ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 145

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

50e jaargang
30 juni 2007


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen, richtsnoeren en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Raad

2007/C 145/01

Resolutie van de Raad van 25 juni 2007 over een nieuwe communautaire strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk (2007-2012)

1

 

II   Mededelingen

 

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

 

Europees Parlement
Raad
Commissie

2007/C 145/02

Gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure (artikel 251 van het EG-Verdrag)

5

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 145/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4693 — Veolia/Sulo) ( 1 )

10

2007/C 145/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4663 — voestalpine/Böhler-Uddeholm) ( 1 )

10

2007/C 145/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.4704 — Bridgepoint/Gambro Healthcare) ( 1 )

11

2007/C 145/06

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

12

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 145/07

Wisselkoersen van de euro

14

 

INITIATIEVEN VAN DE LIDSTATEN

2007/C 145/08

Bindende tariefinlichtingen

15

2007/C 145/09

Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 90/396/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake gastoestellen ( 1 )

20

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2007/C 145/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.4771 — Veritas/Golden Gate/Goldman Sachs/Aeroflex) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen, richtsnoeren en adviezen

RESOLUTIES

Raad

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/1


RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 25 juni 2007

over een nieuwe communautaire strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk (2007-2012)

(2007/C 145/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op de mededeling van de Commissie van 21 februari 2007 inzake de verbetering van de arbeidskwaliteit en -productiviteit: een communautaire strategie 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die deel uitmaakt van een van de doelstellingen van de Europese Sociale Agenda,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van artikel 137 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is een aanzienlijke hoeveelheid communautaire wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk aangenomen.

(2)

De kwaliteit van arbeid omvat niet alleen een belangrijke menselijke, maar ook een economische dimensie, en de lidstaten in de Lissabonstrategie hebben erkend dat een beleid inzake gezondheid en veiligheid een belangrijke bijdrage levert aan economische groei en werkgelegenheid.

(3)

Het Europees sociaal model is gebaseerd op goede economische prestaties, op een hoog niveau van sociale bescherming en onderwijs, alsmede op de sociale dialoog, en houdt derhalve de verbetering van de kwalitatieve aspecten van het werk in, met name wat de gezondheid en de veiligheid op het werk betreft.

(4)

De EU moet het concurrentievermogen van de ondernemingen in het licht van de demografische ontwikkelingen versterken, met inachtneming van de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 maart 2001 in Stockholm, de Europese Raad van 15 en 16 maart 2002 in Barcelona en de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 in Brussel.

(5)

De nieuwe communautaire strategie moet verdere vooruitgang aanmoedigen door voort te bouwen op de dynamiek van de vorige communautaire strategie 2002-2006 voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die stoelde op een brede aanpak van welzijn op het werk en heeft geleid tot nieuwe impulsen voor het preventiebeleid en tot aanzienlijke verbeteringen.

(6)

De uitvoering van de bestaande wetgeving blijft een van de belangrijkste verplichtingen voor alle lidstaten om de totstandbrenging van een gezonde en veilige werkomgeving te stimuleren.

(7)

De cijfers voor arbeidsongevallen en het vóórkomen van beroepsziekten, die per lidstaat verschillen, zijn in absolute termen in sommige sectoren en voor sommige categorieën werknemers nog steeds te hoog, en het is derhalve belangrijk dat deze situatie met de nieuwe strategie wordt verholpen,

HEEFT DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN:

I.

1.

De Raad neemt nota van het standpunt van de Commissie dat met het oog op een permanente, duurzame en consequente vermindering van arbeidsongevallen en beroepsziekten, de betrokken actoren een reeks doelstellingen moeten nastreven, waaronder:

a)

verhoogde aandacht voor de uitvoering van communautaire wetgeving;

b)

bevordering van de naleving van communautaire wetgeving, met name in zogenaamde risicosectoren en -ondernemingen en voor de kwetsbaarste categorieën werknemers;

c)

aanpassing van het rechtskader aan veranderingen op de arbeidsplaats en vereenvoudiging ervan;

d)

bevordering van de ontwikkeling en uitvoering van nationale strategieën;

e)

totstandbrenging van een algemene cultuur waarin groot belang wordt gehecht aan preventieve gezondheidszorg en risicopreventie, door veranderingen in het gedrag van werknemers aan te moedigen, en tegelijkertijd de werkgevers ertoe aan te zetten om voor gezondheidsgerichte benaderingen te kiezen;

f)

de laatste hand te leggen aan de methoden om nieuwe potentiële risico's in kaart te brengen en te evalueren;

g)

de uitvoering van de communautaire strategie te beoordelen;

h)

bevordering van de gezondheid en veiligheid op het werk op internationaal niveau.

2.

De Raad wijst op het oordeel van de Commissie dat er voor de verwezenlijking van deze doelstellingen verder werk moet worden gemaakt van een algemene aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende actiegebieden:

a)

De prioriteit in de nationale strategieën moet liggen bij de uitvoering van een reeks acties die ervoor zorgen dat de wetgeving goed wordt nageleefd, met name in het MKB en in de risicosectoren:

de lokale verspreiding van goede praktijken;

opleiding en onderwijs;

de ontwikkeling van eenvoudige hulpmiddelen en richtsnoeren;

een betere toegang tot preventiediensten van hoge kwaliteit;

passende financiële en personele middelen voor de arbeidsinspecties;

het gebruik van economische stimuleringsmaatregelen op nationaal en communautair niveau.

In deze strategieën moeten in voorkomend geval, en overeenkomstig de nationale prioriteiten en omstandigheden, met name de demografische ontwikkeling, de preventieve doeltreffendheid van het gezondheidstoezicht, de rehabilitatie en herintegratie van werknemers, een betere en doeltreffender handhaving en de versterking van de samenhang in het beleid aan bod komen.

b)

Met nationale strategieën moet worden getracht meetbare doelstellingen vast te stellen voor het terugdringen van arbeidsongevallen en beroepsziekten voor bepaalde categorieën van werknemers en types van bedrijven en/of sectoren.

c)

De verbetering van het bestuurlijke en institutionele regelgevingskader blijft een belangrijke prioriteit op nationaal en communautair niveau, en evaluatie moet hierbij een belangrijke rol spelen.

d)

De samenhang van de betrokken beleidsterreinen, zoals volksgezondheid en werkgelegenheid, met het beleid voor gezondheid en veiligheid op het werk moet worden versterkt.

e)

Er moet meer onderzoek worden verricht naar nieuwe en bestaande risico's op de werkplek op gebieden als:

psychosociale klachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat,

gevaarlijke stoffen, risico's voor de voortplanting en risico's ten gevolge van nieuwe technologieën, bijvoorbeeld nanotechnologieën,

risico's die te wijten zijn aan nieuwe organisatievormen van het arbeidsproces, en

het beheer van de gezondheid en veiligheid,

met inachtneming van genderaspecten.

f)

De werkplek moet zo worden ingericht dat de inzetbaarheid van werknemers gedurende hun hele beroepsleven wordt gewaarborgd. Tegelijkertijd moet de werkplek worden aangepast aan de individuele behoeften van oudere en gehandicapte werknemers.

g)

Wijzigingen in gedragspatronen met betrekking tot veiligheid en gezondheid op het werk moeten worden aangemoedigd op alle onderwijsniveaus en op alle gebieden.

h)

Er moeten verder nieuwe instrumenten worden ontwikkeld om de vorderingen en inspanningen van alle actoren, zowel op nationaal als op Europees niveau, te meten, met name door gebruik te maken van de methode van het scorebord.

i)

De internationale samenwerking moet worden opgevoerd en er moet verder actief worden samengewerkt met de Internationale Arbeidsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en andere internationale organisaties.

II.

