ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 18

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
24 januari 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2008/C 018/01

Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) — Sancties overeenkomstig het nationale recht op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden — artikel 4, lid 3

1

2008/C 018/02

Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) — Gezamenlijk toezicht op de gemeenschappelijke landgrenzen overeenkomstig artikel 17

10

2008/C 018/03

Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) — De mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen overeenkomstig artikel 21, onder c)

15

2008/C 018/04

Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) — De verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 21, onder d)

25

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

24.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/1


Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

Sancties overeenkomstig het nationale recht op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden — artikel 4, lid 3

(2008/C 18/01)

BELGIË

Deze sancties zijn vastgesteld bij artikel 3 van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 mei 2007 en voegt een nieuw artikel 4 bis toe aan de wet van 15 december 1980.

Deze wijzigingen zijn nog niet in werking getreden. Artikel 48 van de wet bepaalt dat zij in werking treden op de door de koning te bepalen data en uiterlijk op de eerste dag van de dertiende maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

„Artikel 4bis.

§ 1.   Aan de buitengrenzen in de zin van de internationale overeenkomsten betreffende de overschrijding van de buitengrenzen die België binden of van de Europese regelgeving, dient het binnenkomen en het verlaten van het Rijk plaats te grijpen via een toegelaten doorlaatpost, dit gedurende de vastgestelde openingstijden, zoals aangegeven bij deze doorlaatposten.

§ 2.   De vreemdeling is verplicht om zowel bij het binnenkomen als bij het verlaten van het Rijk uit eigen beweging zijn reisdocumenten te tonen.

§ 3.   Een administratieve geldboete van 200 euro kan door de minister of zijn gemachtigde worden opgelegd aan de vreemdeling die de verplichting bedoeld in § 1 niet naleeft.

Indien de schending, van de verplichting bedoeld in § 1, te wijten is aan een nalatigheid van de vervoerder, is deze hoofdelijk aansprakelijk met de vreemdeling voor het betalen van de opgelegde boete.

De beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, is onmiddellijk uitvoerbaar, niettegenstaande hoger beroep.

De rechtspersoon is burgerlijk aansprakelijk voor het betalen van de administratieve geldboete die aan zijn bestuurders, zijn leden van het leidinggevend en uitvoerend personeel, zijn aangestelden of lasthebbers wordt opgelegd.

De administratieve geldboete kan betaald worden door middel van de consignatie van het verschuldigde bedrag bij de Deposito- en Consignatiekas.

§ 4.   De vreemdeling of vervoerder die de beslissing van de minister of van diens gemachtigde betwist, stelt binnen een termijn van één maand te rekenen van de kennisgeving van de beslissing, bij wege van een verzoekschrift, beroep in bij de rechtbank van eerste aanleg.

Indien de rechtbank van eerste aanleg het beroep ontvankelijk en gegrond verklaart, wordt de betaalde of in consignatie gegeven som teruggegeven.

De rechtbank van eerste aanleg moet uitspraak doen binnen een maand te rekenen van de indiening van het in het eerste lid bedoelde verzoekschrift.

De tekst van het eerste lid wordt opgenomen in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.

§ 5.   Indien de vreemdeling of vervoerder in gebreke blijft de geldboete te betalen, wordt de beslissing van de bevoegde ambtenaar of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechtbank van eerste aanleg ter kennis gebracht van de administratie van het Kadaster, Registratie en Domeinen, met het oog op de invordering van het bedrag van de administratieve geldboete.

§ 6.   Indien de vreemdeling of de vervoerder of diens vertegenwoordiger de som van de administratieve geldboete heeft geconsigneerd bij de Deposito- en Consignatiekas en indien hij binnen de hierboven vermelde termijn geen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg, komt de in consignatie gegeven som ten goede aan de Staat.”

BULGARIJE

Artikel 279, lid 1, van het strafwetboek bepaalt: „Een persoon die zonder de toestemming van de bevoegde autoriteiten de grens overschrijdt om het land binnen te komen of het land te verlaten, of die daartoe wel toestemming heeft verkregen, maar de grens op een andere dan de daartoe aangewezen plaatsen overschrijdt, wordt gestraft met een vrijheidsstraf van ten hoogste vijf jaar en een boete van 100 tot 300 lev.”

Recidive is een verzwarende omstandigheid en wordt bestraft met een vrijheidsstraf van één tot zes jaar en een boete van 100 tot 300 lev.

TSJECHIË

De Tsjechische Republiek heeft in haar wetgeving sancties opgenomen op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden. Deze sancties zijn opgesomd in artikel 157 van Wet nr. 326/1999 Coll., betreffende het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied van de Tsjechische Republiek.

§ 157

(1)   Een vreemdeling pleegt een misdrijf waneer hij of zij:

a)

de grens overschrijdt buiten de grensdoorlaatposten;

b)

misbruik maakt van een reisdocument (§ 108) dat aan een andere vreemdeling is afgegeven of van een reisdocument dat is afgegeven overeenkomstig bijzondere wetgeving (bepaling 21);

c)

zich onttrekt aan verblijf- of grenscontroles;

n)

de grens overschrijdt via een grensdoorlaatpost buiten de vastgestelde openingstijden of in strijd met het doel van de grensdoorlaatpost.

(2)   Een straf tot 10 000 CZ kronen kan worden opgelegd voor de misdrijven gespecificeerd in lid 1, onder a), tot lid 1, onder e); een straf tot 5 000 CZC kan worden opgelegd voor de misdrijven gespecificeerd in lid 1, onder f), tot lid 1, onder n); en een straf tot 3 000 CZC kan worden opgelegd voor de misdrijven gespecificeerd in lid 1, onder o), tot lid 1, onder w);

DENEMARKEN

Op grond van artikel 38, lid 3, van de vreemdelingenwet, mag binnenkomst in en verlaten van een land dat niet is toegetreden tot de Schengenuitvoeringsovereenkomst in het algemeen slechts plaatsvinden aan goedgekeurde grensdoorlaatposten en op de vastgestelde openingstijden.

Op grond van artikel 59, lid 1, punt 1, is een vreemdeling die binnenkomt zonder door de paspoortcontrole te komen of buiten de openingtijden van een grensdoorlaatpost, strafbaar met een boete of met een gevangenisstraf tot zes maanden.

DUITSLAND

Artikel 98, lid 3, punt 2, juncto artikel 13, lid 1 en artikel 98, lid 5, van de Duitse wet inzake het verblijfsrecht (Aufenthaltsgesetz)

Artikel 98 — Boetebepalingen

(1)   Is in overtreding degene die uit nalatigheid een van de in artikel 95, lid 1, punt 1 of 2, dan wel in lid 2, punt 1, onder b), vermelde handelingen begaat.

(2)   Is in overtreding degene die

1.

in strijd met artikel 4, lid 5, eerste zin, geen bewijs overlegt,

2.

in strijd met artikel 13, lid 1, tweede zin, zich niet onderwerpt aan politiecontrole bij het grensoverschrijdend verkeer, of

3.

in strijd met artikel 48, lid 1, of lid 3, eerste zin, een daarin genoemd document of stuk niet of niet tijdig overlegt, overhandigt of verstrekt.

(3)   Is in overtreding degene die met opzet of uit nalatigheid

1.

handelt in strijd met een uitvoerbare verplichting als bedoeld in artikel 12, lid 2, tweede zin, of lid 4, of met een beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 54a, lid 2 of artikel 61, lid 1, eerste zin,

2.

in strijd met artikel 13, lid 1, buiten een aangewezen grensdoorlaatpost of buiten de vastgestelde openingstijden het land binnenkomt of verlaat of geen paspoort of paspoortvervangend document bij zich heeft,

3.

handelt in strijd met een uitvoerbare verplichting als bedoeld in artikel 46, lid 1, artikel 54a, lid 1, tweede zin, artikel 54a, lid 3, of artikel 61, lid 1, tweede zin,

3a.

zich in strijd met artikel 54a, lid 1, eerste zin, niet, niet juist of niet tijdig meldt,

4.

in strijd met artikel 80, lid 4, een der daarin vermelde aanvragen niet verricht of

5.

handelt in strijd met een rechtsvoorschrift als bedoeld in artikel 99, lid 1, punt 7 of 10, voor zover dit voorschrift met betrekking tot een bepaalde handeling verwijst naar deze boetebepaling.

(4)   In de gevallen bedoeld in lid 2, punt 2, en lid 3, punt 2, kan poging tot overtreding worden bestraft.

(5)   De overtreding kan in de gevallen bedoeld in lid 2, punt 2, met een geldboete van maximaal 5 000 euro en in de gevallen bedoeld in lid 1, lid 2, punt 1 en 3, en lid 3, punt 2, met een geldboete van maximaal 3 000 euro en in de overige gevallen met een geldboete van maximaal 1 000 euro worden bestraft.

(6)   Aan artikel 31, lid 1, van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen wordt niet geraakt.

Artikel 13 — Grensoverschrijding

(1)   Binnenkomst op het grondgebied van de Bondsrepubliek en uitreis uit het grondgebied van de Bondsrepubliek zijn uitsluitend toegestaan via de daartoe aangewezen grensdoorlaatposten en gedurende de daartoe vastgestelde openingstijden, tenzij in het kader van andere regelgeving of tussenstatelijke overeenkomsten uitzonderingen toegestaan zijn. Buitenlanders zijn ertoe verplicht bij binnenkomst of bij uitreis een erkend en geldig paspoort of vervangend document als bedoeld in artikel 3, lid 1, bij zich te hebben en controle van het grensoverschrijdende verkeer door de politie te aanvaarden.

(2)   Bij een erkende grensdoorlaatpost wordt een buitenlander dan pas geacht te zijn binnengekomen wanneer hij de grens heeft overschreden en de grenspost is gepasseerd. Ingeval de instanties die belast zijn met de politiecontrole voor het grensoverschrijdende verkeer een buitenlander voor de beslissing over de terugwijzing (artikel 15 van deze wet, artikelen 18 en 18a van de Duitse wet asielprocedure (Asylverfahrensgesetz)), of gedurende de voorbereiding, vaststelling of uitvoering van deze maatregel de grensdoorlaatpost ten behoeve van een welbepaald voorlopig doel passeren, is er geen sprake van binnenkomst als bedoeld in de eerste zin, zolang de instanties het verblijf van de buitenlander nog kunnen controleren. Voor het overige wordt een buitenlander geacht te zijn binnengekomen wanneer hij de grens heeft overschreden.

ESTLAND

Onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of tijdelijke grens van de Republiek Estland is strafbaar overeenkomstig artikel 258 van het strafwetboek (gepubliceerd in de Riigi Teataja (staatsblad) I 2001, 61, 364; 2007, 2, 7).

Het strafwetboek

§ 258. Onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of tijdelijke grenslijn van de Republiek Estland

(1)   Onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of tijdelijke grenslijn van de Republiek Estland, indien gepleegd:

1)

door het negeren van een stopsignaal of van een bevel van een grenswachter;

2)

door een groep;

3)

door middel van vervoer op een plaats die niet voor overschrijding is bestemd;

4)

en voor een misdrijf een straf werd opgelegd aan de pleger van hetzelfde feit is strafbaar met een geldstraf of met een gevangenisstraf van maximaal één jaar.

(2)   Dezelfde handeling, indien gepleegd:

1)

met geweld, of

2)

door ernstige schade aan de gezondheid te veroorzaken;

is strafbaar met een gevangenisstraf van 4 tot 12 jaar.

Voor overtreding van de grensregeling alsook voor het onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of de tijdelijke grenslijn van de Republiek Estland zijn sancties vastgesteld in de artikelen 17, lid 1 tot 17, lid 2, van de wet betreffende de staatsgrenzen (bekendgemaakt in Riigi Teataja (staatsblad) I 1994, 54, 902; 2006, 26, 191):

§ 17. Overtreding van de grensregeling

Overtreding van de grensregeling is strafbaar met een geldboete van maximaal 200 boete-eenheden.

§ 17. Onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of tijdelijke grenslijn van de Republiek Estland

Onrechtmatig overschrijden van de staatsgrens of tijdelijke grenslijn van de Republiek Estland is strafbaar met een geldboete van maximaal 200 boete-eenheden.

GRIEKENLAND

Artikel 83 van wet 3386/2005 voorziet in de sancties voor het onrechtmatig overschrijden van grenzen. Onderdanen van derde landen die Griekenland willen binnenkomen of daartoe een poging ondernemen zonder de wettelijke formaliteiten te vervullen, zijn strafbaar met een gevangenisstraf van ten minste drie maanden en geldboete van 1 500 EUR.

SPANJE

De Spaanse wet regelt dergelijke situaties en voorziet in de passende sancties in de volgende teksten.

1)   Vreemdelingen die worden aangehouden wanneer zij het land onrechtmatig willen binnenkomen op een onrechtmatige grensdoorlaatpost of op andere dan de vastgestelde openingstijden

In dergelijke situaties voorziet artikel 58 van organieke wet 14/2003 van 20 november 2003 tot wijziging van organieke wet 4/2000 van 11 januari 2000 betreffende de rechten en vrijheden van vreemdelingen in Spanje en hun sociale integratie, zoals gewijzigd bij organieke wet 8/2000 van 22 december 2000, in de rechtsconstructie van refoulement; dit is de sanctie van toepassing op situaties waarin vreemdelingen een land onrechtmatig willen binnenkomen in de zin van artikel 157, 1(B) van koninklijk besluit 2393/2004, dat wil zeggen vreemdelingen die opgepakt worden aan of in de buurt van de grens.

Refoulement van vreemdelingen is het terugsturen van de betrokken personen naar hun land van herkomst of naar het land van waaruit zij het land zijn binnengekomen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een administratieve procedure die verschilt van en sneller is dan die welke wordt gebruikt voor verwijdering.

2)   Vreemdelingen die het land onrechtmatig zijn binnengekomen en op Spaans grondgebied zijn opgepakt

Op grond van artikel 53 van organieke wet nr. 14/2003 is dit een misdrijf dat strafbaar is met verwijdering van het Spaanse grondgebied, overeenkomstig artikel 57 van dezelfde wet.

FRANKRIJK

De Franse wetgeving betreffende deze sancties bevindt zich in de artikelen L. 621-1 en L.621-2 en R. 621-1 van het wetboek betreffende het binnenkomen en het verblijf van vreemdelingen en betreffende het asielrecht (Code de l'entrée et du séjour des étrangers et du droit d'asile, CESEDA), en die is in het algemeen gericht op het geval van een onderdaan van een derde land die de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf op Frans grondgebied niet vervult.

Deze artikelen voorzien in een gevangenisstraf van één jaar en een boete van 3 750 EUR. Bovendien kan de veroordeelde vreemdeling ook nog één verbod worden opgelegd om het grondgebied te betreden voor maximaal één jaar.

ITALIË

Artikel 1 van wet nr. 1278 van 24 juli 1930 bestraft een ieder die het land verlaat buiten de toegestane grensdoorlaatposten om controles te vermijden met een afzonderlijke „sanctie” ook al is die in het bezit van een paspoort of equivalent document.

Artikel 24 van wet nr. 1185/67 betreffende de afgifte van paspoorten voorziet in administratieve sancties voor eenieder die het nationale grondgebied verlaat zonder geldig paspoort of ander equivalent document (clandestiene uitwijking).

Dit artikel voorziet ook in twee verzwarende omstandigheden:

uitwijking zonder geldige documenten wanneer het paspoort werd geweigerd of ingetrokken;

uitwijking zonder geldige documenten wanneer de persoon in kwestie niet voldoet aan de voorwaarden voor uitwijking, bestraft met hechtenis of administratieve sanctie.

CYPRUS

Hoofdstuk 105, artikel 19, lid 2, van de vreemdelingen- en immigratiewet (L.178 (I)/2004), Cap. 105, artikel 19, lid 2, bepaalt dat elke immigrant die onrechtmatig de Republiek Cyprus binnenkomt, schuldig is aan een misdrijf en strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of met een geldboete van maximaal 5 000 pond of met beide straffen, tenzij hij bewijst:

a)

dat hij de Republiek rechtmatig is binnengekomen voor de inwerkingtreding van deze wet,

b)

dat hij de Republiek via de lucht is binnengekomen, geen persoon is die voorheen als een illegale immigrant werd beschouwd en van plan was zich naar de dichtstbijzijnde immigratiebeambte te begeven,

c)

dat hij een vergunning of titel heeft op grond van deze wet of van regelingen uitgevaardigd op grond van deze of andere wetten, om in de Republiek te blijven, of

d)

dat de geldigheid van zijn vergunning of titel is verstreken of dat zijn vergunning of titel is ingetrokken en hij nog geen redelijke kans heeft gehad om de Republiek te verlaten.

