– 0,9

1,4

SP nov 2007

6,0

4,5

5,0

4,0

HICP-inflatie

(%)

SP okt 2008

2,7

4,1

0,6

2,5

COM jan 2009

2,7

4,1

0,6

2,5

SP nov 2007

2,3

2,0

2,1

2,1

Output gap (6)

(% van het potentiële BBP)

SP okt 2008

3,2

1,1

– 2,5

– 3,8

COM jan 2009 (7)

3,2

1,1

– 2,3

– 3,5

SP nov 2007

0,5

0,1

0,2

– 0,8

Netto financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het BBP)

SP okt 2008

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

COM jan 2009

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

SP nov 2007

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

Overheidsontvangsten

(% van het BBP)

SP okt 2008

41,0

43,2

42,8

42,8

COM jan 2009

41,0

43,6

44,0

42,9

SP nov 2007

38,5

37,8

37,9

37,8

Overheidsuitgaven

(% van het BBP)

SP okt 2008

37,8

41,2

43,4

44,3

COM jan 2009

37,8

40,6

43,5

44,3

SP nov 2007

37,5

36,9

36,9

36,6

Overheidssaldo

(% van het BBP)

SP okt 2008

3,2

2,0

– 0,6

– 1,5

COM jan 2009

3,2

3,0

0,4

– 1,4

SP nov 2007

1,0

0,8

1,0

1,2

Primair saldo

(% van het BBP)

SP okt 2008

3,5

2,3

– 0,3

– 1,2

COM jan 2009

3,5

3,3

1,0

– 0,9

SP nov 2007

1,2

1,1

1,2

1,5

Conjunctuurgezuiverd saldo (6)

(% van het BBP)

SP okt 2008

1,6

1,5

0,6

0,4

COM jan 2009

1,6

2,4

1,6

0,3

SP nov 2007

0,7

0,8

0,9

1,6

Structureel saldo (8)

(% van het BBP)

SP okt 2008

1,6

1,5

0,6

0,4

COM jan 2009

1,6

2,4

1,6

0,3

SP nov 2007

0,7

0,8

0,9

1,6

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

SP okt 2008

7,0

14,4

14,9

17,0

COM jan 2009

7,0

14,4

15,0

15,1

SP nov 2007

6,9

7,1

7,2

7,0

Stabiliteitsprogramma (SP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Het oorspronkelijke programma van oktober 2008 had betrekking op de periode 2008-2011. Op 2 februari heeft de Luxemburgse overheid evenwel een addendum ingediend dat het oorspronkelijke macro-economische en budgettaire scenario door een volledig ander scenario vervangt, maar dat slechts op de periode 2008-2010 betrekking heeft. De diensten van de Commissie hebben derhalve het macro-economische scenario en de begrotingsdoelstellingen voor 2011 niet kunnen evalueren.

(3)  In de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie, maar ook met andere informatie die sindsdien beschikbaar is gekomen.

(4)  Er zijn met name geen gegevens verstrekt over de sectorale saldi (behalve voor de overheid).

(5)  Artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad luidt als volgt: „De gegevens over tijdpaden voor de overschot-/tekortquote en de schuldquote van de algemene overheid en de belangrijkste economische veronderstellingen (…) hebben betrekking op het lopende jaar, het voorafgaande jaar en minimaal de drie volgende jaren.”.

(6)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(7)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 4,2 %, 3,2 %, 2,7 % en 2,8 % in de periode 2007-2010.

