ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 43

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
16 februari 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 043/01

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 043/02

Wisselkoersen van de euro

3

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2008/C 043/03

Door de lidstaten verstrekte beknopte informatie inzake staatssteun die wordt toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

4

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Commissie

2008/C 043/04

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China

9

2008/C 043/05

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

14

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2008/C 043/06

Steunmaatregelen van de staten — Tsjechische Republiek — Steunmaatregel C 3/08 (ex NN 102/05) — Compensatie voor openbare dienstverlening voor Zuid-Moravische busmaatschappijen — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 )

19

2008/C 043/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5049 — Goldmann Sachs/Colony Capital/BUT) ( 1 )

27

2008/C 043/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5034 — Montagu/GIP/Biffa) — Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure ( 1 )

28

2008/C 043/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4999 — Heineken/Scottish & Newcastle assets) ( 1 )

29

2008/C 043/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4921 — CDC/Groupe Moniteur/AchatPublic.Com) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

30

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2008/C 043/11

Bekendmaking van een wijzigingsverzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/1


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/01)

Datum waarop het besluit is genomen

5.12.2007

Nummer van de steunmaatregel

NN 70/07

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Regio

North-East England

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Rescue aid to Northern Rock

Rechtsgrondslag

Ad-hoc, Bank of England Acts 1694-1998

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Redding van ondernemingen in moeilijkheden

Vorm van de steun

Zachte lening, garantie

Begrotingsmiddelen

Maximale steunintensiteit

Looptijd

17.9.2007-17.3.2008

Economische sectoren

Beperkt tot de financiële dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

HM Treasury; The Governor and Company of the Bank of England

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

14.12.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 656/07

Lidstaat

België

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Prolongation du régime d'aide pour le transport combiné N 249/04

Verlenging van de steunregeling voor gecombineerd vervoer N 249/04

Rechtsgrondslag

Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 30 septembre 2005 relative à la promotion du transport ferroviaire combiné de marchandises

Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 30 september 2005 betreffende de bevordering van het gecombineerde goederenvervoer per spoor

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Bevordering van het gecombineerd vervoer

Vorm

Directe subsidies

Begrotingsmiddelen

30 mln EUR/jaar

Steunintensiteit

Looptijd

2008

Betrokken economische sectoren

Gecombineerd vervoer

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Service public fédéral mobilité et transport

Federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

Andere inlichtingen

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/3


Wisselkoersen van de euro (1)

15 februari 2008

(2008/C 43/02)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4674

JPY

Japanse yen

157,78

DKK

Deense kroon

7,4544

GBP

Pond sterling

0,74780

SEK

Zweedse kroon

9,3140

CHF

Zwitserse frank

1,6022

ISK

IJslandse kroon

98,23

NOK

Noorse kroon

7,9255

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,224

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

263,59

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6965

PLN

Poolse zloty

3,5900

RON

Roemeense leu

3,6445

SKK

Slowaakse koruna

33,019

TRY

Turkse lira

1,7603

AUD

Australische dollar

1,6189

CAD

Canadese dollar

1,4635

HKD

Hongkongse dollar

11,4454

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8602

SGD

Singaporese dollar

2,0734

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 386,77

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,2647

CNY

Chinese yuan renminbi

10,5396

HRK

Kroatische kuna

7,2575

IDR

Indonesische roepia

13 456,06

MYR

Maleisische ringgit

4,7272

PHP

Filipijnse peso

59,723

RUB

Russische roebel

36,0742

THB

Thaise baht

46,663

BRL

Braziliaanse real

2,5757

MXN

Mexicaanse peso

15,7900


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/4


Door de lidstaten verstrekte beknopte informatie inzake staatssteun die wordt toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

(2008/C 43/03)

Nummer van de steun: XA 228/07

Lidstaat: Frankrijk

Regio: Al deze acties kunnen door alle regionale overheden (conseils régionaux, conseils généraux) die dit wensen, worden gefinancierd

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Aides à la promotion des produits animaux et des produits d'origine animale

Rechtsgrond:

Article 15, paragraphe 2, du règlement (CE) no 1857/2006 d'exemption agricole

Article L 621-1 et suivants du code rural

Articles L 1511-1 et suivants du code général des collectivités territoriales

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: 4 miljoen EUR op voorwaarde dat de nodige begrotingsmiddelen worden toegewezen — afkomstig van het „Office national interprofessionnel de l'élevage et de ses productions”, en een onbepaald bedrag afkomstig van de regionale overheden

Maximale steunintensiteit: De steun kan tot 100 % bedragen van de uitgaven voor de onder vorengenoemd artikel 15, lid 2, onder c) en f), bedoelde maatregelen. De steun mag nooit meer bedragen dan 100 % van de uitgaven voor de gesubsidieerde maatregelen

Datum van tenuitvoerlegging:

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: Zes jaar (2008-2013)

Doelstelling van de steun: De steun heeft ten doel promotieacties en informatiecampagnes met betrekking tot de producten te bevorderen, kennis omtrent de productie te verspreiden, wetenschappelijke kennis toe te lichten, informatiecampagnes over systemen voor kwaliteitsproductie te vergemakkelijken, de organisatie van beurzen, tentoonstellingen, megabeurzen (salons) en fora mogelijk te maken, de deelname van beroepslui aan deze megabeurzen te bevorderen en pr-acties of soortgelijke acties te ontwikkelen.

De gesteunde acties zijn die welke vallen onder artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 betreffende van aanmelding vrijgestelde staatssteun in de landbouw en ook zijn bedoeld in hoofdstukonderdeel IV.K en punt 152, onder b), van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector van 27 december 2006

Betrokken economische sector(en): Het MKB van de sector dierlijke productie

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Office national interprofessionnel de l'élevage et de ses productions

12, rue Henri Rol-Tanguy

TSA 30003

F-93555 Montreuil Sous Bois Cedex

Website: www.office-elevage.fr/aides-nat/aides-nat.htm

De specifieke informatie over deze steunregeling zal, zodra de regeling van toepassing wordt (d.i. in januari 2008) op deze website worden geplaatst onder de rubriek: Information/Aides nationales

Andere informatie: De regionale overheden zien erop toe dat de limiet die is vastgesteld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 — het kader voor deze regeling — niet wordt overschreden. Wanneer zij steun verlenen ter aanvulling van de financiering door het „Office de l'élevage”, verifiëren zij met de hulp van de „direction départementale de l'agriculture et de la forêt” de berekening van de gecumuleerde steun

Nummer van de steun: XA 229/07

Lidstaat: Verenigd Koninkrijk

Regio: Great Britain (England, Scotland and Wales)

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Dairy Farmer Milk Market Development Scheme

Rechtsgrond: Milk Development Council Order 1995

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Van 15 september 2007 tot en met 31 maart 2008: 300 000 GBP

Maximale steunintensiteit: De steunintensiteit bedraagt 50 %

Datum van tenuitvoerlegging: De regeling gaat in op 15 september 2007

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: De regeling gaat in op 15 september 2007. Ze loopt af op 31 maart 2008. De laatste betalingen vinden plaats op 30 september 2008. Alle facturen voor dienstverlening moeten uiterlijk 31 december 2008 zijn overgelegd

Doelstelling van de steun: De steun is in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 en de subsidiabele uitgaven zijn:

De steun is eveneens in overeenstemming met artikel 15 van verordening (EG) nr. 1857/2006 en de subsidiabele uitgaven zijn:

Betrokken economische sector(en): De regeling is van toepassing op bedrijven die zich toeleggen op de melkproductie

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent: De voor de regeling bevoegde overheidsinstantie is:

Milk Development Council

Trent Lodge

Stroud Road

Cirencester GL7 6JN

United Kingdom

De voor de tenuitvoerlegging van de regeling bevoegde organisatie is:

Milk Development Council

Trent Lodge

Stroud Road

Cirencester GL7 6JN

United Kingdom

Website: http://www.mdc.org.uk/default.aspx?DN=0963897f-fa62-4704-b085-607718ee51eb

U kan ook de centrale pagina van het VK over van aanmelding vrijgestelde staatssteun in de landbouwsector raadplegen:

http://defraweb/farm/policy/state-aid/setup/exist-exempt.htm

Andere informatie: Voor meer en uitvoeriger gegevens over de criteria waaraan moet zijn voldaan om voor de regeling in aanmerking te komen en over de toepasselijke voorschriften, moeten vorengenoemde weblinks worden gevolgd. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 zullen er geen rechtstreekse geldelijke betalingen aan producenten plaatsvinden.

Ondertekend en gedateerd namens de ter zake bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk (Department for Environment, Food and Rural Affairs — Ministerie voor Milieu, Voedsel en Plattelandsaangelegenheden)

Mr Neil Marr

Agricultural State Aid

Department for Environment, Food and Rural Affairs

Room 816, Area 8D

9 Millbank

C/o Nobel House

17 Smith Square

Westminster SW1P 3JR

United Kingdom

Nummer van de steun: XA 230/07

Lidstaat: Bondsrepubliek Duitsland

Regio: Land Brandenburg

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Hilfsprogramm für landwirtschaftliche und gartenbauliche Unternehmen, die durch die Wetterunbilden im Frühjahr und im Sommer 2007 in ihrer Existenz gefährdet sind

Rechtsgrond: Artikel 11 vanVerordening (EG) nr. 1857/2006

Richtlinie des Ministeriums für Ländliche Entwicklung, Umwelt und Verbraucherschutz des Landes Brandenburg zum Ausgleich von Verlusten infolge von Wetterunbilden — Hilfsprogramm für landwirtschaftliche und gartenbauliche Unternehmen, die durch die Wetterunbilden im Frühjahr und im Sommer 2007 in ihrer Existenz gefährdet sind vom 30.8.2007.

http://www.mluv.brandenburg.de/cms/media.php/2317/rl_unwett.pdf

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: 5,0 miljoen EUR in 2007

Maximale steunintensiteit: 30 %

Datum van tenuitvoerlegging: Van 1 november 2007 tot en met 31 december 2007

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: Van 17 september 2007 tot en met 31 december 2007

Doelstelling van de steun: De deelstaat verleent aan land- en tuinbouwbedrijven — bij laatstgenoemde geldt een beperking tot de teeltgebieden Wesendahl/Werneuchen en Havelland en tot de teeltgebieden in het district Elbe-Elster — die in hun voortbestaan zijn bedreigd, subsidies om de gevolgen van het barre weer in het voorjaar en de zomer van 2007 te milderen.

In de periode mei — juli 2007 werd door de buitengewoon overvloedige neerslag de afvoercapaciteit van de afwateringskanalen in haast alle gebieden van de deelstaat overschreden. De extreme hoeveelheid neerslag bereikte in de vorengenoemde drie maanden hoogten van bijvoorbeeld 366,1 mm, 393,4 mm en zelfs 451,8 mm. De ongewoon sterke neerslag resulteerde in maxima die meer dan het dubbele bedroegen van de som van de — zich jarenlang herhalende — gemiddelden voor de jaren 1961 tot 1990 (voor het weerstation Menz bijvoorbeeld 208,0 %). Dat betekent dat de neerslag in de maanden mei, juni en juli voor de periode 1961-1990 minder dan één derde bedroeg van de neerslag in dezelfde maanden van 2007 (31,8 % in het weerstation Menz). In de laaggelegen gebieden van de deelstaat is door deze extreme watermassa's het grondwaterpeil met één meter gestegen. Permanente aanwezigheid van water, sterk opstuwend water en ook overstromingen hebben ertoe geleid dat de terreinen niet langer berijdbaar zijn. Gewassen die gedorst moeten worden, konden niet worden geoogst en voedergewassen van velden en weidelanden konden niet worden binnengehaald. Gewassen zoals maïs en aardappelen, die laat worden geoogst, gingen volledig verloren.

Met de uitzaai van de herfst kon in de getroffen gebieden nog niet worden begonnen.

In de tuinbouw, met name in de fruitteelt, in de genoemde gebieden heeft de combinatie van een zachte winter, zeer hoge temperaturen in het voorjaar, voorjaarsdroogte in april en late vorst geleid tot aanzienlijk kleinere oogsten en zelfs tot verlies van de gehele oogst. Doordat een vervroeging in de fenologische ontwikkeling optrad en de fruitbomen 2 tot 3 weken eerder gingen bloesemen, had de laattijdige vorst meer dan de gemiddelde negatieve gevolgen voor de oogst.

De regering van de deelstaat Brandenburg heeft de hierboven beschreven ongunstige weersomstandigheden als natuurramp aangemerkt.