LETLAND

Wat inbreuken betreft op de regeling in verband met de staatsgrens, grenszone, grensgebied, grenscontrole of grensdoorlaatposten bepaalt artikel 194 van het Letse wetboek betreffende administratieve inbreuken dat daarvan aangifte wordt gedaan of dat dat wordt bestraft met een geldboete van maximaal 150 lats (LVL) of dat een administratieve aanhouding van maximaal vijftien dagen kan worden verricht.

Opzettelijke onrechtmatige grensoverschrijding is strafbaar met een geldboete van 50 tot 250 lats (LVL).

Artikel 284 van het Letse strafwetboek bepaalt dat een persoon die opzettelijk onrechtmatig de grens overschrijdt, in het geval van recidive binnen een jaar, strafbaar is met een vrijheidsberovende straf van maximaal drie jaar, of een gevangenisstraf, of een boete van maximaal zestig maal het maandelijkse minimumloon.

LITOUWEN

Sancties op het onrechtmatig overschrijden van grenzen variëren naargelang van de ernst van de misdrijven tussen een geldboete van 250 LTL tot 500 LTL of maximaal 2 jaar gevangenisstraf.

Wanneer onrechtmatige grensoverschrijding samen met mensensmokkel wordt gepleegd, kunnen de sancties, naar gelang van de ernst van de misdrijven, tot 10 jaar gevangenisstraf bedragen.

Uittreksel uit het Litouwse wetboek van administratieve inbreuken

Artikel 205, lid 2. Onrechtmatige grensoverschrijding door onachtzaamheid

Onrechtmatige grensoverschrijding door onachtzaamheid is strafbaar met een geldboete van 250 Litas tot 500 Litas.

Uittreksels uit het strafwetboek

Artikel 291. Onrechtmatige grensoverschrijding

1.   Een ieder die de staatsgrens onrechtmatig overschrijdt, is strafbaar met een geldboete, met hechtenis, of een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar.

2.   Een vreemdeling die de Republiek Litouwen onrechtmatig is binnengekomen met de bedoeling asiel aan te vragen, wordt niet strafrechtelijk vervolgd zoals bedoeld in lid 1.

3.   Een vreemdeling die een in lid 1 vermelde handeling heeft gepleegd met de bedoeling onrechtmatig een derde land binnen te komen vanuit de Republiek Litouwen, wordt niet strafrechtelijk vervolgd als bedoeld in lid 1, als hij/zij volgens de gevestigde orde uit de Republiek Litouwen is verwijderd naar het land van waaruit hij/zij onrechtmatig de grens van de Republiek Litouwen heeft overschreden, of naar het land waarvan hij/zij onderdaan is.

Artikel 292. Onrechtmatig smokkelen van personen over de staatsgrens

1.   Een persoon die onrechtmatig een vreemdeling zonder vaste verblijfplaats in de Republiek Litouwen heeft vervoerd over de staatsgrens van de Republiek Litouwen, of een vreemdeling die de grens van de Republiek Litouwen onrechtmatig had overschreden, heeft vervoerd of gehuisvest in de Republiek Litouwen, is strafbaar met een geldboete, met hechtenis of met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar.

2.   Een persoon die een handeling bedoeld in lid 1 heeft gepleegd met oneerlijke motieven of die het leven van iemand in gevaar heeft gebracht, is strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal acht jaar.

3.   Een persoon die de in lid 1 bedoelde handelingen heeft georganiseerd is strafbaar met een gevangenisstraf van vier tot tien jaar.

4.   En rechtspersoon is aansprakelijk voor de in dit artikel vermelde handelingen.

LUXEMBURG

Aangezien de enige buitengrens van Luxemburg de luchthaven is, heeft Luxemburg op dit gebied geen sancties vastgesteld.

HONGARIJE

Personen die het nationale grondgebied onrechtmatig betreden, begaan een administratieve inbreuk.

Een verwijdering en toegangs- en verblijfsverbod of een afzonderlijk toegangs- en verblijfsverbod kunnen als administratieve sanctie worden uitgesproken in de vreemdelingenprocedure tegen een vreemdeling die de regels inzake binnenkomen en verlaten van het grondgebied heeft geschonden of gepoogd heeft dat te doen.

Daarnaast kan de overheid die bevoegd is voor administratieve inbreuken een geldboete opleggen van maximaal 100 000 HUF aan een vreemdeling die zonder toestemming of onrechtmatig de staatsgrens van de Republiek Hongarije heeft overschreden. Voorts is het verblijf van een verwijderde vreemdeling in Hongarije zonder toestemming een misdrijf dat volgens het strafrecht strafbaar is met een gevangenisstraf van maximaal een jaar.

Aangehaalde wetgeving:

Wet XXXIX van 2001 over binnenkomst en verblijf van vreemdelingen (hierna ESF genoemd), artikel 32, lid 2, onder a);

Wet IV van 1978 betreffende het strafwetboek (hierna „CrC” genoemd), Artikel 214;

Besluit van de regering nr. 218/1999 over administratieve inbreuken, artikel 22, lid 1.

Personen die betrokken zijn bij of hulp verlenen bij het onrechtmatig binnenkomen/verlaten van het land of die vergemakkelijken, plegen een misdrijf.

Vergemakkelijken van onrechtmatige grensoverschrijding is een misdrijf en is strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar.

De gevangenisstraf bedraagt maximaal vijf jaar wanneer de persoon die de grensoverschrijding vergemakkelijkt, handelt omwille van financieel gewin of de grensoverschrijding vergemakkelijkt voor meer dan een persoon.

De gevangenisstraf bedraagt twee tot acht jaar wanneer de persoon die de grensovergang vergemakkelijkt, onmenselijke behandeling gebruikt, of de geholpen personen gewapend zijn of wanneer de persoon die de onrechtmatige grensovergang vergemakkelijkt hulp verleent op een commerciële manier.

Voorbereiding van de vergemakkelijking van onrechtmatige grensoverschrijding is ook een misdrijf en strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar.

Een verwijdering in het kader van het vreemdelingenbeleid wordt bevolen aan de vreemdeling die onrechtmatig binnenkomen of verlaten van het land (door grensoverschrijding) of verblijf van personen of groepen organiseert of vergemakkelijkt of betrokken is bij het smokkelen van personen; voorts kan een verwijdering in het kader van het vreemdelingenbeleid worden bevolen aan de vreemdeling van wie de binnenkomst en het verblijf de openbare veiligheid kan schenden of er een bedreiging voor kan vormen.

Wetgeving waarnaar wordt verwezen:

CrC Artikel 218, Mensensmokkel.

MALTA

Het is van belang op te merken dat artikel 5, lid 1, van de immigratiewet (hoofdstuk 217) bepaalt:

„Elke persoon, die geen toegangsrecht heeft, geen toegangs- en verblijfsrecht of geen recht om zich te verplaatsen of door te reizen op grond van de voorgaande, kan de toegang worden geweigerd, en wanneer hij in Malta landt of er zich bevindt zonder toestemming van de hoofdambtenaar vreemdelingenzaken, is hij of zij een illegale immigrant.”

Voorts bepaalt artikel 32 van de immigratiewet:

„Elke persoon die een bepaling van deze wet overtreedt, waarvan geen ander artikel van deze wet bepaalt dat het een misdrijf is, pleegt een misdrijf dat strafbaar is, na veroordeling door de Court of Magistrates, met een boete van maximaal 5 000 liri of een gevangenis van maximaal 2 jaar of met beide straffen tenzij voor een dergelijk misdrijf in een andere wet een zwaardere straf is vastgesteld.”

NEDERLAND

Artikel 108, lid 1, van de vreemdelingenwet, juncto artikel 46, lid 2, bepaalt dat overtredingen of handelen in strijd met een verplichting wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie. Geldboetes van de vierde categorie bedragen maximaal 16 750 EUR.

Artikel 4.4 van het vreemdelingenbesluit bevat de verplichting om de grens te overschrijden op een grensdoorlaatpost.

Artikel 108, lid 1, lid 2 en lid 3 van de vreemdelingenwet van 2000

1.

Overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij of krachtens de artikelen 5, eerste en tweede lid, 46, tweede lid, aanhef, en onder b, alsmede handelen in strijd met artikel 56, eerste lid, dan wel handelen in strijd met een verplichting opgelegd bij of krachtens de artikelen 6, eerste lid, 54, 55, 57, eerste lid, 58, eerste lid, of 65, derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

2.

Overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij of krachtens artikel 4, eerste en tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

3.

De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

OOSTENRIJK

Onverminderd de uitzonderingen in lid 2 of de verplichtingen inzake internationale bescherming, vereist artikel 4, lid 3, van de Schengengrenscode dat de lidstaten overeenkomstig hun nationaal recht sancties stellen op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

Artikel 120 van de Oostenrijkse federale wet over het inzetten van vreemdelingenpolitie, de afgifte van documenten aan vreemdelingen en de afgifte van toegangsdocumenten (Wet betreffende vreemdelingenpolitie 2005 — FPG), Oostenrijks staatsblad I nr. 100/2005

Onrechtmatig verblijf

(1)   Elke vreemdeling die

1.

onrechtmatig de Federale Republiek Oostenrijk binnenkomt of

2.

onrechtmatig in de Federale Republiek Oostenrijk verblijft, begaat een administratieve inbreuk en is onderworpen aan een geldboete van maximaal 2 180 EUR of, bij niet-betaling daarvan, aan een gevangenisstraf van maximaal drie weken. De plaats van binnenkomst of de laatste gekende verblijfplaats zal als de plaats van het misdrijf worden beschouwd; wanneer de binnenkomst via het openbaar vervoer gebeurt, is dat de meest nabije stop- of landingsplaats, waar het volgens het tijdschema van de vervoermaatschappij mogelijk is om uit te stappen uit het openbare vervoermiddel.

(2)   Een ieder die het onder (1) vermelde misdrijf pleegt, terwijl hij/zij reeds definitief gestraft is voor een soortgelijke inbreuk, is strafbaar met een boete van maximaal 4 360 EUR of, in het geval van niet-betaling, met een gevangenisstraf van maximaal zes weken.

(3)   Er is geen sprake van een administratieve inbreuk onder (1) en (2),

1.

als het alleen mogelijk was het land te verlaten naar een ander land waarnaar verwijdering niet toegestaan in (artikel 50);

2.

wanneer de verwijdering van de vreemdeling opgeschort is;

3.

in gevallen van tijdelijk verblijf van een begunstigde onderdaan van een derde land zonder visum of

4.

zolang de vreemdeling van zijn/haar persoonlijke vrijheid is beroofd.

(4)   Een op grond van (1) (2) opgelegde sanctie sluit een sanctie uit voor de tezelfdertijd overeenkomstig (1) (1) gepleegde administratieve inbreuk.

(5)   Er is geen sprake van een administratieve inbreuk overeenkomstig (1) wanneer de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend voor internationale bescherming en hem/haar het recht op asiel werd erkend of het recht op aanvullende bescherming in Oostenrijk. De administratieve sanctie wordt opgeschort zolang de asielprocedure duurt.

Artikel 16 van de federale wet betreffende het uitvoeren van paspoortcontroles aan grensdoorlaatposten (Grenscontrolewet — GrekoG), Oostenrijks staatsblad 1996/435 in de versie van Oostenrijks staatsblad 2004/151:

Strafbepalingen

(1)   Eenieder die:

1.

zonder toestemming een van de in artikel 5 bedoelde tekens verwijdert, verbergt of wijzigt, of

2.

met overtreding van de in artikel 10 vermelde specificatie de grens overschrijdt, of

3.

als aan grenscontroles onderworpen persoon, grenscontroles omzeilt, of

4.

voornemens is een grens te overschrijden of een grens heeft overschreden die aan grenscontroles is onderworpen en daarbij niet de routes voor grensoverschrijding heeft gevolgd, of

5.

ondanks een herinnering weigert informatie te verschaffen over het feit of hij/zij voornemens is een grens te overschrijden of een grens heeft overschreden of deze informatie onjuist verschaft, of

6.

ondanks een verzoek om ervan af te zien, een overeenkomstig artikel 11 (2) (3) gemaakte regeling niet nakomt en bijgevolg verantwoordelijk is voor een verstoring van grenscontroles of voor een vertraging van een vervoermiddel dat een tijdschema volgt,

is, op voorwaarde dat de handeling niet de voorwaarden vervult voor een misdrijf dat binnen de bevoegdheid van de rechtbanken valt of dat onder een andere rechtsbepaling strafbaar kan zijn met een even zware of zwaardere straf, schuldig aan een administratieve inbreuk en kan door de regionale administratieve autoriteiten of in de lokale invloedsfeer door een federale politieautoriteit tot een sanctie worden veroordeeld in de vorm van een boete tot maximaal 2 180 EUR of van een gevangenisstraf van maximaal zes weken. Met uitzondering van de gevallen onder 5 en 6, is de poging onderworpen aan een sanctie.

(2)   Punt (1)5 is niet van toepassing wanneer de persoon die verplicht is om informatie te verschaffen, weigert informatie te verschaffen of onjuiste informatie verschaft omdat hij/zij anders zichzelf zou beschuldigen van een strafbaar feit.

POLEN

In Polen zijn die sancties vastgesteld in artikel 264 van het Poolse strafwetboek. Het gaat om straffen voor personen die onrechtmatig de Poolse grens hebben overschreden.

Dergelijke personen kunnen op drie verschillende manieren worden gestraft: boete, vrijheidsbeperking of gevangenisstraf van maximaal twee jaar.

Wanneer een persoon onrechtmatig de Poolse grens overschrijdt met gebruikmaking van geweld, bedreiging, door bedrog of met de samenwerking van andere personen, is hij of zij strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar.

Een persoon die een onrechtmatige grensoverschrijding organiseert, is strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot acht jaar.

PORTUGAL

Artikel 9 van besluitwet 244/98 van 8 augustus 1998 bepaalt: „Een ieder die het Portugese grondgebied binnenkomt of verlaat, moet dit doen met gebruikmaking van de daartoe aangewezen grensdoorlaatposten en op de vastgestelde openingstijden, onverminderd de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst”.

Artikel 136, lid 1, van dezelfde besluitwet bepaalt dat de „binnenkomst van vreemdelingen op Portugees grondgebied in strijd met artikel 9 geacht wordt onrechtmatig te zijn”.

Artikel 148, lid 2, bepaalt dat „niet-naleving van artikel 9 strafbaar is met een boete van 200 tot 400 EUR”.

ROEMENIË

Artikel 70, lid 1, van de GEO nr. 105/2001 betreffende de Roemeense staatsgrens:

„Het binnenkomen of verlaten van het land door onrechtmatig de staatsgrens te overschrijden is een misdrijf en strafbaar met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.

Wanneer de genoemde handeling is gepleegd met het doel zich te onttrekken aan strafuitvoering, is de handeling strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar. Ook de poging om deze misdrijven te plegen, is strafbaar.”

SLOVENIË

Binnenkomst in de Republiek Slovenië wordt geacht onrechtmatig te zijn wanneer vreemdelingen:

het land binnenkomen hoewel de toegang hen werd geweigerd;

grenscontrole omzeilen;

het reisdocument of ander voor binnenkomst vereist document van een andere persoon gebruiken, of een vervalst of op andere wijze gewijzigd exemplaar daarvan, of wanneer zij onjuiste informatie verschaffen aan grenscontroleorganen (artikel 11 Ztuj).

Aan vreemdelingen die een misdrijf plegen door de Republiek Slovenië onrechtmatig binnen te komen, wordt een boete tussen 20 000 en 100 000 SIT (83,46 en 417,29 EUR) opgelegd (artikel 98 Ztuj).

Natuurlijke personen die een misdrijf plegen door niet via een grensdoorlaatpost de staatsgrens te overschrijden of in strijd met het bedoelde gebruik van de grensdoorlaatpost of buiten de openingstijden of het gebied van de grensdoorlaatpost de grens te overschrijden, worden veroordeeld tot een minimumboete van 100 000 SIT (artikel 43, lid 1, derde streepje, wet betreffende de controle op de staatsgrens, Ur. l. RS No 20/2004).

Bijstand verlenen aan vreemdelingen bij onrechtmatige binnenkomst, doorreis of verblijf

Personen die het een vreemdeling mogelijk maken of hem bijstand verlenen om de Republiek Slovenië binnen te komen, er te verblijven of erdoor te reizen mogen niet handelen in strijd met de bepalingen van de wet waarin de voorwaarden worden vastgesteld voor binnenkomst, verblijf, of doorreis van vreemdelingen op het grondgebied van de Republiek Slovenië (artikelen 13a en 13b Ztuj).

Personen die het vreemdelingen mogelijk maken, hen bijstand verlenen, of daartoe een poging ondernemen om de Republiek Slovenië binnen te komen, erdoor te reizen of er te verblijven in strijd met de vorige alinea zijn strafbaar met een boete tussen 100 000 en 240 000 SIT (417,20 en 1 001,5 EUR).