(8)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. Volgens het meest recente programma en de tussentijdse prognoses van januari van de diensten van de Commissie vertegenwoordigen de eenmalige en andere tijdelijke maatregelen 0 % van het BBP in 2009, 2010 en 2011.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/19


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5427 — Dexia Credit Local/Dexia Kommunalkredit Bank)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/C 70/04)

Op 12 maart 2009 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32009M5427. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/20


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2009/C 70/05)

Datum waarop het besluit is genomen

25.2.2009

Nummer van de steunmaatregel

NN 116/02 ex N 563/02

Lidstaat

Nederland

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Tijdelijke noodmaatregel: overname varkens wegens MPA-verontreiniging

Rechtsgrond

Artikelen 93 en 26 van de wet op de bedrijfsorganisaties. Algemene Voorwaarden tijdelijke noodmatregel overname varkens wegens MPA-verontreiniging zoals vastgesteld door het Productschap Vee en Vlees

Aard van de maatregel

Eenmalige compensatiemaatregel

Doelstelling

Menselijke en dierlijke gezondheid; MPA-besmetting voorkomen; voorkomen dat besmette dieren in de voedselketen terechtkomen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Vergoeding voor het verplicht slachten van varkens op bedrijven die vermoedelijk met MPA waren besmet, aangezien bij monsterneming sommige varkens op de bedrijven positief hadden getest op de MPA-verontreiniging

Begrotingsmiddelen

6 350 000 EUR

Steunintensiteit

Maximum 100 % van de marktwaarde van de varkens

Looptijd

Augustus-september 2002

Betrokken economische sector(en)

Landbouw — Veeteelt (varkens)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Nederland

Andere informatie

Artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag — Buitengewone gebeurtenis

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

13.1.2009

Nummer van de steunmaatregel

N 394/08

Lidstaat

Spanje

Regio

Navarra

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Ayudas para el fomento de sistemas de producción ganadera sostenibles

Rechtsgrond

Orden foral de la Consejería de Desarrollo Rural y Medio Ambiente, por la que se establecen las normas reguladoras para la concesión de las ayudas para el fomento de sistemas de producción ganadera sostenibles

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Steun voor het nakomen van agromilieuverbintenissen met het oog op de overschakeling op duurzamere productiemethoden op veehouderijbedrijven in Navarra

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

12 000 EUR

Steunintensiteit

Max. 35 EUR/ha

Looptijd

Tot en met 31 december 2013

Betrokken economische sector(en)

Landbouwsector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Departamento de Desarrollo Rural y Medio Ambiente del Gobierno de Navarra

C/ Tudela, 20

31003 Pamplona (Navarra)

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/22


Overzicht van de benoemingen waartoe de Raad heeft besloten

Januari en februari 2009 (sociale zaken)

(2009/C 70/06)

