ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 89

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
10 april 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2008/C 089/01

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2007/…/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 089/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5024 — Tui/Royal Caribbean Cruises/JV) ( 1 )

8

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 089/03

Wisselkoersen van de euro

9

2008/C 089/04

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

10

2008/C 089/05

Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

11

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2008/C 089/06

Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op nationale regionale investeringssteun ( 1 )

12

2008/C 089/07

Opheffing door Frankrijk van de openbaredienstverplichtingen voor de geregelde luchtdiensten tussen Clermont-Ferrand en Lyon, Clermont-Ferrand en Marseille en Clermont-Ferrand en Nice

14

2008/C 089/08

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

15

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2008/C 089/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5101 — OJSC Novolipetsk Steel/Novexco/Novex Trading) — Zaak die in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure ( 1 )

16

2008/C 089/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5004 — GALP Energia España/Agip España) ( 1 )

17

 

Rectificaties

2008/C 089/11

Rectificatie van de aanbeveling van de Commissie van 31 maart 2008 betreffende een intensievere administratieve samenwerking ten aanzien van de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB C 85 van 4.4.2008)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/1


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2007/…/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit

(2008/C 89/01)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name op artikel 41,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDING

1.

Op 9 november 2007 is in het Publicatieblad het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2007/…/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1) (hierna „het initiatief” genoemd) bekendgemaakt. Dit initiatief gaat vergezeld van een bijlage van 18 oktober 2007, die nadere bijzonderheden over de uitvoering van Besluit 2007/…/JBZ bevat (hierna „de bijlage” genoemd) (2).

2.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (hierna „de EDPS” genoemd) is niet om advies over dit initiatief voor een uitvoeringsbesluit verzocht. Hij brengt daarom op eigen initiatief het navolgende advies uit, naar analogie van zijn advies van 4 april 2007 over het initiatief voor een besluit van de Raad (3).

3.

Lidstaten die het initiatief nemen tot een wetgevingsmaatregel uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag zijn wettelijk niet verplicht de EDPS om advies te verzoeken, maar het verdrag sluit een dergelijke procedure evenmin uit. In zijn advies van 4 april 2007 heeft de EDPS trouwens aanbevolen om aan artikel 34 van bedoeld besluit van de Raad de volgende zin toe te voegen: „De Raad raadpleegt de EDPS over een dergelijke uitvoeringsmaatregel”. Deze aanbeveling is jammer genoeg niet gevolgd, ondanks de achterliggende logica: uitvoeringsmaatregelen hebben in dit geval meestal gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens. Het huidige initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland is daarvan een duidelijk voorbeeld.

4.

De EDPS verbindt hieraan geen inhoudelijk conclusies. De Raad heeft er namelijk voor gekozen het initiatief zo min mogelijk te wijzigen, zodat het volledig in overeenstemming is met de tekst van het Verdrag van Prüm dat al door een aantal lidstaten is ondertekend. De EDPS zal het verderop in zijn advies nog hebben over de democratische gevolgen van deze benadering.

II.   CONTEXT EN RECHTSKADER

5.

Zeven lidstaten hebben in mei 2005 het Verdrag van Prüm ondertekend, dat zich buiten het kader van het EU-Verdrag situeert. Later zijn nog andere lidstaten tot dit verdrag toegetreden.

6.

Het Verdrag van Prüm wordt aangevuld door een uitvoeringsovereenkomst van 5 december 2006, die op artikel 44 van dat verdrag is gebaseerd. Deze uitvoeringsovereenkomst is nodig voor de werking van het Verdrag van Prüm.

7.

De belangrijkste aspecten van het Verdrag van Prüm zullen in het rechtskader van de Europese Unie worden opgenomen met de aanneming van Besluit 2007/…/JBZ van de Raad betreffende het initiatief van 15 lidstaten („het Prüm-initiatief”), waarover in de Raad reeds een politiek akkoord bestaat. Dit was van meet af aan de bedoeling van de overeenkomstsluitende partijen van het EU-Verdrag, zoals blijkt uit de preambule van het Prüm-verdrag.

8.

Het wetgevingsproces dat tot de aanneming van het besluit van de Raad heeft geleid, diende niet om nog belangrijke kwesties te behandelen, maar om overeenstemming te bereiken over het acquis van het Prüm-verdrag. Dit is des te belangrijker aangezien — tijdens dit wetgevingsproces — de bekrachtiging van het verdrag werd voortgezet in een aantal lidstaten en het verdrag in werking is getreden.

III.   INHOUD EN INVALSHOEK VAN DIT ADVIES

9.

Het onderhavige advies richt zich op het ontwerp-besluit van de Raad betreffende de uitvoeringsvoorschriften. De punten die in het vorige advies van de EDPS over het besluit van de Raad betreffende het Prüm-initiatief naar voren zijn gebracht, blijven geldig en worden hier niet herhaald, tenzij zulks nodig is om de aangelegenheden te beklemtonen die de wetgever in het kader van de uitvoeringsvoorschriften nog zou kunnen behandelen.

10.

In dit verband moet worden beklemtoond dat de uitvoeringsvoorschriften van bijzonder belang zijn, omdat zij niet alleen enkele administratieve en technische bepalingen bevatten, maar ook cruciale aspecten en instrumenten van het systeem en van de werking ervan definiëren. Zo worden in hoofdstuk 1 van de uitvoeringsvoorschriften de in het Prüm-besluit van de Raad gebezigde begrippen gedefinieerd. De uitvoeringsvoorschriften bevatten voorts gemeenschappelijke bepalingen voor het uitwisselen van gegevens (hoofdstuk 2), en definiëren tevens de specifieke kenmerken van de uitwisseling van DNA-gegevens (hoofdstuk 3), dactyloscopische gegevens (hoofdstuk 4) en gegevens uit kentekenregisters (hoofdstuk 5). De slotbepalingen in hoofdstuk 6 bevatten belangrijke bepalingen over de aanneming van nieuwe uitvoeringsvoorschriften in handboeken, en over de evaluatie van de toepassing van het besluit.

11.

De bijlage wordt verderop behandeld voor zover deze bijdraagt, of zou moeten bijdragen, tot het bepalen van de kenmerken van het voorgestelde systeem en de waarborgen voor de betrokkenen.

IV.   ALGEMEEN

Geringe handelingsvrijheid

12.