Om het risico dat hierdoor ontstaat, namelijk dat deze bedrijven over de kop zouden kunnen gaan, af te weren, kan de overheid land- en tuinbouwbedrijven, met inachtneming van de bijgevoegde richtlijn, subsidies toestaan. De bedrijven kunnen evenwel geen recht op het verlenen van deze subsidies laten gelden. De instantie die de subsidies verleent, neemt ter zake plichtsbewuste beslissingen binnen het kader van de beschikbare begrotingsmiddelen. De subsidies vergoeden de schade ook niet volledig maar zorgen voor liquide middelen zodat het voortbestaan van de bedrijven die door het barre weer van het voorjaar en de zomer van 2007 zijn getroffen, is verzekerd

Betrokken economische sector(en):

landbouw (plantaardige productie);

tuinbouw (fruitteelt)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Investitionsbank des Landes Brandenburg

Steinstraße 104-106

D-14480 Potsdam

Website: www.ilb.de

E-Mail: postbox@ilb.de

Andere informatie: —

Nummer van de steun: XA 231/07

Lidstaat: Bondsrepubliek Duitsland

Regio: Freistaat Bayern

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Richtlinie für die Durchführung der nebenberuflichen sozialen Betriebshilfe in der Land- und Forstwirtschaft durch das Kuratorium Bayerischer Maschinen- und Betriebshilfsringe e.V. (KBM) und die Maschinen- und Betriebshilfsringe (MR)

Rechtsgrond: Bayerisches Agrarwirtschaftsgesetz (BayAgrarWiG) vom 8. Dezember 2006

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: 1,2 miljoen EUR voor de „Maschinen- und Betriebshilfsringe” en voor de overkoepelende organisatie (KBM) voor het verlenen van bedrijfsvervangingsdiensten overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1857/2006

Maximale steunintensiteit: Tot 50 %

Datum van tenuitvoerlegging: Jaarlijkse goedkeuring nadat een besluit is genomen over de vrijstelling

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening:

Doelstelling van de steun: Waarborgen dat in het gehele gebied door de „Maschinen- und Betriebshilfsringe” werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld die als nevenberoep sociale bedrijfshulp verlenen in de sector land- en bosbouw. Dankzij de steun kan aan zware moeilijkheden in sociale noodsituaties het hoofd worden geboden

Rechtsgrond voor de steunverlening: De steun wordt verleend op grond van artikel 15, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1857/2006

Betrokken economische sector(en): Landbouw en bosbouw — gesubsidieerde dienstverlening

Rechtsgrond voor de steunverlening in de bosbouw: punt 179 van de communautaire richtsnoeren (PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Bayerische Landesanstalt für Landwirtschaft (LfL)

Abteilung Förderwesen und Fachrecht

Menzinger Straße 54

D-80638 München

Voor eventuele vragen kan u zich richten tot:

Bayerisches Staatsministerium für

Landwirtschaft und Forsten

Referat B 1

Ludwigstr. 2

D-80539 München

Tel. (49-89) 2182-2222

Website: http://www.servicestelle.bayern.de/bayern_recht/recht_db.html?http://by.juris.de/by/AgrarWiG_BY_rahmen.htm

http://www.stmlf.bayern.de/agrarpolitik/programme/26373/rilikbmsozbh.pdf

Andere informatie: —

Nummer van de steun: XA 233/07

Lidstaat: Republiek Slovenië

Regio: Območje občine Škofje Loka

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Programi razvoja kmetijstva, gozdarstva in podeželja v občini Škofja loka 2007–2013

Rechtsgrond: Pravilnik o dodeljevanju pomoči za ohranjanje in razvoj kmetijstva, gozdarstva in podeželja v občini Škofja Loka za programsko obdobje 2007–2013 (Poglavje II.)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun:

 

2007: 53 871 EUR

 

2008: 53 871 EUR

 

2009: 53 871 EUR

 

2010: 53 871 EUR

 

2011: 53 871 EUR

 

2012: 53 871 EUR

 

2013: 53 871 EUR

Maximale steunintensiteit:

1.   Investeringen in landbouwbedrijven die zich toeleggen op primaire productie:

tot 50 % van de subsidiabele uitgaven in probleemgebieden;

tot 40 % van de subsidiabele uitgaven in andere gebieden;

tot 60 % van de subsidiabele uitgaven in probleemgebieden en tot 50 % in andere gebieden wanneer het investeringen van jonge landbouwers binnen vijf jaar na hun vestiging betreft.

De regeling heeft ten doel investeringssteun te verlenen voor: het herstel van noodzakelijke elementen van landbouwbedrijven; de aankoop van uitrusting voor de landbouwproductie; meerjarige teelten; de verbetering van landbouw- en weidegronden.

2.   Steun voor de instandhouding van traditionele gebouwen:

bij investeringen in niet-productieve erfgoedelementen, tot 100 % van de werkelijke uitgaven;

bij investeringen in erfgoedelementen die deel uitmaken van de productieve activa: tot 60 % van de werkelijke kosten — of 75 % in probleemgebieden — op voorwaarde dat de investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit van het bedrijf;

aanvullende steun kan worden verleend tot 100 % van de extra uitgaven voor het gebruik van traditionele materialen bij de instandhouding van de erfgoedelementen van de bedrijven.

3.   Steun voor ruilverkavelingen:

tot 100 % van de werkelijke uitgaven voor juridische en administratieve procedures.

4.   Steun ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten:

tot 100 % van de werkelijke uitgaven in de vorm van gesubsidieerde diensten; er vinden geen rechtstreekse geldelijke betalingen aan producenten plaats.

5.   Technische ondersteuning in de landbouwsector:

tot 100 % van de uitgaven voor: onderwijs en opleiding; door derden verleende adviesdiensten; de organisatie van fora, wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen; publicaties en websites. De steun wordt verleend in de vorm van gesubsidieerde diensten en niet in de vorm van rechtstreekse geldelijke betalingen aan producenten

Datum van tenuitvoerlegging: 2007 (of de datum waarop de regels in werking treden)

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: Tot en met 31 december 2013

Doelstelling van de steun: Ondersteuning van het MKB

Verwijzing naar artikelen van Verordening (EG) nr. 1857/2006 en subsidiabele uitgaven: Hoofdstuk II van de ontwerpregels voor het verlenen van staatssteun voor natuurbehoud, de ontwikkeling van land- en bosbouw en plattelandsontwikkeling in de gemeente Škofja Loka voor de periode 2007-2013 bevat maatregelen die staatssteun zijn en die in overeenstemming zijn met de volgende artikelen van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3):

artikel 4: Investeringen in landbouwbedrijven;

artikel 5: Instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen;

artikel 13: Steun voor ruilverkavelingen;

artikel 14: Steun ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten;

artikel 15: Technische ondersteuning in de landbouwsector

Betrokken economische sector(en): Plantaardige en dierlijke productie

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Občina Škofja Loka

Poljanska c. 2

SLO-4220 Škofja Loka

Website: http://www.uradni-list.si/1/ulonline.jsp?urlid=200773&dhid=91276

Andere informatie: De maatregel waarbij steun wordt verleend als bijdrage aan premies voor het verzekeren van gewassen en vruchten betreft de volgende, met natuurrampen gelijkgestelde ongunstige weersomstandigheden: voorjaarsvorst, hagel, blikseminslag, brand door blikseminslag, stormen en overstromingen.

De regels van de gemeente voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1857/2006 met betrekking tot de door de gemeenten te nemen maatregelen en de toe te passen algemene bepalingen (procedure voor de toekenning van steun, cumulatie, doorzichtigheid en controle van steun)

Handtekening van de bevoegde persoon:

Igor Draksler

Burgemeester


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/9


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2008/C 43/04)

De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), volgens welke de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”).

1.   Klacht

De klacht werd op 3 januari 2008 ingediend door Eurostress Information Service („ESIS”) („de klager”) namens producenten die een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

2.   Product

Bij het product dat met dumping zou zijn ingevoerd, gaat het om bepaalde draad van niet-gelegeerd staal (niet bekleed, of verzinkt) en strengen van niet-gelegeerd staal (al dan niet bekleed), bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”), die doorgaans worden aangegeven onder de GN-codes ex 7217 10 90, ex 7217 20 90, ex 7312 10 61, ex 7312 10 65 en ex 7312 10 69. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld. De producten zijn in de handel bekend als voor- of naspandraad en voor- of naspanstrengen (PSC-draad en -strengen).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping

Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de klager de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld aan de hand van de prijs in het in punt 5.1, onder d), genoemde land met een markteconomie. De bewering dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op de vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap.

De aldus vastgestelde dumpingmarge is aanzienlijk.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China in totaal in absolute cijfers en wat het marktaandeel betreft, is gestegen.

Beweerd wordt dat de hoeveelheden en de prijzen van het ingevoerde betrokken product naast andere gevolgen een ongunstig effect hebben op het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat leidt tot aanzienlijke nadelen voor de algemene prestaties, de financiële situatie en de werkgelegenheidssituatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

5.1.   Procedure voor de vaststelling van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China met dumping wordt ingevoerd en of deze dumping schade heeft veroorzaakt.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruikmaken van steekproeven.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 naar de Gemeenschap is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van deze verkoop in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie van het betrokken product;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (2) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het land van uitvoer en met alle bekende verenigingen van producenten/exporteurs.

Aangezien een onderneming niet zeker kan zijn dat ze in de steekproef wordt opgenomen, wordt producenten/exporteurs die voor een individuele dumpingmarge (3) in aanmerking wensen te komen, aangeraden binnen de in punt 6, onder a) i), van dit bericht vermelde termijn een vragenlijst aan te vragen en deze binnen de in punt 6, onder a) ii), eerste alinea, van dit bericht vermelde termijn in te dienen. Zie echter ook de laatste zin van punt 5, onder b), van dit bericht.

ii)   Steekproef van importeurs

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

het totale aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (2) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met alle bekende verenigingen van importeurs.

iii)   Steekproef van communautaire producenten

Aangezien een groot aantal communautaire producenten de klacht steunt, is de Commissie voornemens bij het schadeonderzoek gebruik te maken van een steekproef.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle communautaire producenten, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de waarde (in euro's) van de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in de Gemeenschap is verkocht;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vervaardigd;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (2) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

iv)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproeven pas definitief samenstellen na raadpleging van alle betrokken partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproeven te worden opgenomen.

De in de steekproeven opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en moeten medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap, aan alle verenigingen van producenten in de Gemeenschap, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle verenigingen van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan alle verenigingen van importeurs die in de klacht zijn genoemd, en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die, overeenkomstig artikel 17, lid 3, en artikel 9, lid 6, van de basisverordening, voor een individuele dumpingmarge in aanmerking wensen te komen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder a) ii), van dit bericht vermelde termijn ingevuld terugsturen. Deze vragenlijst moet daarom binnen de in punt 6, onder a) i), vermelde termijn worden aangevraagd. Ook als de Commissie van een steekproef van producenten/exporteurs gebruikmaakt, kan zij besluiten geen individuele dumpingmarges te berekenen, omdat individuele onderzoeken bij een groot aantal producenten/exporteurs zoveel werk kunnen meebrengen dat een tijdige voltooiing van het onderzoek niet mogelijk is.

c)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van een land met een markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt overwogen Turkije te kiezen als geschikt land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China. Opmerkingen over deze keuze moeten binnen de in punt 6, onder c), vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

e)   Status van marktgerichte onderneming

Voor producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die daarom verzoeken en die kunnen aantonen dat zij op marktvoorwaarden werken (dat wil zeggen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening) zal de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening. Deze verzoeken moeten, van bewijsmateriaal vergezeld, binnen de in punt 6, onder d), vermelde bijzondere termijn worden ingediend. De Commissie zal aanvraagformulieren toezenden aan de in de klacht genoemde of in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle in de klacht genoemde verenigingen van producenten/exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap

Indien komt vast te staan dat er inderdaad sprake is van dumping en dat hierdoor schade wordt veroorzaakt, zal in overeenstemming met artikel 21 van de basisverordening een besluit worden genomen over de vraag of de vaststelling van antidumpingmaatregelen niet indruist tegen het belang van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap, importeurs en representatieve verenigingen van importeurs, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn om een mondeling onderhoud verzoeken onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

i)   Aanvragen van een vragenlijst of van andere formulieren

Vragenlijsten en andere formulieren dienen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te worden aangevraagd.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere informatie toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. Alle bij deze procedure betrokken producenten/exporteurs die een aanvraag voor individueel onderzoek willen indienen overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun antwoorden op de vragenlijst verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i), ii) en iii), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5.1, onder a) iv), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de selectie van het land met een markteconomie

De bij het onderzoek betrokken partijen kunnen opmerkingen maken over de selectie van Turkije als geschikt land met een markteconomie om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen (zie punt 5.1, onder d)). Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit zijn van de Commissie.

d)   Bijzondere termijn voor het indienen van verzoeken om als marktgerichte onderneming te worden behandeld en/of een individuele behandeling te krijgen

Met redenen omklede verzoeken om behandeling als marktgerichte onderneming (zie punt 5.1, onder e)) en/of een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening moeten uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: J-79 4/23

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05.

