ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 2

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
7 januari 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Commissie

2009/C 002/01

Advies van de Commissie van 22 december 2008 overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag betreffende de plannen voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen van de JULES HOROWITZ-onderzoeksreactor en de MAGENTA-opslagfaciliteit voor splijtstoffen op de locatie van Cadarache in Frankrijk

1

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2009/C 002/02

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken

2

2009/C 002/03

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

7

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2009/C 002/04

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

18

2009/C 002/05

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

21

2009/C 002/06

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

23

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2009/C 002/07

Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties: 2,5 % per 1 januari 2009 — Wisselkoersen van de euro

25

 

2009/C 002/08

Bericht aan de lezer(zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Commissie

7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/1


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2008

overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag betreffende de plannen voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen van de JULES HOROWITZ-onderzoeksreactor en de MAGENTA-opslagfaciliteit voor splijtstoffen op de locatie van Cadarache in Frankrijk

(Alleen de tekst inde Franse taal is authentiek)

(2009/C 2/01)

Op 29 april 2008 heeft de Europese Commissie overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag van de Franse regering algemene gegevens ontvangen betreffende de plannen voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen van de JULES HOROWITZ-onderzoeksreactor en de MAGENTA-opslagfaciliteit voor splijtstoffen, beide gelegen op de locatie van Cadarache in Frankrijk.

Op basis van deze algemene gegevens, en de aanvullende informatie die door de vertegenwoordigers van de Franse regering op de vergadering van de groep van deskundigen van 15 en 16 september 2008 is verstrekt, brengt de Commissie het volgende advies uit:

1.

de afstand tussen beide installaties en de meest nabije grens met een andere lidstaat, in dit geval Italië, is ongeveer 110 km, terwijl Spanje op 230 km afstand ligt;

2.

bij een normale exploitatie veroorzaakt de geplande lozing van de vloeibare of gasvormige radioactieve effluenten van beide installaties geen blootstelling aan straling die schadelijk is voor de gezondheid van inwoners van andere lidstaten;

3.

vaste radioactieve afvalstoffen, afkomstig van beide installaties, zullen tijdelijk worden opgeslagen op de locatie zelf voordat zij worden overgebracht naar een bergingsfaciliteit waarvoor door de Franse regering vergunning is verleend. Bestraalde splijtstofelementen van de onderzoeksreactor zullen tijdelijk worden opgeslagen op de locatie alvorens te worden overgebracht naar de opwerkingsfabriek van La Hague;

4.

voor beide installaties geldt dat, in het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve effluenten ten gevolge van ongevallen van het type en de omvang als bedoeld in de oorspronkelijke algemene gegevens, de in een andere lidstaat ontvangen doses niet resulteren in significante effecten voor de volksgezondheid.

CONCLUDEREND is de Commissie van mening dat de uitvoering van de plannen voor de verwijdering van radioactieve afvalstoffen in ongeacht welke vorm van de JULES HOROWITZ-onderzoeksreactor of de MAGENTA-opslagfaciliteit voor splijtstoffen, beide gelegen op de locatie van Cadarache in Frankrijk, zowel bij normale bedrijfsvoering als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, niet het risico doet ontstaan van radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/2


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken

(2009/C 2/02)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name op artikel 41,

Gezien het verzoek van de Europese Commissie om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 dat op 4 maart 2008 is ontvangen,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT

I.   INLEIDING

Raadpleging van de EDPS

1.

Het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken (hierna „het voorstel” te noemen), op 4 maart 2008 is door de Commissie op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 voor advies aan de EDPS (Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming) toegezonden. Deze raadpleging dient uitdrukkelijk te worden vermeld in de preambule van het besluit.

De context van het voorstel

2.

Het nieuwe meerjarenprogramma (hierna „het programma” genoemd) ligt in het verlengde van het programma Veiliger internet (1999-2004) en de programma's Veiliger internet plus (2005-2008).

3.

Het programma omvat de volgende punten:

reduceren van illegale online-inhoud en aanpakken van schadelijk onlinegedrag;

bevordering van een veiliger onlineomgeving;

bewustmaking van het publiek;

oprichten van een kennisbasis.

4.

Het programma vormt een samenhangend geheel en is een aanvulling op andere communautaire beleidsmaatregelen, programma's en acties ter zake. Gezien het aantal bestaande regelgevende maatregelen op het gebied van de bescherming van kinderen in verband met nieuwe technologieën concentreert het zich meer op actie dan op regelgeving. Het accent ligt vooral op de doeltreffendheid en de doelmatigheid van mogelijke initiatieven alsook op de aanpassing aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Hiertoe beoogt het programma de uitwisseling van informatie en goede praktijken te bevorderen.

5.

Als kaderinstrument gaat het programma niet gedetailleerd in op de te ondernemen actie, maar voorziet het in uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en in aanbestedingen met betrekking tot de vier vastgestelde punten.

Invalshoek van het advies

6.

Het programma is in het algemeen gericht, op de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken, zonder dat het veel aandacht besteedt aan de privacyaspecten van de kwestie (3). Alhoewel de EDPS de doelstelling van het voorstel steunt, wil hij in dit advies toch op de privacyaspecten wijzen.

7.

De EDPS acht het van essentieel belang dat de geplande initiatieven in overeenstemming zijn met de bestaande wetgeving zoals genoemd in het voorstel (4), met name Richtlijn 2000/31/EG inzake e-handel, Richtlijn 2002/58/EG inzake e-privacy, en Richtlijn 95/46/EG inzake gegevensbescherming (5).

8.

Er moet rekening worden gehouden met de bescherming van persoonsgegevens die de verschillende bij het programma betrokken aspecten en actoren betreffen. Het beschermen van persoonsgegevens van kinderen is uiteraard de belangrijkste aangelegenheid, maar niet de enige: er dient namelijk ook rekening te worden gehouden met persoonsgegevens en met online-inhoud die met oog op de bescherming van kinderen onder toezicht staat.

9.

Deze aangelegenheden zullen in dit advies als volgt nader worden toegelicht:

in hoofdstuk II zal nader worden ingegaan op het verband tussen gegevensbescherming en de veiligheid van kinderen, waarbij het feit wordt belicht dat de bescherming van persoonsgegevens van kinderen een onontbeerlijke stap is in de richting van meer veiligheid en het voorkomen van misbruik;

in hoofdstuk III wordt beklemtoond dat het verwerken van persoonsgegevens ook inherent is aan het rapporteren, filteren of afschermen van verdachte inhoud of personen op het internet:

in eerste instantie zal de vraag betreffende het rapporteren van verdachte feiten of personen vanuit het oogpunt van gegevensbescherming worden onderzocht;

het tweede gedeelte zal zich voornamelijk concentreren op de rol van technische instrumenten;

ten slotte komt de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven in verband met zijn controle over gebruikersdata en inhoudsdata aan de orde.

II.   BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS EN VEILIGHEID VAN KINDEREN

10.

De EDPS steunt ten volle de doelstelling van het programma alsook de voor de verbeterde bescherming van kinderen in de onlineomgeving gedefinieerde richtsnoeren. Met name dienen beslissende maatregelen zoals de bewustmaking van kinderen en andere betrokken actoren en het beteugelen van illegale of schadelijke inhoud verder te worden uitgewerkt.

11.

De EDPS wenst er tevens opnieuw op te wijzen dat een passende bescherming van de persoonsgegevens van het kind een hoogst belangrijke voorbereidende stap vormt voor het garanderen van een veilige onlineomgeving. Dit verband tussen de privacy en de veiligheid van het kind staat uitdrukkelijk vermeld in de recente verklaring van het Comité van ministers (Europaraad) betreffende de bescherming van de waardigheid, de zekerheid en het privéleven van kinderen die het internet gebruiken (6). De verklaring herinnert aan het recht van kinderen op de waardigheid, de speciale bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn, alsook aan hun recht op bescherming tegen alle vormen van discriminatie of willekeurige of onwettige inmenging in hun privé-leven en tegen onwettige aanvallen op hun eer en reputatie.

12.

Als voorbeeld van de risico's die nauw met het beschermen van het privéleven van kinderen samenhangen, noemt de verklaring de traceerbaarheid van activiteiten van minderjarigen die hen aan criminele activiteiten kunnen blootstellen, zoals het zoeken van toenadering met seksuele bedoelingen (kinderlokkerij) of andere illegale activiteiten. Het weergeven of bewaren van persoonsgegevens die het internetgebruik van minderjarigen betreffen kan eveneens een potentieel risico van misbruik met zich meebrengen, bijvoorbeeld gebruik voor commerciële doeleinden of voor zoekacties door onderwijsinstellingen of mogelijke werkgevers. De verklaring verlangt derhalve het wissen of verwijderen binnen een redelijk korte termijn van de online-inhoud die door kinderen wordt achtergelaten, en roept op tot het ontwikkelen en verspreiden van informatie die aan kinderen dient te worden verstrekt, met name betreffende het bevoegde gebruik van instrumenten die toegang tot informatie verschaffen (zoekmachines), het ontwikkelen van een kritische analyse van online-inhoud en het verwerven van passende communicatievaardigheden.

13.

De EDPS steunt deze bevindingen. Met name acht de EDPS het belangrijk kinderen meer bewust te maken van de risico's die aan een spontane mededeling van persoonsgegevens zoals naam, leeftijd en woonplaats verbonden zijn.

14.

Punt 3 van de door het meerjarenprogramma voorgelegde maatregelen (7) is speciaal gewijd aan de „Bewustmaking van het publiek” door middel van tot kinderen, ouders, voogden en opvoeders gerichte bewustmakingsacties betreffende de kansen en risico's die verband houden met het gebruik van onlinetechnologieën en „middelen om veilig online te kunnen gaan”. De in het voorstel genoemde instrumenten omvatten onder andere het verspreiden van relevante informatie en het instellen van contactpunten waar ouders en kinderen antwoord kunnen krijgen op vragen over veilig online gaan. Deze twee nuttige instrumenten dienen uitdrukkelijk een rol te spelen bij het beschermen van de persoonsgegevens van minderjarigen.

15.

De EDPS wil duidelijk beklemtonen dat gegevensbeschermingsautoriteiten in dit kader relevante gesprekspartners zijn. Zij dienen dus apart in het voorstel vermeld te worden, met name waar sprake is van de bevordering van samenwerking en uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken op zowel nationaal als Europees niveau (8).

16.