Rechtspersonen die een hierboven vermelde overtreding begaan, zijn strafbaar met een boete tussen 500 000 en 1 000 000 SIT (2 086,46 en EUR 4 172,93 EUR) en de verantwoordelijke persoon van de rechtspersoon met een boete tussen 150 000 en 300 000 SIT (625,94 en 1 251,88 EUR).

SLOWAKIJE

Overeenkomstig artikel 76 van wet nr. 48/2002 Coll. betreffende het verblijf van vreemdelingen, wordt onrechtmatige staatsgrensoverschrijding beschouwd als een inbreuk die strafbaar is met een boete van maximaal 50 000 SKK (artikel 76, lid 2). Elke vreemdeling die onrechtmatig de Slowaakse Republiek is binnengekomen, wordt administratief verwijderd door een politieafdeling en hem/haar zal de binnenkomst worden geweigerd voor een periode van minimaal een en maximaal vijf jaar (artikel 57, lid 1) van de wet betreffende het verblijf van vreemdelingen).

Op 1 januari 2006 is wet nr. 300/2005 Coll. („strafwetboek”) in werking getreden; Artikel 354 van deze wet (overschrijding van staatsgrenzen met geweld) bepaalt „Eenieder die de staatsgrens met geweld of bedreiging van onmiddellijk geweld overschrijdt, is strafbaar met een gevangenisstraf van drie tot acht jaar.”

Artikel 357 van het strafwetboek bepaalt „Een ieder die de Slowaakse Republiek binnenkomt via luchtvervoer in strijd met de bepalingen betreffende internationale vluchten is strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.”

Artikel 355 van het strafwetboek voorziet in een sanctie voor personen die het misdrijf van mensenhandel plegen:

Een ieder die onrechtmatige staatsgrensoverschrijding organiseert, is strafbaar met een gevangenisstraf van een tot vijf jaar (artikel 355, lid 1);

Een ieder die onrechtmatige staatsgrensoverschrijding organiseert met het oog op financieel of ander materieel gewin of een ieder die een vals reisdocument of identiteitsdocument voor onrechtmatige grensoverschrijding maakt, verwerft of verschaft, is strafbaar met een gevangenisstraf van drie tot acht jaar (Artikel 355; lid 2);

Handelingen waarvoor de op grond van de vermelde wetten opgelegde sanctie kan worden verhoogd (tot twintig jaar gevangenisstraf) worden vermeld in artikel 355, leden 3-5.

FINLAND

Artikel 7 Grensmisdrijven van het Finse strafwetboek (39/1889) zoals gewijzigd, bepaalt:

1.   Een persoon die:

(1)

de Finse grens overschrijdt zonder een geldig paspoort of een ander reisdocument, of anders dan van een rechtmatig vertrekpunt naar een rechtmatig aankomstpunt, of in strijd met een wettelijk verbod, of een poging daartoe onderneemt,

(2)

op een andere manier de bepalingen over grensoverschrijding overtreedt, of

(3)

zonder toestemming verblijft, zich verplaatst of verboden activiteiten onderneemt in de grenszone, zoals bedoeld in de wet betreffende de grenszone (403/1947)

wordt voor een grensmisdrijf veroordeeld tot een boete of een gevangenisstraf van maximaal een jaar.

2.   Een vreemdeling waaraan toegang wordt geweigerd of die wordt verwijderd als gevolg van de handeling bedoeld onder (1) of een vreemdeling die asiel zoekt of als vluchteling in Finland een verblijfsvergunning aanvraagt, wordt niet veroordeeld voor een grensmisdrijf. Een vreemdeling die de onder (1) vermelde handeling heeft gesteld door het feit dat hij/zij het slachtoffer was van mensenhandel bedoeld in hoofdstuk 25(3) of 25(3a) wordt evenmin veroordeeld voor een grensmisdrijf. (650/2004).

Artikel 7a — Klein grensmisdrijf (756/2000)

(1)   Wanneer het grensmisdrijf, gelet op de korte duur van het verboden verblijf of de verboden verplaatsing, de aard van de verboden handeling, of andere omstandigheden van het misdrijf, als geheel beschouwd onbeduidend is, wordt de overtreder voor een klein grensmisdrijf veroordeeld tot een boete.

(2)   De bepalingen in artikel 7(2) zijn ook van toepassing op handelingen bedoeld in (1).

ZWEDEN

In hoofdstuk 20,  artikel 4, van de vreemdelingenwet worden sancties vastgesteld.

Artikel 4. Een vreemdeling die opzettelijk een buitengrens overschrijdt in de zin van de Schengenuitvoeringsovereenkomst op een onrechtmatige manier is strafbaar met een boete of met een gevangenisstraf van maximaal een jaar.

IJSLAND

Artikel 57 van de vreemdelingenwet (nr. 96/2002) bevat een algemene strafbepaling.

Overeenkomstig lid 1 worden boetes of gevangenisstraffen tot maximaal zes maanden uitgesproken onder meer wanneer een persoon opzettelijk of door onachtzaamheid de bepalingen van deze wet of overeenkomstig deze wet opgelegde andere regels, verbodsbepalingen, bevelen of voorwaarden overtreedt. Sancties op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden worden op deze bepaling gebaseerd. Deze sancties moeten zoals andere sancties werkzaam, ontradend en evenredig zijn.

NOORWEGEN

In Noorwegen wordt dit geregeld in artikel 47, eerste alinea, onder a), juncto artikel 23, tweede alinea, van de immigratiewet (wet nr. 64 betreffende de toegang van vreemdelingen tot het Koninkrijk Noorwegen en hun verblijf aldaar van 24 juni 1988) en artikel 4 juncto artikel 3, eerste alinea, punt 3 van de grenswet (wet nr. 2 betreffende verscheidene maatregelen ter uitvoering van de afbakening en bewaking van de grens van 14 juli 1950) juncto artikel 4, onder c), van Verordening nr. 4 van 7 november 1950.

Artikel 47 betreffende straffen, eerste alinea, van de immigratiewet bepaalt:

„Is strafbaar met een geldboete of met een gevangenisstraf van maximaal 6 maanden of met beide, de persoon die

a)

opzettelijk of door onachtzaamheid deze wet of krachtens deze wet vastgestelde verordeningen, verbodsbepalingen, bevelen of voorwaarden overtreedt (…).”.

Artikel 23 betreffende grensoverschrijding en grenscontrole, tweede alinea, bepaalt:

„Binnenkomst en uitreis vinden plaats langs goedgekeurde grensdoorlaatposten onverminderd andersluidende bepaling (…)”.

Straffen overeenkomstig de grenswet

De straffen worden geregeld in artikel 4 van de grenswet. Daarin is bepaald:

„Elke persoon die opzettelijk of door onachtzaamheid krachtens deze wet vastgestelde bepalingen overtreedt of deelneemt aan de overtreding daarvan, is strafbaar met een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal drie maanden, tenzij een strengere bepaling van toepassing is. Een poging wordt gestraft als een gepleegd misdrijf.

In het geval van recidive of wanneer er sprake is van verschillende handelingen als vermeld in de eerste alinea of wanneer er sprake is van verzwarende omstandigheden, is de straf een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal één jaar.”.

Artikel 3, eerste alinea, punt 3, van de grenswet bepaalt:

„De koning kan voor de hele grens of een deel ervan verbodsbepalingen vaststellen tegen:

(…)

3.

Het overschrijden van de grens over land, op zee of in de lucht zonder toestemming van de bevoegde autoriteit (…).”.

Artikel 4, onder c), van de overeenkomstig de bovengenoemde wet aangenomen verordening nr. 4 betreffende verscheidene grenskwesties van 7 november 1950, bepaalt:

„Aan of via de grens tussen Noorwegen en de Sovjet-Unie (Rusland) is het verboden om:

(…)

b)

de grens te overschrijden over land, op zee of in de lucht zonder toestemming van de Noorse grenscommissaris voor de grens tussen Noorwegen en de Sovjet-Unie (Rusland) (…).”.


24.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/10


Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

Gezamenlijk toezicht op de gemeenschappelijke landgrenzen overeenkomstig artikel 17

(2008/C 18/02)

BELGIË

Deze regelingen zijn niet op België van toepassing.

BULGARIJE

Op 21 december 2006 tekenden de Republiek Bulgarije en de regering van Roemenië een Overeenkomst over gezamenlijk grenstoezicht, die op 1 januari 2007 in werking is getreden.

TSJECHIË

Overeenkomst tussen de Tsjechische Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland over het vergemakkelijken van grenscontroles in spoor, weg- en watervervoer, ondertekend op 19 mei 1995 in Furth im Wald (in werking getreden op 1 juni 1996, bekendgemaakt onder nr. 157/1996, Verzameling van internationale verdragen).

Overeenkomst tussen de Tsjechische Republiek en de Republiek Polen over samenwerking op het gebied van grenscontroles, ondertekend te Praag op 25 mei 1999 (in werking getreden op 1 november 2002, bekendgemaakt onder nr. 140/2002, Verzameling van internationale verdragen).

Overeenkomst tussen de Tsjechische Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland over het vergemakkelijken van grenscontroles van het spoor-, weg- en waterverkeer, ondertekend op 17 mei 1991 in Furth im Wald (in werking getreden op 1 oktober 1992, bekendgemaakt onder nr. 27/1994, Verzameling van internationale verdragen).

Overeenkomst tussen de Tsjechische Republiek en de Republiek Slowakije over het vergemakkelijken van grenscontroles van het spoor-, weg- en waterverkeer, ondertekend op 24 mei 1999 in Bratislava (in werking getreden op 12 maart 2001, bekendgemaakt onder nr. 24/2001, Verzameling van internationale verdragen).

DENEMARKEN

Deze regelingen zijn niet op Denemarken van toepassing.

DUITSLAND

Verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Tsjechische Republiek inzake een soepeler afhandeling van de controles bij het overschrijden van de grenzen per spoor, over de weg en over het water.

Overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Polen inzake een soepeler afhandeling van de controles bij het overschrijden van de grenzen.

ESTLAND

De Overeenkomsten inzake de organisatie van gezamenlijke grenscontroles tussen de regering van Estland en de regering van Letland, ondertekend en in werking getreden op 30 augustus 1994 (bekendgemaakt in Riigi Teataja (staatsblad) II 1994, 24, 81).

GRIEKENLAND

Griekenland heeft geen overeenkomsten met andere lidstaten op het gebied van gezamenlijke controle.

SPANJE

Momenteel heeft Spanje geen dergelijke overeenkomsten gesloten.

FRANKRIJK

Dit artikel heeft geen betrekking op Frankrijk.

ITALIË

Italië heeft onderhandelingen aangevat met de Republiek Slovenië.

CYPRUS

Artikel 17 is niet van toepassing op de Republiek Cyprus aangezien zij geen gezamenlijke/gemeenschappelijke landgrenzen met andere lidstaten heeft.

LETLAND

De Republiek Letland heeft op het gebied van gezamenlijke grenscontrole overeenkomsten gesloten met:

1.

de Republiek Litouwen

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Litouwen en de regering van de Republiek Letland inzake samenwerking tijdens grenscontroles in gezamenlijke grenscontroleposten. Gesloten op 9 juni 1995;

2.

de Republiek Estland:

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Letland en de regering van de Republiek Estland inzake de organisatie van gezamenlijke grenscontroles. Gesloten op 30 augustus 2006.

LITOUWEN

Met Letland en Polen werden overeenkomstig artikel 17 bilaterale overeenkomsten gesloten.

LUXEMBURG

Deze regelingen zijn niet op Luxemburg van toepassing.

HONGARIJE

Hongarije voert gezamenlijke controle uit met:

Slowakije

op grond van besluit van de regering nr. 91/2005. (V.6.) over de afkondiging van de op 9 oktober 2003 in Bratislava ondertekende Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van de Republiek Slowakije inzake grenscontrole van het openbaar weg-, spoor- en waterverkeer;

Oostenrijk

op grond van besluit van de regering nr. 124/2004. (V.6.) over de afkondiging van de op 29 april 2004 in Wenen ondertekende Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van de Republiek Oostenrijk inzake grenscontrole van het openbaar weg-, spoor- en waterverkeer;

Slovenië

op grond van besluit van de regering nr. 148/2004. (V.6.) over de afkondiging van de op 16 april 2004 in Ljubljana ondertekende Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van de Republiek Slovenië inzake grenscontrole van het openbaar weg-, spoor- en waterverkeer.

Hongarije werkt samen met Oostenrijk op het gebied van gemengde patrouilles in grensgebieden op grond van Wet XXXVII van 2006 ter afkondiging van de op 6 juni 2004 in Heiligenbrunn ondertekende Overeenkomst tussen de Republiek Hongarije en de Republiek Oostenrijk betreffende samenwerking op het gebied van preventie van grensoverschrijdende criminaliteit en bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

Dergelijke overeenkomsten met Slowakije en Slovenië werden in oktober ondertekend en treden in 2007 in werking.

MALTA

De bepalingen van artikel 17, lid 1, zijn niet op Malta van toepassing aangezien dat land geen landgrenzen heeft.

NEDERLAND

Nederland heeft twee verdragen gesloten in de context van de gezamenlijke controles:

1.

Het Verdrag van Enschede. Dat is een bilateraal verdrag met Duitsland.

2.

Het Benelux-verdrag.

OOSTENRIJK

De Republiek Slowakije

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee in de versie van de uitwisseling van nota's van 22 december 1993 en 14 januari 1994, Oostenrijks staatsblad nr. 561/1992.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Slowakije over de bouw van douaneafhandelingskantoren en over douaneafhandeling van doorvoer in spoorvervoer, Oostenrijks staatsblad nr. III 36/2004.

De Republiek Slovenië

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk en de Republiek Slovenië betreffende de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor spoor- en wegvervoer, Oostenrijks staatsblad nr. III 94/2001.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Slovenië over de bouw van gemeenschappelijke douaneafhandelingskantoren, Oostenrijks staatsblad nr. III 39/2004.

Tsjechië

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, Oostenrijks staatsblad, nr. 561/1992.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Oostenrijks douaneafhandelingskantoor op de grensdoorlaatpost van Reintal-Postorná, Oostenrijks staatsblad, nr. 710/1993.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Oostenrijks douaneafhandelingskantoor op de grensdoorlaatpost van Mitterretzbach-Hnánice, Oostenrijks staatsblad, nr. 711/1993.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Tsjechisch douaneafhandelingskantoor op de grensdoorlaatpost van Reintal-Postorná, Oostenrijks staatsblad, nr. 712/1993.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Tsjechisch douaneafhandelingskantoor op de grensdoorlaatpost van Schöneben-Zadní Zvonková, Oostenrijks staatsblad, nr. 713/1993.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van voorposten van de douaneafhandelingskantoren van het centraal station in Linz en van de stations van Freistadt, Summerau, Horní Dvoriste, Kaplice en Ceske Budejovice en over douaneafhandeling voor doorvoer op de lijn tussen het centraal station van Linz en de stations van Ceske Budejovice, Oostenrijks staatsblad nr. 386/1994.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Tsjechisch douaneafhandelingskantoor bij de grensdoorlaatpost van Gmünd-Bleylebenstraße/Ceské Velenice, Oostenrijks staatsblad nr. 384/1994.

Overeenkomst op grond van artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst van 17 juni 1991 tussen de Republiek Oostenrijk ende Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek over de vergemakkelijking van douaneafhandeling voor vervoer over de weg, per spoor en over zee, over de bouw van een voorpost van een Tsjechisch douaneafhandelingskantoor bij de grensdoorlaatpost van Schlag/Chlum u Trebone, Oostenrijks staatsblad nr. 385/1994.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van een voorpost van een Oostenrijks douaneafhandelingskantoor bij de grensdoorlaatpost van Pyhrabruck — Nové Hrady, Oostenrijks staatsblad nr. III 135/2000.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van een voorpost van een Oostenrijks douaneafhandelingskantoor en van een voorpost van een Tsjechisch douaneafhandelingskantoor bij de grensdoorlaatpost van Gmünd — Ceské Velenice, Oostenrijks staatsblad nr. III 136/2000.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van voorposten van douaneafhandelingskantoren in de stations van Gmünd en Ceské Velenice en over douaneafhandeling voor doorvoer tussen de stations van Schwarzenau en Veselí op de lijn naar Luznicí en Schwarzenau en Ceske Budejovice, Oostenrijks staatsblad nr. III 166/2002.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van voorposten van douaneafhandelingskantoren in het station Wenen-Zuid en in de stations Hohenau, Breclav en Brno — hlavní nádrazí/Brünn — centraal station en over douaneafhandeling voor doorvoer op de lijn tussen het station Wenen-Zuid en Brno — hlavní nádrazí/Brünn — centrale stations, Oostenrijks staatsblad nr. III 71/2006.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van voorposten van douaneafhandelingskantoren bij de grensdoorlaatpost van Fratres — Slavonice, Oostenrijks staatsblad nr. III 70/2006.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Tsjechische Republiek over de bouw van voorposten van douaneafhandelingskantoren bij de grensdoorlaatpost van Grametten — Nová Bystrice, Oostenrijks staatsblad nr. III 72/2006.