De Raad:

1.

is ingenomen met de mededeling van de Commissie over haar nieuwe communautaire strategie 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk;

2.

is van mening dat die mededeling een nuttig kader biedt om op communautair niveau op doeltreffende wijze uitvoering te blijven geven aan artikel 137 van het EG-Verdrag;

3.

deelt het standpunt van de Commissie dat door gezondheid en veiligheid op het werk niet alleen het leven en de gezondheid van de werknemers wordt beschermd en hun motivatie wordt verhoogd, maar dat hierdoor tevens een essentiële bijdrage wordt geleverd om het concurrentievermogen en de productiviteit van het bedrijfsleven te verbeteren en de socialezekerheidsstelsels betaalbaar te houden door de sociale en economische kosten als gevolg van arbeidsongevallen, incidenten op het werk en beroepsziekten terug te dringen;

4.

benadrukt dat collectieve beschermingsmaatregelen en de bestrijding van risico's bij de bron fundamentele preventiebeginselen zijn;

5.

is van oordeel dat het communautaire beleid inzake gezondheid en veiligheid op het werk, dat stoelt op een brede aanpak van welzijn op het werk, ten doel moet hebben arbeidsongevallen en beroepsziekten op permanente, duurzame en consequente wijze te verminderen;

6.

steunt de Commissie bij haar streven om de incidentie van arbeidsongevallen op communautair niveau met 25 % te verlagen, rekening houdend met de ervaringen, de omstandigheden en de mogelijkheden van de lidstaten;

7.

benadrukt dat:

a)

het belang moet worden erkend van goede arbeidsomstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, d.w.z. werknemersrechten en medezeggenschap, gelijke kansen, bescherming van veiligheid en gezondheid en een gezinsvriendelijke organisatie van het werk;

b)

rekening dient te worden gehouden met nieuwe uitdagingen zoals demografische ontwikkelingen en de vergrijzing van de beroepsbevolking, nieuwe ontwikkelingen in de werkgelegenheid en nieuwe en toenemende migrantenstromen naar en binnen Europa;

c)

voor een modern en effectief rechtskader voor gezondheid en veiligheid op het werk moet worden gezorgd;

een deugdelijke uitvoering van communautaire wetgeving moet worden gewaarborgd;

de communautaire wetgeving moet worden vereenvoudigd zonder het reeds bestaande niveau van bescherming te verlagen;

de communautaire wetgeving moet worden aangepast aan veranderingen op de werkplek;

d)

de betrokkenen meer bewust moeten worden gemaakt van de noodzaak van rehabilitatie en herintegratie van werknemers die als gevolg van een arbeidsongeval, een beroepsziekte of een handicap lang niet hebben kunnen werken;

e)

er aanvullende inspanningen, met inbegrip van economische stimulansen, moeten worden geleverd teneinde gedragspatronen te veranderen met het oog op een meer participatief, geïntegreerd beheer van gezondheid en veiligheid in ondernemingen;

f)

het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk moet worden verzocht de uitwisseling van informatie en goede praktijken te bevorderen en om middels zijn risicowaarnemingspost hoogkwalitatieve gegevens te verstrekken over de specifieke uitdagingen. Er dient meer aandacht te worden besteed aan de ruimere sociaal-economische ontwikkelingen en invloeden;

8.

verzoekt de lidstaten om:

a)

in samenwerking met de sociale partners samenhangende nationale veiligheids- en gezondheidsstrategieën op te zetten en uit te voeren die aangepast zijn aan de nationale situaties, en, waar nodig, met meetbare doelstellingen voor het verder terugdringen van het aantal arbeidsongevallen en het vóórkomen van beroepsziekten, in het bijzonder in de sectoren waar de cijfers boven het gemiddelde liggen;

b)

de nationale stelsels voor sociale bescherming en gezondheidszorg, waar nodig, een actievere rol toe te kennen bij de verbetering van de preventie en bij de rehabilitatie en reïntegratie van werknemers;

c)

de mogelijkheden van het communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (PROGRESS), het Europees Sociaal Fonds en andere Gemeenschapsfondsen voor de bevordering van de communautaire strategie te bestuderen;

d)

nationale onderzoekscentra aan te moedigen informatie uit te wisselen en op nationaal en Europees niveau samen te werken aan hun programma's, met aandacht voor het oplossen van problemen en het onverwijld overdragen van resultaten naar de ondernemingen, in het bijzonder MKB-ondernemingen;

e)

bewustmaking te bewerkstelligen door de voorlichting, opleiding en participatie van werknemers te verbeteren, door eenvoudige richtsnoeren te verstrekken, met name voor kleine ondernemingen, en door voorbeelden van goede praktijken te analyseren en te verspreiden, met name door netwerking van de betrokkenen op lokaal niveau;

f)

een systematische benadering van welzijn op het werk te stimuleren door middel van initiatieven voor de kwaliteit van de arbeid door met name, gezondheid en veiligheid, een leven lang leren en gendervraagstukken te integreren in het bedrijfsbeheer en alle onderwijsniveaus;

g)

voor een betere en doeltreffender handhaving in alle lidstaten te zorgen en passende maatregelen te nemen om te voorzien in adequate middelen voor de arbeidsinspecties;

h)

de in 2003 aangenomen algemene strategie van de IAO op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk met alle passende middelen verder uit te voeren;

i)

bijzondere aandacht te besteden aan nieuwe ontwikkelingen in de werkgelegenheid, zoals de toename van de zelfstandige arbeid, uitbesteding, onderaanneming, migrerende werknemers en gedetacheerde werknemers;

9.

verzoekt de Commissie om:

a)

de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren door passende maatregelen te nemen met betrekking tot veranderingen in de arbeidswereld;

b)

te zorgen voor een betere samenwerking met en tussen verschillende organisaties en comités, zoals het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, het Comité van Hoge Arbeidsinspecteurs, het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, en bij de ontwikkeling van nieuw beleid en nieuwe wetgeving op dit gebied rekening te houden met de door die organisaties verstrekte informatie en met standpunten van de comités;

c)

te blijven toezien op en steun te blijven verlenen bij de uitvoering van wetgeving in alle lidstaten;

d)

samen met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats en de sociale partners leidraden op te stellen over de wijze waarop richtlijnen moeten worden uitgevoerd, met name voor het MKB;

e)

de coördinatie met andere communautaire beleidsterreinen te verbeteren, met name inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van arbeidsmiddelen en chemische producten en inzake volksgezondheid, onderwijs en bestrijding van discriminatie;

f)

de uitwisseling van opvattingen en ervaringen met betrekking tot nationale strategieën in het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats aan te moedigen;

g)

middels steun aan het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats de uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (1) te verbeteren met betrekking tot de kwaliteit, het bereik en de toegankelijkheid van de preventiediensten;

h)

in nauwe samenwerking met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de richtlijnen inzake veiligheid en gezondheid op het werk op te stellen, en de inspanningen op te voeren om het bestuursrechtelijke kader verder te verbeteren en te vereenvoudigen, met inachtneming van het door de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007 te Brussel genoemde streefcijfer en de activiteiten van de Commissie ter beperking van de administratieve lasten, zonder daarbij het reeds bestaande niveau van bescherming te verlagen, en met voldoende aandacht voor de behoeften van micro-ondernemingen in verband met de uitvoering van deze wetgeving;

i)

ervoor te zorgen dat eventuele uit hoofde van deze strategie voorgestelde nieuwe wetgeving de door de Europese Raad van Brussel van 8 en 9 maart 2007 benadrukte beginselen van betere regelgeving eerbiedigt en dus in voorkomend geval van een doeltreffende effectbeoordeling vergezeld gaat;

j)

samen met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats na te gaan hoe werkgevers kunnen samenwerken ingeval verscheidene onderaannemingsniveaus naast elkaar op dezelfde arbeidsplaats aanwezig zijn;

k)

met de wetgevingsautoriteiten samen te werken bij de opstelling van een passend Europees statistisch systeem op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, dat rekening houdt met de verschillende nationale systemen en geen aanvullende administratieve lasten met zich meebrengt;

10.

verzoekt de sociale partners om:

a)

initiatieven in het kader van de sectoriële sociale dialoog te ontplooien en ervoor te zorgen dat de werknemersvertegenwoordigers meer mogelijkheden krijgen om deel te nemen aan het systematisch beheer van de beroepsrisico's;

b)

een actieve rol te vervullen bij de verspreiding van de grondbeginselen van deze nieuwe strategie op Europees, nationaal, regionaal en ondernemingsniveau;

c)

actief samen te werken met hun nationale autoriteiten bij de ontwikkeling en toepassing van nationale gezondheids- en veiligheidsstrategieën op het werk;

d)

op de werkplek de correcte toepassing van de beginselen ter preventie van arbeidsrisico's te stimuleren en algemeen ingang te doen vinden;

e)

te blijven onderhandelen over de voorkoming van geweld en pesterijen op het werk, en rekening te houden met de beoordeling van de uitvoering van de Europese kaderovereenkomst inzake werkgerelateerde stress;

f)

de technische bijstand en opleiding aan werknemersvertegenwoordigers met gezondheids- en veiligheidsverantwoordelijkheden, en aan werkgevers, in het bijzonder het MKB, zowel op nationaal als op communautair niveau te verbeteren.