De EDPS wijst erop dat, ook in het onderhavige geval, reeds op voorhand uitvoeringsvoorschriften van kracht waren voor het Verdrag van Prüm, zodat de Raad in werkelijkheid slechts een geringe handelingsvrijheid heeft. In overweging 3 en in artikel 18 van het initiatief wordt namelijk gesteld dat het uitvoeringsbesluit en de handboeken worden gebaseerd op de uitvoeringsbepalingen van 5 december 2006 inzake de administratieve en technische uitvoering van het Verdrag van Prüm. Dit betekent dat, conform het huidige initiatief, de 27 lidstaten de weg zullen moeten volgen die is vastgelegd door de 7 lidstaten die het Verdrag van Prüm hebben ondertekend.

13.

Een dergelijke aanpak belemmert een echt transparant en democratisch wetgevingsproces, want beperkt in aanzienlijke mate de mogelijkheid om een breed debat te voeren en effectief rekening te houden met de wetgevende taak van het Europees Parlement en de adviserende taak van andere instellingen, zoals de EDPS. De EDPS beveelt aan dat het initiatief en de bijbehorende bijlage open worden besproken en dat daadwerkelijk wordt geprofiteerd van de bijdrage van alle institutionele actoren, waarbij ook rekening wordt gehouden met de rol van volwaardig medewetgever die het Europees Parlement zal bekleden wanneer het Hervormingsverdrag — dat op 13 december 2007 in Lissabon is ondertekend — in werking treedt.

Juridisch kader op het gebied van gegevensbescherming en verhouding tot het ontwerp-kaderbesluit inzake gegevensbescherming in het kader van de derde pijler

14.

Het juridisch kader dat van toepassing is op gegevensbescherming is complex en evolueert snel. In hoofdstuk 6 van het Prüm-initiatief is een aantal garanties en specifieke voorschriften op het gebied van gegevensbescherming opgenomen. Deze specifieke voorschriften staan echter niet op zichzelf en moeten, willen zij naar behoren werken, op hun beurt gebaseerd worden op een volledig, algemeen kader voor de bescherming van persoonsgegevens die door politiële en justitiële autoriteiten worden verwerkt. Artikel 25 van het Prüm-initiatief bevat een verwijzing naar Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa. De EDPS heeft echter herhaaldelijk benadrukt dat de beginselen van Verdrag nr. 108 nader moeten worden gespecificeerd, zodat een hoog en geharmoniseerd niveau van gegevensbescherming kan worden gewaarborgd dat aldus de rechten van de burgers en een effectieve wetshandhaving kan garanderen in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (4).

15.

De Commissie heeft in dit verband reeds in oktober 2005 een algemeen instrument voorgesteld, nl.: het ontwerp-kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (hierna „het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler” genoemd). Dit voorstel is nog niet aangenomen door de Raad en kan bijgevolg nog worden besproken en eventueel gewijzigd, in welk geval de aanneming en uitvoering nog langer op zich zouden laten wachten. Het staat echter al vast dat dit kaderbesluit, zoals het er thans uitziet, alleen van toepassing zal zijn op de uitwisseling van persoonsgegevens met andere lidstaten, en niet op het verwerken van persoonsgegevens in eigen land (5).

16.

De huidige tekst van het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler heeft weliswaar tot doel een hoog niveau van gegevensbescherming te garanderen, maar voorziet slechts in minimale harmonisatie en garanties. Dit betekent dat een aantal instrumenten, zoals het huidige initiatief, die baat hadden kunnen hebben bij een alomvattend, algemeen kader inzake gegevensbescherming, thans een oplossing moeten bieden voor de lacunes van het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler.

17.

De EDPS stelt derhalve nogmaals dat de besluiten van de Raad met betrekking tot Prüm-aangelegenheden niet in werking zouden mogen treden zolang de lidstaten geen algemeen kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler hebben geïmplementeerd. Deze voorwaarde moet uitdrukkelijk in het initiatief worden verankerd en er moet op voorhand op passende wijze worden nagegaan of de gegevensbeschermingsgaranties in het systeem voor gegevensuitwisseling goed werken. Het is in dit verband ook van essentieel belang dat de relaties tussen rechtsinstrumenten worden verduidelijkt, om ervoor te zorgen dat het kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler als „lex generalis” fungeert en dat tegelijkertijd de toepasbaarheid van andere specifieke garanties en op maat gemaakte striktere normen van het Prüm-initiatief verzekerd is (6).

18.

De wetgever moet voorts verduidelijken dat de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen met betrekking tot DNA-gegevens, vingerafdrukken en gegevens uit kentekenregisters in hoofdstuk 6 van het Prüm-initiatief niet alleen op de uitwisseling van deze gegevens van toepassing zijn, maar ook op het verzamelen, opslaan en in eigen land verwerken ervan, alsook op het verstrekken van andere persoonsgegevens in het kader van het besluit van de Raad. Deze verduidelijking strookt met artikel 24, lid 2, van het Prüm-initiatief en is tegelijkertijd een logisch gevolg van de verplichting voor de lidstaten om bovengenoemde gegevens te verzamelen, op te slaan en uit te wisselen.

19.

Een dergelijke verduidelijking wint zelfs nog aan belang wanneer in overweging wordt genomen dat de werkingssfeer van het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler wellicht niet van toepassing zal zijn op het verwerken van persoonsgegevens voor binnenlands gebruik. De Raad heeft daartoe besloten, maar heeft tegelijkertijd gespecificeerd dat deze keuze niet belet dat de rechtsgrondslag ook kan gelden voor bedoelde vorm van gegevensverwerking. Aangezien het huidige pakket initiatieven — het Prüm-initiatief en de uitvoeringsvoorschriften — de verplichting inhoudt om bepaalde databanken, bijvoorbeeld een DNA-databank, tot stand te brengen en te onderhouden, moet het ook garanties bevatten met betrekking tot de verwerkingsoperaties — met name het verzamelen en opslaan van DNA-profielen — die met het verzamelen en opslaan van gegevens gepaard gaan. Mocht de toepassing ervan beperkt blijven tot de uitgewisselde gegevens, dan zouden deze rechtsinstrumenten niet de nodige bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens bevatten die voor elke maatregel op grond van artikel 30, lid 1, onder b), van het EU-Verdrag zouden moeten gelden.

20.

De EDPS roept de wetgever op ervoor te zorgen dat, conform artikel 30, lid 1, onder b), van het EU-Verdrag, een duidelijk, doeltreffend en alomvattend juridisch kader voor gegevensbescherming — dat de verschillende rechtsinstrumenten met algemene bepalingen en specifieke garanties combineert — tot stand is gebracht voordat het huidige initiatief in werking treedt.