Comité

Einde mandaat

Bekendmaking in PB

Vervangen persoon

Afgetreden/Benoemd

Gewoon lid/Plaatsvervangend lid

Groep

Land

Benoemde persoon

Van

Datum besluit van de Raad

Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

24.9.2010

C 253 van 4.10.2008

De heer Gaetan BEZIER

Afgetreden

Gewoon lid

Werkgevers

Frankrijk

Mevrouw Natacha MARQUET

FNSEA

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

Mevrouw Yolanda PALACIO-FERRERO

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Spanje

De heer Mario GRAU-RIOS

Ministerio de Trabajo e Inmigración

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

De heer Mikko HURMALAINEN

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Finland

De heer Leo SUOMAA

Ministry of Social Affairs and Health

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

Mevrouw Anna-Liisa SUNDQUIST

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Finland

De heer Erkki YRJÄNHEIKKI

Ministry of Social Affairs and Health

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

De heer Matti LAMBERG

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Finland

Mevrouw Ritva PARTINEN

Ministry of Social Affairs and Health

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

Mevrouw Renate CZESKLEBA

Afgetreden

Gewoon lid

Werknemers

Oostenrijk

Mevrouw Karin ZIMMERMANN

Österreichischer Gewerkschaftsbund Sozialpolitik — Gesundheitspolitik

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

Benoemd

Plaatsvervangend lid

Werknemers

Oostenrijk

De heer Alexander HEIDER

Bundesarbeitskammer Abteilung Sicherheit, Gesundheit und Arbeit

23.2.2009

Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

28.2.2010

L 64 van 2.3.2007

De heer Miloš JANOUŠEK

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Slowakije

Mevrouw Laurencia JANČUROVÁ

National Labour Inspectorate

23.2.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

Mevrouw Pilar CASLA-BENITO

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Spanje

De heer Mario GRAU-RIOS

Ministerio de Trabajo e Inmigración

23.2.2009

Raad van bestuur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

7.11.2010

C 271 van 14.11.2007

De heer Miloš JANOUŠEK

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Slowakije

Mevrouw Laurencia JANČUROVÁ

National Labour Inspectorate

23.2.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeids-omstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

Mevrouw Ana Cristina LÓPEZ LÓPEZ

Afgetreden

Gewoon lid

Regering

Spanje

De heer Juan Pablo PARRA GUTIERREZ

Ministerio de Trabajo e Immigración

23.2.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeids-omstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

Mevrouw Birgit STIMMER

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Regering

Oostenrijk

Mevrouw Petra HRIBERNIG

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

23.2.2009

Raad van bestuur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeids-omstandigheden

30.11.2010

C 282 van 24.11.2007

De heer Paul CLERINX

Afgetreden

Plaatsvervangend lid

Werkgevers

België

De heer Kris DE MEESTER

VBO-FEB

23.2.2009


Commissie

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/24


Wisselkoersen van de euro (1)

23 maart 2009

(2009/C 70/07)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3558

JPY

Japanse yen

131,12

DKK

Deense kroon

7,4506

GBP

Pond sterling

0,92945

SEK

Zweedse kroon

11,0760

CHF

Zwitserse frank

1,5301

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,6345

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,820

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

304,15

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

4,5703

RON

Roemeense leu

4,2940

TRY

Turkse lira

2,2674

AUD

Australische dollar

1,9475

CAD

Canadese dollar

1,6753

HKD

Hongkongse dollar

10,5054

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,3938

SGD

Singaporese dollar

2,0493

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 887,52

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

12,8424

CNY

Chinese yuan renminbi

9,2623

HRK

Kroatische kuna

7,4667

IDR

Indonesische roepia

15 693,39

MYR

Maleisische ringgit

4,9381

PHP

Filipijnse peso

65,060

RUB

Russische roebel

45,2775

THB

Thaise baht

47,897

BRL

Braziliaanse real

3,0522

MXN

Mexicaanse peso

19,1710

INR

Indiase roepie

68,3040


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/25


Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op nationale regionale investeringssteun

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/C 70/08)

Nummer van de steunmaatregel

XR 51/07

Lidstaat

Portugal

Regio

Açores

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad-hocsteun ontvangt

SIDER — Sistema de Incentivos para o Desenvolvimento Regional dos Açores

Rechtsgrondslag

Decreto Legislativo Regional n.o 13/2005/A, de 1 de Julho.

Decretos Regulamentares Regionais n.os 25/2005/A, de 6 de Dezembro, 12/2005/A, de 24 de Maio e 6/2006/A, de 16 de Janeiro

Type maatregel

Steunregeling

Voorziene jaarlijkse uitgaven

3,5 mln EUR

Maximale steunintensiteit

45 %

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.1.2007

Looptijd

31.12.2007

Economische sectoren

Alle sectoren die voor regionale investeringssteun in aanmerking komen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Secretaria Regional da Economia

Rua de São João, 47

9504-533 Ponta Delgada (S. Miguel) Açores

PORTUGAL

drace@azores.gov.pt

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

www.azores.gov.pt

Andere informatie


Nummer van de steunmaatregel

XR 52/07

Lidstaat

Portugal

Regio

Açores

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad-hocsteun ontvangt

Proenergia — Sistema de Incentivos à produção de energia a partir de fontes renováveis

