ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 73

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
19 maart 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Raad

2008/C 073/01

Advies van de Raad van 4 maart 2008 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2007-2010

1

2008/C 073/02

Advies van de Raad van 4 maart 2008 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2007-2011

6

2008/C 073/03

Advies van de Raad van 4 maart 2008 over het stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2007-2011

10

2008/C 073/04

Advies van de Raad van 4 maart 2008 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland voor de periode 2007-2011

14

2008/C 073/05

Advies van de Raad van 4 maart 2008 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Letland voor de periode 2007-2010

18

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2008/C 073/06

Besluit van de Raad van 17 maart 2008 houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

23

 

Commissie

2008/C 073/07

Wisselkoersen van de euro

24

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2008/C 073/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5125 — Marel/SFS) ( 1 )

25

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2008/C 073/09

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Raad

19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/1


ADVIES VAN DE RAAD

van 4 maart 2008

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2007-2010

(2008/C 73/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 4 maart 2008 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2007-2010 behandeld.

(2)

Sinds 2003 is er sprake van een krachtige reële bbp-groei van ruim 6 % per jaar, terwijl er grote externe tekorten zijn ontstaan. Het overheidssaldo is dan ook opgelopen van bijna nul tot een overschot van ruim 3 % van het bbp in 2006, waarbij sinds 2003 een anticyclische of vrijwel neutrale begrotingskoers wordt gevolgd. Tegelijkertijd is er binnen de context van de currency board een accommoderend monetair beleid gevoerd. De krachtige economische groei ging vergezeld van tekenen van oververhitting en toenemende macro-economische onevenwichtigheden, die tot uiting kwamen in een aanzwellend extern tekort, een wederom versnellende groei van het bankkrediet en een oplopende inflatie.

De grote externe tekorten in Bulgarije weerspiegelen echter tot op grote hoogte een forse stijging van de investeringen die wordt gevoed door een aanzienlijke instroom van directe buitenlandse investeringen (DBI). De inflatie is hoofdzakelijk teweeggebracht door een door externe factoren veroorzaakte stijging van de levensmiddelen- en energieprijzen. Er heeft zich bij een fors dalende werkloosheid evenwel een verkrapping van de arbeidsmarkt voorgedaan, en in 2007 was er voorts sprake van een sterke versnelling van de loonstijging, die voor het eerst in jaren duidelijk hoger lag dan de productiviteitsgroei. Indien deze ontwikkelingen doorzetten, kunnen ze het concurrentievermogen uithollen en twijfel doen rijzen over de duurzaamheid van de krachtige groei, ook al is, dankzij een gematigde stijging van de reële lonen tot en met 2006 en geaccumuleerde productiviteitsstijgingen sinds 1998, het kostenconcurrentievermogen voor een groot deel in stand gebleven. Vooruitblikkend staat Bulgarije voor de uitdaging deze onevenwichtigheden aan te pakken en tegelijkertijd betere voorwaarden voor een duurzaam inhaalproces te scheppen door het behoedzame begrotingsbeleid en de loonmatiging voort te zetten, de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren, de stabiliteit van de financiële sector te waarborgen en de structurele hervormingen te intensiveren.

(3)

Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal de reële bbp-groei, die in 2007 6,4 % bedroeg, tijdens de rest van de programmaperiode aantrekken tot gemiddeld 6,7 %. Afgaande op de thans beschikbare informatie (2) lijkt dit scenario van vrij plausibele groeihypothesen uit te gaan, al zijn deze vooral naar het einde van de programmaperiode toe enigszins optimistisch. De groeiramingen van de binnenlandse vraag, en met name van de investeringen, lijken voor de laatste programmajaren immers aan de hoge kant. Tegen de achtergrond van een krachtige reële bbp-groei zou volgens het programma bij een vrij hoog blijvende inflatie slechts beperkte vooruitgang worden geboekt op het gebied van de nominale convergentie. Bovendien lijken de inflatieprognoses in 2009 en 2010 aan de lage kant, gezien de voorspelde aanhoudende loondruk en de geplande verhoging van de accijnzen op tabak. Hoewel de samenstelling van de groei naar verwachting iets evenwichtiger zal worden wegens de hogere exportgroei, zou het externe tekort verder toenemen en in 2008 een hoogtepunt bereiken van 20,75 % van het bbp, een raming die in het licht van de recente ontwikkelingen algemeen genomen aannemelijk lijkt.

(4)

Het overheidsoverschot voor 2007 wordt in de meest recente actualisering van het programma op 3,1 % van het bbp geraamd, terwijl in het convergentieprogramma van januari 2007 een streefcijfer van 0,8 % van het bbp werd gehanteerd. Deze meevallende budgettaire ontwikkeling is volledig toe te schrijven aan hoger dan verwachte inkomsten, terwijl de uitgaven niet volledig onder controle werden gehouden. De aanvankelijk voorgenomen bezuinigingen van 10 % op de gebudgetteerde lopende uitgaven exclusief rentelasten zijn niet gerealiseerd en in december 2007 is een programma van aanvullende uitgaven (vooral voor infrastructuur) van ongeveer 2,25 % van het bbp goedgekeurd. Voorts zijn de pensioenen in 2007 tweemaal met 10 % opgetrokken, hetgeen meer is dan de 8,5 % die uit de bestaande indexatieformule voortvloeit. Ten slotte begint de loondruk zich ook in de overheidssector te doen gevoelen: in de tweede helft van het jaar is de loonstijging in de openbare sector duidelijk versneld. Alles samen kan het hoger dan geplande begrotingsoverschot in 2007 evenwel worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met de in het advies van de Raad van 27 maart 2007 over het convergentieprogramma van januari 2007 (3) geformuleerde aanbeveling. In het licht van de krachtig blijvende groei van de ontvangsten kan het feitelijke begrotingsresultaat in 2007 zelfs nog beter uitvallen dan in het programma wordt aangenomen.

(5)

De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie voor de middellange termijn bestaat erin gedurende de gehele programmaperiode een neutraal begrotingsbeleid te voeren. Bij de in het programma gepresenteerde middellangetermijndoelstelling (MTD) is van het vasthouden van een structureel budgettair evenwicht (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) overgestapt naar het nastreven van een overschot van 1,5 % van het bbp. Deze nieuwe doelstelling zou gedurende de gehele programmaperiode worden gehaald. Hoewel de door de Raad in zijn advies over het oorspronkelijke programma onderschreven MTD reeds ambitieuzer was dan door het pact wordt voorgeschreven, wordt de aanzienlijke opwaartse herziening in het programma gerechtvaardigd door de toenemende externe onevenwichtigheden, de aantrekkende inflatie en de verwachte gevolgen van de vergrijzing. Het overheidsoverschot en het primaire overschot zouden gedurende de gehele programmaperiode stabiel blijven op respectievelijk ongeveer 3 % en 4 % van het bbp. Volgens het programma zou zowel de ontvangsten- als de uitgavenquote tijdens de programmaperiode met circa 1,75 procentpunt toenemen, waarbij de aanpassing vooral in 2008 zou plaatsvinden. Wat de ontvangstenzijde betreft, wordt in het programma uitgegaan van een toename van de „overige ontvangsten” met 2,25 % van het bbp. Deze toename zou vooral voortvloeien uit een stijging van de EU-overdrachten tijdens de programmaperiode.

Verwacht wordt dat de belastingontvangsten in 2008 met 1,25 % van het bbp zullen toenemen als gevolg van een verhoging van bepaalde accijnstarieven, een betere naleving van de belastingwetgeving en een gunstige samenstelling van de groei. Aangenomen wordt dat de invoering van één enkel vast tarief voor de personenbelasting volledig zal worden gefinancierd door een verdere terugdringing van de informele economie en de afschaffing van bepaalde belastingvoordelen. In 2009 en 2010 zouden de belastingontvangsten en de socialezekerheidsbijdragen een lichte daling te zien geven. Ook in 2008 zullen de socialezekerheidsbijdragen naar verwachting met 1 % van het bbp teruglopen als gevolg van een verlaging van de bijdragepercentages, die evenwel grotendeels zou worden gecompenseerd door een verbreding van de bijdragegrondslag. Aan de uitgavenzijde zou volgens het programma gedurende de programmaperiode een ingrijpende herstructurering plaatsvinden, waarbij de kapitaaluitgaven met ongeveer 2 % van het bbp zouden stijgen (steeds meer met behulp van EU-overdrachten gefinancierd) en de „overige uitgaven” met circa 1,5 % van het bbp zouden toenemen. Deze stijgingen zouden ten dele ongedaan worden gemaakt door lagere rente-uitgaven, lagere sociale overdrachten en een verlaging van de loonkosten van de overheid dankzij de geplande vermindering van de werkgelegenheid in de openbare sector. Op basis van het beter dan verwachte begrotingsresultaat voor 2007 zijn de huidige begrotingsdoelstellingen veel ambitieuzer dan in het programma van januari 2007, mede tegen de achtergrond van enigszins gunstiger economische vooruitzichten.

(7)

De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken over het algemeen in evenwicht te zijn. Vooral in het licht van de toenemende externe en interne onevenwichtigheden kan het macro-economische scenario aan bepaalde risico's onderhevig zijn. Bovendien zijn de ontvangstenprognoses voor 2008 met enige onzekerheid omgeven als gevolg van de invoering van één enkel vast tarief voor de personenbelasting. Tegenover deze risico's staan een zeer goede staat van dienst als het gaat om de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen en buffers aan de uitgavenzijde omdat in de begroting een reserve voor onvoorziene uitgaven is opgenomen. Bovendien is de voor 2009 en 2010 verwachte daling van de belastingontvangsten niet geheel in overeenstemming met het onderliggende groeiscenario, zodat deze ontvangsten hoger kunnen uitvallen dan gepland.

(8)

Gezien deze risico-analyse zou de begrotingskoers van het programma er dus voor zorgen dat de MTD in de gehele programmaperiode ruimschoots wordt vastgehouden. Het begrotingsbeleid zoals dat uit het programma naar voren komt, is de gehele periode in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. Dankzij het voorgenomen neutrale begrotingsbeleid zou worden vermeden dat de bestaande binnenlandse en externe macro-economische onevenwichtigheden nog toenemen. Gezien de beperkte werkingssfeer van het monetair beleid in het kader van de currency board, kan tot een vermindering van de onevenwichtigheden worden bijgedragen door eventuele meevallers aan de inkomstenzijde opzij te zetten.

(9)

Aangezien het EPC/de Commissie voor de andere lidstaten wel, maar voor Bulgarije geen langetermijnprojecties van leeftijdsgerelateerde uitgaven op basis van de gemeenschappelijke macro-economische hypothesen hebben opgesteld, is geen vergelijkbare, grondige beoordeling mogelijk van de gevolgen van de vergrijzing in Bulgarije. Hoewel gezien de huidige demografische opbouw niet kan worden uitgesloten dat de gevolgen ervan voor de uitgaven aanzienlijk zullen zijn, levert de begrotingssituatie in 2007, die door een fors structureel overschot wordt gekenmerkt, een aanzienlijke bijdrage tot de vermindering van de reeds lage schuld. Door de primaire overschotten op middellange termijn op een hoog niveau te houden, zouden de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën deels kunnen worden ondervangen.

(10)

Het convergentieprogramma lijkt grotendeels aan te sluiten bij het nationale hervormingsprogramma van maart 2007 en het uitvoeringsverslag van oktober 2007. Met name de begrotingsstrategie en de voorgenomen maatregelen ter bevordering van de kwaliteit van de overheidsuitgaven, onder andere door meer gebruik te maken van programmabudgettering, sporen volledig met de prioriteiten die in het nationale hervormingsprogramma zijn genoemd. Er zijn echter weinig concrete maatregelen gepland om de doelmatigheid en de kwaliteit van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg te verbeteren. In de actualisering lijkt rekening te zijn gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geplande hervormingen voor de openbare financiën. Hiermee wordt met name gedoeld op de voorgenomen verhoging van de infrastructuurinvesteringen. De actualisering bevat echter vrij weinig informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten van essentiële maatregelen, zoals die welke met de versterking van de bestuurlijke capaciteit of het actieve arbeidsmarktbeleid verband houden.