21.

In dit advies zal de EDPS derhalve, waar van toepassing, verwijzen naar de aangelegenheden die niet (volledig) aan bod komen in het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler en die bijgevolg moeten worden behandeld in het kader van de uitvoering van het systeem dat door het huidige initiatief tot stand wordt gebracht.

Transparantie van het besluitvormingsproces en van de uitvoeringsvoorschriften

22.

De EDPS beklemtoont dat transparantie een essentieel aspect is van de besluitvorming en van de uitvoering van de voorschriften. Transparantie moet derhalve voor een volledige en effectieve deelname van alle betrokken institutionele actoren zorgen en tevens het openbare debat en een adequate voorlichting van de burgers bevorderen.

23.

In casu wordt de transparantie jammer genoeg door een aantal omstandigheden geschaad: er is geen motivering waarin de achterliggende redenen, de doelmatigheid en de mogelijke beleidsalternatieven van de voorgestelde maatregelen worden toegelicht; de tekst van de bijlage is nog onvolledig (zo is ze bijvoorbeeld nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt en nog niet in alle officiële talen vertaald; de verwijzingen naar artikelen en de terminologie zijn vaak onnauwkeurig en de verklaringen van de lidstaten over de inhoud van hun DNA-databanken zijn niet beschikbaar) en het initiatief voorziet niet in verplichtingen of mechanismen om de burger op een adequate manier voor te lichten over de genomen maatregelen en over wijzigingen daarvan.

24.

De EDPS beveelt derhalve aan de transparantie van de maatregelen te verbeteren, door zo spoedig mogelijk een definitieve versie van de bijlage voor te leggen en in mechanismen te voorzien voor het voorlichten van de burgers over de kenmerken van de systemen en over hun rechten en de manier waarop zij deze kunnen uitoefenen. In het initiatief of in de bijbehorende bijlage moet uitdrukkelijk in dergelijke voorlichtingscampagnes worden voorzien.

Reikwijdte van het systeem

25.

Het huidige initiatief is een vrij getrouwe afspiegeling van de in het kader van het Verdrag van Prüm vastgestelde uitvoeringsvoorschriften. Zoals reeds aangegeven in het advies over het Prüm-initiatief (punten 33-35) zijn mechanismen voor de uitwisseling van informatie tussen een beperkt aantal lidstaten echter niet per se geschikt — en moeten deze bijgevolg wellicht worden aangepast — wanneer zij op een veel grootschaliger systeem, zoals voor de uitwisseling van informatie tussen 27 lidstaten, moeten worden toegepast.

26.

Kleinschaligheid is bevorderlijk voor nauwe contacten tussen de betrokken lidstaten, zowel wat betreft de wetshandhaving als wat betreft het toezicht op gevaren voor de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkenen. Dit is niet het geval in een grootschaliger systeem, waarin de nationale praktijken en rechtsstelsels onderling grote verschillen vertonen wat betreft het verzamelen, opslaan en verwerken van gegevens, met name van DNA-profielen en vingerafdrukken. Het gebruik van verschillende talen en verschillende rechtsopvattingen kan ook gevolgen hebben voor de accuraatheid van de gegevensuitwisseling tussen landen met verschillende rechtstradities. De EDPS verzoekt de wetgever derhalve bij de verdere behandeling van het huidige initiatief terdege rekening te houden met de reikwijdte van het systeem en ervoor te zorgen dat het systeem niet aan doeltreffendheid inboet wanneer het aantal deelnemende lidstaten groter wordt. In de uitvoeringsvoorschriften dienen met name specifieke formaten voor het verstrekken van gegevens te worden vastgesteld, waarbij ook rekening wordt gehouden met taalverschillen, en de accuraatheid van de gegevensuitwisseling moet permanent worden gecontroleerd.

Deelname van de gegevensbeschermingsautoriteiten

27.

Het initiatief moet recht doen aan de belangrijke rol die is weggelegd voor de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten bij grootschalige grensoverschrijdende gegevensuitwisseling, en moet hen in staat stellen hun taken effectief uit te voeren.

28.

Het huidige rechtskader voorziet in de eerste plaats niet in raadpleging of deelname van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten in het geval van wijzigingen van de uitvoeringsvoorschriften of de bijbehorende bijlagen (artikel 18 van het initiatief), in het geval van de uitvoering van de gegevensbeschermingsbepalingen van de lidstaten (artikel 20) of in het geval van de evaluatie van de gegevensuitwisseling (artikel 21). Zo is het bijzonder jammer dat in hoofdstuk IV van de bijlage, waarin gedetailleerd wordt uiteengezet hoe de uitvoering moet worden geëvalueerd, hoegenaamd geen melding wordt gemaakt van de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteiten. De EDPS beveelt aan om de wezenlijke adviserende rol van deze autoriteiten uitdrukkelijk in de bovengenoemde artikelen te onderkennen.

29.

Ten tweede zou er in het kader van dit initiatief voor moeten worden gezorgd dat de lidstaten de gegevensbeschermingsautoriteiten de (extra) middelen ter beschikking stellen die zij nodig hebben om de toezichthoudende taken uit te voeren die uit de implementatie van het voorgestelde systeem voortvloeien.

30.

En tot slot zou in het kader van dit initiatief moeten worden bepaald dat de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteiten regelmatig op EU-niveau bijeenkomen om hun werkzaamheden te coördineren en de toepassing van deze instrumenten te harmoniseren. Het initiatief zou uitdrukkelijk in deze mogelijkheid moeten voorzien, voor zover in het kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler niet een meer algemeen forum voor gegevensbeschermingsautoriteiten op EU-niveau wordt vastgesteld.

V.   SPECIFIEKE PUNTEN

Definities

31.

Artikel 2 van het initiatief bevat een reeks definities, die ten dele een afspiegeling zijn van de definities in het besluit van de Raad. Vooreerst moet worden onderstreept dat de definities in artikel 2 van het initiatief niet exact overeenkomen met de definities van het besluit van de Raad, en met name van artikel 24 ervan. De wetgever dient de formuleringen van de twee teksten onderling aan te passen om uitvoeringsproblemen te voorkomen.

32.