In dit opzicht kunnen verschillende initiatieven als illustratie van onlangs door EU-lidstaten of EER-lidstaten genomen acties worden genoemd. Zo heeft de Zweedse gegevensbeschermingsautoriteit een jaarlijks onderzoek gestart over de houding van jongeren ten opzichte van internet en toezicht, terwijl de gegevensbeschermingsautoriteit van het Verenigd Koninkrijk (9) een onderzoek heeft uitgevoerd onder 2000 kinderen tussen de 14 en 21 jaar. In januari 2007 heeft de Noorse gegevensbeschermingsautoriteit in samenwerking met het ministerie van Onderwijs een tot scholen gerichte informatiecampagne gelanceerd (10). In Portugal werd tussen de gegevensbeschermingsautoriteit en het ministerie van Onderwijs een protocol ter bevordering van een „gegevensbeschermingscultuur” met betrekking tot het internet en met name tot sociale netwerken ondertekend (11). Ingevolge dit project hebben Portugese sociale netwerken een interface alsook een mascotte voor kinderen tussen 10 en 15 jaar opgenomen/geïntegreerd.

17.

Deze voorbeelden illustreren de actieve en beslissende rol van de gegevensbeschermingsautoriteiten op gebied van de bescherming van kinderen online, alsook de noodzaak om deze actoren expliciet als gesprekspartners in het meerjarenprogramma op te nemen.

III.   BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS EN RECHTEN VAN ANDERE BELANGHEBBENDEN

I.   Registers en uitwisseling van gegevens

18.

In het eerste punt van het voorstel (reduceren van illegale online-inhoud en aanpakken van schadelijk onlinegedrag (12)) staat de instelling van contactpunten waar illegale online-inhoud en schadelijk onlinegedrag kan worden gemeld centraal. Onbetwistbaar is dat illegale online-inhoud en schadelijk onlinegedrag ter kennis van de competente autoriteiten dient te worden gebracht om op doelmatige wijze te worden bestreden. In verband met de bescherming van kinderen maar bijvoorbeeld ook in het kader van de bestrijding van spam werden reeds contactpunten opgezet (13).

19.

De EDPS neemt er niettemin nota van dat het begrip „schadelijke inhoud” onduidelijk blijft. Er wordt namelijk niets gezegd over wie verantwoordelijk is voor het definiëren van schadelijke inhoud en op basis van welke criteria deze aldus kan worden beschouwd. Dit is des te zorgwekkender gezien de gevolgen van het rapporteren van dergelijke inhoud.

20.

Zoals reeds hierboven vermeld, gaat het in het kader van het huidige programma bovendien niet alleen om de persoonsgegevens van kinderen, maar ook om de persoonsgegevens van personen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de informatie die op het netwerk circuleert. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de persoon die van onrechtmatig gedrag wordt verdacht en als verdacht wordt gemeld, maar ook om de persoon die dergelijk onlinegedrag of verdachte online-inhoud rapporteert, of om het slachtoffer van het misbruik. Hoewel deze informatie voor een efficiënt meldingssysteem noodzakelijk is, acht de EDPS het van belang eraan te herinneren dat deze informatie altijd in overeenstemming met de gegevensbeschermingsbeginselen dient te worden verwerkt.

21.

Het kan zelfs voorkomen dat bepaalde gegevens specifieke bescherming behoeven, indien ze als gevoelige gegevens in de zin van artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG kunnen worden beschouwd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor data die plegers van inbreuken of slachtoffers van misbruik betreffen, met name op het gebied van kinderpornografie. Er zij op gewezen dat op nationaal niveau sommige meldingssystemen een aanpassing van de wetgeving inzake gegevensbescherming hebben vereist om het verwerken van juridische data betreffende verdachten of slachtoffers mogelijk te maken (14). De EDPS wijst er met klem op dat eventuele op te zetten meldingssystemen rekening moeten houden met het bestaande wettelijke kader voor gegevensbescherming. Het aantonen van een algemeen belang alsook het bestaan van garanties ten aanzien van het — in principe door rechtshandhavingsautoriteiten uitgevoerde — systeemtoezicht zijn voorwaarden om aan dit kader te voldoen.

II.   De rol van technische instrumenten vanuit privacyoogpunt

22.

Het gebruik van technische instrumenten wordt aangemoedigd als één van de oplossingen om illegale online-inhoud en schadelijk onlinegedrag aan te pakken (15). Voorbeelden van dergelijke instrumenten staan in de effectbeoordeling (16) en omvatten leeftijdsherkenning, gezichtsherkenning (voor het identificeren van slachtoffers door rechtshandhavingautoriteiten) en filtertechnologieën. Volgens het voorstel zouden deze instrumenten beter aan praktische behoeften moeten worden aangepast en voor relevante belanghebbenden toegankelijk moeten zijn.

23.

De EDPS heeft zich reeds duidelijk uitgesproken (17) voor het gebruik van nieuwe technologieën om de bescherming van individuele rechten te verbeteren. De EDPS is van oordeel dat het beginsel „ingebouwde privacy” vooropgesteld moet worden bij de technologische ontwikkeling die het verwerken van persoonsgegevens impliceert. Derhalve moedigt de EDPS het opzetten van projecten die dergelijke technologieën ontwikkelen, ten zeerste aan.

24.

Het is van groot belang systemen te ontwikkelen die het prijsgeven van de persoonsgegevens van kinderen zo veel mogelijk beperken en kinderen zowel betrouwbare bescherming bieden als de gelegenheid om de nieuwe instrumenten van de Informatiemaatschappij, zoals sociale netwerken, op een veiliger manier te gebruiken.

25.

Gememoreerd zij niettemin dat technologische instrumenten, afhankelijk van de manier waarop ze worden gebruikt, zeer uiteenlopende gevolgen voor personen kunnen hebben. Als ze worden gebruikt om informatie te filteren of af te schermen, kunnen ze de toegang van minderjarigen tot potentieel schadelijke inhoud stoppen, maar ook iemand beletten toegang tot legitieme informatie te krijgen.

26.

Hoewel hier het meeste gewicht wordt toegekend aan de vrije toegang tot informatie, zijn er ook consequenties voor de privacy. In het kader van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van filtertechnieken met behulp van identiteitsbeheer, kan het filteren van informatie op basis van bepaalde criteria gebeuren, met inbegrip van persoonsgegevens, zoals de leeftijd van de op internet aangesloten persoon (om te voorkomen dat volwassenen of kinderen toegang hebben tot specifieke inhoud), de informatie-inhoud zelf alsook de verkeersgegevens die aan die identiteit van de auteur van de informatie gekoppeld zijn. Afhankelijk van de manier waarop deze persoonsgegevens — automatisch — worden verwerkt, kunnen de betreffende personen met gevolgen worden geconfronteerd die betrekking hebben op hun recht op onlinecommunicatie.

27.

Filter- en afscherminstrumenten om de toegang tot netwerken te controleren moeten derhalve voorzichtig worden ingezet, en er dient rekening te worden gehouden met mogelijke negatieve effecten. Ook moeten de privacyversterkende mogelijkheden die de technologie te bieden heeft, maximaal worden benut.

28.

De EDPS is ingenomen met de precisering in de effectbeoordeling (18) dat geen van de voorgestelde opties afbreuk mag doen aan het recht op eerbiediging van het privéleven of aan de vrijheid van meningsuiting. Hij sluit zich eveneens aan bij het standpunt dat „user empowerment” (overdracht van de beslissingsbevoegdheid aan de gebruiker) een van de hoofddoelen vormt, namelijk het in staat stellen van de gebruiker betere keuzes te maken en op passende wijze te handelen om kinderen te beschermen (19).

III.   De verantwoordelijkheid van dienstverleners

29.

De samenwerking van alle belanghebbenden wordt in het voorstel als een noodzakelijk element beschouwd om de bescherming van kinderen die communicatietechnologieën gebruiken, te verbeteren. Tot deze belanghebbenden rekent het voorstel (20) ook het bedrijfsleven, dat in het bijzonder via zelfregulering dient deel te nemen.

30.

Als verantwoordelijke voor het verlenen van telecommunicatie- en inhoudsdiensten zou het bedrijfsleven op dit gebied enige invloed kunnen uitoefenen op het rapporteren, filteren en afschermen van verdacht of schadelijk geachte online-inhoud. De vraag in hoeverre het bedrijfsleven een dergelijke taak kan worden toevertrouwd, zou vanuit juridisch oogpunt niettemin tot discussie kunnen leiden.

31.

De medewerking van het bedrijfsleven met oog op een betere bewustmaking van kinderen en andere betrokkenen zoals ouders en opvoeders, is uiteraard welkom. Het opzetten van alarmsystemen en moderatoren op websites die ongepaste inhoud uitsluiten, vormt een wezenlijk aspect van de verantwoordelijkheid van de aanbieders van inhoud.

32.

Wat de aanbieders van telecommunicatiediensten betreft, is het toezicht op de telecommunicatie — gericht op de controle van hetzij door intellectuele-eigendomsrechten beschermde inhoud, hetzij andere illegale inhoud — echter een omstreden kwestie. Deze aangelegenheid werpt de vraag op of een commerciële instelling die een specifieke (telecommunicatie)dienst verleent, moet kunnen ingrijpen op een gebied waar deze in principe niet verwacht wordt in te grijpen, namelijk de controle op de inhoud van de telecommunicatie. De EDPS herinnert eraan dat een dergelijk toezicht principieel niet door dienstverleners wordt uitgeoefend, en zeker niet systematisch. Indien een dergelijk toezicht in specifieke omstandigheden noodzakelijk blijkt, zou dit in principe een taak zijn van de wetshandhavingautoriteiten.

33.

In haar advies van 18 januari 2005 wijst de bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG opgerichte Groep er in verband met deze kwestie (21) op dat internetaanbieders geen stelselmatige toezichts- of samenwerkingsverplichting krachtens artikel 15 van Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel kan worden opgelegd. (…) Zoals in artikel 8 van de richtlijn gegevensbescherming is bepaald, kunnen data inzake strafbare feiten, strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen alleen worden verwerkt onder de strikte voorwaarden die door lidstaten worden toegepast. Hoewel ieder individu uiteraard het recht heeft data die het verloop van zijn of haar eigen rechtszaak betreffen, te verwerken, gaat dit principe niet zo ver dat uitvoerig onderzoek en het verzamelen en centraliseren van persoonsgegevens door derden geoorloofd is, evenmin als, in het bijzonder, systematisch onderzoek op algemene schaal, zoals het scannen van het internet (…). Dergelijk onderzoek valt onder de bevoegdheid van de gerechtelijke instanties.

34.