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

10.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

11.   Hoorder

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen over procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(3)  Er kan om individuele dumpingmarges worden verzocht op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening voor niet in de steekproef opgenomen ondernemingen, op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake individuele behandeling voor ondernemingen in een land zonder markteconomie/in een overgangseconomie en op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening voor ondernemingen die de status van markteconomie claimen. Overigens moeten verzoeken om een individuele behandeling op artikel 9, lid 5, van de basisverordening worden gebaseerd en verzoeken om een behandeling als marktgerichte onderneming op artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening.

(4)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(5)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/14


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2008/C 43/05)

De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”).

1.   Klacht

De klacht werd op 3 januari 2008 ingediend door de volgende communautaire producenten: Bolsius International BV, EIKA Wachswerke Fulda GmbH, Euro Candle KFT, Gies Kerzen GmbH, Liljeholmens Stearinfabriks AB, SER Wax Industry en Vollmar GmbH („de klagers”). Zij nemen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen in de Gemeenschap voor hun rekening.

2.   Product

Bij het product dat met dumping zou zijn ingevoerd, gaat het om bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen, met uitzondering van gedenkkaarsen en andere kaarsen voor buitengebruik, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”). Voor deze procedure worden gedenkkaarsen en andere kaarsen voor buitengebruik gedefinieerd als kaarsen en dergelijke artikelen waarvan de brandstof meer dan 500 ppm tolueen en/of meer dan 100 ppm benzeen bevat en/of waarvan de pit een diameter van ten minste 5 millimeter heeft en/of die afzonderlijk zijn aangebracht in een plastic houder met verticale wanden met een hoogte van ten minste 5 cm. Het betrokken product wordt doorgaans aangegeven onder de GN-codes ex 3406 00 11, ex 3406 00 19 en ex 3406 00 90. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Bewering dat er sprake is van dumping

Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening hebben de klagers de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld aan de hand van de prijs in het in punt 5.1, onder d), genoemde land met een markteconomie. De bewering dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op de vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap.

De aldus vastgestelde dumpingmarge is aanzienlijk.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China in totaal in absolute cijfers en wat het marktaandeel betreft, is gestegen.

Beweerd wordt dat de hoeveelheden en de prijzen van het ingevoerde betrokken product naast andere gevolgen een ongunstig effect hebben op het marktaandeel en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat leidt tot aanzienlijke nadelen voor de algemene prestaties, de financiële situatie en de werkgelegenheidssituatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

5.1.   Procedure voor de vaststelling van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China met dumping wordt ingevoerd en of deze dumping schade heeft veroorzaakt.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruikmaken van steekproeven.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 naar de Gemeenschap is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van deze verkoop in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie van het betrokken product;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (2) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het land van uitvoer en met alle bekende verenigingen van producenten/exporteurs.

Aangezien een onderneming niet zeker kan zijn dat ze in de steekproef wordt opgenomen, wordt producenten/exporteurs die voor een individuele dumpingmarge (3) in aanmerking wensen te komen, aangeraden binnen de in punt 6, onder a) i), van dit bericht vermelde termijn een vragenlijst aan te vragen en deze binnen de in punt 6, onder a) ii), eerste alinea, van dit bericht vermelde termijn in te dienen. Zie echter ook de laatste zin van punt 5.1, onder b), van dit bericht.

ii)   Steekproef van importeurs

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

het totale aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met alle bekende verenigingen van importeurs.

iii)   Steekproef van communautaire producenten

Aangezien een groot aantal communautaire producenten de klacht steunt, is de Commissie voornemens bij het schadeonderzoek gebruik te maken van een steekproef.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle communautaire producenten, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de waarde (in euro's) van de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in de Gemeenschap is verkocht;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is vervaardigd;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

iv)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproeven pas definitief samenstellen na raadpleging van alle betrokken partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproeven te worden opgenomen.

De in de steekproeven opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en moeten medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap, aan alle verenigingen van producenten in de Gemeenschap, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle verenigingen van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan alle verenigingen van importeurs die in de klacht zijn genoemd, en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die, overeenkomstig artikel 17, lid 3, en artikel 9, lid 6, van de basisverordening, voor een individuele dumpingmarge in aanmerking wensen te komen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder a) ii), van dit bericht vermelde termijn ingevuld terugsturen. Deze vragenlijst moet daarom binnen de in punt 6, onder a) i), vermelde termijn worden aangevraagd. Ook als de Commissie van een steekproef van producenten/exporteurs gebruikmaakt, kan zij besluiten geen individuele dumpingmarges te berekenen, omdat individuele onderzoeken bij een groot aantal producenten/exporteurs zoveel werk kunnen meebrengen dat een tijdige voltooiing van het onderzoek niet mogelijk is.

c)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van een land met een markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt overwogen Brazilië te kiezen als geschikt land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China. Opmerkingen over deze keuze moeten binnen de in punt 6, onder c), vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

e)   Behandeling als marktgerichte onderneming

Voor producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die daarom verzoeken en die kunnen aantonen dat zij op marktvoorwaarden werken (dat wil zeggen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening) zal de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening. Deze verzoeken moeten, van bewijsmateriaal vergezeld, binnen de in punt 6, onder d), vermelde bijzondere termijn worden ingediend. De Commissie zal aanvraagformulieren toezenden aan de in de klacht genoemde producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle in de klacht genoemde verenigingen van producenten/exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap

Indien komt vast te staan dat er inderdaad sprake is van dumping en dat hierdoor schade wordt veroorzaakt, zal in overeenstemming met artikel 21 van de basisverordening een besluit worden genomen over de vraag of de vaststelling van antidumpingmaatregelen niet indruist tegen het belang van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap, importeurs en representatieve verenigingen van importeurs, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn om een mondeling onderhoud verzoeken onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

i)   Aanvragen van een vragenlijst of van andere formulieren

Vragenlijsten en andere formulieren dienen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te worden aangevraagd.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere informatie toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. Alle bij deze procedure betrokken producenten/exporteurs die een aanvraag voor individueel onderzoek willen indienen overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun antwoorden op de vragenlijst verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i), ii) en iii), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5.1, onder a) iv), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de selectie van het land met een markteconomie

De bij het onderzoek betrokken partijen kunnen opmerkingen maken over de selectie van Brazilië als geschikt land met een markteconomie om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen (zie punt 5.1, onder d)). Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit zijn van de Commissie.

d)   Bijzondere termijn voor het indienen van verzoeken om de status van markteconomie en/of een individuele behandeling

Met redenen omklede verzoeken om de status van markteconomie (zie punt 5.1, onder e)) en/of een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening moeten uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (5) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: J-79 4/23

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

10.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6).

11.   Hoorder

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen over procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(3)  Er kan om individuele dumpingmarges worden verzocht op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening voor niet in de steekproef opgenomen ondernemingen, op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake individuele behandeling voor ondernemingen in een land zonder markteconomie/in een overgangseconomie en op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening voor ondernemingen die de status van markteconomie claimen. Overigens moeten verzoeken om een individuele behandeling op artikel 9, lid 5, van de basisverordening worden gebaseerd en verzoeken om de status van markteconomie op artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening.

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

(5)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/19


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — TSJECHISCHE REPUBLIEK

Steunmaatregel C 3/08 (ex NN 102/05) — Compensatie voor openbare dienstverlening voor Zuid-Moravische busmaatschappijen

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/06)

De Commissie heeft de Tsjechische Republiek bij schrijven van 15 januari 2008, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen kenbaar maken door deze binnen één maand vanaf de datum van de bekendmaking van deze samenvatting en de bijbehorende brief aan het volgende adres te zenden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Energie en vervoer

Directoraat A, eenheid 4

DM 28

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 296 41 04

Deze opmerkingen zullen ter kennis van de Tsjechische Republiek worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

TEKST VAN DE SAMENVATTING

1.   Procedure

Bij schrijven van 28 juni 2005 heeft de Commissie een klacht ontvangen van de Tsjechische onderneming CAS — SERVICE a.s. (hierna de „aanklager” genoemd). De klacht had betrekking op staatsteun die door regionale autoriteiten tussen 2003 en 2005 onrechtmatig zou zijn toegekend aan verschillende concurrenten van de aanklager.

2.   Omschrijving van de maatregel

titel: compensatie voor openbare dienstverlening voor Zuid-Moravische busmaatschappijen;

duur: 2003-2005;

vorm: compensaties voor openbaar-vervoerdiensten;

autoriteit: Zuid-Moravische autoriteiten;

begunstigden: Bítešská Dopravní Společnost s.r.o., BK Bus s.r.o., Břežanská dopravní společnost s.r.o., Znojemská dopravnì společnost — PSOTA s.r.o., TREDOS, spol. s.r.o.;

doel: openbaredienstverplichting.

3.   Beoordeling van de maatregel

Betalingen die het onderwerp zijn van contracten die voor 1 mei 2004, de datum van toetreding van de Tsjechische Republiek, zijn gesloten, kunnen door de Commissie niet in het licht van de staatssteunregels worden beoordeeld, noch volgens de procedures van artikel 88 van het Verdrag, noch in het kader van de overgangsregeling. Na deze datum in deze contracten aangebrachte wijzigingen die tot een verhoging van de deelname van de staat ten gunste van de begunstigden leiden, kunnen echter als nieuwe steun worden aangemerkt.

Door de Zuid-Moravische autoriteiten zijn compensaties betaald uit de overheidsbegroting. Dat betekent dus dat ze uit staatsmiddelen zijn verstrekt. De compensaties zouden een selectief voordeel hebben kunnen opleveren voor de begunstigden. In dit geval is voldaan aan de voorwaarde dat de steun de mededinging vervalst en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

Artikel 73 van het Verdrag stelt de voorwaarden vast voor de verenigbaarheid van steunverlening voor de coördinatie van vervoer en openbaredienstverplichtingen op het gebied van vervoer. Overeenkomstig het Altmark-arrest (C-280/00) kan artikel 73 niet rechtstreeks maar alleen uit hoofde van verordeningen van de Raad worden toegepast, met name Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PB L 156 van 28.6.1969, blz. 1).

Aangezien er in dit geval geen aanbesteding is geweest en de aanklager betoogt dat Bítešská, BK Bus, Břežanská společnost, PSOTA, en TREDOS onwettige staatssteun hebben ontvangen, is de Commissie van mening dat zij de aanklager en derden in de gelegenheid moet stellen commentaar te leveren op de door de Zuid-Moravische autoriteiten toegepaste methode voor de bepaling van het compensatiebedrag voordat zij met zekerheid kan vaststellen dat de steun verenigbaar is met artikel 73 van het Verdrag uit hoofde van artikel 14 van de verordening van de Raad.

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad kan alle onrechtmatige steun van de begunstigde worden teruggevorderd.

TEKST VAN DE BRIEF

„Komise chce informovat Českou republiku, že po prostudování informací o výše uvedeném opatření předložených orgány Vaší země se rozhodla zahájit řízení stanovené v čl. 88 odst. 2 Smlouvy o ES.

1.   ŘÍZENÍ

1.

V dopise ze dne 28. června 2005 obdržela Komise stížnost od české společnosti ČAS – Service a. s. (‚stěžovatel‘). Stížnost se týkala státní podpory, kterou krajské úřady v letech 2003 až 2005 údajně poskytly různým konkurentům stěžovatele.

2.

Dopisy ze dne 20. července 2005, 14. března 2006 a 7. prosince 2006 požádala Komise orgány České republiky o další informace týkající se problémů uvedených stěžovatelem.

3.

České orgány odpověděly dne 14. září 2005, 2. června 2006, 6. února 2007 a 18. října 2007.

2.   OKOLNOSTI PŘÍPADU

4.

Stěžovatel je akciovou společností činnou v oblasti pravidelné autobusové dopravy, zájezdové dopravy, městské autobusové dopravy na Znojemsku a v mezinárodní dopravě.

5.

