ISSN 1725-2474 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
51e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen |
|
|
ADVIEZEN |
|
|
Commissie |
|
2008/C 007/01 |
||
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2008/C 007/02 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Commissie |
|
2008/C 007/03 |
||
2008/C 007/04 |
||
2008/C 007/05 |
||
2008/C 007/06 |
||
2008/C 007/07 |
Samenvatting van de beschikking van de Commissie van 29 november 2006 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5700) ( 1 ) |
|
2008/C 007/08 |
||
2008/C 007/09 |
||
2008/C 007/10 |
||
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2008/C 007/11 |
Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun ( 1 ) |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK |
|
|
Commissie |
|
2008/C 007/12 |
||
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Commissie |
|
2008/C 007/13 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4963 — Rexel/Hagemeyer) ( 1 ) |
|
2008/C 007/14 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5029 — Sonepar/Rexel Germany) ( 1 ) |
|
2008/C 007/15 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4949 — Sonepar/Hagemeyer) ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
2008/C 007/16 |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
I Resoluties, aanbevelingen en adviezen
ADVIEZEN
Commissie
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/1 |
ADVIES VAN DE COMMISSIE
van 11 januari 2008
overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de sluiting van de kerncentrale van Oldbury in het Verenigd Koninkrijk
(Alleen de Engelse tekst is authentiek)
(2008/C 7/01)
Op 1 februari 2007 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag van de regering van het Verenigd Koninkrijk de algemene gegevens ontvangen betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de sluiting van de kerncentrale van Oldbury.
Op basis van deze gegevens brengt de Commissie na raadpleging van de groep van deskundigen het volgende advies uit:
1. |
De afstand tussen de installatie en de meest nabije grens met een andere lidstaat, in dit geval Frankrijk, is ongeveer 220 km. De tweede nabije lidstaat, Ierland, bevindt zich op een afstand van ongeveer 270 km. |
2. |
Bij de normale buitenbedrijfstellingswerkzaamheden veroorzaakt de lozing van gasvormige of vloeibare effluenten geen blootstelling aan straling die schadelijk is voor de gezondheid van inwoners van andere lidstaten. |
3. |
Bestraalde splijtstofelementen en vast laagactief afval worden eerst ter plaatse opgeslagen alvorens voor opwerking, respectievelijk opslag naar faciliteiten binnen het Verenigd Koninkrijk te worden vervoerd. Vast middelactief afval zal ter plaatste worden opgeslagen in afwachting van het besluit van de regering betreffende de keuze van een opbergingsfaciliteit voor de lange termijn. Niet-radioactieve vaste afvalstoffen en restmaterialen die in overeenstemming zijn met de vrijgaveniveaus zullen worden vrijgegeven voor verwijdering als gewone afvalstoffen of voor hergebruik of recycling. Daarbij zal steeds worden voldaan aan de vrijgavecriteria als neergelegd in de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking (Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad). |
4. |
In het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve effluenten ten gevolge van een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, resulteert de geplande wijziging niet in stralingsdoses in andere lidstaten die naar verwachting een effect kunnen hebben op de volksgezondheid. |
Concluderend is de Commissie van mening dat de uitvoering van het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de sluiting van de kerncentrale van Oldbury in het Verenigd Koninkrijk, zowel bij normale bedrijfsvoering als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, niet het risico doet ontstaan van radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/2 |
Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag
Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/02)
Datum waarop het besluit is genomen |
29.11.2007 |
||||
Nummer van de steunmaatregel |
NN 65/07 |
||||
Lidstaat |
Oostenrijk |
||||
Regio |
Wien |
||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Ludwig Boltzmann Institut für Krebsforschung (LBI) |
||||
Rechtsgrondslag |
Vertrag zur Einrichtung des Ludwig Boltzmann Institutes für Krebsforschung |
||||
Type maatregel |
Individuele steun |
||||
Doelstelling |
Onderzoek en ontwikkeling |
||||
Vorm van de steun |
Transactie op niet-marktconforme voorwaarden |
||||
Begrotingsmiddelen |
Totaal van de voorziene steun: 4,308 mln EUR |
||||
Maximale steunintensiteit |
80 % |
||||
Looptijd |
1.9.2005-31.8.2009 |
||||
Economische sectoren |
Beperkt tot de chemische en farmaceutische industrie |
||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/
Datum waarop het besluit is genomen |
13.11.2007 |
|||
Nummer van de steunmaatregel |
N 69/07 |
|||
Lidstaat |
Malta |
|||
Regio |
— |
|||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Venture Capital Fund (Tax Credit) regulations |
|||
Rechtsgrondslag |
Income Tax Act (CAP 123) Venture Capital Fund (Tax Credit) regulations |
|||
Type maatregel |
Steunregeling |
|||
Doelstelling |
Risicokapitaal |
|||
Vorm van de steun |
— |
|||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 1 mln MTL; totaal van de voorziene steun: 10,9 mln MTL |
|||
Maximale steunintensiteit |
— |
|||
Looptijd |
Tot 31.12.2016 |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
|||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/
Datum waarop het besluit is genomen |
27.11.2007 |
||||
Nummer van de steunmaatregel |
N 405/07 |
||||
Lidstaat |
Nederland |
||||
Regio |
Limburg |
||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Bioterials |
||||
Rechtsgrondslag |
Kaderwet EZ-subsidies; Algemene Wet Bestuursrecht; Algemene Subsidieverordening 2004; Nadere subsidieregels voor de bevordering van de economische ontwikkeling |
||||
Type maatregel |
Individuele steun |
||||
Doelstelling |
Onderzoek en ontwikkeling |
||||
Vorm van de steun |
Directe subsidie |