(1)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


II Mededelingen

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Europees Parlement Raad Commissie

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/5


GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER DE WIJZE VAN UITVOERING VAN DE MEDEBESLISSINGSPROCEDURE (ARTIKEL 251 VAN HET EG-VERDRAG)

(2007/C 145/02)

ALGEMENE BEGINSELEN

1.

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, hierna tezamen „de instellingen” genoemd, stellen vast dat de huidige contacten tussen het voorzitterschap van de Raad, de Commissie en de voorzitters van de bevoegde commissies en/of de rapporteurs van het Europees Parlement, alsmede tussen de medevoorzitters van het Bemiddelingscomité hun nut hebben bewezen.

2.

De instellingen bevestigen, dat deze contacten die zich in alle stadia van de medebeslissingsprocedure hebben ontwikkeld, ook in de toekomst moeten worden aangemoedigd. De instellingen verplichten zich ertoe, hun werkmethoden te bestuderen, om een nog doelmatiger gebruik te maken van de volle draagwijdte van de in het EG-Verdrag vastgestelde medebeslissingsprocedure.

3.

In deze gemeenschappelijke verklaring worden deze werkmethoden en de wijze van uitvoering ervan nader toegelicht. Zij vormt een aanvulling op het Interinstitutionele Akkoord „Beter wetgeven” (1) en met name op de daarin opgenomen bepalingen ten aanzien van de medebeslissingsprocedure. De instellingen verplichten zich ertoe, deze toezeggingen volledig na te komen overeenkomstig de beginselen van transparantie, controleerbaarheid en doelmatigheid. In dit opzicht moeten de instellingen er bijzonder op letten, dat er vooruitgang wordt geboekt ten aanzien van vereenvoudigingsvoorstellen en tegelijkertijd de Gemeenschapswetgeving wordt nageleefd.

4.

De instellingen werken gedurende de gehele procedure loyaal samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen, en aldus indien nodig de weg vrij te maken voor de aanneming van het betrokken besluit in een vroeg stadium van de procedure.

5.

Hiertoe werken zij door adequate interinstitutionele contacten samen, om in alle stadia van de medebeslissingsprocedure de voortgang van de werkzaamheden te controleren en de mate van overeenstemming te analyseren.

6.

De instellingen verplichten zich, overeenkomstig hun Reglementen van orde, tot de regelmatige uitwisseling van gegevens over de voortgang van de medebeslissingsdossiers. Zij zorgen ervoor, dat hun respectieve arbeidsprogramma's zo veel mogelijk worden gecoördineerd, opdat de procedures op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd. Zij zullen daarom pogen een indicatief tijdschema op te stellen voor de diverse fasen voorafgaand aan de definitieve aanneming van de diverse wetgevingsvoorstellen, terwijl zij ten volle rekening houden met de politieke aard van de besluitvormingsprocedure.

7.

De samenwerking tussen de instellingen in het kader van de medebeslissing neemt dikwijls de vorm aan van driepartijenbijeenkomsten („trialogen”). Dit trialogenstelsel heeft zijn levensvatbaarheid en soepelheid aangetoond, doordat het de mogelijkheden voor een overeenstemming tijdens de eerste en de tweede lezing aanzienlijk heeft doen toenemen en heeft bijgedragen tot de voorbereiding van de werkzaamheden van het Bemiddelingscomité.

8.

Deze trialogen vinden meestal plaats in een informeel kader. Zij kunnen in iedere fase van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst in overeenstemming met haar eigen Reglement van orde haar deelnemers aan iedere bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de andere instellingen tijdig van nadere gegevens betreffende de bijeenkomsten in kennis.

9.

Voor zover mogelijk, worden alle ter bespreking tijdens een volgende bijeenkomst ingediende ontwerpcompromisteksten vooraf aan alle deelnemers ter beschikking gesteld. Ter vergroting van de transparantie worden trialogen die in het Europees Parlement en de Raad plaats hebben, indien mogelijk aangekondigd.

10.

Het voorzitterschap van de Raad streeft ernaar, de vergaderingen van de parlementaire commissies bij te wonen. Het neemt alle verzoeken die het ontvangt, zorgvuldig in overweging, ten einde, indien nodig, gegevens aangaande het standpunt van de Raad te verstrekken.

EERSTE LEZING

11.

De instellingen werken loyaal samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen, opdat de besluiten zo mogelijk in eerste lezing kunnen worden aangenomen.

Overeenstemming in de fase van de eerste lezing in het Europees Parlement

12.

De nodige contacten worden gelegd om het voeren van de procedure tijdens de eerste lezing te vergemakkelijken.

13.

De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en oefent haar recht van initiatief op constructieve wijze uit, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.

14.

Wanneer overeenstemming wordt bereikt door informele onderhandelingen tijdens trialogen, doet de voorzitter van het COREPER de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie in een schrijven bijzonderheden toekomen inzake de inhoud van de overeenstemming in de vorm van amendementen op het voorstel van de Commissie. In dit schrijven wordt kennis gegeven van de bereidheid van de Raad, deze resultaten, na juridisch-taalkundige controle, te aanvaarden indien zij door de stemming in de plenaire vergadering worden bevestigd. Een afschrift van het schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.

15.

In dit verband moeten wanneer de sluiting van een dossier in eerste lezing op handen is, de gegevens over het voornemen tot overeenstemming te komen, zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gesteld.

Overeenstemming in de fase van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad

16.

Indien tijdens de eerste lezing in het Europees Parlement geen overeenstemming wordt bereikt, kunnen de contacten worden voortgezet om in de fase van het gemeenschappelijk standpunt tot overeenstemming te komen.

17.

De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en oefent haar recht van initiatief op constructieve wijze uit, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.

18.

Wanneer in dit stadium overeenstemming wordt bereikt, doet de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie de voorzitter van het COREPER in een schrijven zijn aanbeveling aan de plenaire vergadering toekomen, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zonder amendementen te aanvaarden, mits het wordt bevestigd door de Raad en juridisch-taalkundig wordt gecontroleerd. Een afschrift van het schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.

TWEEDE LEZING

19.

In zijn toelichting zet de Raad zo duidelijk mogelijk de redenen uiteen, die hem tot de vaststelling van zijn gemeenschappelijk standpunt hebben geleid. Tijdens de tweede lezing houdt het Europees Parlement zoveel mogelijk met deze redengeving rekening, alsmede met het advies van de Commissie.

20.

Alvorens het gemeenschappelijk standpunt te verzenden, tracht de Raad in overleg met het Europees Parlement en de Commissie de datum van verzending te bezien om de grootst mogelijke doelmatigheid van de wetgevingsprocedure tijdens de tweede lezing te waarborgen.

Overeenstemming in de fase van de tweede lezing in het Europees Parlement

21.

Met het oog op een beter begrip van elkaars standpunten en een zo spoedig mogelijke voltooiing van de wetgevingsprocedure, zullen de passende contacten worden voortgezet, zodra het gemeenschappelijk standpunt aan het Europees Parlement is toegezonden.

22.

De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en geeft haar advies, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.

23.

Wanneer door informele onderhandelingen tijdens de trialogen overeenstemming wordt bereikt, doet de voorzitter van het COREPER de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie in een schrijven de bijzonderheden toekomen inzake de inhoud van de overeenstemming in de vorm van amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. In dit schrijven wordt kennis gegeven van de bereidheid van de Raad, deze resultaten, na juridisch-taalkundige controle, te aanvaarden indien deze door de stemming in de plenaire vergadering worden bevestigd. Een afschrift van dat schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.