Op een gebied waar de vrijheid van meningsuiting, de toegang tot informatie, de privacy en andere grondrechten op het spel staan, werpt het optreden van particuliere actoren de vraag op of de gebruikte middelen wel proportioneel zijn. Het Europees Parlement heeft onlangs een resolutie aangenomen die de noodzaak van een de individuele grondrechten (22) eerbiedigende oplossing benadrukt. Volgens punt 23 van deze resolutie is „het internet een breed platform voor culturele expressie toegang tot kennis en democratische participatie in de Europese creativiteit, dat generaties samenbrengt in de informatiemaatschappij. Het Parlement roept de lidstaten en de Commissie op geen maatregelen te nemen die strijdig zijn met de burgerlijke vrijheden en de mensenrechten alsmede de beginselen van evenredigheid, doelmatigheid en ontradende werking, zoals onderbreking van de internettoegang”.

35.

De EDPS is van mening dat een evenwicht moet worden gevonden tussen het legitieme doel illegale inhoud te bestrijden en het geschikte karakter van de gebruikte middelen. Hij herinnert eraan dat elke vorm van toezicht op telecommunicatienetwerken, wanneer dit in specifieke gevallen noodzakelijk is, de taak is van rechtshandhavingsautoriteiten.

IV.   CONCLUSIE

36.

De EDPS steunt het voorstel voor een meerjarenprogramma betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken. Hij is ingenomen met het feit dat het programma voornemens is de aandacht te richten op het ontwikkelen van nieuwe technologieën en op het vaststellen van concrete acties die de bescherming van kinderen in de onlineomgeving verbeteren.

37.

De EDPS memoreert dat de bescherming van persoonsgegevens een wezenlijke voorwaarde voor de veiligheid van kinderen online is. Misbruik van persoonsgegevens van de kinderen dient te worden voorkomen door het aanwenden van de in het programma voorgelegde richtsnoeren, met name de volgende:

versterken van het bewustzijn van kinderen en andere belanghebbenden, zoals ouders en opvoeders;

bevorderen van beste praktijken in de industrie;

bevorderen van privacyeerbiedigende technologische instrumenten;

bevorderen van de uitwisseling van goede praktijken en praktische ervaring tussen de autoriteiten op het bewuste gebied, met inbegrip van de gegevensbeschermingsautoriteiten.

38.

Deze acties moeten worden ontwikkeld zonder dat uit het oog wordt verloren dat de bescherming van kinderen plaatsvindt in een omgeving waar de rechten van anderen op spel kunnen staan. Elk initiatief dat het verzamelen, rapporteren of afschermen van informatie inhoudt, zou alleen dan moeten worden genomen indien het de grondrechten van alle betrokkenen eerbiedigt en in overeenstemming is met het wettelijke kader voor gegevensbescherming. Met name herinnert de EDPS eraan dat elke vorm van toezicht op telecommunicatienetwerken — wanneer in specifieke gevallen noodzakelijk —, de taak van rechtshandhavingsautoriteiten is.

39.

De EDPS neemt er nota van dat dit programma een algemeen kader vormt voor verdere concrete acties. De EDPS is van mening dat sommige van de in dit advies gemaakte opmerkingen een eerste stap vormen, en dat zij op een praktische manier en in overeenstemming met de richtsnoeren van het programma verder kunnen worden uitgewerkt. Hij beveelt aan dat de gegevensbeschermingsautoriteiten te zijner tijd nauw betrokken worden bij de definitie van deze praktische projecten. Hij verwijst tevens naar de werkzaamheden van de Groep artikel 29, met name naar het huidige werk van de Groep betreffende sociale netwerken (23).

Gedaan te Brussel, 23 juni 2008.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  In de effectbeoordeling staan enkele verwijzingen naar privacy (3.2. Specifieke risico's: de openbaarmaking van persoonsgegevens; 3.3. Doelgroepen; 5.2. Analyse van de impact van de beleidsopties), maar deze zijn niet bijzonder uitgebreid.

(4)  Toelichting, 2.1. Het regelgevingskader; Samenvatting van de effectbeoordeling, 1.2. Stand van zaken: wetgeving.

(5)  

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1);

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37);

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(6)  Verklaring door het Comité van Ministers goedgekeurd op 20 februari 2008 op de 1018ste bijeenkomst van de afgevaardigden van de ministers, beschikbaar op de volgende website: „wcd.coe.int/ViewDoc.jsp/Ref=Decl(20.02.2008)&Ver=0001”.

(7)  Bijlage 1, Acties, punt 3.

(8)  Bijlage 1, Acties, punt 1.

(9)  Zie volgende website: „www.ico.gov.uk/youngpeople”.

(10)  Zie volgende website: „www.dubestemmer.no”.

(11)  Zie „dadus.cnpd.pt/”.

(12)  Bijlage 1 bij het voorstel.

(13)  Zie bv. de voor deze doeleinden door de Belgische autoriteiten ingerichte website: www.ecops.be

(14)  Zie de Belgische gegevensbeschermingswetgeving van 8 december 1992, artikel 3, lid 6, met betrekking tot de verwerking van gegevens door het Centrum voor sexueel misbruikte en verdwenen kinderen.

(15)  Bijlage 1, Acties, punt 1.

(16)  Effectbeoordeling, punt 3.1.

(17)  EDPS jaarverslag 2006, deel 3.5.1. Technologische Ontwikkelingen.

(18)  Effectbeoordeling, punt 5.2.

(19)  In die zin zouden filters door de ouders moeten kunnen worden geïnitaliseerd en gedesactiveerd, zodat de volwassene volledige controle behoudt over het filteren.

(20)  Overweging 8 van de preambule; bijlage 1, punt 1.4; Samenvatting van de effectbeoordeling, punt 3.1.

(21)  Werkdocument van de Groep artikel 29 betreffende gegevensbeschermingsvraagstukken in verband met intellectuele-eigendomsrechten, WP 104.

(22)  Resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2008 over de culturele industrieën in Europa (2007/2153(INI)), punt 23.

(23)  Zie werkdocument 1/2008 van 18 februari 2008 betreffende de bescherming van persoonsgegevens van kinderen, WP 147, en voor een algemener inzicht het werkprogramma 2008-2009 van de Groep, met inbegrip van sociale netwerken, op:

http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/workinggroup/wpdocs/2008_en.htm


7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/7


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

(2009/C 2/03)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en met name op artikel 41,

Gezien het verzoek van de Europese Commissie om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 dat op 15 mei 2008 is ontvangen,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDING

Het voorstel

1.

Op 30 april heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie („het voorstel”) (3). Het voorstel is door de Commissie overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 toegezonden aan de EDPS met het oog op een advies en is op 15 mei 2008 door de EDPS ontvangen.

2.

Doel van het voorstel is Verordening (EG) nr. 1049/2001 van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op verscheidene punten ingrijpend te wijzigen (4). In de toelichting bij het voorstel noemt de Commissie de redenen om de bestaande verordening te herzien. Zij maakt melding van het „Europees Transparantie-initiatief” (5) waarin om meer transparantie wordt gevraagd, de verordening tot toepassing van het Verdrag van Århus (6) op de communautaire instellingen en organen, die samenvalt met Verordening (EG) nr. 1049/2001 voor zover het de toegang tot documenten met milieu-informatie betreft, en de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de door de Europese Ombudsman behandelde klachten, met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1049/2001.

Raadpleging van de EDPS

3.

Het verheugt de EDPS dat hij is geraadpleegd en hij beveelt aan van deze raadpleging in de overwegingen bij het voorstel melding te maken, zoals ook is gebeurd in een aantal andere wetgevingsteksten waarover de EDPS was geraadpleegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

4.

Vooral het feit dat het voorstel een bepaling bevat over de zeer gevoelige relatie tussen toegang tot documenten en het recht op privacy en op bescherming van persoonsgegevens, namelijk het voorgestelde artikel 4, lid 5, heeft de aandacht van de EDPS getrokken. De analyse van deze bepaling staat centraal in dit advies.

5.

Het advies beperkt zich echter niet tot deze analyse. De analyse wordt voorafgegaan door opmerkingen over de context en de reikwijdte van het voorstel. Na de analyse van artikel 4, lid 5, komen andere onderwerpen aan bod, zoals het recht op toegang tot persoonsgegevens krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001.

II.   CONTEXT EN REIKWIJDTE VAN HET VOORSTEL

De context

6.

Aan het voorstel is een openbare raadpleging voorafgegaan. In de toelichting zegt de Commissie dat ze rekening heeft gehouden met de standpunten van de meerderheid van de respondenten in deze openbare raadpleging.

7.

Nadat het voorstel was aangenomen, is op 2 juni 2008 in het Europees Parlement een openbare hoorzitting gehouden, georganiseerd door de Commissie LIBE. Dat was de gelegenheid voor een aantal belanghebbenden om hun mening over het voorstel te geven. Ook de EDPS heeft daar een aantal voorlopige opmerkingen gemaakt. In een reactie op de diverse opmerkingen hebben de vertegenwoordigers van de Europese Commissie bij die gelegenheid benadrukt dat het voorstel een weerspiegeling is van de huidige denktrant, maar dat de Commissie open staat voor een debat over de tekst en voorstellen ter verbetering van het voorstel in overweging wil nemen, zonder alternatieven uit te sluiten.

8.

De EDPS ziet deze open aanpak als een kans en wil het debat verrijken met een alternatieve tekst voor het voorgestelde artikel 4, lid 5. Bovendien past zo'n open aanpak perfect in het begrip transparantie, het bevorderen van goed bestuur en het waarborgen van deelname door het maatschappelijk middenveld (zie bijvoorbeeld artikel 15, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

9.

Ondanks de onzekerheid die er op het moment dat dit advies wordt gegeven, bestaat over het lot van het Verdrag van Lissabon, mag het vooruitzicht op het juridisch kader dat het nieuwe verdrag biedt, niet worden genegeerd.

10.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 255 van het EG-Verdrag, dat recht biedt op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Wanneer het Verdrag van Lissabon in werking treedt, wordt dit artikel vervangen door artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In artikel 15 wordt het recht op toegang tot documenten uitgebreid tot alle instellingen, organen en instanties van de Unie. Het wijzigt artikel 255 onder meer door de invoering van een algemeen beginsel van openheid (artikel 15, lid 1) en door een verplichting voor het Europees Parlement en de Raad om te zorgen voor de openbaarmaking van de stukken betreffende de wetgevingsprocedures.

Het toepassingsgebied: het begrip documenten

11.

Het voorstel geldt voor alle documenten die onder de definitie van het voorgestelde artikel 3, onder a) vallen. Deze definitie luidt als volgt: „„document”: iedere inhoud, ongeacht de drager ervan (op papier, in elektronische vorm, als geluids-, beeld- of audiovisuele opname), die is opgesteld door een instelling en formeel aan een of meer ontvangers is doorgegeven of anderszins is geregistreerd, of is ontvangen door een instelling; gegevens in elektronische opslag-, verwerkings- en opvraagsystemen zijn documenten indien zij met behulp van de instrumenten die beschikbaar zijn voor het gebruik van het systeem, daaraan kunnen worden onttrokken in de vorm van een afdruk of in elektronisch formaat”.