||||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: —; totaal van de voorziene steun: 1,5 mln EUR |
||||
Maximale steunintensiteit |
60 % |
||||
Looptijd |
— |
||||
Economische sectoren |
Beperkt tot de chemische en farmaceutische industrie |
||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/
Datum waarop het besluit is genomen |
3.10.2007 |
|||
Nummer van de steunmaatregel |
N 421/07 |
|||
Lidstaat |
Oostenrijk |
|||
Regio |
Wien |
|||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
ZIT08plus |
|||
Rechtsgrondslag |
Richtlinie ZIT08plus. Technologie- und Innovationsförderung in Wien 2008-2011 |
|||
Type maatregel |
Steunregeling |
|||
Doelstelling |
Innovatie, onderzoek en ontwikkeling, kleine- en middelgrote ondernemingen |
|||
Vorm van de steun |
Directe subsidie |
|||
Begrotingsmiddelen |
Totaal van de voorziene steun: 8,5 mln EUR |
|||
Maximale steunintensiteit |
80 % |
|||
Looptijd |
1.1.2008-31.12.2011 |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
|||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/
Datum waarop het besluit is genomen |
18.10.2007 |
||||||
Nummer van de steunmaatregel |
N 486/07 |
||||||
Lidstaat |
Oostenrijk |
||||||
Regio |
— |
||||||
Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde |
Richtlinien zur Förderung der wirtschaftlich-technischen Forschung und Technologieentwicklung — FTE-Richtlinien |
||||||
Rechtsgrondslag |
Bundesgesetz zur Förderung der Forschung und Technologieentwicklung — FTFG |
||||||
Type maatregel |
Steunregeling |
||||||
Doelstelling |
Onderzoek en ontwikkeling, innovatie, kleine- en middelgrote ondernemingen |
||||||
Vorm van de steun |
Directe subsidie |
||||||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 300 mln EUR; totaal van de voorziene steun: 2 100 mln EUR |
||||||
Maximale steunintensiteit |
100 % |
||||||
Looptijd |
2007-31.12.2013 |
||||||
Economische sectoren |
Alle sectoren |
||||||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
||||||
Andere informatie |
— |
De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
Commissie
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/6 |
Wisselkoersen van de euro (1)
11 januari 2008
(2008/C 7/03)
1 euro=
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,4792 |
JPY |
Japanse yen |
161,18 |
DKK |
Deense kroon |
7,4465 |
GBP |
Pond sterling |
0,7555 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,398 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,6312 |
ISK |
IJslandse kroon |
93,65 |
NOK |
Noorse kroon |
7,8185 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
25,908 |
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
HUF |
Hongaarse forint |
253,7 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,699 |
PLN |
Poolse zloty |
3,582 |
RON |
Roemeense leu |
3,6789 |
SKK |
Slowaakse koruna |
33,268 |
TRY |
Turkse lira |
1,7031 |
AUD |
Australische dollar |
1,6545 |
CAD |
Canadese dollar |
1,5082 |
HKD |
Hongkongse dollar |
11,5417 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,8822 |
SGD |
Singaporese dollar |
2,1191 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 386,82 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
10,1 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
10,742 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,35 |
IDR |
Indonesische roepia |
13 956,99 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,8207 |
PHP |
Filipijnse peso |
60,24 |
RUB |
Russische roebel |
36,048 |
THB |
Thaise baht |
43,725 |
BRL |
Braziliaanse real |
2,6004 |
MXN |
Mexicaanse peso |
16,1934 |
Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/7 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 418e bijeenkomst van 20 november 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR
(2008/C 7/04)
1. |
Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie gemaakte juridische beoordeling, met name met de juridische kwalificatie van de feiten als zijnde overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst. |
2. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot doel hebben de concurrentie te beperken. |
3. |
Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie betreffende de duur van de inbreuk, met name van 20 mei 1996 tot 28 november 2002. |
4. |
Het Adviescomité is het eens met de ontwerpbeschikking van de Europese Commissie wat betreft de adressaten van de beschikking, meer bepaald inzake het toeschrijven van de aansprakelijkheid aan de moedermaatschappijen van de betrokken concerns. |
5. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van de ontwerpbeschikking een boete moet worden opgelegd. |
6. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
7. |
Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt. |
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/8 |
Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR
(opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)
(2008/C 7/05)
De ontwerpbeschikking in bovenvermelde zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Deze zaak werd geopend na een verzoek om immuniteit door de Duitse onderneming Bayer AG in december 2002 en januari 2003, overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 20 juni 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (1) („de clementiemededeling”). Vervolgens werd op 27 maart 2003 een inspectie gehouden ten kantore van Dow Deutschland GmbH & Co. OHG (thans Dow Deutschland Anlagengesellschaft mbH).
Op 7 juni 2005 stelde de Commissie een eerste mededeling van punten van bezwaar vast. Een tweede mededeling van punten van bezwaar, ter vervanging van de eerste mededeling, werd op 6 april 2006 vastgesteld. Dit gebeurde onder meer wegens de volgende redenen: nieuw bewijsmateriaal dat was verstrekt in de antwoorden van de partijen op de mededeling van punten van bezwaar, en de noodzaak om bepaalde feitelijke en wettelijke omstandigheden, zoals de liquidatie van een van de oorspronkelijk adressaten en de toevoeging van een nieuwe adressaat, te verduidelijken.
In de tweede mededeling van punten van bezwaar was de Commissie voorlopig van mening dat de volgende 15 ondernemingen deelgenomen hadden aan een kartel, in strijd met artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.