BEMIDDELING

24.

Indien het duidelijk wordt, dat de Raad tijdens de tweede lezing niet alle amendementen van het Europees Parlement zal kunnen aanvaarden en wanneer de Raad bereid is zijn standpunt voor te leggen, zal een eerste trialoog worden georganiseerd. Iedere instelling wijst, in overeenstemming met haar eigen Reglement van orde, haar deelnemers aan iedere bijeenkomst aan en stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast. De Commissie stelt de twee delegaties zo spoedig mogelijk in kennis van haar voornemens met betrekking tot haar advies inzake de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing.

25.

De trialogen vinden gedurende de gehele bemiddelingsprocedure plaats, om de nog niet afgedane problemen op te lossen en het bereiken van overeenstemming in het Bemiddelingscomité voor te bereiden. De uitkomsten van de trialogen worden besproken en eventueel goedgekeurd tijdens de bijeenkomsten van iedere instelling.

26.

Het Bemiddelingscomité wordt door de voorzitter van de Raad in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement en met inachtneming van het Verdrag bijeengeroepen.

27.

De Commissie neemt aan de bemiddelingswerkzaamheden deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen. Deze initiatieven kunnen bestaan in ontwerpcompromisteksten op de grondslag van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de rol die het Verdrag aan de Commissie toekent.

28.

Het voorzitterschap van het Bemiddelingscomité wordt door de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad gezamenlijk bekleed. De vergaderingen van het comité worden beurtelings door de medevoorzitters voorgezeten.

29.

De data waarop het Bemiddelingscomité vergadert en de agenda worden door de medevoorzitters in onderlinge overeenstemming vastgesteld, opdat het Bemiddelingscomité gedurende de gehele bemiddelingsprocedure doelmatig kan werken. De Commissie wordt over de beoogde data geraadpleegd. Het Europees Parlement en de Raad wijzen passende data voor de bemiddelingswerkzaamheden aan en delen deze aan de Commissie mede.

30.

De medevoorzitters kunnen een aantal dossiers op de agenda van elke vergadering van het Bemiddelingscomité plaatsen. Behoudens het hoofdonderwerp („B-punt”), waarover nog geen overeenstemming is bereikt, kunnen bemiddelingsprocedures over andere onderwerpen worden geopend en/of gesloten zonder dat deze onderwerpen worden besproken(„A-punt”).

31.

Het Europees Parlement en de Raad houden, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag inzake de termijnen, zoveel mogelijk rekening met de eisen van de tijdschema's, met name die betreffende de onderbrekingen van de werkzaamheden van de instellingen en de verkiezingen van het Europees Parlement. In ieder geval dient de onderbreking van de werkzaamheden zo kort mogelijk te zijn.

32.

Het Bemiddelingscomité komt beurtelings in de gebouwen van het Europees Parlement en die van de Raad bijeen, opdat de voorzieningen, waaronder de vertolkingsfaciliteiten, gelijkelijk worden gebruikt.

33.

Het Bemiddelingscomité beschikt over het voorstel van de Commissie, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en het advies van de Commissie dienaangaande, de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen, het advies van de Commissie over deze amendementen alsmede over een gemeenschappelijk werkdocument van de delegaties van het Europees Parlement en de Raad. Dit werkdocument moet de gebruikers in staat stellen, de desbetreffende thema's gemakkelijk te vinden en er op doelmatige wijze naar te verwijzen. De Commissie dient haar advies in den regel in binnen drie weken na de officiële ontvangst van de uitslag van de stemming van het Europees Parlement en uiterlijk bij de aanvang van de bemiddelingswerkzaamheden.

34.

De medevoorzitters kunnen het Bemiddelingscomité teksten ter goedkeuring voorleggen.

35.

De overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst wordt vastgesteld tijdens een vergadering van het Bemiddelingscomité of nadien bij briefwisseling tussen de medevoorzitters. Een afschrift van deze briefwisseling wordt aan de Commissie toegezonden.

36.

Wanneer het Bemiddelingscomité overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst bereikt, wordt deze tekst, na juridisch-taalkundige afwerking, ter officiële goedkeuring aan de medevoorzitters voorgelegd. In uitzonderlijke gevallen kan een ontwerp voor een gemeenschappelijke tekst, met het oog op de naleving van de termijnen, echter aan de medevoorzitters ter goedkeuring worden voorgelegd.

37.

De medevoorzitters zenden de aldus goedgekeurde gemeenschappelijke tekst bij gezamenlijk ondertekende brief door aan de voorzitters van het Europees Parlement en van de Raad. Bereikt het Bemiddelingscomité geen overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst, dan stellen de medevoorzitters de voorzitters van het Europees Parlement en van de Raad hiervan bij een gezamenlijk ondertekende brief in kennis. Deze brieven fungeren als notulen. Een afschrift van deze brieven wordt de Commissie ter kennisneming toegezonden. De tijdens de bemiddelingsprocedure gebruikte werkdocumenten zijn, zodra de procedure is gesloten, beschikbaar in het register van iedere instelling.

38.

Het secretariaat van het Bemiddelingscomité wordt gezamenlijk gevoerd door het Secretariaat-generaal van het Europees Parlement en het Secretariaat-generaal van de Raad, in samenwerking met het Secretariaat-generaal van de Commissie.

ALGEMENE BEPALINGEN

39.

Wanneer het Europees Parlement of de Raad het van wezenlijk belang achten, de in artikel 251 van het Verdrag bedoelde termijnen te verlengen, stellen zij de voorzitter van de andere instelling, alsmede de Commissie hiervan in kennis.

40.

Wanneer tijdens de eerste of tweede lezing of tijdens de bemiddeling overeenstemming wordt bereikt, wordt de overeengekomen tekst door de juridisch-taalkundige diensten van het Europees Parlement en de Raad, in nauwe samenwerking en in onderlinge overeenstemming, afgewerkt.

41.

Wanneer een tekst is overeengekomen, worden hierin geen wijzigingen aangebracht zonder dat het Europees Parlement en de Raad hiermee op het vereiste niveau uitdrukkelijk hebben ingestemd.

42.

Bij de vaststelling van de definitieve versie wordt naar behoren rekening gehouden met de verschillende procedures van het Europees Parlement en de Raad, met name ten aanzien van de termijnen voor de beëindiging van de interne procedures. De instellingen verplichten zich ertoe, de voor de juridisch-taalkundige afwerking van de besluiten bepaalde termijnen, niet te gebruiken om de besprekingen over de inhoudelijke vraagstukken te heropenen.

43.

Het Europees Parlement en de Raad komen tot overeenstemming over de gemeenschappelijke presentatie van de teksten die deze instellingen gezamenlijk hebben opgesteld.

44.

Voor zover mogelijk, verplichten de instellingen zich ertoe, wederzijds aanvaardbare standaardzinnen op te nemen in de in het kader van de medebeslissing aangenomen besluiten, met name ten aanzien van de bepalingen inzake de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden (overeenkomstig het „comitologie”-besluit (2)), de inwerkingtreding, omzetting en toepassing van besluiten, en de eerbiediging van het recht van initiatief van de Commissie.

45.

De instellingen streven ernaar, een gezamenlijke persconferentie te houden om het welslagen van de wetgevingsprocedure tijdens de eerste en tweede lezing of in het kader van de bemiddeling aan te kondigen. Zij streven er eveneens naar, gezamenlijke persmededelingen uit te geven.

46.

Nadat het Europees Parlement en de Raad het wetgevingsbesluit volgens de medebeslissingsprocedure hebben aangenomen, wordt het de voorzitter van het Europees Parlement, de voorzitter van de Raad alsmede de secretarissen-generaal van deze instellingen ter ondertekening voorgelegd.

47.

De voorzitters van het Europees Parlement en de Raad ontvangen de tekst ter ondertekening in hun eigen taal en ondertekenen de tekst voor zover mogelijk samen tijdens een gezamenlijke plechtigheid, die iedere maand wordt georganiseerd om belangrijke besluiten in aanwezigheid van de media te tekenen.

48.