De Republiek Hongarije

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk en de Republiek Hongarije over douaneafhandeling voor spoorvervoer, Oostenrijks staatsblad nr. 134/1992.

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk en de Republiek Hongarije over douaneafhandeling voor wegvervoer, scheepvaart en spoorvervoer, Oostenrijks staatsblad nr. 794/1992.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Hongarije over de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst over douaneafhandeling voor spoorvervoer, Oostenrijks staatsblad nr. 327/1993.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Hongarije tot wijziging van de Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Hongarije over de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst over douaneafhandeling voor spoorvervoer van 14 april 1993, Oostenrijks staatsblad nr. 636/1995.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van Republiek Hongarije over de bouw van een grensdoorlaatpost tussen de gemeenten Lutzmannsburg en Zsira en over de bouw van een gemeenschappelijk douaneafhandelingspunt op Oostenrijks grondgebied, Oostenrijks staatsblad nr. III 245/2001.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van Republiek Hongarije over de bouw van een maritieme grensdoorlaatpost in Fertorákos op het meer van Neusiedel en van een gemeenschappelijk douaneafhandelingspunt op Hongaars grondgebied, Oostenrijks staatsblad nr. III 96/2002.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Hongarije over de bouw van een gemeenschappelijk douaneafhandelingspunt bij de grensdoorlaatpost van Mörbisch-Fertörakos op Oostenrijks grondgebied, Oostenrijks staatsblad nr. III 97/2002.

Overeenkomst tussen de regering van de Federale Republiek Oostenrijk en de regering van de Republiek Hongarije over de bouw van douaneafhandelingspunten en over samenwerking op het gebied van controle van grensverkeer, Oostenrijks staatsblad nr. III 31/2004.

POLEN

Polen heeft met zijn buurlanden bilaterale overeenkomsten ondertekend betreffende vereenvoudigde grenscontrole:

1.

Overeenkomst tussen de Republiek Polen en de Bondsrepubliek Duitsland over vergemakkelijkte grenscontrole, gedaan te Warschau op 29 juli 1992.

2.

Overeenkomst tussen de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek over vergemakkelijkte grenscontrole, gedaan te Praag op 25 mei 1999.

3.

Overeenkomst tussen de Republiek Polen en de Slowaakse Republiek over vergemakkelijkte grenscontrole, gedaan te Stara Lubownia op 29 november 2002.

4.

Overeenkomst tussen de Republiek Polen en de Republiek Litouwen over grenskwesties, gedaan te Vilnius op 14 september 1997.

Overeenkomstig de bepalingen van de bovengenoemde overeenkomsten en overeenkomstig de verslagen van bilaterale bijeenkomsten (bijgewoond door de Poolse grenswacht en vertegenwoordigers van grensdiensten van de buurlanden) kunnen de bevoegde autoriteiten van de partijen bij de overeenkomsten op hun grondgebied gezamenlijk het verkeer over gemeenschappelijke grenzen controleren. Polen neemt deel aan dergelijke gezamenlijke controle van grensverkeer.

PORTUGAL

Portugal past artikel 20 of de code toe.

ROEMENIË

Roemenië — Hongarije

Op 27 april 2004 werd tussen Roemenië en de Republiek Hongarije het Verdrag over controle van weg- en spoorverkeer gesloten. De Overeenkomst tussen Roemenië en Hongarije ter uitvoering van dit Verdrag werd op 21 december 2006 ondertekend.

Roemenië — Bulgarije

De Overeenkomst inzake gezamenlijke controle aan de grens tussen de twee staten, werd op 21 december 2006 ondertekend.

SLOVENIË

Bilaterale overeenkomsten inzake vereenvoudigde grenscontroles

Overeenkomst met de Republiek Oostenrijk:

Overeenkomst tussen de Republiek Slovenië en de Republiek Oostenrijk over een vereenvoudigde grenscontrole in spoor- en wegvervoer (Ur. l. RS nr. 82/1989).

Overeenkomst over de oprichting van gezamenlijke kantoren voor grenscontrole (Ur. l. RS nr. 48/2004).

Overeenkomst met de Republiek Hongarije:

Overeenkomst tussen de Republiek Slovenië en de Republiek Hongarije over grenscontroles in weg- en spoorvervoer (Ur. l. RS nr. 125/2000).

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en de regering van de Republiek Hongarije over de uitvoering in het spoorvervoer van de Overeenkomst tussen de Republiek Slovenië en de Republiek Hongarije over grenscontroles in weg- en railvervoer (Ur. l. RS nr. 6/2001).

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en de regering van de Republiek Hongarije over de uitvoering in het wegvervoer van de Overeenkomst tussen de Republiek Slovenië en de Republiek Hongarije over grenscontroles in weg- en railvervoer (Ur. l. RS nr. 59/2004).

Grenscontroles worden uitgevoerd op grond van een one-stop controle op de staatsgrenzen tussen Slovenië en Oostenrijk, en Slovenië en Hongarije.

SLOWAKIJE

Overeenkomst tussen de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek en de Republiek Oostenrijk inzake het vergemakkelijken van afhandelingsprocedures aan de grens in spoor- en wegvervoer en in vervoer over water, ondertekend in Wenen op 17 juni 1991.

Overeenkomst tussen de regering van de Slowaakse Republiek en de Oostenrijkse federale regering over het oprichten van afhandelingspunten aan de grens en over afhandeling aan de grens in spoorvervoer tijdens de reis, ondertekend op 28 april 2004.

Verdrag tussen de Slowaakse Republiek en de Republiek Hongarije over afhandeling aan de grens in weg- en spoorvervoer en vervoer over het water, ondertekend in Bratislava op 9 oktober 2003.

Overeenkomst tussen de regering van de Slowaakse Republiek en de regering van de Republiek Hongarije over de tenuitvoerlegging van het Verdrag tussen de Slowaakse Republiek en de Republiek Hongarije over afhandeling aan de grens in weg en spoorvervoer en vervoer over water van 9 oktober 2003, ondertekend te Bratislava op 9 oktober 2003.

Verdrag tussen de Slowaakse Republiek en de Republiek Polen over de vergemakkelijking van procedures voor afhandeling aan de grens in weg- en spoorvervoer, ondertekend in Stará Ľubovňa op 29 juli 2002.

Verdrag tussen de Slowaakse Republiek en de Tsjechische Republiek over vergemakkelijking van procedures voor afhandeling aan de grens in weg- en spoorvervoer, en vervoer over water, ondertekend in Bratislava op 24 mei 1999.

FINLAND

Finland heeft geen gemeenschappelijke landgrenzen met lidstaten die artikel 20 niet toepassen.

ZWEDEN

Zweden heeft geen bilaterale overeenkomst in de zin van artikel 17, lid 1, van de Schengengrenscode.

IJSLAND

IJsland heeft geen gemeenschappelijke landgrenzen met andere lidstaten en daarom is deze bepaling niet van toepassing.

NOORWEGEN

Noorwegen heeft geen dergelijke bilaterale overeenkomst gesloten.


24.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/15


Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

De mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen overeenkomstig artikel 21, onder c)

(2008/C 18/03)

BELGIË

Deze verplichting is opgenomen in artikel 38 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en verwijdering van vreemdelingen:

„Elke vreemdeling, ouder dan vijftien jaar, moet zijn verblijfs- of vestigingsvergunning of enig ander verblijfsdocument altijd bij zich hebben en op vordering van enige overheidspersoon overleggen.”.

BULGARIJE

De verplichting voor natuurlijke personen om identiteitsdocumenten te bezitten en bij zich te dragen is geregeld bij de wet inzake de Bulgaarse identiteitsdocumenten en de wet inzake de toegang tot, het verblijf in en het verlaten van de Republiek Bulgarije voor burgers van de EU en hun familieleden.

1.   Wet inzake de Bulgaarse identiteitsdocumenten

Artikel 6: „Burgers zijn verplicht op verzoek van een daartoe bij de wet aangewezen bevoegde ambtenaar hun identiteit aan te tonen.”.

Artikel 29, lid 1: „Elke op het Bulgaarse grondgebied woonachtige Bulgaarse burger is gehouden binnen 30 dagen na het bereiken van de leeftijd van 14 jaar een identiteitskaart aan te vragen.”.

Artikel 55, lid 1: „Aan iedere vreemdeling die de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt en die vergunning heeft tot verblijf in de Republiek Bulgarije gedurende meer dan drie maanden, wordt een Bulgaars identiteitsdocument voor een in Bulgarije verblijvende vreemdeling afgegeven.”.

Artikel 57, lid 1: „Het Bulgaarse identiteitsdocument voor een in Bulgarije verblijvende vreemdeling is op het grondgebied van de Republiek Bulgarije geldig naast zijn nationale document dat met het oog op een buitenlandse reis is afgegeven.”.

Artikel 57, lid 2: „Staatloze personen en vreemdelingen die op grond van de asiel- en vreemdelingenwet bescherming hebben aangevraagd of aan wie op grond van die wet bescherming is verleend, kunnen hun identiteit uitsluitend met een Bulgaars identiteitsdocument aantonen.”.

Artikel 58: „Vreemdelingen die niet langer dan drie maanden op het grondgebied van de Republiek Bulgarije verblijven, tonen hun identiteit aan door middel van het document voor reizen naar het buitenland waarmee zij toegang tot het grondgebied hebben verkregen, met uitzondering van vreemdelingen die houder zijn van een tijdelijke vreemdelingenverklaring.”.

2.   Wet inzake de toegang tot, het verblijf in en het verlaten van de Republiek Bulgarije voor burgers van de EU en hun familieleden

Artikel 4, lid 1: „Burgers van de Europese Unie hebben toegang tot het grondgebied van de Republiek Bulgarije en kunnen dat grondgebied verlaten op vertoon van hun identiteitskaart of paspoort.”.

TSJECHIË

De verplichting voor vreemdelingen om een reisdocument voor te leggen (identiteitsbewijs) op verzoek van een politieagent is vastgesteld in artikel 103, onder d), van wet nr. 326/1999 Coll., betreffende het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied van de Tsjechische Republiek. Volgens die wet is een vreemdeling verplicht om op verzoek van een politieman een reisdocument voor te leggen.

DENEMARKEN

Op grond van artikel 39, lid 1, van de vreemdelingenwet moet een vreemdeling, bij toegang tot, verblijf in en verlaten van het land, in het bezit zijn van een paspoort of reisdocument en op grond van artikel 39, lid 3, punt 1, moet het paspoort of reisdocument op verzoek worden voorgelegd aan de overheid wanneer de vreemdeling in het land verblijft.

Op grond van artikel 39, lid 4, punt 1, zijn onderdanen van Scandinavische landen vrijgesteld van deze verplichtingen, en op grond van punt 2 van hetzelfde artikel, kan de minister bevoegd voor integratie andere vreemdelingen vrijstellen van de verplichting om hun paspoort of een ander reisdocument bij zich te hebben (zie artikel 5, lid 2, van de vreemdelingenwet). De op grond van artikel 5, lid 2, van de vreemdelingenwet vastgestelde bepalingen worden eenmaal per jaar bekendgemaakt in het Deense staatsblad (Statstidende).

DUITSLAND

Artikel 3, lid 1, artikel 13, lid 1, tweede zin, artikelen 48 en 82 van de Duitse wet inzake het verblijfsrecht (Aufenthaltsgesetz):

Artikel 3 — Paspoortvereiste

(1)   Buitenlanders mogen het grondgebied van de Bondsrepubliek uitsluitend binnenkomen of zich op dat grondgebied ophouden wanneer zij een erkend en geldig paspoort of een paspoortvervangend document bezitten, voor zover zij niet van rechtswege vrijgesteld zijn van het vereiste om in het bezit te zijn van een paspoort.

(2)   Het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek of de door het ministerie aangewezen instantie kan in met redenen omklede individuele gevallen voor het binnenkomen van de buitenlander ten behoeve van grensoverschrijding en een aansluitend verblijf tot zes maanden uitzonderingen op het paspoortvereiste toestaan.

Artikel 13 — Grensoverschrijding

(1)   Binnenkomst op het grondgebied van de Bondsrepubliek en uitreis uit het grondgebied van de Bondsrepubliek zijn uitsluitend toegestaan via de daartoe aangewezen grensdoorlaatposten en gedurende de daartoe vastgestelde openingstijden, tenzij in het kader van andere regelgeving of tussenstatelijke overeenkomsten uitzonderingen toegestaan zijn. Buitenlanders zijn ertoe verplicht bij binnenkomst of bij uitreis een erkend en geldig paspoort of vervangend document als bedoeld in artikel 3, lid 1, bij zich te hebben en controle van het grensoverschrijdende verkeer door de politie te aanvaarden.

(2)   Bij een erkende grensdoorlaatpost wordt een buitenlander dan pas geacht te zijn binnengekomen wanneer hij de grens heeft overschreden en de grenspost is gepasseerd. Ingeval de instanties die belast zijn met de politiecontrole voor het grensoverschrijdende verkeer een buitenlander voor de beslissing over de terugwijzing (artikel 15 van deze wet, artikelen 18 en 18a, van de Duitse wet asielprocedure (Asylverfahrensgesetz)) of gedurende de voorbereiding, vaststelling of uitvoering van deze maatregel de grensdoorlaatpost ten behoeve van een welbepaald voorlopig doel passeren, is er geen sprake van binnenkomst als bedoeld in de eerste zin, zolang de instanties het verblijf van de buitenlander nog kunnen controleren. Voor het overige wordt een buitenlander geacht te zijn binnengekomen wanneer hij de grens heeft overschreden.

Artikel 48 — Verplichtingen inzake identiteitsbewijzen

(1)   Een buitenlander is ertoe verplicht zijn paspoort, paspoortvervangend document of het document ter vervanging van zijn identiteitskaart en zijn verblijfstitel of een document inzake de opschorting van uitzetting op verzoek van de met de uitvoering van deze wet belaste instanties over te leggen, te overhandigen en voorlopig af te staan aan deze instanties, voor zover zulks voor de uitvoering of vaststelling van maatregelen overeenkomstig deze wet noodzakelijk is.

(2)   Een buitenlander die niet in het bezit is van een paspoort en dit evenmin redelijkerwijze kan verkrijgen, kan zijn identiteit bewijzen aan de hand van een bewijsstuk betreffende een verblijfstitel of betreffende de opschorting van de uitzetting wanneer dit document de personalia en een foto van de betrokkene bevat en als vervangend identiteitsbewijs is aangemerkt.

(3)   Ingeval de buitenlander niet in het bezit is van een geldig paspoort of paspoortvervangend document, is hij verplicht zijn medewerking te verlenen bij de verkrijging van een identiteitsbewijs, alsmede alle documenten en andere stukken die voor de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en voor de vaststelling en uitoefening van de mogelijkheid tot uitzetting naar een andere staat van belang kunnen zijn en die hij in zijn bezit heeft, op verzoek over te leggen, te overhandigen en af te staan aan de met de uitvoering van deze wet belaste autoriteiten. Ingeval de buitenlander zijn verplichting overeenkomstig de eerste zin niet nakomt en er feitelijke aanwijzingen bestaan dat hij in het bezit is van dergelijke stukken, kan hij gefouilleerd worden en kunnen de voorwerpen in zijn bezit doorzocht worden. De buitenlander dient de maatregel te dulden.

Artikel 82 — Medewerking van de buitenlander

(1)   De buitenlander is verplicht onverwijld, onder vermelding van verifieerbare omstandigheden kennis te geven van zijn belangen en van de voor hem gunstige omstandigheden, voor zover deze niet openbaar of bekend zijn, en de noodzakelijke bewijzen omtrent zijn persoonlijke omstandigheden, andere noodzakelijke documenten en vergunningen alsook andere noodzakelijke bewijzen die hij kan verschaffen, onverwijld over te leggen.

De vreemdelingendienst kan hem daartoe een passende termijn verlenen. Na het verstrijken van de termijn ter kennis gebrachte omstandigheden en overgelegde bewijzen behoeven niet in aanmerking te worden genomen.

(2)   Lid 1 is bij een beroepsprocedure van dienovereenkomstige toepassing.

(3)   De buitenlander dient op zijn verplichtingen overeenkomstig lid 1 alsook op zijn essentiële rechten en verplichtingen overeenkomstig deze wet te worden gewezen, in het bijzonder op de verplichtingen krachtens de artikelen 44a, 48, 49 en 81 alsmede op de mogelijkheid overeenkomstig artikel 11, lid 1, derde zin, om een aanvraag in te dienen. In het geval van een termijnstelling dient hij te worden gewezen op de gevolgen van het laten verlopen van de termijn.