(11)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma bijna alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (4).

De algemene conclusie luidt dat met het programma wordt beoogd gedurende de gehele periode een solide begrotingssituatie te handhaven, aangezien het de bedoeling is hoge overheidsoverschotten te blijven boeken. De begrotingsdoelstellingen lijken aannemelijk. In het programma is de MTD aanzienlijk naar boven herzien: in plaats van naar een structureel budgettair evenwicht wordt gestreefd naar een overschot van 1,5 % van het bbp, dat gedurende de gehele programmaperiode ruimschoots zal worden gehaald. Om de macro-economische stabiliteit en het inhaalproces tegen een achtergrond van toenemende externe onevenwichtigheden en een hoge inflatie te bestendigen, dient het strikte begrotingsbeleid te worden voortgezet, moet de kwaliteit van de overheidsuitgaven, met inbegrip van die voor gezondheidszorg, en van de begrotingsinstellingen verder worden verbeterd en dient een loonbeleid voor de overheidssector te worden gevoerd dat bijdraagt tot een algemene loonmatiging die aansluit bij de productiviteitswinsten.

Gezien bovenstaande beoordeling en ook gezien de noodzaak een duurzame convergentie te bewerkstelligen, wordt Bulgarije verzocht om:

i)

een procyclisch begrotingsbeleid te blijven vermijden en aldus een bijdrage te leveren tot het indammen van de bestaande externe onevenwichtigheden, met name door eventuele budgettaire meevallers opzij te zetten en de uitgavengroei in toom te houden;

ii)

het beleid dat de inflatoire druk moet beteugelen aan te scherpen, onder meer door een behoedzaam loonbeleid voor de openbare sector te voeren en aldus tot de loonmatiging bij te dragen;

iii)

de doelmatigheid van de overheidsuitgaven verder te vergroten, met name door volledig op programmabudgettering over te stappen, de bestuurlijke capaciteit te versterken en hervormingen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in de gezondheidszorg door te voeren.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2006

2007

2008

2009

2010

Reëel bbp

(verandering in %)

CP dec 2007

6,1

6,4

6,4

6,8

6,9

COM nov 2007

6,1

6,3

6,0

6,2

n.b.

CP jan 2007

5,9

5,9

6,2

6,1

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP dec 2007

7,4

7,2

6,9

4,4

3,7

COM nov 2007

7,4

7,1

7,3

5,8

n.b.

CP jan 2007

7,4

4,0

3,0

3,0

n.b.

Output gap (5)

(% van het potentiële bbp)

CP dec 2007

0,8

0,6

0,0

– 0,4

– 0,2

COM nov 2007 (6)

1,1

0,7

– 0,1

– 0,6

n.b.

CP jan 2007

0,1

– 0,4

– 0,8

– 1,0

n.b.

Financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

CP dec 2007

– 15,0

– 19,9

– 20,7

– 19,5

– 18,6

COM nov 2007

– 15,0

– 17,0

– 16,0

– 15,8

n.b.

CP jan 2007

– 14,1

– 13,6

– 12,8

– 12,4

n.b.

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP dec 2007

3,2

3,1

3,0

3,0

3,0

COM nov 2007

3,2

3,0

3,1

3,1

n.b.

CP jan 2007

3,2

0,8

1,5

1,5

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

CP dec 2007

4,6

4,3

4,0

4,0

4,0

COM nov 2007

4,6

4,1

4,1

4,0

n.b.

CP jan 2007

4,6

2,2

2,8

2,7

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (5)

(% van het bbp)

CP dec 2007

2,9

2,9

3,0

3,1

3,1

COM nov 2007

2,9

2,8

3,1

3,3

n.b.

CP jan 2007

3,2

1,0

1,9

2,0

n.b.

Structureel saldo (7)

(% van het bbp)

CP dec 2007

2,9

2,9

3,0

3,1

3,1

COM nov 2007

2,9

2,9

3,1

3,3

n.b.

CP jan 2007

3,2

1,0

1,9

2,0

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

CP dec 2007

22,8

19,8

18,3

17,4

16,9

COM nov 2007

22,8

19,3

15,9

12,9

n.b.

CP jan 2007

25,3

22,7

22,3

21,1

n.b.

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie en met de beoordeling door de Commissie van het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma.

(3)  PB C 89 van 24.4.2007, blz. 11.

(4)  Er is met name geen informatie verstrekt over eenmalige maatregelen in 2007 en sommige gegevens over de houdbaarheid op lange termijn ontbreken.

(5)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie. Het in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie voorkomende conjunctuurgezuiverde saldo is herberekend naar aanleiding van een herziening van de conjunctuurgevoeligheid van de begroting van Bulgarije.

(6)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 6,2 %, 6,7 %, 6,8 % en 6,8 % in de periode 2006-2009.

(7)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. Het meest recente programma bevat geen informatie over eenmalige en andere tijdelijke maatregelen; volgens de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie vertegenwoordigden zij in 2007 0,1 % van het bbp (overschotverminderend effect). Het in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie voorkomende structurele saldo is herberekend naar aanleiding van een herziening van de conjunctuurgevoeligheid van de begroting van Bulgarije.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/6


ADVIES VAN DE RAAD

van 4 maart 2008

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2007-2011

(2008/C 73/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 4 maart 2008 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2007-2011 behandeld.

(2)

Na een periode van hoge economische groei in de tweede helft van de jaren negentig kreeg de Portugese economie na 2000 te maken met trage bbp-groei en stijgende werkloosheid, waardoor de begroting kwetsbaarder werd. Die economische omslag was te wijten aan de opeenstapeling van omvangrijke externe en budgettaire tekorten en aan een procyclisch begrotingsbeleid dat de onevenwichtigheden in de particuliere sector in de hand werkte en tot grotere onzekerheid leidde.

In het begin van dit decennium zwakte de particuliere binnenlandse vraag fors af doordat de bestedingen meer in lijn kwamen te liggen met de inkomstenpatronen. Tevens moesten de onhoudbaar geworden trends in de primaire overheidsuitgaven afgevlakt worden, terwijl de concurrentiepositie kwetsbaar is gebleven als gevolg van langdurige scheve verhoudingen tussen lonen en productiviteitsgroei. Hoewel de economische groei recentelijk vooral door de externe sector werd gedragen en in een aantal sectoren gepaard ging met ingrijpende, door de toegenomen externe concurrentie afgedwongen herstructureringen, zijn er zwakheden van meer structurele aard die een blijvende verbetering van de economische resultaten in de weg staan. Zo is de algehele productiviteit laag, voornamelijk wegens het relatief lage kwalificatieniveau van het menselijk kapitaal, en behoeven de efficiëntie en effectiviteit van de publieke sector bijzondere aandacht. De afgelopen jaren zijn duidelijke vorderingen gemaakt bij de aanpak van de problemen, met name bij het beheersen van de onevenwichtigheden in de overheidsfinanciën. Al met al blijft het vooral zaak de budgettaire consolidatie voort te zetten, de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren en door te gaan met structurele hervormingen ter verhoging van de potentiële bbp-groei, zodat de Portugese economie aan een houdbaar en dynamisch inhaalproces kan beginnen.

(3)

Volgens het macro-economische scenario van het programma zet de economische opleving door en trekt de reële bbp-groei aan van 1,8 % in 2007 naar 2,2 % in 2008, 2,8 % in 2009 en 3 % in 2010 en 2011. Afgaande op de thans beschikbare informatie (2) berust het scenario na 2008 op optimistische groeihypothesen. Meer bepaald lijken de groeicijfers voor de verschillende componenten van de particuliere vraag aan de hoge kant. Dit geldt in het bijzonder voor de investeringen. Het programma gaat uit van een geleidelijke verbetering van de arbeidsmarkt in de loop van de programmaperiode, maar de werkgelegenheidsprognoses lijken optimistisch.

Gezien de recente stijging van de levensmiddelen- en olieprijzen op de wereldmarkt zijn de prognoses voor de consumenteninflatie wellicht aan de lage kant. Doordat de loonkosten per eenheid product naar verwacht langzamer zullen stijgen dan bij de meeste handelspartners, wordt voor de komende jaren een verbetering van het concurrentievermogen van de economie verwacht. Volgens het programma zal het omvangrijke externe tekort duidelijk afnemen, van 8,8 % bbp in 2006 en naar schatting 7 % bbp in 2007 tot 4,7 % bbp in 2011. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt de onderliggende verbetering van het negatieve saldo van de lopende overdrachten en primaire inkomens die in de actualisering wordt voorspeld, moeilijk haalbaar.

(4)

Het overheidstekort voor 2007 wordt in het geactualiseerde programma en in de najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie geraamd op 3 % bbp, tegen een streefcijfer van 3,7 % bbp in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma. Recentere, voorlopige gegevens over de uitvoering van de begroting wijzen er echter op dat het tekort over 2007 waarschijnlijk lager uitvalt dan 3 % bbp. Die ontwikkeling strookt met en gaat zelfs verder dan de in het advies van de Raad van 27 februari 2007 over de vorige actualisering gevraagde maatregelen om het buitensporige tekort uiterlijk in 2008 te verhelpen (3). Aangezien het meegevallen resultaat van 2006 is gebruikt om het streefcijfer voor 2007 naar boven bij te stellen, merkt de Raad op dat de ontwikkeling ook strookt met de door de Eurogroep in april 2007 geformuleerde oriëntaties voor het begrotingsbeleid.

(5)

De actualisering van het stabiliteitsprogramma mikt op een verdere budgettaire consolidatie op middellange termijn, met name om de middellangetermijndoelstelling (MTD), een structureel tekort van 0,5 % bbp, in 2010 te bereiken (structureel wil zeggen: conjunctuurgezuiverd, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen). Het nominale overheidstekort loopt geleidelijk terug van 3 % bbp in 2007 naar 2,4 % bbp in 2008, 1,5 % in 2009, 0,4 % in 2010 en uiteindelijk 0,2 % bbp in 2011. Het primaire saldo volgt eenzelfde traject en slaat om van een gering tekort in een overschot van 2,5 % bbp in 2011. Naar verwacht zal het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele tekort tot 2010 met gemiddeld circa 0,5 procentpunt bbp per jaar afnemen om zich in 2011 op circa 0,5 % bbp te stabiliseren. De begroting wordt geconsolideerd door een verdere matiging van de uitgaven middels corrigerende maatregelen om de loonkosten in de publieke sector in de hand te houden (in het bredere kader van een hervorming van het overheidsapparaat), en in mindere mate middels een afbouw van sociale overdrachten. De stijging van de ontvangstenquote draagt ook bij aan de consolidatie van de begroting. In het verlengde van de meevallende tekortresultaten over 2006 en 2007 houdt het programma grotendeels vast aan het beoogde aanpassingstraject van het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2006, bij een nauwelijks gewijzigd macro-economisch scenario. De bruto overheidsschuld van naar schatting 64,4 % van het bbp in 2007 neemt in de loop van de programmaperiode steeds sneller af (in totaal met bijna 8 procentpunten bbp) en daalt in 2010 tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp.

(6)

De begrotingsresultaten zouden slechter kunnen uitvallen dan in het geactualiseerde programma wordt voorspeld. Zo lijkt het macro-economische scenario, zoals hierboven al opgemerkt, op optimistische hypothesen voor de bbp-groei te berusten, met name voor de laatste programmajaren. Ook zijn de besparingen op de uitgaven die op middellange termijn uit de onlangs getroffen maatregelen kunnen voortvloeien, nog met enige onzekerheid omgeven. Wel zouden sommige van deze risico's deels weggestreept kunnen worden, mocht het resultaat over 2007 inderdaad meevallen; daarmee zou een gunstig basiseffect voor 2008 ontstaan. Gezien de negatieve risico's waaraan de begrotingsdoelstellingen onderhevig zijn, zou de schuldquote zich ook minder gunstig kunnen ontwikkelen dan in het programma wordt voorspeld.