De gezamenlijk ondertekende tekst wordt verzonden ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De bekendmaking volgt in den regel binnen twee maanden na de aanneming van het wetgevingsbesluit door het Europees Parlement en de Raad.

49.

Wanneer een van de instellingen een schrijffout of kennelijke fout vaststelt in een tekst (of in een van de taalversies daarvan), stelt zij de andere instellingen hiervan onmiddellijk in kennis. Wanneer deze fout een nog niet door het Europees Parlement of de Raad aangenomen besluit betreft, stellen de juridisch-taalkundige diensten van het Europees Parlement en de Raad in nauwe samenwerking het vereiste corrigendum op. Wanneer de fout daarentegen een reeds door een van deze of beide instellingen aangenomen, al dan niet bekendgemaakt besluit betreft, stellen het Europees Parlement en de Raad in onderlinge overeenstemming een volgens hun respectieve procedures opgestelde rectificatie vast.

Gedaan te Brussel, de dertiende juni tweeduizend zeven.

Voor het Europees Parlement

de Voorzitter

Image

Voor de Raad van de Europese Unie

de Voorzitter

Image

Voor de Commissie van de Europese Gemeenschappen

de Voorzitter

Image


(1)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(2)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23). Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 27.7.2006, blz.11).


MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/10


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4693 — Veolia/Sulo)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 145/03)

Op 19 juni 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4693. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/10


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4663 — voestalpine/Böhler-Uddeholm)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 145/04)

Op 18 juni 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4663. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/11


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.4704 — Bridgepoint/Gambro Healthcare)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 145/05)

Op 26 juni 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4704. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/12


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 145/06)

Datum waarop het besluit is genomen

21.3.2007

Nummer van de steunmaatregel

NN 53/06

Lidstaat

Malta

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Għajnuna mil-Istat (obbligi ta' servizz pubbliku) għall-operaturi tal-karozzi tal-linja f'Malta

Rechtsgrondslag

Ftehim bejn il-Gvern ta' Malta u l-ATP ta' l-1995

Type maatregel

Staatssteunregeling

Doelstelling

Compensatie voor openbaredienstverplichtingen

Vorm

Compensatie voor openbaredienstverplichtingen

Begrotingsmiddelen

Tussen 1,25 en 2,0 miljoen MTL

Steunintensiteit

100 %

Looptijd

Betrokken economische sectoren

Passagiersvervoer per bus

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Il-Gvern Malti

Andere inlichtingen

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

21.2.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 738/06

Lidstaat

Tsjechië

Regio

Celé území státu

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Pomoc státu při odstraňovaní škod vzniklých povodní v roce 2006 na majetku subjektů provozujících veřejné přístavy a vnitrozemskou vodní dopravu

Rechtsgrondslag

Usnesení vlády č. 604 ze dne 24. května 2006 o Strategii obnovy území postiženého mimořádnými záplavami na jaře 2006 a ke zlepšení podpory operativního řízení ochrany před povodněmi

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Steun met het oog op het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade

Vorm

Subsidie

Begrotingsmiddelen

47 388 000 CZK (1 675 000 EUR)

Steunintensiteit

100 %

Looptijd

Tot einde 2007

Betrokken economische sectoren

Vervoer (over de binnenwateren)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministerstvo dopravy

Nábřeží Ludvika Svobody 12/222

CZ-110 15 Praha

Andere inlichtingen

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/14


Wisselkoersen van de euro (1)

29 juni 2007

(2007/C 145/07)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3505

JPY

Japanse yen

166,63

DKK

Deense kroon

7,4422

GBP

Pond sterling

0,674

SEK

Zweedse kroon

9,2525

CHF

Zwitserse frank

1,6553

ISK

IJslandse kroon

84,26

NOK

Noorse kroon

7,9725

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5837

CZK

Tsjechische koruna

28,718

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

246,15

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6963

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,7677

RON

Roemeense leu

3,134

SKK

Slowaakse koruna

33,635

TRY

Turkse lira

1,774

AUD

Australische dollar

1,5885

CAD

Canadese dollar

1,4245

HKD

Hongkongse dollar

10,5569

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7502

SGD

Singaporese dollar

2,0664

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 247,73

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,5531

CNY

Chinese yuan renminbi

10,2816

HRK

Kroatische kuna

7,3035

IDR

Indonesische roepia

12 201,77

MYR

Maleisische ringgit

4,6626

PHP

Filipijnse peso

62,461

RUB

Russische roebel

34,807

THB

Thaise baht

42,615


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INITIATIEVEN VAN DE LIDSTATEN

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/15


BINDENDE TARIEFINLICHTINGEN

(2007/C 145/08)

Lijst van de door de lidstaten aangewezen douaneautoriteiten waar verzoeken om bindende tariefinlichtingen moeten worden ingediend of die bevoegd zijn deze te verstrekken, vastgesteld met toepassing van artikel 6, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (2).

Lidstaat

Douaneautoriteit

BELGIË

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Centrale administratie der douane en accijnzen

Dienst Nomenclatuur (Tarief), Landbouw en Waarde

Cel BTI

North Galaxy — Gebouw A — 8ste verdieping

Koning Albert II laan 33

B-1030 Brussel

Administration centrale des douanes et accises

Service Nomenclature (Tarif), Agriculture et Valeur

Cellule RTC

North Galaxy Bâtiment A — 8ième étage

33, Avenue Albert II

B-1030 Bruxelles

BULGARIJE

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Агенция „Митници”

Централно Митническо Управление

ул. „Г. С. Раковски” No. 47

BG-София 1202

CYPRUS

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Τμήμα Τελωνείων

Υπουργείο Οικονομικών

Γωνία Μ. Καραολή και Γρ. Αυξεντίου

1096 Λευκωσία

Ταχ. Διεύθυνση: Αρχιτελωνείο

CY-1440 Λευκωσία

DENEMARKEN

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Alle regionale douane- en belastingsautoriteiten

DUITSLAND

Douaneautoriteit bevoegd voor het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Oberfinanzdirektion Cottbus

Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt Berlin

Grellstraße 18-24

D-10409 Berlin

voor de goederen van de hoofdstukken 10, 11, 20, 22, 23 alsook van de hoofdstukken 86 tot en met 92 en 94 tot en met 97 van de douanenomenclatuur.

Oberfinanzdirektion Hamburg

Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt

Baumacker 3

D-22523 Hamburg

voor de goederen van de hoofdstukken 2, 3, 5, 9, 12 tot en met 16, 18, 24 en 27, de posten 3505 en 3506 alsook de hoofdstukken 38 tot en met 40, 45 en 46 van de douanenomenclatuur.

Oberfinanzdirektion Koblenz

Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt Frankfurt am Main

Gutleutstraße 185

D-60327 Frankfurt am Main

voor de goederen van de hoofdstukken 25, 32, 34 tot en met 37 (uitgezonderd de posten 3505 en 3506), 41 tot en met 43 en 50 tot en met 70 van de douanenomenclatuur

Oberfinanzdirektion Köln

Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt

Merianstraße 110

D-50765 Köln

voor de goederen van de hoofdstukken 17, 26, 28 tot en met 31, 33, 47 tot en met 49, 71 tot en met 83 en 93 van de douanenomenclatuur.

Oberfinanzdirektion Nürnberg

Zolltechnische Prüfungs-und Lehranstalt München

Lilienthalstraße 3, 85570 Markt Schwaben

voor de goederen van de hoofdstukken 1, 4, 7, 8, 19, 21 van de douanenomenclatuur.