Ten tweede ontbreekt er een duidelijke definitie van persoonsgegevens, zoals de EDPS reeds in zijn advies over het Prüm-initiatief heeft betreurd (punten 41-43). Deze lacune is des te betreurenswaardiger in de uitvoeringsvoorschriften, die worden voorgesteld op een moment dat reeds duidelijk is dat het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler niet van toepassing zal zijn op het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens, en met name DNA-profielen, voor binnenlands gebruik. De EDPS roept de wetgever derhalve nogmaals op, een duidelijke en inclusieve definitie van persoonsgegevens op te nemen.

33.

In dit verband moet in de uitvoeringsvoorschriften tevens worden verduidelijkt dat de gegevensbeschermingsvoorschriften ook van toepassing zijn op niet-geïdentificeerde DNA-profielen — d.w.z. profielen die nog niet aan een geïdentificeerde persoon zijn gekoppeld. Deze gegevens worden namelijk verzameld, uitgewisseld en onderling vergeleken om ze te kunnen koppelen aan de persoon aan wie ze toebehoren. Aangezien het systeem tot doel heeft de betrokkenen te identificeren en deze gegevens in principe slechts tijdelijk „niet-geïdentificeerd” zullen zijn, moeten de meeste, zo niet alle, bepalingen en garanties op het gebied van persoonsgegevens ook op die gegevens van toepassing zijn (7).

34.

Ook wat de definitie van het „niet-gecodeerde gedeelte van het DNA” (artikel 2, onder e)) betreft, herinnert de EDPS er nogmaals (8) aan dat de mogelijkheid dat bepaalde chromosoomgebieden informatie over gevoelige erfelijke eigenschappen van een organisme bevatten, groter kan worden als gevolg van het voortschrijden van de wetenschap. De definitie van het „niet-gecodeerde gedeelte” moet dus dynamisch zijn en tevens de verplichting bevatten DNA-merkers die als gevolg van het voortschrijden van de wetenschap informatie kunnen verschaffen over specifieke erfelijke eigenschappen, niet langer te gebruiken (9).

Accuraatheid bij geautomatiseerde bevragingen en vergelijkingen

35.

Artikel 8 van het initiatief regelt de geautomatiseerde bevraging en vergelijking van DNA-profielen, en bepaalt in dat verband dat er „alleen” in geautomatiseerde melding van een overeenkomend profiel „wordt voorzien als de geautomatiseerde bevraging of vergelijking een overeenkomst heeft opgeleverd voor een minimumaantal loci”. Dit minimumaantal wordt in hoofdstuk 1 van de bijlage vastgesteld: de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de ter beschikking gestelde DNA-profielen ten minste 6 van de 7 „standaard”-EU-loci bevatten (hoofdstuk 1, punt 1.1, van de bijlage); de vergelijking gebeurt tussen de waarden van de vergeleken loci die zowel in het verzoekende als in het bevraagde DNA-profiel voorkomen (punt 1.2); er is sprake van een overeenkomst indien alle waarden van de vergeleken loci gelijk zijn („volledige overeenkomst”), of indien slechts één waarde verschillend is („bijna-overeenkomst”) (punt 1.2); volledige overeenkomsten en bijna-overeenkomsten worden gemeld (punt 1.3).

36.

Met betrekking tot dit mechanisme wijst de EDPS erop dat de accuraatheid van de overeenkomst een essentiële voorwaarde is. Hoe hoger het aantal overeenkomende loci, hoe kleiner de kans op een valse overeenkomst tussen onderling vergeleken DNA-profielen. De beschikbaarheid en de structuur van DNA-databanken verschillen momenteel echter in de lidstaten van de Europese Unie. In verschillende landen worden andere aantallen en reeksen loci gebruikt. In de bijlage wordt het minimumaantal loci voor een overeenkomst vastgesteld op 6, zonder evenwel informatie te verschaffen over de beoogde foutmarge voor dit systeem. De EDPS wijst er dienaangaande op dat er in vele landen meer loci worden gebruikt om de accuraatheid van de overeenkomsten te vergroten en het aantal valse overeenkomsten te verminderen (10). Om de graad van accuraatheid van het geplande systeem goed te kunnen beoordelen, is het van wezenlijk belang dat informatie wordt verschaft over de beoogde foutmarge per aantal vergeleken loci.

37.

Dit betekent ook dat het minimumaantal loci een essentieel element is, dat derhalve in de tekst van het huidige initiatief, en niet in de bijlage (die, overeenkomstig artikel 18 van het initiatief, door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen en zonder raadpleging van het Parlement kan worden gewijzigd), moet worden vastgesteld, teneinde te voorkomen dat een kleiner aantal loci nadelige gevolgen heeft voor de accuraatheid. Er moet terdege rekening worden gehouden met de mogelijkheid van fouten en valse overeenkomsten, door erin te voorzien dat bijna-overeenkomsten uitdrukkelijk als zodanig worden gemeld (zodat de ontvangende autoriteiten weten dat de desbetreffende overeenkomst minder betrouwbaar is dan een volledige overeenkomst).

38.

Voorts wordt in het initiatief zelf erkend dat bevragingen en vergelijkingen meerdere overeenkomsten kunnen opleveren, zoals uitdrukkelijk is opgenomen in artikel 8 van het initiatief met betrekking tot DNA-profielen en in hoofdstuk 3 (punt 1.2) van de bijlage met betrekking tot gegevens uit kentekenregisters. In al deze gevallen moeten nog meer controles en verificaties plaatsvinden om te achterhalen waarom er een meervoudige overeenkomst is en welke overeenkomst de juiste is voordat persoonsgegevens die op deze overeenkomst gebaseerd zijn verder kunnen worden uitgewisseld.

39.

In diezelfde optiek beveelt de EDPS aan om met name bij de operatoren van de wetshandhavingsdiensten die DNA-vergelijkingen en -bevragingen uitvoeren, het bewustzijn te vergroten dat DNA-profielen geen unieke identificatiemiddelen zijn: zelfs volledige overeenkomsten in een bepaald aantal loci sluiten de mogelijkheid van valse overeenkomsten — d.w.z. de mogelijkheid dat een persoon ten onrechte aan een bepaald DNA-profiel wordt gekoppeld — niet uit. Bij vergelijkingen en bevragingen van DNA-profielen kunnen zich namelijk op verschillende niveaus fouten voordoen: gebrekkige kwaliteit van de DNA-stalen op het moment van afname, mogelijke technische fouten in de DNA-analyse, fouten bij de input van de gegevens, of gewoonweg omwille van een toevallige overeenkomst in de specifieke loci die worden vergeleken. Wat dit laatste punt betreft, zal de foutmarge wellicht toenemen wanneer het aantal loci vermindert en wanneer de databank groter wordt.