Rechtsgrondslag

Decreto Legislativo Regional n.o 26/2006/A, de 31 de Julho

Type maatregel

Steunregeling

Voorziene jaarlijkse uitgaven

1 mln EUR

Maximale steunintensiteit

25 %

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.1.2007

Looptijd

31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren die voor regionale investeringssteun in aanmerking komen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Secretaria Regional da Economia

Rua de São João, 47

9504-533 Ponta Delgada (S. Miguel) Açores

PORTUGAL

drace@azores.gov.pt

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

www.azores.gov.pt

Andere informatie


V Bekendmakingen

ANDERE BESLUITEN

Commissie

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/27


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2009/C 70/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„MAKÓI VÖRÖSHAGYMA” of „MAKÓI HAGYMA”

EG-nummer: HU-PDO-005-0387-21.10.2004

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Földművelésügyi és Vidékfejlesztési Minisztérium – Élelmiszerlánc-elemzési Főosztály

Adres:

1055 Budapest

Kossuth Lajos tér 11.

MAGYARORSZÁG

Tel.

+36 13014419

Fax

+36 13014808

E-mail:

zobore@fvm.hu

2.   Groepering:

Naam:

Magyarországi Hagymatermesztők, Feldolgozók, Forgalmazók Szakmaközi Szervezete, Szövetsége és Terméktanácsa

Adres:

6900 Makó

Návay Lajos tér 5-7.

MAGYARORSZÁG

Tel.

+36 62/212865, +36 62/213676

Fax

+36 62/213676, +36 62/212865

E-mail:

hagymatanacs@vnet.hu

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 1.6 — Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

4.   Productdossier:

(Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam:

„Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma”

4.2.   Beschrijving:

De „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” (Allium cepa L.) behoort tot de familie van de Alliaceae die zich zeer goed aan de plaatselijke omstandigheden van de regio Makó heeft aangepast. De typische kenmerken van de „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” die te danken zijn aan de geografische omgeving zijn een hoog drogestofgehalte, een sterke smaak en een goede houdbaarheid. Er mag slechts gebruik worden gemaakt van de „Makói CR” (klimaatbestendig), de „Csanád” en de „Makói Bronz” cultivars.

De ui heeft een sferische vorm en is enigszins uitgerekt langs de lengteas; hij heeft een diameter van 35-80 mm. Hij is bronskleurig en glanzend; zijn huid is gesloten en de binnenste rokken worden volledig beschermd door de vaste buitenste rokken. Het vruchtvlees is vast, dicht en ivoorkleurig. De productietechnologie die typisch is voor de regio Makó en het droge weer aan het eind van de zomer zorgen voor een hoog drogestofgehalte — meer dan 16 % — hetgeen flink boven het gemiddelde is. De ui kan lang worden bewaard; hij ontkiemt pas laat en gedurende de gehele winter blijven alle bestanddelen volledig behouden. Zijn lage vochtgehalte is gunstig om bederf tegen te gaan. Zijn typische sterke, kruidige smaak is het resultaat van zijn hoge allylsulfidegehalte.

4.3.   Geografisch gebied:

De oorsprongsbenaming „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” mag slechts worden gebruikt voor uien die afkomstig zijn uit het productiegebied met de hiernavolgende gemeenten, die de grenzen van de twee aanpalende districten, Csongrád and Békés, overlappen.

De gemeenten die behoren tot het district:

Csongrád: Makó, Királyhegyes, Apátfalva, Kövegy, Pitvaros, Magyarcsanád, Csanádpalota, Csanádalberti, Ambrózfalva, Nagyér, Földeák, Maroslele, Klárafalva, Ferencszállás, Kiszombor, Nagylak;

Békés: Tótkomlós, Békéssámson.

4.4.   Bewijs van de oorsprong:

De oorsprongsbenaming „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” mag slechts worden gebruikt voor uien waarvan de productie en de traceerbaarheid in het Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen zijn gedocumenteerd en door het Hagyma Terméktanács (Productschap voor uien) zijn bekrachtigd.