12.

Deze definitie is hier in haar geheel weergegeven omdat zij een aantal wezenlijke vragen oproept met betrekking tot het toepassingsgebied van de verordening:

het voorwerp van het recht op toegang: is het een papier (of het elektronische equivalent ervan) of heeft het een bredere betekenis: informatie over de activiteiten van de instellingen van de EU of de informatie waarover deze instellingen beschikken, ongeacht de vraag of er een document bestaat?

wat betekent het beperken van het toepassingsgebied van de verordening tot documenten die formeel aan een of meer ontvangers zijn doorgegeven of anderszins zijn geregistreerd, of zijn ontvangen door een instelling?

verschil tussen de toepassingsgebieden van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en Verordening (EG) nr. 45/2001.

13.

Uitgangspunt van de verordening is de toegang tot documenten, niet de toegang tot informatie als zodanig. Dat is het begrip zoals vastgelegd in artikel 255 VEG. Inhoudelijk verandert het Verdrag van Lissabon daaraan niets. Het nieuwe Verdrag maakt alleen duidelijk dat de informatiedrager van de documenten niet doorslaggevend is. Het Gerecht van eerste aanleg heeft in de WWF-zaak echter gesteld dat „het in strijd zou zijn met het aan Verordening (EG) nr. 1049/2001 ten grondslag liggende vereiste van transparantie, dat instellingen met een beroep op het niet bestaan van documenten zouden kunnen ontsnappen aan de toepassing van deze verordening (7). Daarom dienen, volgens het Gerecht, de betrokken instellingen, voor zover mogelijk en op niet-willekeurige en voorspelbare wijze, documentatie betreffende hun activiteiten op te stellen en te bewaren. Anders kan het recht van toegang tot documenten niet daadwerkelijk worden uitgeoefend.

14.

Tegen deze achtergrond geeft het voorstel enerzijds aan „gegevens in elektronische opslag-, verwerkings- en opvraagsystemen”, wanneer zij daaraan kunnen worden onttrokken, uitdrukkelijk een plaats in het begrip document. De EDPS stelt vast dat deze definitie dichtbij de definitie van verwerking van persoonsgegevens in Verordening (EG) nr. 45/2001 komt en de mogelijke overlapping met Verordening (EG) nr. 1049/2001 uitbreidt. Waarschijnlijk zullen er meer verzoeken komen om alleen maar lijsten met namen en/of andere persoonsgegevens, mede in het licht van de ontwikkeling van de instrumenten die beschikbaar zijn voor het gebruik van elektronische systemen, en daarom is het nog meer van belang dat er aandacht uitgaat naar de mogelijke spanningsvelden tussen de verordeningen en de verhoudingen met andere beschikbare instrumenten, zoals het recht op toegang tot persoonlijke gegevens (zie de punten 64-67).

15.

Anderzijds stelt de Commissie voor dat er alleen sprake is van een „document” als de informatie is overgedragen aan de ontvanger, is verspreid binnen de instelling of anderszins is geregistreerd. De EDPS stelt vast dat het allesbehalve duidelijk is in welke mate deze formulering het toepassingsgebied van de verordening beperkt en derhalve ingaat tegen de beginselen van openheid en inspraak voor het publiek. Helaas biedt de toelichting in dit opzicht niet veel houvast. Daarom stelt de EDPS dat het begrip „document” in het Commissievoorstel moet worden verduidelijkt, in de tekst zelf of in een overweging.

16.

Zonder aan een uitvoerige analyse van mogelijke interpretaties van deze cruciale bepalingen te beginnen, wijst de EDPS erop dat, ondanks de wijzigingen in het begrip „document”, voorgesteld door de Commissie, er nog steeds een verschil bestaat tussen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en dat van Verordening (EG) nr. 45/2001. De bepalingen van laatstgenoemde verordening zijn volgens artikel 3, lid 2, alleen van toepassing op „de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde, alsmede op de niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die zijn bestemd daarin te worden opgenomen”. Verordening (EG) nr. 1049/2001 geldt voor alle documenten die in het bezit van een instelling zijn.

17.

Ofschoon de handmatige verwerking van persoonsgegevens minder belangrijk wordt, mag niet worden vergeten dat er in de instellingen en de organen van de Europese Unie nog steeds papieren dossiers worden gebruikt. Indien zulke papieren dossiers niet gestructureerd zijn, vallen zij wellicht niet geheel onder Verordening (EG) nr. 45/2001. Zulke documenten kunnen echter persoonsgegevens bevatten en er moet voor worden gezorgd dat de uitzondering van artikel 4, lid 5, ook in die gevallen kan worden toegepast.

18.

Met dit verschil in toepassingsgebied moet terdege rekening worden gehouden zodat het legitieme belang van de betrokkene ook wordt behartigd wanneer het om papieren dossiers gaat. Er is nog een reden waarom de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001 (zoals uiteengezet in de punten 38-40) niet bevredigend is, en wel het feit dat hiermee geen sturing wordt gegeven in gevallen waarin persoonsgegevens in documenten buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 45/2001 vallen.

III.   ARTIKEL 4, LID 5

Algemene beoordeling van de bepaling

19.

Het voorgestelde artikel 4, lid 5, gaat over het verband tussen toegang tot documenten en het recht op privacy en op bescherming van persoonsgegevens, en komt in de plaats van het huidige 4, lid 1, onder b), dat veel wordt bekritiseerd als zijnde ambigu inzake het precieze verband tussen deze fundamentele rechten. Het huidige artikel is ook voor het Gerecht van eerste aanleg betwist (8). Momenteel dient voor het Hof van Justitie een hogere voorziening op rechtsgronden (9).

20.

In dit perspectief zijn er goede redenen om artikel 4, lid 1, onder b) te vervangen. De EDPS begrijpt dat de Commissie deze gelegenheid heeft aangegrepen om een wijziging van artikel 4, lid 1, onder b) voor te stellen. De EDPS steunt de door de Commissie opgestelde ontwerp-bepaling echter niet.

21.

Ten eerste is de EDPS er niet van overtuigd dat dit het goede moment is voor een wijziging, nu er voor het Hof van Justitie een hogere voorziening is ingesteld. Het gaat hierbij om fundamentele vraagstukken.

22.

Ten tweede, en dat is belangrijker, biedt het voorstel niet de juiste oplossing. Het bestaat uit een algemene regel (de tweede zin van artikel 4, lid 5), die:

niet het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager weerspiegelt;

geen recht doet aan de vraag om een evenwicht tussen de fundamentele rechten die in het geding zijn;

niet levensvatbaar is omdat de regel verwijst naar Gemeenschapsrecht inzake gegevensbescherming dat geen duidelijk antwoord geeft op de vraag wanneer een besluit inzake toegang van het publiek moet worden genomen.

Bovendien bestaat de regel uit een specifieke regel (de eerste zin van artikel 4, lid 5) die in beginsel goed gedefinieerd is, maar een veel te beperkte reikwijdte heeft.

Dit is niet het goede moment voor een wijziging

23.

De EDPS is zich er ten volle van bewust dat er interacties mogelijk zijn, en spanningen, tussen toegang tot documenten en het recht op privacy en op bescherming van persoonsgegevens. In zijn achtergrondnota over de toegang van het publiek tot documenten en gegevensbescherming, van juli 2005, heeft hij een zorgvuldige analyse gemaakt van de vraagstukken die voortvloeien uit de gelijktijdige toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en Verordening (EG) nr. 45/2001.

24.

De EDPS heeft in het bijzonder benadrukt dat toegang van het publiek enerzijds en privacy en gegevensbescherming anderzijds fundamentele rechten zijn die zijn verankerd in diverse juridische instrumenten op Europees niveau en die hoofdelementen zijn van „goed bestuur”. Er is geen hiërarchische rangschikking van deze rechten en in bepaalde gevallen leidt de gelijktijdige toepassing van de verordeningen niet tot een voor de hand liggend antwoord. Volgens de achtergrondnota kan de oplossing worden gevonden in de uitzondering op de privacy in het huidige artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1049/2001. Zoals in de achtergrondnota wordt uitgelegd, legt deze bepaling drie verplichtingen op, die allemaal moeten worden vervuld voordat de uitzondering op de toegang van het publiek van toepassing is:

de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene moet op het spel staan;

de betrokkene moet door de openbaarmaking erg worden geraakt;

de gegevensbeschermingsvoorschriften staan geen openbaarmaking toe.

25.

De analyse van de EDPS is in grote lijnen door het Gerecht in eerste aanleg bevestigd in de zaak Bavarian Lager, waarin het GEA was gevraagd een interpretatie te geven van het verband tussen Verordening (EG) nr. 45/2001 en Verordening (EG) nr. 1049/2001 en van de uitzondering betreffende de bescherming van persoonsgegevens in laatstgenoemde verordening. De hoofdelementen van dit arrest zullen worden gebruikt om dit advies te illustreren. De Commissie heeft besloten een hogere voorziening in te stellen tegen het arrest van het GEA. De zaak is nu aanhangig bij het Hof van Justitie. In deze zaak voor het Hof van Justitie stelt de EDPS zich op het standpunt dat het arrest van het GEA moet worden bevestigd.

26.

Daarom is het zeer de vraag of dit het goede moment is om de bepaling over het verband tussen toegang tot documenten en bescherming van persoonsgegevens te wijzigen, nu de zaak aanhangig is voor het Hof van Justitie. Deze zaak gaat niet alleen over de huidige formulering van artikel 4, lid 1, onder b) (10), maar roept ook fundamentelere vragen op over het evenwicht tussen de fundamentele rechten die op het spel staan (11). In deze omstandigheden zou het beter zijn het arrest af te wachten en voor die tijd de verordening niet aan te nemen.

Het amendement weerspiegelt niet het arrest van het Gerecht van eerste aanleg

27.

De voorkeur om het arrest van het Hof van Justitie af te wachten komt ook voort uit de inhoud van de voorgestelde bepaling. In de toelichting stelt de Commissie dat de voorgestelde wijzigingen ook bedoeld zijn om het arrest van het GEA in de zaak Bavarian Lager weer te geven. De wijziging weerspiegelt echter niet het standpunt van het GEA.

28.