Až do září 2004 bylo provozování regionální veřejné autobusové dopravy v Jihomoravském kraji klíčovou aktivitou stěžovatele, a to zejména na základě smluv uzavřených s regionálními orgány. Služby byly poskytovány v Jihomoravském kraji (okresy Znojmo a Moravský Krumlov).

6.

Stěžovatel tvrdí, že úřady Jihomoravského kraje poskytly v období 2003–2005 nedovolenou státní podporu Bítešské dopravní společnosti spol. s r.o. (dále jen ‚Bítešská‘), společnosti BK BUS s.r.o. (dále jen ‚BK Bus‘), Břežanské dopravní společnosti s.r.o. (dále jen ‚Břežanská společnost‘), Znojemské dopravní společnosti – PSOTA, s.r.o. (dále jen ‚PSOTA‘) a společnosti TREDOS, spol. s r.o. (dále jen ‚TREDOS‘). Mělo k tomu dojít udělením licence, které nebylo ani transparentní, ani objektivní.

7.

Komise konstatuje, že podle českých orgánů se v případě licence jedná o povolení udělované orgány k provozování veřejné linkové dopravy. Cílem licence je zaručit, aby autobusovou dopravu provozovali pouze ti dopravci, kteří splňují určité kvalitativní požadavky. V tomto ohledu Komise konstatuje, že podle § 18 zákona č. 111/1994 Sb., o silniční dopravě (dále jen ‚zákon o silniční dopravě‘), patří mezi tyto požadavky zejména povinnost provozovat dopravu podle schváleného jízdního řádu, zajistit určitou míru bezpečnosti pro cestující, uveřejnit jízdní řád a označit vozidla názvem linky.

8.

Kromě toho Komise konstatuje, že § 19 zákona o silniční dopravě stanoví, že závazkem veřejné služby se rozumí ‚závazek, které by dopravce jinak pro jeho ekonomickou nevýhodnost nepřijal nebo by jej přijal pouze zčásti. Závazek veřejné služby sjednává s dopravcem stát a hradí dopravci prokazatelnou ztrátu vzniklou jeho plněním. Závazek veřejné služby spočívá v závazku provozu (…), závazku přepravy (…) a závazku tarifním (…). Závazek veřejné služby ve veřejné linkové osobní dopravě vzniká na základě písemné smlouvy‘ (uzavřené mezi příslušnými orgány a provozovatelem dopravy).

9.

Dále § 19b zákona o silniční dopravě stanoví, že ‚povinnou součástí smlouvy o závazku veřejné služby je předběžný odborný odhad prokazatelné ztráty za celé období, na které se závazek veřejné služby uzavírá‘. Příslušné orgány ‚uhradí prokazatelnou ztrátu nejvýše ve výši tohoto předběžného odborného odhadu zvýšeného pouze o nepředvídatelné prokazatelné náklady. Zajišťuje-li dopravce přepravní služby mimo závazky veřejné služby nebo jiné činnosti, je povinen vést oddělené účetnictví závazků veřejných služeb.‘

10.

Komise rovněž konstatuje, že podle § 19b odstavce 5 zákona o silniční dopravě ‚vymezení prokazatelné ztráty, způsob výpočtu předběžného odborného odhadu prokazatelné ztráty, způsob výpočtu prokazatelné ztráty, pravidla na přidělování finančních prostředků z příslušných rozpočtů, doklady, kterými musí být výpočty prokazatelné ztráty doloženy, a způsob výkonu státního odborného dozoru nad financováním dopravní obslužnosti stanoví prováděcí předpis.‘ Tento předpis (vyhláška Ministerstva dopravy a spojů č. 50/1998 Sb. ze dne 13. března 1998, o prokazatelné ztrátě ve veřejné linkové osobní dopravě – dále jen ‚vyhláška‘) definuje prokazatelnou ztrátu ve veřejné linkové osobní dopravě jako: ‚rozdíl mezi součtem ekonomicky oprávněných nákladů a upraveného přiměřeného zisku a mezi dosaženými tržbami a výnosy.‘

11.

Přiměřeným ziskem se ve vyhlášce rozumí ‚částka, která po zdanění (…) nepřekračuje 1/8 ceny autobusů používaných zpravidla pro veřejnou linkovou osobní dopravu zajišťující dopravní obslužnost plněním závazku veřejné služby, snížená o částku celkových skutečných účetních odpisů těchto autobusů, a částka vynaložená na investice související s provozováním veřejné linkové osobní dopravy, pokud s těmito investicemi vyjádřil pro účely jejich zahrnutí do výpočtu prokazatelné ztráty souhlas příslušný dopravní úřad.‘

12.

S účinností od 1. ledna 2003 přešla v České republice odpovědnost za uzavírání smluv o zajišťování služeb veřejné dopravy s dopravními podniky na krajské úřady, včetně úřadů Jihomoravského kraje. Úřady Jihomoravského kraje porovnaly náklady na provozování veřejné dopravy, které vznikly stěžovateli, s průměrnými náklady na provozování autobusové dopravy v České republice získanými ze statistického průzkumu. Došly k závěru, že náklady stěžovatele byly vyšší než průměrné náklady.

13.

Dne 24. března 2003 se na základě výše uvedeného posouzení a po neúspěšných jednáních se stěžovatelem rozhodly úřady Jihomoravského kraje zahájit jednání o zajištění dopravní obslužnosti s jinými dopravci. Obrátily se na známé dopravce působící v Jihomoravském kraji s výzvou k podání nabídek na zajištění služeb veřejné dopravy na Znojemsku. Výzva k podání nabídek byla rozeslána 41 dopravcům, včetně stěžovatele. Ve výzvě se počítalo s tím, že krajské úřady jsou ochotny provozovatelům platit za poskytování služby maximálně 26 Kč/km. Dále výzva obsahovala požadavek, že dopravci musí mít elektronický odbavovací systém a dobrou pověst u administrativy.

14.

Krajské úřady obdržely odpovědi od devíti dopravců a pozvaly poté tyto dopravce na jednání. Nabídky posuzovala a hodnotila výběrová komise, kterou jmenovala Rada Jihomoravského kraje. Doporučila, aby byly smlouvy o zajišťování dopravní obslužnosti uzavřeny se šesti dopravci, včetně stěžovatele, a to s těmito společnostmi: Bítešská, BK Bus, Břežanská společnost, PSOTA, TREDOS a stěžovatel (ČAS-Service a.s.).

15.

Kritérii hodnocenými při posuzování nabídek výběrovou komisí byla jednoznačnost a úplnost nabídky. Úřady Jihomoravského kraje dále braly do úvahy mimo jiné i kritérium minimalizace počtu provozně-technických kilometrů a celistvosti vybraného území.

16.

Podle českých orgánů splňoval stěžovatel kritéria výběru pouze podmíněně, nespecifikoval totiž jednoznačně cenu svého přepravního výkonu a během dalších jednání uvedl, že nemůže akceptovat kompenzaci ve výši navrhované úřady Jihomoravského kraje ve výzvě k podání nabídek.

17.

Proto došel krajský úřad k závěru, že stěžovatel nesplňuje podmínky výběrového řízení a že s ním nemůže být uzavřena smlouva o zajišťování dopravní obslužnosti ve veřejné dopravě.

18.

Smlouvy byly uzavřeny s těmi dopravci, kteří akceptovali, že maximální cena vyplácená za zajišťování veřejné dopravy bude 26 Kč/km. Podle českých orgánů to znamená, že řádně spravovaná a vybavená společnost s náklady 23,959 Kč/km bude mít zisk ve výši 2,041 Kč/km. Náklady ve výši 23,959 Kč/km byly získány ze statistických průzkumů prováděných podle zákona č. 89/1995 Sb., o státní statistické službě. Tyto průzkumy se týkaly zajišťování služeb veřejné autobusové dopravy na území České republiky v roce 2002.

19.

Komise konstatuje, že odhadovaná cena za kilometr (max. 26 Kč/km) byla stanovena ve smlouvách s jednotlivými dopravci. Z ní bylo možno stanovit celkovou výši příjmů (cena za km vynásobená počtem kilometrů), které budou dopravci za poskytnutí služby vyplaceny. Z této částky byly odečteny skutečné příjmy, aby bylo možno určit ztráty.

20.

Dopravce musel úřadu po poskytnutí služeb předložit doklad k doložení skutečných příjmů. Teprve poté byla stanovena výše ztrát a došlo k vyplacení kompenzace.

21.

Kromě obecných požadavků stanovených v zákoně o silniční dopravě pro dopravce a vyplývajících ze skutečnosti, že tito provozovatelé mají licence, uváděly všechny smlouvy konkrétnější povinnosti jednotlivých provozovatelů, a to povinnost provozovat dopravu na konkrétních linkách a v určených časech a rovněž podmínky pro změnu smluv a pokuty v případě nedodržení smluv.

22.

České orgány informovaly Komisi, že po roce 2003 se úřady Jihomoravského kraje dohodly uzavřít další smlouvy na zajišťování dopravní obslužnosti na rok 2004 a 2005 se stejnými dopravci.

23.

České orgány potvrdily, že při výběru dopravců poskytujících dopravní služby v roce 2004 a 2005 neproběhlo žádné zvláštní řízení.

24.

V následující tabulce jsou uvedeny údaje o částkách kompenzace, s nimiž se počítalo ve smlouvách na rok 2004 (tabulka 1):

Dopravní podnik

Datum uzavření smlouvy

Maximální výše kompenzace, s níž se ve smlouvě počítalo

TREDOS

21. 1. 2004

7 364 733 Kč

Změněna: 31. 8. 2004

7 399 733 Kč

BK Bus

22. 1. 2004

4 349 779 Kč

Bítešská

21. 1. 2004

4 780 000 Kč

PSOTA

20. 1. 2004

18 924 849 Kč

Změněna:

31. 8. 2004

18 956 769 Kč

17. 9. 2004

18 979 733 Kč

Břežanská společnost

26. 1. 2004

10 615 611 Kč

25.

Dále Komise konstatuje, že smlouvy uzavřené na rok 2004 byly prodlouženy na rok 2005 (tabulka 2):

Dopravní podnik

Datum uzavření smlouvy

Maximální výše kompenzace, s níž se ve smlouvě počítalo

TREDOS

4. 3. 2005

11 457 527 Kč

Změněna:

31. 3. 2005

11 593 799 Kč

BK Bus

4. 3. 2005

5 244 124 Kč

Bítešská

4. 3. 2005

6 000 000 Kč

PSOTA

4. 3. 2005

20 999 640 Kč

Břežanská společnost

4. 3. 2005

11 953 423 Kč

26.

Podle českých orgánů nezískaly výše uvedené podniky během období 2004 až 2005 žádné jiné finanční částky od státu nebo ze státních prostředků, pokud jde o dopravní služby v Jihomoravském kraji.

3.   PRÁVNÍ POSOUZENÍ OPATŘENÍ

3.1   Pravomoc Komise prověřit opatření zavedená zeměmi, které k Evropské unii přistoupily dne 1. května 2004

27.

Ustanovení přílohy IV kapitoly 3 aktu o přistoupení tvoří právní rámec pro posouzení opatření, která uskutečnily přistupující členské státy před svým přistoupením k EU a která jsou v platnosti i po přistoupení.

28.

Se zvláštním odkazem na odvětví dopravy stanoví příloha IV, že ‚režimy podpor a individuální podpory, které nabyly účinku v novém členském státě přede dnem přistoupení a jsou stále použitelné i po tomto dni, se považují za existující podpory ve smyslu čl. 88 odst. 1 Smlouvy o ES (…), za předpokladu, že byly do čtyř měsíců ode dne přistoupení sděleny Komisi.‘

29.