(4)   Indien dit voor de voorbereiding en uitvoering van maatregelen overeenkomstig deze wet en overeenkomstig bepalingen inzake vreemdelingenrecht in andere wetten noodzakelijk is, kan worden bepaald dat een buitenlander zich persoonlijk moet melden bij de bevoegde autoriteit en de vertegenwoordigingen van de staat waarvan hij vermoedelijk de nationaliteit bezit, en dat hij een medisch onderzoek moet ondergaan om vast te stellen of hij in staat is om te reizen. Indien de buitenlander een verplichting als bedoeld in de eerste zin niet nakomt, kan hij worden gedwongen aan deze verplichting te voldoen. Artikel 40, leden 1 en 2, artikel 41 en artikel 42, lid 1, eerste en derde zin, van de Duitse politiewet (Bundespolizeigesetz) zijn van overeenkomstige toepassing.

ESTLAND

Vereisten inzake identiteitsdocumenten, geldigheid en verificatie van documenten zijn vastgesteld in de wet betreffende identiteitsdocumenten (bekendgemaakt in de Riigi Teataja (staatsblad) I 1999, 25, 365; 2006, 29, 221), artikelen 5-8 en 17-18 (1).

De vereiste inzake identiteitsdocumenten bij het overschrijden van de staatsgrenzen is vastgesteld in de wet betreffende de staatsgrenzen (bekendgemaakt in Riigi Teataja (staatsblad) I 1994, 54, 902; 2006, 26, 191), artikelen 11 (1) tot 11 (2).

Kennisgeving en verificatie betreffende vreemdelingen wordt geregeld in de vreemdelingenwet (bekendgemaakt in de Riigi Teataja (staatsblad) I 1993, 44, 637; 2007, 9, 44), artikelen 15 tot 15 (1).

GRIEKENLAND

De verplichting voor vreemdelingen die onderdanen zijn van derde landen om in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten of deze bij zich te dragen, is vastgesteld in de artikelen 6 en 8 van wet 3386/2005, waarin de toegang tot en het verblijf in Griekenland van vreemdelingen wordt geregeld. Artikel 6, lid 1, en lid 2, bepaalt met name dat onderdanen van derde landen die Griekenland binnenkomen, in het bezit moeten zijn van een paspoort en een visum, op voorwaarde dat dit vereist is door geldende internationale verdragen, Gemeenschapsrecht en nationale bepalingen. Voorts is het op grond van artikel 8, lid 2, van wet 3386/2005 verboden voor onderdanen van derde landen om Griekenland binnen te komen zonder paspoort of enig ander reisdocument dat hun terugkeer naar hun land van herkomst of hun land van doorreis garandeert, en zonder de noodzakelijke documenten die het doel van hun reis rechtvaardigen.

SPANJE

Het Spaanse rechtssysteem legt een verplichting op, zowel voor eigen onderdanen als voor vreemdelingen, om identiteitsbewijzen bij zich te dragen en te tonen. Deze twee voorschriften zijn vastgesteld in de volgende wetgeving:

a)   voor Spaanse onderdanen:

Artikel 2 van koninklijk besluit 1553/2005 van 23 december 2005 betreffende de uitgifte van de nationale identiteitskaart en de elektronische handtekeningcertificaten ervan bepaalt:

1.

„Spaanse onderdanen die ten minste 14 jaar oud zijn, zijn verplicht de nationale identiteitskaart te verwerven.”.

2.

„Alle personen die verplicht zijn de nationale identiteitskaart te verwerven, zijn ook verplicht deze te tonen wanneer de overheid of haar gemachtigden daarom verzoeken.”.

Artikel 9 van de organieke wet 1/1992 van 21 februari 1992 betreffende de bescherming van veiligheid van de burgers bepaalt dat alle Spaanse onderdanen het recht hebben om vanaf 14 jaar een nationale identiteitskaart te krijgen, en stelt de verplichting vast dit document te verwerven.

Artikel 20 van dezelfde organieke wet geeft agenten van de veiligheidstroepen en van de instellingen van openbare veiligheid het recht om natuurlijke personen te vragen zich te identificeren op straat met het oog op het voorkomen en het onderzoeken van criminele activiteiten. In het geval van verzet of weigering zijn de bepalingen van het strafwetboek en van het wetboek strafprocesrecht van toepassing.

b)   voor vreemdelingen:

Artikel 4, lid 1, van organieke wet 14/2003 van 20 november 2003 tot wijziging van organieke wet 4/2000 van 11 januari 2000 betreffende de rechten en vrijheden van vreemdelingen in Spanje en hun sociale integratie, zoals gewijzigd bij organieke wet 8/2000 van 22 december 2000, voorziet in de verplichting voor vreemdelingen op Spaans grondgebied om in het bezit te zijn van documenten die hun identiteit en hun rechtspositie in Spanje bewijzen.

„Vreemdelingen op Spaans grondgebied hebben het recht en de plicht om de identiteitsdocumenten die hen zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst of van het land waaruit zij komen, en de documenten waaruit hun situatie in Spanje blijkt, bij zich te houden.”

Artikel 100, lid 2, van koninklijk besluit 2393/2004 van 30 december 2004 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van organieke wet 4/2000 van 11 januari 2000 betreffende de rechten en vrijheden van vreemdelingen in Spanje en hun sociale integratie bepaalt:

„Vreemdelingen zijn verplicht documenten waaruit hun identiteit en hun rechtspositie in Spanje blijken te tonen, wanneer zij daarom door de autoriteiten of door hun gemachtigden worden verzocht.”.

Artikel 11 van organieke wet 1/1992 van 21 februari 1992 betreffende de bescherming van de veiligheid van de burgers bepaalt dat het voor vreemdelingen op Spaans grondgebied verplicht is om documenten bij zich te dragen waaruit hun identiteit en hun rechtspositie in Spanje blijkt.

FRANKRIJK

De Franse wetgeving voorziet in deze verplichting op grond van artikel L.611-1 van het wetboek betreffende het binnenkomen en het verblijf van vreemdelingen en betreffende het asielrecht (Code de l'entrée et du séjour des étrangers et du droit d'asile, CESEDA), dat bepaalt dat los van of na een identiteitscontrole, personen met een vreemde nationaliteit op verzoek van officieren van gerechtelijke politie en onder toezicht van deze laatste, van agenten en hulpagenten van gerechtelijke politie, titels of documenten moeten kunnen voorleggen waarmee zij op het Franse grondgebied mogen reizen en verblijven.

ITALIË

De nationale wetgeving voorziet in artikel 3 van „Testo Unico Leggi di Pubblica Sicurezza” van 18 juni 1931 nr. 773 (T.U.L.P.S.) de mogelijkheid om over een identiteitsdocument te beschikken. Het bovengenoemde artikel bepaalt: „Overeenkomstig het door de minister van binnenlandse zaken opgestelde model, geeft de burgemeester een identiteitskaart af aan personen die ouder zijn dan vijftien jaar en hun verblijfplaats in de gemeente hebben, wanneer zij daartoe een aanvraag indienen.”.

Wat de verplichting om een identiteitsdocument bij zich te dragen betreft, bepaalt artikel 4 van het bovengenoemde T.U.L.P.S. dat de politieautoriteiten, binnen hun rechtsgebied, een gevaarlijk persoon of verdachte het bevel kunnen geven om zich van een identiteitskaart te voorzien en deze te tonen telkens politiemannen daarom vragen.

Uit onderzoek van deze artikelen blijkt dat de verplichting om het bovengenoemde document bij zich te dragen, alleen betrekking heeft op een gevaarlijke persoon of een verdachte; de andere personen (niet gevaarlijk en niet verdacht) hebben alleen de in artikel 651 van het strafwetboek vastgestelde verplichting om aan een openbaar ambtenaar informatie te verschaffen over hun persoonlijke identiteit, toestand of over persoonlijke hoedanigheden wanneer de ambtenaar daarom verzoekt.

Een rechtmatig in het land verblijvende vreemdeling heeft het recht om te worden ingeschreven op de dienst inschrijvingen van de gemeente waar hij verblijft en het recht om een identiteitskaart te hebben, die niet geldig is om het land te verlaten.

CYPRUS

Het deel van Verordening (EG) nr. 562/2006 bepaalt dat de afschaffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen.

De Republiek Cyprus heeft een dergelijke bepaling in haar nationale wetgeving. Krachtens de wet betreffende de inschrijving van bewoners van 2006 (L.13(I)/2006) kan elk lid van de politie tijdens zijn dienst, elk lid van een voor registratie bevoegde overheid of elke andere persoon die schriftelijk door de directeur van het departement migratie en burgerlijke registratie is gemachtigd, elke persoon verzoeken zijn/haar persoonlijke identiteitskaart voor te leggen. Wanneer deze persoon dit niet doet binnen een specifieke termijn, maakt hij/zij zich schuldig aan een misdrijf dat strafbaar is met een maximale gevangenisstraf van één jaar of met een boete van maximaal duizend pond of met beide straffen. Voorts kan overeenkomstig artikel 28 van de politiewet (L.73(I)/2004) elke politieman overgaan tot het staande houden, vasthouden en fouilleren van elke persoon, i) die hij/zij een bepaalde handeling of activiteit ziet uitvoeren, ii) die hij/zij verdenkt van een bepaalde handeling of activiteit uit te voeren of van het in bezit hebben van iets of iii) die hij/zij ziet in het bezit van iets waarvoor onder geldend recht een vergunning is vereist en elke politieman mag van deze laatste persoon eisen dat hij die vergunning voorlegt.

LETLAND

Besluit van het kabinet van ministers van de Republiek Letland nr. 499 van 4 november 2002„Besluit betreffende de regeling inzake het grensgebied en de grensstrook van de Republiek Letland” bepaalt dat alle personen vanaf de leeftijd van vijftien jaar in het bezit moeten zijn van persoonlijke identiteitsdocumenten wanneer zij in de grensstrook verblijven (die maximaal 2 km breed is, te meten vanaf de staatsgrens) langs de landgrens van de Republiek Letland. De wetgeving van de Republiek Letland voorziet niet in andere gevallen waarin personen voortdurend verplicht zijn identiteitsdocumenten bij zich te dragen.

LITOUWEN

Volgens de Litouwse wetgeving is er geen verplichting voor Litouwse en EU-burgers om persoonlijke titels en documenten bij zich te dragen.

Volgens artikel 17, lid 5, van de wet betreffende de staatsgrens en de bescherming ervan moeten alle burgers in de grenszone identiteitsdocumenten bij zich dragen.

Alle Litouwse burgers die ouder zijn dan 16, moeten een nationale identiteitskaart of paspoort aanvragen en bezitten. Volgens de wet betreffende de rechtspositie van vreemdelingen moeten alle EU-onderdanen in het bezit zijn van identiteitsdocumenten en alle onderdanen van derde landen in het bezit zijn van identiteitsdocumenten en deze bij zich dragen.

LUXEMBURG

Vreemdelingen zijn verplicht steeds hun verblijfsvergunning bij zich te dragen.

HONGARIJE

Artikel 61, lid 3, van wet XXXIX van 2001 over de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen bepaalt dat alle vreemdelingen — op verzoek van de autoriteiten — hun reisdocumenten, verblijfsvergunning of documenten ter identificatie moet kunnen voorleggen.

MALTA

Er moet worden op gewezen dat de immigratiewet (Cap. 217) momenteel bepaalt dat het bij binnenkomst in het land vereist is een paspoort of ander relevant document voor te leggen. Er zijn echter geen rechtsbepalingen waaruit blijkt dat dergelijke documenten steeds door de betrokken personen bij zich moeten worden gedragen.

In de praktijk kunnen de nationale autoriteiten echter onderdanen van derde landen verzoeken om zo nodig de relevante documenten voor te leggen. Daarom worden zij geacht die documenten steeds bij zich te houden tijdens hun verblijf in Malta.

NEDERLAND

In Nederland is een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, krachtens de wet op de identificatieplicht verplicht op de eerste vordering een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden (toonplicht). Hetzelfde geldt voor vreemdelingen.

Artikel 4.21 van het vreemdelingenbesluit (of „Vb”) wijst de documenten aan die een vreemdeling kan gebruiken ter vaststelling van zijn identiteit overeenkomstig artikel 50 lid 1, van de vreemdelingenwet. Dat artikel maakt een onderscheid tussen volgende groepen:

vreemdelingen die rechtmatig verblijven op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd;

vreemdelingen die rechtmatig verblijven als gemeenschapsonderdaan;

personen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor asielzoeker voor bepaalde tijd hebben ingediend;

andere vreemdelingen dan die welke hierboven zijn vermeld.

Meer specifiek gaat het om de volgende categorieën:

a.

vreemdelingen die rechtmatig verblijven op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd (artikel 8, onder a tot en met d, Vw) verkrijgen als identiteitsbewijs een afzonderlijk verblijfsdocument conform bijlage 7a tot en met 7d VV;

b.

voor onderdanen van de EU/EER en Zwitserland die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8 onder e, Vw: een geldig nationaal paspoort of geldige identiteitskaart. Voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8 onder e, Vw maar een andere nationaliteit hebben:

een geldig nationaal paspoort met een voor inreis benodigd visum, indien na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

een geldig nationaal paspoort met een stempel van de inreis, indien voor inreis geen visum benodigd is en na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

een geldig nationaal paspoort met een verklaring dat een verblijfsdocument is aangevraagd, indien na afgifte van de verklaring nog geen zes maanden zijn verstreken;

een verblijfsdocument conform bijlage 7e VV;

c.

vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend worden in de opvangvoorziening in het bezit gesteld van een identiteitsdocument conform bijlage 7f VV;

d.

vreemdelingen die op grond van artikel 8, onder j, Vw rechtmatig verblijven omdat tegen de uitzetting beletselen bestaan als bedoeld in artikel 64 Vw, en vreemdelingen die rechtmatig verblijven vanwege een vertrekmoratorium krijgen als identiteitsbewijs het verblijfsdocument conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding;

e.

(vermoedelijke) slachtoffers mensenhandel die rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder k, Vw hebben, worden in het bezit gesteld van het verblijfsdocument conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding;

f.

amv’s die in afwachting zijn van een beslissing op de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van de eerder onder die beperking verleende verblijfsvergunning worden in het bezit gesteld van het verblijfsdocument conform bijlage 7f2 VV (W2-document), voor zover zij niet reeds in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding;

g.

andere vreemdelingen.

Voor andere vreemdelingen is als identiteitsdocument aangewezen een ingevolge de Vw voor het hebben van toegang tot Nederland vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan wel een geldig document voor grensoverschrijding waarin een geldig visum is aangetekend. De voor het hebben van toegang tot Nederland vereiste documenten voor grensoverschrijding zijn aangewezen bij artikel 2.3 Vb. Deze bepaling is niet alleen van toepassing op vreemdelingen aan wie gedurende de vrije termijn verblijf is toegestaan, maar ook op vreemdelingen die illegaal in ons land verblijven. Enkel in zeer bijzondere omstandigheden, waarbij met name gedacht moet worden aan het feit dat betrokkene al is vrijgesteld van het paspoortvereiste, kan aanleiding bestaan alsnog een W2-document te verstrekken.

Voor transitpassagiers geldt de speciale regeling van artikel 2.4 Vb. Voor vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsdocument van een andere Schengenstaat geldt dat zij zich voor ten hoogste drie maanden visumvrij in het Schengengebied mogen verplaatsen. Zij dienen hierbij in het bezit te zijn van een geldig reisdocument.

Artikel 50 van de vreemdelingenwet

1.   De ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, zijn bevoegd, hetzij op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren hetzij ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Degene die stelt Nederlander te zijn, maar dat niet kan aantonen, kan worden onderworpen aan de dwangmiddelen als bedoeld in het tweede en vijfde lid. Bij algemene maatregel van bestuur worden de documenten aangewezen waarover een vreemdeling moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.

2.   Indien de identiteit van de staande gehouden persoon niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, mag hij worden overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor. Hij wordt aldaar niet langer dan gedurende zes uren opgehouden, met dien verstande, dat de tijd tussen middernacht en negen uur voormiddags niet wordt meegerekend.

3.   Indien de identiteit van de staande gehouden persoon onmiddellijk kan worden vastgesteld en indien blijkt dat deze persoon geen rechtmatig verblijf geniet, dan wel niet onmiddellijk blijkt dat hij rechtmatig verblijf heeft, mag hij worden overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor. Hij wordt aldaar niet langer dan gedurende zes uren opgehouden, met dien verstande, dat de tijd tussen middernacht en negen uur voormiddags niet wordt meegerekend.