(7)

Gezien deze risicobeoordeling lijkt de begrotingskoers van het programma te volstaan om het buitensporig tekort overeenkomstig de aanbeveling van de Raad uiterlijk in 2008 duurzaam te verhelpen. Na de terugdringing van het structurele tekort in 2006 en 2007 mikt de actualisering op een verdere afbouw met 0,5 procentpunt bbp in 2008. De Raad merkt op dat dit strookt met de door de Eurogroep in april 2007 geformuleerde oriëntaties voor het begrotingsbeleid. Volgens het programma wordt in 2009 een veiligheidsmarge bereikt die ruim genoeg is om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % bbp bij normale macro-economische fluctuaties wordt overschreden. Gezien de aan de begrotingsdoelstellingen verbonden risico's zou deze marge ook pas in 2010 kunnen ontstaan. Bovendien is de begrotingskoers van het programma wellicht ontoereikend om de MTD conform het programma in 2010 te bereiken. Hoewel het beoogde tempo van de consolidatie richting de MTD strookt met het stabiliteits- en groeipact, zal de aanpassing gelet op de bovengenoemde risico's wellicht extra inspanningen vergen. Tot slot zal de schuldquote, met inachtneming van de risico's die, zoals hierboven vermeld, de schuldprognoses omgeven, mogelijk in voldoende mate afnemen richting de referentiewaarde aan het eind van de programmaperiode.

(8)

De hervormingen van de ouderdomspensioenstelsels die Portugal in 2006 en 2007 heeft doorgevoerd, dragen aanmerkelijk bij tot het in toom houden van de leeftijdsgerelateerde uitgaven. Daardoor kunnen de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van groot naar middelgroot worden bijgesteld en komen de budgettaire langetermijngevolgen van de vergrijzing in Portugal dicht bij het EU-gemiddelde te liggen. De bruto overheidsschuld ligt momenteel echter hoger dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde. De in het programma geraamde begrotingssituatie in 2007 is weliswaar duidelijk verbeterd ten opzichte van de uitgangspositie van de vorige actualisering maar vormt nog steeds een risico voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zelfs als de budgettaire langetermijngevolgen van de vergrijzing buiten beschouwing worden gelaten. Voorzetting van de begrotingsconsolidatie overeenkomstig het programma zou de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verder doen afnemen.

(9)

Het stabiliteitsprogramma sluit volledig aan bij het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. Meer bepaald zijn de middellangetermijnplannen voor de begrotingsconsolidatie opgenomen in het nationale hervormingsprogramma, dat budgettaire consolidatie en een betere houdbaarheid van de overheidsfinanciën als een hoofdprioriteit aanmerkt. Parallel daaraan schenkt het stabiliteitsprogramma aandacht aan de vorderingen bij de uitvoering van een aantal maatregelen van het nationale hervormingsprogramma en het effect daarvan op de overheidsfinanciën en op de economische vooruitzichten in bredere zin. In combinatie verschaffen de programma's complementaire en consistente informatie over beider beleidsmaatregelen.

(10)

De begrotingsstrategie in het programma sluit in grote lijnen aan bij de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren, en bij de richtsnoeren op het gebied van het begrotingsbeleid die in het kader van de Lissabonstrategie zijn uitgevaardigd voor de lidstaten die deel uitmaken van het eurogebied.

(11)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, worden alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens in het programma vermeld (4).

De algemene conclusie is dat het buitensporige tekort conform het programma uiterlijk in 2008 verholpen zal zijn. Als de voorspelde begrotingsmeevallers inderdaad tot stand komen, zal het tekort reeds in 2007 minder dan 3 % bbp bedragen. Het programma wil de begroting op middellange termijn verder consolideren en de MTD in 2010 bereiken en gaat ervan uit dat de overheidsschuldquote over de gehele programmaperiode een dalende lijn zal vertonen. Om deze doelstellingen te kunnen halen, moeten de in het programma aangekondigde maatregelen evenwel effectief worden toegepast en zijn wellicht extra inspanningen nodig, met name gezien het risico van tegenvallende economische groei.

Verdere vooruitgang bij de consolidatie van de begroting zoals deze nu is gepland, zou voorts de mogelijkheid bieden de externe onevenwichtigheden te verhelpen en betere verwachtingen te scheppen voor de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën, waarvoor ten aanzien van Portugal, na de ingrijpende hervorming van het pensioenstelsel, een middelgroot risico geldt. Ten slotte kunnen de beoogde verbeteringen in de kwaliteit en de efficiëntie van de overheidsuitgaven, het overheidsapparaat en het begrotingskader de potentiële bbp-groei en daarmee het inhaalproces ten goede komen.

Gezien bovenstaande beoordeling en ook gezien de aanbeveling overeenkomstig artikel 104, lid 7, van 20 september 2005, wordt Portugal verzocht om:

i)

de in het programma beoogde budgettaire consolidatie vastberaden ten uitvoer te leggen om het buitensporig tekort duurzaam te corrigeren;

ii)

de beoogde aanpassing richting de MTD te realiseren, en daartoe indien nodig extra maatregelen te treffen, en gezien de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën ervoor te zorgen dat de schuldquote snel afneemt, met name door budgettaire meevallers aan te blijven wenden voor een vermindering van het tekort;

iii)

de uitgaven structureel in toom te houden en de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren, mede door de lopende hervorming van het overheidsapparaat voort te zetten en het begrotingskader verder te verbeteren conform het programma.

De Raad merkt tevens op dat dergelijke maatregelen zouden stroken met de in april 2007 door de Eurogroep vastgestelde richtsnoeren voor het begrotingsbeleid.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Reëel bbp

(verandering in %)

SP dec 2007

1,3

1,8

2,2

2,8

3,0

3,0

COM nov 2007

1,3

1,8

2,0

2,1

n.b.

n.b.

SP dec 2006

1,4

1,8

2,4

3,0

3,0

n.b.

HICP inflatie (8)

(%)

SP dec 2007

3,0

2,3

2,1

2,1

2,1

2,1

COM nov 2007

3,0

2,4

2,4

2,3

n.b.

n.b.

SP dec 2006

3,2

2,2

2,2

2,1

2,1

n.b.

Output gap (5)

(% van het potentiële bbp)

SP dec 2007

– 2,4

– 2,2

– 1,8

– 1,1

– 0,2

0,5

COM nov 2007 (6)

– 2,1

– 1,7

– 1,2

– 0,8

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 2,6

– 2,4

– 1,8

– 0,7

0,2

n.b.

Financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 8,8

– 7,0

– 5,8

– 5,6

– 4,9

– 4,7

COM nov 2007

– 8,8

– 7,9

– 7,7

– 7,7

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 7,5

– 7,3

– 6,9

– 6,3

– 6,0

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 3,9

– 3,0

– 2,4

– 1,5

– 0,4

– 0,2

COM nov 2007

– 3,9

– 3,0

– 2,6

– 2,4

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 4,6

– 3,7

– 2,6

– 1,5

– 0,4

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 1,1

– 0,1

0,5

1,3

2,2

2,5

COM nov 2007

– 1,1

– 0,1

0,3

0,5

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 1,7

– 0,7

0,4

1,5

2,5

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (5)

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 2,8

– 2,0

– 1,6

– 1,0

– 0,3

– 0,4

COM nov 2007

– 2,9

– 2,2

– 2,1

– 2,1

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 3,4

– 2,6

– 1,8

– 1,2

– 0,5

n.b.

Structureel saldo (7)

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 2,8

– 2,1

– 1,6

– 1,0

– 0,3

– 0,4

COM nov 2007

– 2,9

– 2,3

– 2,1

– 2,1

n.b.

n.b.

SP dec 2006

– 3,4

– 2,6

– 1,8

– 1,2

– 0,5

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

SP dec 2007

64,8

64,4

64,1

62,5

59,7

56,7

COM nov 2007

64,8

64,4

64,7

64,5

n.b.

n.b.

SP dec 2006

67,4

68,0

67,3

65,2

62,2

n.b.

Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Met name de najaarsprognoses van de Commissiediensten en de beoordeling door de Commissie van het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma.

(3)  PB C 71 van 28.3.2007, blz. 5.

(4)  Meer bepaald ontbreken de gegevens over de deflatoren voor overheidsconsumptie en investeringen.

(5)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(6)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 1,5 %, 1,5 %, 1,6 % en 1,6 % in de periode 2006-2009.

(7)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. Volgens het meest recente programma en de najaarsprognoses van de Commissiediensten hebben de eenmalige en andere tijdelijke maatregelen een tekortverlagend effect van 0,1 % bbp in 2007.

(8)  Deflator van de particuliere consumptie voor de actualisering van december 2006 van het stabiliteitsprogramma.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/10


ADVIES VAN DE RAAD

van 4 maart 2008

over het stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2007-2011

(2008/C 73/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 4 maart 2008 heeft de Raad het eerste stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2007-2011 behandeld (2).

(2)

In de voorbije tien jaar werd Cyprus gekenmerkt door een sterke economische groei, zij het met schommelingen in sommige jaren, die aangeven dat deze kleine open economie gevoelig is voor externe schokken.

In het kader van het begrotingsbeleid is de gunstige conjunctuur niet altijd benut om een begrotingssituatie te bewerkstelligen die vrijwel in evenwicht is dan wel een overschot vertoont en die een veiligheidsmarge zou verschaffen bij normale fluctuaties en de automatische stabilisatoren bij economische tegenvallers volledig hun werk zou laten doen. Dit wijst erop dat het noodzakelijk is een procyclische begrotingskoers te voorkomen wanneer de economie goede tijden doormaakt. In de laatste vier jaar hebben de Cypriotische autoriteiten met succes een begrotingsconsolidatie in gang gezet, die hoofdzakelijk aan de ontvangstenzijde heeft plaatsgevonden en die heeft geresulteerd in een vermindering van het overheidstekort van 6,5 % van het bbp in 2003 tot 1,2 % van het bbp in 2007. Dankzij een samenstelling van de groei die wellicht tijdelijk veel belastingontvangsten omvatte en die tot uitzonderlijk hoge overheidsontvangsten heeft geleid, vertoont het begrotingssaldo voor 2007 volgens de huidige ramingen een overschot van 1,5 % van het bbp. Voorts daalde de schuld van 69 % van het bbp in 2003 tot ongeveer 60 % in 2007. De beperkte beheersing van de primaire lopende uitgaven en het wellicht tijdelijke karakter van het samenstellingseffect waaraan de recente stijging van de belastinginkomsten is toe te schrijven, wijzen op de noodzaak van verdere verbeteringen in de uitgavencontrole. Dit zou bijdragen tot een stabilisering van de economie in het nieuwe kader van het lidmaatschap van het eurogebied. De hervorming van het pensioenstelsel en een tijdige uitvoering van de goedgekeurde hervormingen in de gezondheidszorg zouden ook bevorderlijk zijn voor het beheersen van de primaire uitgaven en zouden tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn ondersteunen

(3)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële bbp-groei enigszins zal vertragen van 4,2 % in 2007 tot ongeveer gemiddeld 4 % gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie (3) lijkt dit scenario tot 2009 op plausibele groeihypothesen te zijn gebaseerd en daarna op tamelijk optimistische groeiramingen. De inflatieprognoses van het programma lijken realistisch, maar tegen de achtergrond van de laatste ontwikkelingen van de internationale prijzen van olie en levensmiddelen, lijken per saldo de opwaartse risico's in de prognoses iets te overheersen.