Het Sproeiboek dat volgens de eisen wordt bijgehouden, vormt een intrinsiek onderdeel van het Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen

Met betrekking tot nieuwe producenten of distributeurs controleert het Hagyma Terméktanács het gehele technologische productieproces en indien aan de voorwaarden is voldaan, mag het product het etiket „Hagyma Terméktanács által ellenőrzött minőség” (Kwaliteit erkend door het Productschap voor uien) dragen.

Het Productschap helpt na te gaan of aan de voorschriften met betrekking tot de geografische aanduiding en met betrekking tot het wettelijk gebruik van de oorsprongsbenamingen is voldaan.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product:

Twee jaar beslaande teeltwijze:

Bij toepassing van de twee jaar beslaande teeltwijze, worden uit de kleine bloemzaadjes (het zogenoemde zwarte zaad), door deze dicht bij elkaar te zaaien, de kleine uitjes — of plantuien — gekweekt die de grondstof (het pootgoed) leveren voor de teelt van grote eetbare uien in het daaropvolgende jaar.

Om plantuien te produceren is er behoefte aan vlakke, halfharde, rulle, geen kluiten vormende, humusrijke en voedingrijke grond met een neutrale zuurheidsgraad (de bodemgesteldheid in Makó voldoet aan deze vereisten).

Is er sprake van wisselbouw, is een van de vereisten dat de uien slechts om de vijf jaar worden geteeld.

Het telen van de plantuien:

Voorbereiding van de grond: hij wordt diep geploegd in oktober van het eerste jaar en deze bewerking wordt in de daaropvolgende lente voltooid. Er wordt eind februari, begin maart gezaaid in zaaibedden met een vlak oppervlak en fijne korrelige grond; het zaaien gebeurt in enkelvoudige (afstand 20 cm) dan wel dubbele (afstand 5-30 cm) zaailijnen; per hectare wordt 100-120 kg zaad (25-28 miljoen zaadjes/ha) gezaaid op een diepte van 3-3,5 cm. Midden augustus zijn de plantuien rijp en wordt de droge stengel verwijderd. Vervolgens worden ze gerooid en schoongeveegd; dan volgt het narijpen en nadien worden de plantuien vervoerd en ingedeeld naar grootte.

De in klassen ingedeelde uien moeten gedurende de herfst worden opgeslagen in uit los weefsel bestaande zakken. Het speciale productieproces van Makó begint met de warmtebehandeling in november. Deze warmtebehandeling voorkomt dat tijdens het tweede jaar bloemknoppen, en dus zaadstengels, worden gevormd waardoor de uien waardeloos zouden worden. De warmtebehandeling bestaat hierin dat de plantuien gedurende 12 dagen geleidelijk worden verwarmd van de opslagtemperatuur van 3-5 °C, tot 30-32 °C en deze temperatuur, afhankelijk van de grootte van de uien, gedurende 30-60 dagen wordt gehandhaafd (en gedurende 10 dagen van deze periode wordt verhoogd tot 32-35 °C). Vervolgens worden de uien geleidelijk teruggekoeld tot de voor het poten vereiste 10-14 °C.

Het telen van consumptie-uien:

De consumptie-ui met de benaming „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” wordt in het tweede jaar geteeld. In het voorjaar worden de plantuien, nadat ze uit de verwarmingsinstallatie zijn gehaald, gereinigd. Het zaad wordt tegen ongedierte behandeld en vervolgens worden de uien tot midden april in de geleidelijk warmer wordende grond gepoot. Voor de bodemgesteldheid en de wisselbouw gelden dezelfde eisen als bij de plantuien. Afhankelijk van de grootte worden per lopende meter 15-25 uien op een diepte van 3-5 cm gepoot.

Het is belangrijk dat de uien de nodige voedingsstoffen krijgen en onkruidvrij worden gehouden en dat geïntegreerde gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet die terdege in het Sproeiboek worden gedocumenteerd. De oogst vindt plaats in de tweede helft van augustus (rooien, op zwad drogen, laden, leveren) waarna de uien worden opgeslagen of naar de markt worden gebracht.