— |
Bayer AG; |
— |
Dow Chemical Company, Dow Deutschland Inc, Dow Deutschland Anlagengesellschaft mbH en Dow Europe GmbH; |
— |
Eni SpA, Polimeri Europa SpA, en Syndial SpA; |
— |
Shell Petroleum N.V., Shell Nederland B.V. en Shell Nederland Chemie B.V.; |
— |
Unipetrol a.s. en Kaucuk a.s.; |
— |
Trade-Stomil Ltd; |
— |
Chemical Company Dwory SA. |
De adressaten van de mededelingen van punten van bezwaar kregen toegang tot het dossier in de vorm van een CD-ROM. Mondelinge verklaringen en daarmee verband houdende documenten, die in het kader van de clementiemededeling werden verstrekt, werden beschikbaar gesteld ten kantore van de Commissie. De partijen konden aantekeningen maken, naar bandopnames luisteren en/of door de Commissie gemaakte afschriften lezen, maar mochten geen kopieën maken van de betrokken documenten.
Verschillende partijen verzochten om een verlenging van de termijn om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar, hetgeen gedeeltelijk werd toegestaan. Alle partijen hebben binnen de termijn geantwoord.
Het antwoord van Bayer AG op de tweede mededeling van punten van bezwaar behelsde potentieel bezwarende, alsmede ontlastende elementen. Bijgevolg hebben alle partijen bij de procedure een afschrift van dit antwoord ontvangen en werden zij verzocht hun opmerkingen over de inhoud ervan te maken.
Het merendeel van de partijen verzocht om een mondelinge hoorzitting overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie. De hoorzitting werd gehouden op 22 juni 2006. Alle partijen, met uitzondering van Trade-Stomil Ltd, waren aanwezig op de hoorzitting.
In het licht van de aan de Commissie verstrekte schriftelijke en mondelinge verklaringen werd de in de mededeling van punten van bezwaar beschreven inbreuk aangepast: in het bijzonder werden de bezwaren tegen twee adressaten (Chemical Company Dwory SA en Syndial SpA) ingetrokken en werd de duur van de deelname aan het kartel voor drie andere partijen (Unipetrol a.s., Kaucuk a.s. en Trade-Stomil Ltd), verminderd.
Betrokkenheid van een derde partij
Op 22 december 2005 werd Manufacture Française des Pneumaticques Michelin (Michelin) toegelaten tot de procedure als een belanghebbende derde krachtens artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004. Dienovereenkomstig werd de onderneming in kennis gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure en werd zij verzocht haar standpunt kenbaar te maken, hetgeen zij heeft gedaan. Michelin was eveneens aanwezig op de mondelinge hoorzitting. Michelin werd vervolgens toegelaten als klaagster, op basis van een formele gemotiveerde klacht overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003, die werd ingediend op 12 mei 2006. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 ontving Michelin een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar en werd zij verzocht haar opmerkingen te maken. Michelin verstrekte haar opmerkingen bij brief van 15 november 2006.
Bij een aan mij gerichte brief van 9 november 2006 betwistten Syndial SpA en Polimeri Europa SpA, de status van Michelin als klaagster in de procedure, en stelden zij Michelins recht om een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar te ontvangen, in vraag. Bij brief van 10 november 2006 bevestigde ik Syndial SpA en Polimeri Europa SpA dat de Commissie besloten had Michelin de status van klaagster te verlenen op basis van een rechtmatig belang. Aangezien Michelin, als klaagster, het wettelijke recht heeft een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar te ontvangen, en aangezien het rechtmatige belang met betrekking tot de vertrouwelijkheid van Syndial en Polimeri in aanmerking was genomen door de diensten van de Commissie, deelde ik beide ondernemingen mee dat hun verzoek wat mij betreft geen verdere actie zou vereisen in deze zaak.
Naar mijn mening worden in de ontwerpbeschikking alleen de bezwaren behandeld ten aanzien waarvan de partijen hun opmerkingen hebben kunnen maken.
Naar mijn mening werd het recht van alle deelnemers aan de procedure in deze zaak om te worden gehoord, gerespecteerd.
Brussel, 22 november 2006.
Karen WILLIAMS
(1) PB C 45 van 19.2.2002, blz. 3.