4.   Indien nog grond bestaat voor het vermoeden dat de opgehouden persoon geen rechtmatig verblijf heeft, kan de in het tweede en derde lid bepaalde termijn door de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee respectievelijk door de korpschef, bevoegd ter plaatse waar die persoon zich bevindt, in het belang van het onderzoek met ten hoogste acht en veertig uren worden verlengd.

5.   De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd de opgehouden persoon aan diens kleding of lichaam te onderzoeken, alsmede zaken van deze persoon te doorzoeken.

6.   Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gegeven omtrent de toepassing van de voorgaande leden van dit artikel.

Artikel 4.21 van het vreemdelingenbesluit van 2000

1.   Als documenten in de zin van artikel 50, eerste lid, laatste volzin, van de Wet, worden aangewezen:

a.

voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model is vastgesteld bij ministeriële regeling;

b.

voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8 onder e, van de Wet: een geldig nationaal paspoort of geldige identiteitskaart, indien zij de nationaliteit van een staat bezitten als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, of, indien zij een zodanige nationaliteit niet bezitten:

1o.

een geldig nationaal paspoort met een voor inreis benodigd visum, indien na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

2o.

een geldig nationaal paspoort met een stempel van de inreis, indien voor inreis geen visum benodigd is en na inreis nog geen drie maanden zijn verstreken;

3o.

een geldig nationaal paspoort met een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 8.13, vierde lid, indien na afgifte van de verklaring nog geen zes maanden zijn verstreken; of

4o.

een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.13, vijfde lid, dan wel artikel 8.20, eerste lid;

c.

voor vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, hebben ingediend: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model is vastgesteld bij ministeriële regeling;

d.

voor vreemdelingen, anders dan bedoeld onder c, die rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder f, g, h, j, of k, van de Wet hebben en die niet beschikken over een ingevolge de Wet vereist geldig document voor grensoverschrijding: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document, waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, dat is voorzien van een inlegvel als bedoeld in artikel 4.29, derde lid, waarop de verblijfsrechtelijke positie is aangetekend;

e.

voor andere vreemdelingen: een ingevolge de Wet voor het hebben van toegang tot Nederland vereist geldig document voor grensoverschrijding dan wel een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum is aangetekend of waarin een aantekening omtrent de verblijfsrechtelijke positie is geplaatst.

2.   Geen document, anders dan bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt verstrekt aan kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld.

3.   Op het ingevolge het eerste lid, onder a tot en met d, afgegeven document wordt aangetekend of het de vreemdeling toegestaan is arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning is vereist.

4.   Indien aan het verblijf in Nederland van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde vreemdelingen een beperking als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, is verbonden, wordt op het document de aantekening „beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor verblijfsrecht” gesteld.

OOSTENRIJK

Artikel 2 van de federale wet betreffende het paspoortsysteem voor Oostenrijkse burgers (paspoortwet van 1992), Oostenrijks staatsblad (BGBl.) 1992/839 in de versie in BGBl. I 2006/44

Binnenkomen in en verlaten van het land

(1)   Bij gebrek aan een specificatie in intergouvernementele overeenkomsten of andersluidende internationale praktijken, hebben Oostenrijkse staatsburgers (burgers) een geldig reisdocument (paspoort of equivalent van paspoort) nodig om de federale republiek binnen te komen of te verlaten. Niettegenstaande zijn/haar verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 24, lid 1, mag een burger die niet in het bezit is van een geldig reisdocument, maar wel in staat is zij/haar staatsburgerschap en zijn/haar identiteit aan te tonen, de toegang niet worden ontzegd.

(2)   Als en voor zover de federale regering intergouvernementele overeenkomsten mag sluiten op grond van artikel 66, lid 2, van de Oostenrijkse federale grondwet (B-VG), mag zij, om reizen naar het buitenland te vergemakkelijken, internationale overeenkomsten sluiten die burgers toestaan naar andere staten te reizen en binnen te komen in de federale republiek op grond van andere documenten dan die vermeld in paragraaf 1. Op voorwaarde dat zij het reizen naar grensgebieden van buurstaten van de republiek Oostenrijk vergemakkelijken, kunnen dergelijke overeenkomsten specifieke bepalingen bevatten om dergelijke vergemakkelijking alleen van toepassing te laten zijn op burgers die hun verblijfplaats of woonplaats hebben in grensgebieden van de republiek.

Overeenkomsten in de zin van artikel 2, lid 2, van PassG:

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië betreffende plaatselijk grensverkeer (nu de Republiek Slovenië), Oostenrijks staatsblad nr. 379/1968 in de versie van Oostenrijks staatsblad nr. 143/1996 — zie de artikelen 3, 4 en 7 (momenteel onder herziening)

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk en de Zwitserse Bondsstaat over het grensoverschrijdingen van passagiers in plaatselijk grensverkeer, Oostenrijks staatsblad nr. 164/1974 — zie de artikelen 2-4 en 7-9

Artikel 15 van de Oostenrijkse federale wet over het inzetten van vreemdelingenpolitie, de afgifte van documenten aan vreemdelingen en de afgifte van toegangsdocumenten (Wet betreffende vreemdelingenpolitie 2005 — FPG), Oostenrijks staatsblad I nr. 100/2005

Voorwaarde voor rechtmatige toegang tot de Federale Republiek

(1)   Bij gebrek aan een andersluidende bepaling in federale wetgeving of in internationale overeenkomsten of aan andersluidende internationale praktijken, hebben vreemdelingen een geldig reisdocument nodig om rechtmatig toegang te hebben tot de Federale Republiek (paspoortverplichting).

Andere reisdocumenten in de zin van artikel 15, lid 1, FPG:

Vreemdelingenpaspoort (artikelen 88 tot 93 FPG)

Reisdocumenten overeenkomstig het Verdrag van Genève (artikel 94 FPG)

Fotografische identiteitskaarten voor houders van voorrechten en immuniteiten (artikel 95 FPG)

Nood-reisdocument voor burgers van een lidstaat van de Europese Unie (artikel 96 FPG)

Reisdocument voor het repatriëring van burgers van derde landen (§ 97 FPG)

Artikel 16 van de wet betreffende vreemdelingenpolitie van 2005 (FPG), Oostenrijks staatsblad I nr. 100/2005

Algemene voorwaarden voor de paspoortverplichting

(1)   Wanneer het openbaar belang, met name op het gebied van het paspoort en vreemdelingenpolitie en buitenlands beleid dat vereist, kan de federale minister van binnenlandse zaken, in overleg met de federale minister van buitenlandse zaken een regeling uitvaardigen om bepaalde soorten reisdocumenten, afgegeven door andere staten dan die welke partij zijn bij het Verdrag, als ongeschikt aan te wijzen om te voldoen aan de paspoortverplichting.

(2)   Vreemdelingen die zijn ingeschreven op grond van gedeelde reisdocumenten kunnen het land alleen binnenkomen of verlaten in het gezelschap van de houder van dat reisdocument waarop zij zijn ingeschreven. Dit is niet van toepassing in het geval van maatregelen door middel van verwijdering of overbrenging naar het buitenland overeenkomstig Hoofdstukken 5 tot 10.

(3)   Vreemdelingen waaraan een collectief paspoort is afgegeven, voldoen aan de paspoortverplichting, maar zij kunnen het land alleen samen binnenkomen of verlaten. Elk lid van het reizend gezelschap moet in het bezit van een door de overheid afgegeven document waaruit zijn/haar identiteit blijkt. Dit is niet van toepassing in het geval van maatregelen door middel van verwijdering of overbrenging naar het buitenland overeenkomstig Hoofdstukken 5 tot 10.

Artikel 17 van de wet betreffende vreemdelingenpolitie van 2005 (FPG), Oostenrijks staatsblad I nr. 100/2005

Beperking van paspoortverplichting

(1)   Als en voor zover de federale regering intergouvernementele overeenkomsten mag sluiten op grond van artikel 66, lid 2, van de Oostenrijkse federale grondwet (B-VG), mag zij er, op grond van wederzijdsheid mee instemmen dat aan de paspoortverplichting onderworpen vreemdelingen het land mogen binnenkomen, tijdelijk in de federale republiek mogen verblijven en het land mogen verlaten op grond van andere reisdocumenten dan die vermeld in artikel 15, lid 1, en artikel 16, lid 3. Dergelijke vreemdelingen voldoen aan de paspoortverplichting.

(2)   Overeenkomsten op grond van lid 1, die bedoeld zijn om het reizen naar de grensgebieden van de Republiek Oostenrijk te vergemakkelijken, kunnen bepalen dat vreemdelingen die het land zijn binnengekomen op basis van een reisdocument van die aard in de grensgebieden van de republiek Oostenrijk mogen verblijven. In dergelijke gevallen kan de internationale overeenkomst ook specificeren dat het document dat bedoeld is voor de binnenkomst in het land, tijdelijk verblijf in het land en verlaten van het land, gecontrasigneerd moet worden door een Oostenrijkse overheid.

(3)   Wanneer het algemeen belang dat vereist kan de federale minister van binnenlandse zaken, in overleg met de federale minister van buitenlandse zaken, een regeling vaststellen om te bepalen dat sommige aan een paspoortverplichting onderworpen vreemdelingen de Federale Republiek Oostenrijk mogen binnenkomen, daar tijdelijk mogelijk verblijven en het land mogen verlaten op grond van andere documenten. Dergelijke vreemdelingen voldoen aan de paspoortverplichting.

(4)   Burgers van de EER en Zwitserse staatsburgers kunnen ook aan de paspoortverplichting voldoen met een identiteitskaart en kunnen het land binnenkomen, daar tijdelijk verblijven en het land verlaten op grond van een reisdocument van die aard.

Overeenkomsten in de zin van artikel 17, lid 1, van PFG:

Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, Oostenrijks staatsblad III nr. 135/1998 in de versie in Oostenrijks staatsblad III nr. 96/1999 juncto Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag en de overige aan het Partnerschap voor de Vrede deelnemende Staten nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, Oostenrijks staatsblad III nr. 136/1998 in de versie bekendgemaakt in het Oostenrijks staatsblad III nr. 178/1998 — zie artikel III, lid 1, van het Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten.

Overeenkomsten in de zin van artikel 17, lid 2, van PFG: (zie overeenkomsten in de zin van artikel 2, lid 2, van de Oostenrijkse paspoortwet (PassG))

Artikel 18 van de wet betreffende vreemdelingenpolitie van 2005 (FPG), BGBl. I Nr. 100/2005

Uitzonderingen op de paspoortverplichting

(1)   Vreemdelingen zijn niet aan een paspoortverplichting onderworpen wanneer

1.

een verklaring van aanneming (artikel 19) werd afgegeven;

2.

een tijdelijk verblijfsrecht werd verleend overeenkomstig de Oostenrijkse wet betreffende het vestigingsrecht en het recht op tijdelijk verblijf, in gevallen waarin de vreemdeling geen reisdocumenten heeft, of

3.

via vervoer (artikel 48).

(2)   Aan vreemdelingen, waaraan asielrecht werd verleend of die recht hebben op aanvullende bescherming in Oostenrijk en die geen geldige reisdocumenten hebben maar in staat zijn om prima facie bewijs te leveren van hun identiteit — ongeacht hun verantwoordelijkheid overeenkomstig artikelen 120 en 121 — mag niet de toegang tot het land worden ontzegd.

Artikel 19 FPG — Verklaring van aanneming

(1)   Een verklaring van aanneming wordt opgesteld op verzoek van een bevoegde overheid van een andere staat voor elke vreemdeling die gedwongen wordt verwijderd uit de genoemde staat en naar Oostenrijk wordt gebracht en die Oostenrijk op grond van een internationale overeenkomst (lid 4), een verdaag van de Europese Gemeenschap of een internationale praktijk moet aannemen.

(2)   De verklaring van aanneming moet uitdrukkelijk als dusdanig worden genoemd; de identiteit en de nationaliteit van de vreemdeling moeten eruit blijken.

(3)   Bij gebrek aan een andersluidende bepaling in een internationale overeenkomst of in een verdrag van de Europese Gemeenschap, moet de geldigheidsperiode van de verklaring van aanneming in overeenstemming zijn met de duur die nodig is voor de terugkeer van de vreemdeling; een bepaalde grensdoorlaatpost of een bepaalde plaats in een staat die partij is bij het Verdrag moet worden aangewezen voor binnenkomst in het land.

(4)   Als en voor zover de federale regering intergouvernementele overeenkomsten mag sluiten op grond van artikel 66, lid 2, van de Oostenrijkse federale grondwet (B-VG), mag zij er, op grond van wederzijdsheid mee instemmen dat mensen die een andere staat onrechtmatig zijn binnengekomen of die niet of niet langer de voorwaarden voor binnenkomst of tijdelijk verblijf in dat land vervullen, de federale republiek opnieuw mogen binnenkomen (overeenkomst van heraanneming).

Artikel 23 van de wet betreffende vreemdelingenpolitie van 2005 (FPG), Oostenrijks staatsblad I nr. 100/2005

Medisch attest

(1)   Om te vermijden dat de volksgezondheid in gevaar komt, kan de federale minister van volksgezondheid en vrouwenzaken een regeling vaststellen waarin bepaalde staten worden aangewezen waarin er een aanzienlijk toegenomen risico bestaat van infectie met

1.

een ziekte waarvan aangifte verplicht is, en gemakkelijk overdraagbaar in normaal sociaal contact (ernstige ziekte) in de zin van de Oostenrijkse epidemiewet (Epidimiegesetz) 1950, Oostenrijks staatsblad nr. 186/1950,

2.

elke andere ernstige infectieziekte die niet aangifteplichtig of meldingsplichtig is, of

3.

tuberculose die aangifteplichtig is in de zin van artikel 3, onder a) van de Oostenrijkse tuberculosewet Oostenrijks staatsblad nr. 127/1968,

en als gevolg waarvan het risico bestaat dat een grote groep mensen wordt blootgesteld aan aanhoudend en ernstig gevaar.

(2)   Vreemdelingen die tijdelijk inwoner van een volgens (1) aangewezen staat zijn geweest gedurende zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan hun binnenkomst in de federale republiek hebben recht op de afgifte van een visum op voorwaarde dat zij een medisch attest voorleggen waaruit blijkt dat zij geen drager zijn van de onder (1) vermelde ziekten.

(3)   In de regeling moet die ziekte die de onder (1) vermelde voorwaarden vervult, worden geïdentificeerd, alsook de inhoud en de geldigheidsduur van het medisch attest.

POLEN

Polen heeft geen specifieke regeling vastgesteld betreffende het in bezit hebben of bij zich dragen van identiteitstitels en -documenten.

PORTUGAL

Artikel 2, lid 1, van wet nr. 5/95 van 21 februari 1995 (wet houdende de verplichting om identiteitsdocumenten bij zich te dragen) bepaalt: „Burgers die ouder zijn dan zestien jaar moet identiteitsdocumenten bij zich dragen telkens wanneer zij zich op een openbare plaats, een voor het publiek toegankelijke plaats of een plaats onder politietoezicht bevinden.”.

Artikel 2, lid 2, van dezelfde wet bepaalt: „Voor de toepassing van lid 1 worden de volgende documenten als identiteitsdocumenten beschouwd:

(a)

een identiteitskaart of paspoort, voor Portugese staatsburgers;

(b)

een verblijfsvergunning, identiteitskaart of paspoort, voor onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap;

(c)

een verblijfsvergunning, identiteitskaart of paspoort voor vreemdelingen, voor onderdanen van niet-EU-landen.”.

SLOVENIË

Vreemdelingen moeten hun identiteit bewijzen door middel van een buitenlands reisdocument, persoonlijke identiteitskaart of ander geschikt document dat is opgelegd in het land van de vreemdeling en dat de identiteit van een vreemdeling bewijst, een reisdocument voor vreemdelingen, een persoonlijke identiteitskaart voor vreemdelingen, een identiteitskaart voor grensoverschrijding, of een ander, door een overheid afgegeven openbaar document, dat een foto bevat en op basis waarvan het mogelijk is om de identiteit van de vreemdeling na te gaan. Op verzoek van een politieagent moeten vreemdelingen hun identiteit bewijzen door middel van de bovengenoemde documenten en ook een vergunning voorleggen waaruit blijkt dat zij rechtmatig de Republiek Slovenië zijn binnengekomen en daar verblijven (artikel 75 Ztuj-1-UPB3, Ur. l. RS (Sloveens staatsblad) No 107/2006).

Vreemdelingen zijn strafbaar met een boete van 20 000 SIT (83,46 EUR) voor het niet-voorleggen, op verzoek van een politieagent, van een document dat bewijst dat zij rechtmatig het land mogen binnenkomen en daar verblijven of voor het niet-voorleggen, op verzoek van een politieagent, van een bewijs van hun identiteit (artikel 97, lid 3, en lid 4, Ztuj).