De EDPS stelt in het bijzonder vast dat in het Commissievoorstel iedere verwijzing wordt geschrapt naar „de persoonlijke levenssfeer en integriteit” van het individu als noodzakelijke drempel voor de rechtvaardiging van een weigering van toegang tot documenten die persoonsgegevens bevatten. Zo tast het Commissievoorstel in sterke mate het tot nog toe door de wetgever bereikte evenwicht, zoals door het GEA geïnterpreteerd, aan. In het voorstel verschuift het zwaartepunt van de toegang tot documenten met persoonsgegevens van Verordening (EG) nr. 1049/2001 naar Verordening (EG) nr. 45/2001.

29.

Zolang het arrest van het GEA op dit delicate gebied de referentie blijft, moet dit arrest werkelijk in de voorgestelde wijzigingen worden verwerkt en mogen de wijzigingen er inhoudelijk niet van afwijken. Het arrest van het Gerecht van eerste aanleg geeft niet alleen een interpretatie van een aantal belangrijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en Verordening (EG) nr. 45/2001, maar brengt ook een evenwicht tot stand tussen de rechten die door deze twee verordeningen worden verdedigd. De EDPS benadrukt dat de wetgever dit evenwicht intact moet laten en indien mogelijk tegelijkertijd de bepalingen in kwestie moet verduidelijken.

30.

In de volgende punten van het advies zal de EDPS verder uitleggen waarom hij, in tegenstelling tot de Commissie, van mening is dat het voorgestelde artikel 4, lid 5, niet de jurisprudentie van het Gerecht weerspiegelt.

De tweede zin van artikel 4, lid 5, doet geen recht aan de behoefte aan een goed evenwicht

31.

De tweede zin van artikel 4, lid 5, luidt als volgt: „Andere persoonsgegevens worden openbaar gemaakt overeenkomstig de voorwaarden die het Gemeenschapsrecht inzake de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens stelt aan de rechtmatige verwerking van dergelijke gegevens.”.

32.

Deze bepaling houdt in dat de autoriteit die een besluit neemt over een verzoek om toegang van het publiek, haar besluit niet op Verordening (EG) nr. 1049/2001, maar op Verordening (EG) nr. 45/2001 moet baseren. Deze bepaling bevat aldus de zogeheten „verwijzingstheorie” (12) die de Commissie voor het Gerecht van eerste aanleg heeft verdedigd in de zaak Bavarian Lager.

33.

Deze theorie is door het Gerecht verworpen op basis van de huidige formulering van artikel 4, lid 1, onder b) van Verordening (EG) nr. 1049/2001. Het Gerecht heeft de verwerping gebaseerd op de volgende formulering: Openbaarmaking kan alleen worden geweigerd als de persoonlijke levenssfeer of de integriteit van een persoon zou worden ondermijnd. Deze redenering van het Gerecht is echter niet slechts een tekstuele interpretatie, maar een weerspiegeling van het resultaat van het zoeken naar een evenwicht tussen de twee fundamentele rechten die op het spel staan: toegang van het publiek en gegevensbescherming.

34.

Deze noodzaak van een juist evenwicht tussen deze fundamentele rechten, of „evenwichtige aanpak”, zoals dat gewoonlijk wordt genoemd, is ook benadrukt in een aantal documenten over de botsing tussen deze twee fundamentele rechten. Dat was bijvoorbeeld het geval in Advies 5/2001 van de Groep artikel 29 (13) en in de achtergrondnota van de EDPS. Een soortgelijke aanpak wordt ook gevolgd in het ontwerp-verdrag van de Raad van Europa over toegang tot officiële documenten, waarin staat dat de verdragsluitende partijen het recht op toegang tot officiële documenten mogen beperken om onder meer de persoonlijke levenssfeer en andere legitieme particuliere belangen te beschermen (14).

35.

Enerzijds moet het recht op toegang van het publiek worden geëerbiedigd, wat in elk geval het volgende inhoudt:

het doel van Verordening (EG) nr. 1049/2001 moet worden gerespecteerd. De verordening moet het recht van toegang van het publiek tot documenten maximaal zijn beslag geven (15). Dat betekent dat in beginsel alle documenten van de instellingen voor het publiek toegankelijk dienen te zijn (16). Daaruit volgt dat uitzonderingen eng moeten worden uitgelegd en toegepast, opdat de toepassing van het in deze verordening verankerde algemene beginsel niet in het gedrang komt (17);

gezien de aard van het recht van toegang van het publiek mag een persoon niet worden gevraagd de redenen voor zijn verzoek te vermelden en dus hoeft hij ook geen specifiek belang aan te tonen om toegang te krijgen tot de gevraagde documenten (18).

36.

Anderzijds moet het recht op gegevensbescherming worden nageleefd:

de bescherming van persoonsgegevens is vastgelegd in een systeem van controles dat de verwerking van persoonsgegevens niet belemmert maar onderwerpt aan waarborgen en garanties. De verwerking van persoonsgegevens is toegestaan indien de betrokkene daarmee op ondubbelzinnige wijze instemt of indien de verwerking noodzakelijk is voor andere openbare en particuliere belangen (artikel 5 van Verordening (EG) nr. 45/2001);

de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 moeten noodzakelijkerwijs worden uitgelegd in het licht van fundamentele rechten, met name het recht op privacy (19);

de verwerking van persoonsgegevens moet derhalve stroken met het evenredigheidsbeginsel en mag niet daadwerkelijk en specifiek een legitiem belang van de betrokkene ondermijnen.

37.

Zo'n evenwicht kan niet worden gewaarborgd middels een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001, die „beoogt de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, en met name van hun recht op persoonlijke levenssfeer, te waarborgen bij de verwerking van persoonsgegevens” (20). Deze oplossing eerbiedigt wel het recht op gegevensbescherming, maar niet het recht op toegang van het publiek.

De tweede zin van artikel 4, lid 5, biedt geen levensvatbare oplossing

38.

Verordening (EG) nr. 45/2001 geeft geen duidelijk antwoord wanneer een instelling of orgaan van de Gemeenschap een besluit moet nemen over een verzoek om toegang van het publiek. Kort gezegd (21) staat artikel 5 van de verordening verwerking van persoonsgegevens toe indien het „noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang” of „indien het noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke voor de verwerking is onderworpen”. Met andere woorden, de wettigheid van de verwerking wordt niet bepaald door het belang van de gegevensbescherming zelf, maar door de noodzaak van de verwerking voor een ander belang (al dan niet verankerd in een wettelijke verplichting). Dat leidt tot de slotsom dat, aangezien de noodzaak niet wordt bepaald door artikel 5 van Verordening (EG) nr. 45/2001 zelf (en ook niet door een ander artikel van die verordening), de wetgeving die het andere belang moet beschermen (in dit geval het recht op toegang tot documenten), de nodige sturing moet geven.

39.

Maar volgens het voorstel moeten alle verzoeken om toegang tot documenten die persoonsgegevens bevatten, tenzij de specifieke bepaling van de eerste zin van artikel 4, lid 5, geldt, worden beoordeeld op basis van een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001. Zo'n verwijzing biedt niet de nodige sturing bij het afwegen van de belangen. Het zou leiden tot een ongewenst resultaat (een catch 22-situatie).

40.

Tot slot dient te worden gezegd dat de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001 geen oplossing biedt voor de onverenigbaarheid van het recht op toegang voor het publiek en de verplichting om de noodzaak van de doorgifte van persoonsgegevens te bewijzen, vastgelegd in artikel 8, onder b), van Verordening (EG) nr. 45/2001. Het Gerecht in de zaak Bavarian Lager: „Indien zou worden vereist dat degene die om toegang verzoekt de noodzaak van doorgifte aantoont, als aanvullende voorwaarde opgelegd door Verordening (EG) nr. 45/2001, dan zou dit in strijd zijn met de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1049/2001, te weten een zo ruim mogelijke toegang van het publiek tot de documenten van de instellingen.” (22).

De reikwijdte van de eerste zin van artikel 4, lid 5, is veel te beperkt

41.

De eerste zin van artikel 4, lid 5, van het voorstel: „Namen, titels en functies van ambtsdragers, ambtenaren en belangenvertegenwoordigers die verband houden met hun beroepsactiviteiten worden openbaar gemaakt tenzij openbaarmaking in de specifieke omstandigheden nadelig zou zijn voor de betrokkenen.” De zin bevat een specifieke regel voor bepaalde soorten gegevens, in verband met een specifieke groep personen.

42.

Bij wijze van eerste inleidende opmerking stelt de EDPS dat er geen twijfel over bestaat dat in de eerste zin van artikel 4, lid 5, het recht op toegang van het publiek wordt gerespecteerd. In de situaties die in deze zin worden bedoeld, zal het publiek normaliter toegang krijgen tot documenten. Volgens de EDPS wordt het recht op gegevensbescherming in deze zin ook gerespecteerd. De zin bestrijkt de situatie waar het Gerecht van eerste aanleg zich in de zaak Bavarian Lager over heeft gebogen, evenals vergelijkbare situaties. Het Gerecht stelt: In die situaties leidt de openbaarmaking van de namen niet tot een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen, en mochten deze personen er niet vanuit gaan dat zij vertrouwelijk zouden worden behandeld (23).

43.

Bij wijze van tweede inleidende opmerking kan worden gesteld dat de bepaling in beginsel goed omschreven is en voldoet aan de eis van rechtszekerheid. De bepaling definieert de diverse hoedanigheden waarin de persoon optreedt en beperkt de persoonsgegevens die openbaar kunnen worden gemaakt. Afgezien van de vraag of deze beperkingen passend zijn, zijn ze duidelijk geformuleerd. Ze voldoen ook aan Verordening (EG) nr. 45/2001: de openbaarmaking van de gegevens is een rechtmatige handeling, aangezien zij is gebaseerd op de wettelijke verplichting in artikel 4, lid 5, en het doel is beperkt, namelijk het bieden van toegang aan het publiek.

44.

Wat betreft de beperking van de reikwijdte ratione personae, moeten bepaalde gegevens van ambtsdragers, ambtenaren en belangenvertegenwoordigers openbaar worden gemaakt. Blijkbaar is de bepaling uitsluitend bedoeld om de gevolgen van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager op te lossen. De vraag rijst waarom de bepaling niet een ruimere categorie personen betreft, in samenhang met hun beroepsactiviteiten. De argumenten om te zeggen dat persoonsgegevens in dit verband normaliter moeten worden vrijgegeven, gelden bijvoorbeeld ook in onderstaande gevallen:

werknemers in de particuliere sector of zelfstandigen, die niet te kenmerken zijn als belangenvertegenwoordigers, tenzij er een reden is om aan te nemen dat openbaarmaking de betrokkene zal schaden;

universitaire onderzoekers die het resultaat van hun onderzoek presenteren;

deskundigen die hun deskundigheidsterrein in het bestuurlijke proces presenteren;

onderwijzers en docenten die hun onderwijsfuncties uitoefenen of lezingen houden.