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/10 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 419e bijeenkomst van 27 november 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR
(2008/C 7/06)
1. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten. |
2. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verhoging van het basisbedrag om ervoor te zorgen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat. |
3. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verhoging van het basisbedrag wegens verzwarende omstandigheden. |
4. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de mate van vermindering van de geldboeten op basis van de mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken. |
5. |
Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de uiteindelijke bedragen van de geldboeten. |
6. |
Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advioes wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
7. |
Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt. |
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/11 |
Samenvatting van de beschikking van de Commissie
van 29 november 2006
betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst
(Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5700)
(Alleen de teksten in de Engelse, Duitse, Italiaanse en Poolse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/07)
SAMENVATTING VAN DE INBREUK
(1) |
De adressaten van deze beschikking hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector van het synthetisch rubber, met betrekking tot twee producten:
|
(2) |
De belangrijkste kenmerken van de inbreuk waren: afspraken over richtprijzen voor de producten, de onderlinge verdeling van klanten door middel van niet-aanvalspacten en de uitwisseling van gevoelige commerciële informatie in verband met prijzen, concurrenten en klanten. |
ADRESSATEN EN DUUR VAN DE INBREUK
(3) |
De beschikking is geadresseerd aan 13 rechtspersonen (behorende tot 6 ondernemingen) die hebben deelgenomen aan de inbreuk (sommige rechtspersonen worden aansprakelijk gesteld als moederonderneming):
|
DE BR/ESBR-SECTOR
(4) |
Zowel BR als ESBR zijn synthetische-rubberproducten die voornamelijk worden gebruikt voor de productie van banden. Andere toepassingen zijn onder meer golfballen en schoenzolen. |
(5) |
Uit het onderzoek bleek dat het kartel de gehele of het grote merendeel van de EER bestreek. In 2001 bedroeg in de EER de gezamenlijke marktwaarde voor BR en ESBR samen ten minste 550 miljoen EUR. |
PROCEDURE
(6) |
In december 2002 en januari 2003 stelde de Duitse onderneming Bayer de Commissie in kennis van het bestaan van kartels voor BR en ESBR en maakte zij duidelijk dat zij met de Commissie wenste samen te werken overeenkomstig de clementiemededeling van 2002. In maart 2003 werd een inspectie uitgevoerd ten kantore van Dow. |
(7) |
Ongeveer 6 maanden na de inspectie diende Dow een verzoek in voor een vermindering van de geldboeten tussen 30 % en 50 %, hetgeen werd toegestaan. |
(8) |
Op 7 juni 2005 leidde de Commissie de procedure in deze zaak in, en richtte zij een eerste mededeling van punten van bezwaar aan de adressaten van de beschikking (met uitzondering van Unipetrol as), alsook aan Chemical Company Dwory S.A., Tavorex s.r.o en Syndial SpA. De mededeling van punten van bezwaar werd nooit gestuurd naar Tavorex s.r.o, wegens de liquidatie van die onderneming. Intussen werd de procedure tegen Tavorex s.r.o beëindigd. |
(9) |
Op 6 april 2006 werd een tweede mededeling van bezwaar aangenomen. Op 22 juni 2006 vond een mondelinge hoorzitting plaats. |
WERKING VAN HET KARTEL
(10) |
Volgens de Commissie geldt de kartelbijeenkomst van 20 mei 1996 als startdatum. De einddatum van het kartel wordt vastgesteld op 28 november 2002, de datum van de besprekingen tijdens welke besloten werd een einde te maken aan het kartel. |
(11) |
De concurrentiebeperkende overeenkomsten kwamen tot stand in de marge van de bijeenkomsten van de European Synthetic Rubber Association (ESRA). In het kader van enkele, maar niet alle ESRA-vergaderingen, gewoonlijk tijdens de maaltijden, aan de bar, op de weg naar het restaurant, in de hotelkamer van een van de deelnemers of in een speciaal gehuurde vergaderingsruimte, maakten de ondernemingen prijsafspraken over de producten in de vorm van richtprijzen of een prolongatie van de prijzen voor het volgende kwartaal, de onderlinge verdeling van klanten via niet-aanvalspacten en de uitwisseling van gevoelige commerciële informatie in verband met prijzen, concurrenten en klanten. |
GELDBOETEN
Basisbedrag
Zwaarte
(12) |
Rekening houdend met de zwaarte van de inbreuk, de weerslag ervan op de markt en de geografische omvang, moet de inbreuk als zeer ernstig worden aangemerkt. |
Gedifferentieerde behandeling
(13) |
Om rekening te houden met de verschillen in omzet van de zes ondernemingen op het gebied van BR en ESBR, werden de ondernemingen onderverdeeld in 5 groepen. |
(14) |
Eni en Bayer werden in de eerste categorie geplaatst. Dow kwam in de tweede categorie, Shell in de derde categorie. Unipetrol ging naar de vierde categorie, terwijl Stomil in de vijfde categorie werd geplaatst. |
Voldoende afschrikkende werking
(15) |
Om het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat, acht de Commissie het passend een vermenigvuldigingsfactor toe te passen op de opgelegde boeten. Op basis van de omzetcijfers van de adressaten in het recentste boekjaar dat aan de beschikking voorafgaat, worden in de beschikking de volgende vermenigvuldigingsfactoren toegepast: Shell (3), Enichem (2), Dow (1,75), en Bayer (1,5). |
Duur
(16) |
Er zullen individuele vermenigvuldigingsfactoren van 10 % per volledig jaar en 5 % voor elke periode van 6 maanden of meer, worden toegepast afhankelijk van de duur van de door elke rechtspersoon gepleegde inbreuk, zoals vermeld in punt 3 a) tot en met f) hierboven. Voor Dow is de van de duur afhankelijke vermenigvuldigingsfactor kleiner, omdat de onderneming tijdens de eerste drie jaren van de inbreuk niet in het bezit was van de BR/ESBR-activiteiten die zij van Shell in 1999 had overgenomen, en omdat Shell voor deze periode reeds een boete opgelegd krijgt. |
Verzwarende omstandigheden
Recidive
(17) |
Op het moment dat de inbreuk plaatsvond, waren Bayer, Enichem en Shell reeds veroordeeld in het kader van eerdere verbodsbeschikkingen van de Commissie wegens kartelactiviteiten (1). Dit rechtvaardigt een verhoging van het basisbedrag van de deze ondernemingen opgelegde boeten met 50 %. |
Verzachtende omstandigheden
(18) |
Verschillende ondernemingen riepen enkele of alle van de volgende verzachtende omstandigheden in: samenwerking buiten de clementiemededeling en/of het niet toepassen van de regels. Deze aanspraken werden alle verworpen omdat zij ongegrond waren. |
(19) |