SLOWAKIJE

Ingeval de grenscontrole aan de binnengrenzen wordt afgeschaft, kunnen de lidstaten, overeenkomstig artikel 21, onder c) en d), van de Schengengrenscode, bij wet een verplichting vaststellen om in het bezit te zijn van titels en documenten of om deze bij zich te dragen en een verplichting voor onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst. Na de afschaffing van de grenscontrole zal de verplichting voor onderdanen van derde landen (analoog met de verplichting voor Slowaakse onderdanen), om in het bezit te zijn van een geldig reisdocument (zo nodig met inbegrip van een visum) een identiteitskaart of een verblijfsvergunning tijdens een verblijf de Slowaakse Republiek, wellicht worden behouden. De registratieverplichting voor vreemdelingen in de zin van artikel 49, lid 2, van Wet nr. 48/2002 Coll. zal ook worden behouden.

FINLAND

Vreemdelingenwet (301/2004) Artikel 13 — Paspoorten

Bij binnenkomst en verblijf in Finland moeten vreemdelingen over een geldig paspoort beschikken, afgegeven door de autoriteiten van hun land van herkomst of land van verblijf, dat op verzoek moet worden getoond aan grenscontrolediensten en aan politie.

In de nationale wetgeving is er geen verplichting om titels en documenten bij zich te dragen tijdens het bezoek aan het land.

ZWEDEN

Nationale bepalingen in verband met artikel 21, onder c), zijn vastgesteld in hoofdstuk 9, artikel 9 van de vreemdelingenwet.

Artikel 9

Een in Zweden wonende vreemdeling is verplicht om op verzoek van een politieagent een paspoort voor te leggen of een ander document dat aantoont dat hij/zij het recht heeft om in Zweden te verblijven. De vreemdeling is ook verplicht om zich, als antwoord op een oproeping van de immigratiedienst of van de politie, aan te melden bij die dienst of bij de politie en informatie te verschaffen over zijn/haar aanwezigheid in Zweden. Wanneer de vreemdeling dit niet doet, kan hij of zij door de politie worden opgepakt. Wanneer, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling of om een andere reden, kan worden aangenomen dat de vreemdeling niet op de oproeping zou antwoorden, kan hij of zij zonder voorafgaande oproeping worden opgepakt.

De kustwacht is verplicht om samen te werken inzake controleactiviteiten van de politie, hoofdzakelijk via de controles die zij uitvoert op en in verband met zeevervoer. Wanneer de controle door de kustwacht wordt uitgevoerd, moet een paspoort of ander document worden getoond aan de ambtenaar van de kustwacht.

Controles die op grond van de eerste en tweede alinea worden uitgevoerd, mogen alleen doorgang vinden wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de vreemdeling niet het recht heeft om in Zweden te verblijven of wanneer er andere bijzondere redenen zijn voor een controle.

ROEMENIË

Artikel 104 van de vreemdelingenwet nr. 194/2002 bepaalt:

(1)

De verblijfsvergunning bewijst de identiteit van de vreemdeling en het bestaan van zijn/haar recht om in Roemenië te verblijven, alsook de duur en het doel waarvoor het recht hem/haar werd verleend.

(2)

De houder van een verblijfsvergunning is verplicht om die steeds bij zich te dragen, niet weg te geven en te tonen aan de bevoegde autoriteiten telkens hij/zij daarom wordt verzocht.

IJSLAND

Overeenkomstig nationale wetgeving zijn IJslandse staatsburgers niet wettelijk verplicht om identiteitstitels- of documenten bij zich te dragen. Overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de politiewet kan de politie echter een persoon (met IJslandse of vreemde nationaliteit) verzoeken om zijn/haar naam, persoonlijk identificatienummer en adres op te geven, en om een identiteitsdocument voor te leggen als bewijs daarvan.

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de vreemdelingenwet nr. 96/2002 moet een vreemdeling die in IJsland aankomt, tenzij de minister van justitie andersluidende regels heeft uitgevaardigd, een paspoort of een ander als reisdocument erkend identiteitsdocument bezitten. Overeenkomstig artikel 53 van dezelfde wet moet elke vreemdeling, wanneer de politie daarom verzoekt, zijn identiteitsdocumenten tonen en zo nodig informatie verschaffen waarmee zijn identiteit en de rechtmatigheid van zijn verblijf in IJsland kunnen worden nagegaan.

De minister van justitie kan beslissen dat andere vreemdelingen dan Deense, Finse, Noorse en Zweedse staatsburgers bij hun verblijf in IJsland steeds paspoorten of andere persoonlijke identiteitsdocumenten bij zich moeten dragen. De minister kan andere vreemdelingen uitsluiten van deze verplichting.

Zoals reeds vermeld, beschikken de IJslandse autoriteiten over voldoende mogelijkheden om een vreemdeling te verplichten om in het bezit te zijn van titels en documenten of deze bij zich te dragen, zowel bij aankomst in IJsland als tijdens zijn verblijf in het land. De afschaffing van de grenscontrole aan de interne grenzen heeft geen invloed op de tenuitvoerlegging van deze bepalingen.

NOORWEGEN

In artikel 44, eerste lid, van de immigratiewet (wet betreffende de toegang van vreemdelingen tot het Koninkrijk Noorwegen en hun verblijf aldaar van 24 juni 1988 nr. 64) wordt deze kwestie behandeld. In deze bepaling is vastgesteld:

Wanneer de politie daarom verzoekt, moet elke vreemde onderdaan zijn identiteit bewijzen en zo nodig informatie verschaffen om de identiteit van de vreemdeling vast te stellen en de rechtmatigheid van zijn verblijf in het Koninkrijk.

Daarom bestaat er volgens deze bepaling een verplichting voor vreemde onderdanen om in het bezit te zijn van identiteitsdocumenten en deze bij zich te dragen. Er bestaat geen equivalente verplichting voor nationale onderdanen.


24.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/25


Kennisgevingen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

De verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 21, onder d)

(2008/C 18/04)

BELGIË

Deze verplichting wordt uitgewerkt in de volgende maatregelen:

Artikel 5 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen:

„De vreemdeling die niet logeert in een logementenhuis dat onderworpen is aan de wetgeving betreffende de controle der reizigers, moet zich, binnen (drie werkdagen) nadat hij het Rijk is binnengekomen, laten inschrijven bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert, tenzij hij behoort tot een der categorieën van vreemdelingen die de Koning van deze verplichting heeft vrijgesteld.

De koning bepaalt de wijze van inschrijving en het model van het attest dat bij de inschrijving wordt afgegeven en daarvan bewijs levert.”

Artikel 18 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen:

„Zijn vrijgesteld van de verplichting zich bij het gemeentebestuur aan te melden:

1

de vreemdeling die tijdens een reis in België voor behandeling in een ziekenhuis of een soortgelijke verplegingsinrichting is opgenomen;

2

de vreemdeling die aangehouden is en in een strafinrichting of een inrichting tot bescherming van de maatschappij gedetineerd is.”.

Artikel 27 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen:

„De inschrijving bij het gemeentebestuur van een vreemd kind beneden vijftien jaar moet gevraagd worden hetzij door de vader of de moeder, hetzij door de persoon of de instelling onder wiens bewaring het kind staat.”.

Artikel 28 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen:

„Vreemdelingen die in een woonwagen, in een kermiswagen of op een boot wonen, moeten zich, binnen de gestelde termijnen, laten inschrijven in het vreemdelingenregister van de gemeente waar zij de officiële mededelingen wensen te ontvangen. De afgifte van het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister gebeurt door de autoriteiten van deze gemeente.”.

BULGARIJE

De verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, is geregeld bij de Vreemdelingenwet van de Republiek Bulgarije:

Artikel 18, lid 1: „Bij de binnenkomst in de Republiek Bulgarije geeft de vreemdeling het doel van zijn bezoek aan en deelt hij, door het invullen van een adreskaart volgens een door het ministerie van Binnenlandse Zaken vastgesteld model, schriftelijk het adres mede waar hij zal verblijven.”.

TSJECHIË

De verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van de Tsjechische Republiek te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, is geregeld bij wet nr. 326/1999 Coll., betreffende het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied van de Tsjechische Republiek (Hoofdstuk VII, artikelen 93 tot 102 betreffende melding van verblijf op het grondgebied).

Overeenkomstig deze wet is de vreemdeling verplicht om zijn/haar aanwezigheid op het grondgebied van de Tsjechische Republiek bij de politie te melden binnen drie dagen na zijn/haar aankomst.

DENEMARKEN

Denemarken heeft ervoor gekozen artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst niet uit te voeren.

De vreemdelingenwet en het vreemdelingenbesluit bevatten geen bepalingen over de verplichting voor onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid in het land te melden bij binnenkomst vanuit een ander Schengenland.

DUITSLAND

Onderdanen van derde staten zijn overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst verplicht te melden dat zij zich op het nationale grondgebied van een lidstaat bevinden. In Duitsland is in de voorschriften van de artikelen 11, 14 en 16 van de raamwet op de aanmelding (Melderechtsrahmengesetz) en de overeenkomstige bepalingen van de deelstaatwetten op de aanmelding (Landesmeldegesetze) een overeenkomstige aanmeldingsverplichting vastgelegd.

Overeenkomstig de raamwet op de aanmelding en de gelijkluidende bepalingen van de deelstaatwetten op de aanmelding bestaat er een algemene registratieverplichting bij het betrekken van een woning in het land (registratieverplichting) en een verplichting tot uitschrijving bij vertrek naar het buitenland (verplichting tot het melden van het vertrek). Aan deze verplichtingen dient binnen een of twee weken na het betrekken of het definitief verlaten van de woning te zijn voldaan. De buitenlander dient zich hiertoe tot de gemeentelijke registratiediensten te wenden.

De algemene registratieverplichting geldt zowel voor Duitsers als voor buitenlanders. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen onderdanen van EU-lidstaten en onderdanen van derde landen.

De algemene verplichting tot registratie laat de bijzondere verplichting tot registratie in hotels en soortgelijke accommodatiemogelijkheden voor kort verblijf, ziekenhuizen en andere verzorgingstehuizen onverlet.

ESTLAND

Overeenkomstig artikel 9 van de wet betreffende de staatsgrenzen (bekendgemaakt in Riigi Teataja (staatsblad) I 1994, 54, 902; 2006, 26, 191), kan de staatsgrens overschreden worden via controleposten. Om deze reden is melding van aanwezigheid niet nodig.

GRIEKENLAND

Artikel 87, lid 1, en lid 2, van wet 3386/2005 bepaalt dat onderdanen van derde landen, onmiddellijk nadat zij Griekenland zijn binnengekomen, hun aankomst moeten melden aan de personen die hen onderdak verschaffen, door hun paspoort of enig ander door internationale verdragen erkend reisdocument voor te leggen, een inreisvisum of een verblijfsvergunning voor te leggen. De personen die onderdak of tijdelijk verblijf bieden, moeten daarop onmiddellijk de politie en de bevoegde dienst voor vreemdelingen en immigratie inlichten over de aankomst en het vertrek van de vreemdelingen die zij logeren. Vreemdelingen en andere personen die de betrokken bepalingen overtreden, worden veroordeeld tot een boete tussen 1 500 en 3 000 EUR.

SPANJE

Naar Spaans recht moeten onderdanen van derde landen in bepaalde gevallen melden dat zij het land zijn binnengekomen.

Artikel 12 van koninklijk besluit 2393/2004 van 30 december 2004 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Organieke wet 4/2000 van 11 januari 2000 betreffende de rechten en vrijheden van vreemdelingen in Spanje en hun sociale integratie bepaalt:

1.

„Vreemdelingen die in Spanje aankomen vanuit een land waarmee Spanje een overeenkomst over de afschaffing van grenscontroles heeft ondertekend, zijn verplicht om persoonlijk hun binnenkomst te melden aan de Spaanse politieautoriteiten.”.

2.

„Wanneer die melding niet op het ogenblik van de binnenkomst wordt gedaan, moet zij bij een kantoor van de nationale politie of van de vreemdelingendienst worden gedaan binnen drie werkdagen na de dag van binnenkomst.”.

FRANKRIJK

De Franse wetgeving voorziet in deze verplichting in de artikelen L. 531-2, R. 211-32, R.211-33, R.212-5 en R.212-6 van het wetboek betreffende het binnenkomen en het verblijf van vreemdelingen en betreffende het asielrecht (CESEDA, Code de l'entrée et du séjour des étrangers et du droit d'asile), waarin wordt bepaald dat onderdanen van derde landen zich moeten aanmelden bij hun binnenkomst op het Franse grondgebied.

ITALIË

Deze informatie wordt later bekendgemaakt.

CYPRUS

De artikelen 35 en 36 van besluit 242/72, zoals gewijzigd, vastgesteld op grond van de vreemdelingen- en immigratiewet, hoofdstuk 105, zoals gewijzigd, bepalen dat elke vreemdeling die in de Republiek Cyprus aankomt, zich binnen zeven dagen na zijn aankomst moet aanmelden bij the kantoor van de registratieambtenaar van het registratiedistrict waarin hij voornemens is te verblijven of een verblijf wil zoeken en op grond van deze bepaling een registratiecertificaat krijgt.

LETLAND

Onderdanen van derde landen moeten, wanneer zij in de Republiek Letland een permanente of tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen, melding maken van hun verblijfplaats.

LITOUWEN

Er zijn geen verplichtingen voor de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van Litouwen te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

LUXEMBURG

Onderdanen van derde landen moeten binnen drie dagen aan de gemeente of het hotel waar zij verblijven, hun aanwezigheid in het land melden.

HONGARIJE

Artikel 88 van wet XXXIX van 2001 over het binnenkomen en het verblijf van vreemdelingen bepaalt dat vreemdelingen verplicht zijn de plaats waar zij logeren, te melden bij de vreemdelingenpolitie.

MALTA

Momenteel hoeven onderdanen van derde landen alleen te voldoen aan de vereisten die zijn vastgelegd in de Immigratiewet (Hfdst. 217) en de daarvan afgeleide wetgeving. De in artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst bedoelde wetgeving moet worden vastgesteld voordat Malta tot de Schengenzone toetreedt.

NEDERLAND

Artikel 4.4 van het vreemdelingenbesluit bepaalt dat een vreemdeling die Nederland in- of uitreist via een buitengrens, zich langs een grensdoorlaatpost aan de buitengrens begeeft, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en vervoegt zich aldaar bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking. Onze minister kan hiervan ontheffing verlenen. Het voorgaande lid geldt niet voor Beneluxonderdanen.

Voorwaardelijke toegang kan ook aan een inschrijvingsverplichting worden onderworpen. Wat de inschrijvingsverplichting betreft, dit is in beginsel het volgende: zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmelden bij de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij zal verblijven. Wanneer de vreemdeling, omwille van een zaterdag, zondag of feestdag niet in staat is binnen drie dagen aan de inschrijvingsverplichting te voldoen, wordt de volgende aantekening gemaakt op het grensoverschrijdingsdocument: „zich ten laatste melden op …. (datum)”.

Artikel 4.39 van het vreemdelingenbesluit bepaalt ook dat een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, onmiddellijk van zijn aanwezigheid in persoon mededeling moet doen aan de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar hij verblijft is gelegen.

Artikel 4.47 van het vreemdelingenbesluit bepaalt:

1.

„De vreemdeling die rechtmatig verblijft als bedoeld in artikel 8, onder i, van de Wet en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van langer dan drie maanden, meldt zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan bij de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats heeft.

2.

Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn van drie maanden wordt eerder verblijf in Nederland binnen een tijdvak van zes maanden, onmiddellijk voorafgaande aan de binnenkomst, mede in aanmerking genomen.

3.

Indien de vreemdeling jonger is dan twaalf jaar, doet degene bij wie de vreemdeling woont of verblijft de melding.”

Artikel 4.48 van het vreemdelingenbesluit bepaalt:

1.

„De vreemdeling die rechtmatig verblijft als bedoeld in artikel 8, onder i, van de Wet en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, meldt zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan bij de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats heeft.

2.

Een verplichting tot aanmelding krachtens het voorgaande lid rust ten aanzien van de vreemdeling beneden de leeftijd van twaalf jaar op degene bij wie de vreemdeling woont of verblijft.

3.

Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die zijn intrek neemt in een hotel of in een inrichting, waarvan de eigenaar, houder of beheerder bij of krachtens gemeentelijke verordening verplicht is aan de daartoe aangewezen autoriteit kennis te geven van het verschaffen van nachtverblijf aan personen.”.

Artikel 4.49 van het vreemdelingenbesluit bepaalt:

1.

„De vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, meldt zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan bij de korpschef van het regionale politiekorps waarin de in deze aantekening vermelde gemeente is gelegen.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en op onderdanen van Zwitserland.”.

Artikel 4.50 van het vreemdelingenbesluit bepaalt:

1.

„De vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, meldt zich binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan bij de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar hij werk zoekt is gelegen.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en op onderdanen van Zwitserland.”.