Podle uznávané rozhodovací praxe (1) ‚nemůže Komise posuzovat podpory, které byly poskytnuty před přistoupením a nejsou použitelné po přistoupení, ani na základě postupů stanovených v článku 88 Smlouvy o ES, ani na základě přechodného mechanismu. Pouze taková opatření, na jejichž základě může být i po přistoupení poskytnuta dodatečná podpora nebo může být zvýšena částka podpory již poskytnuté, mohou být na základě přechodného mechanismu kvalifikována jako existující podpora – pokud splňují příslušné podmínky – a proto tomuto mechanismu podléhají. Na druhé straně se přechodný mechanismus stává bezpředmětným v souvislosti s opatřeními pro poskytování podpor, které již byly v určité výši definitivně a bezpodmínečně poskytnuty před přistoupením. (…) aby bylo možno stanovit, zda se jedná o tento případ, je příslušným kritériem právně závazný akt, jímž se příslušné vnitrostátní orgány zavazují poskytnout podporu. Pokud takový akt neexistuje, nebylo opatření poskytnuto před přistoupením, a jedná se tedy o novou podporu, jejíž slučitelnost se společným trhem Komise posuzuje na základě článků 87 a 88 Smlouvy o ES. Nové opatření musí být posouzeno v momentě, kdy je podpora poskytována; za poskytnutí podpory se považuje právní závazek státu, a nikoli její vyplacení. Jakákoli platba v rámci právního závazku, současná i budoucí, znamená pouze provedení závazku a nemůže být považována za novou nebo dodatečnou podporu. Komise je proto toho názoru, že se musí prokázat, že i po přistoupení bude podpora znamenat další přínos, který nebyl v době jejího poskytnutí znám nebo nebyl znám v plné míře, aby mohlo být opatření považováno za použitelné po přistoupení.‘

30.

Proto nemůže Komise posuzovat platby uváděné ve smlouvách uzavřených před 1. květnem 2004, tj. před datem přistoupení České republiky, ani podle pravidel o státní podpoře, ani na základě postupů stanovených v článku 88 Smlouvy o ES, ani na základě přechodného mechanismu. Změny těchto smluv, k nimž došlo po přistoupení a z nichž státu vyplynuly nové závazky vůči příjemcům podpory, však mohou zakládat novou podporu.

31.

V důsledku toho může Komise u smluv uvedených v tabulce 1 pouze prošetřit, zda dodatky k původním smlouvám na rok 2004 (uzavřené po přistoupení) se společnostmi PSOTA a TREDOS obsahují státní podporu ve smyslu článku 87 Smlouvy.

32.

Pokud jde o dodatky uvedené v tabulce 2, které byly všechny uzavřeny po 1. květnu 2004, je jejich prošetření v pravomoci Komise.

33.

Co se týče opatření uvedených v bodě 31 a 32 tohoto rozhodnutí, konstatuje Komise, že je české orgány nepředložily v rámci postupu stanoveného v příloze IV aktu o přistoupení. Tato opatření proto nikdy nezískala status existující podpory.

3.2   Poskytnutí podpory

34.

Podle čl. 87 odst. 1 Smlouvy o ES jsou podpory poskytované v jakékoli formě státem nebo ze státních prostředků, které narušují nebo mohou narušit hospodářskou soutěž tím, že zvýhodňují určité podniky nebo určitá odvětví výroby, pokud ovlivňují obchod mezi členskými státy, neslučitelné se společným trhem, nestanoví-li Smlouva jinak.

3.2.1   Státní prostředky

35.

Komise konstatuje, že úřady Jihomoravského kraje vyplácely kompenzace z veřejného rozpočtu. Byly tudíž poskytovány ze státních prostředků.

3.2.2   Selektivní hospodářská výhoda

36.

Je třeba stanovit, zda opatření poskytuje selektivní hospodářskou výhodu.

37.

Z rozsudku ve věci Altmark  (2) vyplývá, že ‚pokud musí být opatření státu považováno za kompenzaci za služby poskytnuté podniky, které kompenzaci přijaly, aby mohly plnit závazky veřejné služby, takže se u těchto podniků nejedná o skutečné finanční zvýhodnění a opatření tedy nemá za následek jejich příznivější konkurenční postavení, než mají jejich konkurenti, nespadá takové opatření pod čl. 92 odst. 1 Smlouvy. Aby však tato kompenzace nebyla v konkrétním případě klasifikována jako státní podpora, je třeba splnit řadu podmínek.‘

38.

Zaprvé je podle výše uvedeného rozsudku třeba stanovit, ‚zda se od podniku přijímajícího kompenzaci skutečně vyžaduje plnění závazku veřejné služby a (zda) byly tyto závazky jasně definovány‘.

39.

Pokud jde o tento požadavek, konstatuje Komise, že zákon o silniční dopravě uvádí definici závazku veřejné služby a stanoví, že závazek veřejné služby ve veřejné linkové dopravě vzniká na základě písemné smlouvy mezi orgány a dopravcem. České orgány zaslaly Komisi kopie smluv a následných dodatků uzavřených s dopravními podniky.

40.

Komise konstatuje, že závazek veřejné služby byl ve smlouvách jednoznačně a konkrétně definován, tj. u jednotlivých provozovatelů byla jasně vymezena přepravní spojení a časové termíny, ve kterých bude doprava zajišťována.

41.

Proto došla Komise k závěru, že první podmínka podle věci Altmark je splněna.

42.

Zadruhé je třeba prokázat, že ‚ukazatele pro výpočet vyrovnávací platby (kompenzace) byly stanoveny předem objektivním a transparentním způsobem.‘

43.

Komise konstatuje, že úřady stanovily maximální cenu za dopravní služby na základě kritérií uvedených v § 19b zákona o silniční dopravě a ve vyhlášce popsaných výše na 26 Kč/km. Tato cena byla obsažena ve výzvě k podání nabídek zaslané všem potenciálním zájemcům v roce 2003. Komise konstatuje, že uvedená cena byla stanovena na základě statistických údajů.

44.

Znamená to, že cena byla stanovena předem, tj. před výběrem dopravců, a to objektivním a transparentním způsobem. Tento ukazatel nebyl v dodatcích dohodnutých po přistoupení České republiky k Evropské unii pozměněn.

45.

Komise proto došla k závěru, že druhá podmínka podle věci Altmark je splněna.

46.

Třetí podmínkou uvedenou v rozsudku ve věci Altmark je to, že ‚vyrovnávací platba nepřevyšuje částku nezbytnou pro pokrytí veškerých nákladů vynaložených při plnění závazků veřejné služby nebo jejich části, přičemž je třeba zohlednit příslušné příjmy a přiměřený zisk z plnění uvedených závazků‘.

47.

Komise konstatuje, že krajské úřady uvedly ve výzvě k podání nabídek, že maximální cena 26 Kč/km je cena, kterou jsou ochotny platit dopravcům za zajišťování dopravní obslužnosti.

48.

Kromě toho všechny smlouvy obsahují odhad ztrát, které vzniknou jednotlivým autobusovým dopravcům při zajišťování dopravní obslužnosti podle smlouvy. Odhad ztrát se provádí takto: Zaprvé jsou ztráty vypočítávány pro případ, že společnost obdrží 26 Kč/km plus příjmy z jízdného zaplaceného cestujícími. Dále jsou ztráty vypočítávány pouze s ohledem na příjmy z jízdného zaplaceného cestujícími. Cena 26 Kč/km tedy zahrnuje také přiměřený zisk vypočítaný na základě objektivních ukazatelů stanovených ve vyhlášce s odkazem na hodnotu aktiv podniků. Ke konečnému vyrovnání a vyplacení kompenzace dochází teprve poté, kdy autobusový dopravce předložil doklady k doložení své skutečné ztráty. Pokud jsou skutečné ztráty nižší, než se odhadovalo, je provedena pouze kompenzace skutečných ztrát. Pokud jsou skutečné ztráty vyšší, než se odhadovalo, pak je provedena kompenzace maximálně ve výši předběžného odhadu. Zvýšení této hranice je možné pouze v případě nepředvídatelných nákladů.

49.

Protože byl výpočet vyrovnávací platby proveden na základě předem stanoveného ukazatele (26 Kč/km) a konečná úhrada byla založena na dokladech o skutečně vzniklých ztrátách a nepřevyšovala částku stanovenou předem ve smlouvách, je Komise předběžně toho názoru, že vyrovnávací platba zřejmě nebyla vyšší než skutečné ztráty. Kromě toho považuje Komise zisk zahrnutý do částky 26 Kč/km za přiměřený. V této fázi si však Komise není jista, co přesně se rozumí pod pojmem nepředvídatelné náklady. Žádá proto české orgány a zainteresované třetí strany, aby vyjádřily svůj názor na to, zda je pojem nepředvídatelné náklady v českých právních předpisech dostatečně přesný.

50.

A konečně rozsudek ve věci Altmark předpokládá, že pokud ‚podnik, který má plnit závazky veřejné služby, není pro tyto účely vybrán v řízení o zadávání veřejných zakázek, je výše nezbytné náhrady určena na základě rozboru nákladů, které by na plnění těchto povinností vynaložil typický podnik, řádně spravovaný a vybavený nezbytnými dopravními prostředky k plnění takové veřejné služby; přitom je nutné vzít v potaz příslušné příjmy a přiměřený zisk z plnění takových povinností‘.

51.

Komise konstatuje, že Jihomoravský kraj rozeslal známým dopravcům v oblasti (celkem 41) výzvu k podání nabídek na zajištění dopravních služeb na Znojemsku.

52.

Tento postup nedal možnost dopravcům z jiných krajů, okresů nebo jiných států podat své nabídky, přestože to mohli chtít udělat. Komise rovněž konstatuje, že české orgány nepočítaly s žádným výběrovým řízením na dopravce pro období 2004–2005, ale jednoduše prodloužily smlouvy s dopravci, kteří byli vybráni pro zajišťování služeb v roce 2003.

53.

Proto má Komise pochybnosti, jestli lze postup použitý českými orgány považovat za řízení o zadávání veřejných zakázek, jak je vyžaduje rozsudek ve věci Altmark.

54.

Výše uvedené se nedotýká toho, jak Komise posoudí uplatnění práva Společenství, pokud jde o veřejné zakázky.

55.

Komise musí dále přešetřit druhou část alternativy, která se uvádí ve čtvrtém kritériu podle rozsudku ve věci Altmark.

56.

Výše kompenzace musí být stanovena na základě rozboru nákladů typického, řádně spravovaného a přiměřeně vybaveného podniku, což by mělo být alternativou k rozboru výše kompenzace stanovené prostřednictvím nabídkového řízení. Podle českých orgánů byla smluvní cena za služby stanovena na základě statistických údajů o nákladech, což znamená, že řádně spravovaná a přiměřeně vybavená společnost s náklady 23,959 Kč (0,87 EUR) na kilometr by dosáhla zisku 2,041 Kč (0,08 EUR) na kilometr.

57.

Zaprvé Komise konstatuje, že cílem použití statistických údajů je zajistit, aby byla cena stanovena podle nákladů typického podniku.

58.

Zadruhé, s ohledem na to, že všichni dopravci, kteří se zúčastnili řízení, museli získat licence k provozování své činnosti a že museli podle výzvy k podání nabídek splňovat určité požadavky, museli být určitě přiměřeně vybaveni dopravními prostředky, aby mohli splňovat nezbytné kvalitativní požadavky.

59.

Použití statistických údajů o nákladech na dopravu však nemůže samo o sobě vést k závěru, že by měli být provozovatelé dopravy, kteří akceptovali požadavek poskytovat služby za 26 Kč/km, považováni za řádně spravované společnosti. Statistické údaje, které sloužily jako základ pro stanovení uvedené částky, se týkaly pouze skutečných nákladů na dopravní obslužnost v České republice v roce 2002. Není proto prokázáno, že průměrná výše těchto nákladů představuje náklady dobře fungujícího podniku. České orgány v této záležitosti neposkytly dostatečné informace.

60.

Protože tedy nejsou splněny všechny požadavky druhé části alternativy, kterou poskytuje čtvrtá podmínka podle rozsudku ve věci Altmark, nedošla Komise k závěru, že postup použitý krajskými úřady lze považovat za postup, který zajišťuje, aby byla výše kompenzace rovna částce, která by měla být získána v otevřeném výběrovém řízení.

61.

Jinými slovy, Komise nemůže vyloučit, že v otevřeném výběrovém řízení by mohly krajské úřady najít dopravce s nižšími náklady, kteří by za své služby požadovali nižší úhradu. Komise dále nedošla k závěru, že kompenzace byla stanovena ve výši, která zaručuje, že nebude pro některé dopravce znamenat zvýhodnění.

62.

Vzhledem k tomu, že neexistují důkazy pro opačné tvrzení, Komise se domnívá, že kompenzace mohla poskytovat selektivní výhodu. Dále není možno vyloučit, že v tomto případě není splněna druhá podmínka čl. 87 odst. 1 Smlouvy.

3.2.3.   Narušení hospodářské soutěže a ovlivnění obchodu mezi členskými státy

63.

Pokud jde o toto kritérium, je třeba ověřit, zda výhoda poskytnutá ze státních prostředků může narušit hospodářskou soutěž do té míry, že by to ovlivnilo obchod mezi členskými státy.

64.