Hoewel Shell geen formeel clementieverzoek heeft ingediend, werd haar samenwerking beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van de clementiemededeling van 2002. |
Toepassing van het omzetplafond van 10 %
(20) |
De boete voor Stomil wordt verminderd rekening houdend met het plafond van 10 % van de totale wereldwijde omzet zoals vastgesteld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003. |
Toepassing van de clementiemededeling van 2002
Immuniteit
(21) |
Bayer heeft als eerste de Commissie op 20 december 2002 en 14 januari 2003 in kennis gesteld van het bestaan van een kartel voor BR en ESBR. Op 5 februari 2003 verleende de Commissie Bayer voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten overeenkomstig punt 8 a) van de clementiemededeling. Bayer heeft, gedurende de gehele administratieve procedure van de Commissie, onafgebroken en zonder dralen haar volledige medewerking verleend en de Commissie alle bewijsmateriaal ter beschikking gesteld waarover zij met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk kon beschikken. Bayer heeft haar betrokkenheid bij de vermoedelijke inbreuk uiterlijk beëindigd op het tijdstip waarop zij haar bewijsmateriaal overeenkomstig de clementiemededeling heeft ingediend en heeft andere ondernemingen niet tot deelname aan de inbreuk gedwongen. Derhalve komt Bayer in aanmerking voor een volledige immuniteit tegen geldboeten en krijgt zij geen boete. |
Punt 23 b), eerste streepje (vermindering van 30 tot 50 %)
(22) |
Dow was de eerste onderneming die voldeed aan de voorwaarden van punt 21 van de clementiemededeling, aangezien zij de Commissie bewijsmateriaal heeft verstrekt dat een significante toegevoegde waarde had vergeleken met het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, ten tijde van de indiening ervan, en omdat Dow voor zover de Commissie weet, haar betrokkenheid bij de inbreuk uiterlijk en definitief heeft beëindigd op het tijdstip waarop zij het bewijsmateriaal indiende. Zij kwam derhalve overeenkomstig punt 23 b), eerste streepje, in aanmerking voor een vermindering van 30 % tot 50 % van de geldboete die zou zijn opgelegd, indien zij geen medewerking had verleend. Dow kreeg een vermindering van 40 % van de geldboete. |
Punt 23 b), tweede streepje (vermindering van 20 tot 30 %)
(23) |
In haar antwoord op de eerste mededeling van punten van bezwaar heeft Shell erkend dat de door de Commissie aangehaalde feiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, en wees zij op een beperkt aantal aanvullende feitelijke omstandigheden. Hoewel er geen formeel clementieverzoek werd ingediend, stelt de Commissie voor de medewerking van Shell te beoordelen overeenkomstig de voorwaarden van de clementiemededeling van 2002. |
(24) |
In de beschikking wordt opgemerkt dat, ten tijde van Shells medewerking, de verstrekte informatie geen aanzienlijk toegevoegde waarde had ten opzichte van het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, aangezien de Commissie reeds in staat was de inbreuk in al haar belangrijkste elementen te bewijzen. |
(25) |
Op basis van het voorgaande wordt in de beschikking vastgesteld dat Shell geen recht heeft op een vermindering van de geldboete wegens de verleende medewerking. |
BESCHIKKING
(26) |
Voor de in de beschikking beschreven inbreuken worden de volgende geldboeten opgelegd:
|
(27) |
De adressaten van de beschikking worden gelast onmiddellijk een einde te maken aan de in de beschikking beschreven inbreuk, voor zover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij dienen zich voortaan te onthouden van iedere in de beschikking beschreven handeling of gedraging, alsook van iedere handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft. |
(1) Het gaat onder meer om de volgende beschikkingen: Wat Shell en Enichem betreft: Beschikking 86/398/EEG van de Commissie van 23 april 1986 (Polypropyleen) (PB L 230 van 18.8.1986, blz. 1), Beschikking 94/599/EG van de Commissie van 27 juli 1994 (PVC II) (PB L 239 van 14.9.1994, blz. 14). Wat Bayer betreft: Beschikking 2002/742/EG van de Commissie van 5 december 2001 (Citroenzuur) (PB L 239 van 6.9.2002, blz. 18).
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/15 |
Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op de 404e bijeenkomst van 13 maart 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak COMP/38.173 — Gezamenlijke verkoop van de mediarechten aan de FA Premier League
(2008/C 7/08)
1. |
De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de gezamenlijke verkoop van de media-exploitatierechten door de Engelse Football Association Premier League mededingingsbezwaren doet rijzen uit hoofde van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en dat de procedure in deze zaak kan worden beëindigd met een beschikking op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad. Een minderheid is het daarmee niet eens. |
2. |
De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de verbintenissen van de Football Association Premier League voor meer concurrentie bij de verkoop van Premier League-rechten, en voor een doorzichtige en niet-discriminerende verkoopprocedure zorgen; ervoor zorgen dat niet alle „live-TV-rechten” exclusief door één koper verworven kunnen worden; dat de toegang tot de inhoud voor de televisie-, radio- en nieuwe media-exploitanten wordt verbeterd; en dat alle rechten beschikbaar worden gesteld op de markt. Een minderheid is het daarmee niet eens. |
3. |
De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de Commissie dat — in het licht van de door de Football Association Premier League gedane verbintenissen — er niet langer gronden voor een optreden van de Commissie bestaan, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003. Een minderheid is het daarmee niet eens. |
4. |
De meerderheid van het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de verbintenissen bindend zijn voor de Football Association Premier League voor een periode van zes jaar of twee contractrondes, d.w.z. tot 30 juni 2013. Een minderheid is het daarmee niet eens. |
5. |
De meerderheid van het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. Een minderheid is het daarmee niet eens. |
6. |
Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt. |
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/16 |
Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/38.173 — Gezamenlijke verkoop van de mediarechten aan de FA Premier League
(opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)
(2008/C 7/09)
De overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad aan de Commissie voorgelegde ontwerpbeschikking heeft betrekking op de verkoop van mediarechten op de voetbalwedstrijden van de Engelse Premier League. De mediarechten worden door de Football Association Premier League Ltd (FAPL) verkocht namens de clubs die lid zijn van de Premier League.