40.

Een vergelijkbare redenering geldt voor de accuraatheid van de overeenkomsten tussen vingerafdrukgegevens. In artikel 12 van het initiatief wordt bepaald dat de digitalisering en de verstrekking van dactyloscopische gegevens worden uitgevoerd conform een uniform gegevensformaat als gespecificeerd in hoofdstuk 2 van de bijlage. Voorts moet elke lidstaat erop toezien dat de dactyloscopische gegevens van een voldoende kwaliteit zijn voor een vergelijking door middel van het geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesysteem (AFIS). In hoofdstuk 2 van de bijlage staan meer details over het te gebruiken formaat. De EDPS wijst er daarom op dat de accuraatheid van de overeenkomsten moet worden gewaarborgd en dat het initiatief en de bijbehorende bijlage derhalve moeten zorgen voor een zo groot mogelijke harmonisatie van de verschillende AFIS-systemen die in de lidstaten worden gebruikt, en van de manier waarop deze worden gebruikt, met name wat het percentage weigeringen van valse overeenkomsten betreft. De EDPS is van oordeel dat deze informatie moet worden opgenomen in het handboek dat overeenkomstig artikel 18, lid 2, van het initiatief wordt opgesteld.

41.

Een ander cruciaal element is dat databanken met DNA-gegevens (en vingerafdrukken) precies moeten worden omschreven, omdat zij, afhankelijk van de lidstaat in kwestie, DNA-profielen of vingerafdrukken van verschillende soorten betrokkenen (criminelen, verdachten, andere personen die op de plaats van het misdrijf aanwezig waren, enz.) kunnen bevatten. Ondanks deze verschillen wordt in het huidige initiatief niet omschreven welke soorten databanken de lidstaten zullen gebruiken en bevat de bijlage daartoe nog geen verklaringen. Er zijn bijgevolg overeenkomsten mogelijk tussen DNA-gegevens en vingerafdrukken die tot niet-homogene, en vaak niet-relevante, categorieën betrokkenen behoren.

42.

Volgens de EDPS moet in het initiatief worden gespecificeerd voor welke soorten betrokkenen gegevens worden uitgewisseld en op welke manier de verschillende statussen van de betrokkenen aan de andere lidstaten worden meegedeeld wanneer gegevens worden vergeleken of bevraagd. In het initiatief zou bijvoorbeeld de verplichting kunnen worden opgelegd om in het „matching report” informatie op te nemen over het soort betrokkene waarmee de DNA-gegevens of vingerafdrukken overeenkomen, voor zover de aangezochte autoriteiten over deze informatie beschikken.

Evaluatie van de gegevensuitwisseling

43.

De evaluatie van de gegevensuitwisseling, overeenkomstig artikel 21 van het initiatief en hoofdstuk 4 van de bijlage, is een goede zaak. Deze bepalingen zijn echter uitsluitend op de administratieve, technische en financiële implementatie van geautomatiseerde gegevensuitwisselingen toegespitst; van het evalueren van de uitvoering van de gegevensbeschermingsvoorschriften wordt helemaal geen melding gemaakt.

44.

De EDPS stelt derhalve voor, specifieke nadruk te leggen op de evaluatie van de gegevensbeschermingsaspecten van het uitwisselen van gegevens, met bijzondere aandacht voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden uitgewisseld, de wijze van voorlichting van de betrokkenen, de accuraatheid van de uitgewisselde gegevens en valse overeenkomsten, de verzoeken om toegang tot persoonsgegevens, de bewaartermijnen en de doeltreffendheid van de beveiligingsmaatregelen. De gegevensbeschermingsautoriteiten en -deskundigen moeten op passende wijze hierbij worden betrokken, bijvoorbeeld door deskundigen op het gebied van gegevensbescherming aan de evaluatiebezoeken op grond van hoofdstuk 4 van de bijlage te laten deelnemen, en het in artikel 20 van het initiatief en hoofdstuk 4 van de bijlage bedoelde evaluatieverslag aan de gegevensbeschermingsautoriteiten te laten verstrekken.

Communicatienetwerk en technische aspecten van het systeem

45.

In artikel 4 van het initiatief wordt bepaald dat de elektronische uitwisseling van gegevens geschiedt met gebruikmaking van het „TESTA II”-communicatienetwerk. In dit verband wordt op bladzijde 76, punt 54, van de bijlage gesteld dat het systeem voldoet aan de gegevensbeschermingsaspecten opgenomen in Verordening (EG) nr. 45/2001 (artikelen 21, 22 en 23) en Richtlijn 95/46/EG. De EDPS beveelt aan deze informatie te verduidelijken, onder meer wat de rol van de communautaire instellingen in het systeem betreft. In dit verband moet volledig rekening worden gehouden met de toezichthoudende en adviserende rol van de EDPS uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001.

46.

Zodra de bijlage is voltooid en deze alle details en verklaringen ter verduidelijking van de kenmerken van de systemen bevat, zal de EDPS voorts bekijken of hij nog advies zal uitbrengen over de meer technische aspecten van het systeem.

VI.   CONCLUSIES

De EDPS beveelt aan dat het initiatief en de bijbehorende bijlage open worden besproken en dat daadwerkelijk wordt geprofiteerd van de bijdrage van alle institutionele actoren, waarbij ook rekening wordt gehouden met de rol van volwaardig medewetgever die het Europees Parlement zal bekleden wanneer het Hervormingsverdrag — dat op 13 december 2007 in Lissabon is ondertekend — in werking treedt.

De EDPS roept de wetgever op ervoor te zorgen dat, conform artikel 30, lid 1, onder b), van het EU-Verdrag, een duidelijk, doeltreffend en alomvattend juridisch kader voor gegevensbescherming — dat de verschillende rechtsinstrumenten met algemene bepalingen en specifieke garanties combineert — tot stand wordt gebracht voordat het huidige initiatief in werking treedt.

In dat licht stelt de EDPS nogmaals dat de besluiten van de Raad met betrekking tot Prüm-aangelegenheden niet in werking zouden mogen treden zolang de lidstaten geen algemeen kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler hebben geïmplementeerd, dat als „lex generalis” zou fungeren, en dat de bepalingen van het Prüm-initiatief die voor specifieke garanties en op maat gemaakte striktere normen moeten zorgen, als aanvulling daarop dienen te worden toegepast.