Een jaar beslaande teeltwijze:

Bij deze teeltwijze wordt met de teelt begonnen in de maand maart; per hectare wordt 5-7 kg zaad (900 000-1,1 miljoen zaadjes/ha) gezaaid van de één jaar oude uien die werden vermeerderd uit het genetisch materiaal van de „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” -plantuien.

Tijdens de vermeerderingsperiode worden dezelfde teelt- en oogstbewerkingen uitgevoerd als bij de teelt van de consumptie-uien uit plantuien met dat verschil dat de vermeerderingsperiode meer tijd in beslag neemt. De oogst vindt pas midden september plaats en deze teeltwijze vergt ook bevloeiing.

De uien worden na de oogst opgeslagen in een koele, droge, goed geventileerde ruimte aangezien ze onder die voorwaarden langer kunnen worden opgeslagen dan de andere cultivars en tot april-mei van het volgende jaar nauwelijks aan kwaliteit inboeten.

De „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” worden bij de landbouwer of elders in het omschreven geografische gebied naar klassen ingedeeld, verpakt en geëtiketteerd onder het rechtstreekse toezicht van de producent of zijn vertegenwoordiger. Ze worden verpakt in netzakken van 0,5, 1, 2, 5, 10 en 15 kg of in bulk in kratten van 15, 20, 25 en 50 kg of in pakken van 3, 5 of 10 stuks. Andere verpakkingen of hoeveelheden zijn evenwel ook mogelijk. Het product kan buiten het omschreven geografische gebied worden omgepakt.

4.6.   Verband:

Omgevingsfactoren:

De ui, een gewas van Centraal-Aziatische oorsprong, heeft zich meer dan behoorlijk aan het milieu van de regio Makó aangepast. De grond van deze regio is het resultaat van afzettingen van de Maros-rivier als gevolg van de veranderende bedding. De aangeslibde lössgrond is zeer voedingrijk. Hij is rijk aan spoorelementen, halfhard, rul, heeft een vlak oppervlak en een goede lucht- en waterretentie, kenmerken die een gunstige invloed hebben op de kwaliteit van de ui.

Het meest karakteristieke aan het klimaat van de regio Makó is de droge en warme zomer. De vermeerderingsperiode telt heel wat zonuren (2 100 uren per jaar) met lange perioden van hoge temperaturen (30 warme dagen, gemiddelde temperatuur 18,1 °C en gecumuleerde straling 3 340 °C). Het samenspel van deze factoren (85 à 90 zomerdagen) leidt ertoe dat zich in de „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” de typische rijke bestanddelen ontwikkelen. De groei van de lange-dagplant „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” vergt 15 uur daglicht en aan deze voorwaarde wordt door het klimaat van de regio Makó met de hierboven beschreven kenmerken voldaan. De bol van de ui wordt dankzij het warme, droge weer en de beperkte neerslag in juli-augustus langzamer gevormd. Het loof en de wortels drogen uit, het gehalte aan rijke bestanddelen stijgt, het drogestofgehalte neemt toe, de buitenste rokken van de ui worden dun en de gesloten, stevige rokken en de bronsrode kleur komen tot ontwikkeling.

Dankzij het hoge drogestofgehalte dat op deze wijze ontstaat en de uit meerdere rokken bestaande, gesloten, stevige huid (die bovenaan dichtzit) kan de „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” gedurende lange tijd worden opgeslagen.

Menselijke factoren:

In de regio Makó worden al verschillende eeuwen uien geteeld. Na de Turkse overheersing was het platteland opnieuw in trek en kende het een snelle bevolkingsgroei die ertoe leidde dat het beschikbare land in kleinere kavels werd verdeeld; dit was tevens het begin van grondschaarste. In het midden van de 19de eeuw bestond drie vierde van de bevolking uit pachters die zich genoodzaakt zagen op hun kleine velden aan intensieve teelt te doen. De keuze viel hierbij op de ui waarvan de rokken en het vlees al eeuwenlang intensief worden gebruikt in de volksgeneeskunde.