Op 23 juni 2001 stelde de Commissie ambtshalve een onderzoek in naar de gezamenlijke verkoop, door de FAPL, van de mediarechten op voetbalwedstrijden van de Premier League. Op 21 juni 2002 heeft de FAPL, overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van Verordening nr. 17/62, de op dat moment geldende regelgeving, delen van haar statuten betreffende de gezamenlijke verkoop van de Premier League-mediarechten aangemeld, om een negatieve verklaring, subsidiair, een individuele vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag te verkrijgen.
In haar aan de FAPL gerichte mededeling van punten van bezwaar van 17 december 2002 formuleerde de Commissie bezwaren over de verenigbaarheid met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag van de horizontale gezamenlijke verkoopregelingen die de voetbalclubs in de Premier League hebben opgezet, en concludeerde zij dat de regelingen niet voldeden aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag.
Voor de doeleinden van de beschikking ter zake, wordt deze mededeling van punten van bezwaar thans beschouwd als een voorlopige beoordeling in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003.
In haar formeel antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van 18 maart 2003, ontkende de FAPL dat de regelingen de concurrentie zouden beperken. Zij zag af van haar recht op een mondelinge hoorzitting. Een aantal derden die een voldoende belang hadden aangetoond, werden tot de procedure toegelaten. Na besprekingen met de diensten van de Commissie heeft de FAPL in december 2003 een voorlopige reeks verbintenissen voorgelegd.
Op 30 april 2004 publiceerde de Commissie overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17/62 een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin zij belanghebbende ondernemingen verzocht hun opmerkingen over deze aanmelding te maken. In antwoord daarop werden een aantal opmerkingen ontvangen, die de doeltreffendheid van de door de FAPL voorgestelde verbintenissen voor het grootste deel niet bevestigden.
Als gevolg van de inwerkingtreding op 1 mei 2004 van Verordening (EG) nr. 1/2003, verviel het door de FAPL gedane verzoek overeenkomstig artikel 34 van deze verordening, maar de reeds verrichte procedurehandelingen bleven met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2003, effect sorteren.
Naar aanleiding van de opmerkingen van derden op de bekendmaking overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17/62 en verdere besprekingen tussen de Commissie en de FAPL, werd in november 2005 een bijgewerkte reeds verbintenissen voorgesteld.
De Commissie is thans tot de conclusie gekomen dat, gelet op de door de FAPL aangeboden verbintenissen in antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, zoals later gewijzigd om rekening te houden met de relevante opmerkingen van belanghebbende derden, en onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, er voor de Commissie niet langer gronden voor optreden bestaan.
Bij een beschikking krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt er geen schending van de mededingingsregels vastgesteld, maar stemmen de partijen ermee in om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie in haar voorlopige beoordeling heeft geformuleerd. Bij dit proces is er bereidheid van beide zijden om de administratieve en wettelijke vereisten die inherent zijn aan een volledig onderzoek van een vermeende inbreuk, te vereenvoudigen. Dit is de reden waarom in twee reeds door het college gegeven beschikkingen (1) werd aangenomen dat de eerlijke rechtsgang wordt gerespecteerd wanneer de partijen de Commissie ervan in kennis stellen dat zij voldoende toegang gekregen hebben tot de informatie die zij nodig hadden om toezeggingen voor te stellen die aan de bezorgdheden van de Commissie tegemoet konden komen.
Deze zaak werd op dezelfde manier behandeld, daar de FAPL op 2 maart 2006 de Commissie in dit verband een verklaring heeft overgelegd.
Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten om te worden gehoord, zijn gerespecteerd.
Brussel, 14 maart 2006.
Karen WILLIAMS
(1) Zie beschikking van 22 juni 2005 in Zaak COMP/39.116 — Coca-Cola en beschikking van 19 januari 2005 in Zaak COMP/37.214 — DFB.