Sophienstraße 6

D-80333 München

voor de goederen van de hoofdstukken 6, 44, 84 en 85 van de douanenomenclatuur

Douaneautoriteit bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen

Alle douanekantoren

ESTLAND

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Maksu-ja Tolliamet

Narva mnt 9j

EE-15176 Tallinn

FINLAND

Douaneautoriteit bevoegd voor het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Tullihallitus — Tariffiyksikkö

Erottajankatu 2, PL 512

FIN-00101 Helsinki

Tullstyrelsen Tariffenhet

Skillnadsgatan 2, PB 512

FIN-00101 Helsingfors

Douaneautoriteit bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen

Centrale administratie en alle douanekantoren

FRANKRIJK

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Direction générale des Douanes et Droits indirects, bureau E4,

8 rue de la Tour des Dames

F-75436 Paris cédex 09

GRIEKENLAND

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

ΥΠΟΥΡΓΕΙΟ ΟΙΚΟΝΟΜΙΑΣ & ΟΙΚΟΝΟΜΙΚΩΝ

Γενική Γραμματεία Φορολογικών & Τελωνειακών Θεμάτων

Γενική Διεύθυνση Τελωνείων & Ειδικών Φόρων Κατανάλωσης

Διεύθυνση Δασμολογική ( Δ.17)

Τμήμα Α' (Δασμολογικό)

Ταχ.Δ/νση: Λεωφ. Αμαλίας 40

GR-105 58 ΑΘΗΝΑ

HONGARIJE

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Vám- és Pénzügyőrség

Vegyvizsgáló Intézete

Hősök fasora 20-24

H-1163 Budapest

IERLAND

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Office of the Revenue Commissioners

Classification Unit

Customs Procedures Branch

Government Offices

Nenagh

Co. Tipperary

Ireland

ITALIË

Douaneautoriteit bevoegd voor het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Agenzia delle Dogane

Ufficio Applicazione Tributi

Via Mario Carucci, 71

I-00143 Roma

Douaneautoriteit bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen

Alle douanekantoren

LETLAND

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Valsts ieņēmumu dienests

Galvenā muitas pārvalde

11.novembra krastmala 17

LV-1841 Rīga

LITOUWEN

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Muitinės departamentas prie Lietuvos Respublikos Finansų ministerijos

A. Jakšto g. 1/25,

LT-01105, Vilnius

LUXEMBURG

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Direction des douanes et accises

B.P. 1605

L-1016 Luxembourg

MALTA

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Binding Tariff Information Unit

Customs House

Valletta CMR 02

Malta

NEDERLAND

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Belastingdienst/Douane Rotterdam/kantoor Laan op Zuid

t.a.v. Afdeling bindende tarief inlichtingen

Postbus 50966

3007 BJ Rotterdam

Nederland

OOSTENRIJK

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Zentralstelle für Verbindliche Zolltarifauskünfte

Vordere Zollamtsstraße 5

A-1030 Wien

POLEN

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Izba Celna w Warszawie

ul. Erazma Ciołka 14A

PL-01-443 Warszawa

PORTUGAL

Douaneautoriteit bevoegd voor het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Direcção-Geral das Alfândegas e dos Impostos Especiais sobre o Consumo

Direcção de Serviços de Tributação Aduaneira

Rua da Alfândega, n.o5

P-1149-006 Lisboa

Douaneautoriteit bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen

Alle douanekantoren

ROEMENIË

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Autoritatea Naţională a Vămilor

Strada Matei Millo, nr. 13, sector 1,

Bucureşti

SLOVENIË

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Republika Slovenija

Ministrstvo za finance

Carinska uprava Republike Slovenije

Generalni carinski urad

Šmartinska 55

SLO1523 Ljubljana

SLOWAKIJE

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Colny urad Bratislava

Oddelenie colnych tarif

Mileticova 42

SK-824 59 Bratislava

SPANJE

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Departamento de Aduanas e Impuestos Especiales

Avda. Llano Castellano 17

E-28071 Madrid

TSJECHISCHE REPUBLIEK

Douaneautoriteiten bevoegd voor het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Celní ředitelství Praha

Washingtonova 7

CZ-113 54 Praha 1

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen

Celní ředitelství Praha

Oddělení závazných informací

Washingtonova 7

CZ-113 54 Praha 1

VERENIGD KONINKRIJK

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

HM Revenue and Customs

Frontiers, Duty Liability Team

2nd Floor, Alexander House

21 Victoria Avenue

Southend-on-Sea

Essex SS99 1AA

United Kingdom

ZWEDEN

Douaneautoriteiten bevoegd voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van bindende tariefinlichtingen

Tullverket

Box 12854

S-112 98 Stockholm


(1)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(2)  PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6-7.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/20


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 90/396/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake gastoestellen

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

(2007/C 145/09)

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentie document)

Referentienummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN 26:1997

Met gas gestookte warmwaterdoorstroomtoestellen, voor sanitair gebruik, met een atmosferische brander

 

EN 26:1997/A1:2000

Noot 3

Datum verstreken

(18.7.2001)

EN 26:1997/A3:2006

Noot 3

Datum verstreken

(30.4.2007)

EN 26:1997/AC:1998

 

 

CEN

EN 30-1-1:1998

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 1-1: Veiligheid — Algemeen

 

EN 30-1-1:1998/A1:1999

Noot 3

Datum verstreken

(30.9.1999)

EN 30-1-1:1998/A2:2003

Noot 3

Datum verstreken

(29.2.2004)

EN 30-1-1:1998/A3:2005

Noot 3

Datum verstreken

(31.12.2005)

EN 30-1-1:1998/A2:2003/AC:2004

 

 

CEN

EN 30-1-2:1999

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 1-2: Veiligheid — Toestellen met ovens en/of grills met hete lucht

 

CEN

EN 30-1-3:2003+A1:2006

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 1-3: Veiligheid — Toestellen met een glas-keramische kookplaat

EN 30-1-3:2003

Datum verstreken

(30.4.2007)

CEN

EN 30-1-4:2002

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 1-4: Veiligheid — Toestellen met één of meer branders met een branderautomaat

 

EN 30-1-4:2002/A1:2006

Noot 3

Datum verstreken

(31.5.2007)

CEN

EN 30-2-1:1998

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 2-1: Rationeel energieverbruik — Algemeen

 

EN 30-2-1:1998/A1:2003

Noot 3

Datum verstreken

(10.12.2004)

EN 30-2-1:1998/A2:2005

Noot 3

Datum verstreken

(11.11.2005)

EN 30-2-1:1998/A1:2003/AC:2004

 

 

CEN

EN 30-2-2:1999

Huishoudelijke gaskooktoestellen — Deel 2-2: Rationeel energieverbruik — Toestellen met ovens en/of grills met hete lucht

 

CEN

EN 88:1991

Drukregelaars voor gasverbruikstoestellen met inlaatdrukken tot 200 m bar

 

EN 88:1991/A1:1996

Noot 3

Datum verstreken

(17.7.1997)

CEN

EN 89:1999

Met gas gestookte warmwatervoorraadtoestellen voor sanitair gebruik

 

EN 89:1999/A1:1999

Noot 3

Datum verstreken

(17.10.2000)

EN 89:1999/A2:2000

Noot 3

Datum verstreken

(18.7.2001)

EN 89:1999/A3:2006

Noot 3

Datum verstreken

(30.4.2007)

EN 89:1999/A4:2006

Noot 3

Datum verstreken

(31.5.2007)

CEN

EN 125:1991

Vlambeveiligingsinrichtingen voor gasverbruikstoestellen — Thermo-elektrische ontstekingsbeveiliging

 

EN 125:1991/A1:1996

Noot 3

Datum verstreken

(17.7.1997)

CEN

EN 126:2004

Regelblokken voor gasverbruikstoestellen

EN 126:1995

Datum verstreken

(10.12.2004)

CEN

EN 161:2007

Beveiligingsafsluiters voor met gas gestookte branders en gasverbruikstoestellen

EN 161:2001

31.7.2007

CEN

EN 203-1:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 1: Veiligheidseisen

EN 203-1:1992

31.12.2008

CEN

EN 203-2-1:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-1: Specifieke eisen — Open branders en wokbranders

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-2:2006

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-2: Specifieke eisen — Ovens

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-3:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-3: Specifieke eisen — Kookpannen

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-4:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-4: Specifieke eisen — Friteuses

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-6:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-6: Specifieke eisen — Heetwaterverwarmers voor drank

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-8:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-8: Specifieke eisen — Braadpannen en paëllakomfoor

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-9:2005

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-9: Specifieke eisen — Open kookbranders, warmhoudplaten en grillplaten

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 203-2-11:2006

Grootkeukengastoestellen — Deel 2-11: Specifieke eisen — Pasta kokers

EN 203-2:1995

31.12.2008

CEN

EN 257:1992

Mechanische thermostaten voor gasverbruikstoestellen

 