(4)

Voor 2007 wordt het overheidsoverschot in het stabiliteitsprogramma geraamd op 1,5 % van het bbp, een resultaat dat meer dan 3 procentpunten van het bbp beter is dan de doelstelling van een tekort van 1,6 % van het bbp uit de laatste actualisering van het convergentieprogramma. De opmerkelijke verbetering in 2007 is het resultaat van de uitzonderlijke stijging van de totale inkomsten door de bijzonder hoge belastingontvangsten als gevolg van de sterke winstgevendheid van de financiële sector en de krachtige groei van de investeringen in vastgoed. Een deel van de stijging van de belastinggrondslagen en de aanverwante inkomsten lijkt niet permanent te zijn. De geraamde resultaten voor 2007 zijn in overeenstemming met het verzoek dat de Raad in zijn advies van 27 februari 2007 over de vorige actualisering van het convergentieprogramma (4) aan Cyprus heeft gericht, namelijk om „de in het programma uitgestippelde strategie voor begrotingsconsolidatie uit te voeren”.

(5)

In het licht van de beter dan verwachte resultaten voor 2007 zijn de in het stabiliteitsprogramma geschetste begrotingsdoelstellingen — tegen de achtergrond van grotendeels ongewijzigde macro-economische omstandigheden — veel verbeterd in vergelijking met die welke in de laatste actualisering van het convergentieprogramma waren opgenomen. In het stabiliteitsprogramma wordt als meer ambitieuze middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een structureel sluitende begroting gehanteerd (structureel wil zeggen: conjunctuurgezuiverd, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen), in vergelijking met de vroegere MTD van een tekort van 0,5 % van het bbp. De begrotingsstrategie in het stabiliteitsprogramma heeft tot doel deze nieuwe MTD, die reeds in 2007 ruimschoots werd gehaald, tijdens de programmaperiode te handhaven. Aangenomen wordt dat het overheidsoverschot zal teruglopen van 1,5 % van het BBP in 2007 tot ongeveer 0,7 % in 2011; wat het primaire saldo betreft, is de daling meer uitgesproken, van 4,7 % tot 2,8 % van het bbp in 2011. De verkleining van het overschot is grotendeels het resultaat van een daling van de totale inkomsten als percentage van het bbp met 1,25 procentpunt, aangezien wordt aangenomen dat de totale uitgaven met net 0,25 procentpunt van het bbp zullen dalen.

Dit hangt grotendeels samen met de belangrijke besparingen inzake rente-uitgaven, aangezien het ernaar uitziet dat de primaire uitgaven met 0,25 procentpunt zullen stijgen. De beheersing van de uitgaven voor beloning van werknemers, subsidies en overheidsinvesteringen wordt namelijk meer dan gecompenseerd door stijgende sociale uitkeringen en andere uitgaven. De daling van de totale inkomsten vindt hoofdzakelijk plaats in 2008 (1,5 procentpunt van het bbp), aangezien wordt verwacht dat de helft van de buitengewone inkomstenstijging in 2007, ten belope van 1,5 % van het bbp, zich in 2008 niet opnieuw zal voordoen. Verwacht wordt dat de bruto overheidsschuld, geraamd op 60 % van het bbp in 2007, in 2008 zal teruglopen met 11,5 procentpunten van het bbp tot 48,5 % van het bbp. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een hoog primair overschot en een omvangrijke stock-flow adjustment met schuldverlagend effect wegens een aanzienlijke afbouw van financiële activa die gekoppeld zijn aan de amortisatiefondsen. Daarna daalt de schuldquote volgens de prognoses in de loop van de programmaperiode verder met 8 procentpunten van het bbp tot 40,5 % in 2011.

(6)

In 2008 en 2009 zouden de begrotingsresultaten beter kunnen zijn dan in het programma wordt geraamd, maar daarna zouden de resultaten slechter kunnen uitvallen. In het programma wordt ervan uitgegaan dat slechts een gedeelte van de beter dan verwachte inkomsten in 2007 naar de daaropvolgende jaren wordt overgedragen. Hoewel dit bij gebrek aan meer gedetailleerde gegevens onzeker is, lijkt er ruimte te zijn voor een hogere overdracht, in het bijzonder in de jaren 2008 en 2009. Het feit dat het macro-economische scenario uitgaat van gunstige prognoses voor particuliere consumptiegroei in de laatste jaren van de programmaperiode vormt een negatief risico voor de inkomsten. Het vertrouwen op de uitgavenplafonds, die recentelijk in 2006 werden ingevoerd, is eveneens een risico, aangezien de informatie daarover niet volledig is en er in het bijzonder over de handhavingsmechanismen geen volledige toelichting wordt verstrekt.

(7)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingskoers toereikend om de nieuwe MTD van het programma in de gehele programmaperiode vast te houden. De in het programma als tijdelijk beschouwde inkomsten ten belope van 1,5 % van het bbp vallen hoewel ze wellicht van voorbijgaande aard zijn, niet onder eenmalige maatregelen en worden door de diensten van de Commissie dan ook niet als zodanig aangemerkt. Aangezien de economie momenteel „goede tijden” doormaakt, wijst een vermindering van het structureel overschot met meer dan 1 procentpunt van het bbp in 2008, ten opzichte van 1,75 % van het bbp vorig jaar, op een sterk procyclisch begrotingsbeleid, hetgeen niet zou sporen met het stabiliteits- en groeipact. De overweging van de regering dat de inkomstenstijging in 2007 slechts gedeeltelijk permanent zou kunnen zijn, wijst evenwel op een voorzichtige budgettaire aanpak, op grond waarvan inkomsten die voortvloeien uit een groeipatroon dat bijzonder hoge belastingontvangsten genereert, geen extra permanente uitgaven zouden mogen teweegbrengen. Hoewel de voorspelde verslechtering van de begrotingssituatie in vergelijking met 2007 grotendeels een gevolg is van de verwachte normalisatie van de belastingontvangsten, is er een risico dat de begrotingskoers in 2008 een procyclisch karakter krijgt in het licht van de risico's die verbonden zijn met de handhaving van de uitgavenplafonds.

(8)

Cyprus lijkt een groot risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Cyprus behoort tot de EU-lidstaten waar het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting zich het sterkst doet gevoelen, met name in de vorm van een zeer sterke stijging van de pensioenuitgaven als percentage van het bbp. De in het programma geraamde begrotingssituatie voor 2007 draagt er toe bij dat de voorspelde aanzienlijke budgettaire gevolgen van de vergrijzing op lange termijn gedeeltelijk kunnen worden geneutraliseerd, maar is ontoereikend om deze gevolgen volledig op te vangen. Door de primaire overschotten op een hoog niveau te houden en hervormingsmaatregelen op het gebied van pensioenen te treffen om de forse toename van de leeftijdsgebonden uitgaven te beteugelen, zoals momenteel wordt beoogd, zouden de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verminderen.

(9)

Het stabiliteitsprogramma sluit volledig aan bij het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. Met name zijn in de begrotingsprognoses de budgettaire kosten opgenomen van de verscheidene projecten en maatregelen die in het nationaal hervormingsprogramma zijn opgenomen, bijvoorbeeld om een kenniseconomie te bevorderen, O&O te ondersteunen en de ontwikkeling van menselijk kapitaal te versterken.

(10)

De begrotingsstrategie in het programma sluit in grote lijnen aan bij de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren, en bij de richtsnoeren op het gebied van het begrotingsbeleid die in het kader van de Lissabonstrategie zijn uitgevaardigd voor de lidstaten die deel uitmaken van het eurogebied.

(11)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (5).

De algemene conclusie luidt dat de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend zou moeten zijn om in de gehele periode een solide begrotingssituatie en macro-economische stabiliteit te handhaven. In het programma wordt als meer ambitieuze MTD voor de begrotingssituatie een structureel sluitende begroting gehanteerd (in vergelijking met de vroegere MTD van een tekort van 0,5 % van het bbp), die in 2007 reeds ruimschoots werd gehaald. Dit is het resultaat van een onverwachte stijging van de totale ontvangsten met meer dan 3 procentpunten van het bbp, die grotendeels kan worden toegeschreven aan de gevolgen van aggregatie die verband houden met de hoge winstgevendheid van de financiële sector en de krachtige groei van de investeringen in vastgoed, die volgens het programma in de loop van de komende jaren tot hun historisch niveau zullen terugvallen. Gezien de betere uitgangspositie in 2007 zouden de begrotingsdoelstellingen, die aanzienlijk ambitieuzer zijn dan in het vorige programma, in 2008 en 2009 ruimschoots kunnen worden gehaald.

In het licht van de gunstige groeiprognoses zouden ze vervolgens kunnen verslechteren. Hoewel de beoogde vermindering van het begrotingsoverschot in vergelijking met 2007 grotendeels een gevolg is van de verwachte normalisatie van de belastingontvangsten, is er een risico dat de begrotingskoers in 2008 een procyclisch karakter krijgt. Met name voor 2008 wordt een aanzienlijke daling van het schuldniveau voorspeld. Gezien de verwachte stijging van de leeftijdsgerelateerde uitgaven zouden de hervorming van het pensioenstelsel en een tijdige uitvoering van de goedgekeurde hervormingen in de gezondheidszorg een positief effect sorteren op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, een terrein waarop Cyprus ernstig risico blijft lopen.

In het licht van de bovenstaande evaluatie wordt Cyprus verzocht om:

i)

te voorkomen dat een procyclisch begrotingsbeleid wordt gevoerd, door de beheersing van de lopende uitgaven verder te verbeteren en extra inkomsten voor een verdere schuldreductie te benutten;

ii)

de overheidsuitgaven onder controle te houden, met name door een hervorming van het pensioenstelsel en een tijdige uitvoering van de aangenomen hervormingen in de gezondheidszorg teneinde de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te verbeteren.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Reëel bbp

(Verandering %)

SP dec 2007

3,8

4,2

4,1

4,0

4,0

4,0

COM nov 2007

3,8

3,8

3,9

3,9

n.b.

n.b.

CP dec 2006

3,7

3,9

4,1

4,1

4,1

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP dec 2007

2,2

2,2

2,5

2,0

2,0

2,0

COM nov 2007

2,2

2,0

2,3

2,1

n.b.

n.b.

CP dec 2006

2,4

2,5

2,4

2,0

2,0

n.b.

Output gap (6)

(% van het potentiële bbp)

SP dec 2007

– 1,0

– 0,7

– 0,6

– 0,6

– 0,4

0,0

COM nov 2007 (7)

– 1,4

– 1,1

– 0,8

– 0,6

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 1,0

– 1,1

– 1,1

– 1,1

– 1,1

n.b.

Financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 5,9

– 6,6

– 6,5

– 6,3

– 5,9

– 5,6

COM nov 2007

– 5,7

– 5,8

– 5,7

– 5,5

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 6,4

– 5,8

– 5,4

– 4,8

– 4,2

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 1,2

1,5

0,5

0,5

0,7

0,7

COM nov 2007

– 1,2

– 1,0

– 0,8

– 0,6

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 1,9

– 1,6

– 0,7

– 0,4

– 0,1

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

SP dec 2007

2,1

4,7

3,4

2,9

2,9

2,8

COM nov 2007

2,1

2,2

2,2

2,2

n.b.

n.b.

CP dec 2006

1,4

1,4

2,1

2,1

2,2

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (6)

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 0,8

1,8

0,7

0,7

0,8

0,7

COM nov 2007

– 0,7

– 0,6

– 0,5

– 0,4

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 1,5

– 1,2

– 0,3

0,0

0,3

n.b.

Structureel saldo (8)

(% van het bbp)

SP dec 2007

– 0,8

0,3

0,7

0,7

0,8

0,7

COM nov 2007

– 0,7

– 0,6

– 0,5

– 0,4

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 1,9

– 1,2

– 0,3

0,0

0,3

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

SP dec 2007

65,2

60,0

48,5

45,3

43,8

40,5

COM nov 2007

65,2

60,5

53,3

49,6

n.b.

n.b.

CP dec 2006

64,7

60,5

52,5

49,0

46,1

n.b.