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/18 |
Samenvatting van de beschikking van de Commissie
van 22 maart 2006
betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag
(Zaak COMP/38.173 — Gezamenlijke verkoop van de mediarechten aan de FA Premier League)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 868)
(Alleen de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(2008/C 7/10)
Op 22 maart 2006 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking, rekening houdend met het rechtmatig belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van DG Concurrentie op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/comm/competition/antitrust/cases/index/by_nr_76.html#i38_173
(1) |
De beschikking heeft betrekking op de Football Association Premier League Limited (FAPL). Het voorwerp van de procedure zijn de horizontale gezamenlijke verkoopregelingen die de voetbalclubs in de Premier League hebben opgezet om de mediarechten op voetbalwedstrijden van de Premier League in het Verenigd Koninkrijk te exploiteren. |
(2) |
Na een voorlopige beoordeling was de Commissie van mening dat bepaalde aspecten van deze horizontale gezamenlijke verkoopregelingen bezwaren opriepen wat betreft hun verenigbaarheid met artikel 81, lid 1, van het Verdrag en dat de regelingen niet voldeden aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. |
(3) |
Naar aanleiding van de voorlopige beoordeling heeft de FAPL verbintenissen aangeboden, die later werden gewijzigd om rekening te houden met de relevante opmerkingen van belanghebbende derden. De Commissie is van mening dat deze verbintenissen thans volstaan om de uit haar voorlopige beoordeling en de opmerkingen van belanghebbende derden naar voren gekomen concurrentieproblemen uit de weg te ruimen. |
(4) |
De verbintenissen zorgen voor meer concurrentie bij de verkoop van Premier League-rechten, en voor een doorzichtige en niet-discriminerende verkoopprocedure; zij bepalen voorts dat niet alle „live-TV-rechten” exclusief door één koper verworven kunnen worden; zij verbeteren de toegang tot de inhoud voor de televisie-, radio- en nieuwe media-exploitanten; en zorgen ervoor dat alle rechten beschikbaar worden gesteld op de markt. |
(5) |
In de beschikking wordt geconcludeerd dat, gezien de door de FAPL aangeboden verbintenissen, zoals gewijzigd om rekening te houden met de relevante opmerkingen van belanghebbende derden, er voor de Commissie niet langer gronden bestaan om op te treden in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 en dat, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, de procedure beëindigd dient te worden. |
(6) |
De verbintenissen zijn verbindend voor de FAPL en betreffen het op de markt brengen, de verkoop en de exploitatie van Premier League-rechten gedurende zes seizoenen, met ingang van het seizoen 2007/2008. |
(7) |
Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities bracht op 13 maart 2006 een gunstig advies uit. |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/19 |
Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/11)
Nummer van de steunmaatregel |
XT 99/07 |
|||
Lidstaat |
Italië |
|||
Regio |
— |
|||
Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt |
Invito per la realizzazione di attività di formazione continua a sostegno del Mezzogiorno |
|||
Rechtsgrondslag |
Art. 118 della legge 19 dicembre 2000, n. 388 (GU 302 del 29 dicembre 2000) Art. 48 della legge 27 dicembre 2002, n. 289 (GU 305 del 31 dicembre 2002) Art. 1, comma 151, della legge 30 dicembre 2004, n. 311 (GU 306 del 31 dicembre 2004) Art. 13, comma 13, del decreto legge 14 marzo 2005, n. 35, convertito nella legge 14 maggio 2005, n. 80 (GU 111 del 14 maggio 2005) |
|||
Type maatregel |
Steunregeling |
|||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 1 mln EUR; totaal van de voorziene steun: — |
|||
Maximale steunintensiteit |
In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening |
|||
Datum van tenuitvoerlegging |
22.10.2007 |
|||
Looptijd |
31.12.2008 |
|||
Doelstelling |
Algemene opleiding; specifieke opleiding |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren komen in aanmerking voor opleidingssteun |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
Nummer van de steunmaatregel |
XT 100/07 |
|||
Lidstaat |
Italië |
|||
Regio |
— |
|||
Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt |
Invito per la realizzazione di attività di formazione continua per specifiche aree di intervento |
|||
Rechtsgrondslag |
Art. 118 della legge 19 dicembre 2000, n. 388 (GU 302 del 29 dicembre 2000) Art. 48 della legge 27 dicembre 2002, n. 289 (GU 305 del 31 dicembre 2002) Art. 1, comma 151, della legge 30 dicembre 2004, n. 311 (GU 306 del 31 dicembre 2004) Art. 13, comma 13, del decreto legge 14 marzo 2005, n. 35, convertito nella legge 14 maggio 2005, n. 80 (GU 111 del 14 maggio 2005) |
|||
Type maatregel |
Steunregeling |
|||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 5,367285 mln EUR; totaal van de voorziene steun: — |
|||
Maximale steunintensiteit |
In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening |
|||
Datum van tenuitvoerlegging |
22.10.2007 |
|||
Looptijd |
31.12.2008 |
|||
Doelstelling |
Algemene opleiding; specifieke opleiding |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren komen in aanmerking voor opleidingssteun |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
Nummer van de steunmaatregel |
XT 101/07 |
|||
Lidstaat |
Italië |
|||
Regio |
— |
|||
Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt |
Invito per la realizzazione di attività di formazione continua —– Priorità regionali |
|||
Rechtsgrondslag |
Art. 118 della legge 19 dicembre 2000, n. 388 (GU 302 del 29 dicembre 2000) Art. 48 della legge 27 dicembre 2002, n. 289 (GU 305 del 31 dicembre 2002) Art. 1, comma 151, della legge 30 dicembre 2004, n. 311 (GU 306 del 31 dicembre 2004) Art. 13, comma 13, del decreto legge 14 marzo 2005, n. 35, convertito nella legge 14 maggio 2005, n. 80 (GU 111 del 14 maggio 2005) |
|||
Type maatregel |
Steunregeling |
|||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 13,41822 mln EUR; totaal van de voorziene steun: — |
|||
Maximale steunintensiteit |
In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening |
|||
Datum van tenuitvoerlegging |
22.10.2007 |
|||
Looptijd |
31.12.2008 |
|||
Doelstelling |
Algemene opleiding; specifieke opleiding |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren komen in aanmerking voor opleidingssteun |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK
Commissie
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/21 |
Bericht van gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand
(2008/C 7/12)
De Commissie heeft op eigen initiatief besloten tot gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, dat op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”) werd geopend. De heropening betreft uitsluitend het onderzoek naar dumping door één producent/exporteur, namelijk Kuiburi Fruit Canning Co., Limited („Kuiburi” of „de onderneming”).
1. Product
Bij het betrokken product gaat het om suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, gewoonlijk ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30, en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, gewoonlijk ingedeeld onder GN-code ex 2005 80 00, van oorsprong uit Thailand.
2. Bestaande maatregelen
Momenteel geldt voor Kuiburi een definitief antidumpingrecht dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 682/2007 van de Raad (2) betreffende de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Thailand.