45.

Deze voorbeelden suggereren dat het nuttig zou zijn geweest als er was gezocht naar een ruimere bepaling, met gegevens van diverse categorieën personen, wanneer zij beroepsmatig optreden.

46.

Een tweede beperking, ratione materiae, in de eerste zin van artikel 4, lid 5 van het voorstel, heeft betrekking op de gegevens. Alleen namen, titels en functies worden openbaar gemaakt. Hiermee worden gegevens uitgesloten die elementen onthullen van de privé-situatie van de betrokkene, zelfs als deze gegevens geen gevoelige gegevens zijn zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 45/2001. Hierbij kan men denken aan huisadressen, telefoon en e-mail of andere gegevens, zoals salarissen en onkosten, van hoge ambtenaren of politici.

47.

Er worden echter ook gegevens uitgesloten die niets met de privé-situatie van de betrokkene te maken hebben, zoals het kantooradres van de betrokkene (het gebouw en het e-mailadres), en meer generieke informatie over de functie van de persoon in kwestie.

48.

Een dieper liggend probleem met de aanpak van het voorstel ligt in het feit dat een naam in een document zelden alleen staat. Gewoonlijk is de naam gekoppeld aan andere gegevens over de persoon. De zaak Bavarian Lager ging bijvoorbeeld over toegang tot de notulen van een vergadering. Men kan zich voorstellen dat in de notulen niet alleen de namen van de bij de vergadering aanwezigen staan, maar ook hun bijdrage aan de debatten tijdens de vergadering. Deze bijdrage kan soms zelfs gevoelige gegevens opleveren zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 45/2001, indien bijvoorbeeld een politieke mening wordt gegeven. Daarom valt te betwijfelen of specifieke gegevens afzonderlijk kunnen worden beschouwd.

IV.   EEN ALTERNATIEF

De wetgever moet duidelijke sturing geven

49.

Verordening (EG) nr. 1049/2001 moet zelf sturing geven aan instellingen en organen die te maken hebben met verzoeken om toegang van het publiek tot documenten die persoonsgegevens bevatten, met volledige inachtneming van het evenwicht tussen de twee fundamentele rechten die in het geding zijn.

50.

Volgens de EDPS moet verder worden gedebatteerd over de vraag hoe deze sturing moet worden omgezet in een specifieke rechtsregel. Uit het verleden is gebleken dat dit vraagstuk moeilijke en fundamentele overwegingen met zich meebrengt. De regel moet zo zorgvuldig mogelijk worden opgesteld en met inbreng van diverse belanghebbenden.

Het alternatief

51.

Bij wijze van bijdrage aan het debat stelt de EDPS onderstaande bepaling voor betreffende toegang van het publiek tot persoonsgegevens:

1.

persoonsgegevens worden niet openbaar gemaakt indien zo'n openbaarmaking de persoonlijke levenssfeer of de integriteit van de betrokkene zou schaden. Van schade is geen sprake:

a)

indien de gegevens uitsluitend betrekking hebben op de beroepsactiviteiten van de betrokkene, tenzij, gegeven de specifieke omstandigheden, er reden is om aan te nemen dat openbaarmaking nadelig zou zijn voor de betrokkene;

b)

indien de gegevens uitsluitend betrekking hebben op een openbare persoon, tenzij, gegeven de specifieke omstandigheden, er reden is om aan te nemen dat openbaarmaking nadelig zou zijn voor die persoon of voor anderen die met hem of haar verbonden zijn;

c)

indien de gegevens reeds met toestemming van de betrokkene openbaar zijn gemaakt;

2.

persoonsgegevens worden niettemin openbaar gemaakt indien een hoger publiek belang dat gebiedt. In die gevallen moet de instelling of het orgaan aangeven wat dat publiek belang is. De instellingen of het orgaan geeft aan waarom het publiek belang in dit specifieke geval zwaarder weegt dan de belangen van de betrokkene;

3.

wanneer een instelling of orgaan toegang tot een document weigert op basis van lid 1, moet de instelling of het orgaan overwegen of gedeeltelijke toegang tot dit document mogelijk is.

52.

Deze bepaling kan als volgt worden toegelicht.

53.

Het eerste deel van lid 1 bevat de basisregel en weerspiegelt de noodzaak van een juist evenwicht tussen de fundamentele rechten die in het geding zijn. De uitzondering op het recht van toegang van het publiek geldt alleen indien openbaarmaking de persoonlijke levenssfeer of de integriteit van de betrokkene zou schaden. De bepaling verwijst naar de persoonlijke levenssfeer (eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Unie en artikel 8 van het EVRM) en niet naar gegevensbescherming (zoals bedoeld in artikel 8 van het Handvest).

54.

Met het recht op bescherming van persoonsgegevens, vastgelegd in een systeem van controles ter bescherming van de betrokkene (zie punt 36), wordt echter volledig rekening gehouden. In de bepaling wordt de wettelijke verplichting tot openbaarmaking van de persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 5, onder b) van Verordening (EG) nr. 45/2001, gespecificeerd.

55.

Opgemerkt dient te worden dat Verordening (EG) nr. 45/2001 de verwerking van persoonsgegevens niet verbiedt, voor zover de verwerking geschiedt op een wettelijke grond voor verwerking krachtens artikel 5, onder b), van Verordening (EG) nr. 45/2001. De toepassing van zo'n wettelijke grond in een specifiek geval moet worden bekeken in het licht van artikel 8 van het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens. In dit verband zij verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Österreichischer Rundfunk  (24). De invoering van „indien openbaarmaking de persoonlijke levenssfeer of de integriteit van de betrokkene zou schaden” in lid 1 van de bepaling geeft aan dat dit de test is die de doorslag geeft bij het besluit om wel of niet toegang te geven tot persoonsgegevens.

56.

De term integriteit stond ook in de huidige versie van artikel 4, lid 1, onder b) en slaat op de fysieke integriteit van een persoon. De term kan een meerwaarde hebben in bijvoorbeeld gevallen waarin openbaarmaking van persoonsgegevens zou kunnen leiden tot een bedreiging van de fysieke integriteit van de persoon zonder rechtstreeks verband met diens persoonlijke levenssfeer.

57.

Het tweede deel van lid 1 van de voorgestelde bepaling moet sturing geven aan de instelling die of het orgaan dat besluit over een verzoek om toegang. Er worden drie situaties onderscheiden waarin de openbaarmaking van persoonsgegevens normaliter niet leidt tot enige schade voor de betrokkene.

de eerste situatie is dezelfde als in de eerste zin van artikel 4, lid 5, van het Commissievoorstel. De formulering ervan is echter breder en functioneler en is ingegeven door de kritische opmerkingen die de EDPS over de huidige tekst heeft gemaakt. In de bepaling wordt erkend dat er ook in deze situatie een reden kan zijn om aan te nemen dat openbaarmaking nadelig kan zijn voor de persoon in kwestie. In dat geval moet de instelling of het orgaan nagaan of zo'n nadelig effect waarschijnlijk is. Met andere woorden, er wordt uitgegaan van toegang. Tot slot is „een reden om aan te nemen” (enz.) overgenomen uit artikel 8, onder b), van Verordening (EG) nr. 45/2001;

in de tweede situatie wordt zelfs een ruimere toegang toegestaan wanneer het gaat om gegevens van publieke personen. Daarbij kan worden gedacht aan politici of andere personen van wie de functies of het gedrag normaliter een ruimere toegang billijken op grond van het recht van het publiek op kennisneming. Ook hier geldt de beperking dat in een specifiek geval tot een andere slotsom kan worden gekomen. In deze situatie moet ook rekening worden gehouden met een mogelijk nadelig effect voor familieleden;

de derde situatie heeft betrekking op gegevens die reeds in de openbaarheid zijn, en wel met toestemming van de betrokkene. Men kan zich bijvoorbeeld voorstellen dat er persoonsgegevens op een website of een blog zijn gezet.

58.

In lid 2 wordt erkend dat er een hoger belang kan zijn dat openbaarmaking gebiedt. Sommige gegevens kunnen onontbeerlijk zijn voor het publiek indien dat zich een goed gefundeerde mening wil vormen over het wetgevingsproces of, meer in het algemeen, over de werking van de Europese instellingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de (financiële) betrekkingen tussen een instelling en bepaalde lobby's. Aangezien dit lid een uitzondering op een uitzondering bevat, zijn er bijkomende waarborgen gegeven. De instelling of het orgaan moet per geval de toepassing van de bepaling toelichten.

59.

In lid 3 worden de instelling of het orgaan verplicht te overwegen of gedeeltelijke toegang mogelijk is (waarbij bijvoorbeeld namen in documenten worden geschrapt) als bijkomend instrument dat moet zorgen voor een juist evenwicht tussen de fundamentele rechten die in het geding zijn, die alleen kan worden gebruikt als er reden is voor een weigering.

60.

Tot slot benadrukt de EDPS dat met deze oplossing de in punt 39 bedoelde catch 22-situatie wordt voorkomen.

V.   MOET VERORDENING (EG) Nr. 45/2001 WORDEN GEWIJZIGD?

61.

Uit het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager volgt dat er ook dringend duidelijkheid moet worden geschapen inzake het verband tussen toegang van het publiek en gegevensbescherming, omdat er in dit verband uiteenlopende interpretaties kunnen worden gegeven aan artikel 8, onder b) van Verordening (EG) nr. 45/2001. De controverse, onder meer in de zaak Bavarian Lager voor het Gerecht van eerste aanleg, had betrekking op de betekenis van „de noodzaak van de doorgifte aantoont” in de context van toegang van het publiek. Letterlijk zou deze passage inhouden dat degene die krachtens Verordening (EG) nr. 1049/2001 een document aanvraagt, een overtuigende reden moet opgeven voor het opvragen van een document, en dat zou ingaan tegen een van de doelstellingen van de Verordening over toegang van het publiek, te weten een zo ruim mogelijke toegang van het publiek tot de documenten van de instellingen (25). Om dit probleem op te lossen heeft het Gerecht van eerste aanleg besloten dat wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven bij wijze van uitvoering van het recht op toegang tot documenten, de aanvrager de noodzaak van de openbaarmaking niet hoeft aan te tonen. Tevens heeft het Gerecht gesteld dat een overdracht van gegevens die niet onder de uitzondering van artikel 4, lid 1, onder b) valt, de rechtmatige belangen van de betrokkene niet kan schaden (26).

62.