V tomto ohledu stanoví rozsudek ve věci Altmark (3), že: ‚není vůbec vyloučené, aby veřejná podpora poskytnutá podniku, který poskytuje pouze služby místní nebo regionální dopravy a neposkytuje služby mimo svůj stát původu, mohla mít dopad na obchod mezi členskými státy. Pokud členský stát poskytne veřejnou podporu nějakému podniku, může být poskytování dopravních služeb uvedeným podnikem z tohoto důvodu zachováno nebo zvýšeno s tím výsledkem, že podniky se sídlem v jiných členských státech mají menší příležitost poskytovat své dopravní služby na trhu v uvedeném členském státě (viz věc 102/87, Francie v. Komise, [1988] Sb. rozh. 4067, bod 19; věc C-305/89 Itálie v. Komise [1991] Sb. rozh. I-1603, bod 26 a Španělsko v. Komise, bod 40). V tomto případě není toto zjištění pouze hypotetické, protože jak se zdá zejména z pozorování Komise, začalo několik členských států od roku 1995 otevírat některé trhy s dopravou konkurenci z podniků se sídlem v jiných členských státech, takže řada podniků již nabízí své služby v městské, příměstské nebo regionální dopravě v jiných členských státech, než je jejich stát původu. A konečně, podle judikatury Soudního dvora neexistuje žádný práh nebo procento, které by stanovovalo hranici, pod níž by se obchod mezi členskými státy mohl považovat za neovlivněný. Relativně malá výše podpory nebo relativně malá velikost podniku, který ji dostává, samy o sobě nevylučují možnost, že by mohl být obchod mezi členskými státy ovlivněn (viz věc Tubemeuse, bod 43, a Španělsko v. Komise, bod 42). Druhou podmínkou pro použití čl. 92 odst. 1 Smlouvy, tj. že podpora musí být schopna ovlivnit obchod mezi členskými státy, proto nezáleží na místním nebo regionálním charakteru poskytovaných dopravních služeb nebo na rozsahu oblasti příslušné činnosti.‘

65.

Komise proto došla k závěru, že podmínka, že podpora musí narušovat hospodářskou soutěž a ovlivňovat obchod mezi členskými státy, je v daném případě splněna.

66.

S ohledem na výše uvedené úvahy došla Komise rovněž k závěru, že opatření uvedená v bodě 3.1 tohoto rozhodnutí zakládají státní podporu ve smyslu čl. 87 odst. 1 Smlouvy.

3.3   Slučitelnost podpory

67.

Článek 73 Smlouvy stanoví podmínky slučitelnosti podpory poskytované v oblasti koordinace dopravy a závazku veřejné služby v dopravě. Komise se domnívá, že článek 73 Smlouvy představuje lex specialis ve vztahu k čl. 86 odst. 2 a čl. 87 odst. 2 a 3 Smlouvy.

68.

Podle rozsudku ve věci Altmark (3) není možno uplatňovat článek 73 přímo, ale pouze prostřednictvím nařízení Rady, zejména nařízení Rady (EHS) č. 1191/69 ze dne 26. června 1969 o postupu členských států ohledně závazků vyplývajících z pojmu veřejné služby v dopravě po železnici, silnici a vnitrozemských vodních cestách (4) (dále jen ‚nařízení Rady‘).

69.

Podle čl. 1 odst. 1 nařízení Rady se toto nařízení vztahuje pouze na státní podporu poskytovanou podnikům provozujícím dopravu po železnici, silnici a vnitrozemských vodních cestách.

70.

Členské státy však mohou vyloučit z oblasti působnosti tohoto nařízení všechny podniky, jejichž činnost je omezena výlučně na provozování městské, příměstské nebo regionální dopravy.

71.

Komise konstatuje, že české orgány této výjimky nevyužily. Proto jsou použitelná příslušná ustanovení nařízení Rady (EHS) č. 1191/69.

72.

Podle čl. 1 odst. 4 nařízení Rady mohou příslušné orgány členských států s dopravním podnikem uzavřít smlouvu na veřejnou službu, aby tak zajistily přiměřenou dopravní obslužnost.

73.

Článek 14 nařízení Rady stanoví, že smlouvou na veřejné služby se rozumí smlouva uzavřená mezi příslušnými orgány členského státu a dopravním podnikem za účelem zajištění přiměřených dopravních služeb pro veřejnost.

74.

Podle čl. 14 odst. 2 nařízení Rady zahrnuje smlouva na veřejné služby mimo jiné tyto body:

a)

povahu poskytované služby, zejména normy plynulosti, pravidelnosti, výkonnosti a kvality;

b)

cenu služeb zahrnutých smlouvou, které se buď připojí k tarifním výnosům, nebo zahrnuje příjmy a podrobnosti finančních vztahů mezi oběma stranami;

c)

pravidla o dodatcích a změnách smlouvy, zejména s ohledem na nepředvídatelné změny;

d)

dobu platnosti smlouvy;

e)

smluvní pokuty pro případ nedodržení smlouvy.

75.

Komise především konstatuje, že podle § 19 zákona o silniční dopravě ‚závazek poskytovat veřejné služby ve veřejné linkové dopravě vzniká na základě písemné smlouvy‘ mezi příslušnými orgány a dopravci. Dále Komise konstatuje, že podmínky pro zajišťování dopravní obslužnosti neuložily orgány, ale projednali je a schválili je dopravci spolu s krajskými úřady. Proto došla Komise k závěru, že v rozporu se zněním zákona o silniční dopravě (‚závazek veřejné služby‘) mohou být použita ustanovení oddílu V (‚Smlouvy na veřejné služby‘) nařízení Rady.

76.

Zadruhé Komise konstatuje, že charakter služby byl definován ve smlouvě expressis verbis a rovněž odkazem na skutečnost, že dopravci vlastní licence na poskytování služeb veřejné dopravy.

77.

Zatřetí, smlouvy obsahovaly cenu za km a celkovou částku úhrady, která má být vyplacena za zajišťování služby.

78.

Začtvrté, smlouvy uváděly podmínky a postupy pro jejich změnu, dobu platnosti a smluvní pokuty v případě jejího porušení.

79.

Proto došla Komise k závěru, že smlouvy uzavřené s dopravními společnostmi Bítešská, BK Bus, Břežanská společnost, PSOTA a TREDOS obsahovaly základní prvky smlouvy uvedené v čl. 14 odst. 2 nařízení Rady.

80.

Dále Komise konstatuje, že cílem zákonodárce při přijímání nařízení Rady bylo definovat, za jakých podmínek je ‚podpora (…), která odpovídá náhradě za určitá plnění související s pojmem veřejné služby,‘ uvedená v článku 73 Smlouvy, slučitelná se společným trhem. Jak použití článku 73 Smlouvy, tak použití nařízení Rady předem předpokládá existenci podpory ve smyslu čl. 87 odst. 1 Smlouvy. Pokud lze na obsah smluv vztáhnout pojem článku 73 ‚plnění související s pojmem veřejné služby‘, neměla by samotná forma nástroje, tj. smlouva nebo jednostranně ukládaná povinnost, být překážkou pro prohlášení potenciální státní podpory související se smluvní cenou za slučitelnou se společným trhem. Rozhodujícím prvkem pro charakterizování služby, ať ji ukládá členský stát, nebo je dohodnuta ve smlouvě, jako závazku veřejné služby ve smyslu článku 73 musí být podstata služby, nikoli to, jakou formou je organizována (5).

81.

Na základě výše uvedených úvah došla Komise k závěru, že z právního hlediska není důvod, proč by nemohla být státní podpora související s cenou zaplacenou za veřejnou službu zahrnutou ve smlouvě slučitelná se společným trhem v souladu s článkem 73.

82.

Vzhledem k tomu, že článek 14 nařízení Rady neobsahuje přesné podmínky, kdy je možno prohlásit státní podporu související s cenou vyplacenou za veřejnou službu zahrnutou ve smlouvě za slučitelnou se společným trhem, domnívá se Komise, že při rozhodování, zda tato státní podpora může být prohlášena za slučitelnou se společným trhem (6), je třeba použít obecné zásady vyplývající ze Smlouvy, judikatury soudů Společenství a rozhodovací praxe Komise v jiných oblastech, než je veřejná doprava.

83.

Tyto zásady obecně připomněla Komise v rámci Společenství pro státní podporu ve formě závazku veřejné služby (7). Pokud jde o slučitelnost státní podpory související s cenou vyplacenou za veřejnou službu zahrnutou ve smlouvě, předpokládá rámec Společenství toto: ‚Výše vyrovnávací platby je omezena rozsahem nezbytným pro úhradu nákladů vynaložených v souvislosti s plněním závazků veřejné služby, přičemž je třeba zohlednit příslušné příjmy a přiměřený zisk za plnění těchto závazků. Výše vyrovnávací platby zahrnuje veškeré výhody udělené státem nebo ze státních prostředků v jakékoli formě. Přiměřený zisk může zahrnovat veškeré nebo některé přírůstky produktivity dosažené dotčenými podniky během dohodnuté omezené doby, aniž byla snížena úroveň kvality služeb, kterými stát pověřil daný podnik.‘

84.

Komise konstatuje, že v souladu s výše uvedenými body 12–20 zajistily úřady Jihomoravského kraje, aby vyrovnávací platba (kompenzace) nebyla vyšší než ztráty vzniklé dopravcům, a to tak, že předem stanovily ve výběrovém řízení, že cena, kterou jsou úřady ochotny platit, nebude vyšší než 26 Kč/km, a následně tento ukazatel použily tohoto při výpočtu příjmů dopravců.

85.

Pokud jde o služby poskytované v Jihomoravském kraji, Komise dále konstatuje, že kromě kompenzací od krajských úřadů nezískali dopravci v období 2004–2005 žádné jiné výhody od státu ani ze státních prostředků.

86.

Proto se Komise domnívá, že jsou v daném případě splněny obecné zásady upravující posuzování slučitelnosti podpory, jak je uvedeno výše v bodě 84.

87.

Jelikož však v uvedeném případě nebylo vypsáno veřejné nabídkové řízení a stěžovatel se odvolává na to, že společnosti Bítešská, BK Bus, Břežanská společnost, PSOTA a TREDOS obdržely nedovolenou státní podporu, domnívá se Komise, že předtím, než bude moci s jistotou uzavřít, že podpora je slučitelná s článkem 73 Smlouvy na základě článku 14 nařízení Rady, je třeba dál stěžovateli a třetím stranám příležitost uvést připomínky k metodice, kterou při stanovování částky vyrovnávací platby použily úřady Jihomoravského kraje.

88.

Proto si Komise v této fázi není jista, zda je podpora poskytnutá společnostem Bítešská, BK Bus, Břežanská společnost, PSOTA a TREDOS slučitelná se společným trhem.

4.   ROZHODNUTÍ

S ohledem na výše uvedené úvahy vyzývá Komise Českou republiku postupem podle čl. 88 odst. 2 Smlouvy, aby podala své připomínky a poskytla veškeré informace, které by mohly pomoci vyhodnotit dané opatření, do jednoho měsíce od obdržení tohoto dopisu. Komise vyzývá orgány Vaší země, aby kopii tohoto dopisu neprodleně zaslaly potenciálnímu příjemci podpory.

Komise by ráda České republice připomněla, že čl. 88 odst. 3 Smlouvy má odkladný účinek, a ráda by ji upozornila na článek 14 nařízení Rady (ES) č. 659/1999, podle nějž může být od příjemce požadováno navrácení všech nedovolených podpor.

Komise tímto Českou republiku upozorňuje, že uvědomí zúčastněné strany zveřejněním tohoto dopisu a jeho stručného shrnutí v Úředním věstníku Evropské unie. Uvědomí také zúčastněné strany ve státech ESVO, které jsou signatáři Dohody o EHP, zveřejněním oznámení v dodatku EHP Úředního věstníku Evropské unie a bude informovat Kontrolní úřad ESVO zasláním kopie tohoto dopisu. Všechny tyto zúčastněné strany budou vyzvány, aby předložily své připomínky do jednoho měsíce od dne zveřejnění daného dopisu či oznámení.”


(1)  Rozhodnutí Komise C 3/05 – Polsko – Podpora na restrukturalizaci pro společnost Daewoo-FSO (Úř. věst. C 100, 26.4.2005, s. 2).

(2)  Rozsudek Soudního dvora ze dne 24. července 2003, ve věci C-280/00 Altmark Trans GmbH a Regierungspräsidium Magdeburg v. Nahverkhersgesellschaft Altmark GmbH a Oberbundesanwalt beim Bundesverwaltungsgericht (2003) Sb. rozh. s. I-07747.