De landbouwers die de Makó-ui telen maakten gebruik van de geografische omstandigheden en van de gunstige marktsituatie aan het eind van de vorige eeuw en ontwikkelden dankzij hard werk, serieuze aandacht, individuele selectie en een gunstige bodemgesteldheid regionale cultivars van uitstekende kwaliteit. Zij bedachten hiertoe een unieke technologie die speciaal is afgestemd op de biologie van de ui en de desbetreffende regio (twee jaar beslaande productiemethode). Met de verkoop op verre markten geven de lokale uientelers blijk van hun ondernemersgeest en bereidheid om risico's te nemen.

De lokale uientelers konden terugvallen op hun aloude uienteelt en zo vermijden dat zij rond de eeuwwisseling moesten emigreren. Zij bezorgden deze ui een stevige en permanente reputatie. De uitstekende kenmerken van het product werden reeds erkend naar aanleiding van het Grand Concours International des Sciences et de l'Industrie in Brussel in 1888 en ook in de daarna volgende jaren ging de erkenning in stijgende lijn. De bij het telen van deze ui opgedane ervaring wordt van generatie op generatie doorgegeven zodat de toekomstige productie in de regio is gegarandeerd.

Geschreven getuigenissen van de uienteelt gaan terug tot een beschrijving van Miklós Szirbik in 1835, gevolgd door de boeken van Imre Palugyai en János Reizman. De uientelers van Makó beschikten reeds kort na de eeuwwisseling over hun eigen weekblad met als titel „De Uienboer”. In de jaren 1930 zette Ferenc Erdei zich sterk in voor de in de regio Makó geteelde ui en de producenten.

4.7.   Controlestructuur:

Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal, als aangewezen inspectiedienst voor groenten en fruit

Naam:

Csongrád Megyei Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal Növény- és Talajvédelmi Igazgatóság

Adres:

6800 Hódmezővásárhely

Rárósi út 110.

MAGYARORSZÁG

Tel.

+36 62/535741

Fax

+36 62/246036

E-mail:

Hodi.Laszlo@csongrad.ontsz.hu

Naam:

Békés Megyei Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal, Növény- és Talajvédelmi Igazgatóság

Adres:

5602 Békéscsaba

Szarvasi út 79/1.

MAGYARORSZÁG

Tel.

+36 66/529-257

Fax

+36 66/529-265

E-mail:

Mike.Zsolt@bekes.ontsz.hu

4.8.   Etikettering:

Naast de wettelijk verplichte vermeldingen moeten de beschermde oorsprongsbenaming „Makói vöröshagyma” of „Makói hagyma” en (na registratie in het register van de Gemeenschap) het logo van de Gemeenschap op de verpakking van het product worden aangebracht.

Na goedkeuring op basis van een interne controle door het Productschap voor uien kan de vermelding „Hagyma Terméktanács által ellenőrzött minőség” („Kwaliteit erkend door het Productschap voor uien”) op de verpakking van het product worden aangebracht.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


Rectificaties

24.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/32


Rectificatie van de lijst van de door de lidstaten erkende natuurlijke mineraalwaters

( Publicatieblad van de Europese Unie C 54 van 7 maart 2009 )

(2009/C 70/10)

Op bladzijde 72, komt de lijst als volgt te luiden:

in plaats van:

„Handelsbenaming

Naam van de bron

Plaats van exploitatie

Icelandic spring

Jadar spring area

Reykjavík”

te lezen:

„Handelsbenaming

Naam van de bron

Plaats van exploitatie

Icelandic Glacial

Ölfus Spring

Hlíðarendi, Ölfus, Selfoss”