De wetgever moet tevens verduidelijken dat de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen met betrekking tot DNA-gegevens, vingerafdrukken en gegevens uit kentekenregisters in hoofdstuk 6 van het Prüm-initiatief niet alleen op de uitwisseling van deze gegevens van toepassing zijn, maar ook op het verzamelen, opslaan en in eigen land verwerken ervan, alsook op het verstrekken van andere persoonsgegevens in het kader van het besluit van de Raad.

De EDPS beveelt aan de transparantie van de maatregelen te verbeteren, door zo spoedig mogelijk een definitieve versie van de bijlage voor te leggen en in mechanismen te voorzien voor het voorlichten van de burgers over de kenmerken van de systemen en over hun rechten en de manier waarop zij deze kunnen uitoefenen.

De EDPS verzoekt de wetgever, bij de verdere behandeling van het huidige initiatief terdege rekening te houden met de reikwijdte van het systeem en ervoor te zorgen dat het systeem niet aan doeltreffendheid inboet wanneer het aantal deelnemende lidstaten groter wordt. In de uitvoeringsvoorschriften dienen met name specifieke formaten voor het verstrekken van gegevens te worden vastgesteld, waarbij ook rekening wordt gehouden met taalverschillen, en de accuraatheid van de gegevensuitwisseling moet permanent worden gecontroleerd.

De EDPS beveelt aan de wezenlijke adviserende rol van de gegevensbeschermingsautoriteiten uitdrukkelijk te onderkennen in de artikelen betreffende de wijziging van de uitvoeringsvoorschriften en de bijbehorende bijlagen (artikel 18), betreffende de uitvoering van de gegevensbeschermingsvoorschriften door de lidstaten (artikel 20), en betreffende de evaluatie van de gegevensuitwisseling (artikel 21). Verder zou er in het kader van dit initiatief voor moeten worden gezorgd dat de lidstaten de gegevensbeschermingsautoriteiten de (extra) middelen ter beschikking stellen die zij nodig hebben om de toezichthoudende taken uit te voeren die uit de implementatie van het voorgestelde systeem voortvloeien, alsmede dat de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteiten regelmatig op EU-niveau bijeenkomen om hun werkzaamheden te coördineren en de toepassing van deze instrumenten te harmoniseren.

De EDPS roept de wetgever nogmaals op, een duidelijke en inclusieve definitie van persoonsgegevens op te nemen. In dit verband moet in de uitvoeringsvoorschriften tevens worden verduidelijkt dat de gegevensbeschermingsvoorschriften ook van toepassing zijn op niet-geïdentificeerde DNA-profielen — d.w.z. profielen die nog niet aan een geïdentificeerde persoon zijn gekoppeld. De EDPS herinnert er nogmaals aan dat de definitie van het „niet-gecodeerde gedeelte” dynamisch moet zijn, en tevens de verplichting moet bevatten DNA-merkers die als gevolg van het voortschrijden van de wetenschap, informatie kunnen verschaffen over specifieke erfelijke kenmerken, niet langer te gebruiken.

De EDPS beveelt aan om bij geautomatiseerde bevragingen en vergelijkingen terdege rekening te houden met de accuraatheid van de overeenkomsten.

Dit betekent dat, wat vergelijkingen en bevragingen van DNA-gegevens betreft, informatie moet worden verschaft over de beoogde foutmarge per aantal vergeleken loci, dat bijna-overeenkomsten uitdrukkelijk als zodanig moeten worden gemeld, dat in het geval van meervoudige overeenkomsten verdere controles moeten worden verricht en dat het bewustzijn moet worden vergroot dat DNA-profielen geen unieke identificatiemiddelen zijn. Wat vingerafdrukken betreft, moet het initiatief zorgen voor een zo groot mogelijke harmonisatie van de verschillende AFIS-systemen die in de lidstaten worden gebruikt, en van de manier waarop deze worden gebruikt, met name wat het percentage weigeringen van valse overeenkomsten betreft.

Voorts moeten databanken met DNA-gegevens en vingerafdrukken precies worden omschreven, omdat zij, afhankelijk van de lidstaat in kwestie, DNA-profielen of vingerafdrukken van verschillende soorten betrokkenen kunnen bevatten. In het initiatief moet worden gespecificeerd voor welke soorten betrokkenen gegevens worden uitgewisseld en op welke manier de verschillende statussen van de betrokkenen aan de andere lidstaten worden meegedeeld wanneer gegevens worden vergeleken of bevraagd.

De EDPS stelt voor, specifieke nadruk te leggen op de evaluatie van de gegevensbeschermingsaspecten van het uitwisselen van gegevens, met bijzondere aandacht voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden uitgewisseld, de wijze van voorlichting van de betrokkenen, de accuraatheid van de uitgewisselde gegevens en valse overeenkomsten, de verzoeken om toegang tot persoonsgegevens, de bewaartermijnen en de doeltreffendheid van de beveiligingsmaatregelen. De gegevensbeschermingsautoriteiten en -deskundigen moeten op passende wijze hierbij worden betrokken.

De EDPS beveelt aan het gebruik van het „TESTA II”-communicatienetwerk en de naleving van Verordening (EG) nr. 45/2001 door dit systeem te verduidelijken, onder meer wat de rol van de communautaire instellingen in het systeem betreft.

Brussel, 19 december 2007.

Peter HUSTINX

Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB C 267 van 9.11.2007, blz. 4.

(2)  De bijlage is nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt, maar is algemeen toegankelijk in het Raadsregister onder documentnummer 11045/1/07 REV 1 ADD 1.

(3)  PB C 169 van 21.7.2007, blz. 2.

(4)  Zie, meer recentelijk, de punten 57 tot en met 76 van het advies van de EDPS over het Verdrag van Prüm, en punt 14 van het derde advies van de EDPS van 27 april 2007 betreffende het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB C 139 van 23.6.2007, blz. 1).

(5)  De meest recente versie van dit voorstel is in het Raadsregister beschikbaar onder documentnummer 16397/07.

(6)  Wat dit laatste punt betreft, moet de tekst van artikel 27 ter van de meest recente versie van het ontwerp-kaderbesluit over gegevensbescherming in de derde pijler zorgvuldig worden bekeken en besproken.