Convergentieprogramma (CP); stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  De actualisering is één week na de in de gedragscode gestelde termijn van 1 december ingediend.

(3)  Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie en met de beoordeling door de Commissie van het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma.

(4)  PB C 71 van 28.3.2007, blz. 16.

(5)  Met name worden de gegevens over de kapitaalrekening voor de jaren 2007-2011 in de tabel van de sectorale saldi niet vermeld, waardoor het opstellen van de beoordeling wordt bemoeilijkt.

(6)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(7)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 3,5 %, 3,5 %, 3,6 % en 3,7 % in de periode 2006-2009.

(8)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. In de economische najaarsprognoses van de diensten van de Commissie worden geen eenmalige en andere tijdelijke maatregelen vermeld. In het stabiliteitsprogramma worden inkomsten voor 2007 ten belope van 1,5 % van het bbp als eenmalig beschouwd. Hoewel deze inkomsten een voorbijgaand karakter hebben, kunnen zij volgens de diensten van de Commissie niet als eenmalig worden betiteld.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/14


ADVIES VAN DE RAAD

van 4 maart 2008

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland voor de periode 2007-2011

(2008/C 73/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 4 maart 2008 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland voor de periode 2007-2011 behandeld.

(2)

De Estlandse economie is aan het afkoelen na een periode van zeer krachtige groei, die onder meer toe te schrijven was aan het feit dat een hoge kredietgroei en een algemeen genomen accommoderend monetair beleid tot een forse toename van de consumptie en een hausse op de huizenmarkt hebben geleid. Tijdens deze periode zijn grote macro-economische onevenwichtigheden ontstaan: mede door het tekort aan arbeidskrachten is recentelijk een loon-prijsspiraal in gang gezet en zijn de lonen sneller gestegen dan de productiviteit, met als gevolg een verslechterend kostenconcurrentievermogen.

Het Estlandse begrotingsbeleid, dat van bijzonder belang is gezien de beperkingen waaraan het monetaire beleid onderhevig is, kan algemeen genomen als deugdelijk worden bestempeld: sinds 2002 worden begrotingsoverschotten geboekt en er is sprake van een lage overheidsschuld. Door een strikter begrotingsbeleid te voeren, had echter meer kunnen worden gedaan om de oververhitting van de economie tegen te gaan en de macro-economische onevenwichtigheden te verhelpen. Verwacht wordt dat deze onevenwichtigheden de komende jaren slechts geleidelijk zullen verminderen omdat de krappe arbeidsmarktsituatie zal voortduren, de lonen sneller zullen blijven stijgen dan de productiviteit, de prijsdruk zal aanhouden en de externe onevenwichtigheden, hoewel zij enigszins afnemen, zullen blijven voortbestaan. De afkoeling is dus aan neerwaartse risico's onderhevig, al worden deze afgezwakt door de grote flexibiliteit waarvan de economie tot dusver blijk heeft gegeven.

(3)

Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal de groei van het reële bbp vertragen van 7,5 % in 2007 tot 5,25 % in 2008 en gemiddeld 6,5 % gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie (2) lijken de groeihypothesen waarop dit scenario berust voor 2008 aan de voorzichtige kant en voor de jaren daarna plausibel. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de inflatie in 2008 oploopt tot 8,5 % en in 2009 met 5,5 % hoog blijft, hetgeen realistisch lijkt in het licht van de recente forse stijging van de voedselprijzen en de vermoedelijke verhoging van de gereguleerde prijzen. Uit deze prognoses blijkt dat Estland slechts beperkte vooruitgang zal boeken in de richting van nominale convergentie. Verwacht wordt dat het externe tekort zal afnemen naarmate de groei van de binnenlandse vraag vertraagt van 14 % van het bbp in 2007 tot ongeveer 10 % in 2009 en circa 8 % in de rest van de programmaperiode; dit is aannemelijk, maar het risico bestaat dat deze verbetering wordt bemoeilijkt door het verslechterende kostenconcurrentievermogen.

(4)

Het overheidsoverschot voor 2007 wordt in de meest recente actualisering van het convergentieprogramma op 2,6 % van het bbp geraamd, terwijl in de vorige actualisering een streefcijfer van 1,2 % van het bbp is gehanteerd. Dit betere resultaat, waarvan ook in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie was uitgegaan, is grotendeels toe te schrijven aan het overloopeffect van het beter dan verwachte resultaat in 2006 en in mindere mate aan een aanzienlijk sterker dan verwachte toename van de ontvangsten, die de veel hoger dan geplande uitgavenstijging ruimschoots heeft gecompenseerd. Bij de uitvoering van de begroting voor 2007 werd ten dele gevolg gegeven aan de aanbeveling in het advies van de Raad van 27 februari 2007 over de vorige actualisering van het convergentieprogramma (3). Hoewel het begrotingsoverschot hoger lijkt te zijn uitgekomen dan gepland, is het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) waarschijnlijk met meer dan

Formula

procentpunt van het bbp verslechterd ten opzichte van het jaar voordien, hetgeen een procyclisch begrotingsbeleid in goede economische tijden impliceert. Bovendien is de uitgavenstijging als gevolg van de in december 2007 aangenomen aanvullende begroting in tegenspraak met het streven om de macro-economische stabiliteit te bevorderen en de externe onevenwichtigheden te verhelpen.

(5)

De budgettaire middellangetermijnstrategie van het programma is er vooral op gericht de macro-economische stabiliteit te bevorderen en de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen door een begrotingsoverschot te handhaven en er op die manier voor te zorgen dat de middellangetermijndoelstelling (MTD) om een structureel begrotingsevenwicht te bewerkstelligen, wordt overtroffen. Verwacht wordt dat het nominale overheidsoverschot zal teruglopen van 2,6 % van het bbp in 2007 tot 1,3 % in 2008 en in de laatste programmajaren verder zal afnemen tot iets meer en vervolgens iets minder dan 1 %. Het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo zal dalen van 1,25 % van het bbp in 2007 tot 0,75 % in 2008 en na 2008 wederom toenemen tot 1,5-1,25 % van het bbp.

In vergelijking met de vorige actualisering van het convergentieprogramma is de begrotingsdoelstelling voor 2008 gehandhaafd en zijn die voor de latere jaren met ongeveer 0,5 procentpunt van het bbp verlaagd tegen de achtergrond van een neerwaartse herziening van de economische prognoses en een opwaartse herziening van de inflatieverwachtingen. Aangenomen wordt dat de ontvangstenquote van de overheid tijdens de programmaperiode met ongeveer 1 procentpunt zal afnemen, een ontwikkeling die vooral terug te voeren is op de daling van het aandeel van de inkomsten- en vermogensbelasting onder invloed van geleidelijke verlagingen van het tarief van de inkomstenbelasting. Verwacht wordt dat de uitgaven tijdens de programmaperiode met ongeveer 1 procentpunt zullen toenemen, waarbij het grootste opwaartse effect uitgaat van de verhoging van de sociale uitkeringen, en met name van de pensioenen, wegens de invoering van een genereuzere indexregeling.

(6)

De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken elkaar min of meer in evenwicht te houden. Enerzijds zijn de in het programma gehanteerde macro-economische hypothesen voor 2008 aan de voorzichtige kant, waardoor het begrotingsresultaat mogelijk beter uitvalt dan in het programma wordt verwacht. Het programma bevat gedetailleerde informatie over de voorgenomen maatregelen aan de ontvangstenzijde en de fiscale prognoses lijken plausibel. Anderzijds is het ondanks de algemeen genomen goede staat van dienst de laatste jaren gebruikelijk geworden een deel van de meevallers aan de ontvangstenzijde via aanvullende begrotingen aan te wenden om de uitgaven te verhogen, waardoor de vastgestelde uitgavendoelstellingen niet worden nageleefd. Wanneer de economische vertraging ernstiger en/of van langere duur blijkt te zijn dan in het programmascenario wordt aangenomen, zou dit ook tot een minder gunstige ontwikkeling van de openbare financiën leiden. Indien de met krediet gefinancierde, op de binnenlandse vraag berustende snelle groei van de Estlandse economie abrupt zou vertragen of indien de samenstelling van de groei sterk zou veranderen waardoor het groeipatroon minder belastingontvangsten genereert, dan zou dit er met name toe kunnen leiden dat de begroting onder druk komt te staan.

(7)

Gezien deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingskoers toereikend om de MTD in de gehele programmaperiode ruimschoots vast te houden, zoals ook in het programma wordt aangenomen. De verslechtering van het structurele overschot in 2008 komt echter neer op een budgettaire expansie, die het risico in zich bergt dat de begrotingskoers die het programma impliceert, procyclisch uitpakt indien de economie in een krachtig tempo blijft groeien. Dit zou niet stroken met het stabiliteits- en groeipact. Bovendien dient in deze fase van de conjunctuurcyclus, wanneer de economie begint te vertragen maar er nog steeds grote macro-economische onevenwichtigheden bestaan, te worden vermeden dat het begrotingsbeleid deze onevenwichtigheden nog doet toenemen.

(8)

Estland lijkt weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Het land behoort immers tot de EU-lidstaten waar het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting het geringst is. Volgens het programma zou dit ook zo blijven, ondanks het effect van de recente verandering in de indexregeling van de pensioenen. In Estland is het huidige peil van de brutoschuld zeer laag. Indien de openbare financiën in overeenstemming met de begrotingsplannen voor de programmaperiode gezond worden gehouden, zou dit bijdragen tot een beperking van de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn.

(9)

Het convergentieprogramma lijkt tot op zekere hoogte aan te sluiten bij het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. Met name de in het nationale hervormingsprogramma aangekondigde budgettaire beleidsmaatregelen en herziening van het pensioenstelsel worden in het geactualiseerde convergentieprogramma uitvoerig belicht. Een kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn ontbreekt echter. Bovendien lijken de gegevens over de rechtstreekse budgettaire kosten en bezuinigingen alsook de prognoses ten aanzien van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, onvolledig, met name wat de maatregelen met een meer micro-economisch of werkgelegenheidsgebonden karakter zoals O&O-uitgaven, levenslang leren, beroepsonderwijs en actief arbeidsmarktbeleid betreft.

(10)

Teneinde een ordelijke terugkeer naar een evenwichtig convergentiepad te bewerkstelligen en een verdere probleemloze deelneming aan het WKM II te waarborgen, dienen vastberaden beleidsinspanningen te worden geleverd. Bij zijn toetreding tot het wisselkoersmechanisme is Estland verbintenissen op het gebied van het budgettaire en het structurele beleid en het beleid ten aanzien van de financiële sector aangegaan. Na de toetreding tot het WKM II was er algemeen genomen sprake van goede budgettaire resultaten, al was de recente begrotingskoers in het licht van de uitgangspositie en de fase waarin de conjunctuurcyclus verkeerde, niet bijzonder ambitieus, hetgeen in 2007 mogelijk in een procyclisch beleid heeft geresulteerd. De reserveverplichtingen en de prudentiële eisen zijn verstrengd om de snelle kredietgroei te helpen beteugelen, maar dit lijkt weinig directe gevolgen te hebben gehad voor de groei van de kredietverlening. Tegen de achtergrond van een krachtige economische expansie en een krappe arbeidsmarkt zijn eerst in de particuliere en vervolgens ook in de openbare sector de lonen sterk gestegen, welk laatste feit momenteel de voornaamste uitdaging voor de Estlandse economie vormt. Estland heeft in het kader van het nationale hervormingsprogramma maatregelen gepland om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten en zich er zich onlangs toe verbonden verdere maatregelen te nemen om in de gehele economie de productiviteit te verhogen.

(11)

Wat de gegevens betreft die volgens de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's moeten worden verstrekt, vertoont het programma enkele lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens (4).