OOSTENRIJK

Artikel 5 van de federale wet betreffende de verplichting om zich bij de politie te laten inschrijven (Meldingswet 1991 — MeldeG), Oostenrijks staatsblad 1992/9 in de versie van Oostenrijks staatsblad I 2006/45

Logies in hotels

„(1)   Een ieder die als gast in een hotel overnacht moet, ongeacht de termijn, onverwijld worden ingeschreven door middel van opname in het bezoekersboek en in ieder geval binnen 24 uur na aankomst.

(2)   Een ieder die als gast hotelaccommodatie verlaat moet zijn/haar inschrijving laten annuleren via opname in het bezoekersboek binnen 24 uur voor het vertrek tot onmiddellijk daarna.

(3)   Leden van reizende groepen van ten minste acht personen worden, met uitzondering van de groepsleider, uitgesloten van de verplichting om zich in de zin van (1) en (2) te laten inschrijven, wanneer de groepsleider bij aankomst in de verblijfplaats aan de gastheer of zijn/haar gemachtigde voor die groep een lijst geeft met de namen, nationaliteiten en — in het geval van vreemde gasten — het type, nummer en afgifteautoriteit van het reisdocument. Deze bepaling is alleen van toepassing wanneer de reizende groep niet langer dan een week op dezelfde verblijfplaats overnacht.

(4)   Wanneer het verblijf in een hotel langer duurt dan twee maanden, moet de gast ook worden ingeschreven worden bij de inschrijvingsautoriteiten. De inschrijving moet ten laatste worden uitgevoerd op de derde dag na het verstrijken van de twee maanden; anders gelden mutatis mutandis de bepalingen van de artikelen 3 en 4.”

Artikel 6 van de federale wet betreffende de verplichting om zich bij de politie te laten inschrijven (Meldingswet 1991 — MeldeG), Oostenrijks staatsblad 1992/9 in de versie van Oostenrijks staatsblad I 2006/45

„Vreemdelingen die aan de inschrijvingsverplichting zijn onderworpen, die een betaalde baan zoeken in de Federale Republiek Oostenrijk, waarvoor een officiële vergunning nodig is, niettegenstaande elke inschrijvingsverplichting overeenkomstig artikel 5, moeten ook worden ingeschreven bij en hun inschrijving laten annuleren door de inschrijvingsautoriteiten. Mutatis mutandis gelden de bepalingen van de artikelen 3 en 4.”

Artikel 3 Meldingswet (MeldeG) — logies in appartementen; inschrijving

„(1)   Een ieder die in een appartement logeert, moet worden ingeschreven bij de inschrijvingsautoriteiten binnen drie dagen daarna.

(2)   Het inschrijvingsformulier moet volledig worden ingevuld voor elke inschrijvingsplichtige persoon. Wanneer het appartement is gelegen in een gebouw met meerdere adressen, moet de aanwijzing van het appartement, vermeld in artikel 14, lid 2, van de Oostenrijkse wet op de postdiensten van 1997 worden gebruikt.

(3)   Het correct ingevulde inschrijvingsformulier en openbare notariële akten waaruit de identiteitsgegevens blijken (artikel 1, onder 5a) — behalve het nummer in het verblijfsregister — van de persoon die het logies neemt, zijn voor inschrijving vereist; deze persoon moet meewerken wat het vaststellen van zijn/haar identiteit betreft. Wanneer deze persoon dit logies inschrijft als zijn/haar hoofdverblijfplaats en wanneer de in te schrijven persoon reeds een hoofdverblijfplaats in de Federale Republiek Oostenrijk heeft laten inschrijven, moet tegelijkertijd elke annulatie van inschrijving of wijziging van inschrijving (artikel 11, lid 2) met betrekking tot dat logies, plaatsvinden op de inschrijvingsdienst die bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats.

(4)   De inschrijvingsdienst moet de inschrijving schriftelijk bevestigen en zo nodig elke wijziging of annulatie van inschrijving. Dit gebeurt door het inschrijvingsdocument aan te hechten aan een kopie, die de inschrijvingen uit de verzamelde databank weergeeft die werden gehandhaafd of — op verzoek van de inschrijvingsplichtige — aan een kopie van de meest recentelijk gewijzigde inschrijvingsgegevens. Wanneer tijdens een inschrijving, een wijziging aan de inschrijving wordt aangebracht bij een inschrijvingsdienst dat bevoegd is overeenkomstig (3), is deze laatste inschrijvingsdienst verantwoordelijk voor het wijzigen van het centrale verblijfsregister; de betrokken inschrijvingsdienst (1) wordt de mogelijkheid geboden om toegang te krijgen tot het centraal verblijfsregister voor informatiedoeleinden.”

Artikel 4 MeldeG — Logies in appartementen; annulatie van de inschrijving

„(1)   Een ieder die logies opgeeft in een appartement moet zijn/haar inschrijving op de inschrijvingsdienst laten annuleren binnen drie dagen daarvoor of daarna.

(2)   Op voorwaarde dat documenten worden verstrekt tot bewijs van de identiteit van de persoon die aan een inschrijvingsverplichting is onderworpen, kan de inschrijving ook worden geannuleerd op de voor de inschrijving bevoegde inschrijvingsdienst wanneer een inschrijving plaatsvindt.

(3)   Een inschrijvingsformulier moet volledig naar behoren worden ingevuld voor elke persoon waarvoor de inschrijving moet worden geannuleerd.

(4)   De inschrijvingsdienst moet de annulatie schriftelijk bevestigen op de kopie uit de verzamelde databank (artikel 16) voor de betrokken partij of, op verzoek van deze laatste, op een kopie van de meest recentelijk gewijzigde inschrijvingsgegevens, door aanhechting van het inschrijvingsdocument dat wordt overgemaakt aan de inschrijvingsplichtige persoon als bewijs dat de inschrijving werd geannuleerd. Wanneer de annulatie van een inschrijving plaatsvindt in een overeenkomstig (2) of artikel 3, lid 3, bevoegde inschrijvingsdienst, is deze laatste inschrijvingstint verantwoordelijk voor de wijziging van het centrale verblijfsregister; de betrokken inschrijvingsdienst (1) krijgt toegang tot het centraal verblijfsregister voor informatiedoeleinden.”

Artikel 1 MeldeG — Definities

„(5a)   Identiteitsgegevens zijn namen, geslacht, geboortedata (gemeente, datum, provincie, indien in Oostenrijk en staat, indien in het buitenland), verblijfsregisternummer (centraal verblijfsregisternummer) en nationaliteit; in het geval van vreemdelingen ook het type, nummer, dienst van afgifte, datum van afgifte en staat van afgifte van hun reisdocument.”

Artikel 11 MeldeG — Wijziging van ingeschreven gegevens

„(2)   Een wijziging van inschrijving moet plaatsvinden binnen een maand wanneer de onder (1) en (1a) opgenomen wijzigingen in het buitenland plaatsvonden of wanneer de hoofdverblijfplaats wordt verplaatst naar logies of wordt verplaatst weg van logies zonder dat er een verband is met een klachtprocedure. (§ 17). Bij de wijziging van inschrijving voor de nieuwe verblijfplaats, moet de aan een inschrijvingsverplichting onderworpen persoon documenten voorleggen om te bewijzen dat een wijziging van inschrijving heeft plaatsgevonden in verband met de voormalige hoofdverblijfplaats.”

POLEN

Overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van de wet betreffende inschrijving van de bevolking en identiteitskaarten van 10 april 1974 (staatsblad 06.139.993, later gewijzigd), zijn vreemdelingen die in de Republiek Polen verblijven, verplicht om hun aanwezigheid te melden overeenkomstig de in de genoemde wet vermelde regels.

Vreemdelingen die elders verblijven dan in een hotel of in een in het kader van arbeid, opleiding, medische behandeling of vakantie aangeboden verblijfplaats, zijn verplicht om hun tijdelijke aanwezigheid te melden binnen vier dagen na het overschrijden van de grens van de Republiek Polen.

Wanneer de vierde dag van de aanwezigheid een feestdag is, is de eerstvolgende werkdag de laatste dag waarop de melding kan plaatsvinden.

Een tijdelijk verblijf van een groep toeristen wordt door de reisleider gemeld; deze is verplicht om de hotelmanager of een gemachtigd lid van het hotelpersoneel een lijst af te geven met de namen van de leden van toeristengroep en de reisdocumenten die hen toestaan in de Republiek Polen te verblijven.

1.

Wanneer een vreemdeling zijn permanente aanwezigheid meldt, moet hij/zij alle vereiste gegevens verschaffen alsook zijn of haar verblijfskaart die is afgegeven als gevolg van het hem/haar toekennen van een vestigingsvergunning, de EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, de vluchtelingen- of gedoogstatus, de beslissing om hem/haar het vluchtelingenstatuut in de Republiek Polen te geven of de beslissing om hem/haar de gedoogstatus te verlenen.

2.

Wanneer een vreemdeling tijdelijk verblijf meldt dat niet meer bedraagt dan drie maanden, moet hij alle vereiste gegevens verschaffen alsook zijn of haar visum voorleggen en ingeval hij of zij de grens heeft overschreden overeenkomstig een overeenkomst tot afschaffing of beperking de visumplicht — een reisdocument, een tijdelijke identiteitskaart voor vreemdelingen, een verblijfskaart of een verblijfsvergunning voor een bepaalde periode een vestigingsvergunning, de EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, de beslissing om hem/haar het vluchtelingenstatuut in de Republiek Polen te geven of de beslissing om hem/haar de gedoogstatus te verlenen.

PORTUGAL

Artikel 26, lid 1, van besluitwet 244/98 van 8 augustus 1998, als gewijzigd bij besluitwet 34/2003 van 25 februari 2003, stelt de verplichting vast om binnenkomst in het land te melden: „Vreemdelingen die het land binnenkomen vanuit een andere lidstaat via een grens die niet aan grenscontrole is onderworpen moeten dit melden binnen drie werkdagen na een dergelijke binnenkomst”.

ROEMENIË

Artikel 102 van de vreemdelingenwet nr. 194/2002 bepaalt:

„(1)   Vreemdelingen die legaal het grondgebied van Roemenië betreden, zijn verplicht dit binnen drie dagen na aankomt te melden bij de bevoegde instantie. De burgers van de EU en de EER-lidstaten zijn van deze verplichting vrijgesteld.

(2)   Wanneer de vreemdeling in een hotel of ander toeristenverblijf logeert, moet de vreemdeling de registratieformaliteiten vervullen via de leiding; deze laatste deelt de nodige gegevens mee aan de bevoegde politieautoriteit.”.

SLOVENIË

Methodes en procedures voor de registratie en uitschrijving van permanent en tijdelijk verblijf en de registratie en uitschrijving van gasten worden geregeld door de wet betreffende verblijfsregistratie (ZPPreb-UPB1, Ur. l. RS nr. 59/2006) waarin de verplichting is vastgesteld voor vreemdelingen om zich op uiteenlopende manieren te laten registreren naargelang van het soort verblijf.

1.   Logies in een toeristenverblijf of een hotel

Toeristenverblijven of hotels zijn voorzieningen gericht op het onthaal van personen voor overnachting of rust (hotels, motels, gezondheidsresorts, kosthuizen, gasthuizen, toeristenboerderijen, vakantiedorpen, campings, kusthuizen, bergverblijven en andere huizen of gebouwen voor overnachting- of rustdoeleinden).

Vreemdelingen die in een toeristenverblijf of een hotel verblijven moeten door de aanbieder van het logies worden geregistreerd bij het relevante politiekantoor binnen 12 uur na hun aankomst en uitgeschreven binnen 12 uur na hun vertrek (artikel 10, lid 1, ZPPreb).

Een aanbieder van logies is een rechtspersoon, zelfstandig ondernemer of natuurlijke persoon die tegen betaling gasten ontvangt voor overnachting of rust, of die individuele personen tijdelijk logies aanbiedt als onderdeel van zijn activiteiten.

2.   Verblijf in logiesinstellingen

Logiesinstellingen bevatten eenpersoonshuisvesting, studentenverblijven, ouderlingentehuizen, verzorgingstehuizen en andere infrastructuur bestemd voor gemeenschapshuisvesting of voor het uitoefenen van activiteiten die verband houden met 24-uurverblijf.

Vreemdelingen zonder verblijfsvergunning die in een logiesinstelling verblijven, moeten door de aanbieder van het logies worden geregistreerd bij het relevante politiekantoor binnen drie dagen na hun aankomst en uitgeschreven binnen drie dagen na hun vertrek (artikel 10, lid 2, ZPPreb). Vreemdelingen met een verblijfsvergunning die in een logiesinstelling verblijven, moeten door de aanbieder van het logies worden geregistreerd bij het de plaatselijke overheid binnen drie dagen na hun aankomst en uitgeschreven binnen drie dagen na hun vertrek (artikel 11, lid 2, ZPPreb).

3.   Ander verblijf dan in toeristenverblijven, hotels of logiesinstellingen

Vreemdelingen zonder een verblijfsvergunning die niet in een toeristenverblijf of een hotel verblijven, moeten zich laten registreren bij het relevante politiekantoor binnen drie dagen na het overschrijden van de nationale grens of verandering van logies, en uitschrijven voor hun vertrek (artikel 10, lid 3, ZPPreb). Vreemdelingen met een geldige verblijfsvergunning die hun permanente of tijdelijke verblijfplaats in de Republiek Slovenië niet laten registreren bij een plaatselijke overheid, moeten hun tijdelijke verblijfplaats bij de plaatselijke overheid laten registreren binnen drie dagen na hun verhuis (artikel 12, lid 3, ZPPreb).

Vreemdelingen met een verblijfsvergunning moeten hun tijdelijke verblijfplaats melden aan een plaatselijke overheid binnen drie dagen na hun verhuis wanneer zij tijdelijk onderdak of verblijf hebben buiten hun permanente of tijdelijke verblijfplaats in inrichtingen als vakantiehuizen, appartementen en andere dergelijke inrichtingen (andere dan toeristenverblijven of hotels) en voornemens zijn om daar meer dan 60 dagen te blijven en reeds een permanente of tijdelijke verblijfplaats hebben laten registreren bij een plaatselijke overheid (artikel 12, lid 1, ZPPreb).

4.   Logies in een gezondheidsinstelling

Gezondheidsinstellingen die vreemdelingen ontvangen voor behandeling moeten het bevoegde orgaan binnen 24 uur melden dat zij hen hebben ontvangen (artikel 84 Ztuj).

SLOWAKIJE

Deze informatie wordt later bekendgemaakt.

FINLAND

Vreemdelingenwet (301/2004) Artikel 130, lid 3

„Een niet-EU onderdaan of vergelijkbare vreemdeling moet de autoriteiten binnen drie dagen zijn/haar binnenkomst in het land melden. Bij besluit van de minister van binnenlandse zaken kunnen nadere bepalingen over deze melding worden vastgesteld.”

ZWEDEN

Er zijn geen andere nationale bepalingen die betrekking hebben op artikel 21, onder d), dan hoofdstuk 6, artikel 13, van de vreemdelingenwet, dat als volgt luidt:

„Elke persoon die een hotel, pension of andere commerciële overnachtingsplaats uitbaadt, moet garanderen dat vreemdelingen nadere gegevens over zichzelf verschaffen door persoonlijk een registratiekaart in te vullen en te ondertekenen. De nationale politieraad kan bepalingen vaststellen over de te verschaffen nadere gegevens.

De vreemdeling moet zijn/haar identiteit bewijzen door het voorleggen van een geldig identiteitsdocument.”.

IJSLAND

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de vreemdelingenwet nr. 96/2002, moet een onderdaan van een derde land, aan wie in IJsland een verblijfsvergunning is afgegeven, binnen een week na zijn aankomst, zijn aanwezigheid melden aan de autoriteiten. Dezelfde regel is van toepassing op een onderdaan van een derde land die voornemens is een verblijfsvergunning aan te vragen of die verplicht is er een te hebben.

NOORWEGEN

Deze kwestie wordt geregeld in artikel 23, lid 1, van de immigratiewet, betreffende de melding van aanwezigheid na het overschrijden van buitengrenzen, en dat luidt als volgt;

„Elke persoon die het rijk binnenkomt, moet zich onmiddellijk melden bij de paspoortcontrole of de dichtstbijzijnde politiepost.”.

Voorts heeft artikel 14, lid 1, van de immigratiewet betreffende melding bij de autoriteiten, betrekking op de verplichting voor vreemdelingen om hun aanwezigheid op het grondgebied te melden. Het bepaalt:

„Elke vreemdeling aan wie een werk- of verblijfsvergunning is toegekend voor binnenkomst, moet zich ten laatste na een week na binnenkomst melden bij de plaatselijke politie. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen die voornemens zijn een dergelijke vergunning aan te vragen of er een nodig hebben.”.