(7)  Wat de toepasbaarheid van gegevenbeschermingsbepalingen op DNA-profielen betreft, zie artikel 29 van advies nr. 4/2007 van de groep van 20 juni 2007 over het concept persoonsgegevens — WP 136, blz. 8-9; datzelfde advies bevat tevens verduidelijkingen over het analoge geval van de toepasbaarheid van gegevensbeschermingsbepalingen op dynamische IP-adressen — blz. 16-17.

(8)  Zie ook het advies van de EDPS van 28 februari 2006 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel (COM(2005) 490 def.), punten 58-60 (PB C 116 van 17.5.2006).

(9)  Zie, in diezelfde zin, bijlage I van de resolutie van de Raad van 25 juni 2001 inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten (PB C 187 van 3.7.2001, blz. 1).

(10)  Zo heeft het UK in zijn nationale DNA-databank het aantal loci dat voor DNA-profielen wordt gebruikt, verhoogd van 6 tot 10, onder meer om de betrouwbaarheid van het systeem te vergroten.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/8


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5024 — Tui/Royal Caribbean Cruises/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 89/02)

Op 7 maart 2008 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32008M5024. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/9


Wisselkoersen van de euro (1)

9 april 2008

(2008/C 89/03)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,5726

JPY

Japanse yen

161,36

DKK

Deense kroon

7,4602

GBP

Pond sterling

0,79770

SEK

Zweedse kroon

9,3622

CHF

Zwitserse frank

1,5935

ISK

IJslandse kroon

112,84

NOK

Noorse kroon

7,9410

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,098

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

253,30

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6969

PLN

Poolse zloty

3,4551

RON

Roemeense leu

3,6695

SKK

Slowaakse koruna

32,402

TRY

Turkse lira

2,0295

AUD

Australische dollar

1,6941

CAD

Canadese dollar

1,6022

HKD

Hongkongse dollar

12,2513

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9766

SGD

Singaporese dollar

2,1696

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 535,49

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

12,3024

CNY

Chinese yuan renminbi

11,0109

HRK

Kroatische kuna

7,2650

IDR

Indonesische roepia

14 483,65

MYR

Maleisische ringgit

4,9985

PHP

Filipijnse peso

65,499

RUB

Russische roebel

37,0300

THB

Thaise baht

49,940

BRL

Braziliaanse real

2,6645

MXN

Mexicaanse peso

16,6035


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/10


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2008/C 89/04)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 8 december 2003 (2) is het de lidstaten en de landen die met de Gemeenschap een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij voor circulatie bestemde euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, op voorwaarde dat per land maximaal één munt per jaar wordt uitgegeven en dat daarvoor altijd het muntstuk van 2 euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde euromunten, maar hebben aan de nationale voorzijde een speciaal herdenkingssymbool.

Uitgevende staat: Italiaanse Republiek

Onderwerp van de herdenkingsmunt: 60e verjaardag van de Universele Verklaring van de rechten van de mens

Beschrijving van het ontwerp: In het binnenste gedeelte van de munt zijn een man en een vrouw afgebeeld met een olijftak, een korenaar, een tandrad en prikkeldraad, die symbool staan voor het recht op vrede, voedsel, werk en vrijheid. Voorts is het cijfer „60o” te zien in de vorm van een ketting bestaande uit gebroken ringen. In het midden de initialen „RI” van de uitgevende staat, links het jaartal 2008, rechts de initialen „MCC” van ontwerpster Maria Carmela Colaneri en het muntteken „R” en onder een cartouche met het opschrift „DIRITTI UMANI”.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage: 5 miljoen munten

Verwachte datum van uitgifte: April 2008

Randschrift: 2 ★, zesmaal herhaald, afwisselend rechtop en ondersteboven.


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1 voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 8 december 2003 inzake de wijziging van het ontwerp van de nationale voorzijde van euromuntstukken. Zie ook de aanbeveling van de Commissie van 29 september 2003 inzake een gemeenschappelijke werkwijze voor wijziging van het ontwerp van de nationale voorzijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 264 van 15.10.2003, blz. 38).


10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/11


Nieuwe nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

(2008/C 89/05)

Image

Voor circulatie bestemde euromunten hebben in de gehele eurozone de status van wettig betaalmiddel. Om zowel degenen die beroepsmatig met euromunten omgaan als het grote publiek op de hoogte te houden, publiceert de Commissie alle nieuwe ontwerpen van euromunten (1). Volgens de conclusies van de Raad van 8 december 2003 (2) is het de lidstaten en de landen die met de Gemeenschap een monetaire overeenkomst hebben gesloten volgens welke zij voor circulatie bestemde euromuntstukken mogen uitgeven, toegestaan een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euroherdenkingsmunten uit te geven, op voorwaarde dat per land maximaal één munt per jaar wordt uitgegeven en dat daarvoor altijd het muntstuk van twee euro wordt gebruikt. Deze munten hebben dezelfde technische kenmerken als gewone voor circulatie bestemde euromunten, maar hebben aan de nationale voorzijde een speciaal herdenkingssymbool.

Uitgevende staat: Republiek San Marino

Onderwerp van de herdenkingsmunt: Europees Jaar van de interculturele dialoog 2008

Beschrijving van het ontwerp: In het binnenste gedeelte van de munt zijn de verschillende culturen van de vijf continenten afgebeeld die op het Europese continent voorkomen. Deze culturen worden gesymboliseerd door vijf menselijke silhouetten en de heilige geschriften van de diverse gemeenschappen. Het geheel wordt gecompleteerd door de boogvormige inscriptie „SAN MARINO” met daaronder het jaartal 2008 aan de bovenzijde en de boogvormige inscriptie „ANNO EUROPEO DEL DIALOGO INTERCULTURALE” en de initialen „E.L.F.” van ontwerper Ettore Lorenzo Frapiccini aan de onderzijde, met links daarvan het muntteken „R”.

Langs de buitenrand van de munt zijn de twaalf sterren van de Europese vlag afgebeeld.

Oplage: 130 000 munten

Datum van uitgifte: April 2008

Randschrift: 2 ★, zesmaal herhaald, afwisselend rechtop en ondersteboven.


(1)  Zie PB C 373 van 28.12.2001, blz. 1 voor een overzicht van alle nationale zijden die in 2002 zijn uitgegeven.

(2)  Zie de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 8 december 2003 inzake de wijziging van het ontwerp van de nationale voorzijde van euromuntstukken. Zie ook de aanbeveling van de Commissie van 29 september 2003 inzake een gemeenschappelijke werkwijze voor wijziging van het ontwerp van de nationale voorzijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 264 van 15.10.2003, blz. 38).