De algemene conclusie luidt dat met het programma wordt beoogd gedurende de gehele periode een solide begrotingssituatie te handhaven met aanhoudende, zij het enigszins afnemende overschotten die hoger liggen dan de doelstelling op middellange termijn (MTD). De begrotingsdoelstellingen lijken aannemelijk. Verwacht wordt dat de macro-economische onevenwichtigheden die tijdens de jaren van hoogconjunctuur in de economie zijn ontstaan, zoals met name de lonen die sneller stijgen dan de productiviteit, de prijsdruk en de hoge financieringstekorten ten opzichte van het buitenland, slechts geleidelijk zullen verminderen. De verwachte afkoeling van de economie is dan ook aan neerwaartse risico's onderhevig. Het uitstippelen van een begrotingsstrategie die erop gericht is de MTD (doelstelling op middellange termijn) te overtreffen, betekent een stap voorwaarts in het aanpakken van deze macro-economische uitdagingen. Dit neemt evenwel niet weg dat het begrotingsbeleid in 2007 procyclisch lijkt te zijn geweest en het ziet er naar uit dat dit ook in 2008 het geval zal zijn indien de Estlandse economie in een dergelijk hoog tempo blijft groeien. Het zou wenselijk zijn in 2008 een algemeen genomen neutrale begrotingskoers te blijven volgen omdat zulks de aanpassing in de huidige fase van de conjunctuurcyclus zou ondersteunen, nu de tijdens de periode van zeer krachtig groei ontstane onevenwichtigheden nog steeds aanhouden. Aangenomen wordt dat Estland weinig risico loopt wat de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn betreft.

Gezien de bovenstaande evaluatie en ook gezien de noodzaak een duurzame convergentie en een probleemloze deelneming aan het WKM II te waarborgen, wordt Estland verzocht tot een vermindering van de risico's voor de macro-economische stabiliteit bij te dragen door:

i)

in 2008 en latere jaren een neutraal begrotingsbeleid te voeren teneinde een ordelijke aanpassing in de richting van een evenwichtig convergentiepad in de hand te werken;

ii)

tot aanvulling van de aanbevolen begrotingskoers te zorgen voor een passend loonbeleid voor de openbare sector en voor verdere arbeidsmarkthervormingen, en door de snelle productiviteitsgroei te bestendigen teneinde de inflatoire druk te beteugelen.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Reëel bbp

(Verandering in %)

CP nov 2007

11,2

7,4

5,2

6,1

6,7

7,0

COM nov 2007

11,2

7,8

6,4

6,2

n.b.

n.b.

CP dec 2006

11,0

8,3

7,7

7,6

7,5

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP nov 2007

4,4

6,6

8,6

5,6

3,6

3,5

COM nov 2007

4,4

6,3

7,3

4,8

n.b.

n.b.

CP dec 2006

4,4

4,3

4,4

3,5

3,2

n.b.

Output gap (5)

(% van het potentiële bbp)

CP nov 2007

3,6

2,7

0,1

– 1,2

– 1,5

– 1,3

COM nov 2007 (6)

2,9

2,1

0,1

– 1,7

n.b.

n.b.

CP dec 2006

2,0

1,2

0,2

– 0,3

– 0,7

n.b.

Financieringsoverschot/ -tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

CP nov 2007

– 13,2

– 14,0

– 9,9

– 8,2

– 7,8

– 7,4

COM nov 2007

– 11,9

– 13,6

– 11,2

– 9,6

n.b.

n.b.

CP dec 2006

– 10,2

– 11,5

– 9,9

– 8,9

– 7,2

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

3,6

2,6

1,3

1,0

0,9

0,8

COM nov 2007

3,6

3,0

1,9

1,0

n.b.

n.b.

CP dec 2006

2,6

1,2

1,3

1,6

1,5

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

3,7

2,7

1,4

1,1

1,0

0,8

COM nov 2007

3,7

3,1

2,1

1,1

n.b.

n.b.

CP dec 2006

2,8

1,4

1,3

1,7

1,6

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (5)

(% van het bbp)

CP nov 2007

2,5

1,8

1,3

1,4

1,3

1,2

COM nov 2007

2,7

2,4

1,9

1,5

n.b.

n.b.

CP dec 2006

2,0

0,8

1,2

1,7

1,7

n.b.

Structureel saldo (7)

(% van het bbp)

CP nov 2007

1,8

1,2

0,8

1,4

1,3

1,2

COM nov 2007

2,2

1,8

1,4

1,5

n.b.

n.b.

CP dec 2006

1,4

0,4

1,2

1,7

1,7

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

CP nov 2007

4,0

2,7

2,3

2,0

1,8

1,6

COM nov 2007

4,0

2,8

2,3

2,0

n.b.

n.b.

CP dec 2006

3,7

2,6

2,3

2,1

1,9

n.b.

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie en met de beoordeling door de Commissie van het verslag van oktober 2007 over de uitvoering van het nationale hervormingsprogramma.

(3)  PB C 72 van 29.3.2007, blz. 5.

(4)  Met name de hypothesen voor de nominale effectieve wisselkoers ontbreken. Voorts wordt gebruik gemaakt van de aannames voor de rentetarieven in het eurogebied, al kan dit worden gerechtvaardigd door het feit dat in Estland geen voldoende representatieve EEK-rente-indicatoren beschikbaar zijn.

(5)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(6)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 8,8 %, 8,7 %, 8,4 % en 8,1 % in de periode 2006-2009.

(7)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. De eenmalige en andere tijdelijke maatregelen vertegenwoordigen 0,7 % van het bbp in 2006, 0,6 % in 2007 en 0,5 % in 2008 (telkens met een tekortverhogend effect volgens het meest recente programma). In 2006 had een deel van deze maatregelen (ter grootte van 0,2 % van het bbp) volgens de diensten van de Commissie geen eenmalig karakter.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/18


ADVIES VAN DE RAAD

van 4 maart 2008

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Letland voor de periode 2007-2010

(2008/C 73/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 4 maart 2008 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Letland voor de periode 2007-2010 behandeld.

(2)

Na een ononderbroken periode van hoge groei sinds halverwege de jaren negentig is het reële bbp van het Letland in de periode 2005-2007 met dubbele cijfers gegroeid. De groei is in eerste instantie gedragen door een forse stijging van de kredietverlening, die de particuliere consumptie en investeringen in vastgoed heeft opgestuwd, waarbij het financieringstekort ten opzichte van het buitenland sedert 2006 meer dan 20 % van het bbp bedraagt.

Aangezien de euro in het kader van een nauwe wisselkoerskoppeling binnen het WKM II reeds in aanzienlijke mate als parallelle munteenheid wordt gebruikt („euroïsatie”), is een soepel monetair beleid gevoerd. Naast de oververhitting aan de vraagzijde hebben tekorten aan arbeidskrachten bijgedragen tot het ontstaan van een loon-prijsspiraal, waarbij de lonen snel zijn gestegen, sneller dan de productiviteit, hetgeen resulteerde in de hoogste inflatie in de EU en een snelle verslechtering van het kostenconcurrentievermogen. Mede dankzij een aantal maatregelen die de overheid in het voorjaar van 2007 heeft genomen, koelt de huizenmarkt enigszins af en vertraagt de binnenlandse consumptie enigszins, maar er moeten nog meer soortgelijke maatregelen worden genomen om een soepele aanpassing in de richting van een duurzaam groeipad te verwezenlijken. In dit verband is de toenemende kwetsbaarheid onvoldoende aangepakt met begrotingsbeleid. Om de interne en externe onevenwichtigheden tegen te gaan is het van essentieel belang dat een ambitieuzer begrotingsbeleid wordt gevoerd, vastgehouden wordt aan een adequaat budgettair kader voor de middellange termijn, prioriteiten worden gesteld bij de overheidsuitgaven en fiscale instrumenten opnieuw worden bekeken om een toename van de vraag te voorkomen in sectoren die het economisch potentieel op middellange en lange termijn niet aanzienlijk versterken, en de lonen in de publieke sector op een meer verantwoorde wijze stijgen. Ter ondersteuning van het inhaalproces moeten structurele hervormingen worden doorgevoerd en de knelpunten worden weggewerkt om de aanbodzijde van de economie te versterken.

(3)

Volgens het macro-economische scenario van het programma zal de economie een zachte landing maken met een reële bbp-groei die geleidelijk terugloopt van 10,5 % in 2007 naar 6,8 % in 2010. Volgens het programma blijft de belangrijkste bijdrage aan de groei afkomstig van de binnenlandse vraag, die evenwel in 2007 en 2008 naar verwachting aanzienlijk zal dalen. Afgaande op de thans beschikbare informatie (2) lijkt dit scenario uit te gaan van plausibele groeihypothesen. De verwachte vertraging van de binnenlandse vraag is evenwel nog geenszins zeker en aan het economisch scenario van het programma zijn zeer grote risico's voor de macro-economische stabiliteit verbonden, inclusief aanhoudende oververhitting met een aanzienlijk risico op een abrupte vertraging later. Voorts is de externe positie van Letland op langere termijn niet houdbaar zonder een grotere aanpassing van de totale vraag en aanbod dan die welke in het programma wordt geschetst.

Uit de programmaprognoses voor inflatie, die plausibel lijken te zijn, blijkt dat Letland ten minste tot 2008 verder verwijderd raakt van nominale convergentie. Voorts blijven de voorspellingen met grote onzekerheden omgeven als gevolg van onder andere de aanhoudende volatiliteit van de energie- en andere grondstoffenprijzen en de verdere ontwikkeling van de huidige loon-prijsspiraal. Loonmatiging bij de overheid is van essentieel belang om de loonstijgingen in de gehele economie binnen de perken te houden, hetgeen noodzakelijk is om de huidige spiraal van stijgende kosten en prijzen te doorbreken en de snelle achteruitgang van het kostenconcurrentievermogen een halt toe te roepen.

(4)

Voor 2007 werd in het vorige programma nog gestreefd naar een begrotingstekort van 1,3 % van het bbp, terwijl in de nieuwe actualisering wordt uitgegaan van een begrotingsoverschot van 0,3 % van het bbp. In de najaarsprognoses werd voor 2007 een begrotingsoverschot voorspeld van 0,9 % van het bbp, hetgeen erg dicht in de buurt komt van het voorlopig resultaat van een begrotingsoverschot van 0,8 % van het bbp. Het structureel tekort, berekend overeenkomstig de algemeen aanvaarde methode, is teruggelopen van 1 % van het bbp in 2006 tot 0,5 % in 2007. Het verschil tussen het nominale cijfer van de najaarsprognose en de vorige programmadoelstelling is een gevolg van een stijging van de ontvangsten, die evenwel gedeeltelijk is weggevallen tegen tegenvallers bij de uitgaven. Zelfs uitgaande van een overschot van bijna 0,8 % van het bbp was het begrotingsbeleid in 2007 slechts gedeeltelijk in overeenstemming met het verzoek dat de Raad in zijn advies van 27 maart 2007 over de vorige actualisering van het convergentieprogramma (3) tot Letland heeft gericht, omdat het begrotingsbeleid gezien de aanhoudende grote vraag en de risico's voor de stabiliteit niet het nodige tegengas heeft gegeven. De uitgaven van de overheidsinstellingen stijgen aan het eind van het jaar echter niet meer zo snel als vroeger, nadat de regering in november 2007 daarvoor richtsnoeren heeft vastgesteld.