(3)  Rozsudek Soudního dvora ve věci Altmark, C-280/00, viz výše.

(4)  Úř. věst. L 156, 28.6.1969, s. 1.

(5)  Podobně článek 4 rozhodnutí Komise ze dne 28. listopadu 2005 o použití čl. 86 odst. 2 Smlouvy o ES na státní podporu ve formě vyrovnávací platby za závazek veřejné služby poskytované určitým podnikům pověřeným poskytováním služeb obecného hospodářského zájmu, Úř. věst. L 312, 29.11.2005, s. 67–73, používá pojem ‚pověření‘ a jeho forma je ponechána na členských státech.

(6)  Viz rozhodnutí Komise: C 16/07 – Rakousko – Státní podpora pro podnik Postbus v okrese Lienz (Úř. věst. C 162, 14.7.2007, s. 19), C 31/07 – Irsko – Státní podpora pro autobusové společnosti Córas Iompair Éireann (Dublin Bus a Irish Bus) (Úř. věst. C 217, 15.9.2007, s. 44) a C 47/07 – Německo – DB Regio AG – Contrat de service public (dosud nezveřejněno).

(7)  Úř. věst. C 297, 29.11.2005, s. 4.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5049 — Goldmann Sachs/Colony Capital/BUT)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/07)

1.

Op 5 februari 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming The Goldmann Sachs Group („Goldmann Sachs”, Verenigde Staten) en Colyzeo Investors II, Colony Investors VIII (tezamen „Colony Capital”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de onderneming BUT („BUT”, Frankrijk), door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Goldmann Sachs: investeringsbank en effectenbedrijf;

voor Colony: vermogenbeheer en beheer van onroerende goederen;

voor BUT: kleinhandel in huishoudmeubelen en elektrische huishoudapparaten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5049 — Goldmann Sachs/Colony Capital/BUT, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/28


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5034 — Montagu/GIP/Biffa)

Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/08)

1.

Op 11 februari 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de ondernemingen Montagu Private Equity LLP („Montagu”, Verenigd Koninkrijk) en Global Infrastructure Partners („GIP”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de onderneming Biffa PLC („Biffa”, Verenigd Koninkrijk) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Montagu: private-equityfonds;

voor GIP: private-equityfonds;

voor Biffa: inzameling, behandeling, verwijdering, verwerking en regeling van stedelijk, commercieel en industrieel afval.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) moet worden opgemerkt dat deze zaak in aanmerking komt voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5034 — Montagu/GIP/Biffa, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/29


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4999 — Heineken/Scottish & Newcastle assets)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/09)

1.

Op 12 februari 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming Heineken International BV („Heineken”, Nederland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening zeggenschap verkrijgt over delen van de onderneming Scottish & Newcastle plc („S&N assets”, Verenigd Koninkrijk) door een op 25 januari 2008 aangekondigd openbaar overnamebod.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Heineken: productie en distributie van bier en andere dranken;

voor S&N assets: productie en distributie van bier en andere dranken door de bedrijfsvestigingen in België, Finland, India, Ierland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4999 — Heineken/Scottish & Newcastle assets, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/30


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4921 — CDC/Groupe Moniteur/AchatPublic.Com)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 43/10)

1.

Op 11 februari 2008 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de ondernemingen Caisse des Dépôts et Consignations („CDC”, Frankrijk) en Groupe Moniteur SAS („Groupe Moniteur”, Frankrijk), die onder zeggenschap staat van Bridgepoint Capital Group Limited („Bridgepoint”, VK), in de zin van artikel 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de onderneming AchatPublic.Com („APC”, Frankrijk) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor CDC: bankiersdiensten en financiering, levensverzekering, steun voor locale ontwikkeling, spaarkas en sociale huisvesting;

voor Groupe Moniteur: uitgeverij van kranten en andere publicaties;

voor Bridgepoint: privékapitaalfonds;

voor APC: IT diensten voor publieke aanbestedingen.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4921 — CDC/Groupe Moniteur/AchatPublic.Com, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


ANDERE BESLUITEN

Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/31


Bekendmaking van een wijzigingsverzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2008/C 43/11)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

WIJZIGINGSVERZOEK

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

Verzoek tot wijziging overeenkomstig artikel 9 en artikel 17, lid 2

„CHASSELAS DE MOISSAC” of „CHASSELAS DORÉ DE MOISSAC” of „MOISSAC”

EG-nummer: FR/PDO/117/0140/02.10.2003

BOB ( X ) BGA ( )

Gevraagde wijziging(en)

1.   Rubriek(en) van het productdossier:

X

Naam van het product

X

Beschrijving

Image

Geografisch gebied

X

Bewijs van oorsprong

X

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Image

Verband

X

Etikettering

X

Nationale eisen

2.   Wijziging(en):

Naam: Chasselas de Moissac. De gekozen benaming is de meest gebruikte en bekendste benaming.

Om geen verwarring te zaaien voor de consument, mogen voor het genoemde product daarom niet langer verschillende benamingen worden gebruikt.

Beschrijving: Verse of lang houdbare tafeldruif. De tros is soepel, heeft een homogene dichtheid en een goudgele kleur, is minstens 12 cm lang en weegt minstens 100 gram. De druiven mogen niet misvormd, onrijp, aangetast of ziek zijn. Het donslaagje dat de bessen bedekt, blijft intact, de pitten zijn door de schil heen te zien en de rist is turgescent.

Het gehalte aan suiker moet minstens 160 g/l bedragen, tenzij bij uitzonderlijke weersomstandigheden. Dan mag het gehalte aan suiker voor de betrokken oogst worden verlaagd, op voorwaarde dat het nooit minder dan 150 g/l bedraagt. De druiven worden als rijp beschouwd vanaf het moment dat de verhouding tussen suiker- en zuurgehalte minstens 25 bedraagt.

Het is verplicht om de trossen te behandelen, te krenten en te verpakken.

De beschrijving van het product is vereenvoudigd en gepreciseerd om de meest subjectieve termen eruit te halen en geen ruimte te laten voor interpretatie.

Bewijs van de oorsprong: De druiven worden gecontroleerd vanaf het moment dat ze worden geplukt totdat ze worden verpakt.

De druiven mogen uitsluitend zijn geteeld in wijngaarden die zich binnen het geografisch gebied bevinden en door de INAO en onafhankelijke deskundigen zijn geïdentificeerd. Deze wijngaarden moeten voldoen aan de geologische, klimatologische en pedologische criteria met betrekking tot de ligging van de wijngaardpercelen. Alle wijngaarden die aan de normen voldoen, worden geregistreerd door de diensten van de INAO.

Uitsluitend druiven die in deze wijngaarden zijn geteeld, kunnen in aanmerking komen voor de oorsprongsbenaming.

Bovendien moet elke producent jaarlijks een bekwaamheidsverklaring invullen en die aan de diensten van de INAO bezorgen. In die verklaring verbinden producenten zich ertoe zich te houden aan de productievoorwaarden die gelden voor druiven met deze oorsprongsbenaming. Voorts bevat de verklaring verwijzingen naar de percelen die voor de oogst in kwestie worden gebruikt voor de productie van de AOC „Chasselas de Moissac” (gecontroleerde oorsprongsbenaming).

Aan de hand van dit document kunnen de percelen die voor een bepaalde oogst voor de productie van de oorsprongsbenaming worden gebruikt, worden geïdentificeerd en kan in het bijzonder hun agronomisch rendement worden gecontroleerd.

Elke producent moet dagelijks een register bijhouden van de druiven die aankomen op de plaats waar ze worden gekrent en verpakt, en van de verpakte druiven die zijn bedrijf verlaten. In het register moet ook melding worden gemaakt van de geoogste hoeveelheden en de overeenkomstige percelen, met aparte vermelding van de houdbaar gemaakte hoeveelheden. Voorts moet het aantal verpakte verpakkingseenheden per verpakkingstype worden geregistreerd, evenals de verpakkingseenheden houdbaar gemaakte druiven en de nummers van de gebruikte identificatietekens. Dit register moet ter beschikking worden gesteld van de controlebeambten.

Voor het analytisch en organoleptisch onderzoek worden verpakte partijen bemonsterd. Dit onderzoek wordt verricht om de kwaliteit en de typische eigenschappen van de producten die onder de benaming „Chasselas de Moissac” in de handel worden gebracht, te verzekeren.

Een identificatieteken, dat specifiek is voor de „Chasselas de Moissac” en erkend is door de diensten van de INAO, identificeert alle verpakkingen waarin de druiven in de handel worden gebracht.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product: De in de geïdentificeerde wijngaarden geteelde druiven moeten worden geoogst, bewerkt en verpakt in het geografisch gebied.

Alleen de variëteit Chasselas B mag worden gebruikt. De wijnstokken worden geleid door ze op te binden aan één enkele rij draden of aan een dubbele rij draden in V-vorm. Om kwaliteitsredenen worden de dichtheid en de afstand voor elke nieuwe druivenplantage aangepast op basis van de opbindmethode (minimumdichtheid van 3 300 wijnstokken/ha en maximumafstand tussen de rijen van 3 meter wanneer gebruik wordt gemaakt van één enkele rij draden en minimumdichtheid van 2 500 wijnstokken/ha en maximumafstand tussen de rijen van 3,5 meter wanneer een dubbele rij draden wordt gebruikt). De uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot de dichtheid en de afstand moeten voldoen aan de bepalingen van artikel 5 van het decreet inzake de AOC „Chasselas de Moissac”.

De toegelaten snoeimethoden zijn de enkele of dubbele Guyot-snoei. Het aantal knoppen per hectare mag niet meer dan 55 000 bedragen indien één enkele rij draden wordt gebruikt en niet meer dan 60 000 indien gebruik wordt gemaakt van een dubbele rij draden. De „plaatsing van de trossen”, waarmee wordt bedoeld dat de trossen op de wijnstok ruimte en lucht moeten krijgen, is verplicht en zorgt voor een optimale rijping van de druiven.

Jonge wijnstokken kunnen slechts vanaf het tweede jaar volgend op dat waarin de druiven voor 1 augustus zijn aangeplant, druiven produceren die in aanmerking komen voor de oorsprongsbenaming.

Vanaf de vruchtzetting is irrigatie zonder meststoffen toegelaten.

Het rendement van de percelen die zijn geïdentificeerd voor de productie van de oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac” wordt op twee niveaus (bedrijf en percelen) vastgesteld: Totaal gemiddeld maximaal bedrijfsrendement: 14 t/ha; totaal gemiddeld maximaal bedrijfsrendement van de oorsprongsbenaming: 13 t/ha; totaal maximumrendement per perceel: 16 t/ha. Bij uitzonderlijke weersomstandigheden kan het totale maximumrendement per perceel voor de betrokken oogst evenwel worden aangepast, maar het mag nooit meer dan 18 t/ha bedragen en het gemiddelde bedrijfsrendement mag niet worden aangepast. Deze uitzonderingsregeling mag in hetzelfde wijnoogstjaar niet worden gecumuleerd met die inzake het gehalte aan suiker.

De druiven worden in verschillende keren met de hand geplukt.

De druiven kunnen voor langdurige bewaring worden bestemd op voorwaarde dat de aangetaste bessen bij het plukken worden verwijderd en de druiven snel naar hun opslagplaats worden vervoerd. Dit dient te gebeuren in verpakkingen die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen van het product bewaard blijven. Deze niet-gekrente druiven worden vervolgens snel gekoeld bij aankomst in hun opslagplaats en daarna voor langdurige bewaring hermetisch verpakt en onder gecontroleerde atmosfeer, temperatuur en luchtvochtigheid in een koelruimte opgeslagen. Deze druiven mogen na 31 januari van het jaar dat volgt op dat van de druivenoogst, niet meer in de handel worden gebracht onder de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac”.

De druiven, met inbegrip van de voor langdurige bewaring bestemde druiven, moeten van de wijngaard waar ze zijn geplukt naar de plaats bestemd voor het krenten en verpakken worden vervoerd, in omstandigheden die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen van het product en in het bijzonder het donslaagje op de bessen bewaard blijven.

De trossen, met inbegrip van de houdbaar gemaakte, worden bewerkt op de plaats bestemd voor het krenten en verpakken. De tros moet bij het krenten zeer voorzichtig worden behandeld om de onzuivere bessen te verwijderen. De bewerkte trossen moeten aan de productbeschrijving van de druif voldoen.

Alle producenten moeten beschikken over een plaats bestemd voor het krenten en verpakken en indien nodig over de uitrusting die nodig is voor het houdbaar maken van de druiven, voor zover deze praktijk wordt toegepast.