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/12


Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op nationale regionale investeringssteun

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 89/06)

Nummer van de steunmaatregel

XR 8/07

Lidstaat

Italië

Regio

Friuli Venezia Giulia

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad hoc-steun ontvangt

Fondo di rotazione per iniziative economiche

Rechtsgrondslag

Delibera del Comitato di Gestione del F.R.I.E. del 20.12.2006«Criteri operativi del Comitato F.R.I.E.»

Type maatregel

Steunregeling

Voorziene jaarlijkse uitgaven

4 mln EUR

Maximale steunintensiteit

15 %

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

28.11.2007

Looptijd

31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren komen voor regionale investeringssteun in aanmerking

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Comitato di Gestione del Fondo di Rotazione per Iniziative Economiche

Via Locchi, 19

I-34123 Trieste

Tel. (39) 040 319 75 09

frie@mediocredito.fvg.it

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

www.frie.it

Andere informatie


Nummer van de steunmaatregel

XR 11/07

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Regio

Northern Ireland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad hoc-steun ontvangt

Selective Financial Assistance (SFA) for Northern Ireland

Rechtsgrondslag

Industrial Development Order (NI) 1982 amended by the Industrial Development Act (NI) 2002

Type maatregel

Steunregeling

Voorziene jaarlijkse uitgaven

100 mln GBP

Maximale steunintensiteit

30 %

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.1.2007

Looptijd

31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren komen voor regionale investeringssteun in aanmerking

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Invest Northern Ireland

Bedford Square

Bedford Street

Belfast

BT2 7EH

United Kingdom

Tel. (44-28) 90 69 82 76

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

www.investni.com/selective_financial_assistance_guidelines.pdf

www.investni.com/selective_financial_assistance_guidelines_from_Invest_NI.pdf

Andere informatie


Nummer van de steunmaatregel

XR 181/07

Lidstaat

Polen

Regio

Śląskie

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad hoc-steun ontvangt

Uchwała nr 157/XIV/2007 Rady Miasta Częstochowy z dnia 27 sierpnia 2007 roku w sprawie zwolnienia z podatku od nieruchomości w ramach pomocy regionalnej na wspieranie nowych inwestycji lub tworzenie nowych miejsc pracy związanych z nową inwestycją

Rechtsgrondslag

Art. 7 ust. 3 ustawy z dnia 12 stycznia 1991 r. o podatkach i opłatach lokalnych (tekst jednolity Dz.U. z 2006 r. nr 121, poz. 844, póź. zm.).

Uchwała nr 157/XIV/2007 Rady Miasta Częstochowy z dnia 27 sierpnia 2007 roku w sprawie zwolnienia z podatku od nieruchomości w ramach pomocy regionalnej na wspieranie nowych inwestycji lub tworzenie nowych miejsc pracy związanych z nową inwestycją

Type maatregel

Steunregeling

Voorziene jaarlijkse uitgaven

2,55 mln PLN

Maximale steunintensiteit

40 %

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.10.2007

Looptijd

31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren komen voor regionale investeringssteun in aanmerking

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Prezydent Miasta Częstochowy

ul. Śląska 11/13

PL-42-217 Częstochowa

Tel. (48-34) 370 74 34

fk@czestochowa.um.gov.p

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

http://www.czestochowa.pl/finanse/podatki/folder.2005-05-13.6743631605/document.2007-10-02.1512175857

Andere informatie


10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/14


Opheffing door Frankrijk van de openbaredienstverplichtingen voor de geregelde luchtdiensten tussen Clermont-Ferrand en Lyon, Clermont-Ferrand en Marseille en Clermont-Ferrand en Nice

(2008/C 89/07)

Frankrijk heeft besloten tot opheffing van de openbaredienstverplichtingen voor de geregelde luchtdiensten op de verbindingen tussen:

Clermont-Ferrand en Lyon (Saint-Exupéry, voordien Satolas);

Clermont-Ferrand en Marseille;

Clermont-Ferrand en Nice;

zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 350 van 30 december 1995.


10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/15


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad

(2008/C 89/08)

Opheffing door Italië van de openbaredienstverplichtingen voor geregelde luchtdiensten op de route Cuneo Levaldigi-Rome Fiumicino.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad heeft de Italiaanse overheid besloten tot opheffing, met ingang van 29 februari 2008, van de openbaredienstverplichtingen die zijn opgelegd voor de route Cuneo Levaldigi-Rome Fiumicino en v.v. als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 228 van 28 september 2007.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/16


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5101 — OJSC Novolipetsk Steel/Novexco/Novex Trading)

Zaak die in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 89/09)

1.

Op 1 april 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat NLMK International BV („NLMK International”, Nederland), die onder zeggenschap staat van OJSC Novolipetsk Steel („OJSC”, Rusland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Novexco (Cyprus) Limited („Novexco”, Cyprus) en Novex Trading (Swiss) SA („Novex Trading”, Zwitserland) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor OJSC Novolipetsk: internationaal verticaal geïntegreerd concern actief in de productie en verwerking van staal;

voor Novexco: staalhandelsonderneming;

voor Novex Trading: staalhandelsonderneming.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) moet worden opgemerkt dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5101 — OJSC Novolipetsk Steel/Novexco/Novex Trading, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/17


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5004 — GALP Energia España/Agip España)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 89/10)

1.

Op 3 april 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming GALP Energia España SAU („GALP España”, Spanje), die deel uitmaakt van de GALP Energia Group („GALP”, Portugal), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Agip España SAU („Agip España”, Spanje) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor GALP España: groot- en detailhandel in geraffineerde olieproducten in Spanje;

voor GALP: een verticaal geïntegreerde energieonderneming;

voor Agip España: groot- en detailhandel in geraffineerde olieproducten in Spanje en Portugal.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5004 — GALP Energia España/Agip España, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


Rectificaties

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/18


Rectificatie van de aanbeveling van de Commissie van 31 maart 2008 betreffende een intensievere administratieve samenwerking ten aanzien van de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

( Publicatieblad van de Europese Unie C 85 van 4 april 2008 )

(2008/C 89/11)

Op de omslag en op bladzijde 1, in de titel:

in plaats van:

„31 maart 2008”,

te lezen:

„3 april 2008”.

Bladzijde 3:

in plaats van:

„Gedaan te Brussel, 31 maart 2008”,

te lezen:

„Gedaan te Brussel, 3 april 2008”.