3. Motivering van het nieuwe onderzoek
De commissie acht het noodzakelijk de factoren op grond waarvan het antidumpingrecht op het betrokken product bij Verordening (EG) nr. 682/2007 ten aanzien van de onderneming is ingesteld, opnieuw te beoordelen naar aanleiding van het verzoekschrift dat de onderneming op 30 augustus 2007 in zaak T-330/07 bij het Gerecht van eerste aanleg heeft ingediend.
Onverminderd het standpunt dat de communautaire instellingen zullen innemen indien de indiener van het verzoekschrift doorgaat met deze zaak, merkt de Commissie op dat de indiener tijdens de procedure de enige niet in de steekproef opgenomen producent/exporteur was die een volledig ingevulde vragenlijst heeft ingediend en zodoende alle nodige informatie in de zin van artikel 17, lid 3, van de basisverordening heeft verstrekt.
4. Procedure
De Commissie heeft na raadpleging van het Raadgevend Comité besloten dat de gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek gerechtvaardigd is. Daarom gaat zij over tot gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, dat op grond van artikel 5 van de basisverordening bij in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd bericht (3) werd geopend.
De Commissie zal de door Kuiburi tijdens de oorspronkelijke antidumpingprocedure ingediende informatie onderzoeken.
Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en informatie en bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 5, onder a), van dit bericht vermelde termijn ontvangen.
Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 5, onder b), van dit bericht vermelde termijn worden ingediend.
5. Termijnen
a) Om zich kenbaar te maken en informatie te verstrekken
Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.
b) Om een mondeling onderhoud aan te vragen
Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.
6. Schriftelijke opmerkingen en correspondentie
Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en/of telexnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer: J-79 4/23 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
7. Niet-medewerking
Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.
8. Tijdschema voor het onderzoek
Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening in principe binnen 12 maanden, maar niet later dan 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.
9. Verwerking van persoonsgegevens
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).
10. Hoorder
Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen over procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 159 van 20.6.2007, blz. 14.
(3) PB C 75 van 28.3.2006, blz. 6.
(4) Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad (PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1) en artikel 12 van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.
(5) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Commissie
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/23 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.4963 — Rexel/Hagemeyer)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/13)
1. |
Op 4 januari 2008 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). Daarin is medegedeeld dat Rexel SA („Rexel”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over de activiteiten van Hagemeyer N.V. („Hagemeyer”, Nederland) in de volgende EER-staten: België, de Tsjechische Republiek, Duitsland (behalve voor zes branches), Estland, Finland, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, alsmede in Rusland, en over de internationale Agencies and Consumer Electronics-activiteiten („ACE-divisie”) van Hagemeyer, via een openbaar bod, bekendgemaakt op 21 december 2007. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van deze voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.4963 — Rexel/Hagemeyer, aan onderstaand adres worden gezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/24 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.5029 — Sonepar/Rexel Germany)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/14)
1. |
Op 4 januari 2008 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). Daarin is medegedeeld dat Sonepar SA („Sonepar”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over alle bedrijfsactiviteiten van Rexel SA in Duitsland en Luxemburg („Rexel Duitsland”) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van deze voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5029 — Sonepar/Rexel Germany, aan onderstaand adres worden gezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/25 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak COMP/M.4949 — Sonepar/Hagemeyer)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/15)
1. |
Op 7 januari 2008 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). Daarin is medegedeeld dat Sonepar SA („Sonepar”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over alle bedrijfsactiviteiten van Hagemeyer N.V. („Hagemeyer”, Nederland) in Oostenrijk, Zweden en een klein deel van haar activiteiten in Duitsland, door de verwerving van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van deze voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.4949 — Sonepar/Hagemeyer, aan onderstaand adres worden gezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
Rectificaties
12.1.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/26 |
Rectificatie van de beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor werkgelegenheid
( Publicatieblad van de Europese Unie C 239 van 11 oktober 2007 )
(2008/C 7/16)
Op bladzijde 6 wordt steunmaatregel XE 25/07 als volgt gelezen:
„Nummer van de steunmaatregel |
XE 25/07 |
|||
Lidstaat |
Spanje |
|||
Regio |
Asturias |
|||
Benaming van de steunregeling |
Subvenciones a las Unidades de Apoyo a la Actividad Profesional de los Centros Especiales de Empleo |
|||
Rechtsgrondslag |
Real Decreto no 469/2006, de 21 de abril (B.O.E. de 22 de abril), por el que se regulan las Unidades de Apoyo a la Actividad Profesional en el marco de los Servicios de Ajuste Personal y Social de los Centros Especiales de Empleo; Bases reguladoras de la concesión de subvenciones a las Unidades de Apoyo a la Actividad Profesional de los Centros Especiales de Empleo aprobadas por Resolución del Servicio Público de Empleo del Principado de Asturias de 25 de septiembre de 2007 (Boletín Oficial del Principado de Asturias de 16 de octubre de 2007). |
|||
Begrotingsmiddelen |
Voorziene jaarlijkse uitgaven: 0,56 mln EUR |
|||
Maximale steunintensiteit |
In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van de verordening |
|||
Datum van tenuitvoerlegging |
1.10.2007 |
|||
Duur van de regeling |
30.9.2008 |
|||
Doelstelling |
Artikel 6: Tewerkstelling van gehandicapte werknemers |
|||
Economische sectoren |
Alle sectoren van de Gemeenschap (1)komen in aanmerking voor werkgelegenheidssteun |
|||
Naam en adres van de steunverlenende autoriteit |
|
(1) Met uitzondering van de scheepsbouwsector en andere sectoren waarvoor in verordeningen en richtlijnen bijzondere regels betreffende alle staatssteun in de sector zijn vastgesteld.”.