(5)

De begrotingsstrategie is er vooral op gericht de macro-economische stabiliteit te bevorderen door de sinds 2006 bereikte middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel tekort van 1 % van het bbp vast te houden met een marge die in de loop van de programmaperiode steeds verder toeneemt. Ten opzichte van het vorige programma, waarin de MTD pas vanaf 2008 zou worden bereikt, houdt de nieuwe actualisering grotendeels vast aan het beoogde consolidatietraject, dit ondanks een veel betere budgettaire uitgangssituatie. Het macro-economisch scenario blijft daarbij grotendeels ongewijzigd. Volgens de berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie, slaat het structurele saldo van een tekort van 0,5 % van het bbp in 2007 om in een overschot van 0,5 % van het bbp in 2008, en verbetert het daarna met een half procentpunt in 2009 en in 2010. Tweederde van de stijging van het nominale overschot met ongeveer 1 procentpunt van het bbp is het gevolg van een stijging van de ontvangstenquote en het resterende derde is het resultaat van een daling van de uitgavenquote. Aan de ontvangstenzijde wordt de daling van de sociale bijdragen als gevolg van de lopende pensioenhervorming meer dan gecompenseerd door de stijging van de indirecte belastingen en „andere inkomsten” als percentage van het bbp. Door matiging van de uitgaven als percentage van het bbp aan consumptie en salarissen bij de overheid (die met de in het programma beschreven maatregelen niet zeker is) zou budgettaire ruimte moeten ontstaan voor de voorgestelde stijging van sociale uitkeringen, inclusief pensioenen en kinderbijslag, en overheidsinvesteringen.

(6)

De begrotingsresultaten kunnen veel slechter uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. De algemene macro-economische stabiliteit is aan aanzienlijke risico's onderhevig als gevolg van de grote externe onevenwichtigheid en de huidige oververhitting van de economie. Indien de met krediet gefinancierde, op de binnenlandse vraag berustende groei abrupt zou vertragen, zou dit ertoe kunnen leiden dat de begroting onder sterke druk komt te staan, aangezien de ontvangstenprognoses van het programma ervan uitgaan dat de consumptie hoog blijft en de situatie op de arbeidsmarkt gunstig blijft.

Bij gebrek aan flankerende maatregelen is de daling van de uitgavenquote moeilijk haalbaar. Aangezien pas in 2007 uitgavenplafonds op middellange termijn voor ministeries en overheidsinstellingen zijn ingevoerd, kunnen deze nog niet op hun doeltreffendheid worden beoordeeld. Aangezien in de voorbije jaren via een aanvullende begroting vaker extra uitgaven zijn gedaan die mogelijk werden dankzij de hoge nominale groei, zijn overschrijdingen ook nu niet uitgesloten. Ten slotte wordt in het programma gerekend op aanzienlijke privatiseringsinkomsten (van in totaal 0,5 % van het bbp), die evenwel nog steeds onzeker zijn.

(7)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingskoers toereikend om de MTD van het programma in de gehele programmaperiode vast te houden. Het begrotingsbeleid zoals dat uit het programma naar voren komt, is in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. Gezien de omvang van de economische onevenwichtigheden en de grotere rol die het begrotingsbeleid moet vervullen als gevolg van de beperkte marge van het monetaire beleid onder het stelsel van bijna vaste wisselkoersen in het kader van het WKM II, is evenwel een strakker begrotingsbeleid nodig. De waarschijnlijkheid dat de resultaten voor 2007 de ramingen overtreffen moet worden benut om in 2008 een veel hoger overschot te bewerkstelligen.

(8)

Letland lijkt weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft. Van de vergrijzing gaat in Letland een geringer langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is, omdat verwacht wordt dat de leeftijdsgerelateerde uitgaven als percentage van het bbp in de komende decennia dankzij het uitgavenbeperkende effect van de hervormingen in het pensioenstelsel zullen teruglopen. De huidige brutoschuld ligt op een zeer laag niveau en met de in het convergentieprogramma beoogde verbetering van de begrotingssituatie zouden de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn deels kunnen worden opgevangen.

(9)

Het convergentieprogramma lijkt aan te sluiten bij het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma. In het uitvoeringsverslag wordt met name macro-economische stabiliteit aangemerkt als de belangrijkste uitdaging die gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën, en spelen de vergroting van de begrotingsdiscipline en de aanscherping van de procedures voor budgettaire planning daarbij een belangrijke rol. Het convergentieprogramma bevat een kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn, maar het verstrekt geen gedetailleerde informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten/besparingen van de belangrijkste hervormingen die in het nationaal hervormingsprogramma worden beoogd.

(10)

De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is gedeeltelijk in overeenstemming met de in het kader van de Lissabon-strategie uitgevaardigde landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van het begrotingsbeleid. De beoogde begrotingskoers is evenwel niet afdoende om de oververhitting van de economie tegen te gaan en economische duurzaamheid te bevorderen.

(11)

Wat betreft de vooruitgang die is geboekt bij de WKM II-verplichtingen van Letland, hebben de Letse autoriteiten enige stappen ondernomen, maar er is meer nodig, om het begrotingsbeleid aan te scherpen en de binnenlandse vraag te beteugelen. Er is een aantal maatregelen uitgevoerd om de kredietgroei binnen de perken te houden. Deze maatregelen hebben evenwel een beperkt effect gehad. Het inflatiebestrijdingsplan van maart 2007 was een stap in de goede richting, weliswaar met een beperkt onmiddellijk effect, maar gaat lang niet ver genoeg om een stabilisering van de economie en een duurzame inflatiedaling te bewerkstelligen. Verdere structurele hervormingen zijn noodzakelijk om de zwakke aanbodzijde van de economie en de verslechtering van het concurrentievermogen aan te pakken. In het economisch stabiliseringsplan waarover de Letse autoriteiten momenteel besprekingen voeren, worden wellicht verdere budgettaire en fiscale maatregelen opgenomen, alsook stappen ter verbetering van het ondernemingsklimaat en het concurrentievermogen.

(12)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, ontbreekt in het programma een klein aantal verplichte gegevens en worden de meeste facultatieve gegevens wel verstrekt (4).

De algemene conclusie luidt dat in het programma ernaar wordt gestreefd de economische onevenwichtigheden en de buitensporige druk die van de vraag uitgaat, te verminderen door een lichte verhoging van het al bij al bescheiden overschot in de periode 2008-2010, en de MTD te overtreffen. De begrotingsdoelstellingen zijn evenwel aan grote risico's onderhevig die voornamelijk voortvloeien uit het feit dat de macro-economische situatie zeer onzeker is en de uitgaven in het verleden vaker uit de hand zijn gelopen. Voorts moet er dringend een aanzienlijk strakker begrotingsbeleid worden gevoerd om te kunnen voldoen aan de programmadoelstellingen, aangezien de stabiliteit van de economie in gevaar kan komen door inflatoire druk, een verslechtering van het kostenconcurrentievermogen en door snel stijgende netto verplichtingen aan het buitenland. Er zijn uitgavenplafonds op middellange termijn vastgesteld, die evenwel hun effectiviteit nog moeten bewijzen. Letland loopt een laag risico wat betreft de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

Gezien de bovenstaande beoordeling en de noodzaak om een duurzame convergentie en probleemloze deelneming aan het WKM II te bewerkstelligen, wordt Letland verzocht de dreigende oververhitting tegen te gaan en de risico's op macro-economische instabiliteit te verminderen en daartoe:

i)

in 2008 en de jaren daarna aanzienlijk ambitieuzere begrotingsdoelen te stellen dan die welke in het programma worden genoemd, in het bijzonder door eventuele inkomstenmeevallers volledig opzij te zetten en de uitgavenplafonds in acht te nemen;

ii)

binnen de uitgavenplafonds voor de overheidssector die in het middellangetermijnkader voor de begrotingsplanning zijn vastgesteld, de overheidsuitgaven zorgvuldig te prioriteren en fiscale instrumenten opnieuw te bekijken om een toename van de vraag te voorkomen in sectoren die het economisch potentieel op middellange en lange termijn niet aanzienlijk versterken;

iii)

verdere beleidsmaatregelen te nemen om de inflatoire druk te beteugelen, onder meer door een verantwoorde loonvorming in de publieke sector, die in de gehele economie leidt tot de fors lagere van loonstijgingen, die noodzakelijk zijn om de huidige spiraal van stijgende kosten en prijzen te doorbreken en de snelle achteruitgang van het kostenconcurrentievermogen een halt toe te roepen.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2006

2007

2008

2009

2010

Reëel bbp

(Verandering in %)

CP nov 2007

11,9

10,5

7,5

7,0

6,8

COM nov 2007

11,9

10,5

7,2

6,2

n.b.

CP jan 2007

11,5

9,0

7,5

7,5

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP nov 2007

6,6

10,1

12,5

7,2

4,9

COM nov 2007

6,6

9,6

9,8

6,0

n.b.

CP jan 2007

6,6

6,4

5,2

4,2

n.b.

Output gap (5)

(% van het potentiële bbp)

CP nov 2007

2,0

2,8

1,3

– 0,3

– 1,7

COM nov 2007 (6)

2,1

2,7

0,8

– 1,7

n.b.

CP jan 2007

1,8

1,3

– 0,5

– 2,0

n.b.

Financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

CP nov 2007

– 21,1

– 23,5

– 20,3

– 18,3

– 16,4

COM nov 2007

– 19,9

– 22,2

– 18,9

– 18,0

n.b.

CP jan 2007

– 17,4

– 17,2

– 16,3

– 15,8

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

– 0,3

0,3

0,7

1,0

1,2

COM nov 2007

– 0,3

0,9

0,8

0,5

n.b.

CP jan 2007

– 0,4

– 1,3

– 0,9

– 0,4

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

CP nov 2007

0,2

0,7

1,0

1,2

1,5

COM nov 2007

0,2

1,3

1,2

0,9

n.b.

CP jan 2007

0,2

– 0,8

– 0,4

0,1

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (5)

(% van het bbp)

CP nov 2007

– 0,9

– 0,5

0,4

1,1

1,7

COM nov 2007

– 0,8

0,2

0,5

1,0

n.b.

CP jan 2007

– 0,9

– 1,7

– 0,8

0,2

n.b.

Structureel saldo (7)

(% van het bbp)

CP nov 2007

– 0,9

– 0,5

0,4

1,1

1,7

COM nov 2007

– 0,8

0,2

0,5

1,0

n.b.

CP jan 2007

– 0,9

– 1,7

– 0,8

0,2

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

CP nov 2007

10,6

9,4

8,3

7,2

6,4

COM nov 2007

10,6

10,2

7,8

6,4

n.b.

CP jan 2007

10,7

10,5

10,6

9,4

n.b.

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

(2)  Bij de beoordeling wordt met name rekening gehouden met de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie en met de beoordeling door de Commissie van het uitvoeringsverslag van oktober 2007 van het nationale hervormingsprogramma.

(3)  PB C 89 van 24.4.2007, blz. 15.

(4)  Met name ontbreken de gegevens over vermogensbelasting (verplichte gegevens) en over de subcomponenten van de stock-flow adjustment en een aantal gegevens over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

(5)  In de programma's vermelde output gaps en conjunctuurgezuiverde saldi, zoals herberekend door de diensten van de Commissie op basis van de in de programma's voorkomende informatie.

(6)  Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 9,8 %, 9,8 %, 9,3 % en 8,9 % in de periode 2006-2009.

(7)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. Volgens het meest recente programma en de najaarsprognoses zijn er geen eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/23


BESLUIT VAN DE RAAD

van 17 maart 2008

houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(2008/C 73/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (1), en met name op artikel 79,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet de Raad een vertegenwoordiger uit elke lidstaat tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen benoemen.

(2)

Bij besluit van 7 juni 2007 (2) heeft de Raad 27 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen benoemd.

(3)

De Roemeense regering heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen om de Roemeense vertegenwoordiger in de raad van bestuur te vervangen en heeft een voordracht ingediend voor een nieuwe vertegenwoordiger die moet worden benoemd voor het tijdvak tot en met 31 mei 2011,

BESLUIT:

Artikel 1

Ter vervanging van mevrouw Rodica MOROHOI als lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen wordt de heer Teodor OGNEAN, van Roemeense nationaliteit, geboren op 21 februari 1947, benoemd voor de periode van 20 maart 2008 tot en met 31 mei 2011.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 maart 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

I. JARC


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1. Gerectificeerde versie in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3.

(2)  PB C 134 van 16.6.2007, blz. 6.