Zodra de trossen zijn gekrent, moeten ze onmiddellijk worden verpakt in verpakkingen die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen en de kwaliteit van het product worden bewaard. Zo wordt het aantal behandelingen dat de druif ondergaat tot een minimum beperkt.

Enerzijds vormen al deze bepalingen de concretisering van reeds bestaande praktijken die tot nu toe nog niet waren gecodificeerd. Anderzijds weerspiegelen ze het verzoek van de aanvragende groepering om verduidelijkingen aan te brengen in het productdossier van de oorsprongsbenaming.

Etikettering: De etikettering op de verpakkingseenheden bevat:

de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac”, die wordt aangebracht in letters die minstens even groot zijn als de grootste letters;

de vermelding „Appellation d'origine contrôlée” of „AOC”;

de naam van de producent.

Elke verpakkingseenheid wordt voorzien van een identificatiedrager waarop een volgnummer is aangebracht, dat door de diensten van de INAO is erkend en dat wordt verdeeld door een door de INAO erkende instelling. Op deze identificatiedrager kunnen ook de verdere etiketteringsgegevens worden aangebracht.

Afgezien van de etikettering moeten op de begeleidende documenten en facturen de oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac” en de vermelding „Appellation d'origine contrôlée” of „AOC” worden aangebracht.

Nationale eis: Décret relatif à l'AOC „Chasselas de Moissac”.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„CHASSELAS DE MOISSAC”

EG-nummer: FR/PDO/117/0140/02.10.2003

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Institut National des Appellations d'Origine

Adres:

51, rue d'Anjou

F-75008 Paris

Tel.

(33) 153 89 80 00

Fax

(33) 142 25 57 97

E-mail:

info@inao.gouv.fr

2.   Groepering:

Naam:

Syndicat de défense du Chasselas de Moissac AOC

Adres:

1, promenade Sancert

F-82200 Moissac

Tel.

(33) 563 04 01 78

Fax

(33) 563 04 11 21

E-mail:

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 1.6 — Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

4.   Productdossier:

(samenvatting van de bij artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam: „Chasselas de Moissac”.

4.2.   Beschrijving: Verse of lang houdbare tafeldruif. De tros is soepel, heeft een homogene dichtheid en een goudgele kleur, is minstens 12 cm lang en weegt minstens 100 gram. De druiven mogen niet misvormd, onrijp, aangetast of ziek zijn. Het donslaagje dat de bessen bedekt, blijft intact, de pitten zijn door de schil heen te zien en de rist is turgescent.

Het gehalte aan suiker moet minstens 160 g/l bedragen, tenzij bij uitzonderlijke weersomstandigheden. Dan mag het gehalte aan suiker voor de betrokken oogst worden verlaagd, op voorwaarde dat het nooit minder dan 150 g/l bedraagt. De druiven worden als rijp beschouwd vanaf het moment dat de verhouding tussen suiker- en zuurgehalte minstens 25 bedraagt.

Het is verplicht om de trossen te behandelen, te krenten en te verpakken.

4.3.   Geografisch gebied: De Bas Quercy, een gebied dat zich uitstrekt over een aantal kantons in de departementen Tarn-et-Garonne en Lot.

4.4.   Bewijs van de oorsprong: De druiven worden gecontroleerd vanaf het moment dat ze worden geplukt totdat ze worden verpakt.

De druiven mogen uitsluitend zijn geteeld in wijngaarden die zich binnen het geografisch gebied bevinden en door de INAO en onafhankelijke deskundigen zijn geïdentificeerd. Deze wijngaarden moeten voldoen aan de geologische, klimatologische en pedologische criteria met betrekking tot de ligging van de wijngaardpercelen. Alle wijngaarden die aan de normen voldoen, worden geregistreerd door de diensten van de INAO.

Uitsluitend druiven die in deze wijngaarden zijn geteeld, kunnen in aanmerking komen voor de oorsprongsbenaming.

Bovendien moet elke producent jaarlijks een bekwaamheidsverklaring invullen en die aan de diensten van de INAO bezorgen. In die verklaring verbinden producenten zich ertoe zich te houden aan de productievoorwaarden die gelden voor druiven met deze oorsprongsbenaming. Voorts bevat de verklaring verwijzingen naar de percelen die voor de oogst in kwestie worden gebruikt voor de productie van AOC „Chasselas de Moissac”.

Aan de hand van dit document kunnen de percelen die voor een bepaalde oogst voor de productie van de oorsprongsbenaming worden gebruikt, worden geïdentificeerd en kan in het bijzonder hun agronomisch rendement worden gecontroleerd.

Elke producent moet dagelijks een register bijhouden van de druiven die aankomen op de plaats waar ze worden gekrent en verpakt, en van de verpakte druiven die zijn bedrijf verlaten. In het register moet melding worden gemaakt van de geoogste hoeveelheden en de overeenkomstige percelen, met aparte vermelding van de houdbaar gemaakte hoeveelheden. Voorts moet het aantal verpakte verpakkingseenheden per type verpakkingseenheid worden geregistreerd, evenals de verpakkingseenheden houdbaar gemaakte druiven en de nummers van de gebruikte identificatietekens. Dit register moet ter beschikking worden gesteld van de controlebeambten.

Voor het analytisch en organoleptisch onderzoek worden verpakte partijen bemonsterd. Dit onderzoek wordt verricht om de kwaliteit en de typische eigenschappen van de producten die onder de benaming „Chasselas de Moissac” in de handel worden gebracht, te verzekeren.

Een identificatieteken, dat specifiek is voor de „Chasselas de Moissac” en erkend is door de diensten van de INAO, identificeert alle verpakkingen waarin de druiven in de handel worden gebracht.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product: De in de geïdentificeerde wijngaarden geteelde druiven moeten worden geoogst, bewerkt en verpakt in het geografisch gebied.

Alleen de variëteit Chasselas B mag worden gebruikt. De wijnstokken worden geleid door ze op te binden aan één enkele rij draden of aan een dubbele rij draden in V-vorm. Om kwaliteitsredenen worden de dichtheid en de afstand voor elke nieuwe druivenplantage aangepast op basis van de opbindmethode (minimumdichtheid van 3 300 wijnstokken/ha en maximumafstand tussen de rijen van 3 meter wanneer gebruik wordt gemaakt van één enkele rij draden en minimumdichtheid van 2 500 wijnstokken/ha en maximumafstand tussen de rijen van 3,5 meter wanneer een dubbele rij draden wordt gebruikt). De uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot de dichtheid en de afstand moeten voldoen aan de bepalingen van artikel 5 van het decreet inzake de AOC „Chasselas de Moissac”.

De toegelaten snoeimethoden zijn de enkele of dubbele Guyot-snoei. Het aantal knoppen per hectare mag niet meer dan 55 000 bedragen indien één enkele rij draden wordt gebruikt en niet meer dan 60 000 indien gebruik wordt gemaakt van een dubbele rij draden. De „plaatsing van de trossen”, waarmee wordt bedoeld dat de trossen op de wijnstok ruimte en lucht moeten krijgen, is verplicht en zorgt voor een optimale rijping van de druiven.

Jonge wijnstokken kunnen slechts vanaf het tweede jaar volgend op dat waarin de druiven voor 1 augustus zijn aangeplant, druiven produceren die in aanmerking komen voor de oorsprongsbenaming.

Vanaf de vruchtzetting is irrigatie zonder meststoffen toegelaten.

Het rendement van de percelen die zijn geïdentificeerd voor de productie van de oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac” wordt op twee niveaus (bedrijf en percelen) vastgesteld: Totaal gemiddeld maximaal bedrijfsrendement: 14 t/ha; totaal gemiddeld maximaal bedrijfsrendement van de oorsprongsbenaming: 13 t/ha; totaal maximumrendement per perceel: 16 t/ha. Bij uitzonderlijke weersomstandigheden kan het totale maximumrendement per perceel voor de betrokken oogst evenwel worden aangepast, maar het mag nooit meer dan 18 t/ha bedragen en het gemiddelde bedrijfsrendement mag niet worden aangepast. Deze uitzonderingsregeling mag in hetzelfde wijnoogstjaar niet worden gecumuleerd met die inzake het gehalte aan suiker.

De druiven worden in verschillende keren met de hand geplukt.

De druiven kunnen voor langdurige bewaring worden bestemd op voorwaarde dat de aangetaste bessen bij het plukken worden verwijderd en de druiven snel naar hun opslagplaats worden vervoerd. Dit dient te gebeuren in verpakkingen die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen van het product bewaard blijven. Deze niet-gekrente druiven worden vervolgens snel gekoeld bij aankomst in hun opslagplaats en daarna voor langdurige bewaring hermetisch verpakt en onder gecontroleerde atmosfeer, temperatuur en luchtvochtigheid in een koelruimte opgeslagen. Deze druiven mogen na 31 januari van het jaar dat volgt op dat van de druivenoogst, niet meer in de handel worden gebracht onder de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac”.

De druiven, met inbegrip van de voor langdurige bewaring bestemde druiven, moeten van de wijngaard waar ze zijn geplukt naar de plaats bestemd voor het krenten en verpakken worden vervoerd, in omstandigheden die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen van het product en in het bijzonder het donslaagje op de bessen bewaard blijven.

De trossen, met inbegrip van de houdbaar gemaakte, worden bewerkt op de plaats bestemd voor het krenten en verpakken. De tros moet bij het krenten zeer voorzichtig worden behandeld om de onzuivere bessen te verwijderen. De bewerkte trossen moeten aan de productbeschrijving van de druif voldoen.

Alle producenten moeten beschikken over een plaats bestemd voor het krenten en verpakken en indien nodig over de uitrusting die nodig is voor het houdbaar maken van de druiven, voor zover deze praktijk wordt toegepast.

Zodra de trossen zijn gekrent, moeten ze onmiddellijk worden verpakt in verpakkingen die ervoor zorgen dat de typische eigenschappen en de kwaliteit van het product worden bewaard. Zo wordt het aantal behandelingen dat de druif ondergaat tot een minimum beperkt. De druiven worden verpakt op speciaal voor het krenten en verpakken bestemde plaatsen in de nabijheid van de plaats waar ze worden geplukt. Doordat de druiven in het geografisch gebied worden verpakt, blijven de typische eigenschappen van het product bewaard en zijn ze beter traceerbaar. Zo wordt bovendien vermeden dat hun kwaliteit vermindert of dat ze met andere druiven worden vermengd.

4.6.   Verband: De Bas Quercy heeft typische geologische, agrologische en klimatologische kenmerken. Door de afbakening van de percelen kan de chasselas op de meest gunstige bodems worden geproduceerd: lemen, zandachtige en goed gedraineerde kwartsbodems en lemen, kalkarme zandachtige bodems. De weersomstandigheden, de beperkte temperatuurschommelingen en vooral de lange perioden met mooi weer tijdens de herfst vormen de ideale omgeving voor de rijping van de druiven.

Ook twee andere bodemtypes zijn gunstig voor de productie van deze druiven. Enerzijds zijn er de nogal diepe zwarte of grijze stenige bodems van de plateaus. Anderzijds zijn ook de kleiachtige en kalkhoudende puinhellingen op de flanken van de brede, open valleien geschikt voor de teelt van deze druivensoort.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Institut National des Appellations d'Origine

Adres:

51, Rue d'Anjou

F-75008 Paris

Tel.

(33) 153 89 80 00

Fax

(33) 142 25 57 97

E-mail:

info@inao.gouv.fr

Naam:

D.G.C.C.R.F

Adres:

59, Bd V. Auriol

F-75703 Paris Cedex 13

Tel.

(33) 144 87 17 17

Fax

(33) 144 97 30 37

E-mail:

C3@dgccrf.finances.gouv.fr

4.8.   Etikettering: De etikettering op de verpakkingseenheden bevat:

de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac”, die wordt aangebracht in letters die minstens even groot zijn als de grootste letters;

de vermelding „Appellation d'origine contrôlée” of „AOC”;

de naam van de producent.

Elke verpakkingseenheid wordt voorzien van een identificatiedrager waarop een volgnummer is aangebracht, dat door de diensten van de INAO is erkend en dat wordt verdeeld door een door de INAO erkende instelling. Op deze identificatiedrager kunnen ook de verdere etiketteringsgegevens worden aangebracht.

Afgezien van de etikettering moeten op de begeleidende documenten en facturen de oorsprongsbenaming „Chasselas de Moissac” en de vermelding „Appellation d'origine contrôlée” of „AOC” worden aangebracht.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.