Deze oplossing was nodig om beide verordeningen op bevredigende wijze met elkaar te verzoenen, maar wordt door de Commissie betwist in de hogere voorziening die zij voor het Hof van Justitie heeft ingesteld. De Commissie stelt: „Verordening (EG) nr. 45/2001 noch Verordening (EG) nr. 1049/2001 bevat evenwel een bepaling op grond waarvan het is vereist of toegestaan om deze bepaling (artikel 8, onder b)) buiten toepassing te laten om uitwerking te geven aan een norm van Verordening (EG) nr. 1049/2001.” (27).

63.

Volgens de EDPS kan deze spanning het best worden weggenomen door in de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1049/2001 een overweging op te nemen waarin het besluit van het Gerecht van eerste aanleg wordt gecodificeerd. Zo'n overweging zou als volgt kunnen luiden: „Wanneer persoonsgegevens worden overgedragen bij wijze van uitvoering van het recht op toegang tot documenten, hoeft de aanvrager de noodzaak van openbaarmaking niet aan te tonen ten behoeve van artikel 8, onder b), van Verordening (EG) nr. 45/2001.”.

VI.   RECHT OP TOEGANG TOT DOCUMENTEN EN RECHT OP TOEGANG TOT DE EIGEN PERSOONSGEGEVENS

64.

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen het recht op toegang tot documenten volgens Verordening (EG) nr. 1049/2001 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 45/2001. Het recht van toegang volgens Verordening (EG) nr. 1049/2001 biedt iedereen een algemeen recht van toegang inzake documenten met het oog op het waarborgen van de transparantie van overheidsorganen. Artikel 13 van Verordening (EG) nr. 45/2001 is beperkter wat betreft de begunstigden van het recht van toegang, aangezien dit recht alleen wordt verleend aan de betrokkene en voor informatie die hem/haar betreft, vooral om de betrokkenen de gelegenheid te bieden informatie die henzelf betreft, te controleren. Voorts wordt in artikel 8, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gealludeerd op het recht van toegang krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

65.

Tegen deze achtergrond vindt de EDPS dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 zou moeten verduidelijken dat het bestaan van het recht van toegang tot documenten niets afdoet aan het recht van toegang tot eigen persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001.

66.

Voorts beveelt de EDPS de wetgever aan te overwegen om in de gewijzigde verordening in te voeren dat de betrokkene sowieso toegang heeft tot de eigen persoonsgegevens. In de praktijk gebeurt het namelijk wel eens dat mensen niet weten dat zij recht hebben op toegang tot hun eigen persoonsgegevens, zoals in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 45/2001 staat, en daarom om toegang vragen op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001. Hun kan de toegang tot het document worden geweigerd indien één van de uitzonderingen in Verordening (EG) nr. 1049/2001 geldt, of er kan worden geoordeeld dat een verzoek om specifieke toegang niet binnen het toepassingsgebied van die verordening valt. In zo'n geval zou de instelling of het orgaan, indien zij de reden voor zo'n verzoek om toegang kennen (namelijk toegang tot de persoonsgegevens van de aanvrager zelf), verplicht moeten zijn ambtshalve toegang te verlenen tot de persoonsgegevens van de aanvrager.

67.

Beide aspecten kunnen worden verduidelijkt middels de invoering van specifieke stellingen in de overwegingen bij de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1049/2001, mogelijkerwijs in samenhang met overweging 11 van de bestaande verordening. In een eerste overweging (of deel van een overweging) zou kunnen worden gesteld dat het recht op toegang tot overheidsdocumenten het recht op toegang tot persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001 onverlet laat. In een tweede overweging (of deel van een overweging) zou kunnen worden opgenomen dat een verzoeker ambtshalve toegang heeft tot zijn of haar eigen persoonsgegevens. Wanneer een persoon toegang vraagt tot gegevens die hem of haar betreffen, zou de instelling uit zichzelf moeten nagaan of deze persoon uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001 recht op toegang heeft.

VII.   VERDER GEBRUIK VAN PERSOONSGEGEVENS IN OPENBARE DOCUMENTEN

68.

Een ander punt in het Commissievoorstel dat moet worden bekeken en mogelijkerwijs verduidelijkt, is het verdere gebruik van persoonsgegevens in overheidsdocumenten. Wanneer toegang tot documenten wordt verleend, kunnen voor het gebruik van de erin vervatte persoonsgegevens namelijk de toepasselijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens gelden, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 45/2001 en de nationale wetgevingen ter uitvoering van Richtlijn 95/46. Hergebruik, verspreiding en verdere verwerking van deze persoonsgegevens door de aanvrager, door de instellingen die toegang verlenen of door derden die toegang hebben tot het document, moeten geschieden binnen het kader van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

69.

Mocht bijvoorbeeld een lijst met namen en contacten van ambtenaren openbaar worden gemaakt naar aanleiding van een verzoek om toegang, dan mag deze lijst niet worden gebruikt om de ambtenaren in kwestie doelwit te maken van een marketingcampagne of om een profiel van hen op te stellen, tenzij een en ander geschiedt overeenkomstig toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

70.

Daarom zou het voor de wetgever raadzaam zijn van deze gelegenheid gebruik te maken om dit verband te verduidelijken. Deze aanpak zou stroken met de keuze van de wetgever in Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 over het hergebruik van overheidsinformatie. In laatstgenoemde richtlijn is volledige overeenstemming met de beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG namelijk één van de voorwaarden die uitdrukkelijk worden genoemd voor het hergebruik van overheidsinformatie (28).

71.

In dit verband stelt de EDPS voor als overweging in te voeren: „Wanneer toegang tot documenten wordt verleend, kunnen voor het hergebruik van de erin vervatte persoonsgegevens de toepasselijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens gelden, in het bijzonder de nationale wetgevingen ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.”.

VIII.   CONCLUSIE

72.

Vooral het feit dat het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een bepaling bevat over de zeer gevoelige relatie tussen toegang tot documenten en het recht op privacy en op bescherming van persoonsgegevens, het voorgestelde artikel 4, lid 5, heeft de aandacht van de EDPS getrokken. Dit advies steunt tot op zekere hoogte de redenen voor het vervangen van het huidige artikel 4, lid 1, onder b), door een nieuwe bepaling, maar niet de bepaling zelf.

73.

Deze bepaling wordt om onderstaande redenen bekritiseerd:

1.

de EDPS is er niet van overtuigd dat dit het goede moment is voor een wijziging, nu er voor het Hof van Justitie een hogere voorziening is ingesteld. Hierbij gaat het om fundamentele vraagstukken;

2.

het voorstel biedt geen passende oplossing. Het bestaat uit een algemene regel (de tweede zin van artikel 4, lid 5), die:

niet het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager weerspiegelt;

geen recht doet aan de vraag om een evenwicht tussen de fundamentele rechten die in het geding zijn;

niet levensvatbaar is omdat de regel verwijst naar Gemeenschapsrecht inzake gegevensbescherming dat geen duidelijk antwoord geeft op de vraag wanneer een besluit inzake toegang van het publiek moet worden genomen;

3.

de regel bestaat uit een specifieke regel (de eerste zin van artikel 4, lid 5) die in beginsel goed gedefinieerd is, maar een veel te beperkte reikwijdte heeft.

74.

Bij wijze van bijdrage aan het debat stelt de EDPS onderstaande uitzondering voor op toegang van het publiek tot persoonsgegevens:

1.

Persoonsgegevens worden niet openbaar gemaakt indien zo'n openbaarmaking de persoonlijke levenssfeer of de integriteit van de betrokkene zou schaden. Van schade is geen sprake:

a)

indien de gegevens uitsluitend betrekking hebben op de beroepsactiviteiten van de betrokkene tenzij, gegeven de specifieke omstandigheden, er reden is om aan te nemen dat openbaarmaking nadelig zou zijn voor de betrokkene;

b)

indien de gegevens uitsluitend betrekking hebben op een openbare persoon tenzij, gegeven de specifieke omstandigheden, er reden is om aan te nemen dat openbaarmaking nadelig zou zijn voor die persoon of voor anderen die met hem of haar verbonden zijn;

c)

indien de gegevens reeds met toestemming van de betrokkene openbaar zijn gemaakt.

2.

Persoonsgegevens worden niettemin openbaar gemaakt indien een hoger publiek belang dat gebiedt. In die gevallen moet de instelling of het orgaan aangeven wat dat publiek belang is. De instellingen of het orgaan geeft aan waarom het publiek belang in dit specifieke geval zwaarder weegt dan de belangen van de betrokkene.

3.

Wanneer een instelling of orgaan toegang tot een document weigert op basis van lid 1, moet de instelling of het orgaan overwegen of gedeeltelijke toegang tot dit document mogelijk is.

75.

In het advies worden diverse andere punten aangegeven waarop de verordening inzake toegang van het publiek moet worden verduidelijkt, waaronder vooral het verband met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001. Deze verduidelijkingen kunnen de vorm aannemen van overwegingen of mogelijkerwijs wetgevingsbepalingen over onderstaande onderwerpen:

a)

het begrip document, met als doel een zo ruim mogelijke toepassing van de verordening inzake toegang van het publiek;

b)

de interpretatie van artikel 8, onder b) van Verordening (EG) nr. 45/2001 in de context van toegang van het publiek, zodat degene die toegang aanvraagt niet de noodzaak van de vrijgave hoeft aan te tonen;

c)

het verband tussen het recht op toegang tot overheidsdocumenten en het recht op toegang tot de eigen persoonsgegevens krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001, zodat het recht op toegang tot overheidsdocumenten het recht op toegang tot de eigen persoonsgegevens niet aantast;

d)

de verplichting voor een instelling om, wanneer een persoon uit hoofde van de verordening over toegang van het publiek toegang vraagt tot gegevens die hem of haar betreffen, uit zichzelf na te gaan of deze persoon uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001 recht op toegang heeft;

e)

het verdere gebruik van persoonsgegevens in overheidsdocumenten, zodat wordt bewerkstelligd dat dit gebruik gebeurt volgens de toepasselijke regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2008) 229 def.

(4)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(5)  Notulen van de 1721e vergadering van de Commissie van 9 november 2005, punt 6; zie ook documenten SEC(2005) 1300 en SEC(2005) 1301.

(6)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Århus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).

(7)  Arrest van 25 april 2007, zaak T-264/04, WWF European Policy Programme van de Raad, § 61.

(8)  Arrest van 8 november 2007, Bavarian Lager v. Commissie, T-194/04. Twee andere, nog hangende zaken gaan over hetzelfde onderwerp.

(9)  Aanhangige zaak C-28/08 P, Commissie v. Bavarian Lager, PB C 79, blz. 21.