Commissie

19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/24


Wisselkoersen van de euro (1)

18 maart 2008

(2008/C 73/07)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,5771

JPY

Japanse yen

154,42

DKK

Deense kroon

7,4595

GBP

Pond sterling

0,7817

SEK

Zweedse kroon

9,455

CHF

Zwitserse frank

1,561

ISK

IJslandse kroon

121,79

NOK

Noorse kroon

8,0675

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,25

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

257,51

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6971

PLN

Poolse zloty

3,5297

RON

Roemeense leu

3,7285

SKK

Slowaakse koruna

32,408

TRY

Turkse lira

1,9505

AUD

Australische dollar

1,6974

CAD

Canadese dollar

1,5674

HKD

Hongkongse dollar

12,2535

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9509

SGD

Singaporese dollar

2,1708

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 600,91

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

12,6424

CNY

Chinese yuan renminbi

11,1675

HRK

Kroatische kuna

7,255

IDR

Indonesische roepia

14 509,32

MYR

Maleisische ringgit

4,9951

PHP

Filipijnse peso

65,134

RUB

Russische roebel

37,079

THB

Thaise baht

49,218

BRL

Braziliaanse real

2,6861

MXN

Mexicaanse peso

16,9262


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/25


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5125 — Marel/SFS)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 73/08)

1.

Op 12 maart 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 en volgend op een verwijzing in het kader van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming Marel Food Systems hf. („Marel”, IJsland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Stork Food Systems („SFS”, Nederland) door de aankoop van aandelen en activa.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Marel: ontwikkeling, productie, verkoop en onderhoud van machines en systemen voor de eerste verwerking van vis en gevogelte, alsmede de verdere verwerking van vis, rood vlees en gevogelte;

voor SFS: ontwikkeling, productie, verkoop en onderhoud van machines en uitrusting voor de eerste verwerking van gevogelte, alsmede de verdere verwerking van vis, rood vlees en gevogelte.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5125 — Marel/SFS, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


ANDERE BESLUITEN

Commissie

19.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/26


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2008/C 73/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„BŒUF DE BAZAS”

EG-nummer: FR/PDO/005/0344/21.04.2004

BOB ( ) BGA ( X )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Institut National de l'Origine et de la Qualité (I.N.A.O.)

Adres:

51, rue d'Anjou

F-75008 Paris

Tel.

(33) 153 89 80 00

Fax

(33) 142 25 57 97

E-mail:

info@inao.gouv.fr

2.   Groepering:

Naam:

Association pour la Défense du Bœuf de Bazas

Adres:

3, Lagrange Est

F-33430 Bazas

Tel.

(33) 556 25 03 32

Fax

(33) 556 25 23 80

E-mail:

bazas.elevage@expalliance.fr

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 1.1: Vers vlees (en verse slachtafvallen)

4.   Productdossier:

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam: „Bœuf de Bazas”.

4.2.   Beschrijving: Dieren van het ras Bazadaise of Blonde d'Aquitaine, of van een kruising tussen deze beide rassen.

Vers vlees: hele dieren, halve dieren, voor- of achtervoeten, deelstukken.

Slachtleeftijd van de dieren:

vaarzen: min. 30 maanden — max. 48 maanden;

koeien: min. 36 maanden — max. 108 maanden;

stieren: min. 36 maanden — max. 60 maanden.

Kenmerken van de geslachte dieren:

minimumgewicht:

300 kg voor vaarzen en koeien;

380 kg voor stieren;

bevleesdheidsklasse E, U, R;

vetheidsklasse 3 en 4;

niet ontdaan van het dekvet wanneer het geslachte dieren van vetheidsklasse 3, en gedeeltelijk ontdaan van het dekvet wanneer het geslachte dieren van vetheidsklasse 4 betreft;

kleur van het vlees: helderrood.

4.3.   Geografisch gebied: De dieren moeten geboren, opgekweekt, vetgemest en geslacht zijn in het productiegebied „Bazas” dat de volgende kantons en departementen omvat:

het departement Gironde;

de volgende kantons van het departement Landes: Aire sur Adour, Gabarret, Geaune, Grenade sur Adour, Labrit, Mimizan, Morcenx, Parentis-en-Born, Pissos, Roquefort, Sabres, Sore, Villeneuve-de-Marsan, Mont-de-Marsan, Tartas;

de kantons van de departementen Lot et Garonne en Gers die aan het departement Gironde en het departement Landes grenzen, namelijk:

de kantons Bouglon, Casteljaloux, Duras, Houeilles, Marmande, Meilhan-sur-Garonne, Mézin et Seyches van het departement Lot et Garonne, die aan het departement Gironde en het departement Landes grenzen; en

de kantons Cazaubon, Nogaro, Riscle, Eauze van het departement Gers, die aan het departement Landes grenzen.

Om de gevolgen van het vervoer voor de kwaliteit van het vlees te beperken (het welzijn van dieren, beperking van de stress) en ervoor te zorgen dat de geslachte dieren en de specifieke wijze waarop het dekvet wordt verwijderd, beter worden opgevolgd, zijn de voor het slachten van de „Boeufs de Bazas” erkende slachthuizen in het productiegebied gevestigd. Hierdoor kunnen de organoleptische eigenschappen van de geslachte dieren worden bewaard.

4.4.   Bewijs van de oorsprong: Het dier wordt uiterlijk de zevende dag na zijn geboorte als „Bœuf de Bazas” geïdentificeerd door middel van een in elk oor aangebracht erkend oormerk, waarop telkens het slechts voor dat ene dier geldende, nationale identificatienummer is vermeld.

Een identificatiebewijs („Passeport”) vergezelt het dier tot in het slachthuis: hierin zijn alle gegevens van het dier vermeld (geboortedatum, rascode, nationaal identificatienummer van het dier, …).

In dit paspoort zijn ook de diverse houderijbedrijven vermeld waar het dier heeft verbleven: iedere veehouder brengt in het paspoort een etiket aan wanneer het dier bij hem wordt weggehaald en ieder houderijbedrijf kan aan de hand van een uniek nummer worden geïdentificeerd (de eerste vijf cijfers verwijzen naar de INSEE-code van het departement en van de gemeente waar het bedrijf zich bevindt). De geografische herkomst van de dieren is bijgevolg bekend.

In het slachthuis wordt het geslachte dier geïdentificeerd met een slachtnummer dat aan het nationaal identificatienummer is gekoppeld; het geslachte dier wordt met voor voedingsmiddelen geschikte inkt gemerkt met het logo „Bœuf de Bazas”. Een genummerd garantiecertificaat waarop het nationaal identificatienummer en het slachtnummer van het dier zijn vermeld, vergezelt elk geslacht, en aan een slager verkocht, heel of half dier en elke voor- of achtervoet. De slagers kunnen uitsluitend vlees met het logo „Bœuf de Bazas” verkopen, maar het staat hen vrij daarnaast ook een toonbank met vlees zonder dit logo in te richten. De regeling wordt aangevuld met controles van de productboekhouding.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product: De dieren worden, wanneer het vaarzen betreft gedurende minimaal 30 maanden, en wanneer het koeien of stieren betreft gedurende minimaal 36 maanden opgekweekt.

De kalveren worden opgekweekt volgens het principe van het zoogkoeienbeslag (gezoogd door het moederdier).

De dieren worden behoudens uitzonderlijke weersomstandigheden ten minste 7 maanden per jaar op de weide gezet.

De dieren worden gevoederd met gras of met diervoeder dat hoofdzakelijk op het bedrijf is geproduceerd, en met aanvullende diervoeders volgens de instructies van de „Association pour la Défense du Bœuf de Bazas”.

De voeding in de mestperiode (eindfase): gedurende deze periode, die minimaal 4 maanden duurt, wordt het vetmesten van de dieren voltooid en wordt de optimale kwaliteit van de geslachte dieren en van het vlees bereikt.

Gedurende deze eindfase, of toch gedurende de laatste 2 maanden, worden de dieren verplicht op stal (individueel of in groep) vetgemest.

In de laatste fase worden granen of afval van granen (maïs, tarwe, gerst, triticale, haver, rogge …) gevoederd, aangevuld met ruwvoedergewassen (gras, hooi) en/of wortelen en knollen.

De veehouder-vetmester moet het rantsoen aanpassen aan de biologische toestand van het dier en aan zijn appetijt. De granen die de energetische basis van het rantsoen moeten vormen, mogen dus voor ten hoogste 50 % van de droge stof van het rantsoen met ingekuilde maïs en/of kuilgras worden aangevuld.

Aanvulling van de granen met perskoeken (hoofdzakelijk van sojabonen of lijnzaad) is toegestaan.

Van oudsher worden 70 % van de voedergewassen op het bedrijf geproduceerd, hetgeen neerkomt op meer dan 90 % van de voeding die een rund tijdens zijn leven verorbert.

Rijping van het vlees: minimaal 10 dagen.

4.6.   Verband:

Een bijzonder kenmerk:

Dankzij het oceaanklimaat van de zone (zachte winters, overvloedige en over het jaar verspreide regen, overvloedige zonneschijn) kan gebruik worden gemaakt van natuurlijke weiden of van tijdelijk grasland en kan men de dieren meer dan de helft van het jaar laten grazen.

De rassen die worden gebruikt om de „Bœuf de Bazas” te fokken, worden van oudsher in deze zone gebruikt aangezien de Bazadaise en de Blonde d'Aquitaine plaatselijke rassen zijn.

Een faam:

De benaming „Bœuf de Bazas” gaat terug tot de 18e eeuw en had toen betrekking op de beste plaatselijke vleesrassen die in de regio van de stad Bazas werden gefokt.

De faam van de „Bœuf de Bazas” wordt sedert de 18e eeuw gevierd met de traditionele optocht van de „Bœufs de Bazas”, „La fête des Boeufs gras”, op de donderdag van carnaval. Dit feest heeft altijd plaatsgevonden, zelfs in tijden dat het in zijn voortbestaan was bedreigd (Ancien Régime). De runderen die bij de landbouwactiviteiten werden ingezet, werden nadien vetgemest en hoofdzakelijk op de markt van de stad Bazas verkocht.

De „Bœuf de Bazas” is nog steeds vermaard:

Op plaatselijk niveau:

„la fête des bœufs gras à Bazas” in de carnavalperiode lokt talrijke vierders naar Bazas en de slagerijen die zich op de „Bœuf de Bazas” toeleggen, zien hun verkoopcijfers in die periode met 30 % stijgen. Dit feest is gebaseerd op de specificiteit en de vermaardheid van het product terwijl het anderzijds toelaat de faam van de „Bœuf de Bazas” door de tijden heen te handhaven;

andere gemeenten in het gebied waarvoor de BGA geldt, hebben soortgelijke festiviteiten op touw gezet.

Op nationaal niveau:

De faam van het product reikt verder dan het lokale niveau. Dat blijkt uit enkele recente voorbeelden:

het artikel in de Figaro van 16 februari 2003 met als titel „le bœuf gras fait son carnaval” (de vette os viert carnaval);

het recept voor de „croustillant de queue de bœuf de Bazas au foie gras de canard poêlé des landes” (krokantje van gebakken ossenstaart van Bazas met eendenlever), dat werd voorgesteld in de uitzending „les escapades de Petitrenaud” op France 5.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Qualisud

Adres:

Agropole, BP 102

F-47000 Agen

Tel.

(33) 558 06 15 21

Fax

(33) 558 75 13 36

E-mail:

qualisud@wanadoo.fr

Dit controleorgaan is erkend in het kader van norm EN 45 011.

4.8.   Etikettering: Benaming van het verkochte product: „Bœuf de Bazas”.

Een strook op het etiket moet de consument gegevens over het product verstrekken:

geslacht van het dier (koe of stier);

identificatienummer van het dier;

eventueel het slachtnummer (nr. van het slachthuis);

geboortedatum;

ras;

naam en adres van de fokker;

slachtdatum;

gewicht van het geslachte dier;

categorie;

naam van de bestemmeling.

Dit certificaat moet het hele of halve geslachte dier of de voor- of achtervoet vergezellen tot de verkoop.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.