EN 257:1992/A1:1996

Noot 3

Datum verstreken

(17.7.1997)

CEN

EN 297:1994

Centrale-verwarmingsketels met atmosferische branders — Type B11 en B11BS ketels met een nominale belasting tot en met 70 kW

 

EN 297:1994/A3:1996

Noot 3

Datum verstreken

(24.2.1998)

EN 297:1994/A5:1998

Noot 3

Datum verstreken

(31.12.1998)

EN 297:1994/A2:1996

Noot 3

Datum verstreken

(29.10.2002)

EN 297:1994/A6:2003

Noot 3

Datum verstreken

(23.12.2003)

EN 297:1994/A4:2004

Noot 3

Datum verstreken

(11.6.2005)

EN 297:1994/A2:1996/AC:2006

 

 

CEN

EN 298:2003

Branderautomaten voor met gas gestookte atmosferische branders en ventilatorbranders

EN 298:1993

Datum verstreken

(30.9.2006)

CEN

EN 303-3:1998

Verwarmingsketels — Deel 3: Met gas gestookte centrale-verwarmingsketels — Samenstel van een ketel en een ventilatorbrander

 

EN 303-3:1998/A2:2004

Noot 3

Datum verstreken

(11.6.2005)

EN 303-3:1998/AC:2006

 

 

CEN

EN 303-7:2006

Verwarmingsketels — Deel 7: Met gas gestookte centrale-verwarmingsketels met een ventilatorbrander met nominale belasting tot 1000 kW

 

CEN

EN 377:1993

Smeermiddelen voor toepassing in huishoudelijke gasverbruikstoestellen

 

EN 377:1993/A1:1996

Noot 3

Datum verstreken

(11.6.2005)

CEN

EN 416-1:1999

Met gas gestookte donkerstralers met één brander — Deel 1: Veiligheid

 

EN 416-1:1999/A1:2000

Noot 3

Datum verstreken

(18.7.2001)

EN 416-1:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 416-1:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(31.10.2002)

CEN

EN 416-2:2006

Met gas gestookte donkerstralers met één brander voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 2: Rationeel gebruik van energie

 

CEN

EN 419-1:1999

Met gas gestookte hoge-temperatuurstralers voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 1: Veiligheid

 

EN 419-1:1999/A1:2000

Noot 3

Datum verstreken

(18.7.2001)

EN 419-1:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 419-1:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(9.9.2003)

CEN

EN 419-2:2006

Met gas gestookte hoge-temperatuurstralers voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 2: Rationeel gebruik van energie

 

CEN

EN 437:2003

Proefgassen — Proefdrukken -Toestelcategorieën

EN 437:1993

Datum verstreken

(23.12.2003)

CEN

EN 449:2002

Eisen voor vloeibaargastoestellen — Huishoudelijke afvoerloze toestellen voor ruimteverwarming (inclusief toestellen met diffuse katalytische verbranding)

EN 449:1996

Datum verstreken

(2.7.2003)

CEN

EN 461:1999

Specificatie voor vloeibaargastoestellen — Niet-huishoudelijke afvoerloze toestellen voor ruimteverwarming tot en met 10 kW

 

EN 461:1999/A1:2004

Noot 3

Datum verstreken

(10.12.2004)

CEN

EN 483:1999

Centrale-verwarmingsketels met atmosferische branders — Type C-Ketels met een nominale belasting tot 70 kW

 

EN 483:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 483:1999/A2:2001/AC:2006

 

 

CEN

EN 484:1997

Eisen voor vloeibaargastoestellen — Kookplaten, inclusief die met een grill, voor gebruik buitenhuis

 

CEN

EN 497:1997

Eisen voor vloeibaargastoestellen — Kookbranders voor gebruik buitenshuis

 

CEN

EN 498:1997

Eisen voor vloeibaargastoestellen — Barbecues voor gebruik buitenshuis

 

CEN

EN 509:1999

Decoratieve op gas gestookte openhaarden

 

EN 509:1999/A1:2003

Noot 3

Datum verstreken

(31.12.2003)

EN 509:1999/A2:2004

Noot 3

Datum verstreken

(30.6.2005)

CEN

EN 521: 2006

Vloeibaargastoestellen — Draagbare toestellen werkend op de dampfase van vloeibaar flessengas

EN 521:1998

Datum verstreken

(31.8.2006)

CEN

EN 525:1997

Niet-huishoudelijke met gas gestookte luchtverwarmers zonder warmtewisselaar voor ruimteverwarming met een nettowarmtebelasting tot 300 kW

 

CEN

EN 549:1994

Rubber voor afdichtingen en membramen voor gasverbruikstoestellen en gasapparatuur

EN 291:1992

EN 279:1991

Datum verstreken

(31.12.1995)

CEN

EN 613:2000

Lokale gasverwarmingstoestellen volgens het convectieprincipe

 

EN 613:2000/A1:2003

Noot 3

Datum verstreken

(23.12.2003)

CEN

EN 621:1998

Niet-huishoudelijke met gas gestookte luchtverwarmers met gedwongen convectie voor ruimteverwarming met een nettowarmtebelasting van 300 kW, zonder ventilator voor het transport van verbrandingslucht en/of afvoer van verbrandingsgassen

 

EN 621:1998/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2002)

CEN

EN 624:2000

Specificatie voor vloeibaargastoestellen; LPG ruimteverwarmingsapparatuur met gesloten verbrandingsruimte voor installatie in voertuigen en boten

 

CEN

EN 625:1995

Centrale-verwarmingsketels — Specifieke eisen voor ketels met warmtapwatervoorziening en een nominale belasting tot 70 kW

 

CEN

EN 656:1999

Centrale-verwarmingsketels met atmosferische branders — Type B-ketels met een nominale belasting van 70 kW en niet hoger dan 300 kW

 

CEN

EN 676:2003

Automatische ventilatorbranders voor gasvormige brandstoffen

EN 676:1996

Datum verstreken

(8.4.2004)

CEN

EN 677:1998

Centrale-verwarmingsketels — Specifieke eisen vor ketels met een hoog rendement en met een nominale belasting tot en met 70 kW

 

CEN

EN 732:1998

Specificaties voor vloeibaargastoestellen — Absorptie-koeltoestellen

 

CEN

EN 751-1:1996

Afdichtingsmaterialen voor metallieke schroefdraadverbindingen in contact met gassen van de 1e-, 2e- en 3e- familie en warm water — Deel 1: Anaërobe afdichtingsmaterialen

 

CEN

EN 751-2:1996

Afdichtingsmaterialen voor metallieke schroefdraadverbindingen in contact met gassen van de 1e-, 2e- en 3e- familie en warm water — Deel 2: Niet-uithardende afdichtingsmaterialen

 

CEN

EN 751-3:1996

Afdichtingsmaterialen voor metallieke schroefdraadverbindingen in contact met gassen van de 1e-, 2e- en 3e- familie en warm water — Deel 3: Niet-gesinterde banden van PTFE

 

EN 751-3:1996/AC:1997

 

 

CEN

EN 777-1:1999

Met gas gestookte donkerstralers met meer dan één brander voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 1: Systeem D — Veiligheid

 

EN 777-1:1999/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.8.2001)

EN 777-1:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 777-1:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(31.10.2002)

CEN

EN 777-2:1999

Met gas gestookte donkerstralers met meer dan één brander voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 2: Systeem E — Veiligheid

 

EN 777-2:1999/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.8.2001)

EN 777-2:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 777-2:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(31.10.2002)

CEN

EN 777-3:1999

Met gas gestookte donkerstralers met meer dan één brander voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 3: Systeem F — Veiligheid

 

EN 777-3:1999/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.8.2001)

EN 777-3:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 777-3:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(31.10.2002)

CEN

EN 777-4:1999

Met gas gestookte donkerstralers met meer dan één brander voor niet-huishoudelijk gebruik — Deel 4: Systeem H — Veiligheid

 

EN 777-4:1999/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.8.2001)

EN 777-4:1999/A2:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.1.2002)

EN 777-4:1999/A3:2002

Noot 3

Datum verstreken

(31.10.2002)