(10)  Uiteraard kan de wetgever de tekst van een wetgevingsinstrument wijzigen. Het feit dat de interpretatie van de tekst nu voor het Hof wordt betwist, verandert hier niets aan.

(11)  Zie over dit evenwicht de punten 31-37.

(12)  Omdat de tekst wordt overgeheveld van Verordening (EG) nr. 1049/2001 naar Verordening (EG) nr. 45/2001.

(13)  Advies 5/2001 over het speciaal verslag van de Ombudsman aan het Europees Parlement naar aanleiding van de ontwerp-aanbeveling aan de Europese Commissie in klacht 713/98/IJH van 17 mei 2001, WP 44, die op de website van de Groep staat.

(14)  Artikel 3.f van het ontwerp-verdrag, waaraan momenteel in de Raad van Europa de laatste hand wordt gelegd. Het meest recente ontwerp staat op:

http://assembly.coe.int/Main.asp?link=/Documents/WorkingDocs/Doc08/EDOC11631.htm

(15)  Artikel 1 en overweging 4 van de verordening. Na wijziging van de verordening volgens het voorstel wordt overweging 4 overweging 6.

(16)  Overweging 11 van de verordening. Na wijziging van de verordening volgens het voorstel wordt overweging 11 overweging 17.

(17)  Punt 94 van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager en de daar genoemde jurisprudentie.

(18)  Punt 107 van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in de zaak Bavarian Lager, uitgewerkt in onderstaand punt 40.

(19)  Zie in deze zin met name het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Österreichischer Rundfunk.

(20)  Punt 98 van het arrest.

(21)  Zie voor een uitgebreidere uitleg van artikel 5 de achtergrondnota van de EDPS.

(22)  Punt 107 van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg. NB: Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 45/2001 legt ook andere verplichtingen op, maar die leveren in deze context geen problemen op.

(23)  Zie met name de punten 131, 132 en 137 van het arrest.

(24)  Arrest van het Hof van 20 mei 2003, Rechnungshof (C-465/00) tegen Österreichischer Rundfunk e.a. en Christa Neukomm (C-138/01) en Joseph Lauermann (C-139/01) tegen Österreichischer Rundfunk, gevoegde zaken C-465/00, C-138/01 en C-139/01 (Jurispr. 2003, blz. I-4989).

(25)  Zie punt 107 van het arrest van het GEA.

(26)  Zie de punten 107 en 108 van het arrest van het GEA.

(27)  Zie het verzoek van de Commissie in zaak C-28/08P, vermeld in voetnoot 7.

(28)  Zie overweging 21 en artikel 1, lid 4, van Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/18


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/C 2/04)

Datum waarop het besluit is genomen

8.10.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 679/07

Lidstaat

Frankrijk

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Soutien de l'Agence de l'innovation industrielle en faveur du programme «DEFI COMPOSITE»

Rechtsgrondslag

Régime N 121/06

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie, terugvorderbare subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 63,638 mln EUR

Maximale steunintensiteit

50 %

Looptijd

4 jaar

Economische sectoren

Beperkt tot de be- en verwerkende industrie

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

OSEO Innovation

27-31, Av. du Général Leclerc

F-94710 Maisons-Alfort Cedex

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

5.11.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 234/08

Lidstaat

Zweden

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Stöd för investeringar i solvärme

Rechtsgrondslag

Förordning om stöd för investeringar i solvärme; Förordning (1988:764) om statligt stöd till näringslivet

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Milieubescherming

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 15,5 mln SEK

Maximale steunintensiteit

60 %

Looptijd

1.7.2008-30.6.2013

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Boverket Box 534

S-371 23 Karlskrona

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

18.11.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 256/08

Lidstaat

Duitsland

Regio

Brandenburg

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Richtlinie des Ministeriums für Wirtschaft zur Förderung von Forschung und Entwicklungsvorhaben im Land Brandenburg — Große Richtlinie

Rechtsgrondslag

Richtlinie des Ministeriums für Wirtschaft zur Förderung von Forschung und Entwicklungsvorhaben im Land Brandenburg — Große Richtlinie

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling, innovatie

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 11,66 mln EUR

Totaal van de voorziene steun: 70 mln EUR

Maximale steunintensiteit

80 %

Looptijd

2008-31.12.2013

Economische sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Investitionsbank des Landes Brandenburg (ILB)

Steinstraße 104-106

D-14480 Potsdam

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/21


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2009/C 2/05)

Datum waarop het besluit is genomen

26.11.2008

Nummer van de steunmaatregel

NN 47/04 ex N/344/A/1999

Lidstaat

Nederland

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Programma Beheer

Rechtsgrond

De artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, artikel 29, eerste lid, van de Wet agrarisch grondverkeer; Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (SN) en Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) en de Wet Inrichting Landelijk gebied (WILG)

Aard van de maatregel

Regeling: natuurbeheer: investeringssteun, vergoeding, steun voor agromilieuverbintenissen en bosbouw, technische bijstand

Doelstelling

Instandhouding, herstel en onderhoud van natuurterreinen en traditionele landschappen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Vergoeding van de reële kosten van de activiteiten en vergoeding van gederfde inkomsten als gevolg van het aangaan van agro-milieuverbintenissen

Begrotingsmiddelen

Maximaal 28 mln EUR per jaar in 2000 tot 58 mln EUR per jaar in 2013

Steunintensiteit

Maximaal 100 % van de reële kosten

Looptijd

1.1.2000-31.12.2013

Betrokken economische sector(en)

Grondeigenaren, landbouw, primaire productie, bosbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministerie van LNV

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

NEDERLAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

26.11.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 14/07

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Regio

England

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Natural England Management Agreement Scheme

Rechtsgrond

Natural Environment § Rural Communities Act 2006; Countryside and Rights of Way Act 2000 (amended)

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Instandhouding en verbetering van het milieu

Vorm waarin de steun wordt verleend

Subsidie

Begrotingsmiddelen

250 mln GBP

Steunintensiteit

Tot 100 %

Looptijd

2008-2013

Betrokken economische sector(en)

Landbouwsector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Natural England

Endcliffe

Deepdale Business Park

Ashford Road

Bakewell

Derbyshire

UNITED KINGDOM

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

26.11.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 380/08

Lidstaat

Italië

Regio

Lombardia

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Aiuti al settore forestale — 10 000 ettari di boschi e sistemi verdi multifunzionali

Rechtsgrond

Legge regionale n. 27/2004 articolo 16; delibera di Giunta regionale n. 2513 dell'11 maggio 2006; delibera di Giunta regionale n. 3839 del 20 dicembre 2006

Aard van de maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Verbetering van de bossen en totstandbrenging van multifunctionele groene systemen

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

200 000 000 EUR

Steunintensiteit

Tot 100 %

Looptijd

Tot 31.12.2013

Betrokken economische sector(en)

Bosbouwsector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Regione Lombardia — Direzione Generale Agricoltura

Via Pola 12/14

20124 Milano MI

ITALIA

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/23


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2009/C 2/06)

Datum waarop het besluit is genomen

4.12.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 645/07

Lidstaat

Spanje

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Proyecto de Orden APA de medidas urgentes para reparar los daños causados por inundaciones acaecidas por el desbordamiento del río Ebro en marzo y abril de 2007

Rechtsgrond

Proyecto de Orden APA/2007, por la que se desarrolla el artículo 4 del Real Decreto-Ley no 3/2007, de 13 de abril, por el que se adoptan medidas urgentes para reparar los daños causados por las inundaciones producidas por desbordamientos en la cuenca del río Ebro durante la última semana del mes de marzo y la primera del mes de abril de 2007

Aard van de maatregel

Regeling

Doelstelling

Vergoeding van de verliezen die het gevolg zijn van een uitzonderlijke gebeurtenis

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie en fiscale voordelen

Begrotingsmiddelen

2 287 535 EUR

Steunintensiteit

Max. 80 %

Looptijd

Ad hoc

Betrokken economische sector(en)

Landbouw

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Entidad Estatal de Seguros Agrarios

Ministerio de Agricultura

C/ Miguel Angel 23, 5a planta

28010 Madrid

ESPAÑA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

4.12.2008

Nummer van de steunmaatregel

N 358/08

Lidstaat

Nederland

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Garantstelling landbouwondernemingen

Rechtsgrond

Kaderwet LNV-subisdies en Regeling LNV-subsidies

Aard van de maatregel

Garantie

Doelstelling

De maatregel betreft een algemene subsidie voor de landbouwsector in de vorm van een garantie tot ondersteuning van investeringen in de stichting, de overname, de instandhouding of de verbetering van een klein of middelgroot landbouwbedrijf

Vorm waarin de steun wordt verleend

Na betaling van een premie, een garantie voor 80 % van een lening ten behoeve van landbouwinvesteringen

Begrotingsmiddelen

De feitelijke betalingen op de garanties bedragen maximaal gemiddeld 3,6 mln EUR per jaar

Steunintensiteit

Algemene garantie: 3,33 %; garantie jonge landbouwer: 5,83 %; garantie plus: 3,33 %; garantie plus op niet-preferentiële leningen: 3,15 %

Looptijd

2009-2014

Betrokken economische sector(en)

Landbouwsector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

NEDERLAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/25


Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties (1):

2,5 % per 1 januari 2009

Wisselkoersen van de euro (2)

6 januari 2009

(2009/C 2/07)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3332

JPY

Japanse yen

125,84

DKK

Deense kroon

7,4530

GBP

Pond sterling

0,91760

SEK

Zweedse kroon

10,5675

CHF

Zwitserse frank

1,5018

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,3850

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,410

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

266,67

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7070

PLN

Poolse zloty

4,0200

RON

Roemeense leu

4,0675

TRY

Turkse lira

2,0256

AUD

Australische dollar

1,8727

CAD

Canadese dollar

1,5850

HKD

Hongkongse dollar

10,3369

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,2700

SGD

Singaporese dollar

1,9719

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 753,58

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

12,4521

CNY

Chinese yuan renminbi

9,1138

HRK

Kroatische kuna

7,2835

IDR

Indonesische roepia

14 665,20

MYR

Maleisische ringgit

4,6789

PHP

Filipijnse peso

62,570

RUB

Russische roebel

38,8859

THB

Thaise baht

46,755

BRL

Braziliaanse real

2,9517

MXN

Mexicaanse peso

17,7949

INR

Indiase roepie

64,8270


(1)  

Rentevoet die is toegepast op de laatst uitgevoerde transactie voor de opgegeven dag. In geval van een tender met variabele rente, verwijst deze rentevoet naar de marginale interestvoet.

(2)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


7.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 2/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.