CEN

EN 778:1998

Eisen voor huishoudelijke met gas gestookte luchtverwarmers voor ruimteverwarming met een nominale belasting kleiner dan 70 kW, zonder een ventilator voor het transport van verbrandingslucht en/of verbrandingsgassen

 

EN 778:1998/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2002)

CEN

EN 1020:1997

Niet-huishoudelijke met gas gestookte luchtverwarmers voor ruimteverwarming met een netto-warmtebelasting tot 300 kW en een ventilator voor het transport van de verbrandingslucht en/of verbrandingsgassen

 

EN 1020:1997/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2002)

CEN

EN 1106:2001

Met de hand bediende kranen voor met gas gestookte toestellen

 

CEN

EN 1196:1998

Met gas gestookte luchtverwarmers voor huishoudelijk en niet-huishoudelijk gebruik — Aanvullende eisen voor condenserende luchtverwarmers

 

CEN

EN 1266:2002

Lokale gasverwarmingstoestellen volgens het convectieprincipe met een ventilator voor de toevoer van verbrandingslucht en/of de afvoer van verbrandingsgassen

 

EN 1266:2002/A1:2005

Noot 3

Datum verstreken

(28.2.2006)

CEN

EN 1319:1998

Met gas gestookte luchtverwarmers voor ruimteverwarming voor huishoudelijk gebruik, met door een ventilator ondersteunde brander en een belasting op onderwaarde tot 70 kW

 

EN 1319:1998/A2:1999

Noot 3

Datum verstreken

(17.10.2000)

EN 1319:1998/A1:2001

Noot 3

Datum verstreken

(31.3.2002)

CEN

EN 1458-1:1999

Met gas gestookte droogtrommels voor huishoudelijk gebruik van het type B22D en B23D, met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 6 kW — Deel 1: Veiligheid

 

CEN

EN 1458-2:1999

Met gas gestookte droogtrommels voor huishoudelijk gebruik van het type B22D en B23D, met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 6 kW — Deel 2: Rationeel energieverbruik

 

CEN

EN 1596:1998

Specificatie voor vloeibaargastoestellen — Verplaatsbare en draagbare, niet-huishoudelijke, direct-gestookte luchtverwarmers met een ventilatorbrander

 

EN 1596:1998/A1:2004

Noot 3

Datum verstreken

(10.12.2004)

CEN

EN 1643:2000

Automatische dichtheidscontrole voor beveiligingsafsluiters voor met gas gestookte branders en gasverbruikstoestellen

 

CEN

EN 1854:2006

Drukvoelers voor met gas gestookte branders en toestellen

EN 1854:1997

Datum verstreken

(4.11.2006)

CEN

EN 12067-1:1998

Regelaars voor de gas/lucht-verhouding voor met gas gestookte branders en gasverbruikstoestellen — Deel 1: Pneumatische soorten

 

EN 12067-1:1998/A1:2003

Noot 3

Datum verstreken

(23.12.2003)

CEN

EN 12067-2:2004

Regelaars voor gas/lucht verhouding voor gasbranders en voor gasverbruikstoestellen — Deel 2: Elektronische soorten

 

CEN

EN 12078:1998

Nuldruk-regelaars voor gasverbruikstoestellen

 

CEN

EN 12244-1:1998

Met gas gestookte wasmachines voor huishoudelijk gebruik met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 20 kW — Deel 1: Veiligheid

 

CEN

EN 12244-2:1998

Met gas gestookte wasmachines voor huishoudelijk gebruik met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 20 kW — Deel 2: Rationeel energieverbruik

 

CEN

EN 12309-1:1999

Met gas gestookte klimaatregelaars en/of warmtepomptoestellen (werkend volgens het ad- of absorptieprincipe) met een nominale belasting op onderwaarde tot 70 kW — Deel 1: Veiligheid

 

CEN

EN 12309-2:2000

Met gas gestookte klimaatregelaars en warmtepomptoestellen (werkend volgens het ad- of absorptieprincipe ) met een belasting op onderwaarde tot 70 kW — Deel 2: Rationeel gebruik van energie

 

CEN

EN 12669:2000

Met gas gestookte heteluchtblazers voor gebruik in kassen en aanvullende niet-huishoudelijke ruimteverwarming

 

CEN

EN 12752-1:1999

Met gas gestookte trommeldrogers type B met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 20 kW — Deel 1: Veiligheid

 

CEN

EN 12752-2:1999

Met gasgestookte trommeldrogers type B met een nominale warmtebelasting van ten hoogste 20 kW — Deel 2: Rationeel energieverbruik

 

CEN

EN 12864:2001

Niet-instelbare drukregelaars met een maximale uitlaatdruk kleiner dan of gelijk aan 200 m bar, en een capaciteit kleiner dan of gelijk aan 4 kg/h voor butaan, en B/P-mengsels, en de daarbij behorende veiligheidsinrichtingen

 

EN 12864:2001/A1:2003

Noot 3

Datum verstreken

(10.12.2004)

EN 12864:2001/A2:2005

Noot 3

Datum verstreken

(28.2.2006)

CEN

EN 13278:2003

Met gas gestookte blokkenvuren

 

CEN

EN 13611:2000

Veiligheids- en regelinrichtingen voor gasbranders en gasverbruikstoestellen — Algemene eisen

 

EN 13611:2000/A1:2004

Noot 3

Datum verstreken

(30.6.2005)

CEN

EN 13785:2005

Regelaars met een capaciteit tot en met 100 kg/h, en een maximale nominale uitlaatdruk tot en met 4 bar, anders dan die in EN 12864 voor butaan, propaan en B/P-mengsels en de daarbij behorende veiligheidsinrichtingen

 

EN 13785:2005/AC:2007

 

 

CEN

EN 13786:2004

Automatische omschakelkranen met een maximale uitlaatdruk tot en met 4 bar, en een capaciteit tot en met 100 kg/h voor butaan, propaan en B/P-mengsels, en de daarbij behorende veiligheidsinrichtingen

 

CEN

EN 13836:2006

Centrale verwarmingsketels; Type B ketels met een nominale belasting van 300 kW tot 1 000 kW

 

CEN

EN 14438:2006

Gas gestookte voorzetkachels voor de verwarming van meer dan één kamer

 

CEN

EN 14543:2005

Specificatie voor vloeibaargastoestellen — Terrasverwarming — Afvoerloze terrasverwarmers voor gebruik buiten of in een geventileerde ruimte

 

CEN

EN 15033:2006

Gesloten LPG-warmwatervoorraadtoestellen voor de productie van sanitair warm water in voertuigen en boten

 

Noot 1

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 3

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 4) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 98/34/EG (2) gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG (3).

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap.

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt.

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://ec.europa.eu/enterprise/newapproach/standardization/harmstds/


(1)  ESO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: rue de Stassart 36, B-1050 Brussel, Tel. (32-2) 550 08 11; fax (32-2) 550 08 19 (http://www.cenorm.be)

CENELEC: rue de Stassart 35, B-1050 Brussel, Tel. (32-2) 519 68 71; fax (32-2) 519 69 19 (http://www.cenelec.org)

ETSI: 650, route des Lucioles, F-06921 Sophia Antipolis, Tel. (33) 492 94 42 00; fax (33) 493 65 47 16 (http://www.etsi.org)

(2)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(3)  PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/31


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.4771 — Veritas/Golden Gate/Goldman Sachs/Aeroflex)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 145/10)

1.

Op 22 juni 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 (1) van de Raad waarin wordt medegedeeld dat The Veritas Capital Fund III L.P, die deel uitmaakt van de Veritas-groep („Veritas”, Verenigde Staten), Golden Gate Capital Management LLC („GG”, Verenigde Staten) en de Goldman Sachs Group Inc („GS”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over Aeroflex Incorporated („Aeroflex”, Verenigde Staten) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Veritas: private equity-investeringen;

GG: private equity-investeringen;

GS: wereldwijde investeringsbank, effecten- en beleggingsmanagement;

Aeroflex: ontwerp en productie van micro-elektronische producten en testoplossingen voor de communicatie-, ruimtevaart- en defensie-industrie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) van de Raad wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4771 — Veritas/Golden Gate/Goldman Sachs/Aeroflex aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.